direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Zuid 2017 - 4 (Krekelstraat tussen 12-14)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het plan wordt beoogd om op de locatie van een voormalig schoolgebouw aan de Krekelstraat - gelegen tussen de nummers 12 en 14 - woningbouw (maximaal 8 wooneenheden) te ontwikkelen met een gevarieerd en duurzaam programma. De woningen worden als CPO (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) ontwikkeld.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De planlocatie ligt in de wijk Hatertse Hei van stadsdeel Nijmegen-Zuid en grenst aan zowel de Krekelstraat als de Heidebloemstraat. De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als gemeente Hatert, sectie L, perceelnummer 6025 en is totaal 2.365 m2 groot.

Op onderstaande afbeeldingen is de ligging van het plangebied in de stad en in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0001.png"

.afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0002.jpg"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Zuid 2017. Dit bestemmingsplan is door de raad op 4 juli 2018 vastgesteld; het plan is op 10 juli 2019 onherroepelijk geworden.

De beoogde ontwikkeling past qua bestemming en maatvoering niet in het vigerend bestemmingsplan. Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0003.jpg"

Uitsnede: bestemmingsplan Nijmegen Zuid 2017 met in blauw de grenzen van onderhavig plan.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Stedenbouwkundige context plangebied

De wijk Hatertse Hei is eind jaren '50 van de vorige eeuw ontstaan. Tot de Tweede Wereldoorlog was er hoofdzakelijk lintbebouwing aan de grote wegen door en rondom de Hatertse Hei. Na de oorlog, tussen 1950 en 1957, werden de tussengelegen ruimtes gevuld met hofjes en etagewoningen.

De planlocatie maakt onderdeel uit van een groenzone die in verbinding staat met het Goffertpark. Bebouwing binnen deze strook heeft een afwijkende korrelgrootte, ligt in een duidelijke richting, er bevinden zich verschillende maatschappelijke voorzieningen en is veelal omzoomd door groen. Buiten deze strook bevinden zich vooral bouwblokken met rijwoningen en appartementen.

Het perceel tussen de Krekelstraat en Heidebloemstraat is momenteel braakliggend terrein. De locatie was onderdeel van een voormalig schoolgebouw waarvan het oostelijke gedeelte is ontwikkeld tot een zorgcentrum voor dementerenden. Het belendende perceel aan de westzijde betreft een jongerencentrum en een gymzaal. Het terrein heeft een hoogteverschil van zo'n 1,5 meter en er bevinden zich nog 5 te behouden bomen.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

In de nieuwe situatie worden 8 woningen toegevoegd (7 grondgebonden woningen en 1 appartement) welke aansluit op het groene en parkachtige karakter van de locatie.

Het plan is gebaseerd op het 'Longhouse'-principe. Een origineel concept dat recht doet aan deze bijzondere plek. Het functioneert als een autonoom compact volume en laat voldoende afstand naar de belendende panden. De ontwikkeling is te beschouwen als een groot groen erf met woongebouw. Centraal in het 'Longhouse' bevindt zich een gemeenschappelijke, collectieve, ruimte.

Bij het ontwerp van de woningen is veel aandacht besteed aan duurzaamheid door o.a. strobouw, houten gevelbekleding, een daktuin, begroeide pergola's en natuurinclusieve maatregelen. De parkeerplaatsen worden volgens de norm (12 parkeerplaatsen) middels haaks parkeren aan de Krekelstraat gesitueerd (dit is ongeveer 50% van de kavelbreedte) zodat er geen extra verharding voor hoeft te worden aangelegd. Deze krijgen een groen karakter waarvan er 4 opgaan in de fruitboomgaard. De fietsenberging vindt plaats aan de Heidebloemstraat in een dubbele fietsenberging gesitueerd tegen de achterkant van het naastgelegen bijgebouw zodat deze ruimtelijke impact beperkt blijft.

Het 'Longhouse' krijgt twee tot drie bouwlagen. De basis zal bestaan uit twee bouwlagen. De kern, daar waar de knik en de gemeenschappelijke ruimte zijn gesitueerd, wordt benadrukt door een derde bouwlaag. Verder is een derde bouwlaag ook mogelijk middels een setback in beperkte mate. Het daklandschap is voor bewoners ook toegankelijk en doet mee in het groene karakter.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0004.png"

Impressie plan 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

Besluit ruimtelijke ordeningMet ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.

Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).

De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

De in het plan voorziene ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van toepassing is. Aangezien onderhavig bestemmingsplan slechts ziet op het realiseren van 8 wooneenheden (7 grondgebonden woningen en 1 appartement). De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op onderhavig ontwikkeling. Bovendien vindt de ontwikkeling plaats in bestaand stedelijk gebied.

Benutting van beschikbare gronden Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.

3.2 Relevant provinciaal beleid

Provinciale Omgevingsvisie Gelderland In de Omgevingsvisie Gelderland (januari 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.

Hoe draagt de provincie bij aan een toekomstbestendig Gelderland? De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland:

1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek;

2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;

3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.' Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen.

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

- past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:

- hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Omgevingsverordening GelderlandDe doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2018). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

3.3 Relevant regionaal beleid

Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie.

3.4 Relevant gemeentelijk beleid

OmgevingsvisieIn de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen. De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.

De Omgevingsvisie dient 4 doelen: 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen

Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.

Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0005.png"

4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.

1. Economisch veerkrachtige stad We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

2. Sociale en gezonde stad
Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.

3. Aantrekkelijke stad Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

4. Duurzame stad Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

8 richtinggevende keuzes De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.

1. Compacte, dynamische stad: Omdat we de impact van groei op de omgeving zo klein mogelijk willen houden ligt de nadruk op verdichting. De groeiopgave willen we benutten om kwaliteit toe te voegen aan de stad, o.a. door meer functiemenging, informele werkmilieus en transformatie. Stedelijke knooppunten, daar waar voorzieningen, werklocaties en vervoersstromen samenkomen, zijn kansrijke plekken voor verdichting en functiemening.

Bij nieuw te bouwen woningen verschuift het accent naar een- en tweepersoonshuishoudens, waaronder betaalbare woningen voor studenten, starters, ouderen en kwetsbare doelgroepen. Voor nieuwe kantoren is vooral het stationsgebied kansrijk. Brabantse Poort en Campus Heyendaal beschouwen we als toekomstbestendige kantoorlocaties.
Voor onder meer logistiek en de maakindustrie ontwikkelen we in overleg met regio bedrijventerrein de Grift. Het Engieterrein wordt herontwikkeld voor watergebonden bedrijvigheid en bedrijven die duurzame energie opwekken. Op de campussen richten we ons op herontwikkeling, intensivering en functiemenging. In Winkelsteeg onderzoeken we de mogelijkheden voor een gemengd stedelijk milieu, daarbij rekening houdend met de perspectieven en ontwikkelmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid.

2. Toekomstbestendige wijken
Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, streven we onder meer naar een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, huur en koop. In combinatie met de daarbij passende, bereikbare en goed toegankelijke voorzieningen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen staan de leefwereld, het welbevinden en de gezondheid van inwoners centraal. Tijdelijke functies en initiatieven ondersteunen we om verbeteringen te realiseren.

3. Groene, gezonde stad We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen.
Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we o.a. een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau.

4. Duurzame mobiliteit
In de regio Arnhem-Nijmegen werken we gezamenlijk aan duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het gaat om het inzetten en stimuleren van schone vervoersmiddelen en het efficiënter benutten van vervoer.

Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.

5. Energieopgave
Ons doel is dat Nijmegen uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij is. Samen met andere gemeenten, waterschappen en de provincie stellen we een Regionale Energie Strategie (RES) op. Hierin maken we keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor nodige opslag- en energie infrastructuur. De RES geeft met zoekgebieden aan welke gebieden in de regio geschikt zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie.

6. Groter centrumgebied De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/Augustijnenstraat.

7. Sterke campussen De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Novio Tech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.

8. We omarmen het kanaal We zien een samenballing van opgaven rondom het Maas-Waalkanaal. Hier zien we kansen voor intensivering en transformatie in de huidige woongebieden in Dukenburg, Lindenholt, Neerbosch-Oost, Hatert, groene gebieden en de werkgebieden Winkelsteeg en Oost-Kanaalhavens. Door de Kanaalzone tot ontwikkeling te brengen werken we o.a. aan een betere verbinding van Dukenburg en Lindenholt met de rest van de stad en geven we de bestaande wijken rondom het kanaal een impuls. De transformatieopgave vraagt om verdere verkenning en onderzoek.

3.5 Conclusie

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling past binnen het/de hierboven genoemde beleid/wetgeving.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de woningen kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:

  • 1. Kenmerken van het project;
  • 2. Plaats van het project;
  • 3. Kenmerken van het potentiële effect.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is. Voor een nadere onderbouwing van de drie toetsingscriteria wordt op deze plaats verwezen naar de bijlage 'Aanmeldnotitie Vormvrije MER-beoordeling Krekelstraat' bij de toelichting.

4.2 Wonen

Woonbehoefteonderzoek 2019 Mede op basis van het driejaarlijks Woononderzoek Nederland (WoON2018) is de woningbehoefte in Nijmegen in beeld gebracht. Nijmegen kent een relatief groot woningtekort. Voor Nijmegen ligt dit op 7%, terwijl een tekort van circa 2% als acceptabel wordt gezien voor een goed functionerende woningmarkt. Er ligt een opgave om de zelfstandige woningvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. Na 2030 neemt de vraag naar zelfstandige woningen iets af (als gevolg van de vergrijzing), maar blijft er een opgave om de voorraad uit te breiden.

Kwalitatief ligt de behoefte op het uitbreiden van de sociale woningvoorraad; met name behoefte aan appartementen. In de vrije sector huur richt de vraag zich ook met name op appartementen. In de koopsector is er vraag naar alle segmenten, grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op appartementen (met name sociale huur en vrije sector huur). In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit.

Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025 In samenhang met de Nijmeegse omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.

Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.

De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de ov-knooppunten.

In Nijmegen bieden we ruimte voor bijzondere woonvormen. Het gaat dan om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn. Een paar procent van de woningzoekenden zoekt woonruimte waarbij men voorzieningen in de woning deelt met andere mensen uit een woongroep. In de koopsector bijvoorbeeld via collectief particulier opdrachtgeverschap. Of in de huur via een woonvereniging. We zetten in lijn met de behoefte de komende jaren in op realisatie van zo'n 30 woningen per jaar.

Planningskader wonen met zorg voor ouderen 2017Met het planningskader wonen met zorg voor ouderen hebben we de behoefte voor sociale huur als het gaat om toekomstige huisvesting van ouderen en mensen met een beperking in kaart gebracht. Uitgangspunt van het planningskader is maximaal inzetten op het bouwen van levensloopgeschikte woonruimten.

Woningbouwprogramma Het woningbouwprogramma bestaat uit 8 woningen waarvan 1 appartement. Het gaat hierbij om een project op basis van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO).

ConclusieHet gaat hier om een project op basis van CPO. Dit past binnen het woonbeleid van de gemeente Nijmegen. Binnen het woonbeleid bieden we namelijk ruimte voor bijzondere woonvormen. Het gaat dan om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn.

4.3 Economische Zaken

Vanuit economisch oogpunt zijn er geen bezwaren tegen deze planontwikkeling.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering (2009)". Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden, etc..

In dit bestemmingsplan worden woningen mogelijk gemaakt waar voorheen een maatschappelijke bestemming mogelijk was. De bestaande maatschappelijke bestemmingen ten westen, oosten en noorden van de nieuwe ontwikkeling blijven bestaan. In de directe omgeving van het plan wordt dit ingevuld door de gymzaal op Heidebloemstraat nummer 201 (milieucategorie 2). Het Gofferthuis (een woonhuis/dagverblijf voor ouderen met geheugenproblemen, categorie 1) op de Libellenstraat 14 aan de oostzijde en aan de noordzijde KION BSO Bink, Heidebloemstraat 28a (milieucategorie 2). De Krekelstraat 10-12 werd ingevuld door buurthuis De Mix (cat. 2). Momenteel is dit gebouw echter tijdelijk in gebruik als atelier in afwachting op een nieuwe bestemming. Gezien het feit dat de nieuwe woonfunctie aan drie zijden is omsloten door maatschappelijke bestemmingen is sprake van een gemengd gebied en kan de richtafstand met een stap omlaag. Dat wil zeggen dat voor categorie 2 instellingen een richtafstand van 10 meter geldt en voor categorie 1 inrichtingen een afstand van 0 meter. Het nieuwe plan voldoet aan deze richtafstanden en is dus inpasbaar.

Installaties op het gebouwAirco-installaties en warmtepompen worden getoetst aan artikel 3.8 en 3.9 van het bouwbesluit. Deze norm kijkt niet naar het cumulatieve niveau van meerdere afzonderlijke woningen. Het is daarom aan te bevelen om bij het ontwerp van de gebouwen te kijken of de totale geluidsbelasting niet leidt tot een in de nacht hoorbaar geluid (<15 dB(A)) in Het Gofferthuis.

ConclusieOp grond van de milieuzonering is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.5 Geluid

Geluid en bestemmingenDaar waar gewerkt, geleefd en gerecreëerd wordt ontstaat geluid. Te veel geluid is nadelig voor de leefkwaliteit. Bij geluid hebben we te maken met bronnen en "mogelijke gehinderden". De plekken waar we volgens de wet die "mogelijke gehinderden" kunnen vinden, worden aangeduid met de term "geluidsgevoelige objecten". Geluidsgevoelige objecten zijn bijvoorbeeld woningen, zorgfuncties en onderwijs. De uitputtende lijst vindt u in het besluit Geluidhinder art. 1 en in het activiteitenbesluit art 1.

Bijna elke nieuwe ontwikkeling leidt ertoe dat er gevoelige objecten in de buurt van bronnen komen. Dit kan doordat: - Nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd in de buurt van bestaande bronnen - Nieuwe bronnen in een gebied komen met bestaande of geprojecteerde geluidsgevoelige objecten - Een combinatie van beide


Wettelijk kader Voor dit gebied vinden wij wettelijke houvast in de Wet Geluidhinder (Wgh) en het Activiteitenbesluit. De Wgh geeft richtlijnen over hoe om te gaan met het geluid van wegen met een richtsnelheid van 50 km/u en hoger, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen. Het activiteitenbesluit biedt normen voor inrichtingen. Inrichtingen zijn beroepsmatige activiteiten of activiteiten met een gelijkwaardige omvang. Het activiteitenbesluit biedt daarmee houvast voor de beoordeling van het geluid van afzonderlijke bedrijven, maar ook van scholen, utiliteitsbouw, etc.. U vindt hierbij houvast in de richtafstanden van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Geluid bij afzonderlijke inrichtingen komt aan bod bij de milieuzonering.


WghDe Wgh werkt met zones. Dit zijn gebieden waar mogelijke hinder van een bron wordt verwacht. In die gebieden moet onderzocht worden of de geluidsbelasting op nieuwe woningen voldoet aan de richtlijnen voor een goed leefklimaat. De richtlijn voor een goed leefklimaat heet de standaardgrenswaarde voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai of industrielawaai. Een belasting per bron hoger dan die waarde maar lager dan de hoogst toelaatbare waarde is onder voorwaarden toegestaan. Dit gebied ligt binnen de geluidszones van de Hatertseweg en de St Jacobslaan. Het gebied ligt niet binnen de zone van een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein.


Zones (Wgh)Een zone is het akoestische aandachtsgebied rond een (spoor)weg of industrieterrein.


Tabel 1: De zonebreedte voor wegverkeer conform de WGH art 74:

Aantal rijstroken   Breedte geluidzone in meters
 
  Binnenstedelijk gebied   Buitenstedelijk gebied  
1 of 2   200   250  
3 of 4   350   400  
5 of meer   350   600  

De zone strekt zich uit vanaf de as van de weg tot de vermelde breedte aan weerszijden van de weg. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone. Een auto(snel)weg is altijd buitenstedelijk ongeacht of een locatie in de zone binnen of buiten de bebouwde kom ligt.

De grens van de geluidszone voor industrieterreinen wordt in het bestemmingsplan vastgelegd. Het industrieterrein zelf vormt geen onderdeel van de zone.

Voor spoorwegen aangegeven op geluidsplafondkaart deze kaart wordt in artikel 1.4a uit het Besluit geluidhinder (Bg) de omvang van deze zone geregeld. Deze is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond (GPP). Nijmegen kent geen spoorwegen die niet op de geluidsplafondkaart staan.


Tabel 2: Breedte geluidzone spoor

Hoogte GPP   Breedte van de geluidzone in meters  
Kleiner dan 56 dB   100  
56 tot 61 dB   200  
61 tot 66 dB   300  
66 tot 71 dB   600  
71 tot 74 dB   900  
74 dB of meer   1200  

De grens van de geluidszone voor industrieterreinen wordt in het bestemmingsplan vastgelegd. Het industrieterrein zelf vormt geen onderdeel van de zone.


Hogere Waardebesluit (procedure)Als binnen de zones van de Wgh op een plek de standaardgrenswaarde wordt overschreden, is de realisatie van geluidsgevoelige gebouwen alsnog mogelijk als de geluidsbelasting door maatregelen kan worden verlaagd tot de voorkeursgrenswaarde. Is dat om bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard; niet mogelijk dan kan mits de totale geluidsbelasting door alle bronnen niet onaanvaardbaar hoog is onder voorwaarden voor woningen een Hogere Waardebesluit worden afgegeven. De voorwaarden zijn:

- De woning vervangt bestaande bebouwing; - De woning schermt bestaande of nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen doelmatig af (in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend; - De woning vult een open plaats op tussen de bestaande bebouwing; - De woning is een bedrijfswoning; - De woning ligt in binnen een straal van 500 m vanaf een ov-knooppunt;


Als er aan deze voorwaarden wordt voldaan, mogen er ondanks een geluidbelasting hoger dan de standaardgrenswaarde woningen worden gerealiseerd. Het gebouw dient dan wel aan aanvullende eisen te voldoen. Voldoet een ontwerp niet aan de eisen van de Wgh en eventueel het Hogere Waardebesluit, dan is er alsnog de mogelijkheid om af te wijken, mits goed onderbouwd afgeweken.

Aandachtspunten Krekelstraat 12-14

Wgh en het Hogere WaardebesluitDe relevante Wgh bronnen zijn: - De Hatersteweg, 50 km/u, twee rijstroken dus een zonebreedte van 200 meter aan weerszijde. Dit gebied ligt binnen die zone - De St Jacobslaan, 50 km/u, twee rijstroken dus een zonebreedte van 200 meter aan weerszijde. Dit gebied ligt binnen die zone


Geluidsbelasting door de Hatertseweg conform de Wgh

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0006.png"
 

Geluidsbelasting door de St. Jacobslaan conform de Wgh

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0007.png"
 

Op het gehele perceel is woningbouw tot zelfs vier lagen mogelijk, zonder dat de standaardgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Er is dus voor dit plan geen Hogere Waardeprocedure vereist.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsing aan regelgeving Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitsonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 
 
40 ìg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
 
40 ìg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar
> 50 ìg/m3  
1 juni 2011  

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;

- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;

- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;

- de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;

- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 10 µg/m³ (WHO, 2006). Momenteel ligt een nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit ter consultatie waarin nieuwe advieswaarden zijn opgenomen voor PM2,5; PM10 en NOx van respectievelijk 5 µg/m3, 15 µg/m3 en 10 µg/m3.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Het plan voorziet in de realisatie van 8 woningen die in plaats van een schoolgebouw gerealiseerd gaan worden. De verkeersaantrekkende werking van het nieuwe plan veroorzaakt ten opzichte van de bestaande situatie geen toename. Hierdoor zal geen verslechtering van meer dan 3% ontstaan. Het plan is daarmee NIBM.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Woningen zijn geen gevoelige bestemmingen. Ter plaatse van het plan worden de grenswaarden niet overschreden. De nieuwe richtwaarden van de WHO die eind december zijn aangekondigd worden nog wel overschreden. De gemeente heeft zich daarom gecommitteerd aan het Schone Lucht Akkoord. Luchtkwaliteit is daarom geen beperking voor het plan.

4.7 Natuur - onderdeel Natura 2000 (stikstof)

Gelet op de omvang van de ontwikkeling en de afstand tot het Natura 2000-gebied Rijntakken zal de stikstofdepositietoename niet groter zijn dan 0,00 mol N/ha/jaar. Significant negatieve effecten zijn op voorhand uit te sluiten. Stikstof is geen knelpunt.

4.8 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden binnen het invloedgebied.

In de omgeving liggen geen bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken en een invloedgebied over het plangebied hebben liggen. Ook is er geen vervoer van gevaarlijke stoffen welke tot incidenten kan leiden in het plangebied.

ConclusieOp grond van externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.9 Ruimtelijke veiligheid

Het wettelijk kader voor bereikbaarheid en bluswatervoorziening is het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.30 / 6.37 en 6.38). Echter voor een goede ruimtelijke ontwikkeling heeft brandweer Nederland de “Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019” opgesteld. Het onderstaande advies is opgesteld met de “Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019” van Brandweer Nederland als onderlegger.

Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten
Alle woningen in het plangebied hebben een verdiepingsvloer die lager is dan 20 meter boven het maaiveld. Voor grondgebonden woningen is de verwachting dat 20 meter slanglengte binnenshuis voldoende zal zijn om tot op de bovenste verdieping te kunnen komen. Daarom mag er een maximale afstand zijn van 40 meter tussen de opstelplaats voor een brandweervoertuig en een ingang van een woning.

Alle woningen zijn binnen 40 meter tussen opstelplaats en de ingang van een woning te bereiken, gemeten vanuit respectievelijk de Heidebloemstraat en de Krekelstraat.

Bluswatervoorziening
Voor woningen (tot 20 meter hoogte en gebouwd na 2003) geeft de handreiking een maatgevende bluswaterbehoefte aan van 500 liter per minuut. Bluswater is gewenst om binnen 6 minuten beschikbaar te zijn en gedurende 1 uur beschikbaar te blijven. (zie cascademodel op pagina 23 van de Handreiking). Op basis van deze tijd mag een brandkraan op 100 meter afstand liggen ten opzichte van een opstelplaats voor een brandweervoertuig (zie bijlage 2 van de Handreiking op pagina 68). Vanuit beide zijden van het plangebied wordt voldaan aan deze eis.

Adressering
In deze situatie is er een appartement, in ongeveer het midden van het pand, met een hoogte van 10 meter en alle overige woningen hebben een hoogte van maximaal 7 meter. Bij zowel een adressering aan de Krekelstraat of aan de Heidebloemstraat zullen al deze woningen en het appartement voldoen aan de eis van max. 60 meter inzetdiepte, waardoor de Veiligheidsregio geen voorkeur heeft aangaande de adressering van de woningen in het plangebied.

Conclusie
Op basis van de aangeleverde documenten voor het bestemmingsplan Advies bestemmingsplan Krekelstraat tussen 12-14 Nijmegen te Krekelstraat 12-14, Nijmegen hebben wij het volgende geconstateerd:
- Er zijn geen bereikbaarheidsproblemen voor hulpverleningsdiensten;
- Er zijn voldoende bluswatervoorzieningen op geringe afstand in de wijk aanwezig;
- De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft geen voorkeur aangaande de adressering van de
woningen in het plangebied;
- De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft geen overige opmerkingen voor dit initiatief in deze fase.

4.10 Bodem

Uit recent uitgevoerd bodemonderzoek (Verkennend bodem- en asbestonderzoek Krekelstraat te Nijmegen, kenmerk R001-1285484LFK-V01-mfv-NL, d.d. 15 maart 2022 door Tauw) blijkt dat in de bodem maximaal lichte verontreinigingen aanwezig zijn. Op de locatie is geen asbest gemeten. Er zijn geen ondergrondse tanks, voormalige bodembedreigende industriële activiteiten en/of sterke bodemverontreinigingen bekend.

ConclusieOp basis van het voornoemde verwachten we bij het realiseren van de gewijzigde bestemming geen onoverkomelijke maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

4.11 Water

De watertoetsVoor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

AlgemeenHet plan behelst het bouwen van zeven grondgebonden woningen en één appartement op kadastraal perceel Hatert L 6025. Het perceel heeft een oppervlakte van 2365 m² en ligt aan de Krekelstraat en de Heidebloemstraat. In de huidige situatie is het terrein onverhard, in de toekomstige situatie zal er in totaal 727 m2 verhard oppervlak zijn, waarvan 493 m2 bebouwing en 234 m2 terreinverharding (indicatief).

Het plangebied ligt in de wijk Hatertse Hei en maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied De Biezen. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023 en de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) relevant. Er vinden wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 Versterken Verbinden Vergroenen. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.

Oppervlaktewater  In of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

GrondwaterHet plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

- maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;

- een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.

Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.

Riolering/ hemelwaterDe riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Krekelstraat of Heidebloemstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Geadviseerd wordt om een rioolontwerp voor te leggen aan de afdeling rioolbeheer van de gemeente Nijmegen. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0008.png"

Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Van die verplichting kan afgeweken worden als de gemeente het afstromende hemelwater in openbare hemelwatervoorzieningen kan en wil ontvangen. Voor dit plan is dat niet het geval. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke bouwaanvraag.

Belangrijke keuzen die al in het stadium van het schetsontwerp gemaakt moet worden, zijn: - het type infiltratievoorziening/filtervoorziening - dimensies en het globale functioneren van de infiltratievoorziening(en) - de locatie(s) van infiltratievoorziening(en) en noodoverlopen naar openbaar gebied - de locatie voor eventuele uitbreiding van wateroppervlak (indien extra berging nodig is)

Voor de werkzaamheden is geen watervergunning nodig.

Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Het verdient aanbeveling afvalwater en hemelwater per woning of bedrijf via eigen aansluitingen op de riolering af te voeren. Hemelwater uiteraard alleen bovengronds, na overloop uit een infiltratievoorziening die conform de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' is uitgevoerd. Het verdient tevens aanbeveling goede afspraken te maken over de afvoer van afvalwater en hemelwater over de percelen van derden als die situatie zich voordoet en die afspraken goed vast te leggen. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en hemelwater dienen op particulier terrein te liggen. In alle voorzieningen moet op particulier terrein een controleput geplaatst worden. Inpandige controleputten zijn toegestaan.

Let op bij gescheiden stelsels dat foutieve aansluitingen voorkomen worden omdat deze de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden.

Conclusie:Binnen het plangebied is voldoende ruimte om aan het gemeentelijke beleid te voldoen. Hemelwater kan op eigen terrein in de bodem worden geïnfiltreerd. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd te zijn. Dit plan dient door de gemeente getoetst en goedgekeurd te worden.

4.12 Flora en Fauna

Wet natuurbeschermingDe Wet natuurbescherming (WNB) vormt het toetsingskader voor zowel de beschermde soorten, de beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden), als houtopstanden.

De WNB is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.

Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.

Voor de Natura 2000 gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden. Houd ook rekening met de stikstofdepositie. In de paragraaf luchtkwaliteit wordt hier in detail op in gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0009.png"

Het plangebied heeft geen directe relatie met de beschermde natuurgebieden (Natura 2000) in de omgeving van Nijmegen, er is ook geen significante schade te verwachten.

Beschermde soortenDe soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden. De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden. Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.

Op 11 juni 2020 heeft Bureau Waardenburg een quick scan beschermde soorten uitgevoerd op de Krekelstraat in Nijmegen (notitie met kenmerk 20-0518). Uit de quick scan blijkt dat bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden dient te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels om overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb te voorkomen. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen essentiële betekenis of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten. Effecten op beschermde gebieden en houtopstanden zijn uitgesloten (een beoordeling stikstofdepositie is geen onderdeel van deze notitie).

Kansen voor flora en fauna aan de Krekelstraat staan hieronder vermeld in de tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0010.png"

Provinciale Omgevingsvisie Gelderland In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Gelders NatuurnetwerkIn de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd. Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.

Groene ontwikkelingszoneDe Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0011.png"

Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO), de waardevolle natuurgebieden die in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen zijn. De Omgevingsvisie is wat dat betreft niet van toepassing.

Gemeentelijk beleid

Coalitieakkoord 2018-2022, Nijmegen: samen vooruit Inwoners en toekomstige inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. Wij richten de woonstraten groen en duurzaam in. Parkjes en groenvoorzieningen blijven we aan de stad toevoegen. We hebben bij de inrichting hiervan oog voor het gebruik van het groen en voor de ecologische waarde. We willen een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.

Topindicator groen (2010)In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het plangebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd.

Er wordt bij de plan voldaan aan de norm.

Groenplan De groene draad (2007)Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken.

In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

Het gebied valt in de Wijk Nijmegen Zuid

Karakteristiek van het groenNijmegen Zuid ligt grofweg tussen Hatert, de buurt St. Anna, de bossen van Jonkerbosch en de Elshof en wordt gevormd door de wijken Hatertse Hei, Grootstal en Jonkerbos. De eerste twee wijken zijn ontstaan langs voormalige veldwegen, de Hatertseweg en de St. Annastraat. De lintbebouwing langs deze wegen is langzaam gegroeid, waarna later de gebieden tussen de wegen zijn bebouwd met veelal vroeg naoorlogse buurten. Hierdoor is een gemengd stuk stad ontstaan met een grote verscheidenheid aan woningtypen.

Naast de oude radialen, de Hatertseweg en St. Annastraat wordt het karakter van dit deel van de stad mede bepaald door de andere oude veldwegen: de St. Jacobslaan, de Oude Molenweg, de Heiweg, de Nieuwe Mollenhutseweg en de Van Peltlaan. Het beeld van Hatertse Hei wordt overwegend bepaald door rijtjeswoningen in blokverkaveling, de etagewoningen uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en de zogenaamde `sterflat` centraal in de wijk. De ontstane hovenstructuur met het ruime semi-openbare groen vormt samen met de aanwezige tuinen het groene beeld van de wijk.

Grootstal wordt over het algemeen ervaren als een redelijk groene wijk met een levendig karakter. De wijk wordt gekenmerkt door een stempelstructuur met een sterke samenhang. Daarnaast ligt er binnen Grootstal een kenmerkende groene slinger met losse bebouwing. Dit is een typische “bijzondere doeleindenstrook” zoals we die ook in Hatert aantreffen. Daarmee is in het gedeelte van Grootstal uit de jaren zestig het onderscheid tussen de hoofdstructuur (centrale groenzones) en de stempelunits herkenbaar.

Nieuw Grootstal is een typische wijk uit de jaren negentig. De beukenhaag en een aantal bomen en solitaire struiken aan de randen van de wijk verwijzen nog naar de oude functie. Twee groene zones delen de wijk op in vier kwadranten met elk een eigen sfeer. De groenzone die vanaf de Nieuwe Mollenhutseweg midden door de wijk loopt is de formele en traditionele groenstrook.

Strakke lijnen, gladgeschoren gazons en enkele speelvoorzieningen bepalen de sfeer. De andere groenstrook, parallel lopend aan de Grootstalselaan en vervolgens met een bocht richting Marie Curiestraat lopend is geheel anders van karakter. Deze strook wordt ook wel de zogenaamde `ecologische zone` genoemd, de natuurlijke uitstraling en de functie als waterberging zijn hiervoor de aanleiding. Nieuw Grootstal is gebouwd in de jaren negentig en zou model moeten staan voor de woningbouw in de Waalsprong. Zuinig omgaan met natuurlijke bronnen zoals licht, zon en water, gebruik van duurzame en natuurlijke materialen waren de uitgangspunten bij de bouw van de wijk. Deze wijk is de eerste waar het hemelwater niet aangesloten werd op het riool, maar via infiltratie weer in de bodem werd gebracht. Alle hemelwater vanaf de daken en de wegen gaat via ondergrondse leidingen naar de `ecologische zone` en zakt naar het grondwater. Het natuurlijke karakter van de zone onderstreept deze functie. De buurt Jonkerbos wijkt weer geheel af van de twee andere wijken. Deze buurt is in het begin van de jaren negentig gereed gekomen. Bij de bouw zijn zoveel mogelijk bomen van het voormalige bos behouden; wonen in het bos is het uitgangspunt geweest. De ruime opzet in het groen en de relaties met de omgeving waarborgen de kwaliteit.

Kansen De komende jaren zijn er voldoende kansen om aan te haken bij de diverse herontwikkelingsplannen van de openbare ruimte. De samenhang in de groene slinger in Grootstal kan worden verbeterd, deze is niet overal voldoende herkenbaar. Bij de herinrichting van bestaande ruimten (bij de hofjes) en ontwikkeling van nieuwe openbare ruimte (rondom nieuwbouwplannen) moet bewust variatie in het groen worden nagestreefd. Wel dient voorkomen te worden dat de oorspronkelijke opzet van deze wijken verloren gaat. De laanbeplanting dient er juist op gericht te zijn om de strakke stedenbouwkundige opzet te versterken.

Bomenplan Nijmegen (2021)In de omgevingsvisie 2020-2040 Nijmegen Stad in Beweging heeft de gemeente uitgesproken een economisch veerkrachtige, sociale en gezonde, aantrekkelijke en duurzame stad te willen zijn. Eén van de opgaven uit de omgevingsvisie is een groene en gezonde stad. Aangezien bomen hier in sterke mate bijdragen, is als nadere uitwerking van de omgevingsvisie het Bomenplan Nijmegen opgesteld.

De doelstellingen van het bomenplan zijn:

- gezonde bomen zo lang mogelijk behouden;

- bomenkap zoveel mogelijk vermijden;

- aanplant van bomen zoveel mogelijk stimuleren;

- dat de belangrijkste bomen in de stad een groene beschermde verbindende structuur vormen.

We geven in het plan invulling aan onze ambities, de opgaven en ruimtelijke keuzes op het vlak van bomen. Er wordt richting gegeven aan een integrale ontwikkeling van de verschillende belangen en waarden die bomen voor de stad Nijmegen vertegenwoordigen, waaronder het behoud van bomen en het versterken van de boomstructuur.

HoofdboomstructuurIn het Bomenplan Nijmegen is de hoofdboomstructuur uit 2009 geactualiseerd. De hoofdboomstructuur bestaat uit verschillende vlakken en lijnen, welke verschillende waarden vertegenwoordigen. We onderscheiden drie categorieën:

1. Stadsgezichten en statige lanen;

2. Ecologische verbinding;

3. Cultuurhistorie.

Een bomenlaan of – structuur kan op hetzelfde moment meerdere van deze waarden dienen.

We zetten in op het behouden en versterken van de hoofdboomstructuur. Daarnaast is het fijnmazige netwerk van bomen in de wijken en buurten van groot belang. In de wijken is meer ruimte voor flexibiliteit bij zowel aanplant als beheer, meedenken en ook participeren.

Binnen het plangebied zijn diverse bomen aanwezig. Het is van belang deze bomen duurzaam te behouden. Het plan voorziet hierin.

Ecologie van de stadDe bijzondere ligging van Nijmegen op een kruispunt van het rivierengebied, de hogere zandgronden en het stuwwallencomplex zorgt ervoor dat niet alleen rondom Nijmegen, maar ook binnen de stadsgrenzen een verscheidenheid aan leefmilieus voor planten en diersoorten aanwezig is. Grootschalige natuurgebieden om de stad, zoals de Gelderse Poort, de uiterwaarden van de Waal, De Ooypolder, het Hatertse Vennengebied, Heumensoord fungeren hierbij als brongebied voor natuurwaarden in de stad.

We hebben de ecologische structuren, de ecologische hotspots en de ecologische waardevolle wijkspots in de wijk in Nijmegen in kaart gebracht. Ecologische structuren laten de relaties zien tussen natuurwaarden in de stad en natuurwaarden om de stad. Soorten kunnen zich hierlangs verplaatsen en hebben zo een gevarieerd leefgebied tot hun beschikking. Ecologische hotspots zijn waardevolle gebieden die, in relatie met de gebieden om de stad, een functie vervullen voor algemene en zeldzame soorten. Hier stemmen we het beheer af op de natuurwaarden en wordt het gebruik van die gebieden voor recreatie meer gereguleerd en gestuurd wordt. Tevens waken we bij deze hotspots voor versnippering, aantasting en doorsnijding. De ecologische waardevolle wijkspots vervullen een rol op wijkniveau en maken het mogelijk om natuur dichtbij huis te beleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0012.png"

Groen en gezondheid Groen heeft niet alleen een ecologische waarde, het draagt bij aan de gezondheid van mensen, het zorgt voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren. Groen bevordert de gezondheid, het nodigt uit om te bewegen en patiënten herstellen sneller in een groene omgeving. Voor kinderen is het belangrijk om juist al op jonge leeftijd in contact te komen met een groene leefomgeving. Bij de inrichting van de (school-)omgeving is dit nadrukkelijk een aspect om rekening mee te houden. Met Nijmegen: Groen, gezond en in beweging (vastgesteld door het College op 14 maart 2017 en ook opgenomen in de gezondheidsagenda) werkt de gemeente aan gezonde inwoners in een gezonde omgeving.

Stad en Natuur: klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwenNijmegen is een van de groenste steden van Nederland. Niet alleen door de aanwezigheid van veel groen, maar ook vanwege de groene bestuurlijke ambities. Bij nieuwe ontwikkelingen zoals dit plangebied ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Op 14 november 2018 heeft de gemeenteraad de motie Natuurinclusief bouwen aangenomen.

Natuurinclusief bouwen is een verzamelterm voor tal van maatregelen en manieren om natuur te integreren bij de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen. Door natuurinclusieve maatregelen wordt de leefomgeving voor gebouwbewonende diersoorten verbeterd en de biodiversiteit bevorderd. Ook hebben de maatregelen effect als anti-mug en anti-stress en geven belevingswaarden. Daarnaast verhoogt het de geluidsisolatie, luchtzuivering, waterbergingscapaciteit en warmteregulering in het stedelijk gebied. Dit verhoogt uiteindelijk de leefkwaliteit van de stad en biedt verschillende soorten een plek in de stad.

Onderdeel van natuurinclusief bouwen is ook de toepassing van kruidendaken op de platte daken van nieuwbouw. Een groen dak heeft duidelijk meer waarde voor de biodiversiteit en de leefbaarheid. En tevens heeft het een functie voor de waterberging bij piekbuien, verbetert het de luchtkwaliteit en brengt het koelte in de stad en de woning. Een bijkomend voordeel is dat groene daken een communicatiemiddel is om het bewustzijn van bewoners te vergroten voor de klimaatverandering.

Nijmegen is aangesloten bij de landelijke campagne Operatie Steenbreek. Het doel van deze campagne is om bewoners te enthousiasmeren om hun tuin te vergroenen. De negatieve gevolgen van verstening zoals wateroverlast en ook droogte, hittestress en minder biodiversiteit worden daarbij onder de aandacht gebracht. Beter is nog dat bij de ontwikkeling van dit plangebied groene (binnen)tuinen, groene daken en gevelgroen mee wordt ontworpen zodat verstening van de tuinen vanaf het begin zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieuproblemen te verzachten. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden en door het vergroenen van stenige pleinen zal de temperatuur iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Groen kan op deze wijze bijdragen aan een beter en gezonder leefklimaat.

Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling.

4.13 Cultuurhistorie

RijksbeleidCultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren. De Erfgoedwet 2016 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Gemeentelijk beleid

Monumentenverordening De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Aandachtslijst Cultureel Erfgoed De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld.

Nota Cultureel ErfgoedHet gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15 mei 2013). Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0014.png"

Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart met in blauw de indicatie van het bestemmingsplangebied

Cultuurhistorische waarden in het plangebied

Het betreffende bestemmingsplangebied aan de Krekelstraat valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart.

Gebiedstype 2In deze gebieden gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst. De monumenten geven aanknopingspunten om de geschiedenis zichtbaar te houden. Er zal daarom in deze gebieden geen afzonderlijke aandacht zijn voor individuele bebouwing. Voor het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen wordt een cultuurhistorische analyse van het gebied gemaakt. Voor uitbreidingsmogelijkheden wordt bekeken wat de invloed op de cultuurhistorische waarden is, zodat de uitbreidingsmogelijkheden zoveel mogelijk hierop afgestemd kunnen worden.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt vooral de impact van deze ontwikkelingen op de directe omgeving van de beschermde monumenten meegenomen. Met andere woorden: een ontwikkeling in de directe omgeving van een monument moet passen bij het monument. De cultuurhistorische analyse van het bestaande bestemmingsplan biedt voldoende aanknopingspunten voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Cultuurhistorische waardenkaart De cultuurhistorische waarden in de gemeente Nijmegen zijn vastgelegd op de cultuurhistorische waardenkaart (opgesteld door RAAP 2021). De waardenkaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplangebied en de directe omgeving ziet de kaart er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1004-VG01_0015.jpg"   Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart: rode stippellijn = verdwenen historische weg voor 1832, paarse stippellijn = verdwenen weg voor 1940, lichtgroene boom = cultuurhistorisch waardevolle boom, in blauw de aanduiding van het plangebied.  

Cultuurhistorische analyse

Het bestemmingsplangebied, dat is gelegen tussen de Krekelstraat en de Heidebloemstraat, ligt in de wijk Hatertse Hei. Deze naoorlogse wijk, gebouwd tussen 1950 en 1960, bestaat uit een mengeling van rijtjes eengezinswoningen in blokverkaveling en blokjes portieketagewoningen in een open verkaveling; alle uitgevoerd in een traditionalistische architectuur met bakstenen gevels en (flauw) hellende daken. Oorspronkelijk stond op deze locatie een school uit dezelfde periode als de omliggende wijk. Na sloop van de school ligt het plangebied nu braak.

In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten of objecten die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed zijn geplaatst.

In en grenzend aan het plangebied bevinden zich evenmin cultuurhistorisch waardevolle structuren.

BestemmingsplanwijzigingDe bebouwing die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is niet van invloed op eventuele cultuurhistorische waarden. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er daarom geen bezwaren tegen de voorgestelde bestemmingsplanwijziging.

4.14 Archeologie

RijksbeleidMet de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek en de eventuele op te leggen maatregelen dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1-7-2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.

Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet. Dit komt er op neer dat tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, er ten minste in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeentelijke beleidHet archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

Bestaande archeologische waarden in het plangebiedHet plangebied aan de Krekelstraat ligt momenteel in een gebied met de waarde 1. Waarde 1 wordt toegekend aan een gebied als er sprake is van een onbekende, lage of middelhoge verwachting. Deze waarde geldt voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Nijmegen. In veel gevallen is de waarde terug te voeren op het ontbreken van nadere kennis omtrent de situatie ter plekke.

Voor deze waarde geldt dat er in het kader van omgevingsvergunningen een ondergrens geldt voor het doen van archeologisch onderzoek. Deze grens is gerelateerd aan het oppervlakte van het plangebied, namelijk groter dan 2.500 m2, en een ingreep die dieper gaat dan 30 cm. Daarnaast zijn er de algemene vrijstellingen uit het Bor, Bijlage II.

Uitgevoerde onderzoeken en aangepaste waarden archeologie in het plangebiedEen bestemmingsplan moet (ook financieel) haalbaar zijn. De aan- of afwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond kan van invloed zijn op de haalbaarheid, bijvoorbeeld omdat beschermende maatregelen noodzakelijk zijn of dat delen van het gebied opgegraven dienen te worden.

Om de haalbaarheid van het nieuwe bestemmingsplan vast te stellen is voorafgaand aan de actualisatie archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het gaat hierbij om een bureauonderzoek, een booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek.

Van de genoemde onderzoeken zijn de volgende rapporten verschenen:

  • P. van de Geer & M.Y. van Kooten, Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek aan de Krekelstraat perceel 6025 te Nijmegen, Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 309, Nijmegen 2020.
  • M.Y. van Kooten, Archeologische proefsleuven aan de Krekelstraat – perceel 6025, gemeente Nijmegen, Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 327, Nijmegen 2021

Op basis van het bureauonderzoek en booronderzoek kon onvoldoende informatie worden verzameld om de archeologische waarde van het terrein vast te stellen. Om die reden is vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Vooraf konden binnen het plangebied sporen en structuren uit alle perioden worden verwacht. Uit het onderzoek is echter is gebleken dat in het volledige plangebied geen intact bodemprofiel meer aanwezig was. Alhoewel vier (sub)recente paalsporen en een kuil zijn aangetroffen zijn nergens vondsten gedaan. Er zijn geen behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied aangetroffen.

Op basis hiervan kan de bestemmingsplanwaarde worden aangepast.

BestemmingsplanregelsVoor het hele bestemmingsplangebied gaat de waarde 0 gelden: er is vanwege archeologie geen omgevingsvergunning nodig. De wettelijke meldingsplicht voor de zogenaamde toevalsvondsten blijft echter gelden.

Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 ErfgoedwetArcheologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

4.15 Bereikbaarheid en Mobiliteit

Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer: Het plangebied ligt kadastraal gezien aan de Krekelstraat en Heidebloemstraat, het gemotoriseerd verkeer wordt via deze straten naar de Hatertseweg ontsloten. De Krekelstraat en Heidebloemstraat functioneren als een erftoegangsweg binnen een 30km/u zone. De Hatertseweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom.

Langzaam verkeer: Het plangebied wordt voor de voetganger en fietser vanuit de Krekelstraat en Heidebloemstraat in alle richtingen ontsloten. De Hatertseweg is voorzien van infrastructuur voor fietsers en voetgangers.

Openbaar vervoer: Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de Hatertseweg, deze bevinden zich op ca. 200 meter loopafstand.

ExpeditieHet expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.

ParkerenHet aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030” en “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”. De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke” het plangebied 'Krekelstraat tussen 12-14' valt in gebied "Rest bebouwde kom".

VerkeersveiligheidOm de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/uur straten, belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoordt in het Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 'Nijmegen Goed op Weg'

Op de wegen binnen de bebouwde kom geldt voor de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen een maximum snelheid van 50 km/h. Voor de overige wegen binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.

Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg, binnen bebouwde kom, hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.

VerkeergeneratieDe verkeersgeneratie wordt berekend aan de hand van de “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”. Dit is een uitwerking van de door raad vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030”. Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. Conform de gebiedsindeling valt de ontwikkeling van het plangebied 'Krekelstraat tussen 12-14' in gebied "Rest bebouwde kom".

Het plangebied bevat maar een beperkte uitbreiding van een aantal woningen, dat een geringe verkeerstoename ten gevolge heeft. Deze verkeerstoename kan prima op de aanwezige verkeersinfrastructuur worden verwerkt.

4.16 Ontplofbare Oorlogsresten (OO)

Ontplofbare Oorlogsresten vormen voor de planontwikkeling geen belemmering.

4.17 Kabels en leidingen

Kabels en Leidingen vormen voor de planontwikkeling geen belemmering.

4.18 Duurzaamheid en Klimaatadaptie

Nijmegen als duurzame stad is een van de 4 hoofdopgaven van de Omgevingsvisie. We hebben de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. We gaan uit van duurzaam grondgebruik, waarbij ontwikkelingen waarde aan de stad toevoegen en een bijdrage leveren aan het oplossen van onze grote opgaven. Circulair bouwen, klimaatadaptatie, natuurinclusief bouwen en energieneutraal zijn hierbij centrale (samenhangende) thema's, die ook elders in de stad vorm krijgen.

De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).

Circulaire stadDe regio Arnhem-Nijmegen wil zich profileren als circulaire regio. Dit uit zich onder meer in de met het Rijk afgesloten woondeal waarin nadrukkelijk deze groene ontwikkeling aan de groeiopgave van de regio gekoppeld is.

In de nieuwe woningbouwplannen spannen wij ons in om minimaal 25% circulair te laten ontwikkelen. Vanaf 2030 wil de regio minimaal 50% circulair bouwen om uiteindelijk in 2050 te komen tot een circulaire leefomgeving. We streven daarom naar circulaire woningbouw, het liefst met gebruik van hernieuwbare organische bouwmaterialen (bijvoorbeeld hout, vlas, schapenwol etc.). We gebruiken de GPR methodiek als ontwerptool en beoordelingsmethodiek om de duurzaamheid van gebouwen in beeld te brengen.

Op deze locatie geven we invulling aan onze ambities door duurzaamheid als belangrijk uitgangspunt te nemen. Het streven is een gemiddelde GPR-score van 9 en een minimum van 8 op alle thema's. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van biobased en prefab materialen, zoals prefab stropanelen, houten geveldelen en leemstuc. Het gebouw heeft een zo laag mogelijke impact op het klimaat en milieu en een duurzame uitstraling. Het ontwerp is flexibel en gemakkelijk aan te passen aan toekomstige woonbehoeften. De gezamenlijke ruimtes maken het mogelijk om spullen, zoals gereedschap, auto's en wasmachines, te delen.

Klimaat adaptief Nijmegen ligt in een kwetsbaar landschap dat gevoelig is voor hitte, droogte en wateroverlast. Klimaatverandering heeft bijvoorbeeld effect op piekbuien. Plekken in de stad met dichte bebouwing zijn gevoelig voor hittestress. Samen met partners in de regio, zoals gemeenten, provincie en waterschapen en vele andere organisaties, werken we daarom aan een regionale adaptatie strategie om een klimaatbestendige regio te zijn. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. De regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.

Water, droogte en hitteBij de ontwikkeling op deze locatie is ruimschoots aandacht voor toekomstbestendig en klimaatadaptief bouwen. De natuurlijke bouwmaterialen, gevelgroen en groene daken die bij de ontwikkeling worden toegepast zorgen voor een aangenaam binnenklimaat. Groene pergola's zorgen voor zoninval in de winter en schaduw in de zomer. In de buitenruimte dragen de groene inrichting en het behoud van de bestaande bomen bij aan koeling in de zomer. Groene daken van 10-15 cm dik en zo min mogelijk verharding zorgen ervoor dat water op eigen terrein kan worden opgevangen en geïnfiltreerd. Het regenwater van de daken wordt opgeslagen voor huishoudelijk gebruik en hergebruik in drogere periodes. Overtollig regenwater wordt afgevoerd naar de wadi op eigen terrein.

Natuurinclusief bouwenIn de Omgevingsvisie kiezen we voor natuurinclusief bouwen. Dit is niet alleen goed voor de flora en fauna, maar ook voor klimaatadaptatie en de belevingswaarde van toekomstige bewoners. Op deze locatie wordt gekozen voor inheems groen dat zoveel mogelijk dieren en insecten aantrekt. De gebouwen krijgen inbouwvoorzieningen voor vogels en vleermuizen en worden zoveel mogelijk voorzien van groene daken en begroeiing langs gevels en veranda's. Er komen soorten specifieke maatregelen voor knaagdieren en egels. De inrichting van de buitenruimte draagt bij aan een groene verbindingszone tussen het Goffertpark en Heumensoord.

Energieneutraal Nijmegen heeft de ambitie om uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij te zijn. Er wordt energiezuinig en aardgasvrij gebouwd en de benodigde energie wordt opgewekt met zonnepanelen. Om de energiebehoefte zoveel mogelijk te beperken wordt bij het ontwerp rekening gehouden met de oriëntatie t.o.v. de zon, een zeer goede isolerende waarde van de schil (RC 8,3) en passende installaties. De woningen worden verwarmd met een bodemwarmtesysteem met een collectieve bron. Warmteterugwinsystemen, wandverwarming en -verkoeling en een duo-zone systeem voor ventilatie zorgen voor energie-efficiëntie en een aangenaam binnenklimaat. De woningen voldoen ruimschoots aan de huidige normen voor BENG en aardgasvrij bouwen. De gekozen systemen bieden bovendien ruimte voor verdere optimalisatie in de toekomst.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.

De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.

5.2 Systematiek van de planregels

Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

De planregels van het bestemmingsplan Nijmegen Zuid 2017 - 4 (Krekelstraat tussen 12-14) bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het perceel aan de Krekelstraat - gelegen tussen de nummers 12 en 14 - maakt deel uit van de grondexploitatie Onderwijshuisvesting, deelplan Krekelstraat, welke op 29 maart 2017 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de wijk Nijmegen-Zuid. De herontwikkeling bestaat uit bouwrijp maken terrein en nieuwbouw van maximaal 8 woningen.

De grondexploitatie Krekelstraat - waarin óók de reeds gerealiseerde herontwikkeling Krekelstraat 14 is opgenomen - bevat aankoop en verkoop van grond en gebouwen, sloop- en grondwerk (bouwrijp maken) en gemeentelijke plankosten. De totale investering van de grondexploitatie Krekelstraat bedraagt circa € 1 mln. Dekking vindt plaats door verkoop van grond voor woningen en de grondexploitatie Onderwijshuisvesting.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Via beschikbare budgetten en grondverkoop is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 15 juni 2022 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan ligt gedurende zes weken van donderdag 30 juni 2022 tot en met woensdag 10 augustus 2022 ter visie. De tervisielegging is gepubliceerd op woensdag 29 juni 2022. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingekomen.

7.2 Overleg

Er spelen geen rijks-, provinciale dan wel waterschapbelangen. Er heeft geen vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden.