direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Zuid 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Alle bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen zijn per 1 juli 2013 geactualiseerd. In deze laatste actualisatieronde is het aantal bestemmingsplannen voor de bestaande stad teruggebracht van (ruim) 600 naar circa 20 bestemmingsplannen.

Het actualiseren van bestemmingsplannen is een wettelijke taak. Bestemmingsplannen moeten om de 10 jaar worden geactualiseerd. De actualisatie van bestemmingsplannen is dan ook een continu proces. Het doel van de actualisatie is dat er steeds een actueel overzicht bestaat van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in een gebied.

Het bestemmingsplan voor Nijmegen Zuid is vastgesteld op 7 mei 2008. Om aan de wettelijke verplichting te voldoen dient er voor mei 2018 een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied te worden vastgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is niet gewijzigd ten opzichte van het voorgaande plan. Het plangebied Nijmegen Zuid ligt in de zuidelijke stadsrand tegen het landelijk gebied De Elshof. Nijmegen Zuid is goed verbonden met het stadscentrum via twee stedelijke invalswegen; de Hatertseweg en de St. Annastraat. Aan noordzijde liggen de woonwijken Hazenkamp en Sint Anna alsmede de Campus Heyendaal, een bovenregionaal kenniscluster waar onderzoek en onderwijs samenkomen. Markant is de ligging van het gebied tussen stedelijk en landschappelijke groengebieden, respectievelijk stadspark De Goffert/Winkelsteeg en de Elshof/Heumensoord. De direct aangrenzende woonbuurten ontlenen een groot deel van hun woonkwaliteit aan deze ligging. Ook het groen langs het Maas-Waalkanaal vormt een groene zoom om het gebied. Vanuit het Goffertpark loopt een groene zone naar het Maas-Waalkanaal waarin verschillende voorzieningen aanwezig zijn (o.a. het Canisius-Wilhelminaziekenhuis en begraafplaats Jonkerbosch). Deze groene 'uitloper' vormt een buffer tussen het woongebied en het bedrijventerrein Winkelsteeg.

Het gebied bestaat uit de wijken Hatertse Hei, Grootstal en Hatert en gedeeltes van De Goffert (Jonkerbosch), Sint Anna en Hazenkamp. Aan de noordzijde vormt de Slotemaker de Bruïneweg de grens en aan de oostzijde de St. Annastraat. Aan de zuidzijde ligt het plangebied tegen het landelijk gebied De Elshof en valt de plangrens samen met de gemeentegrens. Aan de westzijde van het plangebied bepaalt het Maas-Waalkanaal en de groene uitloper van het Goffertpark naar het Maas-Waalkanaal de grens (de Rentmeesterlaan, Antoinette van Pinxterenlaan, Joke Smitlaan, Marga Klompélaan, Opaalstraat, Jadestraat en het Aventurijnpad).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied (gele lijn)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Nijmegen Zuid in 2008 heeft er een aantal ontwikkelingen in het plangebied plaatsgevonden, waarvoor per ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan (postzegelbestemmingsplan), wijzigingsplan of projectbesluit is opgesteld. Met dit bestemmingsplan komen het bestemmingsplan Nijmegen Zuid 2008 en de wijzigings- en postzegelbestemmingsplannen die nadien zijn opgesteld te vervallen. Het bestemmingsplan "Nijmegen Zuid - 1 (Kamerlingh Onnesstraat)" betekent de eerste wijziging van dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 is een overzicht van de plannen opgenomen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vindt een beschrijving van het plangebied plaats. Er wordt ingegaan op de ruimtelijke structuur van het plangebied, cultuurhistorie, archeologie en beeldkwaliteit. In hoofdstuk 3 wordt het ruimtelijk beleidskader beschreven. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijke beleidskader beschreven waarbij wordt ingegaan op de verschillende functies in het plangebied, zowel beleidsmatig als beschrijvend. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. In hoofdstuk 6 wordt aangegeven welke ontwikkelingen de laatste jaren in het plangebied hebben plaatsgevonden of nog zullen plaatsvinden. In hoofdstuk 7 komt de plansystematiek aan de orde. Hierin wordt aangegeven hoe de verschillende functies zijn bestemd. Hoofdstuk 8 omvat de retrospectieve toets waarin wordt aangegeven of bestaande situaties in bouw en gebruik in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vergunningen. Tot slot is in hoofdstuk 9 ingegaan op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hierbij wordt ook ingegaan op de overlegreacties.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur

Lintwegen

De ruimtelijke structuur van Nijmegen Zuid is ontstaan uit een aantal oude landelijke wegen, die nu fungeren als ruimtelijke "dragers" van het gebied. De veldwegen van het in het zuidwesten gelegen dorp Hatert en buurtschap St. Anna naar de stad Nijmegen vormen nu de stedelijke, radiale wegen naar het stadscentrum (Hatertseweg en St. Annastraat). Daarnaast zijn verschillende oude veldwegen tussen Hatert, Sint Anna en de bossen van Jonkerbos en Elshof, herkenbaar in het stedelijk patroon van het gebied (Heiweg, Grootstalselaan, St. Jacobslaan, Oude Molenweg, Nieuwe Mollenhutseweg en de Van Peltlaan). Langs de oude veldwegen is de bebouwing langzaam aaneengegroeid tot zogenaamde lintbebouwing. Aan deze wegen lag van oorsprong bebouwing met voornamelijk een agrarische of een bedrijfsmatige functie. Op een aantal plaatsen is deze bebouwing nog aanwezig. Kenmerkend is de perceelsgewijze opbouw met losstaande bebouwingen, afgewisseld met (series van) kleine bouwblokjes uit de naoorlogse bebouwingsperioden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Woningbouw (zwart) tot 1945 

Naoorlogse woningbouw - Wederopbouw

Nijmegen werd in de wederopbouwperiode (1945-1965) aanzienlijk vergroot op basis van het Structuurplan van ir. Siebers (tot 1952) en ir. Fokkinga. De benodigde 20.000 nieuwe woningen werden in het Structuurplan vertaald in twee soorten woonwijken: stedelijke 'uitstralingsgebieden' tegen de bestaande stad en dorpse 'satellieten' aan de stadsrand. Een groot deel van de stadsuitbreiding was in Nijmegen Zuid gepland. De wijken Hatertse Hei en Grootstal vormden de zuidelijke uitstralingsgebieden die moesten vergroeien met de vooroorlogse stadsdelen en kregen een relatief hoge bebouwingsdichtheid (rood). Ter hoogte van het dorp Hatert was een satelliet gedacht als zelfstandige en groen omzoomde wijk met een lage bebouwingsdichtheid (geel). Hiermee werd gestreefd naar een geleidelijke overgang van de stad naar het landschappelijk buitengebied. Een samenhangend netwerk van stedelijke radiale invalswegen, ringwegen en hartaders verbond de wijken onderling.

De gebieden tussen de bebouwingslinten en verbindingswegen werden op basis van het Structuurplan in opeenvolgende periodes bebouwd met complexmatige woningbouw met (buurt)voorzieningen. Vaak hebben deze woonbuurten een eigen, herkenbare stedenbouwkundige structuur en architectonische uitstraling. Het verschil is zichtbaar tussen de kleinschalige, traditionele bouw van Hatertse Hei (baksteen gevels en schuine pannendaken) en de modernere, grootschalige complexmatige woningbouw van Grootstal en Hatert (strakke rechtlijnige ruimtelijke opzet met portiekflats en veelal plat-gedekte rijenwoningen in systeembouw). Vanwege de hardnekkige woningnood is Hatert uiteindelijk niet in een lage dichtheid gebouwd, maar als stedelijke woonwijk met een hoge bebouwingsdichtheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3: Wederopbouwperiode

  • uitstralingsgebieden (rood)
  • satellieten (geel)
  • universiteit (grijs)
  • industrie (roze)
  • recreatie (groen)

De opvallende hoekverdraaiing in de verkavelingsrichting van Hatertse Hei/Grootstal en Hatert komt voort uit de benadering van Hatert als zelfstandige vrij liggende wijk. De structuur van Hatertse Hei en Grootstal is geënt op de richting van de Grootstalselaan, de richting van de rechthoekige structuur van Hatert komt voort uit de richting van de (oude) Hatertseweg.

Stedelijke verdichting

Aan het eind van de jaren tachtig en in de jaren negentig van de vorige eeuw heeft er in de groene zone tussen Grootstal en Hatert een stedelijke verdichting plaatsgevonden. Tussen de Weg door Jonkerbos en de Hatertseweg is het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis gerealiseerd met aan de zijde van de Hatertseweg een woongebied in het bos. Begin jaren '90 is op het terrein van het sportpark een woonbuurt in een ecologische setting gerealiseerd, waarvan de geometrische opzet is afgeleid van het naastgelegen deel van Grootstal.

In de wig tussen Nieuw Grootstal en Hatert is in de afgelopen jaren het complex bejaardenwoningen vervangen door een hoogbouwensemble met (zorg)woningen dat door de samenhangende verschijningsvorm en hoge gebouwen een herkenbaar accent in het gebied vormt.

2.1.1 Routestructuur

De ruimtelijke dragers van het plangebied worden gevormd door een aantal historische radialen en dwarsverbindingen daarop.

Radialen

De St. Annastraat en Hatertseweg zijn onderdeel van de stedelijke, radiale uitvalswegen vanuit het centrum. De andere radiale wegen in het gebied hebben een vooral een structurerende werking op wijkniveau; St. Jacobslaan, Van Peltlaan en Nieuwe Mollenhutseweg (en in het verlengde daarvan de Malderburchtstraat).

Tangenten

De belangrijkste dwarsverbindingen zijn: de Slotemaker de Bruïneweg, Oude Molenweg, Burgemeester Dalesweg, Heiweg en de Grootstalselaan. Oorspronkelijk vormde de Winkelsteegseweg en de route Vossendijk/Couwenbergstraat ook verbindende wegen, maar door aanpassingen in de wegenstructuur zijn deze thans minder herkenbaar in de ruimtelijke structuur.

De Grootstalselaan maakt op stedelijk niveau deel uit van de stadsring (S100).

2.1.2 Groenstructuur

Laanbeplantingen komen in Nijmegen Zuid veelvuldig voor. De van oudsher aanwezige bomenrijen langs de historische wegen en lanen zijn op sommige plekken zeer bepalend voor het straatbeeld (Winkelsteegseweg, Mollenhutseweg, Heiweg). Ook de bomen langs de stedelijke hoofdwegen en wijkontsluitingswegen uit de wederopbouwperiode vormen inmiddels volwassen bomenlanen. Daarnaast vormt de groenzone langs het kanaal een bijzondere lijnvormige groenstructuur aan de westzijde van het gebied.

In de ruimtelijke opzet van de wederopbouw wijken heeft het vlakgroen een structurerende werking. Veelal vormen doorlopende groenzones met speelvoorzieningen en plantsoenen centrale, verbindende lijnen naar omliggende groengebieden en tussen de voorzieningen in de wijk (basisscholen, wijkgebouwen, kerken en dergelijke).

Wijkparken zijn in het gebied niet aangelegd, aangezien het nabijgelegen stadspark De Goffert en het landschappelijke buitengebied (Elshof en Heumensoord) ruimschoots voorzag in ruimte voor recreatie.

2.1.3 Hoogbouw

Op verschillende plekken in het gebied komt verspreid liggend hoogbouw voor.

In de naoorlogse stedenbouw zijn veelvuldig portiekflats in het verkavelingspatroon opgenomen. Echte hoogbouw (8 lagen of hoger) komt minder vaak voor. De zogenaamde sterflat aan de Heidebloemstraat in het hart van de wijk Hatertse Hei was de eerste hoogbouw in het gebied. In de wijk Hatert vormt de galerijflat De Elshof een markant element langs het Maas-Waalkanaal. Langs het kanaal staat ook een studentenflat uit begin jaren zeventig van de vorige eeuw. In die periode zijn ook de galerijflats op de hoek Hatertseweg en Burgemeester Daleslaan gebouwd. In 2011 is in de wijk Hatert het 12 verdiepingen hoge woongebouw 'Hart van Hatert' gerealiseerd dat ruimtelijk het hart van de wijk markeert.

Tussen de wijken Grootstal en Hatert is zeer recent aan de Grootstalselaan een hoogbouw-complex gerealiseerd (Park Malderburcht) dat mede vanwege de ligging aan de stadsring zeer herkenbaar is in het ruimtelijk beeld van dit deel van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: Kaart Ruimtelijke structuur

2.1.4 Ruimtelijk samenhangende gebieden

Nijmegen Zuid is overwegend een woongebied. Tussen de uitvalswegen en dwarsverbindingen zijn in verschillende na-oorlogse periodes diverse buurten en wijken ontstaan. Hieronder volgt een beschrijving van de ruimtelijk herkenbare samenhangende buurten/wijken.

2.1.4.1 Hatertse Hei

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0005.jpg"

Hatertse Hei is een gevarieerde wijk met veel differentiatie in bebouwing. In het gebied lopen vier noord-zuidlijnen; Hatertseweg, Grootstalselaan en St. Annastraat en Van Peltlaan. De eerste drie zijn structurerend op stedelijk niveau. Daartussen lopen drie oost-westlijnen; Slotemaker de Bruïneweg, Oude Molenweg en Heiweg.

De structuur van Hatertse Hei is ontstaan uit de oude landwegen in het gebied. Aan deze wegen lag van oorsprong bebouwing met voornamelijk een agrarische of een bedrijfsmatige functie. Bij de groei van de stad zijn de open ruimtes langs deze wegen in verschillende periodes bebouwd en zijn zogenaamde bebouwingslinten ontstaan. Op een aantal plaatsen is de oorspronkelijke agrarische bebouwing nog aanwezig. Kenmerkend is de perceelsgewijze opbouw met losstaande bebouwingen, afgewisseld met (series van) kleine bouwblokjes uit de naoorlogse bebouwingsperioden.

In de naoorlogse wederopbouwperiode zijn op veel plaatsen de open ruimten in de bebouwingslinten opgevuld en zijn tussenliggende gebieden bebouwd. Deze bebouwing bestaat veelal uit traditionele rijtjes woningen (twee lagen met kap) in blokverkavelingen afgewisseld met meer complexmatige bebouwingen; combinaties van grondgebonden woningen en portiekflats in middel hoogbouw in een half-open strokenverkaveling.

In het zuidwestelijk deel tussen Hatertseweg en St. Jacobslaan is een centrale open groenzone met daarin bijzondere doeleinden aanwezig. Zeer markant element hierin is de sterflat; het eerste hoge woongebouw van Nijmegen.

Samenvattend treffen we de volgende ruimtelijke kenmerken in Hatertse Hei aan:

  • differentiatie in bebouwing; vooroorlogse lintbebouwing en naoorlogse wooncomplexen;
  • lintbebouwing langs oude lijnen; Hatertseweg, St. Jacobslaan, van Peltlaan, St. Annastraat, Oude Molenweg, Heiweg en kop Nieuwe Mollenhutseweg;
  • de meeste differentiatie in functies langs de oude lijnen;
  • combinatie van laagbouw en gestapelde bouw met groene hoven binnen een patroon dat herhaald wordt (zogenaamde 'stempels');
  • bijzondere bebouwing (maatschappelijke functies) losstaand in groene zone;
  • sterflat als accent/landmark in de buurt.

2.1.4.2 Fragment Hazenkamp

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0006.jpg"

Het fragment Hazenkamp is een rustige woonbuurt aan de rand van het Goffertpark, omsloten door Rentmeesterlaan, Slotemaker de Bruïneweg en Burgemeester Dalesweg. Vanwege sterke begrenzingen door de Hatertseweg, het Goffertpark en de Slotemaker de Bruïneweg vormt dit gebied een ruimtelijk samenhangende eenheid. Dit deel van de wijk Hazenkamp is grotendeels tussen 1960 en 1967 door particuliere investeerders bebouwd met huur- en koopwoningen.

Kenmerkend is dan ook de verscheidenheid in bebouwing. Aan de westzijde tegen het park is het wonen gestapeld; hier staan een tiental portiekflats in een open verkaveling en twee hoge galerijflats uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Door de ruime opzet met semi-openbaar groen tussen de flats verweeft de buurt zich ruimtelijk met het aangrenzende park De Goffert. Aan de noordzijde ligt tegen het park een scholencomplex. De overige bebouwing bestaat uit grondgebonden woningen. Tussen de Vossenlaan en de Hatertseweg ligt een complex van 60 witte, grondgebonden woningen uit één laag met flauw hellende daken. Deze zogenaamde Maycrete-woningen zijn in 1947 gebouwd als noodwoningen en zijn inmiddels aangewezen als gemeentelijk monument. Even verderop langs de Hatertseweg ligt een klein bouwblok met woningen uit twee lagen met een plat dak in een modernistische bouwstijl.

Samenvattend ziet de ruimtelijke structuur in het Fragment Hazenkamp er als volgt uit:

  • gestapeld wonen en een school in het groen aan de rand van het Goffertpark;
  • samenhangend complex van noodwoningen;
  • traditionele verkaveling aan de weg van woningbouw van 2 lagen met kap.

2.1.4.3 Grootstal

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0007.jpg"

Grootstal wordt omsloten door de stedelijke radialen Hatertseweg, St. Annastraat en twee verbindingswegen hiertussen; Heiweg en Grootstalselaan. De oude noord-zuid lopende voormalige landwegen (Nieuwe Mollenhutseweg en St. Jacobslaan) hebben een sterke structurerende werking in het gebied.

Grootstal bestaat voor het grootste deel uit woonbuurten uit de wederopbouwperiode. Het voormalige sportpark en het voormalige schoolcomplex ten westen van de Nieuwe Mollenhutseweg zijn respectievelijk eind vorige eeuw en begin van deze eeuw vervangen door woningbouw. Alleen hier komt langs de Hatertseweg een kleinschalig bedrijventerrein voor.

2.1.4.3.1 Grootstal, wederopbouw

In de jaren vijftig zijn de gebieden tussen de bebouwingslinten in Grootstal opgevuld door particulieren en woningbouwverenigingen. Het grootste deel van Grootstal stamt uit de tijd van de CIAM (Congrès International d'Architecture Moderne). Kenmerkend voor wijken uit deze periode is de scheiding van functies, zoals wonen en werken. Ook de royale opzet met veel 'licht, lucht en ruimte' kenmerkt deze wijken. In de woongebieden zijn veelal open groenzones aanwezig waarin (of waar langs) de wijkvoorzieningen, zoals winkelcentra, kerken en scholen, gelegen zijn. Bij de woningbouw is vaak sprake van zogenaamde stempel-wijken; een veel voorkomende herhaling van identieke verkavelingspatronen van eengezinswoningen, bejaardenwoningen en portiekflats. In Grootstal is een duidelijk onderscheid herkenbaar tussen traditionele naoorlogse woningbouw (rijenwoningen in 2 lagen met kap in een blokverkaveling) en de woningbouw volgens de CIAM-gedachte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0008.jpg"

Het deel tussen de St. Jacobslaan en de Nieuwe Mollenhutseweg wordt gekenmerkt door een groot samenhangend complex arbeiderswoningen in een rechthoekige stempelverkaveling waarvan de richting bepaald is door deze twee wegen. De opvulling van bebouwing vindt op een eenduidige manier plaats; configuraties van lage en middelhoge gebouwen die als open stempelverkaveling enkele malen zijn herhaald. Elk stempel bestaat uit een gazon met rondom een blokje bejaardenwoningen, enkele rijtjes eengezinswoningen en een blokje portieketagewoningen, uitgevoerd in een modernistische architectuur met platte daken en prefab-elementen. De verschillende buurten worden afgebakend en verbonden door een brede groenzone met daarin vrij liggend de bijzondere bebouwing (kerk, school, wijkgebouw, enz.). Opvallend is het woonproject voor ouderen 'de Ring' aan de Edisonstraat.

Ten oosten van de St. Jacobslaan is er meer afwisseling in stedenbouwkundige patronen in samenhang met hoogteverschillen in het terrein. De randen aan de lintwegen zijn op een meer traditionele manier verkaveld en bebouwd met rijtjes eengezinswoningen in blokverkaveling. Het middengebied is meer complexmatig ingevuld met rijenwoningen in een modernistische architectuur met platte daken en een herhaling van identieke gevelelementen.

Tussen deze twee gebieden ligt een u-vormige groenzone met in het noordelijk deel een reeks van vijf middelhoge torenflats.

Samenvattend ziet de ruimtelijke structuur in het gedeelte wederopbouw in Grootstal er als volgt uit:

  • stempels van laagbouw met één gestapeld blok (wonen boven winkel/bedrijf);
  • twee hoofdrichtingen in de verkaveling; noord-zuid en oost-west;
  • groene doorlopende zones met bijzondere bebouwing;
  • langs oude lijnen incidenteel strookjes lintbebouwing;
  • royale opzet met veel licht, lucht en ruimte;
  • wooncomplex 'de Ring' als opvallend project in het groen.

2.1.4.3.2 Grootstal, uitbreiding en vernieuwing vanaf jaren '90

De Nieuwe Mollenhutseweg zorgt voor een duidelijke scheiding tussen het oude en nieuwe Grootstal. Op het voormalige sportveldencomplex is hier aan het eind van de vorige eeuw een nieuwe woonbuurt gebouwd. De orthogonale hoofdstructuur volgt die van het deel van Grootstal uit de jaren vijftig. In noord-zuid en oost-west richting lopen groenzones zodat de wijk is opgedeeld in vier kwadranten, ieder met een eigen uitstraling. In de rand langs de Grootstalselaan staan drie appartementengebouwen van 7 tot 8 lagen. Op de hoek Hatertseweg/Grootstalselaan is een gebogen appartementencomplex gerealiseerd. Centraal in de wijk ligt nog een gestapeld project (wonen boven kinderopvang). Voor het overige alleen laagbouw met veel verschil in architectuur. De bestaande beeldbepalende beukenhaag rondom de wijk is gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0009.jpg"

In het begin van de eenentwintigste eeuw is het terrein van het ROC Techniek aan de Hatertseweg getransformeerd tot een compact woongebied met een combinatie van grondgebonden woningbouw en appartementen in een duidelijk onderscheidende architectuur.

Samenvattend treffen we de volgende ruimtelijke structuur aan in Grootstal, uitbreiding en vernieuwing vanaf jaren '90:

  • zuidelijk deel in vier kwadranten onderling gescheiden door centrale T-vormige groenzone;
  • noordelijk deel bedrijventerrein en complex nieuwbouwwoningen;
  • verkaveling overwegend in oostwest richting met uitzondering van bebouwing langs noordzuid groenzone;
  • deels omzoomd door beeldbepalende beukenhaag;
  • ieder deelgebied heeft z'n eigen architectuuruitstraling;
  • overwegend grondgebonden woningen van 2-3 lagen.

2.1.4.4 Goffert (Jonkerbos)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0010.jpg"

Tussen Goffert en Winkelsteeg ligt het Jonkerbos. Begin jaren '90 van vorige eeuw is hier het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis gerealiseerd. Gelijktijdig is ten zuidoosten tussen het ziekenhuis en de lintbebouwing aan de Hatertseweg een riante woonwijk in het bos gebouwd. Kenmerkend is het bosachtige karakter van de buurt door het behoud van volwassen bomen tussen de bouwblokken en langs de randen. Door het geknikte verloop van de straten ontbreken lange zichtlijnen en ontstaat een rustige, intieme woonomgeving. De bebouwing bestaat overwegend uit twee onder één kap woningen. In het noordelijk deel van dit woongebied is, rondom de gehandhaafde gebouwen van het Pensionaat Jonkerbosch, gestapelde woningbouw aanwezig in de vorm van appartementenblokken. Langs de Weg door Jonkerbos liggen enkele schoolgebouwen, een klein klooster, een fitnesscentrum en een garagebedrijf.

Samenvattend kan deze buurt Jonkerbos als volgt worden gekarakteriseerd:

  • riant wonen in het bos (overwegend tweekappers);
  • inpassing van aantal oude kloosterfragmenten, nu wonen;
  • langs Hatertseweg en Weg door Jonkerbos een aantal bovenwijkse voorzieningen.

2.1.4.5 Hatert

De landelijke omgeving van het dorp Hatert werd in de jaren zestig getransformeerd tot een zelfstandige, groen omzoomde wijk.

2.1.4.5.1 Hatert-Zuid (wederopbouw, CIAM)

Hatert is een voorbeeld van een zeer wetmatig vormgegeven wijk conform de uitgangspunten van het CIAM. Kenmerkend voor de wijk de scheiding van functies, zoals wonen en winkels en de afwezigheid van bedrijventerreinen. De wijk is opgedeeld in kleinere eenheden door een centrale voorzieningenzone met wijk- en winkelcentrum, die de hoofdas in de wijk vormt en een carrévormige open groene zone waarin voorzieningen zoals kerken en scholen gelegen zijn. De ruimtelijke opzet van de wijk is gebaseerd op twee parochies met ieder een kerk, een school en een winkelcluster. Deze functies zijn diagonaal ten opzichte van elkaar in de wijk gesitueerd. Inmiddels is 1 kerk gesloopt en vervangen door een kleinere kerk en de andere kerk ingezet voor ander gebruik. De wijk is geheel orthogonaal (rechthoekig) verkaveld. Bij de woningbouw is sprake van een zogenaamde stempelverkaveling; een herhaling van identieke verkavelingspatronen van eengezinswoningen en bejaardenwoningen. De portiekflats zijn niet in dit stempelpatroon opgenomen maar staan in de groenzone (strokenverkaveling) of langs de randen van de wijk (Maas-Waalkanaal en landelijk gebied de Elshof).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0011.jpg"

Door woningbouw in de voorzieningenzone en wijzigingen in de wegenstructuur is de ruimtelijke opzet van de wijk enigszins vertroebeld. Op de kruising van de centrale as en de groenzone vormt het in 2011 gerealiseerde hoge woongebouw 'Hart van Hatert' een herkenningspunt dat ruimtelijk het hart van de wijk markeert. In de zuidelijke hoek van de wijk staat langs het Maas-Waalkanaal een 12 verdiepingen hoge galerijflat.

Naast de groenzone is er vooral langs de randen veel groen. Zeker door de ligging tegen het landelijk gebied de Elshof is er veel mogelijkheid voor recreatie. De ligging aan het Maas-Waalkanaal is met de recente realisering van Park Kanaalzoom ruimtelijk beter benut.

Samenvattend ziet de ruimtelijke structuur voor Hatert-Zuid (wederopbouw, CIAM) er als volgt uit:

  • scheiding van functies, royale opzet met veel licht, lucht en ruimte;
  • hiërarchische opzet van wegen, groen en voorzieningen;
  • geometrische compositie met diagonaal-symmetrische opzet;
  • centrale zone en groene carré met afwijkende bebouwing (voorzieningen en gestapeld wonen);
  • stempelverkaveling met veelal rijtjes woningen in twee lagen met plat dak;
  • groene rand langs Maas-Waalkanaal en Malderburchtstraat;
  • matige relatie met kanaal.

2.1.4.5.2 Hatert - Park Malderborgh

Het wigvormige gebied tussen de wijken Grootstal en Hatert is in de afgelopen jaren herontwikkeld tot Park Malderborgh. Op de locatie van het voormalige verzorgingshuis is daarbij een stedelijk bebouwingsensemble rondom een centrale vijverpartij gerealiseerd met vrijstaande appartementengebouwen en woon-zorggebouwen. De groene wig tussen Hatert en Grootstal maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Goffert-Elshof en daarom is gekozen voor een opzet met vrijstaande gebouwen in een parkachtige setting met een openheid richting het buitengebied.

De bebouwing is staat in eenzelfde richting als het rechthoekige patroon van Hatert, maar onderscheid zich van de stedenbouwkundige structuur van Hatert en Grootstal door de losse plaatsing, de massaopbouw (hoogbouw en urban villa's) en een geheel eigen architectuur. Langs de Grootstalselaan is een aantal hoogte-accenten geplaatst als tegenhanger van de drie woontorens aan de overkant in Grootstal.

2.1.4.5.3 Hatert-Noord (Edelstenenbuurt en Vossendijk)

De Hatertseweg verdeelt Hatert in twee delen. Het gebied ten noorden van de Hatertseweg heeft weliswaar grotendeels eenzelfde ruimtelijke opzet gekregen als de rest van de wijk. Echter door aanwezigheid van oude dorpsbebouwing, oude lintbebouwing én woonbuurten uit de jaren negentig heeft dit deel een meer gevarieerd bebouwingsbeeld.

Achter de lintbebouwing aan de Hatertseweg en Winkelsteegseweg is de Edelstenenbuurt, net als het merendeel van de wijk, rechttoe rechtaan verkaveld met een herhaling van woonbebouwing in strokenbouw. Het verschil met de rest van de wederopbouw in Hatert is dat er hier sprake is van rijenwoningen met een kap. De meeste differentiatie zit in het gedeelte bij de Vossendijk. Hier liggen volkstuinen en fragmenten van het voormalige dorp Hatert. Rondom huize Hatert is midden jaren negentig aan een groen plein een samenhangend woningbouwcomplex gerealiseerd met vrijstaande en twee onder één kap-woningen. Tegen het bosgebied van het voormalig landgoed Winkelsteeg is in dezelfde periode een gedifferentieerd buurtje gebouwd (dijkwoningen, patiobungalows, vrijstaande- en twee onder één kap woningen). Opvallend kan het hoge studentencomplex aan het kanaal genoemd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0012.jpg"

Samenvattend ziet de ruimtelijke structuur van de Edelstenenbuurt er als volgt uit:

  • Hatertseweg en Winkelsteegseweg met lintbebouwing;
  • twee woonbuurten met laagbouwwoningen in een strakke geometrische compositie.

Samenvattend ziet de ruimtelijke structuur van de Vossendijk er als volgt uit:

  • wonen in het groen (bungalows, villa's, tweekappers);
  • wonen aan het kanaal (dijkwoningen);
  • variatie in verkavelingswijze;
  • studentenflat aan kanaal;
  • volkstuinencomplex.

2.2 Archeologie

2.2.1 Archeologische uitgangsprincipes

Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie in belangrijke mate op behoud is gericht. Behoud, bij voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid terug.

De wens om archeologie in situ te behouden heeft verschillende achtergronden. Ten eerste het uitgangspunt dat de natuurlijke conservering de beste is, en ten tweede dat archeologie in zijn context begrepen moet worden. Een archeologische vondst, of het nu een voorwerp of een structuur is, is een drager van informatie, in relatie tot zijn omgeving. Het zal altijd iets kunnen zeggen over de lokale geschiedenis, vaak over de regionale geschiedenis en soms ook over de nationale geschiedenis of zelfs internationale geschiedenis. Archeologie zonder context heeft duidelijk aan waarde verloren.

Een derde uitgangspunt is de aanname dat toekomstige generaties mogelijk betere vormen van archeologisch onderzoek zullen hebben. Typerend voor gravend archeologisch onderzoek is dat het onderzoek het onderzoeksobject vernietigd: je kunt het maar eenmaal onderzoeken. Dit verklaart de nadruk op het goed documenteren van wat er tijdens het onderzoek aangetroffen wordt, zowel in het veld als nadien bij de uitwerking. Vandaar de hoop dat door nieuwe technieken dit mogelijk zal veranderen. Zouden we nu alles opgraven dan kan men later nooit meer onderzoek doen.

Een vierde en niet onbelangrijk punt is de economische kant van archeologisch onderzoek. Dit kan erg duur zijn, waardoor bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van een plan in het geding kan komen. Maatregelen om de bodem niet of maar beperkt te verstoren zijn dan ook economisch zinvol.

Archeologie geeft inzicht in de (lokale) geschiedenis en kan een belangrijke identiteitsdrager zijn. Het streven is om cultuurhistorische waarden, waaronder archeologie, mee te nemen bij inrichtingsplannen. Gebieden met een grote cultuurhistorische waarde hebben naast een grote leefbaarheid vaak ook een hogere economische waarde.

2.2.2 Rijksbeleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007) en de Erfgoedwet (1-7-2016).

2.2.3 Provinciaal beleid

De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.

De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden.

2.2.4 Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

2.2.5 Archeologie binnen het plangebied

Het plangebied ligt in een gebied met meerdere archeologische waarden. Het gaat daarbij om de waarde archeologie 0, de waarde archeologie 1, de dubbelbestemming waarde archeologie 2 en de dubbelbestemming waarde archeologie 3. Voor de waarden 1, 2 en 3 gelden de regels van het recent onherroepelijk geworden facetbestemmingsplan Archeologie (2014). Bij waarde 0 is er geen sprake (meer) van behoudenswaardige archeologie, hier zijn dan ook geen regels voor opgenomen.

Van de waarde 1 gebieden is de archeologische waarde van het gebied nog niet door onderzoek vastgesteld of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Een waarde 2 gebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Binnen het plangebied liggen enkele terreinen waarvan al langer de waarde vaststaat. Deze zijn beschreven in de catalogus van terreinen die bij de Nijmeegse Archeologische Beleidskaart hoort. Het gaat om de terreinen Z-11, Z-14 en Z-15. Daarnaast zijn er op basis van onderzoek een aantal terreinen toegevoegd of in waarde veranderd. Het gaat bij dat laatste om een aantal terreinen waar op basis van uitgevoerd archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden (meer) in de bodem aanwezig zijn of waar uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er juist wel archeologische waarden in de ondergrond aanwezig zijn. Het gaat om de onderzoeken Ma3 en Gu1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0013.jpg"

Afbeelding 5: uitsnede van de archeologische beleidskaart Nijmegen met aanduiding van de verschillende terreinen.

Terrein: Z-11. Heiweg

In 1937 werd in de hoek tussen de Heiweg en de Sint Annastraat een graf uit de prehistorie aangetroffen. Het graf bestaat uit de melding van een handgevormde pot. De kans is echter groot dat zich in de onmiddellijke omgeving van de vondst nog meer van dergelijke graven in de bodem bevinden.

Archeologisch belang van het terrein: In de urnenveldenperiode was het gebruikelijk om grote hoeveelheden graven te concentreren op een plek. De vondst op dit terrein van een graf uit deze periode maakt het dan ook zeer waarschijnlijk dat er zich in de directe omgeving nog meer graven bevinden. Het valt echter moeilijk in te schatten hoever het grafveld zich heeft uitgestrekt. De aanwezigheid van een grafveld uit deze periode in dit deel van Nijmegen is vrij uitzonderlijk want de meeste (bekende) graven bevinden zich op of rond de stuwwal. Het is dan ook van belang om dit grafveld goed in kaart te kunnen brengen en de precieze ligging, de omvang en de datering vast te kunnen stellen. Deze gegevens kunnen meer licht werpen op de relatie tot de al bekende grafvelden op de hogere plateaus in Nijmegen.

Terrein: Z-14. Malderburchtstraat

Bijna veertig jaar geleden werden bij rioleringswerkzaamheden in de Malderburchtstraat drie graven aangetroffen uit verschillende periodes. Het eerste graf, dat dateert uit de Midden-Bronstijd, bevatte twee zogenaamde Drakensteinurnen gevuld met crematieresten. Op één van de potten was een bodem van een derde pot als deksel gebruikt. Een tweede graf, uit de urnenveldenperiode (Late Bronstijd - Vroege IJzertijd), bevatte een pot waarin ook crematieresten zaten. Het derde graf dateert uit de Midden-Romeinse Tijd. Dit graf kan door de bijgaven nader gedateerd worden in de periode rond 200 na Chr. De crematieresten van de overledene bevonden zich in een vrij eenvoudige pot; daarnaast waren borden, een beker, een kruik en een munt meegegeven. Het aardewerken serviesgoed mag dan het graf in de periode rond 200 dateren, de munt is in 77/78 na Chr. geslagen. Deze is lang in omloop geweest voordat hij aan de dode in het graf werd meegegeven. Er zijn ook nog losse scherven en dakpanfragmenten aangetroffen uit de Midden-Bronstijd, de Midden-Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen (in dit geval een bodem van een pot uit 450-725 na Chr.). Dit wijst op het gebruik van dit terrein in deze tijden, maar het is onduidelijk of het bijvoorbeeld als akker of als woonplaats is benut.

Archeologisch belang van het terrein: De chronologische verscheidenheid van de vondsten geeft aan dat het terrein door de eeuwen heen veel gebruikt moet zijn. De meest concrete aanwijzingen voor het terreingebruik worden gevormd door de drie graven uit de Midden-Bronstijd, de urnenveldenperiode en de Romeinse Tijd. Omdat het in deze periodes gebruikelijk was om de doden niet geïsoleerd, maar in grafvelden bij te zetten, kunnen er bij toekomstige grondwerkzaamheden zeker meer graven verwacht worden. Van de omvang van de verschillende grafvelden kan op basis van deze vondsten nog niet veel gezegd worden. Het grafveld uit de urnenveldenperiode is wat dat betreft wellicht nog het minst onduidelijk. Dergelijke grafvelden bestonden vaak uit honderden graven, dus de kans is groot dat hier een aanzienlijk aantal graven uit die periode aangetroffen wordt. Grafvelden uit de Midden-Bronstijd en urnenveldenperiode zijn in Nijmegen eigenlijk alleen goed bekend op en rond de stuwwal. In beide perioden werden grafvelden vaak in de nabijheid van nederzettingen aangelegd. De mogelijkheid bestaat dus dat er in de omgeving ook sporen van een nederzetting aangetroffen worden. Het feit dat er op deze plek tweemaal een grafveld is aangelegd, werpt de vraag op of er hier wellicht sprake was van een in ritueel opzicht belangrijke plaats. In dat kader is het ook van belang om een nauwkeuriger datering voor beide grafvelden vast te stellen. Mogelijk is er een continuering waar te nemen. Ook in de nabijheid van het Romeinse grafveld mag een nederzetting verwacht worden. Omdat grafvelden in de Romeinse Tijd liefst langs een weg werden gesitueerd, kan in de directe omgeving ook een weg liggen. Het in kaart brengen van zoveel mogelijk grafvelden en nederzettingen uit de Romeinse Tijd in de regio levert een duidelijker beeld op van de bevolkingsdichtheid en -spreiding. Daarnaast biedt het zicht op de economische en sociale structuur, en de mate van romanisatie binnen individuele bevolkingsgroepen en in de regio als geheel. Het aangetroffen graf kan gedateerd worden rond 200, maar nader onderzoek zal kunnen uitwijzen hoe lang het (verwachte) grafveld in gebruik is geweest, en welke ontwikkelingen daarbinnen zichtbaar zijn. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft het aan de zuidzijde van de Malderburchtstraat grenzende terrein buiten de gemeentegrenzen van Nijmegen vastgelegd als terrein met hoge archeologische waarde. Het terrein is daarmee feitelijk aanzienlijk groter dan alleen het Nijmeegse gedeelte.

Terrein: Z-15. Hatert

Hier bevindt zich de kern van het historische dorp Hatert, het landgoed Huize Hatert en een nederzetting uit de IJzertijd. Van het dorp is bovengronds bijna niets meer te zien, nadat het in de jaren zestig van de vorige eeuw overbouwd werd als nieuw stadsdeel van Nijmegen. Huize Hatert heeft wel de tand des tijds doorstaan. Het is gebouwd als een versterkte boerderij en zomerverblijf van een gegoede familie, in dit geval de familie Van der Haltert (Hautart) die hier al in de 14e eeuw bezittingen heeft. Delen van het nu nog bestaande huis, waaronder een deel van de Spijker, dateren uit de 14e eeuw. In 1992 werd rondom Huize Hatert door het Bureau Archeologie opgegraven voorafgaand aan de bouw van nieuwe huizen. Daarbij zijn onder meer funderingen gevonden die mogelijk tot de eerste aanleg behoorden van het versterkte huis. Bovendien werden sporen van een nederzetting uit de IJzertijd aangetroffen. Het gaat waarschijnlijk om het meest noordelijke deel van een nederzetting die zich verder naar het zuiden heeft uitgestrekt.

Archeologisch belang van het terrein: IJzertijd: Bij eerder onderzoek is een deel van een nederzetting uit de IJzertijd aangetroffen. Een belangrijk deel van deze nederzetting, die zich vermoedelijk verder naar het zuiden uitstrekte, is echter nog niet gezien. Onderzoek naar deze nederzetting is van belang om de omvang en een nauwkeuriger datering te kunnen bepalen. Uit deze periode zijn ten zuiden van de Waal, buiten de directe omgeving van de stuwwal, betrekkelijk weinig nederzettingen bekend. Voor de kennis van het nederzettingspatroon in de IJzertijd in dit deel van Nijmegen is nader onderzoek naar deze sporen van belang. Afhankelijk van de precieze datering van de nederzetting, kunnen in de omgeving van de nederzetting mogelijk ook graven verwacht worden.

Archeologisch belang van het terrein: Middeleeuwen: Huize Hatert is een van de weinige versterkte huizen die nog in Nijmegen bewaard zijn gebleven. Ook van de spijker (de toren) die als onderdeel van Huize Hatert nog bestaat, zijn er slechts enkele bekend in Nijmegen. Onderzoek op het terrein van Huize Hatert is belangrijk voor het vergroten van ons inzicht in de manier waarop de stad zich in ruimtelijk opzicht is gaan ontwikkelen. Het onderzoek naar Huize Hatert en de andere versterkte huizen in Nijmegen levert informatie op over de wijze van ontginnen en in cultuur brengen van het gebied rond de stad vanaf de 13e eeuw. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er nog gebouwresten zijn die mogelijk uit de 14e eeuw dateren. Ook de aangetroffen grachten dateren mogelijk al uit dezelfde periode. Veel is echter nog onduidelijk over het verdere verloop van deze resten en de plattegrond van het gebouw. Toekomstig onderzoek zal meer informatie moeten leveren over de omvang, de structuur en de bouwontwikkeling van dit versterkte huis.

Onderzoek Ma3

Het onderzoek Ma3 betreft een proefsleuvenonderzoek dat uitgevoerd is op het voormalige Circusterrein aan de Malderburchtstraat (WIldenberg J.J.A.J., 2008, Een proefsleuvenonder-
zoek op het voormalige circusterrein aan de Malderburchtstraat, gemeente Nijmegen. ABN briefrapport 15). Het onderzoek heeft nauwelijks sporen opgeleverd en vrijwel alle vondsten kwamen uit de bouwvoor. Alhoewel er enkele vondsten zijn die dateren van voor de 18e eeuw, het gros van de vondsten dateert vanaf de 18e eeuw en hangen samen met de boerderij 'De Del', het aangrenzende huis en de ontwikkelingen in de 20e eeuw zoals de geallieerde stelling uit het einde van WOII. De vindplaats heeft een matige kwaliteit waardoor geadviseerd werd om dit onderzoeksterrein vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Het bevoegd gezag archeologie heeft de rapportage beoordeeld (Nicasie M., 2017, Selectiebesluit Archeologie, Malderburchtstraat, Nijmegen d.d. 23-2-2017) en besloten om binnen de zone van het plangebied binnen archeologische waarde 2 deze waarde te behouden en de waardering van zone waarde 1 binnen het plangebied te veranderen in waarde 0.

Onderzoek Gu1

Het onderzoek Gu1 betreft een oud onderzoek bij de Heidebloemstraat en de Libellenstraat. Tijdens het onderzoek is 1 werkput aangelegd tot in de C-horizont. Hierbij zijn 1 paalspoor, 2 scherven en 2 metalen objecten aangetroffen. Alle archeologische resten kunnen in de recente perioden gedateerd worden. Dit onderzoek is nog niet uitgewerkt, maar vanwege de aard van de archeologische resten is dit onderzochte gebied ingeschaald in Waarde 0.

2.2.6 Benodigd onderzoek

Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden is gesteld, zodat een besluit genomen kan worden over hoe hiermee om te gaan bij de planrealisatie. De exacte eisen zullen pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen bekend zijn en welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen die als concrete plannen bekend moeten zijn.

In samenspraak met het bevoegd gezag kan bepaald worden welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden.

Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.

Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0014.png"

Afbeelding 6: Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.

2.2.7 Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet

Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11).

Deze melding kan ook worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

2.3 Cultuurhistorie

2.3.1 Cultuurhistorisch beleidskader
2.3.1.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

2.3.1.2 Gemeentelijk beleid
2.3.1.2.1 Monumentenverordening

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

2.3.1.2.2 Aandachtslijst Cultureel Erfgoed

De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Diverse gebouwen en objecten in Nijmegen Zuid staan op de aandachtslijst.

2.3.1.2.3 Nota Cultureel Erfgoed

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.

Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kunnen we niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0015.jpg"

Afbeelding 7: Kaart Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart 2012

Het betreffende bestemmingsplangebied valt binnen meerdere gebiedstypen van de cultuurhistorische beleidskaart. Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen gebiedstype 2, een gedeelte binnen gebiedstype 1.

Gebiedstype 2: In gebiedstype 2 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. In bestemmingsplannen wordt maatwerk toegepast ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden, indien sprake is:

  • a. cultuurhistorisch waardevolle structuren;
  • b. cultuurhistorisch waardevolle ensembles en zones.

Bij cultuurhistorisch waardevolle structuren gaat het om lijnvormige elementen, zoals bijvoorbeeld wegen, dijken, wallen, lanen en waterlopen.

Bij cultuurhistorisch waardevolle ensembles gaat het om plekken in het stadsweefsel, die van belang zijn vanwege de ruimtelijke samenhang tussen objecten en structuren met bijzondere historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden. Het betreft complexen, terreinen en gebieden met een herkenbaar karakter dat relatie houdt met de ontwikkelingsgeschiedenis en historische gelaagdheid van de buurt, wijk of stad.

Gebiedstype 1: Bij gebiedstype 1 gaat het om gebieden waarin cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig zijn. Bij ruimtelijke plannen wordt daarom alleen gestreefd naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Voor dit gebiedstype wordt in het bestemmingsplan een regeling met betrekking tot bescherming van cultuurhistorische waarden opgenomen, indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle structuren.

In paragraaf 2.3.3 worden per gebiedstype de cultuurhistorisch waardevolle structuren, en ensembles en gebieden beschreven. In paragraaf 2.3.4 wordt gemotiveerd op welke wijze de cultuurhistorische waarden van deze structuren, ensembles en gebieden worden geborgd.

2.3.2 Cultuurhistorische analyse

De cultuurhistorische analyse behorend bij dit bestemmingplan is ondergebracht in Bijlage 2 van deze toelichting.

2.3.3 Cultuurhistorische waarden

Op de cultuurhistorische waardenkaart die in het kader van dit bestemmingsplan is opgesteld zijn de diverse waardevolle cultuurhistorische elementen, structuren en gebieden aangeduid die aanwezig zijn in het plangebied. Het betreffen niet alleen monumenten en beschermde gebieden, maar ook niet-beschermd erfgoed, zoals opgenomen op de aandachtspandenlijst, waardevolle historische structuren en ensembles. Per legenda-item van de cultuurhistorische waardenkaart is hieronder een korte beschrijving opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0016.jpg"

Afbeelding 8: Kaart Cultuurhistorische waardenkaart

2.3.3.1 Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en objecten

Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en stadsbeeldobjecten zijn opgenomen in het Monumentenregister van de gemeente Nijmegen. Dit is onder andere te raadplegen via www.nijmegen.nl/monumenten.

De volgende rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en aandachtspanden liggen binnen het bestemmingsplangebied:

Rijksmonumenten  
Adres   Naam/omschrijving   Toelichting  
Vossenhof 40   Huis Hatert    

Gemeentelijke monumenten  
Adres   Naam/omschrijving   Toelichting  
Vossenlaan - Hatertseweg   60 maycretewoningen   1947  
Einsteinstraat 122   voormalige Hervormde, nu R.K. Pauluskerk   C. Nap & G.J.P. van Ede 1963-1964  

Aandachtslijst Cultureel Erfgoed  
Adres   Naam/omschrijving   Toelichting  
Angerensteinstraat   R.K. begraafplaats   De begraafplaats is idyllisch te noemen en wordt omgeven door een hoge gemetselde muur en door verschillende oude hagen. Een fraaie toegang met een dubbel smeedijzeren toegangshek leidt via een centraal pad naar een monumentaal calvariekruis onder een oude treurberk. De graven stammen uit de jaren vanaf de stichting van de begraafplaats tot heden. De begraafplaats, die nog altijd in gebruik is, is het enige overblijfsel van het 19e Rooms Katholieke leven in het dorp, en daarmee een waardevol en gaaf bewaard cultuurhistorisch element.  
Oostkanaaldijk 2 t/m 6   voormalige maalderij van P.F. Fleuren, fabriek met loskade en silo   Het complex bestaat uit het in 1950 aan de al bestaande Hatertse loswal gebouwde woonhuis plus maalderij en opslagruimte, ontworpen door architect H. van den Boogaard. Samen met het later toegevoegde pakhuis plus bedieningsgebouwtje voor de weegbrug vormt het een complex een typisch voorbeeld van kleinschalige industriële bedrijvigheid aan het kanaal.
Het hoofdgebouw is met oog voor detail ontworpen in de traditionalistische stijl van de Delftse school. Kenmerkend zijn de overstekende dakranden, de licht gebogen rollagen boven de in kleine ruiten onder- verdeelde vensters en de gebogen muurbeëindigingen. Opvallend zijn de grote glaspartijen in de tegenover elkaar liggende gevels van de dwarsgeplaatste vleugel, waardoor het licht bij een laagstaande zon dwars door het gebouw valt. Helaas heeft het huis bij de verbouwing in 1974 een aantal karakteristieke elementen verloren.  
Nieuwe Mollenhutseweg 91-63   dubbele boerderij   J. van Eldik 1935  

2.3.3.2 Scholen

Voorzieningen, als scholen, vormden vanuit de wijkgedachte een onlosmakelijk onderdeel van de naoorlogse wederopbouwwijken. De scholen zijn nog niet gewaardeerd. Om in de toekomst de waarde van de afzonderlijke scholen vast te kunnen stellen is een categoriaal onderzoek naar Nijmeegse schoolgebouwen uit de periode 1945-1970 noodzakelijk. Om deze reden zijn de naoorlogse scholen niet opgenomen in de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed.

Potentiële kandidaten voor een dergelijke waardestelling binnen het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid zijn:

  • Dr. Kuyperstraat 2-4
    • 1. Dubbele basisschool (de Vossenburcht) L.A. van de Bosch en J. Hendriks 1963
    • 2. Cultuurhistorische waarde: toonbeeld van de verzorgingsstaat in wording waarin onderwijs een speerpunt vormde; in typologisch opzicht een vernieuwend voorbeeld in de ontwikkeling van de scholenbouw.
    • 3. Architectonische waarde: typologisch vernieuwend voorbeeld van een dubbele patioschool in modernistische bouwtrant; van belang voor het oeuvre van architectenbureau L.A. van de Bosch en J. Hendriks.
    • 4. Stedenbouwkundige waarde: markant gesitueerd gebouw in ruime groenstructuur van een waardevolle woonbuurt
  • Hatertseweg 400
    • 1. LTS in opdracht van R.K. vakschool St. Joseph 1964-1966 J.D.A. Okhuijsen
    • 2. Cultuurhistorische waarde: toonbeeld van de verzorgingsstaat in wording waarin technisch onderwijs de lokale industrialisatiepolitiek moest ondersteunen. Herinnering aan het werk van de Stichting St. Josephscholen
    • 3. Architectonische waarde: goed en gaaf voorbeeld van een technische school in modernistische bouwtrant en van belang voor het oeuvre van de Nijmeegse architect J.D.A. Okhuijsen
    • 4. Stedenbouwkundige waarde: identiteitsbepalende ligging aan een doorgaande weg
2.3.3.3 Gebiedstype 2 - cultuurhistorisch waardevolle structuren

De historisch waardevolle structuren die in Nijmegen Zuid voorkomen binnen gebiedstype 2 bestaan uit historische wegen, cultuurhistorisch waardevolle zones en historisch waardevolle groenstructuren.

2.3.3.3.1 Historische wegen

In het na de Tweede Wereldoorlog sterk verstedelijkte plangebied getuigen de oudste, nog bestaande bebouwingslinten van de pre-stedelijke periode. Zij vormen een onderdeel van de vroegste wegenstructuur van voor 1850 en hebben daarmee een zeer hoge historisch-geografische waarde. Met de bijbehorende bebouwing, die uit verschillende perioden stamt, laten zij bovendien de historische gelaagdheid van het gebied zien en zijn daarom waardevol.

De bijbehorende bebouwing bestaat uit enkele boerderijen en arbeidershuisjes. Deze maken ook de sociaal-economische geschiedenis van het gebied zichtbaar.

De volgende historische structuren zijn van wezenlijk en onlosmakelijk belang voor het gebied en zijn historische ontwikkeling (Tranchot 1820):

  • St. Annastraat: oude toegangsweg vanuit het zuiden naar de stad. Aan beide zijden diverse soorten monumentale loofbomen van verschillende ouderdom.
  • Hatertseweg: ruime weg met monumentale linden en platanen aan weerszijden (ten westen van de Grootstalselaan nieuwe aanplant). Deze noordoost-zuidwest lopende weg, die de helling van de spoelzandwaaier volgt, de weg ligt in een ondiep smeltwaterdal en loopt geleidelijk richting het zuidwesten af.
  • St. Jacobslaan: oude noord-zuidverbindingsweg, in 2015 heringericht plus nieuwe bomen aangeplant.
  • Van Peltlaan: oude beklinkerde noord-zuidweg met aan weerszijden monumentale lindebomen.
  • Heiweg: oude oost-westverbinding met aan weerszijden monumentale bomen.
  • Grootstalselaan: oude oost-westverbinding met aan weerszijden monumentale bomen.
  • Oude Molenweg: oude, beklinkerde, oost-westverbinding met aan de noordzijde monumentale bomen.
  • Nieuwe Mollenhutseweg: oude noord-zuid lopende weg met aan weerszijden monumentale bomen.
  • Rentmeesterlaan: oude laan langs het voormalig landgoed Jonkerbos.
  • Vossenlaan: historische laan van het voormalig buurtschap St. Anna naar Hatert.
  • Angerensteinstraat: oude weg door het dorp Hatert met aan weerszijden platanen.
  • Historische verkaveling in het zuidelijk deel van Hatert, nu opgenomen in wegen. Het huidige stratenpatroon herinnert aan de vroege ontginningen ten zuiden van het dorp Hatert. Het noordwest-zuidoost gerichte verkavelingspatroon is nog goed herkenbaar in het stratenpatroon, en een aantal wegen ligt zelfs nog op dezelfde plaats.

2.3.3.3.2 Cultuurhistorisch waardevolle zones

Na de ontmanteling van de vestingwerken werden de hierboven genoemde historische uitvalswegen en landwegen geleidelijk bebouwd. De bebouwingslinten langs deze wegen vormen een kenmerkend onderdeel van de historische gelaagdheid van het bestemmingsplan Nijmegen Zuid. De historisch waardevolle ruimtelijke structuur en inrichting van deze zones bestaat uit bebouwingslinten die zich vanaf het einde van de negentiende eeuw geleidelijk ontwikkelden door de realisatie van vrijstaande en aaneengesloten panden langs de historische uitvalswegen en landwegen. De bebouwing biedt een afwisselend beeld van nog aanwezige boerderijen, kleine arbeiderswoningen en woningen gebouwd voor de middenklasse. Het straatbeeld is gevarieerd doordat de woningen in verschillende stijlperioden zijn gebouwd.

De woningen bestaan voornamelijk uit 1 à 2 bouwlagen met kap. Kenmerkend voor het straatbeeld zijn de voortuinen, die begrensd worden door lage muurtjes of hekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0017.jpg"

Van Peltlaan 271; individuele bebouwing langs historische uitvalsweg


afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0018.jpg"

Hatertseweg 182; oorspronkelijk agrarische bebouwing langs historische uitvalsweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0019.jpg"

Hatertseweg 209; oorspronkelijk arbeiderswoningen langs historische uitvalsweg

2.3.3.3.3 Cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren
  • 1. Bosperceel omsloten door Heiweg-Van Peltlaan-Einsteinstraat en St. Annastraat
    Dit gemengde bosperceel, begroeid met vooral grove den maar ook met beuk en eik, is één van de weinige overblijfselen in het plangebied die herinneren aan de Hatertse Heide, aan de periode waarin het gebied nog nauwelijks ontgonnen was en grotendeels uit woeste gronden bestond. De ondergrond vertoond het kleinschalige reliëf van de oorspronkelijke dekzandgronden en lijkt nooit geëgaliseerd.
    Op de kaart van Tranchot en Von Muffing (1820) wordt het gebied nog weergegeven als woeste heidegrond. Op latere kaarten is zichtbaar dat het perceel, op de huidige houten gebouwtjes na, nooit bebouwd is geweest.
    Gezien de grote schaal waarop het gehele plangebied vanaf de vijftiger jaren met de aanleg van de wederopbouwwijken is veranderd is het perceel een bijzonder overblijfsel van het pre-stedelijke landschap en heeft het daarom zeker cultuurhistorische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0020.jpg"

Bosperceel omsloten door Heiweg-Van Peltlaan - met reliëf zichtbaar op voorgrond

  • 2. Groenstructuur wederopbouwwijken
    Voor alle drie de naoorlogse wijken in het bestemmingsplan geldt dat de groenstructuur grotendeels gaaf bewaard is. Het groen, dat inmiddels na ruim een halve eeuw volgroeid is, is een onlosmakelijk onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp en daarmee van grote cultuurhistorische waarde. Het ruime groen biedt bovendien een tegenwicht aan de kleine woningen en draagt in positieve zin mee aan de belevingswaarde van de wijken.
    Het betreft:
    • a. Verkavelingsgroen in Grootstal en Hatert. Smalle stroken met een grote verscheidenheid aan heesters en volgroeide bomen die de buurt een groen karakter verlenen.
    • b. Buurtgroen in Grootstal, Hatertse Hei en Hatert. Ruime en brede groene zones die de bouwblokken omgeven, als onderdeel van de verkavelingsstructuur van de wijken. Het centrale, asymmetrische groene kruis in de wijk Hatert is op een aantal plaatsen bebouwd.
    • c. Randgroen rond Hatert: De groene gordel die Hatert omgeeft en het satellietkarakter van deze wijk benadrukt is nog grotendeels intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0021.jpg"

Grootstal; volgroeid verkavelingsgroen

2.3.3.4 Gebiedstype 2: Cultuurhistorisch waardevolle ensembles

In Nijmegen Zuid komt binnen gebiedstype 2 een aantal ensembles voor dat vanwege de historisch-ruimtelijke structuur en opbouw, door de markante ligging binnen het stadsweefsel en/of door de hoge beeldwaarde een belangrijke bijdrage levert aan de eigenheid en de uitstraling van het bestemmingsplangebied. Het betreft de volgende ensembles:

2.3.3.4.1 Landgoed Grootstal

Hoewel het landgoed Grootstal zich voor het overgrote deel op Heumens grondgebied bevindt is de groene zone op Nijmeegs grondgebied te beschouwen als onderdeel van het landgoed Grootstal en wordt het hier daarom als waardevol cultuurlandschap gewaardeerd.

De monumentale oprijlaan is, als onderdeel van het landgoed, van grote cultuurhistorische waarde. De onbebouwde akker- en weidegronden aan de Grootstalselaan zijn eveneens onderdeel van het landgoed en daarmee van grote cultuurhistorische waarde. Het landgoed Grootstal is immers altijd een agrarisch bedrijf geweest, daar horen landbouwgronden bij.

Bovendien zorgt het feit dat deze gronden grotendeels onbebouwd zijn ervoor dat er vrij zicht is op het landgoed en de belevingswaarde ervan daardoor wordt vergroot.

2.3.3.4.2 Wederopbouwbuurten

De wederopbouwbuurten in het bestemmingsplangebied vormen een belangrijk onderdeel van de Nijmeegse geschiedenis; een groot deel van de naoorlogse stad is volgens de modernistische principes van de wederopbouwarchitectuur, veelal als stempelwijken, gebouwd. De wijken in het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid zijn stuk voor stuk grotendeels gaaf bewaarde voorbeelden van dergelijke wijken en daarmee van bijzondere cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde.

Met name de ruime opzet van de buurten, waarin een grote rol voor het groen is weggelegd, gecombineerd met bijzondere verkavelingsstructuren en het bouwen voor verschillende doelgroepen wordt in alle drie de wijken gewaardeerd. In Hatertse Hei wordt tevens de architectuur van twee buurten gewaardeerd.

Op verschillende plaatsen in de wederopbouwbuurten is deze in stedenbouwkundig opzicht waardevolle groenstructuur bebouwd en daardoor aangetast. Bij toekomstige ontwikkelingen kan gestreefd worden naar herstel van deze structuren.

  • a. Hatertse Hei

De wijk is als naoorlogs sociaal woningbouwcomplex een kenmerkend onderdeel van de historische gelaagdheid van het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid. De historisch waardevolle ruimtelijke structuur en inrichting van dit ensemble bestaat uit:

  • Hofjesbuurt Imkerstraat e.o.: 279 woningen (192 middelhoog en 87 laag) en 46 garages (Kolping / Talis door J.G. Deur en C. Pouderoyen) 1955-1957.
  • Hofjesbuurt Koolwitjesbuurt e.o.: 96 portiekwoningen, 12 senioren woningen en 48 torenflatwoningen / sterflat (A. van der Kloot 1956-1958).
  • Cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de bestrijding van de naoorlogse woningnood, met een voor het toenmalige Nijmegen grootschalig en deels typologisch innovatief karakter; als typologisch goed voorbeeld van een gemengd complex met sociale en particuliere woningbouw en een grote variatie aan woningtypen voor de hele levenscyclus en verschillende gezinssamenstellingen (wijk- / parochiegedachte).
  • Architectuurhistorische waarde als herkenbaar en grotendeels gaaf voorbeeld van een woningbouwcomplex in traditionalistische bouwtrant, met bijzondere ontwerpkwaliteiten in het ambachtelijk materiaalgebruik en bijzondere ornamentiek gevelbeeld, detaillering en gebouwtypologie. Als representatief en belangrijk werk van het architectenbureau J.G. Deur & C. Pouderoyen enerzijds en architect A. van der Kloot anderzijds; het complex is van belang voor de lokale architectuurgeschiedenis.
  • Stedenbouwkundige waarde: beide buurten vormen een waardevol onderdeel van een schil van vroeg naoorlogse woonbuurten in traditionalistische stijl rond de vooroorlogse stad en zijn een uitdrukking van het typisch Nijmeegse uitgangspunt in de 50er en 60er jaren om een buurt op te bouwen uit verschillende woonbuurten met een eigen karakter. Er is sprake van gevarieerde en innovatieve wijzen van verkavelen (hof, stroken en haken) met eerbiediging van de menselijke maat. De hoge sterflat aan de Heidebloemstraat vormt een bijzonder landmark in de wijk en is een vroeg en goed bewaard voorbeeld van een voor die tijd vernieuwend type bouwwerk dat in de decennia die volgden in veel Nederlandse steden werd gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0022.jpg"

Hatertse Hei Imkerstraat e.o.; zorgvuldige traditionalistische architectuur, met oog voor detail

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0024.jpg"

Hatertse Hei Koolwitjeshof e.o.; ruim opgezette buurt met veel groen, gebouwd volgens de wijkgedachte met woningen voor verschillende doelgroepen

  • b. Grootstal

De wijk is als naoorlogs sociaal woningbouwcomplex een kenmerkend onderdeel van de historische gelaagdheid van het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid. De historisch waardevolle ruimtelijke structuur en inrichting van dit ensemble bestaat uit:

  • Einsteinstraat, Marie Curiestraat, Celsiusstraat, Edisonstraat, Copernicusstraat e.o.
    • 1. 726 woningen, 7 winkels, 4 bedrijfsruimten en garages (E.F. Groosman 1957-1958).
    • 2. Cultuurhistorische waarde: uitdrukking van de geïntensiveerde strijd tegen de woningnood: met een voor Nijmegen grootschalig, bouwtechnisch vernieuwend en modernistisch karakter. Een voorbeeld van een complex sociale woningbouw met voorzieningen en een grote variatie aan woningtypen voor de hele levenscyclus en verschillende gezinssamenstellingen (wijk-/parochiegedachte).
    • 3. Stedenbouwkundige waarde: de wijk is een karakteristieke uitdrukking van het typisch Nijmeegse uitgangspunt in de 50er en 60er jaren om een wijk omwille van verscheidenheid, menselijke maat en identiteit op te bouwen uit enkele woonbuurten met elk een eigen architectonische karakteristiek en verschijningsvorm. De wijk heeft een goed doordachte stempelverkaveling met een open en groen stadsbeeld.
  • Gausstraat e.o.
    • 1. 270 woningen, 6 winkels en garages (H. Maaskant 1958-1960).
    • 2. Cultuurhistorische waarde: uitdrukking van de geïntensiveerde strijd tegen de woningnood: met een voor Nijmegen grootschalig, bouwtechnisch vernieuwend en modernistisch karakter; als goed voorbeeld van een complex sociale woningbouw met buurtvoorzieningen en gevarieerde woningtypen voor de hele levenscyclus en verschillende gezinssamenstellingen (wijk-/parochiegedachte).
    • 3. Stedenbouwkundige waarde: zuivere uitdrukking van de wijkgedachte, een gedifferentieerde buurtgemeenschap in een open stadsbeeld; als karakteristieke uitdrukking van het typisch Nijmeegse uitgangspunt in de 50er en 60er jaren om een wijk omwille van verscheidenheid, menselijke maat en identiteit op te bouwen uit enkele woonbuurten met elk een eigen architectonische karakteristiek en verschijningsvorm; vanwege de goed doordachte verkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0025.jpg"

Hatert, Gausstraat e.o.: ruim opgezette buurt met veel groen

  • c. Hatert

De wijk is als naoorlogs sociaal woningbouwcomplex een kenmerkend onderdeel van de historische gelaagdheid van het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid. De historisch waardevolle ruimtelijke structuur en inrichting van dit ensemble bestaat uit:

  • Diverse woonbuurten uit de periode 1962-1967 naar ontwerpen van de architecten E.F. Groosman, A. Bodon, W.H. Verschoor, R.G. Rodenburg en G.H.M. Holt in opdracht van Portaal, Talis en Mr. ten Hagen, gerangschikt rond twee parochiecentra en één centraal voorzieningenhart.
    • 1. Cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de geïntensiveerde strijd tegen de naoorlogse woningnood, met een voor het toenmalige Nijmegen grootschalig, bouwtechnisch vernieuwend en modernistisch karakter (pionierskarakter voor de volkshuisvesting); als meest exemplarisch voorbeeld van een totale wijkopzet conform de wijk- / parochiegedachte.
    • 2. Stedenbouwkundige waarde vanwege de overzichtelijke en gaaf bewaarde hoofdopzet met een diagonaal spiegelsymmetrische aanleg rond een binnenring met een strikte scheiding van functies en een open stadsbeeld met een groene dooradering; als karakteristieke uitdrukking van het typisch Nijmeegse uitgangspunt in de jaren vijftig en zestig om een wijk omwille van verscheidenheid, menselijke maat en identiteit op te bouwen uit enkele woonbuurten met elk een eigen architectonische karakteristiek en verschijningsvorm.

2.3.3.5 Gebiedstype 1 cultuurhistorisch waardevolle structuren

In het plangebied Nijmegen Zuid liggen binnen gebiedstype 1 meerdere cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen. Een aantal herinnert aan verschillende perioden uit het verleden van het voormalige dorp Hatert. Gezamenlijk maken zij de gedeeltelijk nog intacte pre-stedelijke historisch-ruimtelijke structuur van Hatert zichtbaar en vanwege de hoge beeldwaarde leveren zij een belangrijke bijdrage aan de eigenheid en uitstraling van dit deel van het bestemmingsplangebied. Bovenal maken zij door hun historische gelaagdheid en hun onderlinge samenhang de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied zichtbaar en beleefbaar, en verlenen zo een meerwaarde aan dit deel van het bestemmingsplangebied.

Het gaat om de volgende historisch waardevolle structuren en elementen:

  • De historische Vossendijk (tegenwoordig Vossenhof genaamd):
    Deze gebogen weg, die langs Huize Hatert loopt, stamt van voor 1820. Als centrale weg waarlangs de vroegste bebouwing is ontstaan is deze weg een structuur met een hoge historisch-geografische waarde. De dijk is vernoemd naar Petrus Vos, leenheer van Huize Hatert. De verbreding ter hoogte van Huize Hatert duidt waarschijnlijk op een vroegere brink die werd gebruikt voor het drijven van schapen en ander vee in het dorp.
  • Overblijfselen van de historische laan, vanaf de Oostkanaaldijk richting het landgoed De Winkelsteeg:
    Het grootste deel van deze kaarsrechte historische laan staat al op de kaart van Tranchot en Von Muffling (1820). Vlak na 1900 is de laan doorgetrokken tot aan de Oostkanaaldijk. Omdat er aan weerszijden van de laan monumentale tamme kastanjebomen staan is deze cultuurhistorisch waardevolle structuur goed herkenbaar in het landschap.
  • Historische parcellering:
    Om Huize Hatert is in de negentiger jaren van de vorige eeuw een kleine nieuwbouwwijk gebouwd. Hierbij is de perceelindeling van voor 1832 intact gebleven. Deze cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur maakt de geschiedenis van het dorp Hatert zichtbaar en is grotendeels goed herkenbaar door het (aangeplante) groen.
  • Het versterkte Huize Hatert plus bijbehorend historisch perceel:
    Het huis zelf is beschermd als rijksmonument. Het huis ligt tamelijk vrij, omgeven door een ruim perceel dat door groene hagen is afgescheiden van de omgeving. Huis plus bijbehorend eeuwenoud perceel vormen samen een cultuurhistorisch waardevolle structuur. Aan de voorzijde van het huis is niet gebouwd waardoor het zicht op het monument niet wordt belemmerd en de belevingswaarde ervan wordt vergroot.
  • Direct ten westen van Huize Hatert liggen twee percelen die al voor 1820 in deze vorm bestonden en die nu bebouwd zijn met twee boerderijen uit de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw. Op de percelen hebben oudere boerderijen gestaan. Met de ver van de straat geplaatste bebouwing en de ruime tuinen met volgroeide hagen en bomen herinneren deze cultuurhistorisch waardevolle structuren aan de agrarische geschiedenis van het voormalige dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0026.jpg"

Hatert, Vossenhof 46; voormalig agrarische bebouwing op historisch perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0027.jpg"

Hatert, Vossenhof 49; achtergevel voormalige bakkerij Kouwenberg met reclametekst

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0028.jpg"

Hatert, historische laan richting landgoed De Winkelsteeg

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0029.jpg"

Hatert, vrij zicht op Huize Hatert

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0030.jpg"

Hatert, voormalige maalderij van P.F. Fleuren

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0031.jpg"

Hatert, bouwtekening voormalige maalderij van P.F. Fleuren

2.3.4 Cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan
2.3.4.1 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en objecten

Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn beschermd via de Monumentenwet/Monumentenverordening. Voor deze objecten is een bestemming opgenomen die een passende functie mogelijk gemaakt. Bij monumenten zijn uitbreidingsmogelijkheden zoveel mogelijk afgestemd op de beschermde waarden en kwaliteiten. Bovendien is voor rijks- en gemeentelijke monumenten een maximaal toegestane nok- en goothoogte vastgelegd, conform de bestaande situatie. Vergunningvrij bouwen is niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.

De gemeente Nijmegen heeft besloten om behoud van cultuurhistorische waarden van niet-beschermde panden niet te regelen middels het bestemmingsplan. Dit betekent dat in dit bestemmingsplan geen specifieke regels zijn opgenomen die gericht zijn op de bescherming van cultuurhistorische waardevolle niet-beschermde panden en objecten en van panden en objecten die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed staan. De gebouwen en objecten op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed zijn veelal wel karakteristiek voor een buurt of wijk en voor de identiteit van Nijmegen. Daarom wil de gemeente Nijmegen deze gebouwen en objecten behouden. Herbestemming en hergebruik is daarom belangrijk. Bij ontwikkelingen zal herbestemming uitgangspunt moeten zijn. Daarom is opname en vermelding in het bestemmingsplan wel belangrijk. Bij herontwikkeling van industrieel erfgoed zal cultuurhistorie één van de uitgangspunten moeten zijn. Indien er sprake is van herontwikkeling zal een nadere cultuurhistorische analyse en waardering van de gebouwen nodig zijn.

2.3.4.2 gebiedstype 2 - cultuurhistorisch waardevolle structuren

Het behoud van de historische wegenstructuur (vóór en na 1850) in het plangebied wordt geborgd door de betreffende gronden te bestemmen als weg. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op het historisch beloop van deze wegen.

Voor historisch waardevolle groenstructuren die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur wordt in dit bestemmingsplan geen specifieke aanduiding opgenomen. Bescherming van deze groenstructuren is adequaat geregeld middels het gemeentelijk groenbeleid.

Het bestemmingsplan Nijmegen Zuid voorziet niet in regels die gericht zijn op de bescherming van de pre-stedelijke parcellering. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar het behoud van persistente perceelsgrenzen, alsmede naar een versterking van het daarvan afgeleide stedenbouwkundig patroon.

2.3.4.3 gebiedstype 2 - cultuurhistorisch waardevolle ensembles en zones

In gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart zal de samenhang tussen structuren en historische bebouwing herkenbaar moeten blijven. Dit kan in het bestemmingsplan geregeld worden door de kenmerken van de historische bebouwing vast te leggen, zoals de ligging op het perceel, de mogelijkheden voor aan- en bijgebouwen en de locaties van tuinen. De bestaande situatie heeft als basis gediend bij het leggen van de bestemmingen, waarbij cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk zijn geborgd door maatwerk toe te passen bij het leggen van reguliere bestemmingen (Groen, Tuin en Verkeer). Bovendien is maatwerk toegepast bij het toekennen van bouwvlakken, met als doel om het ruimtelijk beeld te handhaven.

Bescherming van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten die onderdeel uitmaken van cultuurhistorisch waardevolle ensembles is geregeld middels de monumentenverordening. Handhaving van monumentale en karakteristieke bomen is geregeld middels het gemeentelijk groenbeleid. Wat betreft de stedenbouwkundige waarden van de wederopbouwwijken Hatertse Hei, Grootstal en Hatert zorgen we, gezien de ligging in gebiedstype 2, voor een verankering in het bestemmingsplan op basis van het bestaande stedenbouwkundig plan en de bestaande bouwmassa's. De reguliere bestemmingen Tuin en Groen dragen bij aan het behoud van het ruimtelijk beeld.

2.3.4.4 gebiedstype 1 - cultuurhistorisch waardevolle structuren

Het behoud van de historische wegenstructuur (vóór en na 1850) in het plangebied wordt geborgd door de betreffende gronden te bestemmen als weg. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op het historisch beloop van deze wegen.

Het behoud van de vorm van de historische Vossendijk (nu gedeeltelijk de naam Vossenhof dragend), met overblijfselen van een oude brink, wordt geborgd door het toekennen van de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorische waarden' aan dit wegtracé. Op dezelfde wijze wordt de historische, onverharde laan met laanbeplanting, vanaf de Oostkanaaldijk richting het landgoed De Winkelsteeg, beschermd.

Voor historisch waardevolle groenstructuren die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur wordt in dit bestemmingsplan geen specifieke aanduiding opgenomen. Bescherming van deze groenstructuren is adequaat geregeld middels het gemeentelijk groenbeleid.

Het bestemmingsplan Nijmegen Zuid voorziet niet in regels die gericht zijn op de bescherming van de pre-stedelijke parcellering. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar het behoud van persistente perceelsgrenzen, alsmede naar een versterking van het daarvan afgeleide stedenbouwkundig patroon.

2.4 Beeldkwaliteit

2.4.1 Inleiding

Met de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit 2014 geeft de gemeente aan de kwaliteit en samenhang van het stadsbeeld te willen behouden en versterken. Het beeldkwaliteitbeleid is er op gericht herkenbare en onderscheidende gebiedsontwikkelingen te stimuleren en bestaande identiteiten van Nijmegen te behouden en benutten. Daarnaast wordt er een hoge kwaliteit geambieerd in de gebieden die het meest van invloed zijn op het beeld van de stad.

Het begrip beeldkwaliteit is verbonden met de mate waarin we een positief of negatief beeld van onze omgeving hebben. Hierbij spelen aspecten als herkenbaarheid, identiteit, de structuur (vorm en compositie) en de betekenis van een plek een belangrijke rol. Als een omgeving of gebouw een slechte indruk achterlaat kunnen we spreken van een lage beeldkwaliteit. Er is sprake van een hoge beeldkwaliteit wanneer een straat, plein of gebouw een positieve indruk oproept. De belevingswaarde van een gebouw of plek is meer dan alleen het uiterlijk aanzien. De belevingswaarde van een gebied wordt ook sterk bepaald door de mensen en hun activiteiten, zoals een voetbalveldje met spelende kinderen, de levendigheid van een markt of de stilte van een verlaten plein in de vroege ochtenduren. In de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit zijn de ambities voor wat betreft de beeldkwaliteit van de stad vertaald in criteria voor bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen.

2.4.2 Toetsingsniveaus

De gemeente heeft een verantwoordelijkheid als het gaat om de beeldkwaliteit van de stad. Hierbij zal zij haar aandacht voornamelijk richten op die gebieden die van belang zijn voor de stad als geheel. Hier zal meer kwaliteit worden verlangd van ontwerpers en opdrachtgevers. In veel woongebieden ligt de verantwoordelijkheid voor de beeldkwaliteit voor een deel bij de bewoners zelf. De inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte is in hoofdzaak een taak van de overheid, maar waar het gaat om het bouwen aan en om de eigen woning, heeft de eigenaar de verantwoordelijkheid om er iets goeds van te maken. De gemeente onderscheidt bij de ruimtelijke ontwikkeling van de stad vier zogenaamde toetsingsniveaus: bijzonder, aandacht, luw en vrij. In het gebied Nijmegen Zuid zijn de toetsingsniveaus bijzonder en luw van toepassing. In gebieden waar een bijzonder toetsingsniveau geldt, zal de gemeente een meer actieve rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. Er zullen ook hogere eisen worden gesteld aan initiatieven en bouwplannen van derden. In gebieden waar een luw toetsingsniveau van kracht is, zullen minder strenge eisen worden gesteld aan bouwplannen. Er wordt wel gewaakt voor achteruitgang en verlies van bestaande ruimtelijke kwaliteiten.

Het bijzonder toetsingsniveau is van toepassing langs de doorgaande hoofdwegen Hatertseweg, St. Annastraat, Weg door Jonkerbos en Grootstalselaan vanwege de belangrijke positie in de structuur van de stad. Ook voor de adressen, die een ruimtelijk - visuele relatie hebben met het Maas-Waalkanaal en de stadsrand (de Elshof) geldt het bijzondere toetsingsniveau. De verspreid liggende monumenten (zoals Huize Hatert en de Maycrete-woningen) vallen onder het bijzondere toetsingsniveau vanwege hun cultuurhistorische waarde. Op de overige delen van het plangebied is het luwe toetsingsniveau van kracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0032.jpg" Afbeelding 9: Kaart Toetsingsniveaus

2.4.3 Bouwstenen

In Nijmegen komen samenhangende ruimtelijke eenheden voor met eigen beeldkenmerken. Dit kunnen bijvoorbeeld buurten, wijken of kleinere ensembles zijn. Om de eenheden te kunnen benoemen, is het begrip bouwstenen geïntroduceerd. In het plangebied zijn de volgende bouwstenen herkenbaar:

  • H2 Historische bebouwingslinten en dorpskernen (b.v. Heiweg en oude kern Hatert)
  • W2 Tuinwijk (de traditionele naoorlogse wederopbouwgebieden)
  • W3 Gemengde bebouwing
  • W5 Naoorlogse stempelwijken (grote delen van Grootstal en Hatert)
  • W7 Stadsvernieuwing en inbreidingslocaties (Emancipatiebuurt in Jonkerbos)
  • W8 Woongebieden en stedelijke verdichtingen vanaf 1990 (Nieuw Hatert, woonbuurt Vossendijk)
  • V1 Voorzieningen (bv. voorzieningenzones in Hatert)
  • B1 Werkgebieden (bedrijvencluster Hatertseweg/Marie Curiestraat)
  • G1 Gebouwen en complexen in het groen (scholencluster langs Hatertseweg, park Malderborgh)
  • G2 Sport- en recreatieterrein (volkstuinen Hatert)
  • G3 Groen- en buitengebieden

Voor de hele stad zijn in beginsel de algemene beeldkwaliteitscriteria uit de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit van toepassing. Voor de specifieke gebiedstypen (de bouwstenen) zijn tevens specifieke gebiedsgerichte toetsingscriteria van toepassing; de bouwsteencriteria.

Voor de wijk Hatert is in 2006 in het bestemmingsplan bij de grondgebonden woningen uit twee lagen, een derde woonlaag mogelijk gemaakt. Om te zorgen dat deze derde laag de sterke samenhang binnen de oorspronkelijke woningen niet teveel zal verstoren zijn voor de dakopbouwen in deze wijk zogenaamde trendsetters ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0033.jpg"

Afbeelding 10: Kaart Bouwstenen

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit tot 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor de topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.

Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Het kabinet heeft in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Hiervan zijn 13 onderwerpen van 'nationaal belang' afgeleid, waarvoor centrale sturing nodig wordt geacht en waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en haar bevoegdheden wil inzetten. In vergelijking met eerder rijksbeleid wordt veel aan lagere overheden overgelaten. Planologische besluiten worden niet meer preventief getoetst op de naleving van nationale normen tenzij het de directe belangen van Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van EL&I inzake weg- en waterbeheer, defensieterreinen, rijksinpassingsplannen voor energie-infrastructuur betreft.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere planologische kernbeslissingen (pkb's) en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • Electriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereserving parallelle Kaagbaan.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Recent is er aan artikel 3.1.6 van het Bro een nieuw lid toegevoegd met als doel om buiten twijfel te stellen dat aan het stellen van regels in onder andere een bestemmingsplan slechts ruimtelijke ordeningsmotieven ten grondslag mogen liggen, en dus geen economische gronden.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0034.png"

Afbeelding 11: Ladder voor duurzame verstedelijking

Dit plan voorziet niet in nieuw stedelijke ontwikkelingen waarvoor de Ladder doorlopen moet worden.

Per 1 juli 2017 treedt de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking in werking. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • geen tredes meer;
  • alleen bij buitenstedelijke ontwikkelingen geldt een uitgebreide Laddermotivering
  • geen dubbele Laddertoets meer: doorschuiven Laddertoets naar uitwerkings- of wijzigingsplan is mogelijk.
3.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden via een koninklijk besluit. In dit wetsvoorstel (de Wabo) worden de toestemmingen samengevoegd die nodig zijn als een burger of een bedrijf op een bepaalde plek iets wil gaan slopen, (ver)bouwen, oprichten of gaan gebruiken. Het moet daarbij gaan om plaatsgebonden activiteiten die op een of andere manier van invloed zijn op de fysieke leefomgeving. Daartoe zijn circa 25 vergunningen, ontheffingen en meldingen (toestemmingen) op het gebied van ruimte, bouwen, milieu, natuur en monumenten geïntegreerd tot één omgevingsvergunning. Dit heeft geleid tot de invoering van één loket, één (digitaal) aanvraagformulier, één bevoegd gezag (één aanspreekpunt), één uniforme en in het algemeen ook kortere procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. De samenvoeging heeft geleid tot een omvangrijke vermindering van het aantal toestemmingen en een daarmee overeenkomende vermindering van administratieve lasten.

Het bij deze wet behorende Besluit omgevingsrecht (Bor) is met ingang van 1 november 2014 gewijzigd. Door deze wijziging is de regeling voor vergunningsvrij bouwen en de mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan (door middel van de zogenaamde kruimelgevallen-regeling), verder uitgebreid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland (december 2015) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.

Hoe draagt de provincie bij aan een toekomstbestendig Gelderland? De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland:

  • 1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek;
  • 2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  • 3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.' Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen.

Bij het maken van de Omgevingsvisie zijn vier majeure opgaven naar voren gekomen. Het gaat om opgaven die van belang zijn voor heel Gelderland, maar met name in specifieke regio's spelen en in hun aard juist multisectorale aspecten benadrukken. Wat daarbij opvalt is dat de stedelijke gebieden, vanwege de opgaven die daar actueel zijn, meer aandacht krijgen dan voorheen. De provincie ziet voor zichzelf hier een relatief grotere rol dan in de vorige omgevingsplannen. Het gaat daarbij om:

  • de economische kracht van de stedelijke netwerken (Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen en de Stedendriehoek);
  • de Gelderse corridor (de spoor-, weg- en waterverbinding tussen de Rotterdamse haven en het Ruhrgebied);
  • de versterking van de Veluwe als toeristisch aantrekkelijk natuurgebied;
  • de krimp van de bevolking in de Achterhoek.

Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  • past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  • hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

 

Als juridische basis gebruikt de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Met de voorgenomen actualisatie van de omgevingsvisie en -verordening in 2017 kan de provincie zelf een Regionaal Programma Bedrijventerreinen of Werklocaties (RPW) vaststellen, dit is alleen van toepassing indien een regio gezamenlijk niet tot (kwalitatief goede) afspraken komt over de programmering van bedrijventerreinen en/of kantoren en perifere detailhandel.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (december 2015). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

3.3 Regionaal beleid

Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie. Ook voor andere beleidsvelden blijft regionale afstemming in veel gevallen noodzakelijk.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2013, kansen voor ontwikkeling tot 2030

De Structuurvisie Nijmegen 2013 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en geeft de keuzes weer die de gemeente Nijmegen maakt in het ruimtelijk beleid. Met de Structuurvisie wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke ambities, die zijn vertaald in een uitvoeringsprogramma. De Structuurvisie kent een planhorizon van 10 jaar. De structuurvisie is een juridisch verplicht ruimtelijk instrument (Wet ruimtelijke ordening) en dient als basis voor het opstellen van ruimtelijke (bestemmings-)plannen. Maar het is ook een kompas, een inspiratiebron en ontwikkelingskader voor investeringen in wonen, infrastructuur en voorzieningen door gemeente en andere overheden, bedrijven, organisaties en inwoners.

Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de Structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de volgende speerpunten:

  • Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling;
  • Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven;
  • Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).

Onder het speerpunt Karakteristieke wijken is bij de ruimtelijke ambities aangegeven dat we in de bestaande wijken alleen nog woonmogelijkheden toevoegen als die iets toevoegen aan de wijk of buurt zoals woningen met zorg aan huis en ontmoetingsmogelijkheden. We zijn terughoudend met verdere inbreiding vanwege het belang dat we hechten aan groene ruimten, speelplekken en waterpartijen in een dichte stedelijke omgeving. In de bestaande stad is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de wijken met een voorraad aan verouderde sociale huurwoningen en sociaal-maatschappelijk kwetsbare bewoners. Ook zijn er voorzieningenharten en scholen gebouwd. Behalve in de Waalsprong, het Waalfront en Nijmegen CS worden de komende jaren geen grote woningbouwontwikkelingen voorzien. In de bestaande stad zetten we in op consolidatie van de bestaande kwaliteiten. Toch zijn ook hier specifieke plekken en gebieden aan te wijzen met een verouderde woningvoorraad, waar de komende jaren een transformatie nodig is. Zo zijn er in de stad verschillende gebieden aan te wijzen. In sommige wijken hebben we de ambitie om te investeren (ontwikkelen, transformeren), terwijl andere gebieden zich juist op eigen kracht verder kunnen ontwikkelen (consolideren).

3.4.2 Coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend

De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voortgezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen. Wij ondersteunen deze ondersteunen deze initiatieven, geven ruimte en leggen verbindingen.

Onze ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke woon- en groeistad blijft. Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Door een goede samenwerking met partners werken we aan een evenwichtige woningvoorraad in Nijmegen. Samen met hen pakken we de bouwopgave om Nijmegen in de toekomst te kunnen laten groeien voortvarend op, met prioriteit voor de Waalsprong en Waalfront. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de bestaande stad tot stilstand komt. Maar we gaan scherper beoordelen wat de toegevoegde waarde is van een project op basis van de criteria die door de Raad zijn vastgesteld: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium ontwikkeling en financieel.

Hoofdstuk 4 Functioneel beleidskader

4.1 Wonen

In het plangebied Nijmegen-Zuid staan in totaal 11.581 woningen en wooneenheden. Er staan 11.042 zelfstandige woningen in 2015. Er zijn 630 wooneenheden die allemaal vallen in de betaalbare huur categorie. Binnen de zelfstandige woningen zijn er huurwoningen (47%) en koopwoningen (53%).

In Nijmegen onderscheiden we een vijftal woonmilieus. De wijken Hatertse Hei en Hatert behoren tot het zogenaamde Stedelijk Compacte Woonmilieu. Dit betekent dat het een woonmilieu is met relatief veel etagewoningen (meer dan 40%), en/of bebouwing in een stevige dichtheid (meer dan 30 woningen per hectare).

Grootstal heeft een Stedelijk Grondgebonden Woonmilieu. Dit woonmilieu wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van minimaal 60% laagbouw en/of een dichtheid van minder dan 30 woningen per hectare.

4.1.1 Woonvisie Nijmegen 2015-2020; Samen werken aan goed wonen

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2015-2020, Samen werken aan goed wonen! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020.

Belangrijke onderleggers voor de nieuwe woonvisie zijn de in 2014 vastgestelde nota's "De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020" en het "Planningskader wonen met zorg 2014".

Binnen de nieuwe woonvisie worden de volgende ambities neergelegd voor Nijmegen:

We willen dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.

De opgaven op het terrein van wonen liggen op verschillende terreinen:

  • Betaalbaarheid;
    De betaalbaarheid is zeer actueel. Kern vormt de stagnerende inkomensontwikkeling aan de ene kant en de gestegen woonlasten aan de andere kant. Het doel is de betaalbaarheid te verbeteren. Het aantal betaalbare huurwoningen zal voor Nijmegen de komende jaren moeten toenemen.
  • Woningbouwopgave;
    Uitgangspunt is maximaal voorzien in behoefte op basis van recente prognoses en de actuele ontwikkelingen op de lokale markt. Waalsprong en Waalfront hebben daarbij prioriteit voor uitbreidingsopgave.
  • Verduurzaming van de woningvoorraad;
    Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten.
  • Wonen met zorg en service;
    Dit thema wordt steeds belangrijker. Ten eerste woont onze ouder wordende bevolking steeds langer zelfstandig en ten tweede is de extramuralisering van de zorg een voortgaand proces. Beide trends voeden de opgave om meer combinaties van wonen en zorg in de wijken te realiseren.
  • Kwaliteit van wijken;
    We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders.
  • Kamerbewoning; veilig en leefbaar;
    Voor de verdere ontwikkeling van Nijmegen als kennisstad is een goede (particuliere) kamermarkt een randvoorwaarde.
  • Doelgroepen;
    Het woonbeleid richt zich traditioneel op de klassieke volkshuisvestingsopgave: betaalbaar wonen voor mensen met lage inkomens. Maar er worden verschillende doelgroepen onderscheiden: ouderen, jongeren en starters, vergunninghouders en kwetsbare groepen, expats en woongroepen. Hier worden specifieke afspraken over gemaakt.
4.1.2 Wonen en zorg

Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Ook voor mensen met een zwaardere zorgvraag (beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd.

Als gevolg van vergrijzing en het ingezette rijksbeleid ten aanzien van de extramuralisering van zorg is er op 11 februari 2014 een nieuw planningskader voor wonen met zorg vastgesteld. Dit planningskader geeft informatie over woningcategorieën en de benodigde aantallen woningen per woonservicegebied. Het is tevens een richtlijn voor het plannen van toekomstige huisvesting voor zorgbehoevenden in Nijmegen.

In het planningskader wonen en zorg zijn zogenaamde woonservicegebieden (zie Bijlage 3) aangewezen om de woning- en zorgbehoefte in beeld te krijgen. Deze indeling komt overeen met de indeling van de zogenaamde sociale wijkteams. In Stadsdeel Nijmegen Zuid zien we de woonservicegebieden Hatert en Hatertse Hei/Grootstal terug. In dit gebied zijn diverse levensloopgeschikte en zorgwoningen1 aanwezig. Volgens het planningskader blijkt er nog een tekort aan geschikte woonvormen voor ouderen, zoals ook beschermd wonen en verzorgd wonen. We anticiperen op meer combinaties van wonen en zorg, bij nieuwe ontwikkelingen wordt goed gelet of er mogelijkheden voor beschermd-2 en/of verzorgd3 wonen mogelijk zijn. In bestaande complexen is bijvoorbeeld toevoeging van voorzieningen mogelijk om deze woonvormen te realiseren.

4.1.3 Coalitieakkoord

In het Coalitieakkoord is vastgelegd dat de Waalsprong en het Waalfront prioriteit hebben bij woningbouwontwikkeling. Voor de rest van de stad wordt een terughoudend beleid gevoerd. Dat is nodig omdat de jaarlijkse opnamecapaciteit van koop- en huurwoningen is begrensd op 600 tot 900 woningen per jaar. Het honoreren van teveel plannen in de bestaande stad kan de Waalsprong en het Waalfront vertragen, die daardoor meer gaan kosten dan ze nu doen. We hebben wel een stevige woningbouwopgave, maar die is gebaseerd op een groei die gedurende jaren plaatsvindt. Een goede fasering is daarmee belangrijk.

De nieuwe woonvisie geeft de basis aan voor nieuwe woonontwikkelingen in de wijk. De lijn is behoudend voor nieuwe ontwikkelingen in de bestaande stad. Dit wordt ook wel het zogenaamde 'Nee-tenzij' beleid genoemd.

Dit "Nee, tenzij" beleid betekent niet automatisch dat we woningbouwontwikkeling in de bestaande stad op slot zetten. Dat zou onverstandig zijn omdat daarmee ook kansen voor het versterken van het woon- en leefklimaat in de wijken, bijvoorbeeld door het ontbrekend woningaanbod toe te voegen, niet worden benut.

Nieuwe woningbouwontwikkelingen worden getoetst aan de volgende criteria: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium planontwikkeling en financiële gevolgen voor de gemeente. Vanuit volkshuisvestelijk perspectief kan een ontwikkeling dus best gewenst zijn, maar om andere redenen kan er geen medewerking aan verleend worden.

4.2 Economie

4.2.1 Gemeentelijk beleid

De markt voor bedrijventerreinen, perifere detailhandel en kantoorlocaties is (boven-)regionaal.

Er is de afgelopen jaren sprake van een groot aanbod van deze werklocaties in de regio en maar weinig vraag. Dit heeft geleid tot een overaanbod van werklocaties, met name in de bedrijventerreinenmarkt. Voor de economische ontwikkeling van de regio is het van groot belang dat gemeenten elkaar niet onnodig beconcurreren in de sterk aanbodgerichte markt. Het weer in balans brengen van vraag en aanbod in de markt voor werklocaties is een vraagstuk dat alleen in regionaal verband aangepakt kan worden.

De samenwerkende regiogemeenten en de Provincie Gelderland hebben besloten om de afspraken met betrekking tot de in 2013 vastgestelde programma's voor Bedrijventerreinen (RPB) en Detailhandel (RPD) te herijken en vraag en aanbod in overeenstemming te brengen in een nieuw Regionaal Programma Werklocaties (RPW). Ook de markt voor kantoorlocaties maakt onderdeel uit van dit RPW. De provincie is nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Regionaal Programma Werklocaties en zal deze - na vaststelling - ook als uitgangspunt hanteren bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot bedrijventerreinen, detailhandelslocaties en kantorenlocaties in de regio.

4.2.1.1 Bedrijf / Bedrijventerrein

Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte te hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten dan wel te herstructureren, voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerrein. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen.

4.2.1.2 Detailhandel

Nijmegen kent een fijnmazig net aan winkelcentra in de stad, bestaande uit de binnenstad, wijkcentra en buurtwinkelcentra. Beleid is om dit bestaande netwerk te behouden en daar waar nodig te versterken. Tegelijkertijd willen we ruimte bieden aan nieuwe initiatieven op winkelvlak.

Ieder winkelcentrum heeft een eigen functie. Zo is de Nijmeegse Binnenstad gericht op recreatief winkelen. De bezoeker gaat naar de binnenstad voor het breed palet winkels. Hij gaat voor het vergelijkend winkelen. Ook gaat hij steeds meer naar de binnenstad omdat daar iets te beleven valt. Hierdoor verandert het karakter van de binnenstad en is steeds minder gericht op winkelen alleen, maar op verblijven en beleven. De binnenstad krijgt meer en meer een recreatieve functie als 'huiskamer van Nijmegen'. Daarnaast worden functies zoals dienstverlening, cultuur, ambacht en horeca belangrijker in het winkelgebied. De zuivere leegstand in het kernwinkelgebied van het stadscentrum is gedaald van 10,8% in 2014 naar 8,8% in 2015 (peildatum 1 januari 2016). In de retailsector vonden bij een aantal grootwinkelbedrijven eind 2015 wel zorgelijke ontwikkelingen plaats die ook gevolgen kunnen hebben voor de leegstand in onze binnenstad. Wat de gevolgen zijn wordt in de loop van het voorjaar 2016 duidelijk.

De leegstandsaanpak in de binnenstad hebben we met voorrang opgepakt. Een analyse, visie en aanpak zijn gepresenteerd in "Binnenstad van de toekomst". De nieuwe Stadscentrummonitor 2014-2015 en een geactualiseerde Weerbaarheidsanalyse van de Binnenstad hebben aan de basis gestaan van deze analyse.

Voor de dagelijkse boodschap kunnen de bewoners van Nijmegen terecht bij buurtcentra in de directe nabijheid. De structuur van de buurt- en wijkwinkels in Nijmegen is opgehangen aan een netwerk van supermarkten verspreid over de stad. Het beleid is steeds geweest logische verzorgingspunten te realiseren onder het motto compact, compleet en comfortabel. Er wordt op dit moment gewerkt aan een herziening van dit detailhandel structuurbeleid. Naast actualisatie van het huidig functioneren en de structuur wordt hierbij ook onder andere gekeken naar landelijke trends en ontwikkelingen.

4.2.1.3 Kantoor

We houden rekening met de trend van afnemende en veranderende vraag naar kantoren. Nijmegen kent relatief weinig problemen met leegstaande kantoren. De leegstand in Nijmegen bedraagt 11,4% tegen 17% landelijk (peildatum 1 januari 2016). Nijmegen steekt hierbij gunstig af. Zowel de frictieleegstand, de structurele leegstand (1-3 jaar leeg), als de langdurige leegstand is de afgelopen drie jaar afgenomen.

Deze gunstige cijfers willen we handhaven door geen overaanbod te creëren. Ook hier passen we de duurzaamheidsladder toe. We kijken eerst naar bestaande panden en locaties en zijn zeer terughoudend met nieuwe kantorenlocaties. Tenslotte willen we meer ruimte bieden aan woningen met een werkplek of atelier. Voor kleinere kantoren blijft het beleid ongewijzigd. Mits ruimtelijk inpasbaar zijn kantoren tot 500 m2 overal toegestaan; tot 1.000 m2 kunnen langs de singels en hoofdradialen van de stad en waardevolle panden tot een omvang van 1.500 m2 worden omgezet naar een kantoorbestemming.

4.2.1.4 Horeca

In 2007 is de horecanota Gastvrij Nijmegen vastgesteld. In deze nota wordt onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en daarbuiten. In het stadscentrum bevindt zich de meeste horeca, ruimtelijk geconcentreerd in de horeca-accentgebieden met elk zijn eigen type horeca. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers. De bestaande horeca in de accentgebieden en daarbuiten krijgt ook ruimte om te vernieuwen. Naast "gewone horeca" (restaurants en cafés) treffen we in het centrum buiten de horeca-accentgebieden nog lichte horeca, daghoreca en ondersteunende horeca aan. Hiervoor gelden aparte, aanvullende beleidsregels.

Volgens de horecanota Gastvrij Nijmegen is nieuwe horeca in de wijken toegestaan op voorwaarden dat deze kleinschalig van aard is, gericht op de wijk en aanvullend op het reeds aanwezige aanbod. Locaties langs verkeersradialen zijn geschikt om ruimte te geven aan grotere horecaconcepten die moeilijk inpasbaar zijn in de binnenstad, maar wel voorzien in een behoefte van Nijmeegse bewoners (zoals een megabioscoop, congres-/ vergadercentrum).

4.2.1.5 Toerisme en Recreatie

Vrije tijd (toerisme en recreatie) is een belangrijke groeisector in Nijmegen. Een trend is dat het aandeel ouderen toeneemt, een belangrijke doelgroep voor recreatie met relatief veel tijd en geld. Ook het aantal allochtonen stijgt. De vrijetijdsbesteding van deze groep is meer familie en groep georiënteerd, gericht op de openbare ruimte. Tenslotte is opvallend dat steeds meer mensen in eigen land op vakantie gaan.

Het verblijfstoerisme maakte een bijzonder positieve ontwikkeling door. Zo steeg het aantal hotelovernachtingen naar ruim 160.000. Ook het aantal cruisevaartschepen dat Nijmegen aandeed steeg van 480 naar 504 schepen, daarmee steeg het aantal passagiers van 49.490 in 2014 naar 60.338 in 2015.

Nu al is de toeristische sector goed voor bijna 6% van de Nijmeegse werkgelegenheid, tegen een landelijk gemiddelde van 4%. In Nijmegen zijn drie toeristische pijlers te onderscheiden: de bruisende Binnenstad, de groene en blauwe omgeving en het verleden van Nijmegen. Nijmegen heeft een gunstig toeristisch imago, maar de hotelcapaciteit is beperkt. Nijmegen wordt gezien als een aantrekkelijke, sfeervolle, gezellige, gastvrije en ruimdenkende stad. Wandelen en fietsen worden gezien als goed bij de stad passende activiteiten, inclusief een aantrekkelijk horeca- en evenementenaanbod.

Het Stadscentrum trekt nog steeds de meeste toeristische bezoekers. Door de variatie in horecagelegenheden, maar ook door de culturele attracties als Lux, de Commanderie, de Stevenskerk en het rijke aanbod aan evenementen. We streven naar meer overnachtingsmogelijkheden in de stad, met hotels bij knoop Lent en in het Opus gebouw en een aantal kleinere initiatieven. Ook is de ambitie om de cruisevaart passagiers meer de stad in te laten komen. Blijven mensen langer in de stad, dan wordt er vaak gefietst en gewandeld in de groene omgeving of langs de Waal. Met het project 'Nijmegen omarmt de Waal' willen we toeristische en zakelijke bezoekers kennis laten maken met diverse ontwikkelingen rond de Waal. De ontwikkeling van het Valkhofkwartier, de omgeving van het Vasim en het eiland Veur Lent bieden hiervoor volop kansen.

4.2.1.6 Evenementen

De gemeente Nijmegen heeft locatie gebonden evenementenbeleid opgesteld. Doel van dit beleid is om tot locatieprofielen voor een aantal veelgebruikte evenementenlocaties te komen, die recht doen aan wensen van organisatoren van evenementen, bijvoorbeeld ten aanzien van de mogelijkheden en faciliteiten per locatie, maar ook een uitwerking zijn van een zorgvuldige afweging van belangen van en consequenties voor de omgeving. Daarnaast zijn in de Beleidsregels Geluid bij evenementen in de openlucht voor een aantal evenementenlocaties een maximaal aantal geluiddagen per kalenderjaar vastgesteld. Als een locatie noch in de Beleidsregels Geluid bij evenementen in de openlucht noch in het locatie gebonden evenementenbeleid wordt genoemd, is een evenement wel degelijk op verschillende locaties mogelijk, maar slechts één keer per kalenderjaar met versterkt geluid.

4.2.2 Functies binnen Nijmegen Zuid
4.2.2.1 Bedrijvigheid

Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte te hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerrein. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen.

In Nijmegen Zuid zijn 979 ondernemingen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In onderstaande tabel zijn de 10 meest voorkomende sectoren weergegeven. In het gebied zijn een paar kleine gebieden met bedrijvigheid gesitueerd. Dit betreft onder andere het gebied tussen de Marie Curiestraat en Kamerlingh Onnesstraat.

Er wordt meer ruimte geboden aan woningen met een werkplek of atelier. Het overgrote deel van de bedrijvigheid bevindt zich al in woonhuizen in het gebied. Hierbij gaat het vaak om creatieve ondernemers, diverse soorten advisering en dienstverlening. Dit is toegestaan tot een maximum van 50 m2 oppervlakte en indien het geen overlast veroorzaakt. Daarnaast heeft een aantal van de genoemde bedrijven alleen een postadres ter plaatse en vinden op het adres geen bedrijfsmatige activiteiten plaats.

Nr.   Categorie   Aantal  
1   Advisering, onderzoek, speciale zakelijke dienstverlening   187  
2   Gezondheids- en welzijnszorg   181  
3   Groot- en detailhandel; reparatie auto's   132  
4   Onderwijs   80  
5   Bouwnijverheid   73  
6   Overige dienstverlening   72  
7   Cultuur, sport en recreatie   63  
8   Informatie en communicatie   63  
9   Verhuur van roerende goederen, overige zakelijke dienstverlening   53  
10   Industrie   19  
  Overig   28  
  Totaal   979  
  Bron: Provinciale Werkgelegenheids Enquête 2015     

Tabel ingeschreven KvK ondernemingen Nijmegen Zuid

4.2.2.2 Economische ontwikkelzones

Bij economische ontwikkelzones in wijken kan het gaan om solitaire economische ontwikkeling of bundeling van bedrijvigheid op een bepaalde plek (gedacht kan worden aan een bedrijfsverzamelgebouw, kleinschalige kantoorlocaties, woonwerkeenheden, etc.). De aard van de bedrijvigheid in relatie tot buurteconomie richt zich met name op de volgende economische activiteiten: ambacht en nijverheid en financiële- en zakelijke dienstverlening.

Voorbeeld van bundeling van bedrijvigheid in Nijmegen-Zuid is:

  • Terrein Marie Curiestraat / Kamerlingh Onnesstraat

Dit is een terrein voor kleinschalige bedrijvigheid. Hier zitten onder andere garagebedrijf Hennes automobielen BV, Groothandel van der Zand, Health Club Nijmegen BV, CrossFit Nijmegen, Grip Boulderhal en Tango tankstation.

4.2.2.3 Detailhandel
4.2.2.3.1 Algemeen

De Nijmeegse binnenstad onderscheidt zich door het diverse aanbod in de detailhandel en door de evenementen. Door de toename van het internet winkelen en het verdwijnen van het aanbod voor doelgerichte aankopen uit het stadscentrum komen winkels leeg te staan, vooral in de straten om het kernwinkelgebied heen. De verwachting is dat het echte stadscentrum daarom steeds compacter wordt. Ook het karakter van de binnenstad verandert en is steeds minder gericht op winkelen alleen, maar meer op verblijven en beleven. De binnenstad krijgt meer en meer een recreatieve functie als 'huiskamer van Nijmegen'. Functies zoals dienstverlening, cultuur, ambacht en horeca worden belangrijker in het winkelgebied.

Op wijkniveau speelt de detailhandelstructuur een belangrijke rol voor bewoners omdat het gebruik van de buurt- en wijkwinkels is verweven met de dagelijkse leefomgeving van mensen. De ontmoetingsfunctie van kleine winkels, maar ook van grote supermarkten, vormt een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving. Buurt- en wijkwinkelcentra draaien vaak om de in het centrum aanwezige supermarkt. Dit is vaak de spil in het winkelcentrum. Binnen de supermarktbranche is sprake van een sterke schaalvergroting. Grotere winkels voldoen beter aan de consumentenwensen. Het toenemende marktaandeel van supermarkten leidt er omgekeerd toe dat vers speciaalzaken in de winkelcentra meer marktaandeel verliezen. Door schaalvergroting, supermarktoorlogen, specialisering en branchevervaging kan de voorzieningenstructuur onder druk komen te staan. De structuur van de buurt- en wijkwinkels in Nijmegen is opgehangen aan een netwerk van supermarkten verspreid over de stad. Het beleid is steeds geweest logische verzorgingspunten te realiseren onder het motto compact, compleet en comfortabel. Het functioneren van de verzorgingspunten is per buurt- en wijkwinkelcentrum geanalyseerd. Er wordt op dit moment gewerkt aan een herziening van dit detailhandelstructuurbeleid. Naast actualisatie van het huidig functioneren en de structuur wordt hierbij ook onder andere gekeken naar landelijke trends en ontwikkelingen.

4.2.2.3.2 Nijmegen Zuid: winkelconcentraties

In Nijmegen Zuid zijn twee winkelconcentraties aanwezig:

Winkelcentrum Hatert - Couwenbergstraat
Wijkwinkelcentrum Hatert is circa 20 jaar geleden vernieuwd. Met een grote Emté supermarkt en een tamelijk ruime Lidl vestiging en een ruime hoeveelheid overige winkels, horeca, dienstverleners en servicepunten (met name geldautomaten) is het het onbetwiste hoofdwinkelcentrum van de wijk Hatert. Zo zijn er naast de supermarkten onder andere een bakker, een bloemenzaak, een Kruidvat, een Zeeman, een opticien, een zonnecentrum, een Bruna, een café en een toko gevestigd. Er is sprake van enige, maar beperkte leegstand.

Buurtwinkelcentrum St. Jacobslaan/Einsteinstraat
Na wijkwinkelcentrum Hatert is dit het tweede winkelcentrum in het gebied met een Jumbo van een redelijk moderne omvang. De aanvulling met speciaalzaken rond de supermarkt betreft niet alleen maar dagelijkse winkels. Naast de DA drogist, stomerij, halal slager, kapper en snackbar is er ook een verfspeciaalzaak gevestigd.

4.2.2.3.3 Nijmegen Zuid: overige detailhandel

In Nijmegen Zuid is er nog een aantal winkels die verspreid in het gebied liggen. Binnen Hatert treffen we naast het wijkwinkelcentrum nog twee voormalige buurtwinkelconcentraties aan (Zijpendaalstraat en Binnenhof). Met name de kleine Aldi is een bekende in het gebied. Verder zijn er langs de St. Jacobslaan verspreid nog een aantal dagelijkse en niet dagelijkse winkels zoals Bakker Holland, Borgers Mode, Verweij Computers, Roos V.O.F. lectuur en sigaretten speciaal zaak.

Detailhandel buiten de winkelcentra is alleen toegestaan op bestaande detailhandelslocaties. Een aantal van deze winkels kan overleven door specialisatie. Zodra de winkelfunctie wegvalt, is er ook ruimte voor een gemengde bestemming voor dienstverlening, kleine buurtverzorgende bedrijfjes, kleinschalige kantoren of een woonfunctie. Eventuele andere, nieuwe detailhandelslocaties kunnen alleen met een afwijking van het bestemmingsplan worden gehonoreerd, mits passend in onder meer het detailhandelsbeleid en het parkeerbeleid. De uitbreidingsmogelijkheden van detailhandelsbedrijven buiten de winkelcentra zijn beperkt. Om te voorkomen dat een naast de winkel gelegen pand bij de winkel wordt betrokken, om zodoende uit te breiden zonder dat het aantal winkels toeneemt, mogen winkels uitsluitend binnen het toegekende bouwvlak op het bestaande bouwperceel worden uitgebreid. Bestaand bouwperceel is gedefinieerd als het bouwperceel ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

4.2.2.3.4 Detailhandelinventarisatielijst

Detailhandel in winkelcentra:  
adres   naam   branche  
Hatertseweg 819   Bakkerij Bulut   bakker  
Hatertseweg 821   staat leeg    
Hatertseweg 825   Van den Bergh Opticiëns   opticien  
Hatertseweg 827   Lidl   supermarkt  
Hatertseweg 829   Bruna   boeken en kantoorartikelen  
Hatertseweg 831   Garttener Bloemen   bloemen en planten  
Hatertseweg 835   EMTÉ   supermarkt  
Hatertseweg 845   GooHoo   (web)winkel voor games  
Couwenbergstraat 150a   Bloemenkiosk Hatert   bloemen en planten  
Couwenbergstraat 115   Dunya Internationale Supermarkt   levensmiddelen  
Couwenbergstraat 129   Terre des Hommes winkel   winkel in 2e hands artikelen  
Couwenbergstraat 138   Bakkerij Bart   bakker486  
Couwenbergstraat 140   Kruidvat   drogisterij  
Couwenbergstraat 146   Schoenreparatie en sleutelservice André   schoenreparatie  
Couwenbergstraat 148   Zeeman Textielsupers   kleding en textiel  
Couwenbergstraat 152   Best Phone   telecommunicatie  
St. Jacobslaan 430   Karreman Wasserettes   stomerij en wasserij  
St. Jacobslaan 438   De Voordeelmarkt   doe-het-zelf artikelen  
St. Jacobslaan 434-436   Drogisterij Parfumerie Theil   drogist  
St. Jacobslaan 500   Jumbo   supermarkt  
St. Jacobslaan 500a   De Viskiosk   visspeciaalzaak  
Einsteinstraat 155   Sphinx Levensmiddelen   levensmiddelen  
 
Overige detailhandel:  
adres   naam   branche  
Binnenhof 12   Aldi   supermarkt  
St. Jacobslaan 279   Computershop Verweij   winkel in computers  
St. Jacobslaan 202   Borgers Mode   kleding  
St. Jacobslaan 277   Bakkerij Holland   bakker  
St. Jacobslaan 285   Roos VOF   winkel in tabaksproducten  
Hatertseweg 486   Hans Struijk Fietsen   fietsen  
Hatertseweg 532   Coolen Naaimachines   naaimachines  
Hatertseweg 618   Arena Woninginrichting   woninginrichting  
Hatertseweg 624   Verkroost scooters   scooters  
Heidebloemstraat 45   Francois Nuijen   woninginrichting  
Heidebloemstraat 57   Visspeciaalzaak Geuchies   visspeciaalzaak  
Heidebloemstraat 61   Vakhandel Janssen   doe-het-zelf artikelen  
Heidevenstraat 219   Slagerij van Dijk   slager  
Oude Molenweg 145   Pippi Langkous Kledingbeurs   kinderkleding  
Van Peltlaan 148   Bloemensalon Flora   bloemen en planten  
Van Peltlaan 185   Wanco Parket   woninginrichting  
Van Peltlaan 188   Autoshop Goed Beter Bebber   auto-onderdelen en -accessoires  
Zijpendaalstraat 142   XL Meubel & Verlichting   woninginrichting  

4.2.2.3.5 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel

Productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij productie-, reparatie en handelsbedrijven is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er alleen producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  • b. de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte; de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  • c. de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang ervan nooit meer dan 100 m2 verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  • d. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn;
  • e. er wordt voorzien in parkeerruimte op eigen erf.
4.2.2.4 Kantoren

Er wordt rekening gehouden met de trend van afnemende en veranderende vraag naar kantoren. Nijmegen kent relatief weinig problemen met leegstaande kantoren. De leegstand in Nijmegen bedraagt 11,4% tegen 17% landelijk (peildatum 1 januari 2016). Landelijk schommelt het leegstandspercentage al een paar jaar rond de 17%. Nijmegen steekt hierbij gunstig af. Zowel de frictieleegstand, de structurele leegstand (1-3 jaar leeg), als de langdurige leegstand is de laatste drie jaar afgenomen. Voor nieuwe kantoorontwikkelingen kijken we eerst naar bestaande panden en locaties. We zijn zeer terughoudend met nieuwe kantorenlocaties. Ook hier passen we de duurzaamheidsladder toe.

Voor kleinere kantoren blijft het beleid ongewijzigd: kantoren tot een omvang van 500 m2, nieuwbouw of omzetting van een woon- naar een kantoorpand zijn, mits ruimtelijk inpasbaar, toegestaan; tot 1000 m2 mag worden ontwikkeld langs de singels en hoofdradialen, en waardevolle panden zoals oude kerken, kloosters en schoolgebouwen kunnen tot een omvang van 1.500 m2 worden omgezet in een kantoorbestemming.

Voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in de woonwijken, waarbij de afweging wordt gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk. Gelet wordt op toename verkeersdruk, parkeren op eigen terrein en de melding in het kader van milieuwetgeving. Vertrekpunt is het beperken van overlast voor de buurt. Gelet op dat laatste wordt in het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid in principe niet meegewerkt aan realisatie van kantoorruimtes groter dan 500 m2.

In Nijmegen Zuid zijn verspreid in het gebied onder andere wat kleinschalige accountants-, administratie- en belastingadvieskantoren gevestigd.

4.2.2.5 Horeca
4.2.2.5.1 Algemeen

Het horecabeleid is 31 oktober 2007 door de Raad vastgesteld. Met betrekking tot horeca is in de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum.

In het stadscentrum bevindt zich de meeste horeca, ruimtelijk geconcentreerd in de horeca-accentgebieden met elk zijn eigen type horeca. De ambitie is om de komende jaren de belangrijke rol van de horeca verder te versterken. De horeca ondersteunt de andere functies van het stadscentrum en is een grote trekker van bezoekers. We kijken daarbij naar de ruimte die er nu nog is in de horeca-accentgebieden. Nieuwe daghoreca kan zich vestigen in de ringstraten.

Locaties langs verkeersradialen zijn geschikt om ruimte te geven aan grotere horecaconcepten die moeilijk inpasbaar zijn in de binnenstad, maar wel voorzien in een behoefte van Nijmeegse bewoners (zoals een megabioscoop, congres-/ vergadercentrum).

In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor maar veel vaker als een pluspunt. Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijke verrijking van hun wijk.

In Nijmegen Zuid gaat het vooral over horeca buiten het centrum. Er zijn twee restaurants Chinees, Indisch, Kantonees en Thais Restaurant Lotus en Chinees Indisch Restaurant De Roos en diverse afhaalrestaurants te vinden. Verder is er een aantal cafés: Café Hatert, Café-bar Anadolu, Café de Harmonie, Café Ammy's en café Heideroosje.

4.2.2.5.2 Nieuwe horeca in de wijken

Nijmegen heeft een aanzienlijk aanbod aan horeca buiten het stadscentrum. De aanwezigheid van voldoende parkeermogelijkheden, sfeer, persoonlijke aandacht en veiligheid zijn factoren die hieraan hebben bijgedragen. De horeca in de Nijmeegse wijken is aanvullend op de horeca in het stadscentrum. De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk.

4.2.2.5.3 Horeca-inventarisatielijst

Horeca in winkelcentra (Hatert en St. Jacobslaan):  
adres   naam  
Couwenbergstraat 119   Cafetaria Groenen  
Couwenbergstraat 125   Chinees Indisch Afhaalcentrum Foe Ho  
Couwenbergstraat 127   Cafetaria Multi Aladin  
Couwenbergstraat 133   Café Hatert  
Couwenbergstraat 137   Café-bar Anadolu  
Hatertseweg 815   Domino's Pizza  
St. Jacobslaan 432   Alfood Afhaalcentrum  
 
Horeca langs 50 km wegen:  
adres   naam  
Hatertseweg 755   Café de Harmonie  
Hatertseweg 550   Cafetaria Ugala  
Oude Molenweg 147/hoek St. Jacobslaan   Cafetaria St. Jacobs  
Oude Molenweg 148/hoek St. Jacobslaan   Chinees Indisch restaurant Lotus  
St. Jacobslaan 402   New York Pizza  
 
Overige horeca:  
adres   naam  
Binnenhof 5   Chinees Indisch Restaurant Roos  
Binnenhof 11   Klavertje 4, cafetaria  
Heidebloemstraat 7   Café Heideroosje  
Heidevenstraat 229   Snackbar 1-2-3  
Van Hogendorpstraat 130   Pizzeria Fifty-fifty  
Van Peltlaan 197   Cafetaria van Brenk  
Zijpendaalstraat 58   Cafetaria Hatert  
Libellenstraat 85   Café Ammy's  

4.2.2.5.4 Ondersteunende horeca

Naast reguliere horeca kennen we in Nijmegen ook ondersteunende horeca. Er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en daarvoor moet betalen. Het gaat dan om een zaak met een detailhandelsbestemming of de bestemming cultuur en ontspanning of de bestemming maatschappelijk, waar een beperkt deel van het oppervlak gebruikt wordt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een boekenwinkel met een koffiecorner of om een museum met een restaurant.

Voor deze ondersteunende horeca gelden de volgende voorwaarden:

Ondersteunende horeca in de wijk bij bestemming*:  
  food-detailhandel   non-food detailhandel   cultuur en ontspanning/ maatschappelijk/recreatief  
oppervlakte   20 m2 / max. 25% vvo   50 m2 / max. 25% vvo   - max. 10% (cultuur en ontspanning/ maatschappelijk)
- max. 12% (sporthallen)
- sportveld 150 m2 plus per extra veld, 75 m2, met max. van 375 m2   
per bouwblok   max. 1 bedrijf   max. 1 bedrijf   n.v.t.  
per straatzijde   max. 1 bedrijf   n.v.t.   n.v.t.  

* bron: Beleidsnotitie Ondersteunende horeca, najaar 2001

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten. Voor de binnenstad zijn inmiddels de voorwaarden voor ondersteunende horeca enigszins verruimd. Op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan worden de beleidslijnen voor de rest van de stad ook aangepast.

In Nijmegen Zuid valt een enkele cafetaria onder deze categorie. Andere locaties waar sprake kan zijn van ondersteunende horeca zijn maatschappelijke en recreatieve doeleinden, zoals een schoolkantine of een kantine in een sporthal en/of wijkcentrum.

4.2.2.6 Evenementen

In het plangebied zijn geen evenementenlocaties gelegen die genoemd worden in de Beleidsregels Geluid bij evenementen in de openlucht of in het locatie gebonden evenementenbeleid.

4.3 Maatschappelijke voorzieningen

4.3.1 Onderwijsinstellingen

Sinds 2008 is er sprake van doordecentralisatie van de middelen voor onderwijshuisvesting van de gemeente naar de meeste schoolbesturen. De schoolbesturen zijn in dat geval zelf verantwoordelijk voor de huisvesting. Een aantal scholen is niet doorgedecentraliseerd. Met de schoolbesturen zijn afspraken gemaakt over de spreiding van de onderwijsvoorzieningen: het streven is gericht op minimaal één basisschool binnen een wijk en minimaal één school voor voortgezet onderwijs per stadsdeel.

Het plangebied Nijmegen Zuid huisvest een groot aantal onderwijsinstellingen (Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en Voortgezet en Primair Speciaal Onderwijs). Onderstaand worden per soort school de belangrijkste ontwikkelingen geschetst.

4.3.1.1 Primair onderwijs - basisonderwijs

De Kleine Wereld (Newtonstraat 50)
Voor basisschool De Kleine Wereld is in 2010 nieuwbouw gerealiseerd. Aan de Marie Curiestraat ligt een sportzaal.

De Klumpert (Zijpendaalstraat 1) en De Vossenburcht (Dr. Kuyperstraat 2-4)
Deze beide scholen laten gezamenlijk een stabiel beeld qua leerlingprognoses zien. Wel laten de prognoses van Pronexus zien dat De Klumpert iets zal groeien terwijl De Vossenburcht iets zal krimpen. Dit betekent dat er de komende 10 jaar qua capaciteit geen uitbreiding noodzakelijk is. Op middellange termijn bestaat wel de kans dat het bevoegd gezag beide scholen wil samenvoegen tot 1 locatie en hiervoor nieuwbouw wil plegen. Mede ook ingegeven door de bouwtechnische kwaliteit van De Vossenburcht.

Hidaya (Heiweg 99)
Deze locatie blijft bestaan. Bij vestiging van de huidige school Hidaya is reeds een uitbreiding gerealiseerd en heeft recentelijk in 2016 een uitbreiding met een leslokaal en speellokaal plaatsgevonden.

4.3.1.2 Speciaal onderwijs

De Talita Koemi (Burgemeester Dalesweg 1)
In 2012 heeft vervangende nieuwbouw voordeze school plaatsgevonden.

Paedologisch Instituutschool / De Windroos (Tapirstraat 2-4)
In dit pand zijn de Paedologisch Instituutschool (SO) en De Windroos (SBO) gehuisvest. De verwachting is dat deze locatie in de nabije toekomst geen verdere uitbreiding behoeft.

Kristallis H400 (Hatertseweg 400)
De locatie H400 is sinds 2012 in gebruik als onderwijslocatie voor Kristalllis (VSO). De verwachting is dat op deze locatie (ver-)nieuwbouw zal plaatsvinden. Hierbij worden verschillende functies samengevoegd, waaronder Onderwijs, Bewegingsonderwijs, Ambulante zorg en Maatschappelijke bedrijvigheid. Naast ruimte voor onderwijs en sporten betekent dit dat er voor de functie Ambulante zorg onder andere ook kantoorruimte, behandelruimte en vergaderruimte wordt voorzien. Voor de functie Maatschappelijke bedrijvigheid (gekoppeld aan onderwijs) wil men een voorziening met een omvang van 600m2 treffen waarin instellingen en bedrijven uit bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt deelnemen in deze nieuwe locatie.

4.3.1.3 Voortgezet onderwijs

Het Rijks - locatie Hatertseweg (Hatertseweg 404)
Het is de verwachting dat de locatie Hatertseweg 404 zal samengaan met de locatie Goffertweg van Het Rijks. Vooralsnog is het plan op de locatie Goffert te ver(nieuw)bouwen en de locatie Hatertseweg 404 te verkopen aan de gemeente Nijmegen. Hatertseweg 404 zal hierna herontwikkeld worden.

Kandinsky College (Malderburchtstraat 11)
In 2010 heeft er een inpandige verbouwing/inbreiding plaatsgevonden. Voor de nabije toekomst zijn er geen ontwikkelingen bekend.

Helicon Groenschool (Marga Klompélaan 37)
Er zijn geen ontwikkelingen bekend.

4.3.2 Sportaccommodaties

In Nijmegen Zuid zijn diverse sportaccommodaties aanwezig. Er zijn drie soorten te onderscheiden: A-zalen zijn speciaal voor het basisonderwijs gebouwd; B-zalen zijn speciaal voor het voortgezet onderwijs gebouwd; C-zalen zijn bestemd voor algemeen gebruik. Het betreft de volgende accommodaties:

  • gymzaal Heidebloemstraat 75, zaal C
  • gymzaal Heidebloemstraat 201, zaal A
  • gymzaal Marie Curiestraat 15, zaal A
  • gymzaal Talita Koemi, Burgemeester Dalesweg 1, zaal A
  • gymzaal Thorbeckestraat 75, zaal C
  • gymzaal De Windroos, Tapirstraat 2 (in schoolgebouw), zaal A
  • gymzalen Kandinsky College, Malderburchtstraat 15, 3 B-zalen
  • gymzalen Het Rijks, Hatertseweg 404 (in schoolgebouw), 2 B-zalen
  • gymzalen H400, Hatertseweg 400 (in schoolgebouw), 2 B-zalen

In de meeste gymnastiekaccommodaties in Nijmegen-Zuid bestaat nog ruimte voor medegebruik. Er is geen sprake van tekorten of knelpunten. Ook in de nabije toekomst zijn deze niet te verwachten.

4.3.3 Overige maatschappelijke voorzieningen

In het gebied liggen twee wijkcentra: Wijkcentrum Hatert aan de Couwenbergstraat 20 en De Schakel aan de Archimedesstraat 9. Aan de Krekelstraat 8 ligt Jongerencentrum De Mix.

Het gebouw van De Schakel is over enige tijd aan een upgrading toe. Een uitbreiding en/of andere indeling van het gebouw is wenselijk. Het is daarom logisch om daar nu bij deze actualisatie van het bestemmingsplan rekening mee te houden. Een wijziging in de verkeerssituatie wordt niet uitgesloten.

4.3.4 Speelvoorzieningen

Speelvoorzieningen bestaan uit (wijk)speeltuinen, recreatieve sportplekken en kinderboerderijen. Goede en voldoende speelvoorzieningen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van een wijk (het 'kleine geluk'). Naast de aanleg en het beheer van formele speelplekken, richten we ons ook op de mogelijkheden die de totale openbare ruimte biedt voor spelen. Dit doen we in samenspraak met bewoners waarbij we zelfbeheer stimuleren. De komende jaren zal er extra worden geïnvesteerd in de vervanging van bestaande speelvoorzieningen, zodat we een (groot) deel van alle vervangingen op kunnen vangen.

Het beleid van de komende jaren is gericht op het natuurlijk spelen, de vervanging van speeltoestellen (waarvoor extra investeringsmiddelen beschikbaar voor zijn) en het anders inrichten van de speelplekken c.q. openbare ruimte waardoor het spelen weer een natuurlijk (in plaats van apart gefaciliteerd en afgeschermd) onderdeel wordt van de gehele openbare ruimte. Wij kiezen daarbij voor maatwerk en zullen, binnen de mogelijkheden die er zijn, aan de voorkant afspraken maken met bewoners. Ook zal er meer aandacht zijn voor het aanpassen van speelplekken (ook in de Wijk- en Stedelijke speeltuinen) voor kinderen met een beperking, zodat alle kinderen samen kunnen spelen. Voor de Wijkspeeltuinen is er inmiddels meer beheer gerealiseerd en het streven is om dat de komende jaren te continueren. In de Stedelijke speeltuinen wordt er de komende jaren geïnvesteerd in nieuwe speeltoestellen, om deze (rookvrije) speeltuinen zo aantrekkelijk en toegankelijk mogelijk te houden.

Overzicht speelvoorzieningen

  Hatertse Hei  
Code   Straat  
14.01   Heidebloem-Hommelstraat gedeeltelijk sportplaats  
14.02   Krekelstraat-Heidebloemstraat JOP sportplaats  
14.03   Honigraat  
14.04   Akkerhommelhof / Moshommelhof  
14.14   Libellenstraat deels sportplaats  
14.16   Bongerdstraat  
14.17   Polderstraat deels sportplaats  

  Grootstal  
Code   Straat  
15.12   Daltonstraat deels sportplaats  
15.06   van Musschenbroekstraat deels sportplaats Jeu de Boules  
15.15   Galvanistraat  
15.14   Faradaystraat  
15.16   Fresnelstraat  
15.17   Marie Curiestraat / Marconistraat  
15.18   Bunsenstraat  
15.21   Von Fraunhoferhof  
15.22   Keplerstraat deels sportplaats  
15.19   Wattstraat / Keesomstraat  
15.23   Joulestraat  
15.13   Archimedesstraat deels sportplaats  
15.02   Einsteinstraat sportplaats  

  Hatert  
Code   Straat  
16.01   Angerensteinstraat Mualketen  
16.16   Wildenborgstraat  
16.21   Agaatstraat  
16.24   Granaatstraat  
16.36   Schouwenburgstraat  
16.37   Goselingstraat  
16.33   Albardastraat  
16.43   Lazuursteenstraat / Robijnstraat  
16.34   Marchantstraat  
16.35   Groen van Prinstererstraat  
16.10   Middachtenstraat sportplaats  
16.38   Muiderslotstraat  
16.09   Wijkcentrum Hatert sportplaats  
16.02   Opaalstraat JOP en sportplaats Jeu de Boules  
16.03   Treubstraat  
16.05   Van Bronckhorstdreef sportplaats  
16.04   Cruijffcourt Couwenbergstraat sportplaats  
16.07   Park Vossendijk deels sportplaats  
16.08   Zijpendaalstraat sportplaats  
16.06   Middachtenstraat Kanaalzone Hatert  
16.11   Winkelsteegseweg sportplaats  
16.12   Aldenhaagstraat  

4.4 Verkeer en vervoer

4.4.1 Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar

De nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar (oktober 2011) beschrijft het mobiliteitsbeleid van de gemeente Nijmegen. Het Nijmeegse beleid stelt verkeersveiligheid als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Aldus wordt nieuw aan te leggen infrastructuur conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige Weginrichting aangelegd. Daarbij stelt de gemeente Nijmegen zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Een multimodale aanpak staat hierin centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer (OV) en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het OV. Ook nieuwe grootschalige woningbouw-ontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, OV en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende helpen, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.

Door de realisatie van De Oversteek eind 2013 is de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Hierdoor en door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) zal de doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. Met de opening van De Oversteek wordt het mogelijk voor de gemeente Nijmegen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. In de wegenstructuur neemt de S100 als doorstroomroute in de stad daarbij een belangrijke plaats in. Om die doorstroming te garanderen zal waar nodig het verkeer aan de rand van de stad gebufferd worden en worden alternatieven (OV en fiets) en het mijden van de spits gestimuleerd.

In onderstaande toelichting wordt per vervoerswijze ingegaan op de betekenis van het mobiliteitsbeleid. Daarbij wordt ook ingegaan op de plan specifieke situatie per vervoerswijze.

4.4.2 Autoverkeer

Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Het is van groot belang dat deze autowegen goed functioneren. Er is dan namelijk geen noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen hoeft te zijn. Al het doorgaande verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen, doseren, overstappen.

  • Doorstromen: met de opening van De Oversteek ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te spreiden en kunnen we beter bijsturen in geval van calamiteiten. Het is een goed alternatief voor een deel van de verplaatsingen door het centrum. De gemeente zet in op een goede doorstroming van het verkeer in de stad via de S100 (Groene route op onderstaande afbeelding): dit is een aaneengesloten route waarop de doorstroming optimaal is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0035.png"

Afbeelding 12: Groene route (S100)

  • Doseren: als de doorstroming op de S100 op piekmomenten onder druk staat, wordt het verkeer op de invalswegen naar de route toe "gebufferd". De gemeente zet nadrukkelijk in op dynamisch verkeersmanagement: we monitoren het verkeer en waar nodig sturen we bij. Zo krijgen we steeds meer grip op het verkeer.
  • Overstappen: ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan waar automobilisten kunnen overstappen op het OV of (elektrische) fiets.

De Grootstalselaan maakt deel uit van het S100 wegennetwerk. Overige ontsluitingswegen zijn de Edisonstraat (onderzoek naar functie/inrichting), Hatertseweg, Malderburchtstraat (onderzoek naar functie/inrichting), Nieuwe Mollenhutseweg (onderzoek naar functie/inrichting), Slotemaker de Bruïneweg (op de grens van het plangebied), St. Annastraat (tegen de grens van het plangebied) en de St. Jacobslaan.

De St. Jacobslaan is in de periode 2014-2015 volledig heringericht. Dit was een vervolg op de herinrichting in 2013. De Malderburchtstraat zal in 2017 ter hoogte van de herontwikkeling van het zogenaamde Circusterrein in Hatert worden heringericht.

4.4.3 Openbaar vervoer

Het OV moet een belangrijker bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen, dus wordt vooral de kwaliteit van de stromen met de meeste reizigers verbeterd. Het OV moet echter niet alleen een goed alternatief zijn voor de auto (bereikbaarheidsfunctie). Ook degenen die niet over een geschikt eigen vervoermiddel beschikken moeten per OV naar de belangrijke (sociale) voorzieningen kunnen reizen (sociale functie).

De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. StadsregioRail voorziet in meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In Nijmegen betreft het de inmiddels geopende nieuwe stations Lent en Goffert.

In aanvulling hierop wordt een netwerk van HOV ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. De Stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd, waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Inmiddels rijden er twee HOV-lijnen:

  • Breng Direct lijn 300 tussen Arnhem, Huissen, Bemmel, Lent, Nijmegen CS en Heyendaal;
  • Breng Direct lijn 331 tussen Velp, Arnhem, Elst, Oosterhout, Nijmegen CS en Weezenhof.

Voor deze HOV-lijnen zijn en worden doorstromingsmaatregelen getroffen in de vorm van busbanen en het inbouwen van prioriteit bij verkeerslichten. Waar mogelijk wordt de kwaliteit nog verder verbeterd. De andere twee HOV-lijnen lopen van Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van Beuningen naar Heyendaal via Poort Neerbosch en station Nijmegen Goffert. Voor de verbinding tussen (Druten) / Beuningen, Goffert en Heyendaal zijn al diverse doorstroommaatregelen getroffen. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale, onderliggende lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een OV-netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het OV een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.

De volgende wegen in Nijmegen-Zuid maken deel uit van het buslijnennet: Couwenbergstraat, Cor van der Lindenstraat, Edisonstraat, Hatertseweg, Malderburchtstraat, Middennachtenstraat, Nieuwe Mollenhutseweg, Nijenrodestraat, St. Annastraat (tegen grens plangebied), St. Jacobslaan, Slotemaker de Bruïneweg en Van Hogendorpstraat.

De HOV-route Beuningen - Goffert - Heyendaal loopt vanaf station Goffert via de Burgemeester Daleslaan, Hatertseweg en Slotemaker de Bruïneweg naar Heyendaal. Waar mogelijk wordt de doorstroming verbeterd door een andere instelling van verkeerslichten, opstelstroken voor het OV of busbanen. Op de Slotemaker de Bruïneweg zal ten behoeve van veilige fietspaden ter plaatse van de twee bushaltes de weg worden heringericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0036.png"

Afbeelding 13: Hoofdnetwerk openbaar vervoer 2020

4.4.4 Langzaam verkeer

In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. Hierdoor is de fiets in deze gevallen een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 kilometer) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Snelfietsroutes proberen we te ontvlechten van drukke autoroutes door woonstraten fietsvriendelijk in te richten. Naast de hoofdfietsroutes moet de keuze voor de fiets aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen, maar natuurlijk ook voor schoolverkeer of sociaal recreatieve motieven.

Wij werken de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Een fijnmazig fietsnetwerk is van belang, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen.

Het doel van het fietsbeleid is om zoveel mogelijk mensen te laten profiteren van de voordelen van het fietsen. Deze voordelen zijn enerzijds persoonlijk (gezondheid, in de stad vaak sneller) en anderzijds maatschappelijk (bereikbaarheid centrum en voorzieningen, milieu).

De onderliggende doelstelling die hierbij hoort is, dat zodanig geïnvesteerd moet worden in de fiets dat men, in de stad, een goed alternatief heeft voor verplaatsingen met de auto. Deze doelstelling wordt vertaald in een aantal taken:

  • realiseren van directe en samenhangende routes;
  • verhogen van verkeersveiligheid fietsers;
  • realiseren van comfortabele en aantrekkelijke routes;
  • optimaliseren van aansluiting tussen OV en fiets.

Een toename van het fietsgebruik kan bereikt worden door een fietsroutenetwerk te realiseren met een maaswijdte van 400-600 meter, dat de belangrijkste routes voor het fietsverkeer omvat en de voornaamste voorzieningen ontsluit.

De belangrijkste snelfietsroutes door dit gebied zijn: Nijmegen-Heumen via de Hatertseweg (gerealiseerd), Nijmegen-Malden via St. Annastraat (tegen de grens plangebied) en Beuningen-Campus.

Het parkeren van fietsen gebeurt bij voorkeur op eigen terrein. In nieuwbouwgebieden is de eis om fietsenstallingen aan te brengen expliciet meegenomen in het Bouwbesluit. Tien procent van het totale bebouwde oppervlak moet als berging worden bestemd. Ook bij winkelcentra en maatschappelijke voorzieningen moeten voldoende stallingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0037.png"

Afbeelding 14: Snelfietsroutes in fietsnetwerk 2020

4.4.5 Expeditieverkeer

Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde business case te realiseren. Dit wordt mede bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het OV. Tevens streven we om de bevoorrading steeds meer buiten de spits te laten plaatsvinden, hiermee ontlasten we het rijkswegennet en houden we onze stad goed bereikbaar voor alle modaliteiten.

4.4.6 Parkeren

De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota "Kiezen en Delen" parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere volmaking van de parkeerproducten, hiertoe wordt een marketingplan opgesteld zodat het parkeren meer als een service gezien wordt. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (onder andere routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden maatwerk).

Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de punten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid. Daarbij gaan we als leidraad uit van de volgende drie uitgangspunten:

  • 1. Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen.
  • 2. Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van de economische functies en voorzieningen.
  • 3. Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat verkeersdeelnemers gericht kiezen om met de fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk, maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn essentiële randvoorwaarden.

Verder kent de gemeente Nijmegen een herziening Nota Parkeernormen (januari 2016) en beleidsregels Parkeren (mei 2016). Voordat een bouwplan kan worden uitgevoerd, is een omgevingsvergunning nodig. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. In de beleidsregels Parkeren wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de normen.

Aangezien de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening zijn vervallen, moeten de parkeerregels in het bestemmingsplan worden opgenomen. Daarbij wordt verwezen naar de beleidsregels Parkeren. De parkeerregels zijn zowel van toepassing op bouwplannen als bij gebruikswijzigingen. In de planregels is opgenomen dat indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, de gewijzigde regels gelden. Er wordt dus altijd getoetst aan de actuele parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning.

4.5 Groen, natuur en landschap

Aan de zuidoostzijde grenst Nijmegen Zuid aan het buitengebied van Heumen. Een groot deel van dit buitengebied, de Elshof, maakt deel uit van het Nationale Landschap de Gelderse Poort en delen vallen binnen het Gelderse Natuurnetwerk. Er is geen directe relatie met gebiedsbescherming Natura 2000-gebieden vanuit de Wet Natuurbescherming.

4.5.1 Rijksbeleid
4.5.1.1 Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De doelstelling van de Wet Natuurbescherming is het beschermen en ontwikkelen van de intrinsieke waarde van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit en tegelijkertijd het doelmatig beheren en gebruiken van de natuur ter vervulling van maatschappelijke functies.

4.5.1.1.1 Soortenbescherming - hoofdstuk 3 Wet Natuurbescherming

De soortenbescherming uit hoofdstuk 3 van de nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. In grote lijnen blijft de bescherming gelijk aan de oude Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet Natuurbescherming-ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden. Deze ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een dwingende reden van openbaar belang of dat het gaat om een ruimtelijke inrichting.

In de nieuwe wet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Voor alle nieuwe ontwikkelingen moet een quick scan flora en fauna uitgevoerd worden.

4.5.1.1.2 Houtopstanden, hout en houtproducten - hoofdstuk 4 Wet Natuurbescherming

Bij houtopstanden die buiten de bebouwde kom van de oude Boswet liggen, is deze nieuwe wet van kracht. Bij de kap van deze houtopstanden, moet een kapmelding gedaan worden bij de provincie. Een melding is verplicht bij het kappen van een houtopstand groter dan 10 are of bij meer dan 20 bomen uit een laanbeplanting. Tevens bestaat de verplichting om binnen 3 jaar het gekapte areaal te herplanten op dezelfde locatie. Wanneer dit niet mogelijk is, moet elders gecompenseerd worden.

In sommige gevallen kan naast de meldingsplicht, ook een gemeentelijke kapvergunning noodzakelijk zijn.

Het bosgebiedje aan de Einsteinstraat, hoek St. Annastraat valt onder dit regime.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0038.jpg"

Afbeelding 15: Kaart Wet Natuurbescherming - houtopstanden van kracht

4.5.2 Provinciaal beleid
4.5.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Voor natuur is het Gelders Natuurnetwerk opgenomen.

4.5.2.1.1 Gelders Natuurnetwerk

In de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd.
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.

Delen van de Elshof, het buitengebied van de gemeente Heumen, vallen binnen het Groene Natuurnetwerk. De zuidzijde van de Grootstalselaan valt voor een groot deel binnen dit GNN. Op onderstaand kaartje is dit weergegeven.

4.5.2.1.2 Groene ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.

Het overgrote deel van de Elshof, met uitzondering van de GNN gebieden, valt binnen de Groene Ontwikkelingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0039.jpg"

Afbeelding 16: Kaart Omgevingsvisie Gelderland

4.5.2.2 Nationale Landschap Gelderse Poort

De Gelderse Nationale Landschappen staan symbool voor een mooi, divers en dynamisch Gelderland en hebben een bovenregionale waarde. Met het Nationale Landschap wordt nagestreefd om de kernkwaliteit te behouden en de landschappelijke samenhang te vergroten. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk als deze kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden.

De Gelderse Poort bestaat uit 2 deelgebieden: Ooijpolder en Rijnstrangen en de Stuwwal Nijmegen / bekken Groesbeek. De openheid van de Ooijpolder vormt een sterk contrast met de beslotenheid van de bosrijke stuwwal. Beiden zijn karakteristiek voor de deelgebieden.

De Elshof, het buitengebied van Heumen, valt geheel binnen de Gelderse Poort. De randen van het plangebied maken deel uit van dit Nationale Landschap. Op onderstaand kaartje staat de begrenzing aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0040.jpg"

Afbeelding 17: Kaart Nationaal Landschap

4.5.3 Gemeentelijk beleid
4.5.3.1 Coalitieakkoord 2014-2018

Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend
De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voortgezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen. Wij ondersteunen deze initiatieven, geven ruimte en leggen verbindingen.

4.5.3.2 Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand.
In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos.

Binnen de hoofdgroenstructuur wordt onderscheid gemaakt in groengebieden die betekenis hebben voor de stad of voor de wijk. Het bosperceel aan de Einsteinstraat - Buys Ballotstraat - Heiweg heeft betekenis voor de stad. Het is visueel verbonden met het bosgebied aan de overzijde van de St. Annastraat.

De bosrand aan de overzijde van de Grootstalselaan heeft een betekenis op regionaal niveau, het maakt deel uit van het GNN en de GO uit de Omgevingsvisie Gelderland. (zie ook kaartje omgevingsvisie Gelderland).

De groene zone aan de zuid- en westzijde van Hatert heeft eveneens een betekenis op stadsniveau en sluit aan op de Elshof, het buitengebied van de gemeente Heumen. Deze randgebieden maken deel uit van een grotere structuur, de groene structuur om de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0041.jpg"

Afbeelding 18: Kaart Hoofdgroenstructuur

De kanaalzone en het aangrenzende groen heeft tevens een betekenis voor de ecologie van de stad. Het aaneengesloten groengebied heeft een directe relatie met het omliggende buitengebied. Soorten verplaatsen zich via deze groengebieden waardoor de biodiversiteit van de stad vergroot wordt.

De ecologische structuur kan versterkt worden als de groenzone langs het Kanaal ter hoogte van de locatie Fleuren doorgetrokken kan worden. Dit geeft tevens een extra impuls aan het recreatieve netwerk omdat de ontbrekende schakel in de doorgaande fietsroute opgeheven kan worden.

4.5.3.3 Ambities voor groen in relatie tot water

Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling. De grote centrale groenzones in de wijk Grootstal en fungeren als wateropvang en berging voor het hemelwater. Hier zijn zogenaamde wadi's aangelegd waarin het hemelwater kan bezinken.

4.5.3.4 Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud en ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

In het onderstaande kaartje is de hoofdboomstructuur op stads- en wijkniveau opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0042.jpg"

Afbeelding 19: Kaart Hoofdboomstructuur

In het handboek is tevens de kapverordening (kappen van houtopstanden) opgenomen. Deze vergunning is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en is een onderdeel van de Omgevingsvergunning. Grote delen van het groen binnen het plangebied zijn dermate waardevol, dat een omgevingsvergunning noodzakelijk is bij het kappen, verplaatsen of rooien van bomen. Op onderstaand kaartje zijn in donkergroen aangegeven voor welke gebieden dat geldt. Daarnaast valt de gehele hoofdboomstructuur binnen het regime van de omgevingsvergunning. Voor alle bomen die een grotere stamomtrek hebben dan 1,60 meter (op 1,30 meter hoogte), is, ongeacht de standplaats, een omgevingsvergunning verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0043.jpg"

Afbeelding 20: Kaart Omgevingsvergunning - rooivergunningplichtig

4.5.3.5 Bijzondere bomen

Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen.

Daarnaast is een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals onder andere de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom.

Alleen de, vanaf openbaar terrein, zichtbare monumentale bomen op particulier grondgebied zijn opgenomen. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van bomen.

In Nijmegen Zuid staan vooral in de oude ontsluitingswegen zoals de Grootstalselaan, de Hatertseweg, de Van Peltlaan, de Heiweg, Oude Molenweg en de Nieuwe Mollenhutseweg monumentale en waardevolle bomen. Een deel van de oude bomenstructuur langs de Hatertseweg is een aantal jaren geleden vervangen door een nieuwe laanbeplanting. Bij de ontwikkeling van de Emancipatiebuurt is een aantal bomen van het voormalige landgoed Jonkerbosch gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0044.jpg"

Afbeelding 21: Kaart Bijzondere bomen

4.6 Water

4.6.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 2 (RIZA, december 2006)
  • Waterbeheerprogramma 2016-2021 (Waterschap Rivierenland)
  • Afsprakenkader Riolering "Samen door één buis" (Waterschap Rivierenland).
4.6.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gemeentelijk grondgebied ten oosten van het Maas-Waal-kanaal en ten zuiden van de Waal. Voor dit gebied is het "Waterplan Nijmegen" relevant. De wijken Hatertse Hei en Grootstal liggen hoger en droger dan de oude dorpskern en nieuwbouw van Hatert zelf. Om het gebied klimaat-bestendig te krijgen (zie beleid GRP 2017-2023) vinden kleine waterhuishoudkundige wijzigingen plaats, maar dit is meestal niet van invloed op de aan te wijzen bestemmingen. Alleen bepaalde plangebiedsdelen moeten een dubbelbestemming krijgen (groen en waterhuishoudkundig) als ze een functie hebben in verband met de waterberging. Dit geldt bijvoorbeeld voor wadi's, omdat ze deel uitmaken van het bovengrondse regenwaterafvoersysteem.

4.6.2.1 Waterplan Nijmegen (2001)

Het in juni 2001 vastgestelde Waterplan Nijmegen vormt de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving in Nijmegen tegen de laagste maatschappelijke kosten. Belangrijke relevante doelstellingen waren:

  • a. gezond maken van de stadswateren;
  • b. afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze;
  • c. bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.

De doelstellingen uit het Waterplan waren reeds grotendeels overgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP 2010 t/m 2016). Het waterplan is nu grotendeels afgerond, alleen bij de vijvers in sportpark Winkelsteeg (buiten het plangebied) loopt nog onderzoek en zullen maatregelen worden genomen. Overige zaken worden in het nieuwe verbrede Rioleringsplan 2017-2023 meegenomen. Met name de aandacht voor klimaatadaptatie neemt toe en daarmee de wens om een stad te hebben, die voorbereid is op klimaatverandering en kan omgaan met hevige regenval en hittestress.

4.6.2.2 Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016

Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip.

Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:

  • 1. Om de kwaliteit van riolering op een goed niveau te houden worden deze vaker gerepareerd en gerenoveerd in plaats van volledig vervangen;
  • 2. De gevolgen van de klimaatontwikkeling voor water in de stad worden onderzocht;
  • 3. Het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van het riool blijft doorgaan, maar meer gericht op het oplossen van regenwateroverlast problemen. Bij het afkoppelen van openbare ruimte wordt vooral gezocht naar combinaties met verbetering van groen. De voorkeur gaat uit naar bovengronds infiltreren.
4.6.2.3 Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013)

Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in de Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013). Na de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is de beleidsnota aangepast naar de nieuwe wetgeving. De beleidsnota geeft invulling aan de wijze waarop een bouwende partij, bij de afgifte van een omgevingsvergunning, kan aantonen dat het regenwater naar redelijkheid op eigen terrein wordt verwerkt. Daarnaast geeft de beleidsnota regels voor het concrete ontwerp van infiltratievoorzieningen in de openbare ruimte.

De belangrijkste wijziging ten opzichte van 2010 is dat er functionele eisen gesteld worden aan het ontwerp van verwerking regenwater op particulier terrein en dat de nota van toepassing is op geheel Nijmegen. Conform het Bouwbesluit is er geen verschil meer in het wel of niet verwerken van regenwater bij verschillende rioolstelseltypen. Voor alle rioleringen geldt dat in principe, naar redelijkheid, het regenwater op eigen terrein verwerkt dient te worden.

4.6.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is alleen in Hatert oppervlaktewater aanwezig in de vorm van watergangen (deels in beheer en onderhoud bij het Waterschap Rivierenland). Hiervoor gelden de regels vanuit de Keur van het waterschap en het Waterbeheerprogramma. Het overige water maakt deel uit van het rioleringssysteem (overstortvijvers) of van het regenwaterafvoersysteem (wadi Grootstal). Hiervoor gelden de regels vanuit het gemeentelijk beleid (Afkoppelnota en Rioleringsplan).

4.6.4 Grondwater

In het zuidoosten van het plangebied (Hatertse Hei) bevindt zich een grondwaterbeschermingsgebied, dat hoort bij de drinkwaterwinning Heumensoord. De relevante beschermingsgrens is een zogenaamde 25-jaarszone (een ruime kring rondom het waterwingebied ten zuiden van de atletiekbaan en in het bos). In het beschermde gebied zijn alle acties verboden of moet er een vergunning worden aangevraagd voor acties die de grondwaterkwaliteit kunnen bedreigen.

1. Advies: een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van het waterleidingbedrijf.

2. Melding: een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat initiatiefnemer daarover een melding heeft gedaan bij Provincie Gelderland indien dat is vereist volgens de Omgevingsverordening Gelderland Hoofdstuk 3, paragraaf 3 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning.

Enerzijds zijn dat de aanleg van gebouwen of verharding (straten en parkeerterreinen), anderzijds zijn dat de aanleg van hemelwater infiltratievoorzieningen. De grondwaterwinning zelf heeft geen effect op de bestaande huizen en eventuele nieuwbouwontwikkelingen, omdat het grondwater overal voldoende diep zit (10-15 m). De gemeente is bevoegd gezag voor bodem en grondwaterkwaliteit. Vanwege mogelijke grondwatervervuilingspluimen onder het plangebied moet er bij bouwactiviteiten contact worden opgenomen met de gemeente als de bodem dieper dan 2 meter geroerd wordt (zie paragraaf 5.2 Bodem).

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet mogen wijzigen. Het plangebied ligt op een overgang van de stuwwal naar de laaggelegen wijken aan de zuid- en westzijde van de stad. De maaiveld hoogte in het plangebied verloopt van circa 23m+ NAP (noordoosten) naar circa 20m+ NAP (zuid en noordwest) tot aan circa 10m+ NAP dicht langs het kanaal. Het grondwaterpeil is bijna overal circa 8m+ NAP.

Het plangebied ligt op een overgang van de stuwwal naar de laaggelegen voormalige natte broekgronden. De bodemsamenstelling gaat over van zandig naar kleiig en de grondwaterstanden komen steeds dichter tot aan het maaiveld. Dit speelt met name in Hatert. Langs het Maas-Waal-Kanaal is sprake van kwel en in zekere mate zelfs kans op grondwateroverlast in het gebied rondom de Vossendijk. Bij nieuwbouw in deze hoek moet hiermee rekening worden gehouden (Watertoets!).

4.6.5 Riolering/hemelwater

Voor het hele plangebied geldt, in het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water, het gemeentelijk beleid om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde riool. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd.

De riolering in een groot deel van het plangebied is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Langs de Grootstalselaan ligt nu een overstortvijver en een schoonwatervijver, waarop de hemelwater afvoersystemen van de flats zijn aangesloten. Voor het afgekoppelde oppervlak is op openbaar terrein vaak een infiltratievoorziening aanwezig. Alleen nieuwbouwprojecten van de laatste tien jaar kennen een gescheiden rioolstelsel. Dit geldt bijvoorbeeld voor de nieuwbouw op de hoek van de Hatertseweg en Grootstalselaan en het al eerder aangelegd wijkje in Grootstal.

De wijk Hatert is losgekoppeld van het grote rioleringssysteem en dat betekent dat het rioolwater opgepompt wordt naar de hoofdtransportriolering. De berging van hemelwater moet in het gebied zelf worden opgelost, ook ten tijde van regenbuien. Daarom is reeds in een flink deel van de wijk verhard oppervlak afgekoppeld van het rioolsysteem. De wens is dat overstorten, die nu af en toe plaatsvinden op de watergang langs het Maas-Waal-Kanaal, in de toekomst worden opgeheven. Dat betekent nog wel dat een groot deel van bestaande verharding moet worden aangepast, zodat ook daarvan het hemelwater op een duurzame wijze wordt geborgen.

4.7 Kabels, leidingen en explosieven

4.7.1 Kabels en leidingen

Door het plangebied lopen de volgende kabels en leidingen:

  • een drietal hogedruk aardgastransportleidingen;
  • een rioolwatertransportleiding van het Waterschap Rivierenland.
4.7.2 Explosieven

Op basis van historische gegevens en interviews met betrokkenen vanuit de gemeente is een globale risicokaart vervaardigd, waarop risicogebieden zijn aangegeven met een mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de ondergrond. Risicogebieden zijn gebieden waar bombardementen en oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. De kaart is gecombineerd met een kaart van de bebouwde gebieden ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In de destijds bebouwde gebieden is het risico op het vinden van explosieven namelijk kleiner dan in de destijds onbebouwde gebieden. De combinatie van deze twee kaarten leidt tot een viertal gebiedskarakteristieken:

  • 1. risicogebied en onbebouwd ten tijde van WO II;
  • 2. risicogebied en bebouwd ten tijde van WO II;
  • 3. buiten risicogebied en onbebouwd ten tijde van WO II;
  • 4. buiten risicogebied en bebouwd ten tijde van WO II.

De vier gebieden kennen een aflopende schaal wat betreft de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven en daarmee wat betreft risico. Uitgangspunt is om de risico's op incidenten met niet-gesprongen explosieven te minimaliseren.

In Nijmegen-Zuid komen de gebiedskarakteristieken 3 en 4 voor. Aangezien de wijken in Nijmegen-Zuid grotendeels na WO II gebouwd zijn, vallen deze onder deelgebied 3. Hiervoor geldt een laag risicoprofiel wat inhoudt dat nader historisch of aanvullend veldonderzoek bij stedelijke herstructureringen of inbreidingen meestal niet nodig is. Deelgebied 4 betreft de vooroorlogse woonbuurten op enige afstand van het centrum. Hieronder vallen het oude dorp Hatert en de oude lintbebouwing. Hiervoor is het risicoprofiel nog lager zodat in deze gebieden eveneens geen historisch of aanvullend veldonderzoek hoeft plaats te vinden.

De veiligheid ten opzichte van explosieven moet altijd verzekerd zijn voor er grondwerk verricht wordt.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Bedrijvigheid

5.1.1 Algemeen

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt in een bestemmingsplan een gemotiveerde integrale afweging gemaakt met betrekking tot sectorale ruimtebehoeften. Eén van de belangrijkste methoden om de omvang van deze ruimtebehoefte te kunnen kwantificeren wordt gegeven door het instrument milieuzonering.

Een goede ruimtelijke ordening omvat immers ook het zoveel als mogelijk voorkomen van gevaar, schade en hinder voor kwetsbare bestemmingen door milieubelastende activiteiten, alsmede het bieden van voldoende rechtszekerheid aan bedrijven om zich te kunnen ontwikkelen op een bepaalde locatie. Dit kan onder meer worden bereikt door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en hiervoor gevoelige functies. Echter ook de gemotiveerde inschatting dat dit in bepaalde situaties niet nodig is, kan gelden als een invulling van datgene wat een "goede ruimtelijke ordening" is. Milieuzonering moet dan ook worden gezien als het instrument wat het mogelijk maakt om enerzijds hinder en gevaar voor alle betrokkenen te voorkomen en waarmee het anderzijds ook voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen en te ontwikkelen. De milieuzone is daarmee in eerste instantie bepalend om de ruimtevraag, die nodig is voor optimale ontwikkeling van verschillende functies, te kunnen bepalen.

Sinds 1986 geeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een brochure uit over bedrijven en milieuzonering. Doel van deze brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (verder: "de VNG-brochure") was, en is nog steeds, het bieden van een op de praktijk van de ruimtelijke planvorming gerichte handreiking voor maatwerk op lokaal niveau.

De, in de tijd steeds geactualiseerde, VNG-brochure, is in Nederland inmiddels uitgegroeid tot het meest toegepaste en geaccepteerde hulpmiddel, om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen, concreet voor een locatie, in te vullen, of hier, in sommige gevallen, juist van af te zien. Ook voor de toepassing van milieuzonering in dit plan wordt gebruik gemaakt van de laatste versie van de VNG-brochure.

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven en woningen, maar ook voor uitbreidingen van bestaande bedrijven en woningen. De uitgangspunten met betrekking tot deze ontwikkelingen, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure. Hierin is voor een groot aantal milieubelastende activiteiten (gerangschikt naar SBI-code) richtafstanden opgenomen. Hiermee wordt de minimale afstand uitgedrukt van de omschreven bedrijvigheid naar "gevoelige objecten" in een rustige woonwijk. De richtafstand kan vervolgens worden vertaald naar een zogenaamde 'milieuzone' waarvan de straal enerzijds wordt gegeven door de richtafstand, maar anderzijds ook door de aard van het betrokken gebied.

De specifieke VNG-methodiek, zoals toegepast in dit plan, wordt uitgebreid omschreven in de toelichting bij de Staat van bedrijvigheid (SvB), opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

5.1.2 Typering van de aanwezige gebieden

Zoals in de toelichting van de Staat van bedrijvigheid nader wordt verwoord, is het onderscheid tussen 'rustige woonwijk', 'gemengd gebied' en 'gebied voor functiemenging' van groot belang bij de toepassing van milieuzonering bij bestemmingsplannen. In dit kader is dan ook van belang om te weten welke gebieden in het plangebied als zodanig dienen te worden beschouwd. Vanwege de ruimtelijke consequenties die gelden voor een 'gebied met functiemenging', is ervoor gekozen om dit soort gebieden op kaart aan te wijzen.

Gelet echter op de gewenste flexibiliteit die het plan ook beoogt te bieden, is er voor gekozen om de 'gemengde gebieden' juist niet op de verbeelding vast te leggen. Dit alleen al omdat gebieden zich gedurende de planperiode van een bestemmingsplan veelal op vaak moeilijk voorspelbare wijze ontwikkelen. Het niet opnemen van dit gebiedstype hangt echter ook samen met het gegeven dat 'gebieden met functiemenging' die dus wel op kaart zijn aangewezen, voor die bedrijfstypen die niet aan de criteria voor functiemenging voldoen (zie toelichting bij de SvB, bijlage 1 bij de regels), vanwege de karakteristieken van de hier aangewezen gebieden, tevens dienen te worden beschouwd als "gemengd gebied".

In twijfelgevallen of verschillen van inzicht tussen aanvrager en bevoegd gezag, ten aanzien van de aard van de omgeving, wanneer het gaat om de inpasbaarheid van een nieuw bedrijf, of juist nieuwe milieugevoelige activiteit, zal de initiatiefnemer zelf de aard van de omgeving, gemotiveerd dienen te bepalen. Dit bijvoorbeeld aan de hand van onderzoek naar bepaalde relevante milieu-hygiënische indicatoren, zoals ten aanzien van het heersende achtergrondgeluidniveau, verkeersonderzoek, etc.

5.1.3 Aanwezige bedrijven in het plangebied

In Bijlage 4 is een overzicht gemaakt van de bestaande inrichtingen die voorkomen in het plangebied Nijmegen-Zuid. Uit dit overzicht blijkt dat in het plangebied slechts een enkel bedrijf is gevestigd dat in principe hinder kan opleveren voor de aanwezige woonbebouwing.

Het plangebied kenmerkt zich voornamelijk door woonbebouwing en kan als illustratie dienen bij de studie van Buursink en Van Dinteren (2005). Hierin wordt gesteld dat de belangrijke economische betekenis van het woongebied met name tot uiting komt door het grote aantal kleine bedrijven (70% van het Nijmeegse totaal) die hier gevestigd zijn.

Het totaal aantal ingeschreven bedrijven bij de Kamer van Koophandel in het plangebied bedraagt maar liefst 955 stuks. Hiervan kwalificeerden zich echter slechts 32 bedrijven als 'inrichting' zoals omschreven in de Wet milieubeheer.

Onder deze bedrijfjes bleken er geen bedrijven in het gebied gevestigd met een SBI-bedrijfscategorie, die in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (2009), in een milieuhindercategorie 3.2 of hoger is geplaatst. Dit type bedrijven wordt in de VNG-brochure vanwege de potentiele milieuhinder in zijn geheel uitgezonderd binnen het functiemengingsgebied, waardoor de aanwezigheid van dit type bedrijven in ieder geval reden zou zijn om te komen tot een nadere verantwoording. Dit geldt echter ook voor bedrijvigheid die in de "gevaarskolom" 50 meter of hoger scoort, omdat deze vorm van milieuhinder niet door de aard van de omgeving kan worden beïnvloed, waardoor deze op het meest relevante milieuaspect (gevaar) in "gemengd gebied" vergelijkbaar scoort met bedrijven in categorie 3.2.

Voor het bestemmingsplan Nijmegen-Zuid voldoet alleen het Shell station Grootstal aan deze criteria. De risico-contour van dit type bedrijven (LPG-tankstation) is 50 meter en deze afstand kan niet worden gehaald bij dit bedrijf. In de paragraaf externe veiligheid wordt echter reeds uitgebreid stilgestaan bij de overwegingen waarom de aanwezigheid van dit bedrijf toch strookt met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening. Voor een nadere toelichting wordt dan ook verwezen naar deze paragraaf.

5.1.4 Bedrijven buiten het plangebied

Met betrekking tot de hinder die mogelijk wordt veroorzaakt door bedrijven en inrichtingen van buiten het plangebied zijn de volgende bedrijven van belang:

  • Campus Heyendaal

Op de campus vinden bedrijfsactiviteiten plaats die een relatief zware milieubelasting kennen, waardoor rondom het campusterrein een milieucirkel geldt die zich ook nog gedeeltelijk uitstrekt tot in het bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid.

Er zijn in dit bestemmingsplan echter geen hindercirkels voor de campus opgenomen omdat de gemeente voornemens is de betreffende activiteit in het op dit moment in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan Heyendaal qua bestemmingsplanruimte nader ruimtelijk in te perken, waardoor de specifieke onderdelen met een zwaardere milieubelasting (bijvoorbeeld het helikopterdek), dienovereenkomstig zullen worden bestemd en dus nader worden gereguleerd.

  • Betonwarenfabriek De Hamer

Ten zuiden van het plangebied ligt aan de overzijde van het Maas-Waal-kanaal de betonwarenfabriek De Hamer. Dit bedrijf ligt op een gezoneerd industrieterrein waarvan de 50 dB(A) contour over een gedeelte van het plangebied ligt.

5.1.5 Niet gereguleerde milieuhinder

Bij het bepalen van de richtafstanden uit de VNG-brochure is uitgegaan van "gemiddeld" moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. Vergelijkbare uitgangspunten worden ook gehanteerd bij het Activiteitenbesluit en milieuvergunningen, waarin vanuit de Wet milieubeheer en de Wabo beperkingen worden opgelegd aan de bedrijfsvoering van inrichtingen met het oog op (onder meer) de bescherming van omwonenden.

Er blijft dan echter nog een zogenaamde "restcategorie" over. Voor niet in het Activiteitenbesluit geregelde zaken, of zelfs bewust uitgezonderde milieuhinder, kan (of moet) in het bestemmingsplan een eigen afweging worden gemaakt. Dit geldt voor een aantal milieuaspecten (onder andere stemgeluid en niet-versterkte muziek) die zelfs niet meer, als voorheen, kan worden gereguleerd in een "milieuvergunning". De ruimte die het bestemmingsplan zelf biedt, is hierdoor bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven waar deze vormen van overlast evident zijn. Dit geldt dan bijvoorbeeld voor schoolpleinen, terrassen, etc.

De steeds grotere verweving tussen milieu- en ruimtelijke ordeningsregels heeft ertoe geleid dat in jurisprudentie (onder andere ABRvS 200205329/1, Heerhugowaard) thans de mogelijkheid wordt geaccepteerd om direct werkende milieunormen op te nemen in een bestemmingsplan, waarmee wordt voorkomen dat een "goed woon- en leefklimaat" juist door deze aspecten wordt aangetast.

In de regels van het bestemmingsplan is in een aantal bestemmingen dan ook de bepaling opgenomen dat bij klaarblijkelijke aantasting van het woon- en leefklimaat door deze vormen van overlast, nadere eisen (milieunormen, of concrete milieumaatregelen) ter bescherming van het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld om door middel van maatwerk aan de betrokken belangen recht te doen.

5.2 Bodem

5.2.1 Beleid

Bij elk project vindt standaard een wettelijk verplicht onderzoek plaats. Binnen het gebied zijn veel bodemonderzoeken verricht en is een goed beeld van de bodem aanwezig. Zie kaart hieronder:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0045.jpg"

Het beleid ten aanzien van bodem in bestemmingsplannen wordt bepaald door de Wet ruimtelijke ordening en de Wet bodembescherming. Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat, het plan vanaf het begin, hoe globaal ook opgezet, in zijn totaliteit uitvoerbaar moet zijn. De bodem moet geschikt zijn, of te maken zijn voor de bestemming die ze krijgt en het plan moet financieel uitvoerbaar zijn. Het begrip financiële uitvoerbaarheid kan worden omschreven als een (rekenkundige) opzet van kosten en baten van een plan. Het gaat hierbij om grondproductiekosten die onvermijdbaar, meetbaar en voorzienbaar zijn voor het leveren van bouwrijpe grond. Het verontreinigd zijn van de bodem is een omstandigheid die invloed kan hebben op de uitvoerbaarheid. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiële realiseerbaarheid van het plan door middel van een opgesteld saneringsplan.

De bodemaspecten bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied worden beschreven in Hoofdstuk 6.

5.2.2 Grondwater/Infiltratie hemelwater

Het plangebied bevindt zich deels in het grondwaterbeschermingsgebied "Heumensoord". Voor een grondwaterwingebied is de Omgevingsverordening van toepassing. Volgens de Omgevingsverordening moeten alle activiteiten in een grondwaterbeschermings-/ waterwingebied voldoen aan het stand-still/step forward beginsel. De voorgenomen activiteiten worden getoetst aan het stand-still/step forward beginsel.

Hieronder volgen de criteria om aan het stand-still/step forward beginsel te voldoen:

  • Waar mogelijk dient conform het convenant Duurzaam bouwen Gelderland '99 gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Dit betreffen bouwmaterialen die geen verspreiding van zware metalen en of organische microverontreinigingen veroorzaken en hierdoor geen nadelige invloed hebben op de bodem en het grondwater. Dat betekent dat er in principe geen koper, brons en zink kan worden toegepast als dakbedekking. Lood moet worden geseald om run-off te voorkomen.
  • Er mag geen locale verslechtering optreden van de bodemkwaliteit door infiltratie.
  • Voor regenwater van daken geldt dat gebruik gemaakt kan worden van groene wanden/daken voor filtering/berging van regenwater en/of bodempassage.
  • Voor regenwater afkomstig van parkeerplaatsen kan gebruik worden gemaakt van filtering door bodempassage in een groene wadi constructie.
  • Het is niet toegestaan om ondergrondse voorraadtanks in het plangebied toe te passen.
  • Er mogen geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaats vinden.
  • Compensatie van de nieuwbouw kan gevonden worden in het gedeeltelijk omzetten van functies.

Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Er is in de nabijheid geen oppervlaktewater aanwezig om het hemelwater naartoe af te voeren. De aanleg van de voorzieningen komt voor rekening van de projectontwikkelaar. De voorzieningen voor hemelwaterafvoer moeten aantoonbaar het afvloeiende hemelwater kunnen verwerken en geen overlast veroorzaken op naburige percelen.

5.2.3 Bodem en klimaat

In de opzet van nieuw te plaatsen gebouwen moet rekening worden gehouden met voldoende groenstructuur. Hiermee wordt de oppervlakte open bodem vergroot. Dat is positief voor (water) kringloop, bodemprocessen en dus biodiversiteit. Een open bodem helpt daarbij met de regulering van het klimaat. Ook het verblijfsgebied wordt aangenamer, mits er voldoende grotere bomen overblijven in verband met de boomkronen (vermindering windturbulentie bij hogere gebouwen en effect op schaduwvorming, verdamping/hitteonttrekking en dus vermindering van hittestress).

Verder zou het positief zijn als gevelgroen wordt toegepast. Dit kan ook helpen bij de opvang van hemelwater. Gecombineerd met een buffertank zorgt dit voor een irrigatie van gevelgroen. Verticaal groen tegen gebouwen werkt klimaat regulerend, zowel voor hitte, fijn stof als wind/geluid.

5.3 Geluid

5.3.1 Inleiding

In een bestemmingsplan worden de functies in een gebied (op)nieuw vastgelegd. Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals wonen en onderwijs moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeerswegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. De Wet milieubeheer regelt de geluidsbelasting van individuele bedrijven. Aanvullend hierop wordt het Nijmeegs Geluidsbeleid gehanteerd dat een aanvulling en uitwerking is van de eerdergenoemde wetten.

In deze paragraaf gaan we in op de geluidsbronnen die vallen onder de werking van de Wet geluidhinder.

5.3.2 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen te beperken. Daarom zijn er in de wet grenswaarden opgenomen die bij voorkeur niet mogen worden overschreden. Bij geluidsbelastingen tot deze voorkeursgrenswaarden is er over het algemeen geen sprake van een prettig akoestisch klimaat. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een hogere geluidsbelasting toe te staan. De Wet geluidhinder geeft deze mogelijkheid, maar kent ook maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte procedure is doorlopen.

De voorkeursgrenswaarden gelden alleen binnen vastgestelde zones langs de verkeers- en spoorwegen en de zones rond industrieterreinen. Deze zones zijn aandachtsgebieden waarbinnen aandacht moet worden besteed aan de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen.

In de onderstaande tabel staan de huidige en de nieuwe grenswaarden.

Geluidsbron   Voorkeursgrenswaarden  
  Huidig (Laeq)   per 1-1-2007 (Lden)  
Wegverkeerslawaai   50 dB(A)   48 dB  
Railverkeerslawaai   57 dB(A)   55 dB  
Industrielawaai   50 dB(A)   blijft 50 dB(A) (Laeq)  

5.3.3 Plangebied Nijmegen Zuid

In en rond het plangebied liggen gezoneerde wegen en een gezoneerd bedrijf (buiten het plangebied) die het gebied belasten, te weten:

  • Hatertseweg;
  • Weg door Jonkerbos;
  • Grootstalselaan;
  • Malderburchtstraat;
  • Nieuwe Mollenhutseweg;
  • Edisonstraat;
  • St. Jacobslaan;
  • Slotemaker de Bruïneweg;
  • St. Annastraat;
  • Burgemeester Daleslaan; en
  • betonwarenfabriek De Hamer.

Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zijn alleen toegestaan buiten de 48 dB contour voor wegverkeerslawaai. Binnen deze contouren zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan als uit akoestisch onderzoek blijkt dat vaststelling van een hogere waarde mogelijk is.

De geluidsaspecten bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied worden beschreven in Hoofdstuk 6.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Bestaande situatie

De luchtkwaliteit in grote delen van dit plangebied wordt met name belast door verkeersuitstoot van de grotere doorgaande wegen (zoals de Hatertseweg, St. Annastraat Grootstalseweg etc.).

Uit recent luchtkwaliteitsonderzoek over 2014 van de gemeente Nijmegen blijkt dat op de enkele kruispunten van de St. Annastraat overschrijdingen van de grenswaarden plaatsvinden. Voor het rekenjaar 2014 is voor NO2 de jaargemiddelde contour ingevoegd. De meeste overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0046.jpg"

Afbeelding 22: Kaart luchtkwaliteit

5.4.2 Toetsing aan regelgeving

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit;
  • b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitsonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2   40 µg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10   40 µg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar > 50 µg/m3   1 juni 2011  

Tabel: luchtkwaliteit

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (artikel 5.16.1.b.1° Wm), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (artikel 5.16.1.b.2° Wm). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (artikel 5.16.1.d Wm), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.

Aanvullend aan de actieprogramma's van Rijk, Provincie en Regio heeft Nijmegen een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in doorstromingsmaatregelen voor het wegverkeer, schonere bussen, stimulering transitie naar schonere brandstoffen, stadsdistributie voor het Centrum en privilege beleid voor toegang naar het Centrum. Bij nieuwe ontwikkelingen zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het bouwplan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden.

Voor het onderhavige plan is geen specifiek luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die een grote verkeersaantrekkende werking hebben. Daarmee wordt voor dit aspect voldaan aan de luchtregelgeving.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB) wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD heeft het advies "niet in 1e lijnsbebouwing" aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve niet in de eerste lijnsbebouwing langs bovengenoemde drukke wegen geplaatst te worden.

5.4.3 Aanbevelingen

De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging in dit gebied onder de dan geldende wettelijke normen zal blijven. Desondanks blijft het een locatie met relatief hoge concentraties luchtverontreiniging. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door:

  • eventuele nieuwe bedrijvigheid aan laten sluiten bij lopende ontwikkelingen zoals stadsdistributie in het stadscentrum dan wel aan- en afvoer door middel van schone voertuigen (zoals bijv. op elektriciteit, aardgas/groen gas en/of EURO VI-diesel);
  • in de eerstelijns-bebouwing langs de bovengenoemde drukke wegen dienen geen school, kinderdagverblijf, zorginstellingen of zorgwoningen als nieuwe bestemming geplaatst te worden. Dit dient ter bescherming van extra gevoelige groepen;
  • verminderen behoefte verplaatsing: zorgen voor befietsbare en beloopbare afstanden. Het effect is minder en kortere vervoersbewegingen;
  • verbetering en schoner worden van het openbaar vervoer;
  • zorgen voor goede doorstroming van (af- en aanrijdend) verkeer ten behoeve van dit plangebied.

5.5 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplan gebied:

  • Transportrisico's
    • 1. Maas-Waalkanaal
    • 2. twee hogedruk aardgastransportleidingen (N-576-73 en N-576-77, 168 mm 40 bar).

  • Stationaire bronnen
    • 1. Bevi
      - LPG tankstation Grootstalselaan 141.
    • 2. Niet-Bevi
      - diverse gasdrukmeet en -regelstations.

Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een PR contour wordt de PR*10-6 contour bedoeld.

Alleen de PR contouren van het LPG tankstation liggen binnen het plangebied. Het PR vormt geen belemmering voor dit conserverend bestemmingsplan.

De verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Voor de verantwoording van het groepsrisico rond bedrijven geldt een ander afwegingskader dan de verantwoording van de risico's rond transportroutes.

5.5.1 Transportrisico's
5.5.1.1 Maas-Waalkanaal

In februari 2014 heeft de gemeente Nijmegen een beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. Hierin is vastgelegd dat er geen nieuwe zeer kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de 25 meter vanaf de oeverlijn van het Maas-Waalkanaal.

Het betreffende bestemmingsplan is conserverend waardoor geen nieuwe objecten in het invloedsgebied van het Maas-Waalkanaal worden toegevoegd. Het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het PR komt niet buiten de oeverlijn en is derhalve geen belemmering voor dit plan. Het groepsrisico dient wel te worden verantwoord op grond van artikel 7 en 8 van het Bevt. Hier wordt echter afgezien van een berekening van de hoogte van het groepsrisico omdat de Handreiking Risicoanalyse Transportroutes (HART, juni 2014) alleen een berekening van het groepsrisico eist indien de bevolkingsdichtheid groter is dan 1500 personen per ha. De dichtheid ter hoogte van het plangebied is lager. Deze zal door het huidige conserverende bestemmingsplan ook niet significant wijzigen. De toename van het groepsrisico is dan ook niet meetbaar klein. Op grond van Bevt artikel 8 lid 2b is dan ook geen volledige groepsrisicoverantwoording nodig en alleen een beschouwing van de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid (Bevt art 7).

Om te voorkomen dat zeer kwetsbare objecten in de nabijheid van het Maas-Waalkanaal ontstaan worden deze in de eerste 25 meter vanaf de oeverlijn uitgesloten en in de zone vanaf 25 meter tot aan 90 meter alleen na een zware verantwoording toegelaten. Dit is vertaald in het bestemmingsplan door het opnemen van een tweetal veiligheidszones:

  • veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1: dit betreft een contour van 25 meter vanaf de oeverlijn, waarin zeer kwetsbare objecten worden uitgesloten;
  • veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2: dit betreft een contour van 25-90 meter, waarin alleen met een zware groepsrisicoverantwoording met een afwijkingsbesluiten (art 2.12, eerste lid, onder a, tweede, Wabo) een zeer kwetsbaar object gevestigd kan worden.

De Veiligheidsregio Gelderland Zuid heeft met een advies van 8 augustus 2017 een beschouwing gegeven over de mogelijkheden van bestrijding van een incident en de zelfredzaamheid van personen in de nabijheid van risicobronnen (Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio).

5.5.1.2 Hogedruk aardgastransportleidingen

Voor wat betreft hogedruk aardgastransportleidingen loopt alleen leiding N-576-77, N-576-73 en N-567-76 door het plangebied. De overige leidingen in de omgeving van het plangebied hebben geen invloedsgebied binnen het plangebied en veroorzaken derhalve geen risico. De leidingen -77 en -73 hebben een doorsnede van 168 mm en druk van 40 bar. Daarmee hebben deze leidingen een invloedsgebied van 70 meter en een 100% lethaal contour van 50 meter.
De aardgasleiding -76 heeft een diameter van 324 mm en een druk van 40 bar. Daarmee is de 100% lethaal contour 70 meter en het invloedsgebied 140 meter. De leidingen lopen van zuid naar noord langs het Maas-Waalkanaal. Hierbij lopen twee aardgasleidingen grotendeels parallel aan elkaar (-77 en -73) en komen samen direct ten noorden van de Hatertseweg in leiding -76 (zie onderstaande figuur). Vanuit dit punt loopt er een aftakking onder het Maas-Waalkanaal door.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0047.jpg"

Afbeelding 23: Verloop aardgasleidingen

Voor de groepsrisicoverantwoording wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het groepsrisico dient verantwoord te worden op grond van artikel 12 van het Bevb. Op grond van artikel 12 lid 3b kan echter worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording omdat dit bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en er geen toename van het groepsrisico te verwachten is. De personendichtheid in het invloedsgebied van de gasbuisleidingen is ongeveer 200 personen per ha. Gezien het feit dat er alleen aan de noordzijde van de aardgasleidingen woningen staan en niet aan de zijde van het Maas-Waalkanaal is er met deze dichtheid geen overschrijding van de oriëntatiewaarde te verwachten. Berekeningen uit het verleden wijzen dit ook uit. De toename van het groepsrisico is nihil waardoor hier dan ook kan worden volstaan met een beschouwing van de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid. Op grond van artikel 14 Bevb is er een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijde van de gasbuisleidingen te worden aangegeven op de verbeelding uitgaande van het hart van de leiding.

De Veiligheidsregio Gelderland Zuid heeft met een advies van 8 augustus 2017 een beschouwing gegeven over de mogelijkheden van bestrijding van een incident en de zelfredzaamheid van personen in de nabijheid van risicobronnen (Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio). De veiligheidsregio adviseert om geen nieuwe zeer kwetsbare objecten toe te laten in de 100% lethaal zone van de buisleidingen. De beleidsvisie van de gemeente geeft aan dat deze objecten slechts na een zware verantwoording toelaatbaar zijn. Deze eerder vastgestelde beleidslijn wordt hier gevolgd.

5.5.2 Bedrijven met gevaarlijke stoffen

Het LPG tankstation van Shell aan de Grootstalselaan 141 ligt binnen het plangebied. Bij de ontwikkeling van het plan Malderborgh (bestemmingsplan Nijmegen Zuid-2) is veel aandacht besteed aan de risico's van het tankstation. Destijds zijn in overleg met het tankstation diverse maatregelen doorgevoerd om het risico te verlagen. De doorzet is gelimiteerd tot 1000 m3 LPG/jaar, er wordt gebruik gemaakt van de verbeterde vulslang en gecoate tankauto's en de ondergrondse LPG tank is begrenst op 21 m3. Uit berekeningen van destijds (Externe veiligheid plan Maldenborgh, Oranjewoud mei 2007) blijkt dat met deze maatregelen de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Op pagina 13 van de zojuist genoemde rapportage is de hoogte van het groepsrisico aangegeven. In de berekeningen is uitgegaan van een dichtheid van 115 personen per hectare. Deze situatie wijzigt niet met dit conserverende bestemmingsplan. Voor een volledige verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van de genoemde berekening.

De PR 10-6 contouren zijn vastgelegd op de verbeelding. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden hier uitgesloten, afstanden zijn 35 meter (RD 186103 424496), 25 meter (186117 424473) en 15 meter (186114 424516) van respectievelijk vulpunt, tank en afnamepunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0048.jpg"

Afbeelding 24: Uitsnede Risicokaart met de PR 10-6 contouren tankstation Grootstalselaan 141

5.5.3 Gasdrukmeet en -regelstations

In het plangebied liggen diverse kaststations (artikel 3.12, tabel 3.12 Activiteitenbesluit) van Liander om de gasdruk te meten en reguleren. Binnen 6 meter van deze kasten mogen geen kwetsbare objecten ontstaan. Binnen 4 meter mogen geen beperkt kwetsbare objecten ontstaan.

De volgende kasten liggen binnen het plangebied:

Straat   nr.   toevoeging   RD X   RD Y  
Nijenrodestraat   63   A   185.148.604   423.871.130  
Malderburchtstraat   15     186.008.188   424.278.791  
Thorbeckestraat   105     185.220.725   424.444.601  
Nieuwe Mollenhutseweg   56     186.184.550   424.940.166  
Van Peltlaan   314     186.946.572   424.944.427  
Winkelsteegseweg   99     185.074.520   425.014.182  

Conclusie 
Met de implementatie van de beleidsvisie externe veiligheid in het huidige bestemmingsplan is de veiligheid maximaal geborgd.

5.6 Ruimtelijke veiligheid

De actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen-Zuid kent sterk een conserverend karakter; er zullen dus betrekkelijk weinig wijzigingen in de bebouwde omgeving uit voortvloeien. Wat inrichting van de openbare ruimte, situering van gebouwen, bereikbaarheid en bluswatervoorziening betreft, geldt dat de bestaande situatie kan afwijken van recente inzichten. Er worden op grond van het bestemmingsplan echter geen majeure afwijkingen geconstateerd waarvan te verwachten valt dat die tot problemen voor brandbestrijding en hulpverlening kunnen leiden.

Over externe veiligheid is separaat geadviseerd door de Veiligheidsregio. Voornaamste advies op dit vlak is om in de toekomst, in de lijn van de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen in beginsel geen (zeer) kwetsbare objecten in de directe omgeving van risicobronnen mogelijk te maken; voor zonering en meer achtergrondinformatie met betrekking tot externe veiligheid wordt door de brandweer verwezen naar het eerder genoemde advies van de Veiligheidsregio.

5.7 Klimaat en duurzaam bouwen

5.7.1 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat, de duurzaamheidsagenda 2011-2015 en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd.

Hoofddoelstelling is dat Nijmegen op termijn energieneutraal wordt en dat de stad zich voorbereidt op klimaatverandering. Kernbegrippen hierbij zijn mitigatie en adaptatie.

Mitigatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

5.7.2 Opwekking duurzame energie

Nijmegen wil in 2045 een stad zijn die in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Energiebesparing en duurzame energie zijn de leidraad en iedereen in de stad kan straks meewerken aan deze lange termijn energievisie. Inzetten op duurzaamheid is tegelijk een belangrijke kans voor economische groei. Nijmegen kan in 2045 een energieneutrale stad zijn door 50% energie te besparen en 50% energie duurzaam op te wekken (ten opzichte van totaal stedelijk energieverbruik 2009).

Om op lange termijn als stad volledig duurzaam te kunnen zijn en onafhankelijk van fossiele brandstoffen is er meer nodig dan alleen korte termijn maatregelen. Een transitie naar een duurzame stad vraagt ingrepen op meerdere fronten. De gemeente Nijmegen wil dan ook de komende jaren duurzaamheid verankeren in het gemeentelijke beleid over de volle breedte:

  • een energieneutrale stad; inzetten op energiebesparing en duurzame energiebronnen als zon, wind en groen gas. In het co-creatietraject Power2Nijmegen wordt dit spoor uitgewerkt in samenwerking met andere overheden, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, ondernemers en burgers;
  • een klimaatneutrale organisatie; duurzaam inkopen, volledig wagenpark op groengas en verduurzamen gemeentelijk vastgoed;
  • een duurzame economie; stimuleren van innovatie op het gebied van duurzame energie; creëren van groene werkgelegenheid;
  • duurzame mobiliteit; schone brandstoffen, investeren in fiets en OV;
  • duurzame stedelijke ontwikkeling; duurzaam bouwen, klimaatbestendige wijken, werken aan compacte verstedelijking.

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Door groenontwerp en waterhuishouding te combineren kunnen de aanwezige en potentiële ecologische waarden van het gebied vergroot worden.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. Nijmegen hanteert de GPR-methodiek om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen.

Voor woningbouw en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Buiten het Grondwaterbeschermingsgebied is het plangebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

Hoofdstuk 6 Ontwikkelingen en ruimtelijke onderbouwing

6.1 Overzicht ontwikkelingslocaties

In het plangebied is een aantal ontwikkelingslocaties, waarbij een wijziging van de bestemming en/of een wijziging van de bouwmogelijkheden aan de orde is.

6.1.1 de Lelie (Park Malderborgh)

In 2015 is door middel van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO een bouwvergunning verleend voor de bouw van Park Malderborgh. Onderdeel van het park was het zogenaamde Scharniergebouw. Het Scharniergebouw vormde de beëindiging van de nieuwbouw van het verzorgingshuis en de gestapelde woningbouw. In september 2015 is de bouwvergunning van het Scharniergebouw ingetrokken vanwege een sterk verslechterde woningmarkt. Inmiddels is de marktsituatie gewijzigd en is het oprichten van een gebouw ter plaatse van de locatie van het Scharniergebouw weer actueel. De ontwikkelaar heeft plannen ontwikkeld voor een gebouw op dezelfde locatie als dat van het Scharniergebouw. Het nieuwe appartementengebouw, De Lelie, bestaat net als het voorheen het Scharniergebouw uit 6 bouwlagen en past binnen de footprint van het voormalige Scharniergebouw. Zoals ook bij het Scharniergebouw vindt het parkeren onder het gebouw plaats in een parkeergarage. Het aantal appartementen bedraagt, zoals ook in het Scharniergebouw, maximaal 23.
In het huidige bestemmingsplan is ter plaatse van de locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Groen te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Tuin, Verkeer en Bedrijf-Nutsvoorziening. Omdat nu echter de ontwikkeling kan worden meegenomen in onderhavige actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen Zuid, zal geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegheid.

Omdat het gebouw de Lelie nauwelijks afwijkt van het Scharniergebouw voor wat betreft locatie en afmetingen, kan voor de stedenbouwkundige afweging en nadere onderbouwing worden verwezen naar de Ruimtelijke Onderbouwing uit 2008 (Bijlage 6). Ten aanzien van bodem, wegverkeerslawaai en flora&fauna zijn nieuwe onderzoeken uitgevoerd (Bijlage 7, Bijlage 8 en Bijlage 9). Conclusie uit het bodemonderzoek en de quickscan flora&fauna is dat er geen belemmeringen zijn om de gewenste ontwikkeling uit te voeren. Ten aanzien van de opvang van hemelwater kan worden opgemerkt dat het hemelwater zal worden geïnfiltreerd onder de bestrating van de parkeergarage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa1000-VG01_0049.jpg"

Wegverkeerslawaai Ruys de Beerenbrouckstraat/Grootstalselaan

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.

De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. De maximum toegestane geluidbelasting voor wegverkeer bedraagt 63 dB. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Na deze maatregelenafweging moet aan de voorwaarden uit de beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder worden voldaan. De voorwaarden zijn als volgt:

  • Een woning moet minimaal één geluidluwe zijde hebben (een geluidluwe zijde is een zijde waarbij de geluidbelasting niet hoger is dan 48 dB);
  • Een buitenruimte die als verblijfsruimte wordt gebruikt, balkon, moet aan de geluidluwe zijde liggen (een geluidluwe zijde is een zijde waarbij de geluidbelasting niet hoger is dan 48 dB);
  • Als de geluidbelasting op een woning hoger is dan 53 dB vanwege wegverkeer dan geldt voor een woning een indelingseis, minimaal één slaapkamer moet aan een geluidluwe zijde liggen (een geluidluwe zijde is een zijde waarbij de geluidbelasting niet hoger is dan 48 dB).

Als aan de voorwaarden uit de beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan, kan een hogere waarde worden vastgesteld.

In het appartementencomplex aan de Ruys de Beerenbrouckstraat kunnen maximaal 23 appartementen over 6 bouwlagen worden gerealiseerd. Het appartementencomplex ligt binnen de zone van de Grootstalselaan. Voor deze weg is akoestisch onderzoek verricht.

De Ruys de Beerenbrouckstraat is een weg met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur, heeft daardoor volgens de Wet geluidhinder geen onderzoekszone en is niet onderzoeksplichtig. Tevens is de hoeveelheid verkeer op de Ruys de Beerenbrouckstraat niet hoog en daardoor is deze weg akoestisch niet relevant. Deze weg wordt grotendeels gebruikt, alleen door mensen die in dit deel van de wijk moeten zijn. Voor deze weg is geen akoestisch onderzoek verricht.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij het appartementencomplex de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer op de Grootstalselaan wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Grootstalselaan bedraagt 55 dB. De maximum toegestane geluidbelasting van 63 dB wordt daarmee niet overschreden.

Geluidbeperkende maatregelen zijn vanwege stedenbouwkundige, verkeerskundige of om financiële redenen niet wenselijk en worden niet getroffen.

Aangezien het appartementencomplex bestaat uit 6 bouwlagen heeft een laag geluidscherm weinig effect op een verlaging van de geluidbelasting. Een hoog geluidscherm is stedenbouwkundig niet wenselijk omdat dat de samenhang van het gebied verbreekt, het isoleert het gebied ten zuiden van de Grootstalselaan van het gebied ten noorden van de Grootstalselaan. Vanwege voorgaande redenen wordt er geen geluidscherm geplaatst.

De Grootstalselaan is onderdeel van de S100 en daarmee een belangrijke verkeersader in de gemeente Nijmegen, deze loopt als een soort van ringweg om het centrum heen. Het is belangrijk dat het verkeer op deze weg zich in (relatief) korte tijd verplaatst, verlagen van de maximum toegestane snelheid van 50 km/uur naar 30 km/uur is daarom niet gewenst. Vanwege voorgaande rede wordt de maximum toegestane snelheid niet verlaagd.

Op de Grootstalselaan is recent de wegverharding vervangen. Nu ligt er SMA-NL5 (steenmastiekasfalt) als deklaag op deze weg. Ten opzichte van DAB (fijn asfalt) reduceert SMA-NL5 het geluid met circa 1,5 dB. De huidige deklaag is nog in een goede staat en niet toe aan vervanging. Vervangen van de deklaag in een soort die het geluid meer reduceert is daarom kostbaar en zonde van het geld. Vanwege voorgaande reden wordt de deklaag niet opnieuw vervangen.

Voor een woning waarbij de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden gelden de volgende voorwaarden:

  • De woning moet minimaal één geluidluwe zijde hebben;
  • De buitenruimte die als verblijfsruimte wordt gebruikt, balkon, moet aan de geluidluwe zijde liggen;

De woningen worden zo gesitueerd dat aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, al dan niet door de volgende maatregelen te treffen:

  • aanbrengen van afscherming op balkon (zie Bijlage 16 (ontwerp)besluit hogere waarde);
  • aanbrengen van akoestisch absorberend plafond (zie Bijlage 16 (ontwerp)besluit hogere waarde).

Als de geluidbelasting op een woning hoger is dan 53 dB vanwege wegverkeer dan geldt voor een woning een indelingseis:

  • minimaal één slaapkamer moet aan een geluidluwe zijde liggen.

De woningen worden zo gesitueerd dat aan bovenstaande voorwaarde wordt voldaan, al dan niet door de volgende maatregelen te treffen:

  • aanbrengen bouwkundige suskast (zie Bijlage 16 (ontwerp)besluit hogere waarde).

De geplande ontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd als voor 23 woningen een hogere waarde van 55 dB (inclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder) wordt vastgesteld. Een hogere waarde procedure is dus noodzakelijk. Een procedure voor de hogere waarde moet, qua tijd, gelijk lopen met de procedure voor het bestemmingsplan.

Pas bij de omgevingsvergunning worden er in het kader van het Bouwbesluit eisen gesteld aan de geluidwering van de gevel van de woning. De woning moet voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit. Bij toetsing aan het Bouwbesluit gaat het niet om de geluidbelastingen maar om de geluidniveaus. Bij de geluidniveaus mag geen 5 dB van de berekende waarde worden afgetrokken.

6.1.2 woning Grootstalselaan naast nr 117a

In november 2008 is voor het perceel aan de Grootstalselaan naast nr. 117a een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO doorlopen en is een bouwvergunning verleend voor de bouw van één vrijstaande woning. Deze woning is in verband met het intreden van de crisis niet gebouwd. De eigenaar van het bouwperceel heeft inmiddels de grond verkocht en de nieuwe eigenaar wil ter plaatse een woning realiseren. In het huidige bestemmingsplan is ter plaatse een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in de bestemming Wonen een bouwvlak ten behoeve van één vrijstaande woning mogelijk te maken. Omdat nu echter de ontwikkeling kan worden meegenomen in onderhavige actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen Zuid, zal geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegheid.

De onderzoeken ten aanzien van bodem en flora&fauna zijn opgenomen in Bijlage 10 en Bijlage 11. Conclusie uit deze onderzoeken luidt dat er geen belemmeringen zijn om de gewenste ontwikkeling uit te voeren. Ten aanzien van wegverkeerslawaai kan worden opgemerkt dat in 2008 reeds een Hogere waardeprocedure is doorlopen en dat na akoestische berekeningen is gebleken dat deze verleende hogere waarden nog steeds voldoen, zoals uit de navolgende onderbouwing blijkt.

Wegverkeerslawaai woning naast Grootstalselaan 117a

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.

De woning ligt binnen de onderzoekszone van de Grootstalselaan en Elshofweg.

In 2008 is er al eens een akoestisch onderzoek verricht, akoestische rapportage opgesteld en besluit hogere waarde vastgesteld voor het realiseren van één woning (Bijlage 12 en Bijlage 13). Er zijn hogere waarden vastgesteld met een maximum van 59 dB. Deze hogere waarde is inclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder. De woning is nooit gerealiseerd. Het bestemmingsplan moet geactualiseerd worden maar nog steeds gaat het om de realisatie van één woning.

Uit een nieuwe akoestische berekening voor het jaar 2028 blijkt dat de geluidsbelastingen niet hoger zijn dan de in 2008 vastgestelde hogere waarden. Ook nu bedraagt de hoogst berekende geluidsbelasting 59 dB. Deze geluidsbelasting is inclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder (Bijlage 14).

Ten aanzien van de Elshofweg is geen akoestisch onderzoek nodig, vanwege de geringe verkeersintensiteit is deze weg akoestisch niet relevant.

Ter plaatse van de woning wordt de voorkeurswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai, uit de Wet geluidhinder, vanwege de Grootstalselaan overschreden. De hoogste berekende geluidsbelasting voor het jaar 2028 bedraagt 59 dB. In 2008 zijn hogere waarden vastgesteld met een maximum van 59 dB. Beide geluidsbelastingen zijn inclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder.

Omdat de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden en ook de 53 dB (belangrijk i.v.m. woningindelingseis), gelden de volgende eisen voor de woning:

  • De woning moet minimaal één geluidsluwe zijde hebben (een geluidsluwe zijde is een zijde waarbij de geluidsbelasting niet hoger is dan 48 dB);
  • De buitenruimte die als verblijfsruimte wordt gebruikt (de tuin waar men rustig wil zitten) moet aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • Er moet minimaal één slaapkamer aan een geluidsluwe zijde worden gesitueerd (woningindelingseis).

De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd, rekening houdend met bovenstaande eisen, zonder dat er met betrekking tot geluid nieuwe procedures nodig zijn.

In het kader van het Bouwbesluit worden er eisen gesteld aan de geluidwering van de gevel van de woning. De woning moet voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit. Bij toetsing aan het Bouwbesluit gaat het niet om de geluidsbelastingen maar om de geluidsniveaus. Bij de geluidsniveaus mag geen 5 dB van de berekende waarde worden afgetrokken.

6.1.3 Pastorie Pauluskerk Einsteinstraat

De pastorie van de Pauluskerk aan de Einsteinstraat 120 is sinds 2013 niet meer in gebruik als pastorie (dienstwoning). Omdat na enige tijd de woning nog steeds niet was verkocht en nog steeds leeg stond, is een verzoek gedaan de woning tijdelijk te mogen verhuren conform de Leegstandswet. Sinds 2014 wordt de woning dan ook gebruikt voor kamerbewoning. De Pauluskerk staat inmiddels ook te koop en nu is verzocht om de dienstwoning en de Pauluskerk los te koppelen. De voormalige dienstwoning wordt in dit bestemmingsplan voor 'Wonen' bestemd in plaats van de huidige bestemming 'Maatschappelijk'. Het gebruik van het pand wijzigt niet in het nieuwe bestemmingsplan, want het gebruik blijft wonen. Omdat het gebruik niet wijzigt, zijn onderzoeken niet nodig.
Voor de Pauluskerk wordt geïnventariseerd welke ontwikkelingen mogelijk zijn. Een optie is bijvoorbeeld zorgwonen. Zodra hieromtrent duidelijkheid bestaat zal te zijner tijd dan ook een apart bestemmingsplan worden gemaakt en in procedure gebracht.

6.1.4 Wijkcentrum de Schakel Archimedesstraat

Aan de Archimedesstraat 9 ligt wijkcentrum De Schakel. Het gebouw van De Schakel is over enige tijd aan een upgrading toe. Een uitbreiding en/of andere indeling van het gebouw is wenselijk. Daarom is bij deze actualisatie van het bestemmingsplan daar rekening mee gehouden door een uitbreiding van het bouwvlak op te nemen. De goot- en bouwhoogte wordt niet gewijzigd. Door de uitbreiding moeten de parkeerplaatsen worden verlegd naar een strook aan de westzijde van de Schakel. Ten behoeve van deze parkeerruimte is de bestemming Maatschappelijk een aantal meters naar het westen vergroot. Vanwege de uitbreiding zal de openbare ruimte rond de Schakel en het aangrenzende groengebied veranderen en zal deze uitbreiding als kans worden aangegrepen om het parkeerterrein, de openbare ruimte rond de Schakel en het aangrenzende groengebied her in te richten en een groene impuls te geven.

6.1.5 H400

De school aan de Hatertseweg 400 is sinds 2012 in gebruik als onderwijslocatie voor Kristalllis (VSO). De verwachting is dat op deze locatie (ver-)nieuwbouw zal plaatsvinden. Hierbij worden verschillende functies samengevoegd, waaronder Onderwijs, Bewegingsonderwijs, Ambulante zorg en Maatschappelijke bedrijvigheid. Naast ruimte voor onderwijs en sporten betekent dit dat er voor de functie Ambulante zorg o.a. ook kantoorruimte, behandelruimte en vergaderruimte wordt voorzien. Ten behoeve van de (ver-)nieuwbouw is uitsluitend de goot- en bouwhoogte vergroot, het bouwvlak blijft gelijk aan de huidige situatie. Voor de functie Maatschappelijke bedrijvigheid (gekoppeld aan onderwijs) wil men een voorziening met een omvang van 600 m2 treffen waarin instellingen en bedrijven uit bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt deelnemen in deze nieuwe locatie. Deze maatschappelijke bedrijvigheid is overigens al aanwezig op de locatie H400. Om de plannen mogelijk te maken is de goot- en bouwhoogte aangepast naar 8 meter. Het bouwvlak is niet aangepast.

Wegverkeerslawaai Hatertseweg 400

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.

De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Deze mag worden overschreden als geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Na deze maatregelenafweging kan een hogere waarde worden vastgesteld.

Ter plaatse van de maatschappelijke voorziening aan de Hatertseweg 400 mogen de volgende andere geluidgevoelige gebouwen worden gerealiseerd:

  • onderwijsgebouw;
  • ziekenhuis;
  • verpleeghuis;
  • verzorgingstehuis;
  • psychiatrische inrichting;
  • kinderdagverblijf.

De maatschappelijke voorziening ligt binnen de zone van de Hatertseweg en Burgemeester Daleslaan/Krekelstraat. Voor deze wegen is akoestisch onderzoek verricht.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij de maatschappelijke voorziening de voorkeurswaarde vanwege wegverkeer op de Hatertseweg wordt overschreden en vanwege wegverkeer op de Burgemeester Daleslaan/Krekelstraat niet. De hoogst berekende geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Hatertseweg bedraagt 57 dB (Bijlage 15).

De geplande ontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd als voor de andere geluidgevoelige gebouwen een hogere waarde is vastgesteld. Een hogere waarde procedure is dus noodzakelijk. De hoogste waarde bedraagt 57 dB. Het treffen van geluidmaatregelen, om de geluidbelasting bij de andere geluidgevoelige gebouwen te verlagen, is niet gewenst of haalbaar (zie Bijlage 16).

Bij de andere geluidgevoelige gebouwen moet worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit.

6.2 Overige ontwikkelingen

Daarnaast is er nog een aantal ontwikkelingen die niet een wijziging van de bestemming tot gevolg hebben, maar die wel zodanig zijn dat zij hier vermeld dienen te worden. Het betreft:

6.2.1 Libellenstraat 14

Conform de overeenkomst doordecentralisatie onderwijshuisvesting heeft de gemeente het schoolgebouw Libellenstraat 14/Krekelstraat 8 aangekocht. Binnen de bestaande bestemming en bouwmogelijkheden is een nieuwe invulling gevonden. Op een gedeelte van de kavel wordt een woon-zorgcomplex gebouwd gericht op dementerenden. Het bestaande schoolgebouw wordt gesloopt.

6.2.2 ontwikkelingen Marie Curiestraat/Celsiusstraat

Op de gronden gelegen tussen de Marie Curiestraat, Nieuwe Mollenhutseweg, Celsiusstraat en het kindcentrum Grootstal ligt in het huidige bestemmingsplan Nijmegen Zuid een wijzigingsbevoegdheid, aangeduid als 'locatie 12'. Conform deze wijzigingsbevoegdheid kunnen de gronden door middel van een wijzigingsplan worden gewijzigd in de bestemmingen Wonen, Tuin, Erf en/of Gemengd (wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen), alsmede in de bestemmingen Groen, Verkeer en Bedrijf - Nutsvoorziening. In de voorschriften van het huidige bestemmingsplan zijn tevens nog een aantal voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet worden bij het wijzigingsplan. In het nieuwe bestemmingsplan zal de wijzigingsbevoegdheid niet meer worden opgenomen, omdat de wijzigingsbevoegdheid niet de mogelijkheden biedt die voor de locatie gewenst zijn. Deze locatie is onderdeel van de planexploitatie Onderwijshuisvesting. Dit betekent dat de locatie voor woningbouw geprogrammeerd is en de inkomsten uit verkoop van de grond zijn opgenomen in de gemeentelijke planexploitatie. Deze plannen zijn op dit moment echter nog niet concreet genoeg om ze nu al in het bestemmingsplan op te nemen. Voor deze locatie zal te zijner tijd dan ook een apart bestemmingsplan worden gemaakt en in procedure gebracht.

Hoofdstuk 7 Plansystematiek en juridische vormgeving

7.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen, welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels), is voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

planvorm

De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Daarbij wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden.

planmethodiek

Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan is zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

stedenbouwkundige matrix

De gemeente Nijmegen heeft beleidsregels vastgesteld voor categorieën van gevallen voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning kan worden verleend (artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 20 Wabo, juncto bijlage II, artikel 4 Bor). Deze beleidsregels zijn op 14 juli 2015 in werking getreden. Onderdeel van deze beleidsregels is de stedenbouwkundige matrix waarin de stedenbouwkundige uitgangspunten zijn geformuleerd. Met deze stedenbouwkundige uitgangspunten is ook bij het opstellen van het bestemmingsplan rekening gehouden. Aan de hand van de stedenbouwkundige matrix wordt bijvoorbeeld bepaald waar de grens tussen de bestemmingen Tuin en Wonen ligt, de grootte van het bouwvlak en mogelijkheden om aan- en uitbouwen te realiseren. De stedenbouwkundige matrix heeft alleen betrekking op grondgebonden woningen. Behalve bij de bestemmingen Wonen en Tuin, is ook bij de bestemming Gemengd, voor zover in deze bestemmingen ook grondgebonden woningen voorkomen, rekening gehouden. Het opstellen van een bestemmingsplan is echter maatwerk. Het kan zijn dat het gezien de feitelijke situatie of bestaande planologische mogelijkheden gewenst is om van de stedenbouwkundige matrix af te wijken.

Er wordt een vijftal gebiedstypen onderscheiden waarvoor stedenbouwkundige uitgangspunten zijn geformuleerd. Een gebiedstype vertegenwoordigt een stadsdeel van Nijmegen met een eigen stedenbouwkundige- en architectonische uitstraling en met een eigen identiteit. Bij de stedenbouwkundige matrix is een kaart opgenomen van de stad, ingedeeld in gebiedstypen. In de stedenbouwkundige matrix zijn 5 gebiedstypen opgenomen:

  • historisch gesloten bebouwing;
  • historisch open bebouwing;
  • tuinstad;
  • jaren '70 en '80 wijken;
  • overig.

Het plangebied Nijmegen Zuid 2016 bestaat uit de gebiedstypen 'historisch tuinstad', 'tuinstad' en 'overig'.

7.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

7.3 Flexibiliteitsbepalingen

Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden reeds bieden, kunnen extra mogelijkheden worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3 en bij de aanduidingen milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied en wetgevingszone-waarde archeologie 1. Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om met een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels.

Wijzigingsbevoegdheden

Bij de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 2 en Waarde-Archeologie 3 en de aanduiding wetgevingszone-waarde archeologie 1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming of aanduiding te kunnen laten vervallen of juist een dubbelbestemming op te kunnen nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Bij de aanduiding milieu-grondwaterbeschermingsgebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wanneer door beëindiging van de waterwinning deze aanduiding kan komen te vervallen

Omgevingsvergunning

Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (voormalige sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.

7.4 Aanvullende ruimtelijke instrumenten

Op het moment dat zich een geval voordoet dat niet past binnen de bestaande situatie en waarvoor op grond van het bestemmingsplan ook geen (binnenplanse) omgevingsvergunning kan worden verleend, kan gebruik worden gemaakt van een aantal (wettelijke) instrumenten om af te wijken van het bestemmingsplan. Deze instrumenten worden hieronder nader beschreven.

7.4.1 Vergunningvrij bouwen (of gebruiken)

In bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) zijn activiteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de categorieën gevallen waarin voor bouwactiviteiten of planologische gebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist (artikel 2). Deze activiteiten zijn op grond van het Bor vergunningvrij, ook al passen ze niet in het bestemmingsplan of de beheersverordening. De activiteiten hebben o.a. betrekking op: bijbehorende bouwwerken, een dakkapel in het achterdakvlak, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van verkeer;
  • de categorieën gevallen waarin voor bouwactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist (artikel 3). Deze activiteiten zijn op grond van het Bor vergunningvrij voor zover de activiteiten passen in het bestemmingsplan of de beheersverordening. De activiteiten hebben o.a. betrekking op: bijbehorende bouwwerken, een dakkapel in het voordakvlak, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en een veranderingen van een bouwwerk.

Het Bor zelf stelt een aantal beperkingen aan het vergunningvrij bouwen (of gebruiken). Deze beperkingen zijn o.a. van toepassing op:

  • beschermde monumenten (artikel 3a en 4a lid 1);
  • (rijks)beschermde stadsgezichten (artikel 4a lid 2);
  • een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's
    onbebouwd moet blijven (artikel 5, lid 3);
  • gebieden met archeologische waarden (artikel 5 lid 4).

Bijbehorende bouwwerken (zoals aan-, uit- en bijgebouwen) mogen alleen vergunningvrij gebouwd worden binnen het 'achtererfgebied'. In artikel 1 is een definitie van het 'achtererfgebied' opgenomen. Wat op grond van het Bor onder 'achtererfgebied' wordt verstaan, kan echter verschillen met wat in het bestemmingsplan onder 'erf' wordt verstaan.

De mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen (of gebruiken) volgens artikel 2 worden door het bestemmingsplan niet ingeperkt, tenzij in het bestemmingsplan een regeling is opgenomen die bebouwing van het erf verbiedt. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer voor (een gedeelte van) het erf de bestemming Groen is opgenomen of een (andere) bestemming of aanduiding die bebouwing uitsluit.

In het bestemmingsplan zijn vaak een of meerdere dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen opgenomen met als doel om bepaalde waarden en/of bepaalde belangen te beschermen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de bescherming van archeologische waarden of het belang van een veilige waterkering. Om deze waarden of belangen te beschermen wordt meestal gewerkt met een bouwverbod. Het bouwverbod bij de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen is niet van toepassing op het vergunningvrij bouwen (of gebruiken) volgens artikel 2. Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen hebben wel tot gevolg dat het vergunningvrij bouwen volgens artikel 3 niet mogelijk is. Er moet dan een omgevingsvergunning worden aangevraagd waarbij wordt getoetst of door dit bouwen de te beschermen waarden en belangen niet worden geschaad.

Op het vergunningvrije bouwen (of gebruiken) is geen procedure van toepassing. Deze activiteiten kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Vergunningvrije bouwactiviteiten dienen wel te voldoen aan het Bouwbesluit.

7.4.2 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II (artikel 4) van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan de vergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen (inclusief inpandige bouwactiviteiten). Voor de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid zijn beleidsregels opgesteld.

Voor de activiteiten die via de kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn geldt van 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

7.4.3 Projectafwijkingsbesluit

Voor de, op dit moment, onvoorziene omstandigheden, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de mogelijkheid van het bestemmingsplan af te wijken indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voor het afwijken van het bestemmingsplan via dit instrument geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en eenieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De wettelijke proceduretijd bedraagt 6 maanden (exclusief voorbereidingstijd, opstellen ruimtelijke onderbouwing etc.). Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

7.4.4 Postzegelbestemmingsplan

Behalve de mogelijkheden uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), kent ook de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) nog een mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Indien zich, na de vaststelling van het bestemmingsplan, op een bepaald perceel een ontwikkeling voordoet die niet past binnen het bestemmingsplan, kan hiervoor een zogenaamd postzegel-bestemmingsplan worden vastgesteld. Voor dat perceel komt dit (actualisatie) bestemmingsplan dan te vervallen.

Hoofdstuk 8 Retrospectieve toets

Het bestemmingsplan is bindend voor een ieder. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. Doel van handhaven is het verkrijgen van een verbeterde leefbaarheid, veiligheid en verhoogde kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Bouwen en gebruik conform het bestemmingsplan is uitgangspunt. Afwijkingen zijn alleen toelaatbaar als daarvoor een omgevingsvergunning voor is verleend.

Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Bij deze laatste vorm is het Openbaar Ministerie betrokken. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan een overtreder een last onder dwangsom opleggen. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Naast repressieve wordt preventieve handhaving onderscheiden, gericht op het voorkómen dat overtredingen ontstaan. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op bouwen en gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen zoals informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de gebruikers en bouwers.

Aan het hebben van voldoende draagvlak voor het gevoerde beleid kan essentiële betekenis worden toegekend. Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt door regelmatig bestuurlijk en maatschappelijk overleg en het instellen van een projectgroep met vertegenwoordigers van verschillende disciplines gestreefd naar consensus over het te voeren beleid. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (gebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan. Ook voor de rechtszekerheid is het vastleggen van de bestaande toestand belangrijk. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan wordt ruim aandacht besteed aan de (technische) handhaafbaarheid van de regels. Deze dienen eenduidig te zijn.

Een retrospectieve toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan die niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vergunningen. In deze toets wordt aangegeven:

  • in welke situaties handhavend wordt opgetreden (na de strijdige situatie te hebben gewraakt);
  • in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, of een omgevingsvergunning wordt verleend, waarmee de strijdige situatie gelegaliseerd wordt;
  • in welke situaties wordt gekozen voor het onder het overgangsrecht brengen van de strijdige situatie (hetgeen alleen in uitzonderlijke situaties mogelijk is).

In onderstaande tabel is de retrospectieve toets voor het plangebied Nijmegen Zuid aangegeven:

Adres   Situatieschets:   Actie:  
Craayensteinstraat 14   Groothandel in vlees in strijd met bestemming detailhandel   Na aanschrijving zijn de bedrijfsactiviteiten beëindigd  
Grootstalselaan (ong.)   Parkeerplaats in groenbestem-
ming  
Aangeschreven om gebruik te (laten) beëindigen  
Hatertseweg 777   Bewoning garage/bijgebouw   Na aanschrijving is de bewoning beëindigd  
Hatertseweg 596   Bewoning voormalige bedrijfs-
woning door derden  
Eigenaar en verhuurder worden aangeschreven om de bewoning te laten beëindigen  
Heidebloemstraat 1-3   Kringloopwinkel in het gehele pand.
Detailhandel maakt deel uit van bedrijfsvoering  
Detailhandel is in strijd met bestemmingsplan. ODRN heeft dit schriftelijk aan eigenaar medegedeeld. Aangeschreven om gebruik te (laten) beëindigen  
Marie Curiestraat 72   Kringloopwinkel in het gehele pand.
Detailhandel maakt deel uit van bedrijfsvoering  
Detailhandel is in strijd met bestemmingsplan. Aangeschreven om gebruik te (laten) beëindigen  
Parelmoervlinderstraat 9   Handel in en reparatie van witgoed aan huis   Bewoner wordt aangeschreven om activiteiten te beëindigen  
Schouwenburgstraat 3   Bewoning in tuinhuisje/ bijgebouw   Na aanschrijving is de bewoning beëindigd  
Van Peltlaan 162   Transportbedrijf met provinciale subsidie (sanering milieu-
hinderlijke bedrijven) in 2004 verplaatst naar Wijchen  
Bedrijfsbestemming niet meer van toepassing  
Van Peltlaan 309   Erotische massages niet toegestaan; in strijd met prostitutiebeleid en bestem-
mingsplan  
Exploitant aangeschreven om de overtreding te beëindigen en te voorkomen  
Zijpendaalstraat 66   Productiebakkerij binnen bestemming Gemengd. Overlast in woonomgeving. Bedrijven niet toegestaan   Dwangsombeschikking vastgesteld. Invorderingsprocedure in werking gesteld.  

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de beoordeling van de economische uitvoerbaarheid wordt onderscheid gemaakt in (zie ook paragraaf 6.1):

  • recent gerealiseerde projecten;
  • nieuwe ontwikkelingen;
  • toekomstige ontwikkelingen;
  • overig plangebied.

Recent gerealiseerde projecten 

Voor de recent gerealiseerde projecten zijn aparte procedures doorlopen. Daarbij is de financiële haalbaarheid zeker gesteld door (anterieure) overeenkomsten en/of grondverkoop aan derden.

Toekomstige ontwikkelingen

In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer het gaat om gemeentelijke terreinen of complexen (of delen daarvan) de financiële regie zal lopen via de gemeentelijke grondexploitaties. Daarbij dient sprake te zijn van een sluitende exploitatie. Gaat het daarentegen om ontwikkelingen op particulier terrein dan kan, wanneer de gemeente op een of andere wijze bij het geheel betrokken is, sprake zijn van een tussen de gemeente en ontwikkelaar af te sluiten (anterieure) overeenkomst. Eventuele gemeentelijke kosten, bijvoorbeeld met betrekking tot aanpassingen in het openbaar gebied, worden in deze overeenkomst opgenomen. Voor deze ontwikkelingen worden aparte procedures doorlopen. Als onderdeel van deze procedures zal worden ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.

Overig plangebied 

Het overige deel van het plangebied heeft een consoliderend karakter. Hier worden dus geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor dit deel is afgezien van een onderzoek naar de financieel-economische uitvoerbaarheid.

Conclusie 

Aangezien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan anderszins verzekerd is, hoeft er geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

9.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept bestemmingsplan is aan de diverse instanties worden voorgelegd. De resultaten van dit overleg zijn, voor zover reacties zijn ontvangen, hieronder vermeld.

9.2.1 Provincie Gelderland

Een deel van het plangebied ligt in het grondwaterbeschermingsgebied, dat hoort bij de drinkwaterwinning Heumensoord. Geadviseerd wordt om in de toelichting aan paragraaf 4.6.4 het volgende toe te voegen:

1. Advies: een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van het waterleidingbedrijf.

2. Melding: een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat initiatiefnemer daarover een melding heeft gedaan bij Provincie Gelderland indien dat is vereist volgens de Omgevingsverordening Gelderland Hoofdstuk 3, paragraaf 3 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning.

In paragraaf 5.2.2 wordt nog gesproken over de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG). Deze is echter niet meer van toepassing; de regelgeving voor grondwaterbescherming is opgenomen in de Omgevingsverordening.

Reactie gemeente

De toelichting zal worden aangevuld op het punt van de omgevingsvergunning in het kader van de grondwaterbescherming, zoals de provincie adviseert.

Paragraaf 5.2.2 zal worden aangepast door de Provinciale milieuverordening Gelderland te vervangen door Omgevingsverordening.

9.2.2 Waterschap Rivierenland

Het Waterschap heeft aangegeven dat op de verbeelding de rioolwatertransportleiding bij de Malderburchtstraat en Ruijs de Beerenbrouckstraat niet is opgenomen. In de regels is de bestemming van de leiding correct opgenomen. Zij verzoeken de leiding op de verbeelding op te nemen en sturen de digitale bestanden van de ligging van de leiding.

Reactie gemeente

De rioolwatertransportleiding wordt conform de digitale bestanden op de verbeelding opgenomen.

9.2.3 Liander

Liander Infra N.V. is onder andere de eigenaar van een aantal gasdrukmeet- en regelstations (>0,5 m3) in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het bovengenoemde stations (zie de veiligheidsafstanden in artikel 3.12 lid 6 van het Activiteitenbesluit die gelden voor een vrijstaand gebouw) willen wij u vragen deze gasdrukmeet- en regelstations te koppelen aan de daarbij behorende veiligheidscontour (Activiteitenbesluit-zone). Door deze wijze van bestemmen is de aanwezigheid van de gasdrukmeet- en regelstations voor derden zichtbaar en wordt beter geborgd dat de veiligheidsafstanden ten opzichte van respectievelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten nu en in de toekomst in acht worden genomen.

Reactie gemeente

De door Liander aangegeven gasdrukmeet- en regelstations zijn bestemd als Bedrijf-Nutsvoorziening en hebben tevens een tweetal veiligheidscontouren (veiligheidszone 1 en 2) gekregen op de verbeelding.

9.2.4 GGD

De GGD geeft aan dat de roetreductienorm een betere indicator is voor de lokale luchtkwaliteit dan de huidige, wettelijk genormeerde componenten PM10 en PM2,5 en vragen of bekeken zou kunnen worden of de roetreductienorm in het bestemmingsplan kan worden opgenomen.

Binnen het Besluit 'Gevoelige bestemmingen' worden woningen niet als 'gevoelige bestemming' gezien. De GGD is van mening dat, naast scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen ook woningen als gevoelige bestemming moeten worden aangemerkt.

In paragraaf 5.4.3 van de toelichting kan een aanvulling worden opgenomen, namelijk dat alle woningen minimaal één aangename zijde (gevel) hebben. In Nijmegen Zuid ligt een aantal drukke straten waar het verkeer en bedrijvigheid kunnen leiden tot onrust, lawaai en luchtverontreiniging. Minimaal één zijde die rustig is, biedt bewoners keuzemogelijkheden waardoor zij thuis tot rust kunnen komen. Minder luchtverontreiniging en lawaai voorkomt hinder, hart- en vaatziekten en luchtwegaandoeningen.

Reactie gemeente

Het aanmerken van woningen als 'gevoelige bestemming' zou helaas een niet werkbare situatie opleveren, omdat er in Nijmegen voor het overgrote deel sprake is van een bestaande situatie. Bij nieuwe situaties zal worden getracht een zo optimaal mogelijke luchtkwaliteit te bereiken.

Ten aanzien van de opmerking over de roetreductienorm kan worden opgemerkt dat deze norm een steeds belangrijkere positie inneemt en dat de gemeente Nijmegen voornemens is een actieplan voor de roetreductienorm op te stellen.

De opmerking dat alle woningen minimaal één aangename zijde (gevel) hebben is in Nijmegen Zuid moeilijk te realiseren, omdat er zoals hiervoor al opgemerkt voor het overgrote deel sprake is van een bestaande situatie. In het kader van een nieuwe situatie waar een hogere waarde moet worden verleend, geldt het Nijmeegse geluidbeleid. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is dat er sprake moet zijn van één aangename zijde bij een woning.

De reactie van de GGD leidt niet tot aanpassing van het plan.

9.2.5 Rijkswaterstaat Oost-Nederland

Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen hebben op het concept-ontwerpbestemmingsplan.

9.2.6 Gasunie

De Gasunie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het concept-ontwerpbestemmingsplan.

9.2.7 Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Het advies van de Veiligheidsregio is weergegeven en verwerkt in paragraaf 5.5 van deze toelichting.