direct naar inhoud van Regels
Plan: Schotkampweg 161 Elspeet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01161-vg02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Schotkampweg 161 Elspeet met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01161-vg02 van de gemeente Nunspeet;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een hout- en/of fruitteeltbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;

1.8 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat gemechaniseerd loonwerk verricht ten behoeve van agrarische productie;

1.9 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.10 archeologische bufferzone

beschermingszone rondom de kern van de archeologische waarneming;

1.11 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.14 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.15 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsmatig

in de uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer of toezicht;

1.19 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.21 bestaande splitsing

twee woningen die zijn toegestaan binnen de bestaande bouwmassa van een woonhuis;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.24 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.25 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.26 boom- en/of sierkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.30 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 bufferzone archeologie

een zone rondom en ter bescherming van een archeologische vindplaats;

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.38 erf

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de woning;

1.39 erfbeplanting:

afschermende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning;

1.40 erfinrichtingsplan

juridisch bindend plan dat aangeeft op welke wijze inpassing van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen op een erf plaatsvindt. Tot deze inpassing behoren situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap. Het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het erf. Een en ander uit zich in een ontwerpgerichte benadering waarin de karakteristieken en kwaliteiten verder worden versterkt;

1.41 extensief recreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.42 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.43 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden door het bedrijf zelf, het bieden van pensionstalling en/of een kunstmatig inseminatie bedrijf voor paarden of pony's, niet zijnde een manege;

1.46 geomorfologische waarde

de waarde van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.47 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.48 groene ontwikkelingszone

Zone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland, die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.

1.49 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.50 huishouden

een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandig huishouden vormen dat zich kenmerkt door continuïteit in samenwerking en onderlinge verbondenheid;

1.51 intensieve veehouderij

een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, althans een varkens-, pluimvee-, kalveren-, stieren-, nertsen- of chinchillahouderij, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.52 inwoning

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.53 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;

1.54 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, dat in of bij een woonhuis of de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker, en waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.56 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein met ten hoogste 25 kampeermiddelen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein", in welk geval geen maximum aantal kampeermiddelen van toepassing is, uitgezonderd stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.57 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.58 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.59 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.60 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden/pony's en/of het berijden van paarden/pony's, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.61 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.62 mantelzorgunit

een tijdelijk bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg;

1.63 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.64 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.65 normaal agrarisch gebruik

het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.66 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.67 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.68 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.69 plattelandswoning:

een al dan niet voormalige agrarische bedrijfswoning, die tevens bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de bedrijfswoning behoort dan wel in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.70 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.71 recreatief verblijf

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.72 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.73 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op duurzame instandhouding van het bedrijf en dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;

1.74 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.75 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.76 schuilstal

Een schuilstal is een bouwwerk dat een dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier vrij in en uit kan lopen;

1.77 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.78 stacaravan

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en dat binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.79 statische goederen

goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven;

1.80 vakantieappartement

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde logiesgelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.81 veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.82 verbeelding/plankaart
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Schotkampweg 161 Elspeet;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Schotkampweg 161 Elspeet met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.BP01161-vg02;
1.83 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat nu voldoende werk en inkomen kan opleveren voor ten minste één volwaardige arbeidskracht die in duurzaam hoofdberoep aan het bedrijf verbonden is;

1.84 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.85 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.86 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.87 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.2 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Wolfseinden worden hieronder niet begrepen.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een oversteek van meer dan 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend.

2.1.7 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.8 De vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van de ruimtes die in gebruik zijn voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteit.

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. watergangen en waterpartijen;
  • d. kunstobjecten en speeltoestellen.

  • 2. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

3.2 Bouwregels

Op of in deze gronden met de bestemming "Groen" mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,50 meter bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden met de bestemming "Groen" indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het Landschappelijk Inpassingsplan Schotkampweg 161 d.d. maart 2021 (aangepast mei 2021), volgens bijlage 1 bij deze Regels, niet is gerealiseerd en niet in stand wordt gehouden.

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning of in een woonhuis al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de gronden zijn mede bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op de voor ''Wonen" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Omgevingsvergunningen voor het bouwen van het nieuwe woonhuis (woning nummer 1) als hoofdgebouw (volgens tekening bijlage 2), en voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij het nieuwe woonhuis (woning nummer 1, volgens tekening bijlage 2), mogen slechts worden verleend indien de voormalige (agrarische) bouwwerken van circa 851 m2 zoals aangegeven op de tekening volgens bijlage 3, en in de tabel volgens bijlage 4, zijn gesloopt. Hierbij dient ook het onderstaande lid 4.2.1, letter b. in acht worden genomen.
  • b. Omgevingsvergunningen voor het bouwen van het nieuwe woonhuis (woning nummer 1) als hoofdgebouw (volgens tekening bijlage 2), en voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij het nieuwe woonhuis (woning nummer 1, volgens tekening bijlage 2), mogen slechts worden verleend indien de voormalige (agrarische) bedrijfswoning van circa 183 m2, zoals aangegeven op de tekening volgens bijlage 3 is gesloopt. Hierbij dient ook het bovenstaande lid 4.2.1, letter a. in acht worden genomen.
  • c. Omgevingsvergunningen voor het bouwen van het nieuwe woonhuis (woning nummer 2) als hoofdgebouw (volgens tekening bijlage 2), en voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij het nieuwe woonhuis (woning nummer 2, volgens tekening bijlage 2), mogen slechts worden verleend indien de voormalige (agrarische) bouwwerken van circa 851 m2 zoals aangegeven op de tekening volgens bijlage 3, en in de tabel volgens bijlage 4, zijn gesloopt.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor een hoofdgebouw dienen de regels volgens artikel 4, lid 4.2.1 mede in acht worden genomen;
  • b. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • c. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd, volgens de bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. ter plaatse van de bouwaanduding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouwen uitgesloten' mogen geen hoofdgebouwen (geen woonhuizen) worden gebouwd.
  • e. de afstand van een woonhuis ten opzichte van de weg zal ten minste 3 meter of de bestaande afstand bedragen;
  • f. de oppervlakte van een woonhuis mag niet meer dan 120 m2 bedragen. Indien de bestaande oppervlakte groter is dan 120 m2 mag de oppervlakte van een woonhuis (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.

In afwijking van van het hierboven gestelde geldt dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte hoofdgebouwen (m2)' de oppervlak per woning/woonhuis ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zal bedragen; en
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' de daar genoemde maximale oppervlakte is toegestaan;
  • g. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen, tenzij:
    • 1. de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • i. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • j. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het woonhuis, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • k. de afstand tot de bouwperceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor een bijbehorend bouwwerk dienen de regels volgens artikel 4, lid 4.2.1 mede in acht worden genomen;
  • b. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het woonhuis, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • c. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van ten hoogste 25 m van het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m². Waarbij geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning niet meer mag bedragen dan 200 m², indien sprake is van het houden van dieren, waarbij minimaal 50 m2 wordt gebruikt voor het stallen van vee, en waarbij aansluitend aan het bestemmingsvlak minimaal 5.000 m2 agrarische grond als zodanig in gebruik is bij de bewoner van de woning, welk gebruik aantoonbaar van langere duur moet zijn en waarbij tevens sprake moet zijn van een beperkte veebezetting;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • g. de afstand tot de bouwperceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • h. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking afstand woonhuis tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder e, in die zin dat een woonhuis dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 7 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.2 Afwijking oppervlakte woonhuis bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder f, in die zin dat de oppervlakte van een woonhuis niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

4.3.3 Afwijking oppervlakte woonhuis ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder f, in die zin dat de oppervlakte van een woning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 4.5.4.

4.3.4 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder f, in die zin dat de oppervlakte van een woonhuis wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

4.3.5 Afwijking goothoogte bij waardevol pand

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder g, en 4.2.3, onder e, ten behoeve van een afwijkende goothoogte indien deze bijdraagt aan de historische, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6m en de afwijking in ondergeschikte mate voor delen van het gebouw wordt toegepast.

4.3.6 Afwijking bouwhoogte woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder h, in die zin dat de bouwhoogte van een woonhuis wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.3.7 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  4.2.2, onder i, ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

4.3.8 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3, onder b, in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.9 Afwijking afstand vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3, onder c, in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd op een afstand van meer dan 25 m vanaf het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis, met dien verstande dat:

  • a. er binnen de afstand van 25 m redelijkerwijs geen ruimte aanwezig is voor de bouw van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.10 Afwijking afstand tot bouwperceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2, onder k, en 4.2.3, onder g, in die zin dat de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.11 Afwijken aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan een woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3, onder d, ten behoeve van het vergroten van een woonhuis dat kleiner is dan 120 m2 door middel vaneen aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk wordt gebruikt voor de uitbreiding van een primaire woonfunctie (uitbreiding woonkamer, keuken, badkamer of slaapkamer);
  • b. het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk ten hoogste 25 m2 bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis en het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan de in 4.2.2, onder f, genoemde maximale oppervlakte;
  • d. de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 4.2.3, onder d, al volledig is benut;
  • e. de goothoogte van het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk ten hoogste 7,5 m zal bedragen;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een grondwal;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis en de daarbijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst', in welk geval een woonhuis mag worden gebruikt voor te hoogste twee woningen;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – logies';
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis ten behoeve van een extra huishouden;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken van de nieuw te bouwen woonhuizen/woningen met nummer 1 en met nummer 2, volgens de tekening overeenkomstig de bijlage 2 bij deze Regels, en het gebruiken of laten gebruiken van de bestaande voormalige bedrijfswoning, volgens de tekeningen overeenkomstig de bijlagen 2 en 3 bij deze Regels, voor de bestemming/functie "Wonen", indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het Landschappelijke Inpassingsplan Schotkampweg 161 d.d. maart 2021 (aangepast mei 2021), volgens bijlage 1 bij deze Regels, niet is gerealiseerd en niet in stand wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4, lid 4.1, onder onder a, en artikel 4, lid 4.2.2, onder c, en artikel 4, lid 4.4.1, onder c, in die zin dat twee woningen in 1 woonhuis worden gevestigd (woningsplitsing), met dien verstande dat:

  • a. het de oorspronkelijke woning betreft;
  • b. de inhoud van de twee woningen tezamen niet minder dan 700 m3 bedraagt;
  • c. de woningsplitsing uit milieu-oogpunt toelaatbaar is, waaronder begrepen geluid en externe veiligheid;
  • d. door de woningsplitsing de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de afwijkingsbevoegdheid passend is in het geldende woningbouwbeleid;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.2 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4, lid 4.4.1,onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een woning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de woning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de woning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2023" bij de bestemming "Agrarisch", "Afwijking paardenbak" (artikel 3, lid 3, sublid 3.5.3);
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de woning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.3 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1, onder e ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.4 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1, onder g in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
4.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2021 van de gemeente Nunspeet is bepaald.

4.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 4, lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

4.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4, lid 4.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.

5.2.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen zonder rapport

In afwijking van artikel 5, lid 5.2.1 behoeft geen rapport te worden overgelegd indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.

5.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

danwel

  • c. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • d. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

6.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlakgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

7.2 Geluidzones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

7.3 Geluidzones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 300 meter van de spoorlijn Harderwijk-Zwolle mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemeen gebruiksverbod
  • 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving is verleend. Tot een strijdig gebruik met de bestemmingen wordt, tenzij anders bepaald in de betreffende bestemming, in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als renbaan of menterrein, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor niet recreatieve overnachtingen;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.

  • 2. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 2º van de Wet op de economische delicten.

8.2 Toegestaan gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.

8.3 Afwijken van de gebruiksregels
8.3.1 Afwijking bouw zwembaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 onder g in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegestaan op percelen met een omvang van minimaal 1000 m² en met villa-achtige bebouwing.

8.4 Specifieke gebruiksregels ten behoeve van een bed en breakfast
8.4.1 Verbodsbepaling voor nieuwbouw ten behoeve van een bed en breakfast
  • 1. Nieuwbouw ten behoeve van een bed en breakfast is niet toegestaan binnen het bestemmingsplangebied.
  • 2. Artikel 8.4.1, lid 1, is niet van toepassing indien er nieuwbouw in de vorm van herbouw plaatsvindt.
8.4.2 Verbodsbepaling voor het gebruiken van een gebouw voor een bed en breakfast en voor het verbouwen van een gebouw tot een bed en breakfast
  • 1. Het is verboden een gebouw te gebruiken voor een bed en breakfast, en het is verboden een gebouw te verbouwen tot een bed en breakfast, binnen het bestemmingsplangebied.
  • 2. Met de afwijkingsmogelijkheden, zoals omschreven in artikel 8.5 kan het college van Burgemeester en Wethouders afwijken van de verbodsbepaling volgens artikel 8, lid 8.4.2, sub 1.

8.5 Afwijking bed & breakfast in het buitengebied

Ter plaatse van de het bestemmingsplangebied kan het college van Burgemeester en Wethouders afwijken van het bepaalde in de artikel 4, lid 4.4.1, onder f, en artikel 8, lid 8.4.2 door een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van en het verbouwen tot een bed en breakfast overeenkomstig de volgende regels:

  • 1. Een bed en breakfast mag gerealiseerd worden in een woning of in een bedrijfswoning behorend bij de bestemmingen Agrarisch – Agrarisch bedrijf, Agrarisch – Kwekerij, Agrarisch – Paardenhouderij, Bedrijf, Bedrijf – Buitengebied gerelateerd, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk, Sport – Manege, en Wonen. Binnen de bestemming Tuin is een bed en breakfast nadrukkelijk niet toegestaan. Ook in een  niet-vrijstaand bijbehorend bouwwerk behorend bij de woning/bedrijfswoning bij deze bestemmingen kan onder voorwaarden een bed en breakfast worden gerealiseerd.
  • 2. Er mag voor de bed en breakfast niet meer dan 40% van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning/bedrijfswoning en een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebruikt met een maximum van 120 m2. Onder de toegestane oppervlakte van een bed en breakfast vallen de volgende ruimten:
  • slaapkamer(s);
  • bad-, douche-, en toiletruimten die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
  • een gemeenschappelijke ruimte (Gemeenschappelijke verkeersruimtes hoeven niet bij de toegestane oppervlakte te worden meegerekend).
  • 3. Voor het realiseren van een bed en breakfast buiten de bebouwde kom in vrijstaande bijbehorende bouwwerken kan vergunning worden verleend met dien verstande dat:
  • deze bijdraagt aan de doelstellingen zoals deze genoemd worden in Thema 3 van de Omgevingsvisie Nunspeet;
  • niet meer dan maximaal 100 m2 van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken hiervoor wordt ingericht. Hierbij dient wel het maximum aan m2 voor een bed en breakfast van in totaal 120 m2, volgens lid 2 van dit artikel, in acht te worden genomen;
  • de desbetreffende vrijstaande bijbehorende bouwwerken op minimaal 3 meter van de erfgrens staan. Bij knelpunten vanwege deze 3 meter-eis, kan het college van B&W - op ondergeschikte gedeelten van deze afstandslijn tot de perceelsgrens - hiervan afwijken.
  • 4. In geval het een functie 'Waarde Landgoed' betreft, mag een bed en breakfast ook worden uitgeoefend in een bijbehorend bouwwerk.
  • 5. Degene die de bed en breakfast exploiteert, dient ingeschreven te staan in de BRP (Basisregistratie Personen) op het desbetreffende adres.
  • 6. Een bed en breakfast mag eveneens worden gerealiseerd in een uniek object, niet zijnde een woning of bijbehorend bouwwerk. Het gaat dan om karakteristieke gebouwen en/of varende constructies. Voorwaarde is dat het gebouw en/of de varende constructie voldoet aan de eisen zoals deze genoemd worden in het Bouwbesluit. Dergelijke initiatieven worden per geval beoordeeld. Omdat hier niet altijd sprake is van een inschrijving in de BRP (Basisregistratie Personen) van de bewoner(s) wordt een afweging per geval gemaakt.
  • 7. In de bed en breakfast mag geen zelfstandige kookvoorziening aanwezig zijn.
  • 8. Er moet een parkeergelegenheid aanwezig zijn of worden aangelegd op het perceel waarop de bed en breakfast wordt aangeboden. Het aantal parkeerplaatsen voor de bed en breakfast moet minimaal overeenkomen met het aantal slaapkamers van de bed en breakfast en komt boven op het aantal parkeerplaatsen dat bij de bestemming hoort.
  • 9. Ter beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning vindt een belangenafweging plaats, waarbij de volgende aspecten worden getoetst en meegewogen:
  • a. de belangen van de gebruikers of de eigenaren van de aanliggende gronden en nabijgelegen woningen en bedrijven;
  • b. de afstand van de bed en breakfast tot een woning op een naastgelegen perceel moet minimaal 10 m bedragen; Bij knelpunten vanwege deze 10 meter-eis kan het college van B&W hiervan afwijken waarbij aan de overige letters van dit sublid (letters a, c, d, e, f, en g) wel moet worden voldaan;
  • c. de milieusituatie (aan de bedrijfsvoering van agrarische en niet-agrarische bedrijven in de nabije omgeving mag door een bed en breakfast geen beperking ontstaan);
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. het straatbeeld;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en naastgelegen woningen.
  • 10. Degene die de gelegenheid biedt tot het houden van nachtverblijf is belasting verschuldigd op grond van de geldende Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting. De exploitant is verplicht hiervoor een eigen nachtverblijfregister bij te houden, die door de gemeente kan worden gecontroleerd.
  • 11. Het aantal overnachtingen waarbij in een bed en breakfast mag worden overnacht mag maximaal 14 nachten achtereen bedragen.
  • 12. Op het perceel van de bed en breakfast mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met een opschrift voor de bed en breakfast worden geplaatst. Dit bord dient te voldoen aan de eisen die aan reclame worden gesteld in de “Reclameverordening 1994” en in de “Welstandsnota (2015)”.

8.6 Specifieke gebruiksregels m.b.t. onzelfstandige bewoning
8.6.1 Verbodsbepalingen
  • a. Het is verboden om voor de bestemmingen "Wonen" en/of "Woongebied" aangewezen gronden woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • b. Het is tevens verboden in andere bestemmingen dan "Wonen" of "Woongebied" waar volgens de bestemmingsregeling de functie wonen is toegestaan in woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • c. De verboden zoals beschreven in dit artikel onder lid a, en onder lid b, gelden ook voor (ver)bouwwerkzaamheden ten behoeve van onzelfstandige bewoning.
  • d. Het bepaalde in dit artikel onder a, onder b, en onder c, is niet van toepassing op bestaande onzelfstandige bewoning in woningen en/of woonhuizen, en/of wooneenheden en/of bedrijfswoningen die voor onzelfstandige bewoning gebruikt mogen worden op grond van de huidige vigerende bestemmingsplannen en/of waarvoor met een afwijkingsprocedure een omgevingsvergunning is verleend.

8.6.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels m.b.t. onzelfstandige bewoning

Door het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8, lid 8.6.1, onder a, onder b, en onder c, voor het gebruik van een woning en/of woonhuis en/of bedrijfswoning en/of wooneenheid voor onzelfstandige bewoning, mits:

  • a. het de huisvesting van maximaal 5 personen betreft;
  • b. maximaal 5% van de woningen in de straat wordt aangewend voor de huisvesting voor onzelfstandige bewoning;
  • c. minimaal vier aaneengesloten panden aanwezig moeten zijn die niet als onzelfstandig gebruikte woningen en/of wooneenheden en/of woonhuizen en/of bedrijfswoningen worden gebruikt tussen de woningen die aangewend worden voor onzelfstandige bewoning;
  • d. voor woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur in woongebouwen met 6 of meer woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur geldt als aanvullende regel dat er tussen twee woningen met kamergewijze verhuur minimaal twee woningen gelegen moeten zijn:
  • e. binnen een straal van 250 meter rondom het vrijstaande kamerverhuurpand is geen ander vrijstaand pand met onzelfstandige bewoning, zoals bijvoorbeeld een kamerverhuurpand, aanwezig;
  • f. er mogen niet meer bewoners zijn dan het aantal aanwezige kamers (gemeenschappelijke ruimtes niet meegerekend);
  • g. er per bewoner minimaal één kamer aanwezig is;
  • h. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, hierbij spelen de volgende factoren een rol:
    1. de aard van de omgeving;
    2. de aard van de voorzieningen;
    3. de verhouding koop / huurwoningen;
    4. de staat van onderhoud van panden en tuinen;
    5. de aard van en het aantal klachten over onder meer:
  • geluidsoverlast;
  • overlast als gevolg van afval op straat of in tuinen;
  • drugsoverlast;
  • overlast vanwege drankmisbruik;
  • vernielingen;
  • geweld, mishandeling, bedreiging.

i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen zoals vastgelegd in artikel ;
j. sprake is van een verblijfsruimte van minimaal 12 m2 per persoon;
k. voldaan wordt aan milieu wet- en regelgeving;
l. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, zoals dit blijkt uit:

  • 1. het woon- en leefklimaat;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
  • 4. de brandveiligheid;
  • 5. de externe veiligheid;
  • 6. de rampenbestrijding;
  • 7. de milieusituatie;
  • 8. de cultuurhistorische waarde;
  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.7 Specifieke gebruiksregels en afwijkingsregels m.b.t. logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
8.7.1 Specifieke gebruiksregels m.b.t. "Logies voor Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."

Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan specifiek het volgende verstaan, zoals genoemd onder de leden a tot en met e:

  • a. binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Bungalowpark, Recreatie - Gemengd terrein, en Recreatie - Kampeerterrein het gebruiken van een gebouw met de bestemming/functie "hotel" voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • b. binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Bungalowpark, Recreatie - Gemengd terrein, en Recreatie - Kampeerterrein het gebruiken van een gebouw met een andere recreatieve bestemming/functie dan hotel voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • c. binnen de bestemming Horeca het gebruiken van een gebouw met deze bestemming voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • d. binnen de bestemming Maatschappelijk het gebruiken van een gebouw voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • e. het gebruik van bouwwerken/gebouwen binnen andere bestemmingen dan de in artikel 4.1.1., onder a, b, c, en d. genoemde bestemmingen, voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders e.a.;
  • f. het verboden gebruik, zoals genoemd in artikel 8.7.1, onder a, b, c, d en e betekent ook dat het verboden is voor dit gebruik de activiteit bouwen uit te oefenen;
  • g. de verbodsbepalingen, zoals genoemd onder het bepaalde onder letter a. tot en met f zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken / gebouwen waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is verleend voor het toestaan van het logies voor arbeidsmigranten, of waarvan het gebruik (en de activiteit bouwen) reeds is toegestaan volgens een vigerend bestemmingsplan.

8.7.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels en verbodsbepalingen m.b.t. "Logies voor Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden meegewerkt:

  • 1. aan logies van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. in de gevallen en procedures volgens de hieronder in lid 8.7.2  bij de onderstaande   letters a. t/m d., en in voorkomende gevallen volgens de in lid 8.7.4 genoemde procedure.
  • 2. bij het afwijken volgens lid 8.7.2, onder 1. dienen de specifieke voorwaarden zoals geformuleerd bij de hieronder in lid 8.7.2, bij de onderstaande letters a. t/m d. en de algemene voorwaarden  volgens lid 8.7.3 in acht te worden genomen.
a Te herontwikkelen gebouwen

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een tijdelijke omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.7.1 voor het tijdelijk gebruik van een locatie, en van bebouwing op die locatie, die als herontwikkelingslocatie is aangewezen, mits:

  • 1. dit gebouw en deze locatie gelegen is in of in de nabijheid van de bebouwde kom en voorzieningen;
  • 2. het niet meer dan 50 arbeidsmigranten per locatie binnen de bebouwde kom betreft;
  • 3. het een maximale duur van 3 jaar betreft (met de mogelijkheid tot verlenging);
  • 4. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 8.7.3, onder punt 4.
  • 5. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld.

b Transformatie (verouderd) recreatiepark

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.7.1 voor het tijdelijk gebruiken van bebouwing op een recreatiepark, mits:

  • 1. het na het einde van het bieden van logies aan de arbeidsmigranten/seizoenarbeiders een andere bestemming krijgt, die bijdraagt aan een kwaliteitsimpuls voor de directe omgeving.
  • 2. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 8.7.3, onder punt 4.
  • 3. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld.

c (Tijdelijk) gebruik van recreatieobjecten

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.7.1, voor het tijdelijk gebruik van recreatieobjecten, mits:

  • 1. het maximaal 10% van het aantal recreatieobjecten betreft (met een maximum van 10 recreatieobjecten);
  • 2. het een maximale duur van 3 jaar betreft (met de mogelijkheid tot verlenging);
  • 3. indien er op het recreatiepark ook pauzewoningen zijn vergund, tellen deze ook mee in het maximum van 10% van de recreatieobjecten;
  • 4. verhuurders vragen een tijdelijke omgevingsvergunning aan;
  • 5. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 8.7.3, onder punt 4.
  • 6. huurders vragen een tijdelijke omgevingsvergunning aan voor 1 jaar met de mogelijkheid tot verlenging;
  • 7. huurders schrijven zich in in de gemeentelijke BRP, de Basisregistratie Personen (iemand die langer dan vier maanden in Nederland woont moet zich als ingezetene inschrijven in de Basisregistratie Personen);
  • 8. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

d Semipermanent bieden van logies op voormalig recreatiepark

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een tijdelijke omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.7.1, voor het semipermanent bieden van logies aan arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. op een voormalig recreatiepark, mits:

  • 1. het een (voormalig) recreatiepark betreft met maximaal 25 legale recreatieobjecten;
  • 2. er in totaal niet meer dan 70 personen worden gehuisvest;
  • 3. er geen sprake is van menging van functies, zowel op het park als daarbuiten;
  • 4. de omgevingsvergunning wordt verleend voor een termijn van maximaal drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn met telkens 3 jaar;
  • 5. binnen het grondgebied van de gemeente Nunspeet kunnen maximaal 2 locaties voor het semipermanent bieden van logies worden benut;
  • 6. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 8.7.3, onder punt 4.
  • 7. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

8.7.3 Algemene voorwaarden om te kunnen meewerken aan het afwijken voor de bovengenoemde categorieen genoemd onder de hiervoor genoemde letters a. t/m d.
  • 1. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. dient voldaan te zijn aan de voorwaarden die zijn genoemd bij de letters a. t/m d.
  • 2. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. dient in elk geval voldaan te zijn aan de voorwaarde dat de behoefte aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. in voldoende mate dient te zijn aangetoond.
  • 3. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. dient aangetoond te worden dat deze (in hoofdzaak) werkzaam zijn in de gemeente Nunspeet.
  • 4. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening;
    • a. het woon- en leefklimaat;
    • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • d. de brandveiligheid;
    • e. de externe veiligheid;
    • f. de rampenbestrijding;
    • g. de milieusituatie;
    • h. de cultuurhistorische waarde;
    • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • 5. er de plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

8.7.4 Plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders
a Plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

De gemeente kan ook meewerken aan een plan waarbij gebouwd wordt door bijvoorbeeld het plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

Aan een dergelijk plan kan worden meegewerkt, mits de voorwaarden in acht worden genomen die hieronder bij letter b. zijn geformuleerd.

Qua procedure kan een dergelijk, zoals hiervoor omschreven, plan, voor het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a., niet middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geregeld worden. Hiervoor is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan dan wel een uitgebreide (buitenplanse) afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3º van de Wabo , dan wel na 1 januari 2024 een Buitenplanse Omgevingsplan Activiteit (BOPA), noodzakelijk.  

b Voorwaarden om mee te werken aan een procedure voor het plaatsen van woonunits of andere bouwwerken/gebouwen voor het bieden van logies aan arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

Als voorwaarden om mee te kunnen werken aan het plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • 1. de locatie in de directe nabijheid van de bebouwing kom ligt;
  • 2. het logies tijdelijk is (maximaal 10 jaar), waarbij het mogelijk is deze periode te verlengen;
  • 3. de omvang en inrichting aansluit bij de omgeving;
  • 4. de locaties op voldoende afstand van woonfuncties liggen;
  • 5. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die met de gemeente wordt gedeeld;
  • 6. er vanwege de milieuaspecten meegewerkt kan worden;
  • 7. er sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • 8. er geen gebouwen in het kader van herontwikkeling zoals bedoeld in artikel 8.7.2, letter a. dan wel transformatie van een (verouderd) recreatiepark zoals bedoeld onder letter b. dan wel semipermanente locaties zoals bedoeld in artikel 8.7.2, letter d. beschikbaar zijn.
  • 9. er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen blijkt uit:
    • a. het woon- en leefklimaat;
    • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • d. de brandveiligheid;
    • e. de externe veiligheid;
    • f. de rampenbestrijding;
    • g. de milieusituatie;
    • h. de cultuurhistorische waarde;
    • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheden
9.1.1 Afwijking gegeven maten, afmetingen, percentages

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

9.1.2 Afwijking beloop, profiel of aansluiting wegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.

9.1.3 Afwijking werkelijke afmetingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het .

9.1.4 Afwijking bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

9.1.5 Afwijking bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2.

9.1.6 Afwijking plaatselijke verhogingen gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.

9.1.7 Afwijking bijenstallen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van bijenstallen.

9.1.8 Afwijking ontsluitingswegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van de aanleg van ontsluitingswegen van percelen, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

9.2 Afwijking kleine windturbines bij agrarische bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsregels voor het bouwen van een kleine windturbine bij de bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf, Agrarisch – Kwekerij, Agrarisch – Paardenhouderij en Bedrijf – Buitengebied gerelateerd, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. per agrarische bedrijfsbestemming is maximaal één vrijstaande windturbine toegestaan;
  • b. de ashoogte van de vrijstaande windturbine mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • c. de vrijstaande windturbine wordt binnen het bouwvlak geplaatst, waarbij in overleg met de gemeente de precieze locatie wordt bepaald;
  • d. het verlenen van de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheen van aangrenzende gronden. Van belang daarbij kunnen zijn:
  • de bezonningssituatie;
  • de lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;
  • zichtlijnen of visuele hinder;
  • het optreden van slagschaduw;
  • risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;
  • afbreuk monumentaal karakter van een pand
  • geluidshinder; of,
  • de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf.

e. de Beleidsnotitie kleinschalige windmolens in de gemeente Nunspeet zoals deze is gepubliceerd op 24 juni 2021.

9.3 Afwijking kleine windturbines bij andere bestemmingen dan agrarische bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsregels voor het bouwen van kleine windturbines binnen bestemmingen waar een hoofdgebouw aanwezig is, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • 1. vrijstaande windturbines zijn niet toegestaan;
  • 2. per bestemmingsvlak is maximaal één windturbine toegestaan, met uitzondering van 'wokkels', waarvan er meerdere zijn toegestaan;
  • 3. rotorbladen zijn niet toegestaan;
  • 4. de hoogte van de windturbine is maximaal 1,5 m boven dak- of nokhoogte van hte gebouw waarop of waaraan plaatsing plaatsvindt;
  • 5. de afstand tot de perceelgrens is minimaal 3 m, gemeten vanaf de as van de windturbine tot aan de perceelgrens;
  • 6. plaatsing van windturbines bij gemeentelijke of rijksmonumenten is enkel mogelijk in overleg met de Monumentencommissie;
  • 7. het verlenen van de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Van belang daarbij kunnen zijn:
  • de bezonningssituatie;
  • de lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;
  • zichtlijnen of visuele hinder;
  • het optreden van slagschaduw;
  • risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;
  • afbreuk monumentaal karakter van een pand
  • geluidshinder; of,
  • de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid
10.1.1 Wijziging bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van ondergeschikte aanpassingen uit een oogpunt van het leveren van maatwerk de aanduiding "bouwvlak" qua omvang en situering wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwgrenzen van een bouwvlak met ten hoogste 3,00 m worden gewijzigd;
  • b. de oppervlakte van een bouwvlak met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeren

11.1.1 Parkeerregels algemeen

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
  • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
  • 2. het laden of lossen van goederen;
  • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.

  • b. De onder a genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.

11.1.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. of voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

11.1.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in artikel 11.1.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

11.1.4 Parkeerfonds
  • a. Van de parkeerregels genoemd in artikel kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
  • c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).

11.1.5 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 11.1.1, 11.1.2, 11.1.3, en 11.1.4 wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.

11.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

11.3 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan. Deze zijn niet leesbaar op ruimtelijke plannen.

11.4 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en de vormgeving van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke "Welstandsnota".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
12.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

12.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 12.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Schotkampweg 161 Elspeet van de gemeente Nunspeet.