direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Ontwikkeling camperplaatsen Zwarteweg 2, Tolkamer
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het recreatiestrand direct ten noorden van de ijsbaan, tussen 'Jachthaven De Bijland' en de 's-Gravenwaardsedijk', staan in het seizoen in de weekenden een aantal campers opgesteld. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is oeverrecreatie toegestaan maar is het niet toegestaan om ter plaatse te overnachten.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt echter de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, toch een omgevingsvergunning te verlenen voor het toestaan van overnachtingen. Hiervoor dient een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure te worden doorlopen. Om het gebruik ook op korte termijn mogelijk te maken, biedt de Wabo ook de mogelijkheid om een omgevingsvergunning voor tijdelijk gebruik te verlenen. Hiervoor geldt een korte procedure. In artikel 4 van bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening is in lid 11 geregeld dat ander gebruik van gronden of bouwwerken voor een termijn van ten hoogste tien jaar kan worden toegestaan. Het betreft dan een zogeheten 'kruimelgeval'.

Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een (beperkte) goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggende (beperkte) ruimtelijke onderbouwing toont aan dat de planontwikkeling hieraan voldoet.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft daarom het voornemen om vooruitlopend op de omgevingsvergunning voor het permanente gebruik, met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wabo (bij AMvB aangewezen gevallen (kruimellijst)) een omgevingsvergunning te verlenen voor het tijdelijk toestaan van overnachtingen.

1.2 Besluitgebied

Het besluitgebied is gelegen ten westen van 'Jachthaven De Bijland' (Zwarteweg 2 te Tolkamer) in het buitengebied van de gemeente Zevenaar, ten noordwesten van de bebouwde kom van Tolkamer.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0001.jpg"

Ligging besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0002.jpg"

Begrenzing besluitgebied

1.3 Geldende planologische regeling

Voor het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'. Dit bestemmingsplan is op 19 mei 2009 vastgesteld door de raad van de gemeente Zevenaar. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. De begrenzing van het besluitgebied is daarop met een rode contour weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0003.jpg"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'

Op grond van de geldende bestemmingsplan geldt ter plaatse van het besluitgebied de bestemming 'Buitendijks gebied'. De als 'Buitendijks gebied' bestemde gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor waterberging en afvoer van sediment, hoogwater en ijs alsmede de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, agrarisch gebruik, woondoeleinden, uitoefenen van huis-aan-huisgebonden beroepen, recreatief medegebruik en dergelijke. Verder is er sprake van een functieaanduiding 'S strand' waardoor ter plaatse oeverrecreatie is toegestaan.

Voor het besluitgebied is ook het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar' van toepassing. Dit bestemmingsplan betreft een thematische herziening om het parkeerbeleid van de gemeente Zevenaar te borgen in een bestemmingsplan.

Verder geldt voor het besluitgebied het 'Paraplubestemmingsplan Wonen'. Met dit bestemmingsplan worden diverse huisvestingsvormen voor zowel arbeidsmigranten als studenten in woningen voorkomen dan wel gereguleerd.

Overnachtingen zijn op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' ter plaatse niet toegestaan. De ontwikkeling is daarmee in strijd met het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft daarom het voornemen om vooruitlopend op de omgevingsvergunning voor het permanente gebruik, met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wabo (bij AMvB aangewezen gevallen (kruimellijst)) een omgevingsvergunning te verlenen voor het tijdelijk toestaan van overnachtingen.

1.4 Leeswijzer

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bestaat uit deze toelichting en een kaart met het besluitgebied. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. In Hoofdstuk 3 volgt de haalbaarheid van het plan. Naast de economische uitvoerbaarheid dient het plan ook op aspecten als beleid, milieu, water, ecologie, archeologie en verkeer en parkeren uitvoerbaar te zijn. Het laatste Hoofdstuk is gewijd aan de afweging ten aanzien van het initiatief en de uiteindelijke conclusie.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het besluitgebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.

2.2 Bestaande situatie

In de huidige situatie maakt het besluitgebied deel uit van een recreatiestrand behorende bij recreatiegebied De Bijland. Recreatieplas De Bijland is ontstaan eind jaren '20 van de '20e eeuw als gevolg van de eerste grootschalige zandwinning van Nederland. De recreatieplas staat in open verbinding met de rivier de Rijn. De plas is ingericht als recreatiegebied voor zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie. Er zijn daarom een jachthaven, een camping en diverse strandjes aanwezig, waarvan het besluitgebied er 1 van is. De camperplaatsen zijn met name in het seizoen (april tot en met oktober) in de weekenden in gebruik. Buiten het seizoen fungeert het besluitgebied geregeld als waterberging. De campers staan in de huidige situatie met name aan de zijde van de 's-Gravenwaardsedijk opgesteld. Op navolgende afbeelding is het besluitgebied weergegeven. Het plangebied is op moment van fotoname in gebruik als retentiegebied voor water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0004.jpg"

Besluitgebied met zicht op de 's-Gravenwaardsedijk (voorjaar 2020)

2.3 Toekomstige situatie

Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om binnen het besluitgebied ter plaatse van maximaal twintig camperplaatsen te overnachten. Hiervoor worden geen fysieke ingrepen verricht zoals het aanleggen van verhardingen, stroomvoorzieningen en dergelijke. Wel worden de twintig individuele camperplaatsen binnen het besluitgebied duidelijk aangegeven. Met het plan blijft de bestaande begroeiing gehandhaafd en wordt er nieuwe perceelsgrensbeplanting (struweel met gebiedseigen inheemse soorten) aangebracht ter aankleding van de ten zuiden gelegen loods en de woning. Zoals op navolgende afbeelding is te zien wordt het met voorgenomen initiatief mogelijk om campers aan de zuidelijk gelegen dijk en deels aan de 's-Gravenwaardsedijk te situeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0005.jpg"

Toekomstige locatie camperplaatsen (binnen rode contour) en aan te planten struweel (groene lijn)

Het initiatief zorgt ervoor dat gebruikers van de jachthaven hun camper het gehele weekend in de directe omgeving kunnen parkeren/plaatsen. Hierdoor hoeft men niet meer aan het eind van de dag te vertrekken om de volgende dag weer terug te komen. Verder zorgt het voor een verbetering van de recreatiemogelijkheden rondom de recreatieplas. Met het plan wordt ook voorkomen dat campers op ongewenste plekken gaan staan om te overnachten.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Inleiding

Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

3.2 Beleid

3.2.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

3.2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Eén van de nationale belangen is de beleidslijn Grote Rivieren. In het Barro zijn de kaders aangegeven waaraan plannen en initiatieven met betrekking tot de nationale belangen moeten voldoen. In het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de nationale belangen:

  • Grote Rivieren (titel 2.4),
  • Ecologische hoofdstructuur (titel 2.10) en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (titel 2.13).

Grote Rivieren

Titel 2.4 van het Barro betreft de Grote Rivieren. Hier wordt nadrukkelijk vastgelegd dat voor nieuwe bestemmingen in een rivierbed geldt dat:

  • veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
  • een feitelijke belemmering ontstaat voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen ten gevolge van de nieuwe bestemming zo gering mogelijk is, en
  • de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.

De artikelen 2.4.1 t/m 2.4.5 van het Barro zijn alleen van toepassing op activiteiten in (delen van) een rivierbed waarvoor op grond van de Waterwet en het Waterbesluit een vergunningplicht of algemene regels gelden (afstemming met de watervergunning). Een uitzondering geldt voor activiteiten in de gebieden die zijn aangewezen in Bijlage IV van het Waterbesluit ( zie artikel 6.16 Waterbesluit). De artikelen stellen algemene eisen aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed met als doel te voorkomen dat omgevingsvergunningen worden verleend voor afwijking van een bestemmingsplan ten behoeve van werkzaamheden die in het kader van het Waterbesluit niet of slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Dit kan zijn omdat ze een bedreiging vormen voor de waterafvoer of omdat zij de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren.

Voor voorgenomen initiatief in de zogeheten bergende en stroomvoerende delen van het rivierbed stelt het Barro aan bestemmingsplannen enkele aanvullende eisen. Zo moeten resterende, blijvende effecten op de waterstand en afname van de bergingscapaciteit worden gecompenseerd. Vanwege de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet de financiering en tijdige realisatie van die maatregelen zijn verzekerd. Dit geldt ook bij activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren. Navolgend is een verdere uitwerking van de wettelijke vereisten en een toetsing zijn opgenomen aan de Beleidslijn Grote Rivieren.

Beleidslijn Grote Rivieren

De Beleidslijn Grote Rivieren bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten en ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed van de grote rivieren, waaronder de Rijn. Doel van de beleidslijn is om meer ruimte te creëren voor de rivier, zodat mens en dier beter beschermd zijn tegen mogelijke overstromingen en de kans op materiële schade wordt verkleind. Het uitgangspunt van de beleidslijn is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. De locatie(s) waar de ingrepen/activiteiten plaatsvinden is bepalend voor het regime dat wordt toegepast. De Beleidslijn kent het stroomvoerend regime en het bergend regime.

Onder het 'bergend' regime zijn alle activiteiten toegestaan mits ze kunnen voldoen aan de hieronder gestelde rivierkundige randvoorwaarden:

  • er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft,
  • er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit, en;
  • er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.

Onder het 'stroomvoerend' regime zijn zogenaamde riviergebonden activiteiten toegestaan. De lijst met dit type activiteiten is beperkt en limitatief. In de Beleidsregels grote rivieren (en het Barro) worden riviergebonden (zie art. 2.4.4 a tot en i van het Barro) en niet-riviergebonden activiteiten (zie art. 2.4.4 j tot en met m en 2.4.5 Barro) onderscheiden:

  • a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • d. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

 

De riviergebonden activiteiten zijn:

  • a. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
  • b. de realisatie van natuur;
  • c. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
  • d. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • e. de winning van oppervlaktedelfstoffen.

Voor deze activiteiten geldt het 'ja mits'-criterium.

De niet-riviergebonden activiteiten zijn:

  • a. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
  • b. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  • c. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  • d. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.

Voor deze activiteiten geldt het 'nee, tenzij'-criterium.

Op navolgende afbeelding is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het stroomvoerend regime (blauw).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0006.jpg"

Uitsnede kaartblad 047 Bovenrijn 1 (plangebied binnen rode cirkel)

De plannen van de initiatiefnemers kunnen worden geschaard onder de noemer 'Kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten'. Het gaat hier dus om kleine, tijdelijke of voor rivierbeheer noodzakelijke activiteiten. Hieronder wordt verstaan:

  • Activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrij en licht- bouwvergunningplichtige bouwwerken;
  • Activiteiten als bedoeld in art. 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening;
  • Een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing;
  • Overige activiteiten van, vanuit rivierkundige oogpunt, ondergeschikt belang;
  • Activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
  • Tijdelijke activiteiten.

Het Besluit bouwvergunningsvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken was het toetsingskader ten tijde van de invoering van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier voor kleine ondergeschikte bouwwerken. Een vergelijkbare regeling is opgenomen in bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Toetsing

Onderhavig initiatief voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van overnachtingen ter plaatse van het besluitgebied waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Het initiatief kan worden geschaard onder overige activiteiten die vanuit rivierkundige oogpunt van ondergeschikt belang zijn. Het betreft hier een tijdelijke activiteit gedurende het zomer- en/of toeristisch seizoen waarbij geen permanent ruimtebeslag plaatsvindt. Er is daarmee geen sprake van een effect op de waterstandverruiming en/of het bergend vermogen.

Op grond van voorgaande overwegingen wordt geconcludeerd dat het voorgenomen initiatief geen negatief effect heeft op de waterstandverruiming en/of het bergend vermogen.

3.2.3 Provinciaal beleid

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor dit bestemmingsplan is de ambitie voor het economisch vestigingsklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat.

Gelderland heeft een unieke ligging op de oostwest-as en de noordzuid-as van ons land; een strategische en aantrekkelijke positie te midden van andere sterke regio's – Amsterdam (Randstad), Brussel (Vlaamse Ruit), Keulen (Rheinland). Gelderland is daarmee uitstekend verbonden en werken daarmee samen, net zoals met onze buurprovincies. Juist door de bijzondere kwaliteiten en veelzijdigheid van Gelderland – haar natuur, groene steden op menselijke schaal, kennisinfrastructuur, cultuur, recreatie en toerisme en sport – kan zij zich verder ontwikkelen als ideale vestigingsplek en uitvalslocatie om te werken en te wonen. Met een brede blik op de leefomgeving geeft de provincie dan ook een krachtige impuls aan de regionale economie en arbeidsmarkt. Zo kunnen mensen in Gelderland zich ontplooien, ontspannen en ontwikkelen.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Toetsing provinciaal beleid

Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ter plaatse van de camperplaatsen te overnachten waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Het levert daarbij een bijdrage aan de ambities van de provincie om de recreatieve sector te versterken. Met het plan wordt slechts afgeweken van het vigerende bestemmingsplan waardoor de regels uit de omgevingsverordening die gelden voor het opstellen van bestemmingsplannen niet van toepassing zijn. Er worden verder geen significante negatieve effecten verwacht op de kernkwaliteiten van het GO en nabijgelegen GNN. Ook heeft het initiatief geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden tot gevolg (zie paragraaf 3.3.8). Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid. Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn wel de regels ten aanzien van de 'Romeinse Limes' van belang.

Romeinse Limes

De Romeinse Limes is de grens van het oude Romeinse Rijk (0 tot 400 na Chr.) en loopt voor een deel door de provincie Gelderland. De provincie wil dat de zichtbaarheid van de Limes vergroot en beleefd kan worden, toerisme bevordert en bijdraagt aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Ook wil de provincie de archeologische vindplaatsen van de Limes beschermen. Daarom wordt de Limes in de Omgevingsverordening Gelderland en Omgevingsvisie juridisch beschermd. De Limes is voorgedragen om benoemd te worden tot UNESCO Werelderfgoed. Op navolgende afbeelding is het besluitgebied binnen de 'Romeinse Limes' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0007.jpg"

Ligging plangebied binnen de 'Romeinse Limes'

De gronden binnen en rondom het besluitgebied behoren tot de uiterwaarden van de Rijn en zijn niet bebouwd geweest en kende slechts beperkt (agrarisch) gebruik, waarbij grote afhankelijkheid bestond van de waterstand. In het besluitgebied zijn dan ook geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plangebied kent een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische resten in situ. Met het initiatief vindt geen aantasting plaats van de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes. De voorgenomen beperkte ingrepen zijn ook niet van invloed op de te beschermen waarden van de Limes.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030

De Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030 is op 25 april 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van Rijnwaarden. De visie geeft geen eindbeeld maar een omschrijving van de kernwaarden en kansen voor het gebied. Initiatieven worden getoetst of ze passen binnen de kernwaarden, of deze versterken. De visie voor het Gelders Eiland moet structuur en samenhang brengen en is gericht op samenwerking. De visie heeft de status van een gemeentelijke structuurvisie. Het is een visie die is opgesteld in geest van de aanstaande Omgevingswet en daarom het label 'Omgevingsvisie' heeft. Bij de uitvoering is de gemeente een belangrijke participant. De gemeente zal haar instrumenten en middelen inzetten teneinde de doelen uit de visie te bereiken. De Omgevingsvisie is een integrale visie met als hoofdthema's duurzaam, leefbaar, mooi en toeristisch. Voor deze thema's zijn in de visie een aantal doelen beschreven waarvan enkele relevante doelen hierna per thema zijn beschreven.

Een duurzaam Gelders eiland

Gesteld wordt dat de gemeente achter loopt op het gebied van duurzaamheid en deze achterstand snel wil inhalen. Er wordt bijvoorbeeld gestuurd op particuliere initiatieven op het gebied van klimaatadaptatie zoals minder verhardingen maar meer groen op particulier terrein.

Een leefbaar Gelders Eiland

In de visie wordt aangegeven dat de inwoners van het Gelders Eiland zich zorgen maken over de leefbaarheid van hun dorpen. Leefbaarheid en vitaliteit van dorpen krijgen in de visie een prominente plaats. Het aantrekkelijke wonen op het Gelders Eiland moet onder de aandacht gebracht worden door een marketingstrategie. De gemeente neemt hierin het voortouw. Bij het aantrekken van nieuwe bewoners moet balans in de samenleving blijven.

Een mooi Gelders Eiland

Het Gelders Eiland is een mooi gevarieerd gebied met een lange geschiedenis. Onderhoud en ontwikkeling van de ruimtelijke omgeving staan in het teken van het versterken en tonen van deze kwaliteiten. De realiteit is echter dat door economische en demografische ontwikkelingen steeds meer plekken leeg (komen) te staan. Dit zet de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen en het landschap onder druk. Het resterende programma op het vlak van wonen, bedrijvigheid, recreatie en toerisme, moet worden ingezet op locaties waar dit bijdraagt aan een duurzaam, leefbaar of mooi Gelders Eiland. Tot 2025 wordt gerekend op een groei van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. De gemeente voert regie op de locatiekeuze en -invulling, zowel ruimtelijk als volkshuisvestelijk. Er zijn echter teveel nieuwbouwwoningen gepland. Op basis van regionale afspraken worden daarom grote bouwplannen heroverwogen. De doelstelling is om hoofdzakelijk te bouwen in de dorpen waarbij de lokale woonbehoefte centraal staat. Om leegstaand van maatschappelijk vastgoed zoals kerken, monumentale panden of fabrieken tegen te gaan wordt gezocht naar mogelijkheden om deze te vormen naar nieuwe woonvormen. Leegstand en verpaupering kan met een nieuw bouwprogramma worden aangepakt.

Een toeristisch Geldersch eiland

Recreatie en toerisme is voor het Gelders Eiland van groeiend economisch belang. Het gebied heeft veel te bieden. Om de moderne consument te bereiken moeten echter stappen worden gezet. Veel voorzieningen zijn gedateerd. Er wordt met name gestuurd op het bieden van ruimte aan en het verbeteren van de bereikbaarheid van de toeristische voorzieningen. Fietsers, lange afstandswandelaars en ruiters krijgen bijvoorbeeld meer ruimte. Verder verdienen de verbinding met het stedelijk gebied en interessante recreatiegebieden in de omgeving verbetering. Gesteld wordt dat een toeristisch Gelders Eiland vooral een kwestie van (digitaal) communiceren is over wat het gebied nu en in de toekomst te bieden heeft. Ter ondersteuning aan de doelstellingen van de visie is een visiekaart opgesteld met aandachtsgebieden voor onder andere kansen voor de dorpen.

Beleidskader vrijetijdseconomie Zevenaar 2030

Op 3 juli 2019 is het 'Beleidskader vrijetijdseconomie Zevenaar 2030 vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar. De vrijetijdseconomie is één van de drie speerpuntsectoren van het economisch beleid van de gemeente Zevenaar. Om duidelijk te krijgen waar de gemeente zich de komende jaren op het gebied van vrijetijdseconomie op willen richten, heeft de gemeente – in samenspraak met de sector – een beleidskader opgesteld. In het beleidskader zijn de analyse, ambities, doelstellingen, uitgangspunten en beoogde richting en resultaten van het beleid omschreven. In het beleidskader zijn de navolgende kernkwaliteiten voor de vrijetijdseconomie van Zevenaar aangegeven:

  • Water: rivieren, riviernatuur, recreatieplassen, watersport en veel cultuurhistorie, die op één of andere manier is gelinkt aan het water;
  • Landschap en natuur: in de gemeente is veel bijzondere natuur en landschap waardoor prachtig gewandeld en gefietst kan worden, zoals de uiterwaarden en het Rijnstrangengebied (de ecologische kraamkamer van de Delta);
  • Historie: er zijn vele verhalen en sporen te vinden van bijvoorbeeld de Romeinen en de Tachtigjarige Oorlog. Ze zijn echter op dit moment nauwelijks beleefbaar;
  • Winkelen: publiekstrekkers zoals Ikea, Intratuin en Loods 5 trekken bezoekers van heinde en verre. In 2021 opent de Fashion Outlet Zevenaar, waar veel mensen op af gaan komen.

Hiervoor zijn de navolgende ambities bepaald.

  • Het aantrekkelijker maken van de gemeente Zevenaar als woon-en vestigingslocatie onder meer doordat bestedingen van recreanten en (zakelijk) toeristen bijdragen aan versterking van het voorzieningenniveau in de kernen;
  • Meer werkgelegenheid in de sector. De vrijetijdseconomie is één van de pijlers van de economie van de gemeente Zevenaar en die willen we versterken.

Om deze ambities te bereiken zijn de volgende doelstellingen geformuleerd voor 2023 en 2030:

  • 1. Meer tevreden bewoners;.
  • 2. Recreanten en toeristen besteden meer aan de vrijetijdseconomie in de Liemers;
  • 3. Meer tevreden toeristisch-recreatieve ondernemers;
  • 4. Er komen meer dagtoeristen naar de Liemers;
  • 5. Meer overnachtingen.

Om deze doelstellingen te bereiken, gaat de gemeente inzetten op het boeken van resultaten in de volgende vier taakvelden:

  • 6. Toeristische infrastructuur (paden, routes, bewegwijzering);
  • 7. Ontwikkeling van aanbod voor dag- en verblijfsrecreatie;
  • 8. Samenwerking en kwalitatief & innovatief ondernemerschap;
  • 9. Marketing, informeren & inspireren.

Toetsing gemeentelijk beleid

Onderhavig initiatief voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van overnachtingen ter plaatse van het besluitgebied waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Door het toestaan van overnachtingen wordt er, zonder dat er fysieke maatregelen plaatsvinden, het voorzieningen niveau voor toeristen verbeterd en is daarmee in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

3.3 Milieu- en omgevingsaspecten

3.3.1 Bodem

Algemeen

In het kader van een ruimtelijk plan moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Toetsing

Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ter plaatse van de camperplaatsen te overnachten waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. In dit plan is er geen sprake van functieverandering, daarnaast vinden er geen ingrepen in de (water)bodem plaats. Om die reden kan een verkennend milieukundig grond- en grondwateronderzoek achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief. 

3.3.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

De gemeente Zevenaar heeft in 2008 gemeentelijk geluidbeleid vastgesteld. Het geluidbeleid is gebiedsgericht en voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld.

Toetsing

Het besluitgebied is gelegen in het gebied 'buitengebied/uiterwaarden met recreatieve-functie' op basis van het gemeentelijk geluidbeleid. Het ambitieniveau voor weg- en railverkeer is in dit gebied 'redelijk rustig' en voor bedrijven 'rustig'.

Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ter plaatse van de camperplaatsen te overnachten. Het besluitgebied ligt op 670 afstand van de Batavenweg. Voor deze weg geldt vanuit de Wet geluidhinder een onderzoeksplicht voor geluidsgevoelige objecten binnen een afstand van 200 meter. Het besluitgebied ligt daarmee ruim buiten deze zone. Verder worden Camperplaatsen in het kader van de Wet geluidhinder niet gezien als geluidsgevoelige objecten. Toetsing van deze ontwikkelingen aan de Wet geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk. Voor een toetsing van geluid afkomstig van de camperplaatsen naar de omgeving wordt verwezen naar navolgende paragraaf 3.3.3.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief. 

3.3.3 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het besluitgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.

Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.

Toetsing

Milieuhinderveroorzakende functies in het besluitgebied

Onderhavig initiatief voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van overnachtingen ter plaatse van het besluitgebied waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Camperplaatsen kunnen worden gezien als een hinderveroorzakende functie.

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' kan voorliggend initiatief worden gecategoriseerd als 'Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)'. Op basis van de VNG-brochure bedraagt de grootste richtafstand voor deze functies 50 m op basis van het milieuaspect geluid. Deze afstand kan, vanwege de gebiedstypering gemengd gebied, worden teruggebracht tot 30 m. De dichtstbijzijnde hindergevoelige functie, in de vorm van woningen aan de Steenhof (aan de overzijde van de 's-Gravenwaardsedijk) is met 100 meter afstand ruim voldoende om te voldoen aan de richtafstand van 30 meter. Om geluidsoverlast te voorkomen wordt er door de initiatiefnemer een 'camperreglement' opgesteld waarin de gedragsregels voor het gebruik van de camperplaatsen nader worden omschreven. Naleving van dit document wordt door de initiatiefnemer gehandhaafd.

Milieuhinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied

In het besluitgebied bevinden zich geen milieuhindergevoelige functies. Er hoeft daarom niet worden onderzocht of de functies in het besluitgebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing
Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ter plaatse van de camperplaatsen te overnachten. Uit paragraaf 3.3.9 blijkt dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de functieverandering afneemt ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee treedt er geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool1uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2018, 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2018, 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.5 Externe veiligheid

Algemeen

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.PV00ZWARTEWG2-VA01_0008.jpg"

Uitsnede risicokaart Nederland

Volgens de Risicokaart zijn er in de directe omgeving van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Op enige afstand van het plangebied ligt uitsluitend het servicestation Wim Goris, met een LPG-verkooppunt gelegen aan de Zwarteweg.

In de Revi is aangegeven tot op welke afstand (namelijk 150 m) het overlijdensrisico een bijdrage aan de grootte van het GR kan leveren. Dit gebied wordt in de Revi als invloedsgebied aangeduid. Dit houdt tevens in dat de inventarisatie van aanwezigen rondom een tankstation voor groepsrisicoberekeningen beperkt kan worden tot dit gebied. Deze afstand van 150 m dient te worden bepaald vanaf het vulpunt voor LPG en vanaf het bovengrondse deel van de opslagtank.

Gezien het feit dat het plangebied op voldoende afstand (circa 550 meter) ligt van het LPG-tankstation, is een nadere beoordeling van het groepsrisico daarom niet noodzakelijk.

Met het initiatief worden geen risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt. Een nadere toetsing kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.6 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In paragraaf 3.2.2 is de beleidslijn Grote Rivieren in relatie tot voorgenomen initiatief reeds beschreven. Het besluitgebied ligt verder in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.


Watertoets

Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  


Ja

Ja  


2

2  
Riolering en Afvalwater-
keten  
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  

Nee
Nee

Nee  

2
1

1  
Wateroverlast (oppervlakte-
water)  
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  

Nee

Nee

Nee

Ja  

2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?  
Nee  

1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  

Nee
Ja

Nee
Nee  

1
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  

1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Ja
Nee  

1
2  
Volksgezond-
heid  
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee


Ja  

1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee

Nee
Ja  
2
2

1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  


2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

1  

Algemeen
Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ter plaatse van de camperplaatsen te overnachten waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Er vinden hierbij ook geen fysieke ingrepen plaats. Het verhard oppervlak in het besluitgebied neemt daarmee niet toe. Het initiatief heeft geen negatief effect op de waterhuishouding ter plaatse.

Veiligheid

Aangezien het plan niet voorziet in fysieke ingrepen (in de bodem) heeft het initiatief geen negatief effect op de het waterbergend vermogen en veiligheid in relatie tot de bescherming tegen hoog water en de bescherming van de waterkwaliteit.

Wateroverlast

Aangezien de camperplaatsen alleen tijdens het seizoen gebruikt zullen worden vindt er geen negatief effect plaats op het gebruik van de locatie als overstromingsvlakte.

Grondwateroverlast

Kwel vormt geen belemmeringen voor het initiatief.

Volksgezondheid

Gelet op de functie van camperplaatsen nabij een recreatieplas vormt het aspect volksgezondheid geen belemmering voor onderhavig initiatief.

Natte natuur

Het besluitgebied is gelegen binnen Natura 2000-gebied 'Rijntakken' en het nabij gelegen Natura 2000-gebied 'Unterer Niederrhein'. Voorgenomen initiatief heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden tot gevolg.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.7 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Archeologie

Voorliggend initiatief maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ter plaatse van de camperplaatsen te overnachten waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Hierbij worden geen bodemingrepen uitgevoerd. Om die reden is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie

In het besluitgebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.8 Flora en fauna

Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

Toetsing

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in maart 2020 een quickscan natuurtoets uitgevoerd2. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld. Het onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd. Opgemerkt wordt dat het onderzoek ook is verricht in verband met tweetal mogelijke ontwikkelingen op enige afstand ten zuidwesten van het plangebied. Onderstaand wordt echter enkel ingegaan op onderhavig initiatief.

Gebiedsbescherming

Ruimtelijke ingrepen in of nabij Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten zijn niet toegestaan wanneer deze significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten veroorzaken. Het besluitgebied ligt binnen de begrenzing van Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Verder ligt op een afstand van 1.000 meter Natura 2000-gebied 'Unterer Niederrhein' en op een afstand van 1.150 meter Natura 2000-gebied 'Salmorth' en 'Rhein-Fischschutzzonen zwischen Emmerich und Bad Honnef'. Voor de Duitse natuurgebieden zijn negatieve effecten op voorhand uit te sluiten vanwege hun ligging van >750 meter afstand en aangezien ze niet in directe verbinding staan met het besluitgebied. Verder zullen er door de beperkte aard en omvang van het initiatief, en door het nemen van maatregelen die zijn gericht op verlichting en afval geen significante negatieve effecten te verwachten. In aanvulling hierop is door Buro Ontwerp & Omgeving in maart 2020 een effectenbeoordeling uitgevoerd3 naar stikstofdepositie. Hieruit blijkt dat er zowel tijdens de realisatiefase als tijdens de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposite groter dan 0,00 mol/ha/jr als gevolg van het initiatief. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.

Het besluitgebied is gelegen binnen de Groen Ontwikkelingszone (GO) en is gelegen op kleine afstand van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Echter met net initiatief worden de kernkwaliteiten van het gebied niet aangetast.

Soortenbescherming

In het kader van de soortenbescherming is een literatuur- en veldonderzoek verricht. Op basis van het onderzoek wordt ter plaatse van het plangebied geen verstoring van beschermde flora en fauna verwacht.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.9 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Toetsing

Verkeer

Onderhavig initiatief voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van overnachtingen ter plaatse van het besluitgebied waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Hiermee wordt het mogelijk om op de locatie te overnachten, in plaats van aan het einde van de dag de camperplaats te moeten verlaten om de volgende dag weer terug te komen. Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied neemt doordoor per saldo af.

Parkeren

Met het initiatief is geen sprake van een ontwikkeling met een parkeerbehoefte.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.10 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

Economische uitvoerbaarheid

Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten, waarin deze verklaart de volledige mogelijke planschade voor zijn/haar rekening te nemen. Voor de gemeente zijn er geen andere kosten verbonden aan dit plan, waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op deze omgevingsvergunning is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Na verlening van de omgevingsvergunning wordt het besluit voor zes weken ter inzage gelegd. gedurende deze periode is het mogelijk bezwaar tegen de omgevingsvergunningvergunning te maken.

Hoofdstuk 4 Conclusie

In voorgaande hoofdstukken is het mogelijk maken van overnachtingen op een camperplaats ter plaatse van recreatieplas De Bijland in het buitengebied van Zevenaar besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.

Onderhavig initiatief voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van overnachtingen ter plaatse van het besluitgebied waarbij geen ruimtebeslag plaatsvindt. Hierdoor wordt er, zonder dat er fysieke ingrepen plaatsvinden, het toeristisch voorzieningenniveau in de gemeente Zevenaar verbeterd.

Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.