direct naar inhoud van Regels
Plan: Parallelweg 11-13, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20341-VS00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Parallelweg 11-13, Twello met identificatienummer NL.IMRO.0285.20341-VS00 van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden-bedrijf

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.6 aan-huis-verbonden-bedrijf

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 ander bouwwerk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken;

1.10 begane grondvloer

de constructieve vloer, met een maximum van 15 cm dikte waarbij isolatie niet meegerekend wordt;

1.11 bestaand
  • 1. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
  • 2. met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

de grens van het bouwvlak;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.18 bouwperceelsgrens

een op bestemmingenkaart als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 landschappelijke waarde

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.23 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;

1.24 normaal onderhoud of gebruik

het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.25 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.26 overige gebouwen

gebouwen: al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;

1.27 overkapping

een bouwwerk met maximaal twee wanden al dan niet behorende tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan.

1.28 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

1.29 peil
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: het vloerpeil zoals dat nu aanwezig is met betrekking tot de woning Parallelweg 11;
1.30 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.31 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

1.32 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekenende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringingen buiten beschouwing gelaten;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden;
  • b. afschermende beplanting;
  • c. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting.
3.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 4 Natuur

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, de bescherming en/of herstel van de aanwezige natuurlijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in de vegetatie en de landschappelijke waarde en in het (micro) reliëf;
  • b. agrarisch medegebruik;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen en water en terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 m.
4.2 verbodsregels

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van parkeerplaatsen;het egaliseren, afgraven op ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • d. het graven, vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van watergangen, vijvers en poelen.

Het verbod van lid 3.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is verreist krachtens de Wet natuurbescherming;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan;
  • e. die worden uitgevoerd krachtens het "Erfinrichtingsplan" zoals opgenomen in 3 bij deze regels en die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van deze plannen noodzakelijk zijn.

Artikel 5 Tuin

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting van aan deze bestemming grenzende gronden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
5.2 bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan.
5.3 afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 8.1 tot het toestaan van het realiseren van een zwemvijver, onder de voorwaarde dat aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering ervan.

Artikel 6 Verkeer

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen en bruggen;
  • b. parkeerplaatsen;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen en kunstwerken.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van wonen;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1), met dien verstande dat;
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. opslag van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 6. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 7. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. binnen het bouwvlak is een woning toegestaan bedoeld voor de huisvesting van maximaal twee huishoudens;
  • d. maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte in meters (m) is toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' van toepassing is waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters mogen bedragen.
7.2.2 andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m en vanaf de voorgevel ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 10 m2 per bouwperceel;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, is een overkapping van maximaal 20 m2 toegestaan.
7.3 afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde:

  • a. in lid 7.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 1 m wordt overschreden;
  • b. in lid 7.2.2 onder c en toestaan dat de aangegeven hoogten met maximaal 20% worden overschreden;
  • c. in lid 7.2.2 onder c tot het toestaan van een carport, onder de voorwaarde dat aangetoond wordt dat sprake is van een goed stedenbouwkundig ontwerp met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering ervan.

Artikel 8 Wonen - 2

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van wonen;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1), met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. opslag van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 6. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 7. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.
8.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • c. maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte in meters (m) is toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' van toepassing is waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters mogen bedragen.
  • d. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting trillingen' kan niet eerder worden verleend dan nadat is onderbouwd dat de trillingssterkte in de woning beperkt blijft tot de in de SBR-Richtlijn, deel B weergegeven streefwaarden voor nieuwe woningen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. kan een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend als uit de onderbouwing blijkt dat niet voldaan wordt aan genoemde streefwaarden, onder voorwaarde dat doelmatige en kosteneffectieve trillingsreducerende maatregelen zijn overwogen en in redelijkheid getroffen en resterende trillingshinder geaccepteerd kan worden, één en ander conform de SBR-Richtlijn, deel B.
8.2.2 andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m en vanaf de voorgevel ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 10 m2 per bouwperceel.
8.3 afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde:

  • a. in lid 8.2.1 onder a en toestaan dat de bouwgrens met maximaal 1 m wordt overschreden;
  • b. in lid 8.2.2 onder c en toestaan dat de aangegeven hoogten met maximaal 20% worden overschreden;
  • c. in lid 8.2.2 onder c tot het toestaan van het realiseren van een zwemvijver, onder de voorwaarde dat aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering ervan.
8.4 specifieke gebruiksregels
8.4.1 voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' mogen bouwwerken overeenkomstig de in lid 8.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van deze regels opgenomen "inrichtingsplan Parallelweg 11 en Parallelweg 13", om te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

8.4.2 afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 8.4.1 indien in plaats van de in de Bijlage genoemde landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van deze landschappelijke waarden. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorschriften worden verbonden;
  • b. lid 8.4.1 ten behoeve van uitstel van de termijn van aanleg waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden van de gronden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels

9.2.1 omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.2.2 uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 9.2.1 is niet van toepassing wanneer

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
9.2.3 voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in het in lid 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. grondwaterpeilverlagingen.

9.2.3 is niet van toepassing als de werken of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2.1 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de in werkingtreding van dit plan;
  • c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden maaiveld of een kleinere oppervlakte beslaan dan 2500 m2;
  • d. ten dienste staan waarvan archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.

Artikel 10 Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen deze waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in: de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
  • c. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer
  • d. ;de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
  • e. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).
10.2 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de onderliggende bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' wijzigen in de bestemming 'Natuur' als er sprake is van realisatie van een (gedeelte van) de ecologische hoofdstructuur c.q. het Gelders Natuurnetwerk, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terrein beherende instantie, als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terrein beherende instantie of als er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de inspanningsverplichting en vergoedingen die in een concept notariële akte zijn vastgelegd;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 11 Waarde - Landschap

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende bestemming (en) - mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
    • 1. een robuust groen casco in de meer bebouwde en verrommelde gebieden door het 'vergroenen' van het landschap met behulp van wegbeplantingen, erfbeplantingen, kavelbeplantingen en bosjes;
    • 2. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
    • 3. het fijnmazige rechthoekige verkavelingspatroon van de komgebieden, haaks op de weteringen met boerderijen in linten langs de weteringen;
    • 4. karakeristieke kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen;
    • 5. vrij uitzicht vanaf de IJsseldijk over het binnendijkse landschap en de rivier met uiterwaarden;
    • 6. het gave microreliëf van lage rivierduinen en de complexen van richels en geulen (kronkelwaarden);
    • 7. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
    • 8. het contrast tussen de waardevolle openheid van gebieden en de beslotenheid van de landgoederen;
    • 9. zandopduikingen door de aanleg van weg-, erf- en kavelbeplantingen;
    • 10. het ontginningspatroon en de ontginningsassen door de aanleg van laanbeplantingen;
    • 11. karakteristieke kavelpaden;
    • 12. onverharde ontginningswegen;
    • 13. karateristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
    • 14. waardevolle beken en weteringen;
    • 15. de samenhang tussen de oeverwal en dijk waardoor bij de ontwikkeling van bouwplannen ingespeeld wordt op de kenmerkende karakteristiek;
    • 16. de Veluwse Bandijk en de Appensedijk;
    • 17. het zicht op het Veluwemassief en de fraaie stadsgezichten van Deventer en Zutphen en de weidse vergezichten over de rivier;
    • 18. de ontwikkeling van nieuwe landgoederen die bijdragen aan het 'vergroenen' van het landschap;
    • 19. rust, ruimte en donkerte;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
    • 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    • 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    • 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    • 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

13.2 toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Voor een (deel van) een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.

13.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 al afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • c. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 75 m² van de bestaande bijgebouwen in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de mantelzorg;
    • 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    • 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
    • 4. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  • d. de onder a, b en c bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 wijzigingsbevoegdheid overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

16.2 wijzigingsbevoegdheid categorie-indeling Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieu hygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.