direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Kerkstraat 21, Zevenaar
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het centrum van Zevenaar, op de locatie Kerkstraat 21, was tot juni 2017 sprake van een bouwmarkt met een woning op de verdieping. Aangezien de bouwmarkt niet meer aanwezig is en de bovenwoning niet meer bewoond wordt, is er sprake van leegstand. Het voornemen bestaat om de bestaande bebouwing op de locatie te slopen ten behoeve van 13 appartementen met bijhorende bergingen en parkeerplaatsen. Op basis van het huidige bestemmingsplan is de gewenste functie wonen reeds toegestaan. Het bouwplan kan, volgens de bouwregels van het bestemmingsplan, echter niet worden gerealiseerd.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor de ontwikkeling. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft daarom het voornemen om met toepassing van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor onderhavig initiatief.

1.2 Besluitgebied

Het besluitgebied ligt aan de zuidzijde van het centrum van Zevenaar. De locatie is in de huidige situatie grotendeels bebouwd. Voor het overige is de locatie in gebruik als achtertuin en verder als een met klinkers verharde toegangsweg.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0001.png"

Globale ligging besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0002.png"

Globale begrenzing besluitgebied

1.3 Geldende planologische regeling

Voor het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Centrum Zevenaar'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Zevenaar op 18 december 2013. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. De begrenzing van het besluitgebied is daarop met een gele arcering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Centrum Zevenaar' (aangeduid met een geel kader)

Op grond van het vigerend bestemmingsplan geldt ter plaatse van het besluitgebied de bestemming 'gemengd - 2'. Binnen deze bestemming is wonen zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan. Verder is het toegestaan de gronden te gebruiken ten behoeve van de bijbehorende voorzieningen zoals verkeers-, watervoorzieningen, tuinen, bergingen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen.

Naast dit bestemmingsplan zijn ook het bestemmingsplan 'Archeologie' (vastgesteld op 7 april 2010) en het 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar' (vastgesteld op 30 januari 2018) van toepassing. In het bestemmingsplan 'Archeologie' is het gemeentelijke archeologisch beleid juridisch planologisch geborgd. Het 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar' regelt het gemeentelijk parkeerbeleid.

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van dertien gestapelde woningen. De nieuwbouw is deels beoogd buiten het bouwvlak. Verder wordt er, voor een deel van het nieuwe woongebouw, niet voldaan aan de maximale bouw- en goothoogtes. Tevens wordt afgeweken van de gestelde parkeernormen voor het centrum gebied. De ontwikkeling is daarmee in strijd met het vigerend bestemmingsplan 'Centrum Zevenaar' alsmede het parkeerbeleid. Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken moet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar op basis van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend.

1.4 Leeswijzer

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bestaat uit deze toelichting en een kaart met het besluitgebied. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 volgt de haalbaarheid van het plan. Naast de economische uitvoerbaarheid dient het plan ook op aspecten als beleid, milieu, water, ecologie, archeologie en verkeer en parkeren uitvoerbaar te zijn. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de afweging ten aanzien van het initiatief en de uiteindelijke conclusie.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het besluitgebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.

2.2 Bestaande situatie

Het besluitgebied is gelegen aan één van de toegangswegen naar het centrum van Zevenaar. De Kerkstraat kenmerkt zich door woningen en winkelpanden met bovenliggende woningen. Het terrein grenst aan diverse initiatieven, zoals de nieuwbouwontwikkelingen van het British American Tobacco (BAT)-terrein, het plein voor het gemeentehuis en Hal 12 waar verschillende lokale maatschappelijke, sociale en culturele organisaties zich bundelen ter verhoging van de kwaliteit van de (lokale) samenleving.

Binnen het plangebied is niet meer in gebruik zijnde bedrijfsbebouwing aanwezig. Tot juni 2017 was het pand in gebruik als bouwmarkt met bovenliggende woning. Op het achterterrein zijn een aantal opstallen aanwezig. De locatie is daarmee in de huidige situatie grotendeels bebouwd. Voor het overige is de locatie in gebruik als achtertuin en een met klinkers verharde toegangsweg. Volgens gegevens afkomstig van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is het pand gebouwd in 1957.

De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie van de locatie weer, gezien vanaf de Kerkstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0004.png"

Impressie huidige situatie besluitgebied gezien vanuit het zuiden

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0005.png"

Impressie huidige situatie besluitgebied gezien vanuit het noorden

2.3 Toekomstige situatie

2.3.1 Algemeen

Voorliggend initiatief voorziet in de sloop van alle bebouwing en de nieuwbouw van een appartementencomplex. Het plan voorziet in de bouw van dertien woningen. De woningen worden gebouwd in drie lagen. De doelgroep betreft met name 50-plussers.

2.3.2 Stedenbouw

Stedenbouwkundig wordt ingezet op een nieuwe wandvorming aan het toekomstige plein voor Hal 12. Aangezien behoud van het hoekpand niet mogelijk is gebleken, is gezocht naar een opzet waarbij recht wordt gedaan aan de panden gelegen aan de Kerkstraat en de nieuwbouw op het voormalige BAT-terrein. Het appartementencomplex zal bestaan uit een drietal onderdelen, te weten een kop, romp en staart. Met de kop wordt de stijl en karakteristiek van het hoekpand behouden. De romp vormt een overgang met daarin veel glas en ondergeschikte functies aan de woningen. Het laatste deel sluit aan op de achterliggende nieuwbouw en het voorterrein van het gemeentehuis en Hal 12. Het bouwplan is door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit akkoord bevonden.

2.3.3 Omgeving

Aan de achterzijde grenst het besluitgebied aan de tuinen van de nieuwbouwwoningen van woningbouwplan 'Solidiam'. Tussen deze woningen en de tuinen is bewust een ruime afstand aangehouden. In de gevel aan de achterzijde komen kleine/smalle gevelopeningen die worden voorzien van melkglas zodat de privacy in de naastgelegen tuinen wordt gerespecteerd.

2.3.4 Ontsluiting

Onderhavig initiatief zal worden ontsloten over eigen terrein langs de voorzijde van de appartementen met een in- en uitrit op de bestaande Kerkstraat. Het woningbouwplan 'Solidiam' wordt ontsloten via een nieuw aan te leggen weg met een aansluiting op de Kerkstraat. Om die reden is men in overleg met de betrokken partijen, waaronder de gemeente, om te komen tot één gezamenlijke ontsluiting aan de oostzijde van het besluitgebied.

In de toekomst zal er een in- en uitrit worden gerealiseerd aan de oostzijde van het terrein op de nieuw aan te leggen weg vanaf het BAT-terrein. Naast deze nieuwe weg zal er een voetpad aangelegd worden met aansluiting op het voetpad langs de Kerkstraat. Vanuit de hoofdentree van de appartementen zal er een aansluiting komen op het nieuwe voetpad. Bestaande bomen blijven grotendeels behouden en het geheel zal worden ingekleed met groen. Aan de zuidzijde van de nieuwe weg zal het toekomstige gemeenteplein worden gerealiseerd.

Aangezien het volgens het bepaalde in artikel 2.12 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) niet is toegestaan om zonder vergunning een uitweg te maken naar de Kerkstraat, is de tijdelijke uitweg meegenomen in onderhavig omgevingsvergunning.

2.3.5 Parkeren

Uitgaande van een parkeernorm van 1,23 per woning zijn er 16 parkeerplaatsen benodigd. Achter de nieuwe bebouwing, op eigen terrein, wordt voorzien in tenminste 16 vaste parkeerplaatsen met een goede bereikbaarheid. Uitgaande van de voor het gebied geldende parkeernorm van 1,4 zouden er echter 18 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd moeten worden. Concreet betekent dit een tekort van 2 parkeerplaatsen. De gemeente Zevenaar is echter bereid om af te wijken van de parkeernorm waarmee ingestemd wordt met minimaal 16 parkeerplaatsen. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.9.

Op de navolgende afbeelding is de stedenbouwkundige opzet van het bouwplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0006.jpg"

Stedenbouwkundige opzet besluitgebied (begane grond)

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0007.jpg"

Gevelaanzicht vanaf de zuidzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0008.jpg"

Gevelaanzicht vanaf de Kerkstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0009.jpg"

Gevelaanzicht achterzijde woningen, vanaf parkeerplaats

2.3.6 Duurzaamheid

Voor nieuwbouw woningen en bedrijfspanden met een klein verbruikersaansluiting (minder dan 40 m3 per uur) geldt vanaf 1 juli 2018 de Wet Voortgang Energietransitie (VET). Dit komt feitelijk neer op een verbod om aan te sluiten op aardgas. De gemeente Zevenaar heeft de ambitie om in 2040 aardgasloos te zijn. De appartementen worden aardgasloos uitgevoerd. De appartementen worden voorzien van een duurzame luchtwarmtepomp, balansventilatie en zonnepanelen. 

2.3.7 Conclusie

Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied waar reeds wonen is toegestaan. Met de bouw van de woningen wordt verpaupering tegengegaan en wordt voldaan aan de vraag naar (senioren)woningen binnen de gemeente Zevenaar. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Inleiding

Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

3.2 Beleid

3.2.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

3.2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, lid 2  van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.

Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing rijksbeleid

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggend initiatief zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met elf woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Op basis van het geldende bestemmingplan is er reeds ruimte voor de realisatie van meerdere woningen. Het besluitgebied biedt met de huidige bouwregels ruimte aan circa acht appartementen. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen, binnen bestaand stedelijk gebied. Dit zorgt voor een toename van circa vijf woningen. Het initiatief wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.

3.2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.

De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  • 1. Een duurzame economische structuurversterking.
    Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
    Dit doel betekent vooral:
    - ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels;
    - zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
    - een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
    - een gezonde en veilige leefomgeving.

Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:

  • Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau.
  • Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling.
  • Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Toetsing provinciaal beleid

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied op een locatie waar woningbouw reeds grotendeels is toegestaan. Met de bouw van de woningen wordt verpaupering tegengegaan en wordt voldaan aan de vraag naar (senioren)woningen binnen de gemeente Zevenaar. Verder wordt met de realisatie van woningen en het verdwijnen van de bouwmarkt een meer passende functie gegeven aan de locatie. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied. Het plan past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Liemerse Woonagenda 2017 – 2027 (zie paragraaf 3.2.4). Het initiatief is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.2.4 Regionaal beleid

Liemerse Woonagenda 2017-2027

De wethouders Wonen van de Liemerse gemeenten Duiven, Doesburg, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar hebben samen de Liemerse Woonagenda voor de periode 2017-2027 ondertekend. Via deze regionale agenda hebben ze afspraken gemaakt over wat voor soort woningen, de aantallen woningen die er de komende tien jaar in de regio gebouwd worden en waar deze nieuwbouw zou moeten plaatsvinden.

Via zeven basisafspraken geven de Liemerse gemeenten samen richting aan de ontwikkeling van de woningmarkt in de regio. Zo zal er speciale aandacht zijn voor transformatie van bestaande gebouwen en locaties tot woningen. Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats binnen de bestaande woonkernen. Kleinschalige plannen vormen daarbij het uitgangspunt. Ook wordt ruimte geboden voor maatwerk in de verschillende dorpskernen. De gemeenten willen dat oude woningbouwplannen, die niet van de grond komen, goede nieuwe woningbouwplannen niet in de weg zitten. Bovendien zal extra aandacht worden geschonken aan verduurzaming en vernieuwing van de bestaande woningvoorraad. De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers. Op basis van nieuwe cijfers kunnen in de Liemers de komende tien jaar ruim 2.800 nieuwbouwwoningen gebouwd worden. Van dit aantal kunnen 1.100 woningen in de gemeente Zevenaar worden gerealiseerd.

Toetsing

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Het gaat om kwalitatief hoogwaardige woning in het koopsegment. Met de realisatie van de woningen wordt voorzien in een deel van de woningbehoefte in de gemeente Zevenaar.

3.2.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Zevenaar 2030

In 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 'Samen kijken naar de toekomst 2012-2030' vastgesteld. De visie is opgesteld als kader voor het ruimtelijk beleid tot het jaar 2030 en betreft het gehele grondgebied van Zevenaar. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het '(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar'. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.

In de structuurvisie wordt ingezet op een vijftal hoofdopgaven:

  • Versterken van de identiteit van Zevenaar met aandacht voor de diversiteit in landschappen, kernen en functies;
  • Voldoende plek voor stedelijke ontwikkelingen tot 2030;
  • Behoud van kwalitatief goede woon- en werkgebieden en goede voorzieningen;
  • Tegengaan van versnippering van de leefomgeving incl. het leefbaar houden van de kernen;
  • Nadrukkelijker inzetten op een duurzame ontwikkeling.


Centrumvisie 2015-2015

De gemeente Zevenaar heeft op 16 december 2015 haar Centrumvisie vastgesteld. In deze Centrumvisie is opgenomen dat wonen/werken met horeca functies zijn die zich in het centrum tot elkaar dienen te verhouden en dat initiatieven die het centrum verlevendigen worden ondersteund. In de Structuurvisie is opgenomen dat de nu nog aanwezige detailhandel in de Kerkstraat een uitsterfconstructie kent en deze ook blijft houden. Er wordt ingezet op wonen, dienstverlening, ateliers en ambachten.


Toetsing gemeentelijk beleid

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen op een locatie waar voorheen een leegstaande bouwmarkt en woning aanwezig waren. Het slopen van de in ongebruik geraakte bebouwing in het besluitgebied en het oprichten van een modern woongebouw draagt sterk bij aan de doelstellingen uit de Centrumvisie. Met de sloop van de leegstaande bebouwing en realisatie van de woningen wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de leefbaarheid van de gemeente Zevenaar en het centrum van Zevenaar in het bijzonder. Het initiatief is daarmee in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

3.3 Milieu- en omgevingsaspecten

3.3.1 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in oktober 2019 een verkennend en nader bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem uitgevoerd1. Het onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd. Op de locatie is een aantal deellocaties onderzocht. De conclusies uit het onderzoek worden per deellocatie en onderzoeksdiscipline hierna kort behandeld.

Verkennend bodemonderzoek

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn, verspreid over de locatie, tot een diepte van maximaal 3,0 m -mv met name baksteenhoudende lagen aangetroffen evenals resten kolengruis, puin en aardewerk.

Analytisch zijn over het algemeen lichte verontreinigingen aangetoond. In twee van de acht onderzochte grondmengmonsters is echter een matig verhoogd gehalte koper en/of lood aangetoond. Uit separaat onderzoek van deze monsters is gebleken dat bij drie boringen de interventiewaarde voor lood wordt overschreden. Verder wordt bij een aantal andere boringen de achtergrondwaarde en/of de tussenwaarde voor koper en/of lood overschreden.

Het grondwater is lokaal ten hoogste licht verontreinigd met molybdeen of barium.

Nader bodemonderzoek

Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek is er een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat de zintuiglijk verontreinigde bodemlagen analytisch schoon tot sterk verontreinigd zijn. Verder is bepaald dat er sprake is van een niet spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging met koper en lood. De omvang van de verontreiniging is ingeschat op circa 180 m3. Hierbij wordt opgemerkt dat de omvang een inschatting betreft aangezien de verontreinigingen heterogeen voorkomen door het eeuwenlang gebruik van de locatie. Duidelijke spots met sterk verhoogde gehaltes zijn daardoor slechts globaal aan te geven. De geconstateerde sterke verontreinigingen met koper en lood zijn gezien de historie van het terrein ontstaan vóór 1987.

Om de locatie geschikt te maken voor woningbouw dient er te worden gesaneerd.

Verkennend onderzoek asbest in bodem

Op het maaiveld en in de bodem zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Dit met uitzondering van één van de asbest inspectiegaten waarin 2 stukjes asbesthoudend plaatmateriaal zijn aangetroffen. Uit een berekening is gebleken dat het asbestgehalte zich onder de grens voor nader onderzoek naar asbest in bodem bevindt.

Conclusie

Het aspect bodem vormt na de benodigde sanering van de bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. De kosten voor de sanering zijn opgenomen in de projectbegroting. Het plan is daarmee realiseerbaar.

3.3.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Voor de Kerkstraat en de omliggende wegen geldt een 30 km/u regime. Voor wegen met een 30 km/u regime is geen onderzoekszone van toepassing, waardoor een onderzoek achterwege kan blijven.

Ten zuiden van het besluitgebied liggen de spoortracés van de Betuweroute en Arnhem-Winterswijk. Het besluitgebied is gelegen binnen de wettelijke zone van deze spoorwegen. Op onderstaande geluidskaart (met peiljaar 2016) van ProRail valt te zien dat het besluitgebied ruim buiten de voorkeursgrenswaarde van 55 dB van de spoorlijnen ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0010.png"

Uitsnede kaart geluidsbelasting railverkeer (plangebied) binnen blauwe contour)

Verder is de locatie niet gelegen nabij een gezoneerd industrieterrein.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief. 

3.3.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing
Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool2 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2017, 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2017, 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het besluitgebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.4 Externe veiligheid

Algemeen

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee worden twaalf nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd in het plangebied ten opzichte van de voorgaande feitelijke situatie. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV01KERKSTR21-VA01_0011.png"

Uitsnede risicokaart Nederland

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen ten behoeve van de transport van risicovolle stoffen.

Het besluitgebied is gelegen op 1.800 m ten zuidwesten van de A12 en is daarmee gelegen binnen het invloedsgebied van deze weg (> 4 km). Over deze transportroute worden hoge aantallen giftige vloeistoffen en giftige gassen getransporteerd (bron tellingen Rijskwaterstaat.nl en bijlage 2 regeling Basisnet) zodat ten aanzien van deze risicobron een verantwoording van het groepsrisico opgesteld dient te worden. Gelet op de afstand ten opzichte van de rijksweg A12 kan volstaan worden me een beperkte verantwoording.

Daarnaast ligt op ongeveer 275 m ten zuidwesten van het besluitgebied de Betuweroute. Het besluitgebied ligt in het invloedsgebied van de Betuweroute (> 4 km). Daarmee hebben wijzigingen in het besluitgebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Aangezien het besluitgebied op meer dan 200 meter afstand van de Betuweroute ligt, kan ook voor deze weg worden volstaan met een beperkte verantwoording groepsrisico.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Vanwege de afstand tot de genoemde transportroutes, hoeft enkel ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De realisatie van de woningen leidt tot een beperkte toename van aantal aanwezigen in de dag- en nachtperiode. Het ligt in de verwachting dat de aanwezige personen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd, zich zelf in veiligheid kunnen brengen. Bij de genoemde scenario's is binnenshuis schuilen het te adviseren handelingsperspectief. Navolgend een nadere beschouwing van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Zelfredzaamheid

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.5 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het besluitgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.

Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.

Toetsing

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. In de omgeving van het besluitgebied is sprake van een menging van woon-, detailhandel-, maatschappelijke, en centrumfuncties zoals een museum, drankhandel een kapper en woningen. Er is sprake van een menging van centrumfuncties. Daarnaast verdwijnt met het initiatief een bouwmarkt en worden daarvoor in de plaats woningen gebouwd waarmee een milieuhinder veroorzakende functie verdwijnt. Onderhavig initiatief is goed verenigbaar met de reeds aanwezige functies.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.6 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.


Watertoets

Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  


Nee

Nee  


2

2  
Riolering en Afvalwater-
keten  
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  

Nee
Nee

Nee  

2
1

1  
Wateroverlast (oppervlakte-
water)  
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  

Nee

Nee

Nee

Nee  

2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?  
Nee  

1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  

Nee
Nee

Nee
Nee  

1
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  

1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Nee

Nee  

1

2  
Volksgezond-
heid  
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee


Nee  

1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee

Nee
Nee  
2
2

1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  


2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

1  

Algemeen
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. In het verleden was de locatie grotendeels bebouwd en verhard. De oppervlakte aan verharding neemt ten opzichte van de mogelijkheden in het geldende bestemmingsplan en de oorspronkelijke situatie niet of nauwelijks toe.

Voor zover bekend hebben zich in het verleden geen problemen voorgedaan met het grondwater. Hemelwater afkomstig van de nieuw te bouwen woningen zal gescheiden worden ingezameld. De ontwikkeling in het besluitgebied heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.7 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Archeologie

Volgens de archeologische kaart van de gemeente Zevenaar is het besluitgebied gelegen in een zone met een hoge waarde. Op het perceel zit volgens het bestemmingsplan ‘Archeologie’, een dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ en gebiedsaanduiding ‘specifieke vorm van waarde – vastgestelde hoge archeologische waarde’. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht (IVO-Protocol 2) als het bruto-oppervlak van de ingreep groter is dan 30 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 0,3 m -mv. De exacte verstoringsdiepte van de ontwikkeling is nog onbekend, maar is meer dan 0,3 m -mv. Vanwege het bruto-oppervlak van de ingreep en de verwachte verstoringsdiepte is in februari 2019 een archeologisch onderzoek uitgevoerd3. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.

In het bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied een hoge trefkans heeft op archeologische resten uit alle perioden.

Tijdens het booronderzoek zijn een aantal boringen voortijdig gestaakt op (oude) funderingen van voorheen in het plangebied aanwezige bebouwing. Verder zijn er subrecente ophogingslagen met daar onder een ophogingslaag uit de middeleeuwen aangetroffen.

In het onderzoek is geadviseerd om bodemingrepen dieper dan 0,5 m -mv uit te sluiten. Indien dit niet mogelijk is wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Sloopwerkzaamheden van ondergrondse delen van bestaande bebouwing dieper dan 0,5 m -mv dienen daarnaast archeologisch begeleid te worden.

Selectiebesluit

Vanwege de beperkte ruimte binnen het plangebied en aangezien men aansluitend op de sloop wil bouwen is een proefsleuvenonderzoek niet mogelijk. Om die reden is door de regionaal archeoloog een afwijkend selectiebesluit genomen waarbij is gekozen voor de begeleiding van de ondergrondse graaf- en sloopwerkzaamheden (zie bijgevoegde memo in Bijlage 8). Op basis daarvan is een door de gemeente Zevenaar goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) opgesteld voor het deels archeologische begeleiden van de werkzaamheden en het uitvoeren van een geofysisch (radar) onderzoek. Verder is bepaald dat indien muurwerk conflicteert met de grondroerende werkzaamheden er in dat geval overleg plaatsvindt met de regionaal archeoloog. Het PvE is als Bijlage 9 bijgevoegd.

Cultuurhistorie

Ten zuiden van het plangebied ligt de oude vestiging van Turmac, de voormalige sigarettenfabriek, beter bekend als het BAT-terrein. De fabriek werd in 2008 gesloten. In 2013 besloot de gemeente Zevenaar in het voormalige fabriekspand het gemeentehuis te vestigen. In de directe nabijheid van het besluitgebied zijn aan de Kerkstraat meerdere panden aangemerkt al rijks- of gemeentelijk monument. In het besluitgebied zijn geen monumenten of andere behoudenswaardige gebouwen aanwezig.

Door de situering van het besluitgebied op een hoek is de locatie beeldbepalend. In het ontwerp is voor wat betreft kleur-, materiaalgebruik, vorm en massa aangesloten op de overige panden in de Kerkstraat. Door in het ontwerp verder uit te gaan van een kop-romp en staart opdeling wordt aansluiting gezocht om de directe omgeving van het plangebied.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.8 Flora en fauna

Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb), in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

Toetsing

Quickscan flora en fauna

Door Econsultancy is in januari 2019 een quickscan flora en fauna uitgevoerd4 De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld. Dit onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in of nabij (1,2 km) een Natura 2000 gebied. Het plangebied ligt tevens niet in of nabij een GN (Gelders natuurnetwerk) of een GO (Groene ontwikkelzone) gebied. Deze gebieden liggen eveneens op 1,2 km van de planlocatie. Om te bepalen of er vanwege het project stikstofdepositie plaatsvindt op daarvoor gevoelige gebieden is in oktober 2019 door SPA/WNP een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd5. Uit de AERIUS berekening volgt dat er geen natuurgebieden zijn met rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Er is daarmee geen aanvullende verplichting voor een Wnb vergunning. Het onderzoek is als Bijlage 5 opgenomen. De kernkwaliteiten zijn niet van toepassing op het plangebied.

Soortenbescherming

In het kader van de soortenbescherming is een literatuur- en veldonderzoek verricht. De resultaten hiervan worden hierna kort beschreven.

Broedvogels

Het dak van het gebouw, te midden van de onderzoekslocatie, is geschikt als nestlocatie voor huismussen en gierzwaluw. De overige bebouwing op de onderzoekslocatie is niet geschikt als nestlocatie voor deze soorten. Uit nader onderzoek, in de broedperiode, zal moeten blijken of de onderzoekslocatie daadwerkelijk in gebruik is door huismussen en/of gierzwaluwen. Op voorhand kan verder worden uitgesloten dat door de voorgenomen ingreep er negatieve effecten zullen plaatsvinden op nesten van overige broedvogels.

Vleermuizen

Het dak van het gebouw, te midden van de onderzoekslocatie, is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De bebouwing is in principe geschikt als zomer-, kraam-, en baltsverblijf. De overige bebouwing is niet geschikt bevonden voor vleermuizen. Nader onderzoek naar gewone dwergvleermuis en laatvlieger is derhalve noodzakelijk.

Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden.

Er is geen groen aanwezig dat gebruikt kan worden als foerageerhabitat. Naast de onderzoekslocatie is een klein gazon aanwezig en langs de Kerkstraat staan enkele platanen die eventueel als matig geschikt foerageerhabitat gezien kunnen worden. Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. Doordat dergelijke lijnvormige elementen ontbreken op de onderzoekslocatie, worden er geen potentiële vliegroutes verstoord.

Grondgebonden zoogdieren

De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor de steenmarter. Deze soort komt in de omgeving veelvuldig voor. Echter, gelet op het ontbreken van sporen van de steenmarter wordt gesteld dat de onderzoekslocatie niet in gebruik is door de steenmarter.

De onderzoekslocatie vormt ook een geschikt habitat voor een aantal licht beschermde soorten grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om algemene soorten muizen. Gezien de ingreep (sloop en nieuwbouw) zijn er redelijkerwijs geen maatregelen te treffen voor deze soorten.

Overige soortgroepen

De Wet natuurbescherming wordt voor de overige soortgroepen niet overtreden. Nader onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk.

Aanvullend onderzoek

Naar aanleiding van de resultaten van de quickscan flora en fauna is door Econsultancy in oktober 2019 aanvullend vleermuisonderzoek uitgevoerd6. Tijdens het onderzoek naar huismus is één nest aangetroffen buiten de onderzoekslocatie. Tijdens het onderzoek naar gierzwaluwen zijn geen nesten aangetroffen. Tijdens het onderzoek naar vleermuizen zijn eveneens geen beschermde functies zoals zomer- of kraamverblijven aangetroffen. Wel zijn buiten de onderzoekslocatie vier baltslocaties van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze vertoonden echter geen binding met de onderzoekslocatie. Negatieve effecten zijn uit te sluiten voor huismus, gierzwaluwen en vleermuizen. Er zijn geen vervolgstappen noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.9 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Toetsing

Verkeer

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het huidige initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het initiatief voorziet in de realisatie van dertien woningen binnen bestaand stedelijk gebied. De realisatie van de woningen in het besluitgebied zorgt voor een verkeersaantrekkende werking. Voor wat betreft het te verwachten aantal verkeersbewegingen is uitgegaan van de kengetallen van het CROW7. Uitgaande van 'Koop, etage, midden' van de verstedelijkingsgraad 'Matig stedelijk' en het gebiedstype 'Centrum' is het aantal verkeersbewegingen gemiddeld 5,1 per woning per dag. Dit betekent dat met de realisatie van de woningen 66,3 verkeersbewegingen per dag tot stand komen. In de huidige situatie is er eveneens sprake van verkeersbewegingen in verband met de bestaande functie. In de eerder genoemde kengetallen zijn geen kengetallen gegeven voor de verkeersgeneratie voor een bouwmarkt. Er vonden echter wel verkeersbewegingen plaats in verband met het personeel, de bezoekers en bevoorrading. De realisatie van dertien woningen zal niet leiden tot een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving van het plangebied. Zoals is besproken in paragraaf 2.3 zal onderhavig initiatief tijdelijk worden ontsloten over eigen terrein langs de voorzijde van de appartementen met een in- en uitrit op de bestaande Kerkstraat. In de toekomst zal een gezamenlijke ontsluiting met het woningbouwplan 'Solidiam' op de Kerkstraat worden aangelegd.

Het extra verkeer van en naar het plangebied kan worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld op de Kerkstraat.

Parkeren

Om de parkeerbehoefte te bepalen, is uitgegaan van het 'Paraplubestemmingsplan parkeren'. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van dertien woningen in de categorie 'Koop, etage, midden' in het centrum. In de berekening is gerekend met de voorgeschreven parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling bedraagt volgens de norm achttien parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is ruimte voor zestien parkeerplaatsen op eigen terrein, aan de achterzijde van het besluitgebied. Dit geeft een tekort van twee parkeerplaatsen. De gemeente Zevenaar is echter bereid af te wijken van de te hanteren normen vanwege navolgende redenen:

  • Omwille van de ruimtelijke kwaliteit wordt (ondanks de aanwezige ruimte) ervoor gekozen om geen parkeerplaatsen aan de voorzijde van de woningen te realiseren.
    Omwille van een pleinbeleving en ten behoeve van een hoogwaardige uitstraling is ervoor gekozen om de ruimte aan de Kerkstraat vrij te houden van 'ad hoc' gesitueerde parkeerplaatsen wat niet zou passen in het straatbeeld. Hiermee wordt de pleininrichting doorgetrokken tot aan de bebouwingswand.
  • Bij vergelijkbare plannen in dit deel van de centrumomgeving is ook een lagere norm gehanteerd.
    Het besluitgebied is gelegen nabij het station (circa 250 meter). Het voorzieningenniveau in de directe omgeving is hoog. De doelgroep zal bestaan uit 50- plussers. Een lagere norm binnen de bandbreedte is daarmee goed te verantwoorden. Verder zijn er zijn andere plannen nabij het station waarbij om diezelfde reden een lagere norm is gehanteerd.
  • Door de inzet op een forse parkeervoorziening bij de NS gronden wordt gestuurd op een forse reductie van de parkeerdruk in de centrum omgeving. Met de huidige tijdelijke parkeervoorziening op gehuurde NS grond is reeds sprake van forse extra parkeercapaciteit ter verlichting van het zuidelijk centrumgebied. Voor de langere termijn wordt ingestoken op een permanente oplossing.
  • Er is nadrukkelijk sprake van een transformatieopgave in het centrumgebied waarbij hogere woningdichtheden in combinatie met een lagere norm ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit wenselijk en niet uniek is.

De ontwikkeling leidt dan ook niet tot een te hoge parkeerdruk in de nabije omgeving van het plangebied.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.10 Niet gesprongen explosieven

Algemeen

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond-, water- en wegwerkzaamheden nog dagelijks conventionele explosieven aangetroffen. Het is daarom belangrijk voortijdig duidelijkheid te verkrijgen over de mogelijke risico's die uit de toekomstige geplande werkzaamheden voort kunnen komen.

Toetsing

Uit onderzoek naar niet gesprongen explosieven (NGE) in de nabijheid van onderhavig besluitgebied blijkt dat de werkzaamheden vallen binnen een NGE-risico gebied. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is derhalve in maart 2019 een projectgebonden risicoanalyse (PRA) uitgevoerd8. Dit onderzoek is als bijlage Bijlage 7 opgenomen.

In het onderzoek worden de maatregelen die nodig zijn om de voorgenomen werkzaamheden veilig uit te voeren, uitgewerkt. Verder is vastgesteld welke opsporingsmethode het best toepasbaar is. Geadviseerd is om alle bestaande bebouwing, verharding en overige infrastructuur te slopen en te verwijderen. Ook kabels en leidingen dienen verwijderd te worden. Vervolgens kan het gebied volledig worden gedetecteerd met behulp van oppervlaktedetectie. De sloop- en verwijder werkzaamheden dienen conform de PRA te worden uitgevoerd.

Toetsing

Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.11 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend project betreft een particulier initiatief dat op particulier grondeigendom plaatsvindt. Met de ontwikkeling zijn geen kosten voor de gemeente gemoeid, anders dan kosten die op basis van de gemeentelijke legesverordening in rekening zullen worden gebracht. Daarnaast wordt met de initiatiefnemer te zijner tijd een planschade overeenkomst gesloten, teneinde eventuele kosten voor de gemeente te kunnen verhalen op initiatiefnemer. Het verhaal van kosten is daarmee anderszins verzekerd, waarmee het opstellen van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Woensdag 6 februari 2019 heeft er een informatieavond plaatsgevonden voor buurtbewoners. Op de informatieavond is het schetsplan gepresenteerd en toegelicht. Verder zijn enkele vragen met betrekking tot het plan beantwoord. De buurt heeft positief op het plan gereageerd.

Het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning met de daarop betrekking hebbende stukken heeft vanaf 15 januari 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit.

Er zijn drie zienswijzen naar voren gebracht tegen het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning. Deze zijn in een zienswijzenota samengevat en beantwoord. De zienswijzenota is als Bijlage 1 bij de kennisgeving tot verlening van de omgevingsvergunning opgenomen. De zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen in de ruimtelijke onderbouwing en de (ontwerp-)omgevingsvergunning. De aanpassingen zijn aangegeven in de zienswijzenota.

Hoofdstuk 4 Conclusie

In voorgaande hoofdstukken is de beoogde realisatie van dertien woningen in het centrum van Zevenaar besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.

Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwregels. Met het initiatief wordt namelijk buiten het bouwvlak gebouwd en worden de toegestane bouwhoogtes overschreden. Het besluitgebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van Zevenaar. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.

Ten behoeve van de realisatie van het initiatief wordt de bestaande bebouwing gesloopt. Met de sloop van de leegstaande bebouwing en realisatie van de woningen wordt verpaupering voorkomen en een kwaliteitsimpuls gegeven aan de leefbaarheid van de gemeente Zevenaar en het centrum van Zevenaar in het bijzonder. Het gaat om kwalitatief hoogwaardige woningen in het koopsegment. Met de realisatie van de woningen wordt voorzien in een deel van de woningbehoefte in de gemeente Zevenaar en wordt, door het verdwijnen van een bouwmarkt, een meer passende functie gegeven aan het besluitgebied.

Verder blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.