direct naar inhoud van Regels
Plan: ELSPETERBOSWEG 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01156-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ELSPETERBOSWEG 7 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01156-vg01 van de gemeente Nunspeet;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, niet zijnde een aan huis gebonden beroep, met kleinschalige bedrijfsactiviteiten, en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten (uitgezonderd prostitutie), dat wil zeggen er moet sprake zijn van één bedrijf dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door een bewoner van het huis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke en milieutechnische uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

onder een aan huis gebonden bedrijf wordt tevens verstaan een internetwinkel type A1 en A2, zie begrip 1.51 internetwinkel;

1.4 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie. Deze diensten worden uitgeoefend door een bewoner van het huis in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 afhaalcentrum internetwinkel:

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistieke opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.12 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw;

1.15 bebouwingspercentage:

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.16 bed & breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.17 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.18 bedrijfsvloeroppervakte:

de totale vloeroppervlakte binnen de buitenmuren van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratie ruimten en dergelijke;

1.19 beganegrondverdieping:

de eerste bouwlaag;

1.20 bestaand bouwwerk:

bestaand en legaal aanwezig bouwwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.21 bestaand gebruik:

bestaand en legaal gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.22 bestaande:

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van bestemmingsplan;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.26 bodemingreep:

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  • a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. woelen, mengen, diepploegen, ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

constructie van enige omvang van hout, steen, metaal, of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties;

1.34 collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO):

situatie dat een groep van burgers, georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst, tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.35 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.37 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.38 dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.41 eigen terrein als bedoeld in de regeling voor parkeren en laden en lossen:

het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.

1.42 erf:

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.43 erftoegangsweg:

een erftoegangsweg is het meest lokale wegtype in de Nederlandse wegcategorisering. Het betreft wegen met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.44 evenement:

een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.45 gebouw:

bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.47 geluidsgevoelige ruimte:

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2. (Zie artikel 1 Wet geluidhinder).

1.48 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.49 huishouden:

een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandig huishouden vormen dat zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.50 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.51 internetwinkel

een (bedrijfsmatige) dienst bestaande uit een keten van activiteiten gericht op het maken, onderhouden en exploiteren van een website met een afhaalcentrum (zie het begrip 1.8). Ondersteunend aan de website kan tevens een fysieke bezoekmogelijkheid zijn, gericht op het showen en informeren (et cetera) van klanten. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 internetwinkels:

A1. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid op locatie. Indien een fysieke mogelijkheid elders aanwezig is, dient deze daar passend bestemd te zijn. Dit geldt ook voor het elders aanwezige afhaalcentrum;

A2. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is, dient deze aldaar passend bestemd te zijn;

B1. Met fysieke bezoekmogelijkheid. Het afhaalcentrum is elders gevestigd en aldaar passend bestemd;

B2. Met fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum;

1.52 inwoning:

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.53 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.54 kelder:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil, met uitzondering van kruipruimtes;

zie ook het begrip: 1.60 onderbouw of kelders:

1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en/of dienstverlening, geen detailhandel zijnde en geen prostitutie zijnde, dat in of bij een woning/woonhuis of in of bij de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker en waarvan de omvang zodanig is, dat de woning/het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat deze een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.56 maaiveld:

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.57 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend ui een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.58 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.59 nutsvoorziening:

gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsvoorzieningen zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatieverkeer;

1.60 onderbouw of kelders:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil, met uitzondering van kruipruimtes;

zie ook het begrip: 1.54 kelder:

1.61 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder worden verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken. (Schotel)antennes voor zover gelegen aan het voorerf vallen hier niet onder;

1.62 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.63 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.64 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;

1.65 parkeervoorzieningen

parkeerplaatsen ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan de Parkeernota van de gemeente Nunspeet;

1.66 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.67 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

1.68 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.69 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.70 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard plaatsvinden; waaronder in elk geval wordt verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomaat, een sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.71 twee-aaneen woning

een twee-aaneen woning bestaat uit twee aan elkaar gebouwde woningen.

1.72 verbeelding / plankaart:

a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Elspeterbosweg 7;

b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan;

1.73 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en of in uitvoering geven;

1.74 verblijfsrecreatie:

elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt in een recreatief nachtverblijf;

1.75 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.76 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.77 voorgevelrooilijn:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk een gelijkmatige beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.78 woning:

een complex van ruimten dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.79 wooneenheid:

een complex van ruimten in een woongebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.80 woongebouw:

een als zodanig ontworpen (dan wel gerealiseerd) gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als eenheid beschouwd kan worden;

1.81 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.82 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de dakhelling:

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. kunstobjecten;
  • d. fiets- en wandelpaden;
  • e. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • g. parkeerterrein (parkeerplaatsen) op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 bouwen

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 eisen

voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen voor de lijn, die 1 meter achter (het verlengde van de) voorgevelrooilijnen van woningen ligt, en voor de lijn, die 1 meter achter (het verlengde van de) rooilijnen van andere gevels van woningen die aan het openbaar toegankelijk gebied grenzen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op andere plaatsen dan in lid 3.2.2, onder a. worden genoemd mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen en speelvoorzieningen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemming "Wonen" waar een twee-aan-een woning kan worden gebouwd volgens de bouwaanduiding 'twee aaneen [tae]';
  • c. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);

met de bijbehorende erf- en terreinafscheidingen, lantaarnpalen en vlaggenmasten.

4.2 Bouwregels
4.2.1 bouwen
  • a. Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen geen gebouwen, en geen overkappingen, en geen carports worden gebouwd.
  • b. Andere bouwwerken dan erf- en terreinafscheidingen, geluidsschermen, lantaarnpalen, en vlaggenmasten, zoals hieronder bij lid 4.2.2 eisen worden genoemd, mogen niet binnen deze bestemming worden gebouwd.

4.2.2 eisen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en geen overkappingen en geen carports zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen voor de lijn, die 1 meter achter (het verlengde van de) voorgevelrooilijnen van woningen ligt, en voor de lijn, die 1 meter achter (het verlengde van de) rooilijnen van andere gevels van woningen die aan het openbaar toegankelijk gebied grenzen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op andere plaatsen dan in lid 4.2.2, onder a. worden genoemd mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van geluidsschermen dient minimaal 2,50 meter en mag maximaal 2,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lantaarnpalen t.b.v. openbare verlichting mag maximaal 4 meter bedragen; het is verder toegestaan om de openbare verlichting aan de gevels van de woningen te bevestigen in plaats van aan lantaarnpalen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen.

4.2.3 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen
  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Tuin" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 4.2.3, onder a. genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 4.2.3, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Met een Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4, lid 4.2, sublid 4.2.2, onder c. voor:

  • a. het verlagen van de bouwhoogte van de geluidsschermen op ondergeschikte gedeelten van deze geluidsschermen indien dat bouwkundig en stedenbouwkundig gewenst is en waarbij er geen akoestische belemmeringen daarvoor aanwezig zijn.

4.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  • a. het belang van de aanvrager;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  • c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  • d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  • e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik et cetera.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm
  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Tuin" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 4.4.1, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 4.4.1, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en vervoer over de weg (uitsluitend voor erftoegangswegen);
  • b. wegen, straten (uitsluitend erftoegangswegen);
  • c. parkeerterrein op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstobjecten;
  • h. fiets- en wandelpaden;
  • i. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • k. erf- en terreinafscheidingen;
  • l. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsvoorzieningen, andere werken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 bouwen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming.

5.2.2 eisen

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals genoemd in lid 5.2.1 gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidsschermen dient minimaal 2,50 meter en mag maximaal 2,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lantaarnpalen mag maximaal 4,00 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7,00 meter bedragen;
  • e. bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 1,50 meter bedragen;
  • f. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen.

5.2.3 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen
  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Verkeer" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 5.2.3, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 5.2.3, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Met een Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5, lid 5.2, sublid 5.2.2, onder b. voor:

  • a. het verlagen van de bouwhoogte van de geluidsschermen op ondergeschikte gedeelten van de geluidsschermen indien dat bouwkundig en stedenbouwkundig gewenst is en waarbij er geen akoestische belemmeringen daarvoor aanwezig zijn.

5.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  • a. het belang van de aanvrager;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  • c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  • d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  • e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik et cetera.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm
  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Verkeer" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 5.4.1, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 5.4.1, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning;

en in samenhang daarmee voor:

  • b. een aan-huis-gebonden beroep of een aan-huis-gebonden bedrijf;
  • c. tuinen en erven;
  • d. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm (gs)';

met bijbehorende gebouwen, en voorzieningen zoals paden, bermen, parkeervoorzieningen, warmte-kracht-installaties; warmtepompen; zonnepanelen op daken; andere duurzaamheidsvoorzieningen (niet zijnde windturbines), nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'tae' (twee aaneen) mag uitsluitend de volgende woningtypologie worden gebouwd: twee-aaneen woningen. Waar een dergelijke aanduiding ontbreekt is het toegestaan om naast twee-aaneen woningen ook vrijstaande woningen of aaneen gebouwde woningen (geschakelde woningen of rij-woningen) te bouwen;
  • d. de hoofdgebouwen van de woningen op bouwpercelen waarop de bouwaanduiding 'tae' (twee aaneen) rust dienen gebouwd te worden op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelgrenzen;
  • e. de hoofdgebouwen dienen verplicht met een kap te worden gebouwd.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte maximaal 3,5 m;
  • b. bouwhoogte maximaal 5 m;
  • c. minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. gezamenlijke maximaal oppervlakte in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. 60 m2 in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2;
    • 2. 70 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 150 m2;
    • 3. 80 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 150 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 200 m2;
    • 4. 90 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 200 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 250 m2;
    • 5. 100 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 250 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 300 m2;
    • 6. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 maar kleiner dan 1.500 m2: 100 m2 vermeerderd met 10% van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2 tot een maximum van 200 m2;

e. afwijkend van de bepalingen onder:

    • 1. 6.2.2, onder b. geldt, daar waar de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw, als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m;

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. geluidsschermen dienen te worden gebouwd daar waar de functieaanduiding '(gs) geluidsscherm' op de verbeelding is aangegeven;
  • b. Carports en overkappingen dienen minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van een woning worden gebouwd;
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. bij erf- en terreinafscheidingen voor de lijn van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn tot maximaal 1 meter;
    • 2. bij erf- en terreinafscheidingen achter de lijn van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn tot maximaal 2 meter;
    • 3. voor vlaggenmasten tot maximaal 7 meter;
    • 4. voor geluidsschermen minimaal 2,50 meter en maximaal 2,50 meter;
    • 5. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter.

6.2.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging i.v.m. de activiteit bouwen
  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of voor het afwijken dient aangetoond te worden dat het hemelwater dat valt op het desbetreffende bouwperceel op datzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd. Deze (civiele) voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Indien niet aan lid 6.2.4, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan om het desbetreffende perceel voor de bestemming/functie wonen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen te verlenen.

6.2.5 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen
  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.2.5, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.2.5, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.

6.2.6 Voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de geluidbelasting van de woningen i.v.m. de activiteit bouwen
  • a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebouwd.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.6, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.

6.2.7 Voorwaardelijke verplichting eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid i.v.m. de activiteit bouwen
  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.7, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken

Met een Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6, lid 6.2 ten behoeve van het:

  • a. bouwen van hoofdgebouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, waarbij wordt afgeweken van artikel 6.2, lid 6.2.1, onder d;
  • b. overschrijden van het bouwvlak tot niet meer dan 5 meter;
  • c. bouwen van bijbehorende bouwwerken tot aan én voor (het verlengde van de) voorgevelrooilijn;
  • d. verhogen van de toegelaten bouwhoogte bij hoofdgebouwen met niet meer dan 2 meter en bij bijbehorende bouwwerken met niet meer dan 1 meter;
  • e. verhogen van de toegelaten bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met 1 meter;
  • f. verhogen van de toegelaten goothoogte bij hoofdgebouwen tot maximaal 6 meter;
  • g. verhogen van de toegelaten goothoogte bij bijbehorende bouwwerken tot maximaal 4,50 meter;
  • h. vergroten van het oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 100 m2;
  • i. verlagen van de bouwhoogte van de geluidsschermen op ondergeschikte gedeelten van de geluidsschermen indien dat bouwkundig en stedenbouwkundig gewenst is en waarbij er geen akoestische belemmeringen daarvoor aanwezig zijn.

6.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  • a. het belang van de aanvrager;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  • c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  • d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  • e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik et cetera.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan-huis-gebonden beroep;
  • a. een aan-huis-gebonden beroep moet voldoen aan de omschrijving/eisen die gesteld worden in het begrip 1.4 aan huis gebonden beroep:
  • b. het oppervlakte dat voor een aan-huis-gebonden beroep mag worden gebruikt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • c. bij een aan-huis-gebonden beroep is geen detailhandel toegestaan;
  • d. bij een aan-huis-gebonden beroep zijn reclameuitingen alleen toegestaan na een vergunning.

6.4.2 Aan-huis-gebonden bedrijf
  • a. een aan-huis-gebonden bedrijf moet voldoen aan de omschrijving/eisen die gesteld worden in het begrip 1.3 aan huis gebonden bedrijf.
  • b. het oppervlakte dat voor een aan-huis-gebonden bedrijf mag worden gebruikt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2;
  • c. bij een aan-huis-gebonden bedrijf is geen detailhandel toegestaan;
  • d. bij een aan-huis-gebonden bedrijf zijn reclameuitingen alleen toegestaan na een vergunning.

6.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of voor het afwijken dient aangetoond te worden dat het hemelwater dat valt op het desbetreffende bouwperceel op datzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd. Deze (civiele) voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Indien niet aan lid 6.4.3, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan om het desbetreffende perceel voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

6.4.4 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm
  • a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
  • b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.4.4, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
  • c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
  • d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
  • e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.4.4, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.

6.4.5 Voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de geluidbelasting van de woningen
  • a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebouwd.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.5, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

6.4.6 Voorwaardelijke verplichting eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid
  • a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
  • b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.6, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak tenzij het specifiek wordt toegestaan.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels
9.2.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

artikel 9.1 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat het bouwperceel ten minste 1000 m² groot moet zijn;

9.2.2 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  • a. het belang van de aanvrager;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  • c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  • d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  • e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik et cetera.

9.3 Parkeerregels
9.3.1 Parkeerregels t.b.v. omgevingsvergunningen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en / of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
  • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
  • 2. het laden of lossen van goederen;
  • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.

  • b. De onder a genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.

9.3.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1.:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. of voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

9.3.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in lid 9.3.2. genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

9.3.4 Parkeerfonds
  • a. Van de parkeerregels genoemd in lid 9.3.1. kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
  • c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).

9.3.5 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 9.3.1, 9.3.2, 9.3.3., en 9.3.4, wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassin met een maximale oppervlakte van 2500 m², maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 vierkante meter;
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwings- grenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.
10.2 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  • a. het belang van de aanvrager;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  • c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  • d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  • e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik et cetera.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Geringe veranderingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van (bestaande) bestemmings- en bouwgrenzen tot niet meer dan 5 m.

11.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  • d. dat het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
  • e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma indien het gaat om woningbouw;
  • f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  • g. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
  • h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'ELSPETERBOSWEG 7' van de gemeente Nunspeet.

Behorend bij het besluit van ...