direct naar inhoud van Toelichting
Plan: ELSPETERBOSWEG 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01156-vg01

Toelichting

COLOFON:    
Gegevens project betrokkenen:  
Betrokken ambtenaar:   de heer J. (Hans) van der Noord (T: 0341 25 9246; M: 06-40950711 E-mail: h.van.der.noord@nunspeet.nl)  
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Het perceel Elspeterbosweg, aangeduid met nr. 7 (gelegen tussen de nrs. 5 en 11), kadastraal bekend als gemeente Nunspeet, sectie E, nr. 2099, te Vierhouten, is eigendom van de gemeente. Het perceel is circa 2.594 m2 groot. Het perceel is in 2006 – relatief kort voor de financiële crisis van 2008 en volgende jaren – door de gemeente verworven. De oorspronkelijke bedoeling was om op dit perceel circa 10 woningen te realiseren. Door diverse oorzaken werd hier tot op heden nog geen (woningbouw)plan gerealiseerd. Er is nu een nieuw plan ontwikkeld voor de bouw van negen woningen.

Het plan voor de negen woningen, met een toegangsweg, en een parkeerterrein, past niet in het vigerende bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst". Om die reden is de onderhavige partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Elspeterbosweg, aangeduid met nr. 7, gelegen tussen de Elspeterbosweg nr. 5 en Elspeterbosweg nr. 11.

Op de hieronder weergegeven afbeeldingen is het perceel Elspeterbosweg, aangeduid met Elspeterbosweg nrs. 7 (gelegen tussen de nrs. 5 en 11), te zien. Op de afbeelding rechts is een uitsnede van de bestemmingsplankaart (de verbeelding) van het vigerende bestemmingsplan “Vierhouten en Hulshorst” weergegeven. Uit deze kaart valt op te maken, dat het perceel een woonbestemming heeft, echter alleen aan de Elspeterbosweg is op dit perceel een bouwvlak opgenomen voor 1 vrijstaande woning. Het achterste deel van het perceel, heeft, volgens het vigerende bestemmingsplan, de bestemming 'Tuin'. Ook een klein deel van het perceel direct langs de Elspeterbosweg heeft nu de bestemming 'Tuin' (t.b.v. een voortuin).

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging van het perceel Elspeterbosweg 7 (tussen nrs. 5 en 11) te Vierhouten

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel de overheid als voor de burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie(s) van de grond, aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en uit de planregels.


Toelichting

De Toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzes van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Een Toelichting behoort niet tot het juridische deel van het bestemmingsplan, de juridische delen zijn de Verbeelding en de Regels. Maar, de Toelichting geeft wel de uitleg van de Regels et cetera, zodat in die zin de Toelichting wel een belangrijke betekenis heeft.


Verbeelding

De verbeelding (de bestemmingsplankaart), geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding bevat de laatste afspraken over het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Regels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief nader beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en wetgeving, waaronder met name de milieuwetgeving, zoals met betrekking tot het geluid, de luchtkwaliteit, de bodem et cetera. De aspecten met betrekking tot ecologie en water worden in aparte paragrafen in dit hoofdstuk aan de orde gesteld. Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. In dat hoofdstuk worden met name de bestemmingen nader toegelicht. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan de orde, waarbij de uitkomsten van de participatie (inspraak) en de overlegmomenten, zijn opgenomen. Tevens wordt hier ingegaan op de zienswijzen-procedure tijdens de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk 2 komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt nader ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.2 Huidige situatie

in de huidige situatie is er sprake van een onbebouwd stuk terrein, de eerder aanwezige bebouwing op het perceel is reeds jaren geleden gesloopt. Het perceel heeft hoofdzakelijk een woonbestemming, maar de achterste zijde (de oostzijde) van het perceel heeft de bestemming 'Tuin'.

Volgens de verbeelding (bestemmingsplankaart) van het vigerende bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst" is er in de huidige situatie op het perceel één vrijstaande woning toegestaan, zie ook de Afbeelding 2.1 hieronder. Deze woning is feitelijk sinds de sloop daarvan in circa 2010 niet meer aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0002.png"

Afbeelding 2.1: Ligging van het perceel Elspeterbosweg 7 (tussen nrs. 5 en 11) te

Vierhouten volgens het bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst"

2.3 Nieuwe situatie volgens het nieuwe plan

2.3.1 Plan voor de bouw van negen woningen

Het college van Burgemeester en Wethouders heeft besloten om een bestemmingsplan te laten opstellen dat de bouw van negen woningen mogelijk maakt. Op het voorste deel, het westelijke deel, worden zeven (starters-)woningen mogelijk gemaakt, aan een toegangsweg loodrecht op de Elspeterbosweg. Op het achterste gedeelte (het oostelijke deel) wordt één twee-ondereen-kap woning mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0003.png"

Afbeelding 2.2: Verbeelding van het bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" (10-08-2021)

De doelstelling van het onderhavige project is om een inrichting van het perceel, aangeduid met Elspeterbosweg 7 (gelegen tussen de Elspeterbosweg nrs. 5 en 11), te bereiken die een zo groot mogelijke maatschappelijke meerwaarde oplevert voor het dorp Vierhouten, waarbij de voorkeur, zoals in de vergadering van 30 juni 2020 van de raadscommissie Ruimte en Wonen is uitgesproken, uitgaat naar een woonbestemming, en niet naar bijvoorbeeld een grote openbare parkeerplaats met minder woningen waarvan eerder in de planvorming sprake was.

Het project moet voldoen aan de eisen die volgen uit het principe van een “goede ruimtelijke ordening”, dat immers hét kernbegrip is uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit betekent, dat niet alleen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro), maar ook aan de Wet geluidhinder (Wgh), de Wet milieubeheer (Wm) en aan de eisen van het op die wet gebaseerde "Activiteitenbesluit" moet worden voldaan. Dit, met name om een goed woonklimaat te kunnen waarborgen voor de woningen nabij de twee horecabedrijven het pannenkoekenrestaurant De Boswachter, Elspeterbosweg 11, en het hotel-restaurant De Vossenberg, Elspeterbosweg 1. Eventuele hinder vanwege deze horecabedrijven is onderzocht. Zie hieronder verder de paragraaf 2.3.4 "akoestisch onderzoek" en de paragraaf 4.2.3 "geluid".

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0004.png"

Afbeelding 2.3: Wijziging van de grens van de Verbeelding van het bestemmingsplan

"Elspeterbosweg 7" (10-08-2021), in verband met een wijziging van de

erfgrens tussen het plangebied en het perceel Elspeterbosweg nr. 5.

Naar aanleiding van besprekingen over de erfgrens is met de eigenaren van het buurperceel, Elspeterbosweg 5, in principe overeengekomen dat zij een klein deel van de grond van de gemeente kopen opdat zij de achterzijde van hun perceel goed kunnen blijven bereiken, ook met rolstoelen. Op bovenstaande Afbeelding 2.3 is het strookje grond aangeduid. (Zie ook Bijlage 10 bij deze Toelichting). Door deze (voorgenomen) verkoop is de grens van het bestemmingsplan op dat punt enigszins verschoven. Op de Verbeelding zelf is dat vanwege de schaal moeilijk te zien. Verwezen wordt daarom naar Bijlage 10 bij deze Toelichting.

2.3.2 Het uitgewerkte plan volgens het stedenbouwkundige plan d.d. 18 februari 2020

Na discussies in diverse vergaderingen van de raadscommissie Ruimte en Wonen is er voor het perceel een uiteindelijk een stedenbouwkundig plan opgesteld voor 7 (starters-)woningen en een twee-onder-een-kapwoning (zie het stedenbouwkundige plan d.d. 18 februari 2020, zie afbeelding 2.4). Dit stedenbouwkundige plan wordt hieronder nader uiteengezet. Eerst worden de uitgangspunten voor het stedenbouwkundige plan verwoord.

Uitgangspunten voor het stedenbouwkundige plan

De uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan van 18 februari 2020 zijn als volgt:

  • dat de bebouwingszone langs de Elspeterbosweg in stand blijft.
  • dat er een open gebied tussen de bebouwing aan de voorzijde van het perceel en de bebouwing aan de achterzijde van het perceel in stand blijft als een “verbinding” met de rest van het gebied in dit deel van Vierhouten, alwaar zich een open zone bevindt. Mede daarom is het parkeerterrein op deze plaats in het midden van het plangebied gepland.
  • dat het parkeren voor de 7 (starters-)woningen alleen zal worden toegestaan waar dat op de verbeelding is aangegeven.
  • dat op de achterzijde (oostzijde) van het perceel een twee-onder-een-kapwoning kan worden gebouwd. Op dit deel van het perceel kunnen niet nog meer woningen of appartementen worden gebouwd, omdat dit de stedenbouwkundige open structuur van dit deel van Vierhouten te veel zou aantasten. Voor de twee-onder-een-kapwoning zal het parkeren op eigen terrein dienen te worden geregeld.
  • de bouwvlakken voor de geplande woningen (minimaal 9 woningen) kunnen niet worden vergroot om nog meer woningen mogelijk te kunnen maken, omdat anders het parkeren voor deze woningen niet goed geregeld kan worden. Daarnaast zou de openheid van het tussengebied dan te zeer worden aangetast. Ook is het (verder) vergroten van de bouwblokken niet goed mogelijk vanwege de geluidsproblematiek.
  • het ontwerp van een nog in te schakelen architectenbureau kan eventueel zodanig worden vormgegeven dat er meer dan 9 woningen (te weten: 7 starters-woningen en een twee-onder-een-kapwoning) binnen de geprojecteerde bouwvlakken zouden kunnen worden gerealiseerd.
  • de volumes van de woningen passen bij de bestaande maten van de woningen in Vierhouten (bouwhoogte maximaal 10 meter en goothoogte van maximaal 4, respectievelijk 6 meter).
  • de woningen dienen verplicht met een kap te worden gebouwd.
  • met de uitwerking / uitvoering van het plan zal zorgvuldig rekening dienen te worden gehouden met de aanwezige bomen op en nabij het onderhavige perceel, en deze bomen dienen in principe zoveel mogelijk behouden te worden. De belangrijkste bomen bevinden zich direct nabij het plangebied op de buurpercelen. Bij de ontwikkeling van het perceel dient met dit laatste rekening worden gehouden.

Stedenbouwkundig plan d.d. 18 februari 2020

Op basis van het besprokene in diverse vergaderingen van de raadscommissie Ruimte en Wonen en met de invulling van de hiervoor genoemde stedenbouwkundige randvoorwaarden is een nieuw stedenbouwkundig ontwerp opgesteld, gedateerd 18 februari 2020. Het plan is daarna akoestisch nader onderzocht. De raadscommissie Ruimte en Wonen is op 30 juni 2021 met dit stedenbouwkundig plan akkoord gegaan. Dit stedenbouwkundige plan behelst het hieronder beschreven specifieke plan:

  • de ontwikkeling van 7 (starters-)woningen direct vanaf de Elspeterbosweg aan de voorzijde (westzijde) van het perceel.
  • de ontwikkeling van een twee-onder-een-kapwoning op het oostelijke deel van het perceel, en
  • de aanleg van een parkeerterrein op het middenterrein met een toegangsweg vanaf de Elspeterbosweg (zie hieronder bij het kopje Parkeren), en
  • geluidsmaatregelen in de vorm van:
    • a. geluidsschermen, op de perceelsgrenzen van het perceel.
    • b. het verbieden van het gebruik van 3e bouwlaag (de zolders) voor het gebruik als verblijfsruimtes (dat wil zeggen als geluidsgevoelige functies).
    • c. bouwkundige eisen i.v.m. geluid aan de te bouwen woningen, door het stellen van eisen aan de geluidwerendheid aan de gevels.
  • hieronder wordt in de paragrafen 2.3.4 “Akoestisch onderzoek” en in paragraaf 4.2.3 "Geluid" nader ingegaan op de te treffen geluidsmaatregelen en de voorwaarden die in de Regels van het bestemmingsplan in verband hiermee worden gesteld.

Het hierboven beschreven stedenbouwkundige plan is op de onderstaande tekening 2.4 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0005.png"

Afbeelding 2.4: Het stedenbouwkundig ontwerp (d.d. 18 februari 2020)

De eerste 7 woningen vanaf de Elspeterbosweg op het perceel zijn met name bedoeld voor starters op de woningmarkt waaraan in de gemeente Nunspeet, en met name ook in Vierhouten, behoefte bestaat. De woningen zullen in principe via een CPO-project (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) worden gerealiseerd. Op dezelfde manier zal in principe ook de twee-onder-een-kapwoning worden gerealiseerd. (Zie hieronder bij de paragraaf “CPO project voor het uitvoeren van het plan voor de bouw van de 9 woningen").

2.3.3 Parkeren

Op het middengebied, gelegen tussen de te realiseren 7 (starters-)woningen (op het westelijke deel van het perceel), en een twee-onder-een-kapwoning (op het oostelijke deel van het perceel), zal een parkeerterrein ten behoeve van de 7 (starters-)woningen worden aangelegd voor 11 parkeerplaatsen. Voor het parkeren ten behoeve van de 7 (starters-)woningen is een capaciteit van 16 parkeerplaatsen (op basis van de parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning) noodzakelijk. De overige (16-11), zijnde 5 parkeerplaatsen, worden langs de Elspeterbosweg aangelegd.

De genoemde parkeerplaatsen worden op de aangegeven plaatsen volgens het bestemmingsplan aangelegd omdat op de, relatief, kleine kavels van de 7 (starters)woningen die loodrecht op de Elspeterbosweg zijn gepland, geen ruimte is voor parkeerplaatsen. Er zal dus worden geparkeerd, voor wat betreft deze 7 woningen, op openbaar gebied. Het voordeel hiervan is, dat de 16 parkeerplaatsen ook dubbel zouden kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld naast het gebruik van deze parkeerplaatsen ten behoeve van de 7 woningen ook voor bezoekers van de horecabedrijven die naast het plangebied zijn gelegen (dat geldt met name voor het pannenkoekenrestaurant, Elspeterbosweg 11. Er dienen in een dergelijke situatie hierover nadere afspraken te worden gemaakt over dit dubbelgebruik.

Het parkeren voor de twee-onder-een-kapwoning op het oostelijke deel van het perceel zal op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

2.3.4 Geluidhinder - Akoestisch onderzoek

De geluidhinder was de belangrijkste hinderpaal voor de ontwikkeling van woningbouw op het onderhavige perceel Elspeterbosweg 7. Een probleem dat moet worden opgelost om het welslagen van dit ruimtelijke plan voor dit perceel mogelijk te maken. Voor de geschiedenis van de planontwikkeling en de verrichte geluidsonderzoeken verwijzen wij naar het commissievoorstel van de raadscommissie Ruimte en Wonen d.d. 30 juni 2020 dat ook op www.nunspeet.nl is te vinden (bij de stukken van de betreffende commissievergadering van 30 juni 2020).

Uit het oogpunt van een “goede ruimtelijke ordening” dient ook de geluidbelasting van “overige geluidbronnen” te worden beoordeeld, voorzover zij niet binnen het beoordelingskader van de Wet geluidhinder (Wgh) en van het "Activiteitenbesluit" vallen. Bij dit laatste moet in dit geval ook worden gedacht aan het stemgeluid van spelende kinderen in de speeltuin van het restaurant De Boswachter; het geluid vanaf de terrassen van de nabijgelegen horecabedrijven; en het geluid van dichtslaande autodeuren vanaf het parkeerterrein van met name hotel-restaurant De Vossenberg. Zie hiervoor verder de paragraaf 4.2.3. "Geluid".

Voor hoe de problematiek van de geluidshinder voor dit project is opgelost verwijzen wij naar het hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.3 "Geluid", van deze Toelichting.

2.3.5 CPO project voor het uitvoeren van het plan voor de bouw van de negen woningen

Het plan, zoals hierboven beschreven, voor de 9 woningen, zijnde 7 (starters-)woningen en een twee-onder-een-kapwoning, zal bij voorkeur als een CPO-project worden uitgevoerd. Geïnteresseerden hebben zich als een CPO-groep kunnen melden bij de gemeente. Er is daartoe een advertentie geplaatst in het blad “Nunspeet Huis aan Huis”. Bij meerdere CPO-groepen diende er, volgens de gemeentelijke beleidsregels, te worden geloot. Er heeft zich één CPO-groep aangemeld. In eerste instantie wordt in overleg met deze CPO-groep, genaamd "De Toekomst", het plan verder ontwikkeld.

Hoewel de voorkeur uitgaat naar een CPO-project, kan te zijner tijd – indien een CPO-project uiteindelijk toch niet haalbaar blijkt, of dat het project mislukt – er ook voor worden gekozen dat de woningen op dit perceel door een ontwikkelaar / c.q. aannemer worden ontwikkeld. Eventueel kan ook worden besloten dat de gemeente zelf verder het project ontwikkelt en uitvoert. Hierover kan op een later tijdstip worden besloten.

2.3.6 Participatie, en Zienswijzenprocedure

Participatie en Inspraak

Voor dit plan is reeds een uitgebreid begin gemaakt met het participatietraject / de omgevingsdialoog in de periode vanaf 2015 tot en met de vergadering van de raadscommissie Ruimte en Wonen d.d. 30 juni 2020. Dit participatietraject / de omgevingsdialoog is vervolgd ten tijde van de opstelling van het onderhavige (ontwerp-)bestemmingsplan. Zie hierover verder hoofdstuk 6, paragraaf 6.2 van deze Toelichting, en de Bijlage 8 bij deze Toelichting.

Zienswijzenprocedure

Het bestemmingsplan is als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hierbij is de wettelijk voorgeschreven zienswijzenprocedure op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Zie hierover verder hoofdstuk 6 van deze Toelichting.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft het relevante Rijks, provinciaal, en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor het plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Inleiding

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) - dat ministerie is tegenwoordig genaamd het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) - de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het integrale kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau in Nederland. De SVIR kwam in die tijd in de plaats van een groot aantal Rijksnota's, zoals bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit. Uit de SVIR blijkt, dat het Rijk de uitvoering van en de verantwoording voor de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk bij de provincies en bij de gemeenten wilde leggen.

Inhoud van de SVIR

De SVIR is conform de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Structuurvisie van het Rijk op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Conform het systeem van de Wro heeft de SVIR geen directe doorwerking naar lagere overheden. Dat laatste wordt geregeld via het Besluit Algemene Regels RO (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De opbouw van de SVIR is als volgt. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen en ambities van het Rijk voor 2040. Hoofdstuk 3 vertaalt die ambities in rijksdoelen en rijksbeleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028. De rijksdoelen en nationale belangen zijn in hoofdstuk 4 van de SVIR gebiedsgericht vertaald naar nationale opgaven per MIRT-regio (MIRT = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Milieu en Transport). Tevens geeft dit hoofdstuk 4 een beeld van de integrale, nationale, opgaven in de Noordzee en langs de kust. In hoofdstuk 5 wordt de verantwoording en monitoring behandeld. De structuurvisie wordt afgesloten met een realisatieparagraaf.

In hoofdstuk 3 "Van rijksdoelen naar nationale belangen" worden zes doelstellingen verwoord:

  • 1. Het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • internationaal bereikbare stedelijke regio's met concentratie van topsectoren.
  • ruimte voor energievoorziening.
  • buisleidingen en ondergrond.

2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid.

  • de gebruiker centraal.
  • innoveren door beter benutten en transitie naar duurzame mobiliteit.
  • instandhouden rijksinfrastructuur door goed beheer en onderhoud.

3. Waarborgen kwaliteit leefomgeving.

  • milieukwaliteit.
  • waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
  • cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • natuur.
  • ruimte voor militaire activiteiten.

4. Goed systeem van ruimtelijke ordening.

5. Een integrale aanpak - eenvoudig, sneller en beter.

6. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur.

Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig worden. Dat is het motto van de SVIR, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het Rijk kan en wil echter niet alles zelf doen. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te kunnen spelen op de eigen situatie, en om zelf beslissingen te nemen. Infrastructuur en ruimte dienen door alle overheden in samenhang te worden opgepakt.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de basis gelegd voor de zogenoemde "Ladder voor duurzame verstedelijking". Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van deze “Ladder voor duurzame verstedelijking”. Vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en dient overprogrammering te worden voorkomen. Om beide doelstellingen te bereiken, is de “Ladder voor duurzame verstedelijking” opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

SVIR - Planspecifiek

De conclusie is dat het project voor de bouw van de negen woningen past binnen de SVIR. (Zie ook de onderstaande Paragraaf 3.2.4 van deze Toelichting, waarin aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” voor dit project wordt getoetst).

3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De NOVI zal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangen. Dit laatste zal - hoewel de NOVI is vastgesteld op grond van de (oude) Wet ruimtelijke ordening (Wro) - gebeuren op het moment dat de (nieuwe) Omgevingswet in werking treedt (op 1 juli 2022).

Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal, als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid, en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Nationale belangen en prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen. en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

  • Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is om een combinatie te maken en win-win-situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgevingen zoveel mogelijk voorzien in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoeringsagenda

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht opgenomen van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

NOVI - Planspecifiek

Het onderhavige bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" maakt de bouw van 9 woningen mogelijk, met daarbij een toegangsweg en een parkeerplaats voor de woningen. Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 (aangevuld d.d. 1 oktober 2012) in werking getreden.

Het Barro doet geen uitspraken met betrekking tot situaties binnen het projectgebied zoals deze voor de bouw van negen woningen te Vierhouten. Het Barro vormt derhalve in elk geval geen belemmering voor het voorliggende project voor het bouwplan voor de onderhavige negen woningen.

3.2.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Bro gewijzigd. De aanleiding voor deze wijziging waren de in de praktijk gevoelde knelpunten bij de toepassing van de Ladder en de wens om tot een vereenvoudiging te komen.

De Ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking. De treden zijn nu nog twee:

  • 1. de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling.
  • 2. indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied bevat het een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft in artikel 1.1.1, lid 1, letter h. wat onder "bestaand stedelijk gebied" wordt verstaan, namelijk: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

Het Bro beschrijft wat een "stedelijke ontwikkeling" is in artikel 1,1.1 lid 1, letter i. Daaronder wordt het volgende verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze "Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking" werkt verder uit hoe met de Ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de Ladder duurzame verstedelijking wordt naar die Handreiking verwezen. De aangepaste Handreiking (van 2017) is te vinden op de website van Infomil.

De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft antwoord op de vraag wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De vraag wordt grotendeels casuïstisch beantwoord. Zo heeft de Afdeling bijvoorbeeld uitgesproken dat de bouw van 11 woningen niet als een stedelijke ontwikkeling wordt gezien. De Afdeling is in die casus van oordeel dat gelet op het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie, die een stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1, aanhef, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is. Voor de bouw van negen woningen is geen uitgebreide laddertoets noodzakelijk. Er behoeft derhalve niet uitgebreid getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Van belang hierbij is ook de overzichtsuitspraak van de Raad van State d.d. 28 juni 2017 (ECLI/NL/RVS/2017:1724) over de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Planspecifiek - "Ladder duurzame verstedelijking"

Het plan voorziet in de bouw van negen woningen. In het huidige vigerende bestemmingsplan "Vierhouten - Hulshorst" was de bouw van één woning toegestaan. Er is dus sprake van een nieuwe situatie. Van belang is dus dat:

  • 1. De behoefte voor de ontwikkeling wordt aangetoond. Zie hiervoor paragraaf 3.4.2.2, over de Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet" waarin de behoefte wordt aangetoond.
  • 2. Bovendien is van belang, dat het woningbouwplan wordt gerealiseerd in "bestaand stedelijk gebied", het dorp Vierhouten. Dat is bij dit plan het geval.

Aan de voorwaarden van de "Ladder voor duurzame verstedelijking" wordt voldaan.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Inleiding

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.

In de Omgevingsvisie is het ruimtelijk-maatschappelijk beleid uiteengezet, in de Omgevingsverordening wordt de juridische borging van het beleid geregeld om op die manier de provinciale belangen veilig te stellen. Vrijwel elke ontwikkeling in Gelderland heeft van doen met de inhoud van de Omgevingsvisie en met de bepalingen uit de Omgevingsverordening.

3.3.2 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie benadrukken. Deze doelen zijn:

1. een duurzame economische structuurversterking.

2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en tot één verordening.

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland voor:

  • water;
  • natuur en landschap;
  • cultuur en erfgoed;
  • milieu;
  • energietransitie;
  • landbouw;
  • verkeer en vervoer;
  • ruimtelijke ordening.

Met betrekking tot het wonen streeft de provincie er naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Agenda Wonen agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is één van de partijen. Als belangrijke doelgroepen van beleid zijn genoemd:

  • ouderen;
  • mensen met een zorgindicatie;
  • jongeren;
  • arbeidsmigranten;
  • middeninkomens.

De provincie Gelderland streeft op de woningmarkt naar een vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte benadering. Aangetoonde woningbehoefte (de vraag) zou moeten kunnen worden gefaciliteerd, in de vorm, op de plaats en op het moment dat die zich voordoet.

Omgevingsvisie - Planspecifiek

Er is bij het plan Elspeterbosweg 7 te Vierhouten sprake van een concrete plaatselijke vraag. Dit past geheel binnen het beleid zoals deze is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. Geconstateerd wordt daarom dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland en zoals deze is verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3.3 Omgevingsverordening

Op 24 september 2014 werd door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is gebaseerd op de bovengenoemde Omgevingsvisie. Deze Omgevingsverordening werd op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de Omgevingsvisie van 2018. Op dit moment (april 2021) is een nieuw ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze nieuwe provinciale Omgevingsverordening zal aan het eind van dit jaar definitief worden vastgesteld.

Een nieuw bestemmingsplan, zoals het onderhavige, moet worden getoetst aan de Regels van de Omgevingsverordening van de provincie.

Volgens artikel 2.1, lid 1 (regionale woonagenda) stellen de gemeentebesturen een Regionale Woonagenda op. Volgens artikel 2.1, lid 2 zullen Gedeputeerde Staten de Regionale Woonagenda vaststellen.

Volgens artikel 2 maakt een bestemmingsplan nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgesteld Regionale Woonagenda.

Omgevingsverordening - Planspecifiek

Een nieuw bestemmingsplan moet voldoen aan de Instructieregels voor bestemmingsplannen zoals in de Omgevingsverordening opgenomen.

Het aantal nieuwe woningen dat wordt gebouwd volgens het onderhavige bestemmingsplan past in woningbouwbeleid van de provincie en van de gemeente (zie ook paragraaf 3.4.2 voor het gemeentelijke woningbouwbeleid).

Er staan geen Regels in de Omgevingsverordening die de vaststelling van het bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" zouden kunnen belemmeren.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Nunspeet 2030

De gemeenteraad van Nunspeet heeft op 20 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet die is gepland op 1 juli 2022. In deze Omgevingsvisie kijkt de gemeente met haar beleid vooruit tot circa 2030.

De Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan van de gemeente. In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. De Omgevingsvisie is opgesteld in NEO-verband, dus door de drie gemeenten Nunspeet, Elburg, en Oldebroek gezamenlijk.

In deel 2, onderdeel B, van de Omgevingsvisie is de centrale koers voor de drie NEO-gemeente uitgezet. Er zijn voor de gezamenlijke NEO-Omgevingsvisie de volgende overkoepelende thema's en opgaven uitgewerkt.

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving!
  • 2. Aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit.
  • 3. Een vitaal economisch klimaat.
  • 4. Duurzaam, energieneutraal, en klimaatbestendig.
  • 5. Bereikbaar, nabij- en toegankelijk.

In deel 2, Onderdeel C, van de Omgevingsvisie volgt een Gebiedsgerichte uitwerking voor de drie NEO-gemeenten. De volgende vijf deelgebieden worden hierbij onderscheiden:

Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.

Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.

Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.

Deelgebied 4: Agrarische enclaves.

Deelgebied 5: Kernen.

In deel 3 van de Omgevingsvisie is de visie voor de gemeente Nunspeet gegeven. De Thematische uitwerking (speerpunten) voor de gemeente Nunspeet zijn volgens deel 3, onderdeel B:

Thema 1: Versterken sociaal-economische positionering.

Thema 2: Een duurzame ontwikkeling van het (agrarische) buitengebied.

Thema 3: Een vitale toeristisch-recreatieve sector bereiken.

Thema 4: Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.

Thema 5: Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.

Thema 6: Miliieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.

Thema 7: Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet.

De gebiedsgerichte uitwerking voor de gemeente Nunspeet vindt plaats in Ideekaarten in deel 3, onderdeel C, namelijk:

Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.

Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.

Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.

Deelgebied 4: Kern Nunspeet.

Deelgebied 5: Kern Hulshorst.

Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten.

Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.

3.4.1.1 Omgevingsvisie - Planspecifiek

Voor het onderhavige plangebied is vooral van belang datgene wat in de Omgevingsvisie wordt geschreven over Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten, en dat is het volgende:

De agrarische enclaves vormen open, duidelijk omkaderde, ruimtes, binnen het zeer besloten bosgebied van C.V.N. (Centraal Veluwe Natuurgebied). De enclave ademt een landelijke sfeer met dorpsboerderijen, zwaar loofhout, en landbouwpercelen. Het kampen- en essenlandschap rondom de kern bestaat uit een open complex van aaneengesloten akkers in een kleinschalige structuur van bosschages, houtwallen, singels, en gemengd agrarisch gebruik. De gemeente faciliteert de accentverschuiving van agrarisch productiegebied voor kleine gemengde bedrijven, naar agrarisch landschapsbeheer. Hoofdfunctie blijft landbouw met recreatief medegebruik. De enclaves hebben hiervoor veel te bieden met voorzieningen en de directe nabijheid van bos- en heide terreinen. Samen met betrokkenen en de dorpsvereniging zoekt de gemeente naar een goede locatie voor kleinschalige, landschappelijk goed ingepaste, woningbouw voor starters en ouderen in of aan de oostrand van de kern.

De uitgangspunten voor de kwaliteit zijn:

  • Zorgvuldig omgaan met het oog op behoud van de bufferfunctie richting het Centraal Veluwe Natuurgebied (C.V.N.).
  • Versterken positie cultuurhistorische landschapsparel en verder inzetten op natuurontwikkeling.
  • Openheid markante plekken rondom het dorp behouden.
  • Respectvol omgaan met de historische structuur (beeldkwaliteit van monumenten / bebouwing, de openbare ruimte en open/blauwe elementen).
  • Er dient zorggedragen te worden voor het behoud van een goede verweving met het omringende buitengebied.
  • Het koesteren van "rust" als kwaliteit van het dorp, vraagt om een goed evenwicht tussen functies.

Het bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" te Vierhouten past binnen deze beschrijving van het gebied. Het plan maakt immers woningbouw mogelijk in de oostrand van de kern Vierhouten.

3.4.2 Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet"
3.4.2.1 Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet" - Algemeen

De woonvisie "Goed wonen in de gemeente Nunspeet" is vastgesteld op 20 februari 2020. Met deze woonvisie wil het gemeentebestuur een nieuw fundament leggen voor voldoende aantrekkelijke woningen voor iedereen, een kwalitatief en energetisch hoogwaardige woningvoorraad, waar iedereen in elke levensfase, met of zonder zorgbehoefte, kan (blijven) wonen.

In de woonvisie zijn daarom de volgende ambities opgenomen:

  • Betaalbare en passende woningen voor de lokale behoefte.
  • Een duurzaam huis.
  • Zorgzame en inclusieve wijken.

Het gemeentebestuur wil dat alle inwoners van de gemeente Nunspeet zo passend mogelijk wonen, en wil de vier kernen 'in balans' houden. Daarvoor is een uitbreiding van de woningvoorraad met circa 670 woningen nodig in de periode 2020 tot 2025, en tot 2030 met in totaal 950 woningen. Voor starters bestaat de grootste urgentie, maar ook het passend wonen voor senioren is een grote opgave. Dit vraagt vooral om meer betaalbare woningen: sociale huur en betaalbare koop. In de periode 2020-2025 wil het gemeentebestuur ten minste 135 sociale huurwoningen toevoegen en een vergelijkbaar aantal betaalbare koopwoningen.

In Nunspeet zijn de landelijke ambities en normen voor verduurzaming ook vertaald naar het wonen in Nunspeet. Dit om een duurzame woningvoorraad te realiseren die zich kenmerkt door een zuinig energieverbruik of door energie neutrale woningen.

De gemeente Nunspeet wil goed wonen voor mensen met een zorgbehoefte mogelijk maken. Dat vraagt om een integrale benadering van wonen, welzijn en zorg, samenwerking, mogelijkheden voor ontmoeting en geschikte woonvormen op de juiste plek. Mensen moeten zoveel mogelijk een wooncarrière in de eigen omgeving kunnen maken, zodat mensen goed wonen in een omgeving waar ze zich thuis voelen en waar zij een netwerk hebben of kunnen opbouwen.

3.4.2.2 Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet" - Planspecifiek

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bouw van 9 woningen op de locatie Elspeterbosweg 7 mogelijk gemaakt in de kern Vierhouten. Een aantal jaren geleden is deze locatie in Vierhouten door de gemeente aangekocht om daar op kleine schaal woningbouw te realiseren. Zowel voor Vierhouten als voor de kernen Elspeet en Hulshorst geldt, dat deze qua woning- en inwoneraantal te klein zijn voor een statistisch verantwoorde benadering van de woningbehoefte. Dat betekent dat de invulling van de woningbehoefte plaatsvindt op basis van concrete signalen. De ligging van de kern Vierhouten ten opzichte van natuurgebieden brengt de nodige beperkingen met zich mee waardoor er, om woningbouw te kunnen realiseren, maatwerk zal moeten plaatsvinden.

In het bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" wordt voorzien in de woningbehoefte van Vierhouten. Het is de bedoeling dat de woningen op deze locatie worden ontwikkeld in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) door starters, zoveel mogelijk afkomstig uit de kern Vierhouten, waardoor er zowel woningen worden gerealiseerd die aansluiten bij de lokale woningbehoefte als woningen die passen binnen het woningbouwprogramma, zoals dat is opgenomen in de woonvisie. Het woningbouwprogramma, dat wordt gerealiseerd op deze locatie, te weten, 7 starterswoningen en één twee-onder-een-kapwoning, past binnen dit vastgestelde woningbouwprogramma.

3.4.3 Welstandsbeleid

Welstandstoetsing is gericht op architectuur in relatie tot de ruimtelijke context. De ruimtelijke context zelf wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en in de structuurvisie. Het bestemmingsplan vormt het ruimtelijke kader. De Welstandsnota en de beeldkwaliteitsplannen (die vaak onderdeel zullen uitmaken van de Welstandsnota) schetsen vervolgens de kaders voor de welstandsadvisering. Thema's die te maken hebben met de context van een bouwwerk, zoals plaatsing op het erf, kunnen zowel in het bestemmingsplan als in de welstandsnota zijn gereguleerd.

De gemeente Nunspeet heeft een welstandsnota vastgesteld waarop aan elk woon- of werkgebied binnen de gemeente een bepaald welstandsniveau is toegekend. Ook kan een welstandsniveau gelden voor een bepaalde groep van bouwwerken of een ruimtelijke structuur. In de gemeente Nunspeet worden drie welstandsniveaus onderscheiden:

  • welstandsniveau uitgebreide toets.
  • welstandniveau eenvoudige toets.
  • welstandsniveau geen toets.

Binnen het plangebied geldt het welstandsniveau "uitgebreide toets". Bij de aanvragen omgevingsvergunningen voor het bouwen zullen de bouwplannen op dat moment worden getoetst aan dat welstandsniveau.

In het stedenbouwkundige plan van 18 februari 2020 voor de locatie Elspeterbosweg 7 is rekening gehouden met de Welstandsnota, en wel met het welstandsniveau "uitgebreide toets" en het stedenbouwkundige plan is daaraan reeds getoetst.

3.4.4 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Vierhouten - Hulshorst". Het perceel heeft hoofdzakelijk een woonbestemming, maar de achterste zijde (de oostzijde) van het perceel heeft de bestemming 'Tuin'.

Volgens de verbeelding (bestemmingsplankaart) van het vigerende bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst" is er in de huidige situatie op het perceel één vrijstaande woning toegestaan, zie ook de Afbeelding 3.1 hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0006.png"

Afbeelding 3.1: Ligging van het perceel Elspeterbosweg 7 (tussen nrs. 5 en 11) te

Vierhouten volgens het bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst"

Aangezien er volgens het vigerende bestemmingsplan slechts één vrijstaande woning mogelijk is op het perceel Elspeterbosweg 7, en het onderhavige plan negen woningen omvat, en er volgens het vigerende bestemmingplan geen weg en geen parkeerplaats kan worden aangelegd, is er een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk om het woningbouwplan te kunnen realiseren. Daarvoor is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

De uitvoerbaarheid en de belangenafweging van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten met betrekking tot het Milieu (bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit, geurhinder, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid), en ook de aspecten Water, Ecologie en de Economische uitvoerbaarheid van het plan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 van deze Toelichting aan de orde.

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem
4.2.1.1 Wetgeving Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en van het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functies van het plangebied bij elkaar passen.

4.2.1.2 Planspecifiek - Bodem

Voor het gebied Elspeterbosweg 7 is een bodemonderzoeksrapport opgeleverd naar aanleiding van het in de periode september - oktober 2020 uitgevoerde verkennend bodemonderzoek en het nader asbest onderzoek.

In het onderzoeksrapport is geconcludeerd, dat de hypothese "onverdachte locatie" voor het verkennend bodemonderzoek geen stand houdt. Enkele parameters zijn in de vaste bodem en het grondvlak licht verhoogd aangetoond. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. Geconcludeerd is, dat er op basis van het uitgevoerde "nader asbest in grond-onderzoek" geen sprake is van een ernstig geval van verontreiniging met asbest, aangezien de interventiewaarde niet wordt overschreden. Over een oppervlakte van circa 200 m2 is asbest aangetoond onder de interventiewaarde ter plaatse van sleuf 101 (zie voor de plaats hiervan het onderzoeksrapport). De conclusie luidt dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de aanvragen om omgevingsvergunningen, die op grond van het bestemmingsplan zullen worden aangevraagd.

Aanbevelingen van het rapport

De onderzoeken geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodem- of asbest in grondonderzoek te adviseren. Overwogen kan worden om bij het bouwrijp maken van het perceel, gezien het toekomstige gebruik (woningbouw), de asbesthoudende grond ter plaatse van sleuf 101, de eerste 200 m2 (zie voor de plaats van de sleuf het onderzoeksrapport) te verwijderen. Bij afvoer van de grond of verhardingen-materialen van de locatie kan een aanvullend onderzoek worden verlangd.

Gelet op het vorenstaande is dit bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van de bodemkwaliteit.

Voor het "Verkennend Bodemonderzoek & Verkennend en nader asbest in grond-onderzoek Elspeterbosweg 7-9 Vierhouten" van het adviesbureau P.J. Milieu B.V. d.d. 5 november 2020, zie Bijlage 1 bij deze Toelichting.

4.2.2 Luchtkwaliteit

4.2.2.1 Wetgeving Luchtkwaliteit

Europese richtlijn

De Europese richtlijn inzake beoordeling van en beheer van luchtkwaliteit, de Kaderrichtlijn uit 1996 (96/62/EG), gaf de juridische basis voor het gemeenschappelijk luchtkwaliteitsbeleid in Europa. De implementatie van deze Europese Kaderrichtlijn (en de daarop gebaseerde dochterrichtlijnen met luchtkwaliteitsnormen) is in Nederland met name geregeld in de Wet luchtkwaliteit (Wlk) van 2007, die daarna werd opgenomen in Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). D.d. 11 juni 2008 is de Europese Richtlijn betreffende luchtkwaliteit en schone lucht voor Europa (nr. 2008/50EG van 20 mei 2008) gepubliceerd.

Wet Luchtkwaliteit (Titel 5.2 Wet milieubeheer)

Uit het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit (Titel 5.2 van de Wet milieubeheer) volgt, dat voor het vaststellen van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.1 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in principe onderzoek moet worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

Volgens de jurisprudentie ontwikkeld op grond van de Wet luchtkwaliteit (Titel 5.2 van de Wet milieubeheer), en het voordien geldende Besluit luchtkwaliteit 2005, dienen in principe de consequenties van nieuwe ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit te worden onderzocht. Voor wat betreft deze nieuwe ontwikkelingen kan onderscheid worden gemaakt in:

  • de consequenties van de aanwezige en nieuwe bedrijvigheid.
  • de consequenties van toenemend wegverkeer.
  • de consequenties van het situeren van zogenoemde gevoelige bestemmingen (zoals woningen en scholen) in de omgeving van deze bedrijven en wegen.

In de Wet luchtkwaliteit (Titel 5.2 Wet milieubeheer, Bijlage II) zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (fijnstof, PM10 en PM2,5), lood (Pb), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), en ozon (O3) in de lucht.

Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en berekeningen van het Milieu en Natuur Planbureau, blijkt dat aan de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide al geruime tijd in (nagenoeg) geheel Nederland wordt voldaan. In Nederland zijn in relatie tot het wegverkeer de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM2,5 en PM10). De concentraties van deze twee stoffen liggen in Nederland over het algemeen dichtbij of boven de gestelde grenswaarden uit de Wet milieubeheer (Wm).

Overschrijdingen van de andere stoffen uit de Wet milieubeheer (Wm) komen in Nederland slechts in exceptionele gevallen voor. In de Nederlandse situatie leveren dus alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen.

De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit bij de planvorming in acht moet worden genomen is geregeld in de artikelen 5.16 en 5.16a van de Wet milieubeheer (Wm). Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan.

  • grenswaarden uit Bijlage II van de Wet milieubeheer worden niet overschreden, of
  • per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk, of
  • het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit (aan concentratie PM10 en NO2), of
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Niet in betekenende mate / In betekenende mate

De Wet milieubeheer heeft ten aanzien van de luchtkwaliteit het onderscheid gecreëerd tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat bij dit laatste vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) "Niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM)". Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een in 'betekenende' mate negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder verdere toetsing en berekeningen. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. De kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling "Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM)".

4.2.2.2 Planspecifiek - Luchtkwaliteit

Er zullen maximaal 9 woningen worden gebouwd in het plangebied Elspeterbosweg 7. Dit betekent dat het project valt onder de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteit)", het Besluit AMvB NIBM. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Er behoeven geen berekeningen te worden gemaakt in verband met de luchtkwaliteit.

4.2.3 Geluid

4.2.3.1 Wetgeving Geluid

Geluidgevoelige bestemmingen

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden woningen beschermd als zijnde gevoelige objecten, en ook andere geluidsgevoelige gebouwen (artikel 1 Wgh) dienen te worden beschermd. Andere geluidsgevoelige gebouwen zijn volgens het Besluit geluidhinder (artikel 1.2):

  • a. een onderwijsgebouw;
  • b. een ziekenhuis;
  • c. een verpleeghuis;
  • d. een verzorgingstehuis;
  • e. een psychiatrische inrichting;
  • f. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Kantoren, hotels, en horecagebouwen zijn volgens de wet in principe niet geluidgevoelig.

Bij dit project Elspeterbosweg 7 bestaan de geluidgevoelige bestemmingen uitsluitend uit woningen.

Begrip (dove) gevel

Ten behoeve van de stedenbouwkundige wens om op geluidbelaste locaties toch woningbouw te kunnen realiseren is op 9 november 1998 de definitie van het begrip "gevel" bij wet gewijzigd. De wijziging is opgenomen in Staatsblad 660 van 1998. De wijziging houdt in dat de bestaande definitie van "gevel" de bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak", is aangevuld met

"in afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet (Wgh) niet verstaan:

  • g. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering, die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
  • h. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte."

Het bovenstaande betekent dat, indien een geveldeel zonder te openen delen voldoende geluidwering heeft, dit geveldeel niet getoetst hoeft te worden aan de Wet geluidhinder (Wgh). Een dergelijke gevel wordt “dove gevel” genoemd. De geluidsbelasting op dove gevels telt dan niet mee voor de toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder en in het Activiteitenbesluit.

4.2.3.2 Geluid - Planspecifiek

Zoals eerder besproken in paragraaf 2.3.4, was de geluidhinder een belangrijke potentiële hinderpaal voor het project, een probleem dat moest worden opgelost om het welslagen van het ruimtelijke plan voor dit perceel Elspeterbosweg 7 mogelijk te maken. Voor het onderhavige project zijn om bovenstaande redenen diverse akoestische onderzoeken uitgevoerd waarvoor geluidsrapporten werden opgesteld.

Ten behoeve van het nieuwe, hierboven in paragraaf 2.3.2. van deze Toelichting beschreven, stedenbouwkundige plan van 18 februari 2020 en de daarbij behorende (concept-)verbeelding van 21 februari 2020, is akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe (ODNV). Hiervan is verslag gedaan in het definitieve rapport van de ODNV “Ontwikkelingsmogelijkheden Elspeterbosweg 7-9 Geluid” (ODNV Z-19-204354), versie 06, van 14 april 2020.

Wegverkeerslawaai

In het rapport van de ODNV “Ontwikkelingsmogelijkheden Elspeterbosweg 7-9 Geluid” (ODNV Z-19-204354), versie 06, van 14 april 2020 (paragraaf 4, blz. 14) is verwoord dat op basis van verkeerstellingen uit april 2015 voor wat betreft het verkeerslawaai met behulp van de rekenmethode SRMI de geluidbelasting Lden is bepaald op de westgevel van de geplande woningen. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van verkeerslawaai op de Elspeterbosweg inclusief de aftrek voor stiller verkeer 46 dB bedraagt. De Elspeterbosweg is een 30 km weg en heeft geen wettelijke zone. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 48 dB. Uit de berekening kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening voor wat het wegverkeerslawaai.

Voor het hiervoor genoemde rapport van de ODNV “Ontwikkelingsmogelijkheden Elspeterbosweg 7-9 Geluid” (ODNV Z-19-204354, versie 06) van 14 april 2020, zie Bijlage 2 bij deze Toelichting.

Akoestische aspecten op het plangebied van met name twee nabijgelegen horecabedrijven

Op basis van de geluidsberekeningen volgens het rapport van de ODNV “Ontwikkelingsmogelijkheden Elspeterbosweg 7-9 Geluid” (ODNV Z-19-204354), versie 06, van 14 april 2020. is nader onderzoek gedaan, naar met name de geluidhinder vanwege de twee horecabedrijven die in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen, het Hotel-restaurant de Vossenberg, Elspeterbosweg 1, en het Pannenkoekenrestaurant de Boswachter, Elspeterbosweg 11. Naar de genoemde geluidhinder, en met name naar de te nemen geluidsmaatregelen, is nader onderzoek gedaan door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo (N.A.A.) te Assen.

Akoestisch onderzoek Noordelijk Akoestisch Adviesburo (N.A.A.) te Assen, rapport d.d. 28 mei 2020

Het plan is voor wat betreft de akoestische aspecten nader onderzocht door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo (N.A.A.) te Assen. Dit op grond van de onderzoekscijfers van de ODNV, volgens het hiervoor genoemde het laatste rapport van de ODNV van 14 april 2020. Het onderzoeksrapport van N.A.A. is genaamd de “Notitie geluidssituatie woningen in plan Elspeterbosweg 7 in Vierhouten gemeente Nunspeet” (d.d. 28 mei 2020). Dit rapport van bureau N.A.A. geeft aan dat bij de beoordeling meerdere aspecten aan de orde zijn, te weten:

  • 1. Ten eerste moet voor de woningen sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening en moet er sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Voor die afweging wordt gebruik gemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Op grond van de type inrichting en de ligging in gemengd gebied is de conclusie dat buitenplanse inpassing mogelijk is en dat verdere toetsing voor het aspect geluid in beginsel achterwege kan blijven. (Zie voor deze conclusie met name blz. 15 van het rapport).
  • 2. Ten tweede vragen de inrichtingen een bepaalde geluidruimte, die door de aanwezigheid van de nieuwe woningen niet beperkt mag worden. Voor de afweging hiervan kan aanvullend gebruik worden gemaakt van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De conclusie is dat de inrichtingen kunnen voldoen aan de geluidsgrenswaarden op de nieuwe woningen en ook dat de inrichtingen niet beperkt worden in de geluidruimte. Dat voldaan kan worden aan de grenswaarden Activiteitenbesluit is een gevolg van het uitsluiten van geluid van bezoekers in het Activiteitenbesluit. (Zie voor deze conclusie met name blz. 15 van het rapport).
  • 3. Wanneer het geluid van bezoekers voor de afweging van een goed woon- en leefklimaat van de woningen toch beoordeeld wordt, dan kunnen een aantal geluidreducerende maatregelen worden genomen zoals het plaatsen van geluidsschermen langs alle geluidsbronnen binnen en op de grens van het plan. Voor wat betreft het parkeren op de locatie buiten het plangebied aan de noordzijde van het terrein voor wonen, kan naar de toekomst toe overwogen worden parkeren op het betreffende terrein mogelijk te maken met een afstand tussen parkeren en wonen van ten minste 10 meter. Ten aanzien van de indeling en geluidwering van de woningen zijn maatregelen mogelijk, die verder uitgewerkt kunnen worden in het bestemmingplan en/of in het bouwplan. (Zie voor deze conclusie blz. 15 van het rapport).
  • 4. Voor wat betreft de afweging van het woon- en leefklimaat van de woningen kan worden gesteld, dat sprake is van hogere geluidsniveaus als gevolg van het parkeren van de horecabedrijven en het stemgeluid van kinderen in de speeltuin bij het pannenkoekenrestaurant De Boswachter. Vanuit de woningen gezien wordt daarbij opgemerkt dat sprake is van een gemengd gebied met een recreatieve functie. In rustige perioden zal die recreatieve functie niet tot hogere geluidsniveaus leiden. (Zie voor deze conclusie met name blz. 15 van het rapport).
  • 5. In perioden met verhoogde activiteit, bijvoorbeeld het gebruik van de terrassen en de speeltuin bij het pannenkoekenrestaurant in de zomerperiode, zullen de geluidsniveaus op de woningen hoger worden. Vanwege de wenselijkheid van de woningen op deze locatie, juist in de recreatieve omgeving met de nodige voorzieningen dichtbij, en de grote behoefte aan starters-woningen in Vierhouten, wordt dit geluid op de woningen in deze concrete situatie acceptabel geacht. (Zie voor deze conclusie met name blz. 15 van het rapport).

Voor het onderzoeksrapport van N.A.A. “Notitie geluidssituatie woningen in plan Elspeterbosweg 7 in Vierhouten gemeente Nunspeet” d.d. 28 mei 2020, zie Bijlage 3 bij deze Toelichting.

4.2.3.3 Extra afweging woon- en leefklimaat

Hoewel vanuit de VNG Publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" is geconstateerd dat "buitenplanse inpassing" mogelijk is, en dat vanuit de inrichtingen (horecabedrijven) er geen belemmeringen zijn voor de toetsing aan het Activiteitenbesluit, kan voor een goed woon- en leefklimaat voor de woningen nog gekeken worden naar alle geluidsbronnen en het op de nieuwe woningen veroorzaakte geluid. Zie hiervoor het rapport van N.A.A. dat hierbij voor de aangeleverde gegevens gebruik heeft gemaakt van het rapport van de ODNV. Op basis hiervan wordt geadviseerd om geluidsmaatregelen te nemen (zie onderstaande paragraaf).

4.2.3.4 Voorgestelde geluidsmaatregelen

De voorgestelde concrete geluidsmaatregelen volgens het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau (N.A.A.) zijn volgens paragraaf 4.3 (blz. 14) van het onderzoeksrapport de volgende:

I. Geluidsschermen:

Vanwege de hogere geluidspieken moeten voldoende geluidsschermen met een hoogte van 2,50 meter worden geplaatst:

  • ten noorden van de woningen over globaal de lengte van het parkeerterrein (behalve langs het gebouw aan de Elspeterbosweg 5).
  • ten zuiden van de woningen langs de gehele terreingrens.

Dit zal in de Regels bij de bestemming "Wonen" met twee voorwaardelijke verplichtingen worden geregeld. Namelijk ten eerste in de bouwregels voor de bestemming "Wonen", namelijk in artikel 6, lid 6.2.5, welke voorwaardelijke verplichting als volgt luidt:

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.2.5, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.2.5, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

Ten tweede is er bij de bestemming "Wonen" een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels, namelijk in artikel 6, lid 6.4.4, welke als volgt luidt:

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.4.4, onder a. genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.4.4, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

ook binnen de bestemmingen "Verkeer" en "Tuin" zijn soortgelijke voorwaardelijke voorwaardelijke verplichtingen opgenomen als bij de bestemming "Wonen" (zoals hierboven beschreven). Dit, omdat de geluidsschermen ook binnen deze bestemmingen worden gebouwd en gebruikt.

II. De tweede verdieping (zolder) zal niet voor geluidsgevoelige functies (ruimten) mogen worden gebruikt:

De woningen in het plan worden gerealiseerd met een kap. Op de begane grondlaag en op de tweede bouwlaag worden geluidsgevoelige ruimten gerealiseerd, op de eventuele derde bouwlaag zal uitsluitend sprake zijn van een bergruimte of zolder. (Een eventuele verdieping met een waarneemhoogte van 7,50 meter, zoals berekend door de ODNV, vraagt dan ook geen beoordeling, volgens het N.A.A. rapport). Deze derde bouwlaag (zolder) zal niet voor geluidsgevoelige ruimtes mogen worden gebruikt.

Dit zal worden geregeld in de Regels van het bestemmingsplan, en wel als volgt: er zal een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen in de bouwregels van de bestemming "Wonen". Deze voorwaardelijke verplichting luidt als volgt:

  • a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebouwd.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.6, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.

Deze voorwaardelijke verplichting is ook opgenomen onder de specifieke gebruiksregels.

  • a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebruikt.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.5, onder a. is geformuleerd, wordt voldaan, is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

III. Dove gevels:

Hoewel in het akoestisch onderzoeksrapport van N.A.A. ook de mogelijkheid is geopperd voor het toepassen van "dove gevels" in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh) (zie paragraaf 4.2.3.1.) wordt dit in dit bestemmingsplan niet voorgeschreven voor (de) gevels van de te bouwen woningen. Deze maatregel is niet direct noodzakelijk gebleken.

IV. Voorgeschreven verbeterde geluidwering van de woningen:

Gezien de resterende overschrijdingen van de grenswaarden kan de geluidwering van de woningen verbeterd worden naar minimaal 25 dB in plaats van de standaardwaarde conform het Bouwbesluit van 20 dB. Een waarde van 25 dB kan bijvoorbeeld gehaald worden, door gebruik te maken van een mechanisch ventilatiesysteem, of een WTW-unit. In dat geval hoeft geen rekening te worden gehouden met ventilatieopeningen in de gevel, waardoor de gemiddelde geluidwering van de gevel zal toenemen. Anders gezegd, voor de ventilatie is het dan niet noodzakelijk om ramen of roosters open te zetten. Bij een verbetering van de geluidwering van de gevel naar 25 dB zijn op de buitengevel theoretisch “overschrijdingen” van de standaardgrenswaarden mogelijk tot 10 dB.

Dit zal worden geregeld in de bouwregels van de bestemming "Wonen" en wel als volgt in lid 6.2.7:

  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.7, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.

Ook in de specifieke gebruiksregels is hiervoor een regel opgenomen. Dit zal worden geregeld in de Regels van het bestemmingsplan in artikel 6, lid 6.4.6 en wel als volgt:

  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de uitwendige scheidingsconsructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.6, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

4.2.3.5 Borging van de geluidsmaatregelen

De borging van de geluidsmaatregelen, zoals hierboven genoemd, kan worden gerealiseerd door deze als voorschriften / voorwaarden / regels op te nemen in de Regels van het bestemmingsplan voor deze locatie (met name als voorwaardelijke verplichtingen), en ook door de plaats van bijvoorbeeld de geluidsschermen op te nemen op de Verbeelding. De verplichting tot het plaatsen van deze geluidsschermen is geregeld in de Regels met voorwaardelijke verplichtingen (zie bovenstaande paragraaf 4.2.3.4.).

De toetsing aan de Regels en aan de Verbeelding van het bestemmingsplan vindt uiteindelijk plaats bij de beoordeling van de aangevraagde omgevingsvergunningen en bij het verlenen van deze omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen (bouwvergunningen). De gebruiksregels kunnen door de gemeente worden gehandhaafd, indien bijvoorbeeld de bewoners van de woningen zich niet aan de geformuleerde gebruiksregels houden.

4.2.3.6 Algehele conclusie geluidsaspecten

  • Voor wat betreft de afweging van het woon- en leefklimaat van de woningen kan worden gesteld, dat sprake is van hogere geluidsniveaus als gevolg van het parkeren van de horecabedrijven en het stemgeluid van kinderen in de speeltuin bij het pannenkoekenrestaurant De Boswachter. Vanuit de woningen gezien wordt daarbij opgemerkt dat sprake is van een gemengd gebied met een recreatieve functie. In rustige perioden zal die recreatieve functie niet tot hogere geluidsniveaus leiden.
  • In perioden met verhoogde activiteit, bijvoorbeeld het gebruik van de terrassen en de speeltuin bij het pannenkoekenrestaurant in de zomerperiode, zullen de geluidsniveaus op de woningen hoger worden. Vanwege de wenselijkheid van de woningen op deze locatie, juist in de recreatieve omgeving met de nodige voorzieningen dichtbij, en de grote behoefte aan starters-woningen in Vierhouten, wordt dit geluid op de woningen in deze concrete situatie acceptabel geacht.
  • Hieruit volgt dat na het nemen van de in de paragrafen 4.2.3.3 t/m 4.2.3.5 beschreven geluidsmaatregelen het plan Elspeterbosweg 7 vanwege de geluidsaspecten uitvoerbaar is.

Voor het onderzoeksrapport van N.A.A. “Notitie geluidssituatie woningen in plan Elspeterbosweg 7 in Vierhouten gemeente Nunspeet” d.d. 28 mei 2020, zie Bijlage 3 bij deze Toelichting.

4.2.4 Geurhinder
4.2.4.1 Wetgeving geurhinder

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede soort gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (de tweede soort staat ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaalt in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het zogenoemde 'vaste afstandsdieren'.

Op grond van artikel 3, lid 1 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:

Als het geen bedrijf is waarvoor een geuremissiefactor is vastgelegd, gelden op basis van artikel 3, lid 2 van de Wgv de volgende eisen:

  • binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
  • buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.

Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij buiten danwel binnen de bebouwde kom.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) kent ook een zogenoemde "omgekeerde werking". Dat wil zeggen, dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of er sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

4.2.4.2 Geurhinder - Planspecifiek

Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied Elspeterbosweg 7 geen agrarische bedrijven of andere bedrijven die ernstige geurhinder (kunnen) veroorzaken aanwezig. Derhalve is het geuraspect overeenkomstig de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geen belemmering voor de uitvoering van het onderhavige plan.

4.2.5 Milieuzonering
4.2.5.1 Milieuzonering Algemeen

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies, zoals bedrijven. Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functies op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waarvoor de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden wordt afgeweken, dient een nadere motivatie te worden gegeven waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

4.2.5.2 Milieuzonering - planspecifiek

Milieuzonering van binnenuit het plangebied

Binnen het plangebied worden alleen woningen gebouwd / gepland. Milieuzonering van binnenuit het plangebied is daarom niet aan de orde.

Milieuzonering van buiten het plangebied

Buiten het plangebied zijn er in de directe omgeving van het plangebied Elspeterbosweg 7 twee horecabedrijven aanwezig. Dit zijn het hotel-restaurant de Vossenberg, Elspeterbosweg 1 en het pannenkoekenhuis De Boswachter, Elspeterbosweg 11. Het hotel de Vossenberg is op circa 20 meter afstand gelegen van het bouwblok (gevels) van de negen woningen. Het pannenkoekenrestaurant is op circa 10 meter van de gevels van de woningen gelegen.

Het belangrijkste aspect is hierbij de potentiële geluidhinder. Gezien de functiemenging is er sprake van een "gemengd gebied". Dat betekent dat de afstand van woningen tot de bedrijven een stap afneemt. Zowel Hotel-restaurant De Vossenberg als het Pannenkoekenrestaurant De Boswachter vallen volgens de VNG Publicatie onder milieucategorie 1 met een afstand van 10 meter i.v.m. geluid. Omdat hier sprake is van een gemengd gebied mag voor de afstand rekening worden gehouden met de vermindering van één afstandsstap. Dat betekent dat de milieuzonering 0 wordt, met een afstand van 0 meter. Aangezien hieraan kan worden voldaan, betekent dit dat de bestemmingsplanherziening mogelijk is voor wat betreft dit punt. Overigens wordt voldaan aan de afstand van minimaal 10 meter vanaf de horecabedrijven tot een de gevels van de te bouwen woningen).

De conclusie luidt dat er geen belemmeringen zijn in verband met de milieuzoneringen voor de betreffende woningen. De geluidsaspecten zouden een belemmering kunnen zijn. Door maatregelen te nemen worden deze geluidsaspecten / c.q. knelpunten weggenomen (zie paragraaf 4.2.3.).

4.2.6 Externe veiligheid
4.2.6.1 Externe veiligheid - Wetgeving

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking die ontstaan door het transport van, de opslag van, of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn onder andere het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en in het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico(beleid) bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbare objecten. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR-contour en/of de invloedsgebieden van de GR-contour. Voor inrichtingen geldt daarnaast, dat verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. Voor transportassen (weg, spoor en water) geldt, dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer sprake is van toename van het aantal personen (en daarmee een toename van het groepsrisico) of overschrijding van de oriëntatiewaarde.

4.2.6.2 Externe veiligheid - Planspecifiek

Risicokaart

Volgens de risicokaart die in verband met de externe veiligheid is opgesteld, mede voor de gemeente Nunspeet, zijn er geen risicobronnen, zoals Bevi-bedrijven of transportroutes voor gevaarlijke stoffen, in de directe omgeving van het plangebied Elspeterbosweg 7 te Vierhouten aanwezig. Het aspect externe veiligheid is dan ook geen belemmerende factor voor de uitvoering van het onderhavige plan.

4.3 Water

4.3.1 Water - Wetgeving

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog worden gehouden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen, beleidsstukken, en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn: het beleidskader volgens het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet, en het Nationaal Waterplan.

Europa

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (2000) gaat ervan uit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater, en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen, en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; en er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Rijk

Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheren in Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-)problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's, waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld, hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verkoren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW actueel)

In 2003 is door het Rijk, de provincies, de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG) het Nationaal Bestuursakkoord Water (NB) ondertekend in navolging van het advies Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het doel van het NBW is om rekening houdend met klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing, bodemdaling, en verstedelijking, het watersysteem in 2015 op orde te hebben en voor de toekomst op orde te houden. In 2008 werd het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) geactualiseerd.

Waterwet (2009)

Acht bestaande wetten op watergebied, waaronder ook de Wet Gemeentelijke Watertaken, zijn in 2009 vervangen door de Waterwet. Deze Waterwet is inclusief de invoeringsregeling en de invoeringswet op 22 december 2009 in werking getreden. De Waterwet stelt een integraal waterbeheer op basis van de "watersysteembenadering" centraal. De verantwoordelijkheden in het grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De belangrijkste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name in het ruimtelijke domein. Verschillende vergunningenstelsels zijn met de invoering van de Waterwet gebundeld tot één watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Hierin zijn de vergunningenstelsels uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de verordeningen (de Keur) van de waterschappen samengevoegd.

Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en ook uit de Keur van het Waterschap (gebaseerd op de Waterwet).

Wet Gemeentelijke Watertaken (2008 en 2009)

Op 1 januari 2008 trad de Wet Gemeentelijke Watertaken in werking. Nieuw was op dat moment dat de gemeenten hiermee de zorgplicht voor hemelwater en grondwater kregen toebedeeld, terwijl de bestaande gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater enigszins werden aangepast. Bij de hemelwaterzorgplicht gaat het om de verwerking van overtollig hemelwater dat de perceeleigenaar niet zelf kan verwerken. De gemeente dient hiervoor dan een aansluitpunt aan te bieden.

De zorgplicht voor het grondwater geldt voor bebouwd gebied. Deze zorg richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming. Met deze gemeentelijke zorgplichten blijven particulieren de verantwoordelijkheid houden voor het nemen van maatregelen op eigen terrein. De gemeentelijke taken liggen vooral in de openbare ruimte en bij coördinatie en onderzoek. De zorgplicht voor het grondwater geldt voor bebouwd gebied. Deze zorg richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van het grondwater.

De Wet Gemeentelijke Watertaken (2008) is later weer integraal opgenomen in de bovengenoemde Waterwet van 2009.

Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan, vastgesteld door het Rijk, op basis van de Waterwet Het Nationaal Waterplan verving de vierde Nota Waterhuishouding. In het Waterplan wordt beschreven welk beleid het Rijk voert in de periode 2009-2015 om te komen tot een duurzaam waterbeheer.

Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan "Waterbeheer 21e eeuw (WB21)". Dit houdt in, dat voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe Waterwet (22 december 2009).

Waterplan Provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese Kaderrichtlijn Water.

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe

In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 rot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Gemeentelijk Waterplan

Er is door de gemeentes Elburg en Nunspeet in 2012 / 2013 een "Afvalwaterketenplan" opgesteld. Met de opstelling van dit plan voldoen de gemeentes Elburg en Nunspeet ook aan de wettelijke verplichting tot het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan.

De thema's die in het "Afwaterketenplan" zijn gekozen om richting te geven aan de gezamenlijke strategie, zijn de volgende:

  • de keten als één geheel beschouwen;
  • brede scope: afvalwaterketen en watersysteem in relatie tot de buitenruimte;
  • kwetsbaarheid verminderen;
  • beïnvloeden van handelen bewoners en bedrijven.

4.3.2 Watertoets

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies, en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond, en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen, en uiteindelijk beoordelen, van de in de ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

De "watertoets" is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het plan Elspeterbosweg 7 is afgestemd met het waterschap Vallei en Veluwe. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

4.3.2.1 Watertoets - Planspecifiek

Beoordeling

Afsprakennotitie voor ruimtelijke plannen met mogelijk een groot waterbelang (normale procedure) (dossiercode 20210204-10-25470) d.d. 4 februari 2021 (Zie Bijlage 6 bij deze Toelichting). Binnen het plangebied liggen een of meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0007.png"

Afbeelding 4.1: Kaart i.v.m. de watertoets

"Over de hierboven genoemde primaire belangen wil het waterschap graag in gesprek met de initiatiefnemer van het plan, Omdat er meer dan 1.500 m2 toename van verhard oppervlak wordt gerealiseerd is ook het realiseren van waterberging een agendapunt. Binnen twee weken wordt u benaderd voor het plannen van een overleg" (e-mailbericht d.d. 4 februari 2021). Zie hieronder bij het kopje "Overleg (telefonisch) met het waterschap over het project Elspeterbosweg 7".

Aandachtspunten

Naast de primaire waterbelangen zullen in het overleg ook een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water aan de orde komen.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen, adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond, - en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door andere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij (dat is het Waterschap) vragen de initiatiefnemer om duurzame bouwmaterialen te gebruiken.

Riolering

Binnen het plangebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Dit betekent dat het schone hemelwater wordt afgekoppeld van het vuilwater dat via de vuilwater riolering wordt afgevoerd richting de RWZI.

Overleg (telefonisch) met het waterschap over het project Elspeterbosweg 7

Door het waterschap is naar aanleiding van de ingediende digitale watertoets telefonisch contact opgenomen. Met het Waterschap Vallei en Veluwe (mevrouw J. de Ruijter) is het plan telefonisch doorgesproken. De conclusie was dat het perceel zich niet goed leent voor extra aanleg van oppervlaktewater. Wel moeten de infiltratie van het regenwater goed geregeld worden.

Conclusie

Aangezien aan de criteria volgens de Watertoets wordt voldaan kan het project Elspeterbosweg 7 voor wat betreft dit aspect "Watertoets" worden uitgevoerd.

Voor de Watertoets van het waterschap Vallei en Veluwe, (dossier 20210204-10-25470) d.d. 4 februari 2021, zie Bijlage 6 bij deze Toelichting

4.4 Ecologie

4.4.1 Ecologie Wetgeving

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Dit valt onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Voor wat betreft soortenbescherming is de Wet natuurbescherming (Wnb) ook van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet een ontheffing of een vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

De EHS bestaat niet meer als zodanig. Daarvoor is de NNN (Natuurnetwerk Nederland) en het GNN (Gelders Natuurnetwerk) in de plaats gekomen.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming (Wnb) regelt (ook) de bescherming (onder meer) van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor veel soorten geldt dat indien deze zorgplicht wordt nagekomen een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

4.4.2 Ecologie - Planspecifiek

Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden dient er eerst een onderzoek te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) en eventueel andere natuurregelgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of de flora en fauna. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming (Wnb) en het Gelders Natuur Netwerk (GNN). Ook de soortenbescherming wordt geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming
Gezien de afstand, de functieverandering naar wonen, en het relatief kleinschalige karakter van de ingreep, wordt beoordeeld dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van zowel de Natura 2000-gebieden als van het GNN (zie hiervoor paragraaf 4.4.2.2.).

Soortenbescherming

Voor wat betreft de soortbescherming is ook de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of de flora en fauna. Indien hiervan wel sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

4.4.2.1 Beschermde soorten

Er is allereerst door Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur te Ermelo een bureau-onderzoek naar soorten uitgevoerd op 9 maart 2017. Op 26 januari 2021 is er een veldonderzoek uitgevoerd.

Effecten van het plan op de Flora en Fauna

Door het hiervoor genoemde bureau Groenewold is onderzoek verricht naar onder meer de flora en fauna die binnen het plangebied voorkomen.

Vaatplanten

De onderzoeksresultaten zijn als volgt. Het perceel bestaat uit een braakliggend stuk grond met veel opslag van braam. Er zijn alleen algemene soorten aangetroffen, zoals smalle en brede weegbree, paardenbloem, braam, grote kaardebol, ronde ooievaarsbek, en diverse grassen. Er staat 1 grote berk op het terrein. Er zijn in de huidige situatie geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten.

Volgens het onderzoeksrapport is er bij verdere realisatie van de plannen geen sprake van overtreding van artikel 3.5 of 3.10 van de Wet natuurbescherming (Wnb), en is het aanvragen van een ontheffing voor de nog aanwezige flora niet nodig.

Amfibieën, reptielen, vlinders en libellen

Volgens het onderzoeksrapport zijn er tijdens het veldbezoek van 26 januari 2021 geen amfibieën, reptielen, vlinders, of libellen aangetroffen. Dat was gezien de tijd van het jaar ook niet te verwachten. Wegens het ontbreken van geschikt voortplantingswater op het terrein is het niet geschikt als voortplantingsgebied voor amfibieën en libellen. Het gebied is geen typisch leefgebied voor reptielen of de in de gegevens van de NDFF genoemde beschermde vlindersoorten. Er zijn daarmee door realisatie van de plannen geen negatieve effecten te verwachten op deze soortgroepen. Een ontheffing op grond van de artikelen 3.5 of 3.10 van de Wet natuurbescheming (Wnb) is voor deze soortgroepen niet nodig.

Zoogdieren

Volgens het onderzoeksbureau zijn er uit de wijdere omgeving van het plangebied waarnemingen bekend van das, boommarter, en eekhoorn. Er zijn in het plangebied geen zoogdieren, verblijfplaatsen of sporen daarvan aangetroffen of te verwachten. Het gehele terrein is afgerasterd door meer dan een meter hoog hekwerk, met uitzondering van de ingang aan de Elspeterbosweg. Daarmee is er feitelijk geen toegang voor soorten als das en vos van de oostzijde of de buurpercelen. Op basis van de lokale situatie verdwijnen er bij realisatie van het plan met zekerheid geen beschermde verblijfplaatsen.

Bij de planrealisatie kan een klein aantal verblijfplaatsen van de algemene en laag beschermde kleine zoogdieren verloren gaan. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten hier echter niet nodig, omdat hiervoor behoudens de algemene zorgplicht, vrijstelling geldt conform de Omgevingsverordening Gelderland.

Vleermuizen

Volgens de literatuurgegevens zoals de NDFF komen er in de omgeving van het plangebied diverse soorten vleermuizen voor, zoals de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger, en de rosse vleermuis. Deze soorten zijn strikt beschermd onder de Wet natuurbescherming (Wnb), dit op basis van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Zowel de zomer- als winterkolonies, als paarplaatsen en kraamkamers zijn beschermd tegen verstoring en vernietiging. Er zijn geen grote bomen met holtes of gebouwen aanwezig in het gebied.

Met de realisatie van het onderhavige plan verdwijnen met zekerheid geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Er vindt geen aantasting plaats van (potentieel) onmisbare vliegroutes en fourageergebied. Er is als gevolg van de beoogde ingrepen geen schade te verwachten op vleermuizen.

Het aanvragen van een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) is voor vleermuizen niet nodig.

Vogels algemeen

Er is geen broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Op basis van waarnemingen tijdens veldbezoeken, de terreingesteldheid, waarnemingen uit de directe omgeving, bekende verspreidingsgegevens en ervaring is een inschatting gemaakt over mogelijk aanwezige soorten vogels in het gebied.

Tijdens het bezoek zijn de volgende soorten in of om het plangebied gezien of gehoord: houtduif, koolmees, merel, en roodborst. Er is gelet op mogelijk jaarrond beschermde nestplaatsen, zoals bijvoorbeeld van uilen, maar die zijn met zekerheid niet in het plangebied aangetroffen.

In de ondergroei van de bramen kan het zijn dat vogels als roodborst, heggemus, merel, of winterkoning tot broeden komen. Alle broedende vogels zijn beschermd. Het bouwrijp maken moet daarom plaatsvinden buiten de broedtijd.

In het algemeen geldt, dat ingrepen in een plangebied tijdens het broedseizoen (15 maart - 15 juli - (huismus 15 augustus)) sterke negatieve invloeden effecten hebben op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien is dat verboden (artikel 3.1 Wet natuurbescherming [Wnb]).

Verstoring van broedvogels is in sommige gevallen wel toegestaan, mits er geen negatief effect is op de populatie (artikel 3.1, lid 5 Wet natuurbescherming [(Wnb)]. Het beschadigen of vernietigen van nesten is wel verboden en dient te allen tijde te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels. Is dit niet mogelijk, dan dient aantoonbaar zijn onderzocht (door een deskundige) dat er geen vernietiging van nesten van broedvogels zal plaatsvinden.

Als bijvoorbeeld met de inrichting van het terrein wordt gewacht tot het broedseizoen bestaat een kans dat grondbroeders eieren gaan leggen. Dan moet met de realisatie worden gewacht tot de jonge vogels zijn uitgevlogen. De effecten op (broedvogels) in het plangebied en de directe omgeving zullen verder beperkt of nihil zijn. Na de realisatie van het plan ontstaan door de aanleg van beplanting en tuinen overigens ook weer nieuwe broedmogelijkheden.

Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels. Is dat niet mogelijk dan dient aantoonbaar te zijn onderzocht (deskundige) dat er geen vernietiging plaats zal vinden en dat de uitvoering elk geval wordt gestart buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels. Is dat niet mogelijk, dan dient aantoonbaar te zijn onderzocht (door een deskundige ) dat er geen vernietiging van nesten, eieren, of jongen zal plaatsvinden.

Overige soorten

Van de overige beschermde soorten en soortgroepen is te stellen dat deze in het plangebied niet voorkomen of zijn te verwachten. Ook zullen de geplande activiteiten geen effect hebben op deze soorten.

4.4.2.2 Gebiedsbescherming Natura 2000-gebieden

Artikel 2.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouding van bijzondere gebieden in Nederland. De Wet natuurbescherming (Wnb) sluit aan bij de Europese gebiedsbescherming zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en in de Habitatrichtlijn. De Nederlandse wetgeving heeft dit vastgelegd in een groot aantal Natura 2000-gebieden.

Natura 2000-gebieden

Natura 2000 omvat een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Alle Europese lidstaten dragen hieraan bij. Natura 2000 is gericht op het behoud van natuurgebieden en de ontwikkeling daarvan. De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn vormen hiervoor de onderliggende basis. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (NNN en GNN) (andersom is dat niet het geval).

Het Natura 2000-gebied de Veluwe ligt op circa 215 meter ten zuiden en op circa 396 meter ten westen van het onderhavige plangebied.

Diverse habitats en soorten van de Veluwe zijn beschermd, zoals enkele bos- en heidetypen. Specifieke bescherming is er voor onder andere het Vliegend hert, Gevlekte witsnuitlibel, en de Kamsalamander.

Stikstofdepositie

Het Natura 2000-gebied de Veluwe heeft diverse habitats die gevoelig zijn voor verzuring. Daarom moet bij nieuwe plannen ook worden bekeken of de plannen leiden tot een toename van de stikstofdepositie.

In de voorliggende situatie zijn met behulp van het rekenprogramma Aerius (versie 2020) berekeningen gemaakt van de te verwachten stikstofdepositie in zowel de aanleg- als de gebruiksfase. Hoewel het hier, in de zin van de Wnb, primair gaat om de beoordeling van een plan, is voor de berekening toch aangesloten bij de provinciale beleidsregels voor intern en extern salderen. Op die wijze is het mogelijk om tegelijkertijd ook de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor dit aspect inzichtelijk te maken.

De nieuwe situatie betreft in totaal 9 nieuwe woningen. Deze woningen worden gasloos uitgevoerd waardoor alleen transportbewegingen bijdragen aan de stikstofemissie. Voor de verkeersgeneratie is aangesloten bij de CROW publicatie 381. De situatie is ingevoerd in Aerius 2020. Daarmee is er geen depositie berekend boven de 0.00 mol/ha/jaar. De gebruiksfase levert daarmee geen significante bijdrage aan de stikstofdepositie.

Ook de aanlegfase is in beeld gebracht. Dat bestaat bij dit project uit het bouwrijpmaken en de realisatie van de negen nieuwe woningen. De gegevens zijn ingevoerd in Aerius 2020. Uit de verkeerresultaten blijkt dan dat bij de aanleg een stikstofdepositie is berekend van 0,05 mol/ha/jaar. Conform het beleid van de provincie Gelderland is een tijdelijke bijdrage van =0.05 of <0,05 mol/ha/jaar niet significant als dit korter duurt dan 2 jaar en dit het gevolg is van transportbewegingen en mobiele werktuigen (zie ook de website van de provincie BIJ12.nl). Deze bronnen maken onderdeel uit van de totale stiktofdeken. Daarmee zal het project niet leiden tot significant negatieve effecten.

Nader onderzoek en een vergunning Wet natuurbescherming (Nbw) is daarmee niet nodig.

4.4.2.3 Gebiedsbescherming Gelders natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelzone (GO)

Naast de toetsing op Natura 2000-gebied vindt er separaat een toetsing plaats op het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de voormalige Ecologische hoofdstructuur. Voor het GNN is door de provincie Gelderland een aantal criteria opgesteld waaraan wordt getoetst of een plan invloed heeft op de wezenlijke waarden en kenmerken.

Daarnaast zijn er Groene Ontwikkelzones aangewezen. Dat zijn gebieden met andere functies dan natuur die ruimtelijke verweven zijn met de natuur van het Gelders Natuuurnetwerk en daar functioneel mee samenhangen. Het beleid in de GO is gericht op versterking van die samenhang.

Het plangebied Elspeterbosweg 7 ligt buiten het GNN en de GO. De oostzijde van de tuinen van de tweekapper grenst op de oostzijde van het perceel wel aan het GNN.

Voor het GNN geldt geen zogenoemde "externe werking". De planrealisatie heeft geen effecten op de natuurwaarden van het GNN en de GO. Eén van de kernwaarden van de GNN is de "Veluwe donker en stil". Vanuit de zorgplicht is daarom het advies om onnodige verlichting richting de GNN te voorkomen en de buitenlampen alleen te laten afstralen naar beneden en niet na 23.00 uur.

Verder onderzoek of een ontheffing zijn niet nodig.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden, dat er vanuit het belang van de flora en fauna en vanwege de natuurbescherming in het algemeen, geen negatieve effecten zijn te verwachten door de voorliggende ontwikkeling.

Voor het onderzoeksrapport "Quickscan Natuur Woningbouw Elspeterbosweg 7-9 Vierhouten, Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur d.d. 27 januari 2021, zie Bijlage 5 bij deze Toelichting.

4.5 Bezonningsonderzoek

4.5.1 Bezonningsonderzoek - Regelgeving

Van belang is dat voor bezonning en schaduwwerking geen wettelijke eisen bestaan. Over algemeen worden TNO-normen gehanteerd als beoordelingskader voor bezonning. TNO hanteert twee normen, een lichte norm en een strenge norm.

De strenge norm: 3 uur zon per dag (niet aansluitend), in de periode van 21 januari tot en met 22 november; in het midden van de vensterbank, binnenkant raam.

De lichte norm: 2 uur zon per dag (niet aansluitend) in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober; in het midden van de vensterbank, binnenkant raam.

4.5.2 Bezonningsonderzoek - Planspecifiek

Door Van Bokhorst Architecten BNA is een bezonningsstudie gedaan. De resultaten daarvan zijn in onderstaande afbeelding zichtbaar gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0008.png"

Afbeelding 4.2 Bezonningsstudie van Bokhorst Architecten BNA

Er is een bezonningsstudie uitgevoerd voor het project Elspeterbosweg 7 te Vierhouten. Uit dit onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de bezonningsnormen van TNO. In de periode van maart tot en met september is er niet of nauwelijks schaduwwerking op het pand Elspeterbosweg 5, het enige pand in de directe omgeving van het plangebied dat een "woonbestemming" heeft.

Voor de bezonningsstudie, zie ook Bijlage 7 bij deze Toelichting.

4.6 Verkeer

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het plan Elspeterbosweg 7 takt met de ontsluitingsweg direct aan op de Elspeterbosweg. De toename van het verkeer zal bestaan uit het autoverkeer naar en vanaf de negen nieuwe woningen, die worden gerealiseerd.

Het perceel Elspeterbosweg 7 werd voor de uitvoering van het plan voor de negen woningen gebruikt als parkeerplaats voor toeristische bezoekers aan Vierhouten met name ten behoeve van het pannenkoekenrestaurant Elspeterbosweg 11. Door de negen nieuwe woningen zal de verkeerstoename er niet zijn, dan wel zal deze gering zijn.

4.7 Cultuurhistorie en archeologie

4.7.1 Cultuurhistorie

4.7.1.1 Cultuurhistorie - Wetgeving

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6, onder 2, van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Denk hierbij aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van de cultuurhistorie is de archeologie.

Erfgoedwet

De nieuwe Erfgoedwet is d.d. 8 februari 2016 in werking getreden.

4.7.1.2 Cultuurhistorie - Planspecifiek

Historische geografie

De naam Vierhouten (vroeger "Vierholten") is afkomstig van vier "foreesten" of wouden. Het dorp ligt vrijwel geheel ingesloten door de Veluws bossen, tussen Elspeet, Nunspeet, en Vaassen. Vierhouten is de kleinste kern in de gemeente Nunspeet en is ontstaan op de kruising van de Nunspeterweg/Gortelseweg met de Elspeterbosweg. Het dorp is ontstaan als enkdorp.

Tot aan de negentiende eeuw was de bevolking in de omgeving van het plangebied arm en bestond deze voornamelijk uit kleine boeren, schaapherders, dagloners en eekschillers die vaak in plaggenhutten leefden (rapport van de Steekproef blz. 12, met een verwijzing naar Exaltus 20141). Woeste gronden werden gebruikt voor het hoeden van schapen. Plaggenbemesting maakte het mogelijk om bepaalde akkers (enken) intensief te gebruiken voor de teelt van rogge. Totdat in het begin van de twintigste eeuw grote delen heide en stuifzand werden bebost, werd het dorp bedreigd door oprukkende stuifzanden.

Op de topografische kaart van de Veluwe en Veluwezoom uit 1802 - 1812 van De Man wordt Vierhouten "Vierholte" genoemd. Ten noorden van het dorp ligt een stuifzandgebied. Het plangebied ligt aan de "Weg na Zwolle" en er staat op die kaart geen bebouwing weergegeven.

Het plangebied Elspeterbosweg 7 ligt in de oude historische dorpskern van Vierhouten. Door het bemesten van de bouwlanden met potstalmest zijn de akkers van Vierhouten hoger komen te liggen en is de dorpsenk ontstaan. Door de ophoging kunnen archeologische waardengoed bewaard zijn gebleven. Rondom het dorp Vierhouten is een groot aantal grafheuvels bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01156-vg01_0009.png"

Afbeelding 4.3: Historische kaart uit 1802-1812 (De Man) (Ontleend aan blz. 12 van het

rapport van De Steekproef)

Op de kadastrale minuut uit 1832 bestaat het noordwestelijke deel van het plangebied uit bos en de rest is in gebruik als bouwland. Er is op deze kaart geen bebouwing weergegeven.

Op de historische topografische kaarten is de ontwikkeling van de dorpskern Vierhouten en de bebouwing in het plangebied duidelijk te volgen. Op de kaart uit 1850 staat de kruising van de Nunspeterweg / Gortelseweg met de Elspeterbosweg weergegeven met enkele boerderijen. Rond 1850 tot circa 1940 was het grootste deel van het plangebied in gebruik als bouwland en was er een bos aanwezig. Vanaf 1940 tot circa 2010 is het plangebied bebouwd met meerdere losse gebouwen. Vanaf 2010 is alle bebouwing op het perceel gesloopt.

4.7.2 Archeologie
4.7.2.1 Archeologie wetgeving

Het groeiende besef dat de toenemende ruimtelijke ontwikkelingen - en de bodemingrepen die daarmee gepaard gaan - op termijn het bodemarchief vernietigen, heeft in 1992 geleid tot de Conventie van Valletta (Verdrag van Malta). In dit Europese verdrag is vastgelegd dat het archeologisch erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter beschermd moet worden. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd.

In Nederland is het verdrag van Malta geïmplementeerd met de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Deze wet is op 1 september 2007 van kracht geworden. Door middel van de Wamz is de omgang met het bodemarchief verankerd in onder andere de Monumentenwet 1988 (nu de nieuwe Erfgoedwet, in werking getreden d.d. 8 februari 2016) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis hiervan zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet (nu de nieuwe Erfgoedwet, in werking getreden d.d. 8 februari 2016) kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat, waar nodig, die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

4.7.2.2 Archeologie - Planspecifiek

Er is door het archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef onderzoek gedaan naar de archeologische aspecten van het plan.

In het gespecificeerde archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een hoge verwachtingswaarde voor vindplaatsen vanaf de steentijd. Door de landschappelijke ligging, in de overgangsfase van dekzand- naar het stuwwallenlandschap, was het gebied tijdens alle archeologische periodes een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de mens.

In totaal zijn tijdens het veldonderzoek (verkennende fase) zes boringen verricht. Deels in overeenstemming met wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek, bestaat de opbouw van het plangebied uit bouwvoor op een geroerde/verstoorde zandlaag op hoofdzakelijk dekzandafzettingen. In geen van de boringen zijn intacte bodemhorizonten gevonden, noch archeologische cultuurlagen. De bodem in het plangebied is tot in de C-horizont reeds verstoord geraakt. In twee van de hier geplaatste boringen zijn archeologische indicatoren gevonden. De vondsten die gedaan zijn, komen uit een verstoorde context: uit de verstoorde laag waarin ook plastic is aangetroffen.

Selectieadvies door drs. C.R.C. Schamp (senior KNA-archeolooog prospector) van bureau De Steekproef B.V.

In het plangebied is op alle boorlocaties een verstoord/vergraven pakket in de bovengrond aanwezig met een gemiddelde diepte van 104 centimeter beneden maaiveld. De bodem in het plangebied is niet meer intact en tot in de C-horizont reeds verstoord geraakt. Waarschijnlijk is dit gebeurd tijdens de bouw en latere sloop van de voormalige bebouwing. Er zijn twee vondsten gedaan. Deze komen uit een verstoorde context: uit de verstoorde laag waarin ook plastic is aangetroffen. Hiermee is de wetenschappelijke informatiewaarde van de gevonden objecten zeer laag.

Op basis van de afwezigheid van intacte bodemhorizonten, cultuurlagen en/of archeologische indicatoren in een ongestoorde context, verwachten wij de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied klein. Geadviseerd wordt daarom geen archeologische vervolgonderzoek te verrichten voor het onderzochte terrein aan de Elspeterbosweg 7 te Vierhouten.

Indien bij toekomstig graafwerk toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt bij de minister conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11. Geadviseerd wordt dit te doen bij de gemeente Nunspeet en/of diens Archeologisch adviseur (dhr. M. Wispelwey, Omgevingsdienst Noord Veluwe).

Goedkeuring Regioarcheoloog Noord-Veluwe dhr. M. Wispelwey

De Regioarcheoloog Noord-Veluwe, de heer M. Wispelwey, heeft per e-mailbericht van 29 juni 2021 aangegeven dat hij akkoord is met de aanbevelingen en conclusies van het onderzoeksrapport van bureau De Steekproef B.V. Het rapport kon definitief worden gemaakt, hetgeen is gebeurd.

Voor het onderzoeksrapport "Vierhouten, Elspeterbosweg 7-9. Een Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O), Verkennende Fase, De Steekproef definitief rapport, februari 2021, steekproefrapport 2021-01/10, goedgekeurd d.d. 29 juni 2021, zie Bijlage 4 bij deze Toelichting.

4.8 Gezondheid

Het aspect gezondheid speelt een rol bij een goede ruimtelijke ordening. Bij dit plan kunnen met name gezondheidsaspecten in verband met de geluidhinder aan de orde zijn. Hiervoor verwijzen wij naar paragraaf 4.2.3. van deze Toelichting. Uit deze paragraaf 4.2.3. blijkt dat de geluidhinder in de woningen verantwoord is door de gemeente voorgenomen (geluids-)maatregelen.

 

4.9 Milieueffectrapportage

4.9.1 Milieueffectrapportage - Wetgeving

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) onderzoekt de milieugevolgen van een plan of project en de (milieuvriendelijkere) alternatieven. Een m.e.r. is verplicht bij grote ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van industriële complexen en de aanleg van auto(snel)wegen, maar een m.e.r. is bijvoorbeeld ook verplicht voor de aanleg van een golfbaan en de bij bepaalde uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het milieueffectrapport (MER) maakt onderdeel uit van de m.e.r.-procedure.

Of een project m.e.r.-plichtig is moet ten eerste worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage, artikel 7.4 bijlage C en D. In die twee bijlagen zijn de activiteiten aangewezen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Ten tweede kan de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r. nog meer activiteiten aanwijzen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Ten derde kan uit een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) ook een m.e.r.-plicht volgen.

Ook als de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (duidelijk) niet gehaald worden dient aandacht uit te gaan naar de milieugevolgen van een plan of project. Die aandacht naar de milieugevolgen heet dan 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Dit is voorgeschreven in artikel 2, lid 5 aanhef, en letter b van het Besluit milieueffectrapportage.

4.9.2 Milieueffectrapportage - Planspecifiek

Het onderhavige plan is niet direct m.e.r.-plichtig op grond van het Besluit milieueffectrapportage. Ook valt het plan niet direct onder de criteria van het Besluit milieueffectrapportage. Er is overeenkomstig artikel 2, lid 5, aanhef, en letter b van het Besluit milieueffectrapportage wel een zogenoemde Vormvije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie bijlage 9 bij deze Toelichting). Op basis van deze Vormvije m.e.r.-beoordeling is door het college van burgemeester en wethouders besloten dat er geen Milieu Effect Rapport (MER) behoeft te worden opgesteld.

Voor de Vormvrije m.e.r.-beoordeling project Elspeterbosweg 7-9 te Vierhouten d.d. 10 mei 2021, zie Bijlage 9 bij deze Toelichting.

4.10 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij de vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Economische uitvoerbaarheid - Planspecifiek

Voor het onderhavige project is een grondexploitaitie (GREX) vastgesteld door de gemeenteraad in haar vergadering van d.d. 9 juli 2020. Aangezien de grond van het perceel volledig in eigendom is van de gemeente is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan op te stellen en vast te stellen. Ook zal er om die reden geen anterieure overeenkomst worden gesloten. De gemeente sluit geen overeenkomst met zichzelf hierover. Uit de vastgestelde grondexploitatie volgt dat de uitvoering van het project uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en ook regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De Toelichting heeft geen juridische binding, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De Toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de Toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels en van de verbeelding. Tot slot maken de bijlages bij deze Toelichting en eventueel bij de Regels onlosmakelijk deel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, et cetera. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels - Algemeen

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in Hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen, volgens Hoofdstuk II, behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) gebruikt. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Planregels Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Groen, waarbij de functie van openbaar groen wordt neergelegd;
  • Tuin, waarbij de functie van (voor)tuinen van de woningen wordt neergelegd;
  • Verkeer, waarbij de verkeersfunctie van de centrale ontsluitingsweg wordt neergelegd;
  • Wonen.

5.4.1 Bestemming "Groen" (artikel 3)

Doeleinden

Binnen de bestemming "Groen" zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. kunstobjecten;
  • d. fiets- en wandelpaden;
  • e. watergangen, waterpartijen, en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • g. parkeerterrein (parkeerplaatsen) op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven.

Bouwregels:

Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Er mogen derhalve geen gebouwen worden gebouwd.

5.4.2 Bestemming "Tuin" (artikel 4)

Doeleinden

Binnen de bestemming "Tuin" zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemming "Wonen" waar een twee-aan-een woning kan worden gebouwd volgens de bouwaanduiding 'twee aaneen [tae]';
  • c. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs).

met de bijbehorende erf- en terreinafscheidingen, lantaarnpalen en vlaggenmasten.

Bouwregels:

Binnen de bestemming mogen geen gebouwen, en geen overkappingen, en geen carports, worden gebouwd.

Andere bouwwerken dan erf- en terreinafscheidingen, geluidsschermen, lantaarnpalen en vlaggenmasten, mogen niet worden gebouwd.

De bouwhoogte van lantaarnpalen voor de openbare verlichting mag maximaal 4 meter bedragen. Het is hierbij toegestaan dat de openbare verlichting aan de gevels van de woningen wordt bevestigd in plaats van aan lantaarnpalen.

De bouwhoogte van de geluidsschermen dient minimaal 2,50 meter en maximaal 2,50 meter te bedragen.

De bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen.

Er zijn in deze bestemming zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in verband met het te bouwen geluidsscherm. Ten eerste voor de activiteit bouwen en ten tweede voor het gebruik.

Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens(perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Tuin" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 4.2.3, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 4.2.3, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm (i.v.m. het gebruik)

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Tuin" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 4.4.1, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 4.4.1, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

Afwijking van de bouwregels voor verlaging van de bouwhoogte van het geluidsscherm voor ondergeschikte delen

Er is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in artikel 4, lid 4.3, sublid 4.3.1 waarbij het mogelijk is om bij ondergeschikte delen van het geluidsscherm de bouwhoogte te verlagen. Hierbij moet worden gedacht aan praktische redenen (bouwkundige en stedenbouwkundige redenen) waarom het noodzakelijk is om de bouwhoogte van ondergeschikte delen van de geluidsschermen te verlagen. Hiervoor moeten geen akoestische belemmeringen aanwezig zijn.

5.4.3 Bestemming "Verkeer" (artikel 5)

Doeleinden

Binnen de bestemming "Verkeer" zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. verkeer en vervoer over de weg (uitsluitend voor erftoegangswegen);
  • b. wegen en straten (uitsluitend erftoegangswegen;
  • c. parkeerterrein op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstobjecten.
  • h. fiets- en wandelpaden;
  • i. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • k. erf- en terreinafscheidingen;
  • l. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);

Met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsvoorzieningen, andere werken en voorzieningen.

Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming.

Van belang is dat de bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen, maar dat:

De bouwhoogte van geluidsschermen dient minimaal 2,50 en mag maximaal 2,50 meter bedragen.

Bouwregels nutsvoorzieningen

De bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 1,50 meter bedragen.

De oppervlakte van bouwwerken t.b.v. nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen.

Voorwaardelijke verplichtingen i.v.m. geluidsschermen

Er zijn in deze bestemming twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in verband met het te bouwen geluidsscherm. Ten eerste voor de activiteit bouwen en ten tweede voor het gebruik.

Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Verkeer" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 5.2.3, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 5.2.3, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm (i.v.m. het gebruik)

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Verkeer" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 5.4.1, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 5.4.1, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

Afwijking van de bouwregels voor verlaging van de bouwhoogte van het geluidsscherm voor ondergeschikte delen

Er is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in artikel 5, lid 5.3, sublid 5.3.1, waarbij het mogelijk is om bij ondergeschikte delen van het geluidsscherm de bouwhoogte te verlagen. Hierbij moet worden gedacht aan praktische redenen (bouwkundige en stedenbouwkundige redenen) waarom het noodzakelijk is om de bouwhoogte van ondergeschikte delen van de geluidsschermen te verlagen. Hiervoor moeten geen akoestische belemmeringen aanwezig zijn.

5.4.4 Bestemming "Wonen" (artikel 6)

Doeleinden

Binnen de bestemming "Wonen" zijn toegestaan:

  • a. het wonen in een woning;

en in samenhang daarmee voor:

  • b. een "aan-huis-gebonden beroep" of een "aan-huis-gebonden bedrijf"; (zie hiervoor ook de specifieke gebruiksregels bij artikel 5, lid 5.4.1, en lid 5.4.2).
  • c. tuinen en erven;
  • d. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, en voorzieningen zoals paden, bermen, parkeervoorzieningen, warmte-kracht-installaties, warmtepompen, zonnepanelen op daken, andere duurzaamheidsvoorzieningen (niet zijnde windturbines), nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

Bouwregels

In de bouwregels is geregeld dat de hoofdgebouwen gebouwd dienen te worden binnen de op de Verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Op de plaats waar op de Verbeelding de bouwaanduiding 'tae' is aangegeven mag uitsluitend een 'twee-onder-een-kap woning' worden gebouwd. Waar een dergelijke aanduiding niet op de Verbeelding is aangegeven is het toegestaan om naast twee-onder-een-kap woningen, ook vrijstaande woningen of aaneengebouwde woningen (geschakelde woningen of rij-woningen) te bouwen.

Hoofdgebouwen van de woningen op bouwpercelen waar de bouwaanduiding 'tae' (tweeaaneen) is aangegeven dienen te worden gebouwd op minimaal 3 meter vanaf de zijdelingse perceelgrenzen.

Voorwaardelijke verplichting waterberging

Er is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de bouw/aanleg/gebruik van waterbergingsvoorzieningen waarmee wordt geborgd dat het hemelwater dat valt op de bouwpercelen op hetzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd, en wel als volgt in lid 6.2.4:

  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of voor het afwijken dient aangetoond te worden dat het hemelwater dat valt op het desbetreffende bouwperceel op datzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd. Deze (civiele) voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Indien niet aan lid 6.2.4, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan om het desbetreffende perceel voor de bestemming/functie wonen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

Ook bij de specifieke gebruiksregels is een dergelijke voorwaardelijke verplichting opgenomen in lid 6.4.3:

  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of voor het afwijken dient aangetoond te worden dat het hemelwater dat valt op het desbetreffende bouwperceel op datzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd. Deze (civiele) voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Indien niet aan lid 6.4.3, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan om het desbetreffende perceel voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

Voorwaardelijke verplichting(en) geluidsschermen

Ten behoeve van de bouw en het gebruik van de geluidsschermen zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.

Ten eerste is er ten behoeve van de bouw van de geluidsschermen een voorwaardelijke verplichting opgenomen, namelijk in artikel 6, lid 6.2.5, welke als volgt luidt:

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidsscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.2.5, onder a. genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.2.5, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

Ten tweede is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels, namelijk in artikel 6, lid 6.4.4, welke als volgt luidt:

  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.4.4, onder a. genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.4.4, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

Voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de geluidbelasting van de woningen Voor gebruiksruimtes op de 3e bouwlaag van de woningen (de bergruimtes en/of zolder(s)) zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Ten eerste is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen i.v.m. de geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de activiteit bouwen, en wel in artikel 6, lid 6.2.6. Dit is als volgt geregeld:

  • a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebouwd.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.6, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.

Ten tweede is er een voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de geluidbelasting van de woningen opgenomen in verband met het gebruik, en wel in de specifieke gebruiksregels, in artikel 6, lid 6.4.5. Dit is als volgt geregeld:

  • a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebruikt.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.5, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

Voorwaardelijke verplichting eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid

In verband met te stellen (extra) eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Ten eerste is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen in verband met de activiteit bouwen, en wel in artikel 6, lid 6.2.7. Dit is als volgt geregeld:

  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.7, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.

In de tweede plaats is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in verband met de eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid i.v.m. het gebruik, en wel in artikel 6, lid 6.4.6. Dit is als volgt geregeld:

  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.6, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

Met deze regeling kan in verband met een goed leefklimaat in deze specifieke situatie met de beschreven geluidhinder worden afgeweken van de norm van 20 dB, zoals deze is neergelegd in het Bouwbesluit. Hiermee wordt bereikt dat de akoestische situatie binnen de woningen goed is.

Afwijking van de bouwregels voor verlaging van de bouwhoogte van het geluidsscherm voor ondergeschikte delen

Er is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in artikel 6, lid 6.3, sublid 6.3.1, waarbij het mogelijk is om bij ondergeschikte delen van het geluidsscherm de bouwhoogte te verlagen. Hierbij moet worden gedacht aan praktische redenen (bouwkundige en stedenbouwkundige redenen) waarom het noodzakelijk is om de bouwhoogte van ondergeschikte delen van de geluidsschermen te verlagen. Hiervoor moeten geen akoestische belemmeringen aanwezig zijn.

5.4.5 Conclusie bestemmingen

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Een ontwerp-bestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na deze bekendmaking opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS). Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de terinzagelegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt, indien er althans beroep wordt ingesteld, met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

6.2 Verslag inspraak / participatie ex artikel 3.1.6 Bro

Vanaf 1 januari 2021 vraagt de gemeente Nunspeet van initiatiefnemers wanneer zij een (woning)bouwplan indienen dat impact heeft op de omgeving en dat niet past binnen het bestemmingplan, dat initiatiefnemers in dergelijke gevallen hierover met de omgeving in gesprek gaan. Oftewel dat er een zogenoemde omgevingsdialoog wordt gevoerd. Dit om de omgeving te betrekken bij de plannen en om over de voorgenomen plannen actief met de omgeving te communiceren.

De woningbouwontwikkeling aan de Elspeterbosweg 7 te Vierhouten is een initiatief waarmee al ver voor de invoering van het voeren van een omgevingsdialoog op 1 januari 2021, is gestart. In het bijgaande verslag wordt beschreven op welke wijze de dialoog met de omgeving over dit initiatief tot op heden is gevoerd. Zie bijlage 8 bij deze Toelichting.

6.3 Verslag zienswijzenprocedure

Het bestemmingsplan heeft als ontwerp-bestemmingsplan in de periode van 19 mei 2021 t/m 29 juni 2021 als een papieren versie in het Klant Contact Centrum (KCC) van het gemeentehuis voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Ook is het bestemmingsplan digitaal ter inzage gelegd via www.ruimtelijkeplannen.nl. Er zijn in die periode geen zienswijzen ingediend.