direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoek Buitensingel - Wilhelminaweg Dieren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01

Toelichting

Gegevens planopsteller:

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01    07-07-2016   concept  
  07-09-2016   voorontwerp  
opdrachtleider:   10-10-2016   ontwerp  
ir. R.J.M.M. Schram (Rho Adviseurs)   21-02-2017   vastgesteld  
     
     
     
     
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aldi Groenlo B.V. heeft het voornemen de Aldi-locatie op de hoek Buitensingel - Wilhelminaweg in Dieren te herontwikkelen. De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een nieuwe Aldi supermarkt en een herinrichting van het parkeerterrein. Hiervoor zal het bestaande winkelpand van Aldi, de Mitra slijterij en twee woningen aan de Buitensingel gesloopt worden. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied ligt centraal in de kern Dieren, op de hoek van de Buitensingel en de Wilhelminaweg. Op onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging projectgebied

1.3 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan is als volgt opgebouwd;

  • In hoofdstuk 2 wordt het project beschreven. Dit wordt gedaan aan de hand van een analyse van de huidige situatie en de toekomstige situatie;
  • Het relevante beleid wordt in hoofdstuk 3 beschreven. De voorgenomen ontwikkeling wordt tevens aan dit beleid getoetst;
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de diverse voor het bestemmingsplan relevante sectorale toetsen;
  • De juridische regeling wordt in hoofdstuk 5 omschreven;
  • De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid wordt in hoofdstuk 6 beschreven.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het projectgebied ligt ten zuiden van het centrumgebied van Dieren. Het centrumgebied van Dieren kenmerkt zich door het divers winkel aanbod, in zowel dagelijkse als niet dagelijkse goederen. Het projectgebied wordt ontsloten door de Wilhelminaweg, die te bereiken is via de N348. De N348 dient als verbindingsweg tussen Arnhem en Zutphen.

In de huidige situatie staat op het projectgebied een Aldi, de bebouwing van een voormalige slijterij en twee woningen. De Aldi winkel ligt uit het zicht, achter de Mitra en twee panden die aan de Buitensingel staan. Tussen de Aldi en de Mitra liggen parkeerplaatsen, evenals voor de Mitra winkel. Ten oosten van de oprit van het parkeerterrein staan twee vrijstaande woonhuizen die ook tot het projectgebied behoren.

De bevoorrading van de Aldi in Dieren vindt plaats op het parkeerterrein. Het bevoorradingsverkeer en het bezoekersverkeer zijn niet van elkaar gescheiden. Ten oosten van de Aldi is een strook ingericht voor het laden en lossen van goederen. Op figuur 2.1 is de huidige situatie weergegeven, waar te zien is dat de (blauwe) vrachtwagen tussen de winkel en een rij geparkeerde auto's staat voor de bevoorrading.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Huidige situatie gezien vanaf de Buitensingel (met op de voorgrond de Mitra winkel en daar achter de Aldi) (Bron: Google Maps, 2016)

2.2 Het project

De huidige Aldi supermarkt heeft een omvang van 881 m2 winkelvloeroppervlak (wvo). Met deze maat kan niet meer voldaan worden aan de eisen die de hedendaagse consument aan een moderne discounter stelt. Verder is de bevoorrading in de huidige situatie gemengd met het bezoekersverkeer. Aldi heeft daarom een plan uitgewerkt voor een nieuwe invulling van de locatie. Dit plan voorziet in realisatie van een nieuwe Aldi supermarkt, die voldoet aan de huidige eisen en standaarden die Aldi voor de nieuwe winkels stelt. Dat betekent dat deze een oppervlakte heeft van 1.000 m2 wvo, ca. 120 m2 groter dan de huidige winkel. Bovendien wordt het bevoorradingsverkeer gescheiden van het bezoekersverkeer.

Om de nieuwe Aldi winkel te kunnen bouwen, worden de Mitra, de huidige Aldi en de twee woningen ten oosten van het huidige parkeerterrein gesloopt. De projectlocatie wordt anders ingericht. Figuur 2.2 geeft een schets van de toekomstige situatie weer.

In de nieuwe situatie komt de discountsupermarkt aan de oostkant van het projectgebied, op de locatie van de twee te slopen woningen. Aan de oostzijde hiervan komt de inrit voor de expeditie. Deze wordt dus losgekoppeld van het parkeerterrein en krijgt een eigen inrit. Aan de westzijde komt het nieuwe parkeerterrein. Dit wordt ontsloten via de bestaande inrit. Op het nieuwe parkeerterrein worden 82 parkeerplaatsen gerealiseerd die voldoen aan de eisen die Aldi hieraan stelt. Nabij de entree komen ook parkeerplaatsen voor fietsers.

In het kader van de ontwikkeling wordt ook de hoek van de Buitensingel en de Wilhelminaweg verbijzonderd. Op deze locatie, die nu een verrommelde indruk maakt, komt een zgn. postzegelpark. Dat is een kleine groen- en verblijfsgebied die hier de entree van het centrum van Dieren een kwalitatieve impuls geeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Toekomstige situatie

Hoofdstuk 3 Toetsing aan beleidskaders

3.1 Toetsing aan beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Besluit Ruimtelijke ordening

De ladder voor duurzame verstedelijking is het nieuwe integrale beleidskader voor woningbouw, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen. In artikel 3.1.6. Bro (Besluit ruimtelijke ordening) staan de drie stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking beschreven:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden beschreven in hoeverre van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ondanks de relatief beperkte omvang van de beoogde ontwikkeling (+ 120 m2 wvo) ten opzichte van de huidige situatie op de huidige locatie is de beoogde ontwikkeling zorgvuldigheidshalve op hoofdlijnen getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing trede 1: actuele regionale behoefte

De Aldi winkel aan de Buitensingel 77 in Dieren is sterk verouderd en voldoet niet meer aan de eisen van de moderne consument en vestigingseisen van Aldi zelf. De huidige winkel heeft een winkel vloer oppervlakte van 881 m2 wvo. Aldi Groenlo B.V. heeft als voornemen de locatie te herontwikkelen op de huidige locatie. De ontwikkeling houdt in dat de Aldi winkel, de Mitra en twee woningen (Buitensingel 83 en Buitensingel 85) worden gesloopt. Hiervoor in de plaats komt één Aldi winkel, (1.000 m2 wvo).De locatie wordt heringericht, wat betekent dat de locatie een andere indeling en uitstraling zal krijgen.

De belangrijkste knelpunten van de locatie zijn als volgt:

  • de omvang van de winkel is te beperkt (881 m2 wvo);
  • uitbreidingsmogelijkheden in de huidige situatie zijn er niet;
  • de parkeervoorzieningen zijn te beperkt;
  • indeling van het parkeerterrein zorgt voor onveilige situaties;
  • de ruimtelijke kwaliteit van de Aldi (en Mitra) winkel laten te wensen over.

De beoogde ontwikkeling is gericht op het duurzaam-economisch behoud van de winkel en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De Aldi winkel in Dieren is een van de beter lopende vestigingen van de regio. Dit gegeven blijkt uit de cijfers hoe vaak de winkel per dag/week wordt bevoorraad. Een van de redenen dat de Aldi winkel in Dieren een drukbezochte winkel is, is dat de winkel een verzorgende functie heeft voor de omliggende kernen van Dieren, zoals Ellecom en Leuvenheim.

Het concept Aldi

Aldi heeft een bijzondere positie in de markt. Aldi is de enige harddiscounter binnen de Nederlandse supermarktstructuur en leent zich voor de bulk-aankopen. Hierdoor is het autogebruik onder de klanten van de Aldi hoog. Aldi heeft een relatief beperkt assortiment (ca. 1.000 artikelen) dat vooral wordt verkocht vanuit dozen.

In 2012 heeft Aldi een geactualiseerd vestigingsbeleid opgesteld. De standaardmaat van de Aldi winkel is vergroot naar 1.000m2 wvo. Er wordt niet afgeweken van de typische harddiscountopstelling (sobere productenpresentatie), maar de gangpaden worden breder, de schappen ruimer en het assortiment verse en gekoelde producten wordt uitgebreid.

De Aldi winkel in Dieren voldoet niet aan het nieuwe vestigingsbeleid van Aldi. De kleine omvang heeft invloed op het winkelcomfort voor de klanten. De behoefte aan de beoogde ontwikkeling is dus niet zozeer ingestoken om de winkel te vergroten, maar vooral om winkelcomfort voor de consument te verbeteren.

Te verwachten effecten beoogde ontwikkeling

De ontwikkeling vindt plaats op de huidige locatie aan de Buitensingel 77, met dezelfde ontsluiting. Naar verwachting zijn de te verwachten effecten van de vergroting van de Aldi aan de Buitensingel om de volgende redenen beperkt, waarmee de ontwikkeling aanvaardbaar is ten aanzien van het woon-, leef- en ondernemersklimaat:

  • Het beoogde plan van Aldi betekent weliswaar een geringe toename van het aantal vierkante meters winkel vloer oppervlakte, maar dat leidt niet tot een evenredige groei van de omzet. De uitbreiding is namelijk vooral bedoeld om de huidige klanten beter te bedienen met meer comfort in de winkel en ten aanzien van de bereikbaarheid en de parkeersituatie.
  • Bij de uitbreiding van de Aldi winkel zullen de consumenten in de regio dan ook (net als voorheen) de reguliere supermarkten en de speciaalzaken blijven bezoeken voor de aanschaf van het grootste deel van hun boodschappen.
  • Het perceel wordt efficiënter ingericht, wat een verbetering is voor de ruimtelijke kwaliteit. De bevoorradingszone en het parkeren wordt van elkaar gescheiden wat zorgt voor een veiligere omgeving.

Leegstand

Bij een zorgvuldige ruimtelijke afweging is het van belang dat wordt onderzocht of een nieuwe stedelijke ontwikkeling past binnen de bestaande leegstand. Uit onderzoek blijkt dat de leegstand in Dieren gelijk ligt aan het landelijk gemiddelde voor vergelijkbare kernen (tabel 1), waaruit geconcludeerd wordt dat de detailhandel in Dieren gemiddeld functioneert. De gemiddelde oppervlakte van een leegstand winkelpand in Dieren is 196 m2. Dit geeft een indicatie dat de leegstand in Dieren overwegend kleinschalig is. Met de ontwikkeling aan de Buitensingel 77 wordt eventuele leegstand voorkomen, door twee incourante winkelpanden te transformeren tot een duurzame vestigingslocatie voor een harddiscounter. Momenteel staat het voormalige pand van Mitra leeg. De ontwikkeling voorziet hiermee in de voorkeursvolgorde van de ladder voor duurzame verstedelijking door bestaande leegstand te herontwikkelen.

  Winkelmeters (m2 wvo)   Verkooppunten  
  Totaal (n)   Leegstand (n)   Leegstand (%)   Totaal (n)   Leegstand (n)   Leegstand (%)  
Dieren   25.103   2.942   12%   175   16   9%  
Te verwachten omvang op basis van het Nederlandse gemiddelde van kernen binnen de inwonersklasse 15.000 - 20.000   34.420   4.050   12%   230   20   9%  

Tabel 1 Leegstandsanalyse Dieren ten opzichte van het Nederlands gemiddelde van kernen binnen vergelijkbare inwonersklasse (Locatus, mei 2016)

Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling wordt per saldo 200 m2 wvo toegevoegd ten opzichte van de huidige situatie. De toevoeging van het aantal vierkante meters is voornamelijk bedoeld om de Aldi winkel in Dieren aan de moderne maatstaven te laten voldoen van een harddiscountvoorziening. De uitbreiding is voornamelijk bedoeld om de huidige klanten beter te bedienen met meer comfort in de winkel en ten aanzien van de verbetering van de parkeer- en bevoorradingssituatie. Naar verwachting heeft de beoogde ontwikkeling van Aldi in Dieren geen onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat van Dieren.

Toetsing trede 2 en 3: locatieafweging en ontsluiting

De beoogde ontwikkeling wordt voorzien op de huidige locatie van Aldi en sluit aan bij de voorkeursvolgorde van de ladder voor duurzame verstedelijking door bestaande stedelijke gronden te transformeren tot een duurzame vestigingslocatie. De ontwikkeling voldoet aan de trede 2 en 3 van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan het Rijksbeleid. Geconcludeerd wordt dat de consumenten in Dieren en omgeving behoefte hebben aan een volwaardige harddiscounter op een goed bereikbare locatie met voldoende parkeerruimte. De locatie aan de Buitensingel 77 in Dieren voldoet, na de herinrichting van het terrein, hier aan. Als gevolg van de ontwikkeling worden geen onaanvaardbare effecten verwacht op het woon-, leef- en ondernemersklimaat van Dieren, waardoor sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik en een goede ruimtelijke ordening in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland stelt in de Omgevingsvisie Gelderland twee hoofddoelen om actief bij te dragen aan een toekomstbestendig Gelderland. Deze zijn het creëren van een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Deze twee doelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Ter aanvulling op de Omgevingsvisie Gelderland, is de Verdieping opgesteld. Hierin staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De basis voor deze ladder is de ladder voor duurzame verstedelijking, die het Rijk in het besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft vastgelegd.

De provincie Gelderland heeft een Gelderse aanpak voor de ladder voor duurzame verstedelijking, vastgelegd in de Bro. De ambitie van de provincie is door het toepassen van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. De volgende opmerkingen worden bij de ladder geplaatst, die de Gelderse aanpak kenmerken:

  • Regionaal programmeren;
  • Bestaande voorraad gebouwen;
  • Beschikbare grond;
  • Bestaande bebouwing buiten stedelijk gebied;
  • Stads- en dorpsrandzones;
  • Groene ontwikkelingszone;
  • Provinciaal wegennet.

Detailhandel

De provincie streeft samen met haar partners naar een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandel die bijdraagt aan vitale, aantrekkelijke steden en dorpen. Door trends als internetwinkelen en branchevervaging neemt de vraag naar winkels aanzienlijk af. Hierdoor verandert de ruimtevraag. Om bestaande centra in dorpen en steden vitaal te houden streven provincie en haar partners naar transformatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden.

De ambitie van de provincie is een evenwichtige regionale detailhandelsstructuur. Dit moet worden bereikt door kansrijke locaties te versterken. Kansrijke locaties worden getransformeerd of vernieuwd. Winkelgebieden met weinig toekomstwaarde moeten worden omgevormd naar andere functies.

Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland vertaalt de Omgevingsvisie Gelderland naar regels.

Detailhandel

Het doel van het beleid wat is uitgezet door de provincie Gelderland is het behoud van een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelsstructuur in Gelderland, die bijdraagt aan de vitaliteit van de steden en dorpen. Met nieuw winkeloppervlak wordt zeer terughouden omgegaan. Nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe locaties moeten worden onderbouwd aan de hand van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Daarnaast wil de provincie regionale afstemming en samenwerking stimuleren en faciliteren. Dit kan zowel bovenlokaal als regionaal. Regionale afstemming wordt vastgelegd in een regionaal programma detailhandel (RPD).

Toetsing

In de omgevingsvisie van de provincie Gelderland komt de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking naar voren, welke vergelijkbaar is aan de ladder voor duurzame verstedelijk geregeld in artikel 3.1.6. Bro. Nieuwe initiatieven worden aan deze ladder getoetst (zie 3.1.1). Er wordt op een bestaande situatie een vernieuwde supermarkt gerealiseerd. Het plangebied is een kansrijke locatie, die getransformeerd wordt waardoor de locatie aangewend wordt als goede winkellocatie.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Rheden 'een droom om in te wonen'.

In 2006 heeft de gemeenteraad van Rheden de structuurvisie 'Een droom om in te wonen' vastgesteld. De structuurvisie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor 15 tot 20 jaar weer. De leefbaarheid binnen de gemeente Rheden staat in de structuurvisie centraal. Het doel is om de leefbaarheid te behouden en te versterken.

In de structuurvisie staat een apart hoofdstuk voor Dieren. Wat opvallend is, is dat de verhoudingen tussen de wijken onderling zwak zijn. Dit gaat ten kosten van de herkenbaarheid. Dieren kent een scheiding tussen Noord en Zuid, die doorbroken moet worden. Daarnaast moet de ligging naast de bossen beter worden benut. Landschappelijke inpassing is een thema waar de gemeente Rheden de komende jaren aan wil werken om Dieren een aantrekkelijke entree te geven.

De gemeente Rheden is op dit moment bezig om voor iedere kern binnen de gemeente een aparte structuurvisie op te stellen. Voor de kern Dieren is op het moment van schrijven nog geen structuurvisie beschikbaar.

Bestemmingsplan 'BPDieren, locatie witte vlekken'

De gronden zijn planologisch geregeld in bestemmingsplan 'BPDieren, locatie witte vlekken' (zie figuur 3.1). Dit bestemmingsplan is op 19 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Detailhandel' met een functieaanduiding 'Dienstverlening'. De gronden waar de te slopen woningen op staan zijn bestemd als 'Wonen', met een 'Bouwaanduiding Bijgebouwen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01_0004.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede bestemmingsplan 'BP Dieren, locatie witte vlekken (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Bestemmingsplan Archeologie

Naast het bestemmingsplan 'BP Dieren, locatie witte vlekken', geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Archeologie'. Dit bestemmingsplan is op 15 april 2014 door de gemeenteraad van Rheden vastgesteld, ter vervanging van de verwachtings- en advieskaart die op 28 juni 2008 is vastgesteld. De gronden zijn bestemd als 'Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2'. Dit betekent dat er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd indien er bouwwerken geplaatst worden groter dan 250m2 en er grondroerende werkzaamheden plaatsvinden die dieper gaan dan 30 centimeter.

Toetsing

In de Structuurvisie Rheden staat niets relevants vermeld over een dergelijke ontwikkeling. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling, wordt verwacht dat dit geen negatieve effecten heeft op de visie van de gemeente Rheden.

De gronden van de huidige projectlocatie zijn in het bestemmingsplan 'BPDieren, locatie witte vlekken' voorzien van de bestemming 'Detailhandel'. De gronden van de te slopen woningen hebben de bestemming Wonen. Op deze gronden is de ontwikkeling niet toegestaan.

De ontwikkeling op de projectlocatie betreft grondroerende werkzaamheden die dieper gaan dan 30 centimeter. Volgens het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Archeologie' is dit niet toegestaan.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de kaders aangegeven in het gemeentelijke beleid. In zowel het bestemmingsplan 'BPDieren, locatie witte vlekken', als het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Archeologie'. Om af te wijken van de twee geldende bestemmingsplannen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

3.1.4 Conclusie

Op basis van de toetsing aan het beleid van het Rijk, provincie en de gemeente wordt geconcludeerd dat er vanuit het gemeentelijk beleidskader een belemmering is voor de beoogde ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling is niet overeenkomstig met de geldende juridische regeling.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de relevante sectorale aspecten. In onderstaande paragrafen wordt verslag gedaan van de (bureau)onderzoeken die hiertoe hebben plaatsgevonden.

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken naar de aspecten verkeer en parkeren, wegverkeerslawaai, water, ecologie, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuhinder, externe veiligheid, bodem, archeologie en cultuurhistorie, kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met één van deze aspecten.

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

Het terrein van het gebouw wordt ontsloten op de Buitensingel. Deze sluit aan de oostzijde van het projectgebied aan op de Wilhelminaweg, aan de zuidwestzijde op de Harderwijkseweg. Ten westen van het projectgebied is echter een verkeerskundige knip opgenomen in de Buitensingel. Het autoverkeer wordt dus via de Wilhelminaweg afgewikkeld. De Wilhelminaweg maakt onderdeel uit van de hoofdwegenstructuur van Dieren en sluit in aan op de Burgemeester de Bruinstraat. Deze Provinciale weg maakt onderdeel uit van de regionale wegenstructuur. De locatie is dus voor autoverkeer goed bereikbaar voor zowel lokaal als regionaal verkeer.

De locatie is ook goed bereikbaar voor voetgangers en fietsers. De locatie ligt nabij de centrumfuncties van Dieren.

De ontsluiting voor autoverkeer in de nieuwe situatie wijzigt niet. De bestaande inrit zal gebruikt worden als toegang voor het autoverkeer. Wel zal een nieuwe inrit voor het laden- en lossen gerealiseerd worden. Dat leidt tot een scheiding van verkeer op het parkeerterrein en een verbetering van de verkeersveiligheid.

Verkeersgeneratie ontwikkeling

De verkeersgeneratie wordt bepaald op basis van de CROW-kencijfers uit publicatie 317 (CROW, oktober 2012). Op basis van CBS gegevens kan Dieren worden gecategoriseerd als matig stedelijk. De locatie ligt in het centrum. De verkeersgeneratie van een dergelijke ontwikkeling bedraagt per 100 m2 bvo minimaal 40,5 en maximaal 76,4 mvt/etmaal. Uitgaande van een beoogde ontwikkeling van een discountsupermarkt van 1.350 m2 bvo bedraagt de verkeersgeneratie dus maximaal 1.031 mvt/etmaal.

De winkel wordt circa 150 m2 bvo groter. Dat leidt dus tot een extra verkeersgeneratie van 114,6 (115) mvt/etmaal. Dat is een beperkte toename, zeker gezien het feit dat de locatie al een discountsupermarkt aanwezig is. Bovendien staan op de locatie de bebouwing van een voormalige slijterij en 2 woningen die ook een verkeersgeneratie met zich meebrengen. In werkelijkheid zal de verkeerstoename dus minder zijn.

Deze extra verkeersgeneratie is dan ook goed af te wikkelen op de omliggende wegen.

Parkeerbehoefte ontwikkeling

De parkeerbehoefte van een supermarkt wordt eveneens bepaald op basis van CROW-publicatie 317. Daarbij wordt uitgegaan van de kencijfers voor discountsupermarkten in matig stedelijk gebied, ligging in centrum. Het parkeerkencijfer bedraagt 0,043 parkeerplaatsen met m2 bvo. Dat leidt tot een maximale parkeerbehoefte van 58,1 (59 parkeerplaatsen). Maatgevend is daarbij de zaterdagmiddag.

Op eigen terrein worden 81 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee wordt ruimschoots voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

Conclusie

De bereikbaarheid van de locatie is zeer goed te noemen. Er worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd en de beperkte toename kan gemakkelijk worden afgewikkeld op het wegennet. Het aspect 'verkeer en parkeren' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader: Wet geluidhinder

De normen uit de Wet geluidhinder moeten in acht genomen worden.

Toetsing en conclusie

Op de Buitensingel en de Wilhelminaweg geldt een 50 km/h-regime. Dat betekent dat het plangebied in de onderzoekszone van diverse wegen ligt. Met de ontwikkeling worden echter geen gevoelige functies mogelijk gemaakt. Het aspect wegverkeerslawaai vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.4 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het waterschap heeft voor de periode 2016-2021 een waterbeheerplan opgesteld. In dit plan laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten in de samenwerking met de partners gelegd worden. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.

Gemeentelijk beleid

Voor de periode 2013-2017 heeft gemeente Rheden een verbreed gemeentelijk rioleringsplan opgesteld. Dit plan bevat beleid en normering voor het rioleringsstelsel in de gemeente en geeft aan wanneer vernieuwing en onderhoud plaatsvindt. Daarnaast heeft de gemeente de zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwater in het plan geformuleerd.

Huidige situatie

Algemeen

Het projectgebied is gelegen in de kern Dieren, op de hoek van de Buitensingel en de Wilhelminaweg. Omdat het projectgebied in de bebouwde kom van Dieren ligt is het projectgebied niet gekarteerd.

Waterkwantiteit

Binnen en in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen watergangen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het projectgebied ligt niet binnen de kern- en beschermingszone van de regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het projectgebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een nieuwe Aldi supermarkt en een herinrichting van het parkeerterrein. Hiervoor zullen de bestaande winkelpanden van Aldi en de slijterij en twee woningen aan de Buitensingel gesloopt worden.

Waterkwantiteit

Vanwege de sloop van de woningen met tuin neemt verharding toe.

Er is geotechnisch onderzoek, boor- en infiltratieonderzoek naar de mogelijkheden voor berging en infiltratie,. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 1. Met het bevoegd gezag is overeengekomen dat het bijkomend verhard oppervlak dient te worden afgekoppeld van de riolering.

Het bijomend dak- en verhard oppervlak is afgeleid van de ontwerptekening (13-073 blad 27 d.d. 26-01-2015) en bedraagt 2.148 m2. De huidige maaiveldhoogte van het plangebied bedraagt globaal 17,5 m + NAP. Tijdens het booronderzoek van Koops en Romeijn Grondmechanica op 10 juni 2016 zijn actuele grondwaterstanden binnen de verkende boordiepte tot 4,0 m – maaiveld waargenomen op 3,8 à 3,9 m –maaiveld, overeenkomend met 13,7 à 13,6 m + NAP.

Aangezien de herinrichting van het supermarkt terrein zich grotendeels bevindt in een grondwaterbeschermingsgebied van de provincie Gelderland ligt er een verbod op infiltratie aan de westzijde van de projectlocatie (parkeerterrein). Derhalve is gezocht naar bergings- en infiltratiemogelijkheden aan de oostzijde, in het rapport wordt een aantal mogelijke medium genoemd. De volgende conclusies en aanbevelingen komen uit het rapport naar voren:

  • het verdient de aanbeveling om een bergings- en infiltratiemedium samen te stellen met een open bodem dat eenvoudig te onderhouden is;
  • het medium middels een overstort te laten aansluiten op het HWA riool. Alleen bovengronds mag worden overgestort volgens de gemeente. Het ontwerp dient ter accordering aan de gemeente te worden voorgelegd;

Bij een maatgevende bui van 23 mm en een ledigingstijd van het infiltratiemedium van 24 uur zal voor verhardingen een berging- en infiltratiecapaciteit moeten worden gerealiseerd van 0,023 x 2.148 = 50 m3.

Vanwege de beperkt beschikbare ruimte aan de oostzijde van de projectlocatie en de gunstige grondwaterstand en waterdoorlatendheid van de bodem is ervoor gekozen om een bergings- en infiltratiemedium samen te stellen met een open bodem dat relatief eenvoudig te onderhouden is. Uitgaande van een toegepaste lengte van 12 m, een effectieve hoogte van 1,5 m en een breedte van 2,5 m kan 45 m3 worden geborgen. De infiltratiecapaciteit door de bodem is daarbij afgeleid op 9 m3/uur (30x15x0,5:24) bij een aangehouden waterdoorlatendheid van 15 m/etm van de onderliggende zandlagen. Dit ontwerp voldoet daarmee aan de gestelde eis van de gemeente.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.5 Ecologie

4.5.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader: Natuurbeschermingswet 1998, Omgevingsverordening Gelderland

Is er sprake van significant negatieve effecten?

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt op circa 500 m van Natura 2000-gebied Veluwe en circa 800 m van Natura 2000-gebied Rijntakken. Dat betekent dat gekeken moet worden of ontwikkelingen niet leiden tot significant negatieve effecten op deze gebieden. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,05 mol N/ha/jr. Het bestemmingsplan is daarom in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uitvoerbaar. In Bijlage 2 wordt de Aerius berekening verder toegelicht.

De locatie ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk. Er is geen strijd met het provinciaal beleid met betrekking tot het Gelders Natuurnetwerk.

4.5.2 Soortenbescherming

Toetsingskader: Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998

Is er sprake van aantasting, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen?

Toetsing en conclusie

Om het planinitiatief te kunnen realiseren dient er gesloopt te worden. Dat betekent dat eventueel aanwezige vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten verstoord kunnen worden. In dat kader is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat de locatie mogelijk in gebruik is als rust- en verblijfplaats voor vleermuizen (Tabel 3). Op grond hiervan is een gericht veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde vleermuizen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.

Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat in het gebied gewone en ruige dwergvleermuizen foerageren en baltsen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen, foerageren en baltsen. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde plant- en diersoorten uitgesloten; de realisatie en uitvoering van het plan aan de Buitensingel te Dieren is niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.

4.5.3 Waardevolle bomen

In het plangebied zijn geen bomen aanwezig die opgenomen zijn op de lijst met bijzondere bomen. Voor eventuele verwijderen van de aanwezige bomen is het aanvragen van een kapvergunning derhalve niet nodig.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: Wet milieubeheer (Wm) en Besluit niet in betekenende mate (nibm)

Leidt de ontwikkeling niet tot negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit?

Onderzoek en conclusie

Door de ontwikkeling is er een toename van verkeersbewegingen van maximaal 115 mvt/etmaal. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 5%. Uit de nibm-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht met 0,18 µg/m³ en van fijn stof met 0,03 µg/m³. De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate. De ontwikkeling zorgt dus in geen geval voor een toename in de concentraties luchtverontreinigende stoffen tot boven de grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01_0005.png"

4.7 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek 

Omdat naast het plangebied woningen staan, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Hieruit blijkt het volgende:

  • er zijn maatregelen nodig zijn om de nieuwe Aldi supermarkt ruimtelijk in te passen. De maatregelen betreffen het verlengen van het geplande geluidscherm, het plaatsen van een nieuw geluidscherm en het plafond van het losperron te voorzien van geluidsabsorberend materiaal;
  • het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) in de representatieve bedrijfssituatie, na het treffen van maatregelen, ten hoogste 50, 42 en 32 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode ter plaatse van omliggende geluidgevoelige bestemmingen;
  • het maximaal (piek)geluidniveau, na het treffen van maatregelen, ten hoogste 71, 71 en 34 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode ter plaatse van omliggende geluidgevoelige bestemmingen;
  • de inrichting voldoet aan de "Circulaire beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer" uit 1996. De geluidbelasting ten gevolge van indirecte hinder, verkeer van en naar de Aldi, bedraagt ten hoogste 46 en 37 dB(A) en mag 50 en 45 dB(A) bedragen in respectievelijk de dag- en avondperiode.

Uit het onderzoek blijkt dat er in het kader van goede ruimtelijke ordening een goede akoestische situatie is ter plaatse van omliggende woningen; ter plaatse van de Buitensingel 61 en 63 is geen sprake is van een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie. Voor de woningen aan de Buitensingel 61 en 63 worden de vastgestelde en reeds bestaande geluidbelastingen vastgelegd in een maatwerkvoorschrift.

4.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek 

Conform de professionele risicokaart zijn in de omgeving van het projectgebied de volgende risicobronnen aanwezig:

  • Gasleiding: ten oosten op circa 280 meter afstand is een hogedruk aardgasleiding gelegen. Deze leiding beschikt over een invloedsgebied van 95 m, en vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
  • Bevi-inrichting: ten oosten van het projectgebied, aan de Kanaalweg 4, ligt Linde Gas Benelux B.V. Dit bedrijf is op de risicokaart aangegeven als Brzo-bedrijf. De afstand van het projectgebied tot de grens van de inrichting bedraagt circa 550 meter. De PR 10-6 contour valt niet over het projectgebied. De inrichting heeft daarnaast geen invloedsgebied. De inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
  • Transportroute: over de Kanaalweg, circa 700 meter van het projectgebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Omdat het projectgebied op meer dan 200 m afstand ligt van de Kanaalweg hoeven er volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het projectgebied.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

De gemeente Rheden heeft een bodembeheernota vastgesteld. Het plangebied is hierin gelegen binnen een bodemkwaliteitszone waarbij de kwaliteit van zowel de boven- als de ondergrond voldoet aan de generieke achtergrondwaarde.

Onderzoek

Op de planlocatie is een drietal bodemonderzoeken uitgevoerd:

Asbestonderzoek ( Bijlage 6 ): een verkennend bodemonderzoek naar asbest in de bodem is volgens de NEN5707 is uitgevoerd. Hieruit blijkt er visueel geen asbesthoudend materiaal >16 mm aangetroffen is in de opgeboorde/opgegraven grond. Uit analytisch onderzoek van de bodemfractie <16 mm blijkt dat er geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen in de grond tot boven de interventiewaarde. Er is geen sprake van een blootstellingsrisico aan asbesthoudend materiaal;

Verkennend bodemonderzoek (Bijlage 7, 15-8-2014): uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond op de locatie plaatselijk licht is verontreinigd met kobalt, koper, kwik, lood, zink, PAK's en PCB's. Ter plaatse van boring B14 is de bovengrond sterk verontreinigd met minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt, lood, PAK en minerale olie. Voor de grond ter plaatse van boring B14 dient een nader bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Voor het overige terrein kan worden gesteld dat de geconstateerde verontreinigingen van de bodem risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengen. In principe zijn verontreinigende stoffen ongewenst, echter gezien de beoogde bestemming lijkt hier sprake van een aanvaardbare situatie.

Nader bodemonderzoek (Bijlage 8): uit nader onderzoek blijkt dat de omvang van de eerder aangetoonde verontreinigingsspot circa 4,5 m3 bedraagt. Het betreft geen geval van ernstige verontreiniging. Wel kan de gemeente op basis van haar bodembeleid bevorderen dat bij bouwactiviteiten deze gebiedskwaliteit als uitgangspunt geldt. Er dient bij een eventuele ontwikkeling daarom rekening gehouden te worden met de afvoer van grond.

Sanering ( Bijlage 9 ): in 2015 heeft een sanering plaatsgevonden en is de bodemverontreiniging ter plaatse van de eerder genoemde verontreinigingsspot met het ontgraven van 3,9 m3 gesaneerd.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In de omgeving van het plangebied zijn geen leidingen aanwezig die planologische bescherming genieten. Er wordt geconcludeerd dat het aspect planologisch relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet belemmert.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader 

Monumentenwet

In de Monumentenwet 1988 wordt voorgeschreven dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, moet voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Het gemeentelijk archeologiebeleid is opgenomen in de archeologienota Rheden-Uitgediept uit 2008. Dit beleid is planologisch vertaald in het Parapluplan Archeologie Rheden 2013.

Onderzoek 

Cultuurhistorie

De bebouwing in het plangebied zijn niet aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Er zijn in het gebied ook geen monumenten of cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Wel is het pand Wilhelminaweg 19, direct ten oosten van het plangebied een karakteristiek pand en daarmee van cultuurhistorische waarde. De ontwikkeling ziet niet toe op sloop van dit pand. Door de inrichting van het postzegelpark zal het pand juist een betere context krijgen.

Archeologie

Op basis van de archeologische beleidskaart is (de omgeving van) het plangebied aangeduid als onderzoeksgebied. Dit betekent dat voor ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm een inventariserend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 10. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

Er is geen onderzoek noodzakelijk in het kader van niet-gesprongen explosieven, mits er na archeologisch onderzoek geen resten hieromtrent zijn aangetroffen.

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie staan de realisatie van het project niet in de weg.

4.12 Mer-beoordeling

Toetsingskader: Besluit milieueffectrapportage

Worden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschreden zodat sprake is van een mer(beoordelings)-plicht?

Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aaneengesloten woningbouwgebied van 2.000 woningen of meer omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van de bestemmingsplannen Velp-Noord en Velp-Midden en van diverse herzieningen van deze plannen.

5.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

5.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

5.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder paragraaf 5.3.2

5.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens, als die er zijn de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde.

Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Denk aan de dubbelbestemmingen zoals ten aanzien van archeologie en cultuurhistorische waarden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.

In dit verband wordt gewezen op de algemene aanduidingsregels die de mogelijk- heden geboden in de bestemmingsregels kunnen beperken.

Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Detailhandel

Deze bestemming betreft Detailhandel. De regeling geeft aan waar gebouwd mag worden en wat de bouwhoogte is. Om te voldoen aan een aanvaardbaar akoestisch klimaat zijn geluidschermen noodzakelijk (zie ook paragraaf 4.7). Om dit juridisch te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierin is opgenomen dat de gronden uitsluitend voor detailhandel in gebruik mogen worden genomen indien de noodzakelijke geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand gehouden.

Binnen de bestemming zijn verder vier specifieke aanduidingen opgenomen, namelijk 'laad- en losplaats', 'ontsluiting', 'specifieke bouwaanduiding - luifel' en specifieke vorm van detailhandel - reclamezuil'. Deze aanduidingen corresponderen met specifieke zaken die in de planregels zijn opgenomen.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele doorsnijdende paden door het groen zijn mogelijk.

Tuin

De voor- en zijtuin bij de woning Wilhelminaweg 19 heeft de bestemming Tuin. Op deze gronden is bebouwing zoveel mogelijk uitgesloten. Deze dient hoofdzakelijk op het achtererf te worden gerealiseerd.

Wonen

De woning Wilhelminaweg 19 en het bijbehorende achtererfgebied heeft de bestemming Wonen. De woning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Buiten het bouwvlak zijn bijgebouwen en overkappingen onder specifieke voorwaarden toegestaan. Binnen de woonbestemming is een mogelijkheid opgenomen voor de uitoefening van een beroep aan huis. Hiervoor is in Bijlage 2 bij de regels een specifieke lijst opgenomen.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouw- perceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

In het plan is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Hiermee wordt duidelijk binnen welk gebied het door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied van toepassing is. In de regels van dit plan zijn voor de bestemmingen in die binnen de gebiedsaanduiding liggen enige beperkingen vastgelegd, deze hebben betrekking op activiteiten die binnen de gegeven bestemming toegelaten zijn.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning -voor zover vereist- zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

5.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.

De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

5.5 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft het plan in het voortraject voorgelegd aan de direct belanghebbenden in de omgeving van het plangebied. Naar aanleiding hiervan is het initiatief verder geoptimaliseerd.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan diverse instanties toegezonden.

Het ontwerpbestemmingsplan is gezamenlijk met de omgevingsvergunning (coördinatieregeling) gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Tijdens de zienswijzenperiod is een zienswijze ingediend welke is gericht tegen zowel het ontwerp van het bestemmingsplan als het ontwerpbesluit omgevingsvergunning. De behandeling van de zienswijze is vinden in de zienswijzennota, zie bijlage.

Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad, in dit geval gedelegeerd aan het college, een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij kostenverhaal verzekerd is. In casu is deze uitzondering van toepassing, omdat de gemeente ten behoeve van de ontwikkeling een anterieure overeenkomst heeft gesloten met de initiatiefnemer. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Gegevens planopsteller:

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.0275.BPDN14-VA01    07-07-2016   concept  
  07-09-2016   voorontwerp  
opdrachtleider:   10-10-2016   ontwerp  
ir. R.J.M.M. Schram (Rho Adviseurs)   21-02-2017   vastgesteld