Plan: | Parallelweg 11-13, Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20341-VS00 |
Initiatiefnemer heeft recentelijk het perceel Parallelweg 13 gekocht. Op dit perceel staat een dubbele/gesplitste woning met de huisnummers 11 en 13. Het perceel Parallelweg 11 wordt al lange tijd door dezelfde personen bewoond, terwijl het perceel Parallelweg 13 de laatste jaren een enigszins wisselende bewoning heeft gekend. De initiatiefnemer heeft recentelijk de woning Parallelweg 13 gekocht met aanvankelijk het oogmerk om hier ook te gaan wonen. Gebleken is echter, dat deze woning qua woonoppervlak en de staat waarin deze woning zich bevindt voor de gezinssituatie van initiatiefnemer verre van ideaal is.
Initiatiefnemer heeft vervolgens het plan opgevat om de eigenaar van de woning Parallelweg 11A te benaderen met het insteek of hij interesse heeft om zijn (dubbele) woning weer van hem te kopen. Op deze manier kan deze voormalige boerderij weer de functie krijgen die het in het verleden altijd al heeft gehad. De reden hiervoor is dat hij plannen heeft om op het na de verkoop van zijn (dubbele) woning resterende (ruime) terreingedeelte een vrijstaande woning te bouwen. Hij heeft zijn plannen met de gemeente besproken, waarbij zijn insteek is om de woning- en bebouwingssituatie ruimtelijk te verbeteren. Dit houdt in dat de eigenaar van de woning Parallelweg 11 een aantal opstallen op zijn erf zal afbreken en dat de enigszins rommelige erfsituatie rondom deze voormalige boerderijwoning een landschappelijke (groen) verbetering zal ondergaan.
Met de aankoop door initiatiefnemer, ontstaan er voor de gemeente ook mogelijkheden om van initiatiefnemer grond in eigendom te krijgen tot het versterken de natuur in de directe nabijheid van de watergang de Fliert. De gemeente kan zodoende deze grond naar eigen wens inrichten en hierbij aansluiting zoeken bij de te realiseren natuur in het grotere woningbouwplan voor Twello Noord. Bovendien is initiatiefnemer bereid om een deel van zijn grond af te staan voor het door de gemeente realiseren van een fietspad. Een fietspad dat een verbinding moet gaan vormen tussen de in het bestemmingsplan “Nieuw Basselt/Fliertlanden” voorziene nieuwe woonwijken voor Twello.
figuur 1 globale ligging plangebied in rode belijning
figuur 2 de planlocatie in het bestemmingsplan “Buitengebied” met rode pijlmarkering
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De toelichting is als volgt opgebouwd:
De percelen Parallelweg 11 en Parallelweg 13 zijn gelegen aan het einde van de doodlopende weg genaamd de Parallelweg. Deze weg vormt een zijweg van de hoofdontsluitingsweg genaamd de H.W. Iordensweg. De woningen 1 t/m 5 zijn nog aan een verhard weggedeelte gelegen, maar hierna gaat de weg over in een semi verharde (zand) weg die eindigt bij de nu nog dubbele woning Parallelweg 11 en Parallelweg 13. De weg loopt evenwijdig aan de spoorlijn Deventer-Apeldoorn. Het grondgebruik is van oudsher agrarisch.
figuur 3 tekening van de oude, historische situatie met in de rode cirkel de planlocatie
figuur 4 de huidige woningen Parallelweg 11 en Parallelweg 13 gezien vanaf de westzijde van het plangebied
figuur 5 de huidige woning Parallelweg 13 gezien vanaf de oostzijde van het plangebied
figuur 6 een deel van het perceel van Parallelweg 13 gezien vanaf de oostzijde van het plangebied
Het perceel Parallelweg 11 heeft een oppervlakte van 650 m2, Parallelweg 13 een oppervlakte van 2800 m2. Op deze percelen staat momenteel een dubbele woning. De woning Parallelweg 11 heeft daarnaast nog diverse schuren/opstallen met een oppervlakte van 70 m2 in gebruik, terwijl bij de woning Parallelweg 13 schuren staan met een oppervlakte van ongeveer 200 m2.
De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld en biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet ook aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:
Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven:
Slimme combinaties waar dat kan
Plannen, waarin direct vanaf het begin meerdere belangen worden meegenomen en boven- en ondergrond in samenhang worden bekeken. Deze plannen voegen in principe meer waarde toe aan onze leefomgeving dan enkelvoudige, sectorale plannen.
Het gebied staat centraal
Het gaat om het gebied met zijn eigen karakteristieken. Door het gebied als uitgangspunt te nemen bij de keuze kun je aansluiten bij de kwaliteiten ervan. De beleefde De beleefde (cultuurhistorische) identiteit en mogelijkheden van een gebied en de waardering van eigenschappen van streek, landschap, stad of dorp moeten steeds doorwegen in de te maken keuzes.
Niet uitstellen of doorschuiven.
Het derde uitgangspunt is het niet uitstellen van beslissingen Het derde uitgangspunt is het niet uitstellen van beslissingen of het doorschuiven ervan naar volgende generaties of naar onze buurlanden. Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht, welke 'nationale belangen' genoemd worden. De NOVI richt zich op 21 nationale belangen. Deze worden geografisch weergegeven via de Nationale hoofdstructuur.
Dit plan
Wat betreft de relevantie van deze NOVI ten aanzien van het samenvoegen van de dubbele woning Parallelweg 11 en Parallelweg 13 tot één woning en het bouwen van een vrijstaande woning op het resterende terreingedeelte kan worden gezegd, dat het rijk hierbij slechts selectief betrokken wil zijn. Het gebied staat centraal. Het gaat om het gebied met zijn eigen karakteristieken. Door het gebied als uitgangspunt te nemen bij je keuze, kun je aansluiten bij de kwaliteiten ervan. Met het realiseren van dit project, wordt maatwerk geleverd voor een nieuwe ontwikkeling binnen de eveneens voorziene, nabije woningbouwontwikkeling de Fliertlanden van de gemeente Voorst.
In het Besluit ruimtelijke ordening - zoals dat in 2017 is gewijzigd - is bepaald dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan een aantal voorwaarden. Zo bepaalt het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) dat de Ladder betrekking heeft op een stedelijke ontwikkeling die voldoende substantieel is. De aard en omvang van het woningbouwplan in relatie met de omgeving bepaalt of het plan voldoende substantieel is. De ladder geeft geen ondergrens aan. In uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn hiervoor lijnen uitgezet. Eerst bij woningen vanaf 12 woningen is er sprake van een stedelijke ontwikkeling die Ladder plichtig is.
Dit plan
In dit bestemmingsplan gaat het om het transformeren van de bestaande dubbele woning Parallelweg 11 en Parallelweg 13 tot één woning en het realiseren van een nieuwe woning op het resterende terreingedeelte. Zoals hiervoor aangegeven wordt dit niet als een stedelijke ontwikkeling beschouwd en kan in verband hiermee dan ook verder buiten beschouwing worden gelaten.
Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd.
Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. Deze Kaderrichtlijn geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed, emissies worden verbeterd, duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn en er tenslotte wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld, hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers bestaat het risico van watertekorten en verdroging. De commissie 'Waterbeheer 21e eeuw' heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat anders moet worden omgegaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet tenminste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen. De nieuwe ontwikkelingen zijn getoetst aan de richtlijnen zoals het waterschap die heeft opgesteld, de zogenaamde watertoets. De uitkomsten daarvan zijn in paragraaf 5.5 opgenomen.
Voor dit bestemmingsplan is voornamelijk de ligging in de Groene Ontwikkelingszone (GO) relevant. De Groene ontwikkelingszone (GO) is het gebied dat tussen en rondom natuurgebieden ligt. Hierin liggen onder andere de ecologische verbindingszones, de verbindende schakels tussen de natuurgebieden. Als u hier iets wilt bouwen of ontwikkelen, gelden daar regels voor. De regels zijn vastgelegd in de omgevingsverordening. Als u iets wilt bouwen of ontwikkelen in deze Groene ontwikkelingszone, moet u de kernkwaliteiten van het gebied versterken door natuur- en landschapselementen aan te leggen. De regels bepalen hoe en waar die versterking moet gebeuren. Deze versterkingsopgave kan worden berekend waarbij gekeken wordt wat bij de ontwikkeling verloren gaat aan natuurkwaliteiten, wat de aard en omvang van de ontwikkeling is en op welke manier u de natuur gaat versterken.
Dit plan
In zijn algemeenheid gesproken gaan hier geen natuurkwaliteiten verloren. In tegendeel. Dit bestemmingsplan beoogt juist meer natuur te creëren door de van gemeentewege voorgestane natuurontwikkeling nabij de watergang de Fliert. Bovendien wordt de woning Parallelweg 11 aan de zuid- en westzijde voorzien van kwalitatieve groenvoorziening die voor deze voormalige boerderijwoning tot een landschappelijke verbetering leidt.
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland op ..december 2018 vastgesteld. Deze Visie gaat over 'Gaaf'. Dat is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat - historisch en landschappelijk gezien - het beschermen waard is. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard, zo is de opvatting van de provincie. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook door de provincie opgenomen in deze Gelderse Omgevingsvisie. De provincie benoemt wat voor haar van waarde is en wat ze wil beschermen. Daarnaast geeft de provincie richting aan wat ze wil en moet veranderen en ontwikkelen. Hiermee de provincie met overtuiging en in vertrouwen deze Visie doorgegeven aan volgende generaties. Oftewel zoals deze Visie verwoord “een Gelderland van en voor ons allemaal en voor de kinderen van de toekomst.”
De Visie kent ook een hoofdstuk over ruimtelijk beleid. Hierover wordt het volgende gezegd.
“Al sinds 2014 is de ruimtelijke ontwikkeling van Gelderland een maatschappelijke opgave met verantwoordelijkheden voor overheden, organisaties en partners. De provincie draagt op een toekomstbestendige manier bij, met beleid dat een duurzame economische structuur in de provincie en regio's versterkt en dat richting geeft aan de vestigingsmogelijkheden en milieu- gebruiksruimte voor bedrijven. Het provinciaal belang ligt in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. Onze klimaat- bestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht (zie themakaart) en onze natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden.
De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkel- potentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet. Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft. Voor ontwikkelingen in de niet grond- geboden landbouw hanteert de provincie het 'plussen-beleid'. Daarmee geeft de provincie veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, maar onder voorwaarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij het beheer van terreinen wil de provincie dat aandacht wordt besteed aan onder andere het risico op natuurbranden.”
Dit plan
Het transformeren van de bestaande dubbele woning Parallelweg 11 en Parallelweg 13 tot één woning en het realiseren van een nieuwe woning op het resterende terreingedeelte past binnen de Omgevingsvisie Gelderland en de nadere uitwerking daarvan voor de regio Stedendriehoek.
De omgevingsverordening bevat regels die nodig zijn om de provinciale ambities uit Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' waar te maken of wettelijke plichten na te komen. De verordening is een dynamisch instrument die wordt aangepast als ontwikkelingen daarom vragen. Met actualisatieplan 8 zorgt de provincie ervoor dat de omgevingsverordening ook helemaal voldoet aan de eisen, de taal en de bedoelingen van de Omgevingswet. Ook worden er een aantal beleidsinhoudelijke wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot natuur, zonnevelden, wegen, glastuinbouw, grondwaterbescherming en zwemwater. De omgevingsverordening richt zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimte, milieu, natuur, water, verkeer en vervoer in deze verordening opgenomen. De omgevingsverordening heeft daarom onder meer de status van een plan als bedoeld in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
Op basis van artikel 2.52 van deze verordening hebben gedeputeerde staten op 31 mei 2022 Regels versterking Groene ontwikkelingszone vastgesteld. In dit artikel staat dat een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toestaat als uit onderzoek blijkt dat de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt en de samenhang niet verloren gaat. Deze regels geven invulling aan het per saldo en naar rato van de ingreep versterken van de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen. Elk initiatief in de Groene ontwikkelingszone leidt tot een versterking naar rato en per saldo. De omgevingsverordening stelt daarnaast dat de samenhang niet verloren mag gaan. Het ligt voor de hand om eerst te toetsen of de samenhang als gevolg van de ontwikkeling verloren gaat.
Dit plan
Het plangebied kent op dit moment geen natuurlijke waarden. Er is geen inheemse beplanting aanwezig. Zoals in het hoofdstuk Inleiding al aangegeven, heeft de gemeente plannen een deel van de grond binnen het plangebied van initiatiefnemer aan te kopen en deze grond tot natuur om te vormen. Het gaat dan om een strook grond nabij de watergang de Fliert met een oppervlakte van ongeveer 450 m2 alwaar singelbeplanting zal worden aangebracht. Daarnaast zal initiatiefnemer eveneens singelbeplanting aanbrengen langs de bestaande spoorlijn tot een oppervlakte van ongeveer 300 m2. De planopzet past zowel kwalitatief als kwantitatief binnen de kaders van deze Omgevingsverordening, nu ten opzichte van de bestaande situatie ruwweg 750 m2 aan extra natuur zal worden gerealiseerd.
In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst.
De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.
In hoofdstuk 5.3 van deze Regionale Structuurvisie is de gedachtegang met betrekking tot het wonen in de stedendriehoek weergegeven. Met betrekking tot het voor de locatie aan de Parallelweg 11 en Parallelweg 13 worden hier geen specifieke (relevante) beleidsvoorstellen gedaan.
Dit plan
Bij het vormgeven van de woonlocatie Parallelweg 11 en Parallelweg 13 is met deze regionale structuurvisie - voor zover dit planologisch mogelijk is - voldoende rekening gehouden.
Op 6 maart 2017 heeft de gemeenteraad van Voorst de “Woonvisie Aantrekkelijk Voorst 2025” vastgesteld. Hierbij geeft de gemeente vier pijlers van het gemeentelijk woonbeleid aan. Hieruit worden de volgende passages geciteerd:
“Voorst is een aantrekkelijke plek om te wonen. Voorst is groen, bereikbaar, ligt dicht bij drie stedelijke centra en beschikt zelf over een goed voorzieningenaanbod. Dit zijn kwaliteiten waar we trots op zijn en die we graag willen behouden en versterken. Dat doen we niet alleen. We werken nauw samen met onze maatschappelijke partners, de markt en bewoners. De woonvisie hebben we daarom gemaakt in samenwerking met deze partijen. We hebben met hen gekeken wat we moeten doen om Voorst aantrekkelijk te houden en zijn hierbij gekomen tot vier pijlers van woonbeleid. De pijlers zijn richtinggevend voor
het gemeentelijk woonbeleid in de periode tot 2025.”
Eén van de pijlers is “Aantrekkelijke woongemeente Voorst”. Deze pijler wordt onder meer nader gedetailleerd door te benoemen dat ruimte en groen kernwaarden zijn. Dit heeft te maken met de combinatie van een centrale ligging, de gevarieerdheid van het IJssellandschap, de cultuurhistorisch waardevolle landgoederen en de nabijheid van de Veluwe maakt de gemeente Voorst aantrekkelijk om te wonen. Bovendien biedt het buitengebied veel recreatieve mogelijkheden die niet alleen voor toeristen, maar ook voor mensen die hier wonen van waarde zijn. Het wonen in het groen, de ruime opzet en het dorpse karakter zorgen voor een prettige woonomgeving.
Dit plan
Het gaat hier om een kleinschalig woonproject (de bouw van slechts één vrijstaande woning) waarbij aan het perceel nabij de Fliert extra natuur wordt toegevoegd en op deze manier zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het gemeentelijk beleidsuitgangspunt van “het wonen in het groen”.
De raad van de gemeente Voorst heeft op 18 december 2017 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) vastgesteld. Met deze Ruimtelijke Toekomstvisie loopt de gemeente vooruit op de nieuwe Omgevingswet. Participatie heeft een hoofdrol gespeeld bij de totstandkoming van de Ruimtelijke Toekomstvisie. Dit heeft geleid tot een Ruimtelijke Toekomstvisie die een tweeledig doel heeft:
De identiteit van de gemeente Voorst geldt als leidraad bij het maken van inhoudelijke keuzes in het ruimtelijk domein. De visie kenmerkt zich door een combinatie van inhoud én manier van werken. De visie focust op het behoud en versterken van onze identiteit en geeft ruimte om het gesprek met de samenleving aan te gaan.
Vanuit deze visie wordt gewerkt aan het opstellen van een agenda voor de komende jaren, die tussentijds wordt aangepast en herijkt als veranderende omstandigheden daarom vragen. De visie constateert dat een belangrijk deel van de lokale economie direct verbonden is met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van haar gemeenschap. De percelen Parallelweg 11 en 13 zijn gelegen in deelgebied “bebouwde kom Twello”. In de omschrijving van dit deelgebied komen de volgende passages voor.
“In de kernen is verdichting mogelijk, in het buitengebied alleen onder strikte voorwaarden. De bestaande ruimtelijke verhoudingen met de kernen en de boerenerven in het buitengebied, met hier en daar een los staande woning, willen wij behouden en waar mogelijk versterken”.
De voorgestane ontwikkeling van de percelen Parallelweg 11 en Parallelweg 13 zal hierin bestaan dat - na samenvoeging van de bestaande dubbele woning - op het perceel een vrijstaande woning wordt gerealiseerd met omringend groen en het realiseren van (extra) natuur nabij watergang de Fliert. Het gevolg hiervan is dat het plangebied een kwaliteitsimpuls zal ondergaan, waarbij zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan de bestaande, gebiedseigen, landschappelijke kwaliteiten.
Dit plan
Bij de erfinrichting van de nieuwe woonlocatie aan de Parallelweg 13 is deze Ruimtelijke Toekomstvisie als input gebruikt.
Op 17 december 2019 heeft de gemeente Voorst de omgevingsvisie met als titel 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. De omgevingsvisie heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds wil de gemeente Voorst met de visie ambities bepalen en vervolgens deze ook behalen. Anderzijds fungeert de visie als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Leidend is de identiteit van Voorst. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten hierbij passen en waar mogelijk deze identiteit versterken.
Vanuit de identiteit van Voorst is gekeken naar thema's en ontwikkelingen die op de gemeente af komen. In de visie worden strategische beleidskeuzes aan de hand van vier thema's geformuleerd, die gericht zijn op het behouden en versterken van deze identiteit. Die thema's zijn: Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie; Werken, innovatie en recreatie; Omgeving en Landschap; Energie en Klimaat.
Verder ligt de nadruk op verbinden; daartoe zullen gesprekken plaatsvinden met de agrarische sector, innovatieve ondernemers, recreatiesector en het onderwijs. Krachtige verbindingen worden ook gezocht met andere overheden en instanties die voor de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente van belang zijn, zoals de provincie, de Cleantech Regio, wooncorporatie, het Waterschap en zorginstellingen. In de Cleantech Regio werken ondernemers, onderwijs/onderzoek en overheden samen aan een energie neutrale en duurzame economie en samenleving in de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen. Met betrekking tot het aspect Wonen is een hoofdstuk gewijd met als titel “Wonen, Sociale cohesie en Leefbaarheid” Hierover wordt het volgende gezegd:
“Wij bouwen naar behoefte, door een benadering die zich richt op kwaliteit en (in) passend in de omgeving.”
Dit plan
Bij het vormgeven van de woonlocatie Parallelweg 11 en Parallelweg 13 zijn de kernwoorden “kwaliteit” en “(in) passend in de omgeving” uit deze Omgevingsvisie zonder meer van toepassing.
De bundelingen van wetgeving in één Erfgoedwet en de verwachte invoering van de Omgevingswet heeft de gemeente ertoe gestimuleerd een meer integraal gemeentelijk erfgoedbeleid op te stellen. Hiermee krijgt het erfgoed de erkenning dat het een integraal onderdeel is van (de kwaliteit van) de fysieke leefomgeving. Door de invoering van deze twee wetten is het bereik van de gemeentelijke Erfgoedverordening in vergelijking met de voorgaande verordening zowel breder - het betrof monumenten én cultuurgoederen - als smaller: belangrijke fysieke onderwerpen zoals de aanwijzing of bescherming van stads- en dorpsgezichten of archeologische waarden en verwachtingen worden steeds minder geregeld via een verordening en meer via het bestemmingsplan en straks, onder de Omgevingswet, het omgevingsplan. Per saldo leidt een en ander tot een vereenvoudigde Erfgoedverordening.
De Erfgoedverordening is vernieuwd in verband met de per 1 juli 2016 ingevoerde Erfgoedwet. Deze wet vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Naast de Erfgoedwet wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet. De Erfgoedwet anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom is deze verordening zowel gebaseerd op de Erfgoedwet als op de Monumentenwet 1988.
Op 3 juli 2017 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2017 vastgesteld. Deze verordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart.
De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente Voorst onderscheidt twee hoofdcategorieën: Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Verwachtingszones. Deze twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën. Per categorie is in de erfgoedverordening beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moeten worden om de archeologische resten te beschermen.
Dit plan
Het plangebied is op basis van de archeologische verwachtingenkaart gelegen in een gebied waar geen archeologische waarden bekend zijn. Nader archeologisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
woningbouwlocatie
Zoals in de Inleiding al weergegeven, heeft dit bestemmingsplan tot doel om ten oosten van de bestaande, dubbele woning Parallelweg 11 en Parallelweg 13 een nieuwe, vrijstaande woning te realiseren. Deze woning is uit ruimtelijk oogpunt gesitueerd in de directe nabijheid van deze (nu nog) dubbele woning. Deze situering is gekozen omdat het ontwerp van de woning is gebaseerd op de typologie van een schuurwoning. Zie hierna. De woning vormt als het ware een soort “schuur” bij de bestaande, voormalige boerderijwoning Parallelweg 11.
karakteristiek nieuwbouw woning/beeldkwaliteit
De typologie van de nieuw te bouwen wordt omschreven als een schuurwoning. Hoewel de woningbouwlocatie in de periferie van de dorpskom van Twello is gelegen, heeft deze nog altijd alle (landschappelijke) kenmerken van het buitengebied. Een dergelijke woning kan op veel manieren worden vormgegeven. De referentie van de hoofdvorm is dan een schuur. Vaak wordt door de keuze van het materiaal van de gevel (geen baksteen, maar bijvoorbeeld hout) in combinatie met een lage kap en een rechthoekige basisplattegrond al voldoende gerefereerd aan de schuur typologie. Hierdoor is het mogelijk is om speelse elementen in te brengen, die duidelijk laten zien dat het om een woning gaat en niet om een schuur.
Om een duidelijk contrast met de vaak klassieke hoofdwoning op het erf te creëren, wordt veelal voor een strakke invulling van de gevel gekozen. De keuze voor dit type woning wordt mede ingegeven door de ten oosten van de watergang de Fliert voor een deel eveneens gebouwde (schuur) woningen op de gronden van de voormalige kwekerij aan de Dernhorstlaan. Het streven van de initiatiefnemer is erop gericht om een duurzame, energiezuinige woning te bouwen.
landschappelijke inpassing en sanering opstallen
In de Inleiding is onder meer aangegeven dat de enigszins rommelige erfsituatie rondom deze voormalige boerderijwoning een landschappelijke (groen) verbetering zal ondergaan. Dit heeft ertoe geleid, dat de initiatiefnemer hiervoor een inrichtingsplan heeft opgesteld.
Dit plan voorziet bij de woning Parallelweg 11 aan de westzijde in een “groene” aanplant op de plek waar nu nog enige opstallen staan en aan de voorzijde een gazon- met haagbeplanting. Wat betreft de nieuw te bouwen woning, zal aan de oostzijde ervan een ruim gazon worden gerealiseerd, dat als het ware een overgang vormt naar de door de gemeente nabij de Fliert aan te brengen groen elementen (natuurontwikkeling).
Dit plan
Bij het vormgeven van de woonlocatie Parallelweg 11 en Parallelweg 13 is met deze regionale structuurvisie - voor zover dit planologisch mogelijk is - voldoende rekening gehouden.
Figuur 7 een gedeelte uit het ”Beeld & inrichtingsplan Parallelweg 13 -Twello”
Algemeen
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) kent al een groot aantal jaren de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. In deze publicatie is een lijst opgenomen met daarin de aan te houden richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Als van deze richtafstand afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het zo scheiden van milieubelastende en -gevoelige functies dient twee doelen:
Dit plan
Nagegaan is of en in hoeverre deze woningbouwlocatie ten opzichte van de omgeving de noodzaak van een milieuzonering rechtvaardigt. Op basis van de hierna te toetsen aspecten van met name, Bodem”, “Geluid”, “Flora fauna”, cultuurhistorie”, “Externe veiligheid”, stikstof en 'milieueffectrapportage beoordeling” blijkt, dat het aanbrengen van een milieuzonering niet noodzakelijk is.
Algemeen
Voor een gebied dat bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt moet getoetst worden of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de beoogde bestemmingen/functies toelaat. Als toetsingskader wordt gebruik gemaakt van de Wet Bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009) en het Besluit Bodemkwaliteit (2008).
Dit plan
Een bodemkundig onderzoek is hier niet vereist. Het plangebied kent al een vigerende woonbestemming (de nu bestaande dubbele woning Parallelweg 11 en Parallelweg 13) en het is een onverdachte locatie.
Algemeen
De mate waarin het geluid, bijvoorbeeld veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Wgh en Bgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige bestemmingen worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving ten gevolge van wegverkeer, spoorweg en industrie. De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige bestemmingen:
Het beschermen van bijvoorbeeld het woonmilieu gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. In artikel 82 van de Wet Geluidhinder wordt de voorkeursgrenswaarde geregeld.
Deze is in principe 55 dB voor een geluidsgevoelige bestemming als die van wonen binnen een geluidzone van een spoorweg. Het akoestisch onderzoek moet aantonen of aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, en zo niet, wat de vervolgstappen zijn. Het onderzoek moet er in eerste instantie op gericht zijn, om de gevelbelasting terug te dringen tot 68 dB of lager.
Op 22 februari 2023 is door het adviesbureau Munsterhuis Geluidsadvies te Borne een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit advies is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Dit bureau komt tot de volgende conclusie.
Dit plan
Na het toekennen van een hogere grenswaarde voor de te realiseren woning dicht bij de spoorlijn Deventer-Apeldoorn, zijn er uit akoestisch oogpunt geen belemmeringen.
Algemeen
Het beleid van de (rijks) overheid is de laatste jaren vooral gericht om risico's op wateroverlast of als tegenhanger watertekort tot een minimum te beperken. Om dit te bereiken kennen ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan een zogenaamde watertoets. In deze watertoets worden de belangen van het watersysteem bij de ruimtelijke planvorming gewaarborgd. Zo is de gemeente gehouden om bij ruimtelijke plannen - en dus ook dit bestemmingsplan - de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium hierbij te betrekken. Dit vindt zijn nadere concretisering in de in het Besluit ruimtelijke ordening neergelegde verplichting tot overleg met het waterschap.
Dit plan
Over dit bestemmingsplan is met het waterschap Vallei en Veluwe overleg gevoerd. Hieruit blijkt het plan geen overwegende bezwaren heeft. Concluderend kan gesteld worden dat het plan voldoet aan de waterhuishoudkundige eisen van het waterschap Vallei en Veluwe.
gebiedsbescherming
Voor de bescherming van dier- en plantensoorten zijn de Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet van toepassing. Gebieden zoals natuurgebieden, kunnen voor de flora en fauna relevant zijn. Worden dit soort gebieden in Natura 2000 als zodanig aangeduid, dan kunnen deze op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn als speciale beschermingszones (SBZ's) worden aangemerkt.
soortenbescherming
In de Flora- en Faunawet wordt onder meer de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden bekeken of de natuurwaarden die aanwezig zijn hierdoor niet in negatieve zin worden beïnvloed. Doet zo'n situatie zich voor, dan moet op basis van deze wet hiervoor ontheffing worden gevraagd.
Buro Ruimte en Advies te Vaassen heeft een QuickScan flora en fauna uitgevoerd. Dit op 10 maart 2023 uitgevoerde onderzoek is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit dit onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan.
“Vogels - algemene broedvogels
Voer mogelijk verstorende werkzaamheden uit buiten het broedseizoen of neem voorafgaand aan het broedseizoen maatregelen om vestiging van broedgevallen binnen verstoringsgevoelige delen van het plangebied te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting sterk terug te snoeien of te rooien voìoìr half maart.
Het broedseizoen is geen vaste periode, maar voor de meeste soorten is de periode half maart - half augustus een goede indicatie. Bij start van de werkzaamheden tijdens het broedseizoen is een broedvogelcheck door een erkend deskundige noodzakelijk om aanwezigheid van broedgevallen te onderzoeken. Indien nodig worden werkzaamheden uitgesteld totdat eventuele nesten verlaten zijn.
Vleermuizen - verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebied
T.a.v. zorgplicht en calamiteiten:
Met betrekking tot het door het buro Ruimte en Advies bepleite nader onderzoek naar vleermuizen in de schuur met aanbouw heeft de gemeente aangegeven, dat in verband met de sloop hiervan dit vervolgonderzoek niet langer noodzakelijk is.
Wel heeft de gemeente aangegeven het noodzakelijk te vinden dat er in de directe omgeving van de nieuwbouw er vleermuizenkasten worden opgehangen.
Dit plan
De in dit onderzoek benoemde schuur wordt in z'n geheel gesloopt. Dit omdat op deze plek de nieuw te realiseren schuurwoning wordt gebouwd. Dit heeft ertoe geleid dat in overleg met de gemeente nader onderzoek naar de geschiktheid als verblijfplaats voor gebouw bewonende vleermuizen, zoals de Gewone dwergvleermuis, de Gewone grootoorvleermuis en de Laatvlieger, niet langer als noodzakelijk wordt gezien. Wel heeft de gemeente aangegeven geëist dat er in de directe omgeving van de nieuwbouw er vleermuizenkasten worden opgehangen. Deze herontwikkelingslocatie kent in verband hiermee voor de flora en fauna geen overwegende belemmeringen.
Algemeen
In het kader van het beoordelen van dit bestemmingsplan of sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing, moet ook worden gekeken of en in hoeverre het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) voor dit plan relevantie heeft. In dit besluit worden twee categorieën van risicogevoelige objecten onderscheiden, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Voorts geeft dit Besluit de waarden weer voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten, waarbij ook het begrip “plaatsgebonden risico” wordt gehanteerd. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting.
Dit plan
Het perceel Parallelweg 11 en 13 is in de directe nabijheid gelegen van het plangebied van het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan “Nieuw Basselt en Fliertlanden”. Met betrekking tot het plandeel Fliertlanden wordt over het aspect externe veiligheid in dit bestemmingsplan gezegd, dat vooral de spoorlijn Apeldoorn-Deventer van belang is. Hierbij is onder meer het plaatsgebonden risico onderzocht zoals dat is vastgelegd in de Regeling basisnet. Er geldt volgens deze Regeling voor het tracé met betrekking het plangebied van het zo-even genoemde bestemmingsplan een risicocontour van 0 meter. Hiervan uitgaande vormt het plaatsgebonden risico van deze bron voor de bouw van nu voorziene vrijstaande woning aan de Parallelweg eveneens geen belemmering.
cultuurhistorie
Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale panden.
archeologie
In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd.
De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:
Door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De vernieuwde Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2017 vastgesteld (zie paragraaf 3.5.3).
Dit plan
Op grond van de archeologische beleidskaart kan worden geconstateerd dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is voor deze (beperkte) woningbouwlocatie. Dit omdat hier - voor zover bekend - geen archeologische waarden bekend zijn.
Over het aspect verkeer kunnen de volgende zaken worden benoemd. De nieuw te bouwen woning zal via de bestaande (semi verharde) Parallelweg plaatsvinden. Op de inrichtingstekening is het tracé hiervoor globaal aangegeven. Zoals in de Inleiding is aangegeven, heeft de gemeente de wens om van de initiatiefnemer grond aan te kopen om langs de noordzijde van de Parallelweg een fietspad aan te leggen. Een fietspad dat een verbinding zal vormen tussen de woonwijken die in het bestemmingsplan “Nieuw Basselt en Fliertlanden” zijn voorzien en dan met name voor het deelplan de Fliertlanden.
Dit plan
De ontsluiting van de nieuw te bouwen woning geeft geen hinder voor de omwonenden. Bovendien wordt het planologisch mogelijk gemaakt aan de noordkant van de Parallelweg een deel van een fietspad aan te leggen dat positieve gevolgen heeft voor aansluitende fietspaden tussen de hier te realiseren (nieuwe) woonwijken.
De locatie Parallelweg 13 ligt op een relatief korte afstand van de spoorlijn Deventer-Apeldoorn. Treinverkeer kan leiden tot trillingen in gebouwen. Deze trillingen kunnen vervolgens leiden tot verstoring van gevoelige apparatuur, hinder voor personen in de gebouwen of schade. In Nederland bestaat tot nu toe geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het aspect trillingen niettemin een aandachtspunt in de afwegingen, omdat op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening de zorg voor een goede ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling. Vanwege het ontbreken van specifieke wetgeving, wordt voor trillingen veelal teruggevallen op de SBR-richtlijn Trillingen, deel B “Hinder voor personen in gebouwen” (SBR-B).
De beoogde woningbouw ligt op ca 22m en daarmee binnen de regulier aangehouden onderzoeksafstand van het spoor van 100 meter. Gelet op deze afstand blijkt uit eerste verkenning dat er een reële kans bestaat op een zekere mate van trillingshinder als gevolg van het spoor. In de basis kan gesteld worden dat in dezelfde straat op gelijke afstand al bestaande woningen aanwezig zijn. In de praktijk zijn weinig concrete klachten van trillingshinder bekend die maken dat hier twijfel bestaat over een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plekke. Klachten van schade door trillingen zijn niet bekend. Daarmee mag worden aangenomen dat de ontwikkeling op voorhand ook geen strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening hoeft op te leveren. Dit laat niet weg dat de SBR-B voor nieuwbouw andere streefwaarden hanteert wat betreft trillingshinder dan voor bestaande bouw. Om die reden is onderzoek uitgevoerd om vast te stellen wat de trillingsbelasting op dit percelen is en wat de verwachte trillingssterkten zullen zijn in de te realiseren woning.
Hieruit kwam naar voren dat er incidentele overschrijdingen van de streefwaarden voor zouden komen bij het beoogde ontwerp. Omdat maatregelen bij de trillingsbron (het spoor en de treinen) en in de bodem niet effectief en erg kostbaar, en daarmee niet doelmatig zijn, is gekozen om de constructie van het gebouw aan te passen. Door de woning op palen te funderen en het staalskelet te verzwaren nemen de trillingen fors af en is er geen sprake meer van overschrijdingen van het beoordelingskader.
Gelet op voorgaande mag verondersteld worden dat de plannen niet leiden tot onevenredige trillingshinder en sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
In het kader van het recent vastgestelde bestemmingsplan “Nieuw Basselt en Fliertlanden heeft adviesbureau Lievense/WSP een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd.
Aanleiding voor dit onderzoek is de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot de landelijke stikstofwetgeving en de mogelijke effecten van ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden. Voor zowel de realisatie als het gebruik van een woningbouwontwikkeling - en dat is in dit bestemmingsplan hier ook aan de orde zij het zeer beperkt - moet de stikstofuitstoot inzichtelijk gemaakt worden. In Natura 2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stikstofdepositie.
Om in het kader van een mogelijke vergunningaanvraag Wet natuurbescherming te onderzoeken wat de stofstofdepositie is tijdens de bouw- en gebruiksfase, is een berekening nodig. Deze is uitgevoerd met het programma Aerius Calculator 2020. Het deelgebied Fliertlanden leidt in de gebruiksfase (door verkeersgeneratie) tot een maximale toename van stikstofdepositie van maximaal 0,02 mol/ha/jaar op nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken. (Provincie Gelderland, PAS-gebiedsanalyse 038 Rijntakken, 25 december 2017).
Het blijkt dat significant negatieve effecten op het leefgebied van de Kwartelkoning door stikstofdepositie zijn uitgesloten (pagina 57). Stikstof herstelmaatregelen zijn voor deze soort niet noodzakelijk. Significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelstellingen van de Kwartelkoning zijn uitgesloten. Een Passende Beoordeling is niet noodzakelijk. Zowel het hiervoor genoemde bestemmingsplan als dit bestemmingsplan heeft dan ook geen significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Kwartelkoning van het Natura 2000-gebied Rijntakken.
Dit plan
Op basis van de nu beschikbare informatie, ontwikkelingen in de wetgeving en de gehanteerde uitgangspunten in het hierboven genoemde onderzoek, kan worden vastgesteld, dat de ontwikkeling van dit bestemmingsplan vanuit het aspect stikstofdepositie, geen belemmering voor de vaststelling ervan vormt.
Algemeen
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt erop neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.- regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
Het plan
Het plan betreft de het realiseren van een vrijstaande woning. Deze ontwikkeling wordt niet gezien als een m.e.r.- plichtige activiteit, omdat deze pas geldt bij 2.000 woningen of meer. Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van de ontwikkeling en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld “agrarisch” en “een leiding”. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld.
In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming. Daarnaast kan worden opgemerkt, dat de bestemmingsregels een vaste opbouw kennen in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen.
De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster en luchtfoto's, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Als het gebruik niet past binnen de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming, wordt dit gezien als strijdig gebruik.
Deze bestemming geldt voor het oostelijk deel van het plangebied. De gemeente is van plan van de initiatiefnemer een deel van zijn grond te kopen met als doel om in de nabijheid van de watergang de Fliert natuurontwikkeling te realiseren als onderdeel van een verdere landschappelijke inpassing van deze watergang zoals de gemeente die ook met betrekking tot de nieuwe woonwijk de Fliertlanden eveneens voor ogen staat. De bestemming Natuur wordt in het geldende bestemmingsplan Buitengebied in beginsel toegekend aan bestaand natuurgebied. Dit is zoals gezegd hier niet het geval. Deze bestemming wordt niettemin hier passend geacht omdat de betreffende gronden in potentie belangrijke natuur- en landschapswaarden vertegenwoordigen. De bestemmingsregeling is er dan ook op gericht om deze waarden te handhaven en te versterken. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen.
Om het agrarisch en landelijke karakter te borgen is ook de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' opgenomen.
Op deze gronden is kleinschalig agrarisch gebruik in de vorm van grasland toegestaan, en ook behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, ecologische en groenvoorzieningen in de vorm van groenstroken en water. De bestemmingsregeling is erop gericht om bestaande waarden te handhaven en eventueel te versterken.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming is geen bouwvlak aanwezig en zijn dan ook geen gebouwen toegestaan. Andere bouwwerken zijn alleen toegestaan in de vorm van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 meter. Voor het beschermen van de landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in het artikel opgenomen.
De woningen Parallelweg 11 en Parallelweg 13 met de omringende erven hebben de bestemming 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' gekregen. De gronden binnen deze bestemmingen zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, en voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als een bed & breakfast - zij het onder bepaalde voorwaarden - groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Daarnaast zijn onder voorwaarden een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. Wat betreft de bouwregels is gekozen voor een systematiek waarbij alle bebouwing (woningen en overige gebouwen) binnen een nader begrensd bouwvlak wordt gebouwd. Ook heeft voor het vastleggen van de nok- en goothoogte van de te bouwen vrijstaande woning als referentie gediend de door architectenbureau Hegeman bouwteam te Twello voorgestelde bouwmassa van deze (schuur)woning zoals weergegeven op de in dit plan opgenomen schetstekening.
De bestemming 'Wonen - 2' kent voorts een aantal voorwaardelijke verplichtingen om de bewerkstelligen dat binnen een periode van twee jaar na het afgeven van de omgevingsvergunning voor de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen in overeenstemming met de met de initiatiefnemer gesloten anterieure overeenkomst worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor het uitstel van termijnen waarbinnen deze verplichtingen moeten worden gerealiseerd.
Tot slot is een afwijking van de gebruiksregels opgenomen om één hogere categorie bedrijf aan huis toe te staan of een bedrijf dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staat genoemd toe te staan.
Deze bestemming is voor een deel gelegen in de directe nabijheid van de woning Parallelweg 11 en de te realiseren nieuwe woning. De gronden met deze bestemming moeten zoveel mogelijk onbebouwd blijven. Hierbinnen mogen geen gebouwen worden opgericht en er zijn alleen andere bouwwerken - met uitzondering van overkappingen - met een hoogte van maximaal één meter toegestaan.
Deze bestemming is opgenomen voor het ontsluiten van de nieuw te bouwen woning via de bestaande (semi verharde) Parallelweg. Daarnaast wordt binnen deze bestemming ook de aanleg van een fietspad - dat een verbinding zal vormen tussen de woonwijken die in het bestemmingsplan “Nieuw Basselt en Fliertlanden” zijn voorzien en het (nieuwe) woonwijkje nabij de Dernhorstlaan - mogelijk gemaakt.
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die voorheen waren aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betreft zowel gerealiseerde alsnog te realiseren natuur. Onder de Gelderse natuurgebieden vallen alle Natura 2000-gebieden, het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszones (GO). Laatstgenoemde gebieden vervullen een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden. Om te voorkomen dat ontwikkelingen de realisatie van nog te realiseren toekomstige natuur in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen de GO.
Voor de verschillende zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. De aangewezen beschermingszones Natte Landnatuur en Weidevogel- en ganzengebieden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. I
In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Op basis van de regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk.
De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
Bij het uitvoeren van dit bestemmingsplan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economisch uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het erom hoe de realisering door de maatschappij - overheid en burgers samen - wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de realisering van dit bestemmingsplan samenhangen. Deze worden hierna behandeld.
anterieure overeenkomst
De gemeente heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is een aantal zaken nader vastgelegd, zoals onder meer:
Ook is hierin vastgelegd, dat mocht er door derden een planschadeverzoek bij de gemeente worden ingediend, dat leidt tot toekennen van planschade, de hiermee gepaard gaande (te vergoeden) kosten geheel voor rekening van de initiatiefnemers komen.
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van de nieuwbouw van een enkele vrijstaande woning met een geringe impact op de omgeving. Het betreft een plan van lokaal belang waarvoor provincie en Rijk vooroverleg niet noodzakelijk achten.
Het ontwerpbestemmingsplan Parallelweg 11-13, Twello heeft vanaf 23 november 2023 voor een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over het plan naar voren te brengen.
Gedurende de inzagetermijn is één zienswijze naar voren gebracht. In de als Bijlage 4 opgenomen Zienswijzenotitie is de zienswijze samengevat en voorzien van een reactie.
De zienswijze heeft aanleiding gegeven het bestemmingsplan aan te passen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Onder het kopje 'Aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen' van de in Bijlage 4 opgenomen Zienswijzennotitie zijn de aanpassingen beschreven.