Plan: | Hoevelaken Zuid, Meerveldlaan - Parklaan 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0008-0003 |
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
In de Flora- en faunawet is opgenomen dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
De Natuurbeschermingswet is gericht op het tegengaan van negatieve effecten op instandhoudings-doelstellingen (habitats en soorten) in beschermde gebieden.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Arkenheem en ligt op circa zeven kilometer afstand van het plangebied. Het is door de grote tussenliggende afstand, uitgesloten dat de geplande werkzaamheden negatieve effecten veroorzaken op de instandhoudingsdoelen van dit beschermde gebied.
Het dichtstbijzijnde EHS-gebied ligt ten zuiden van de A1 op circa 1,5 kilometer afstand. Door de afstand, de tussenliggende infrastructuur en de bebouwing is het optreden van negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, veroorzaakt door het voornemen, uitgesloten. Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan hoeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen nader onderzoek te worden uitgevoerd.
De voorgenomen ontwikkeling houdt ondermeer de sloop van de aanwezige bebouwing in. Het laten uitvoeren van een verkennend onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is derhalve noodzakelijk. Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan is door Witteveen+Bos een Ecologische Risico Analyse (ERA) (ERA, HVK9-1/boeg3/021, 27 november 2008, zie bijlage 1) uitgevoerd.
Uit deze analyse blijkt dat in het gebied beschermde soorten aanwezig zijn van de volgende soort (groepen):
De aanwezigheid van de vaatplanten en de grondgebonden zoogdieren hebben geen gevolgen voor ontwikkeling van het voorgenomen plan aangezien het hier licht beschermde soorten betreft. Met de aanwezigheid van volgens dient rekening te worden gehouden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) uit te voeren.
Om vast te stellen of het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen dient, is door Bureau Waardenburg een specialistisch onderzoek uitgevoerd (Notitie Vleermuizen Hoevelaken, zie bijlage 4). Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet als foerageergebied dient voor vleermuizen.
Om te voorkomen dat de Rugstreeppad tijdens de werkzaamheden in het plangebied verschijnt, dienen mitigerende maatregelen (voorkomen van ondiepe plassen en kale zandige gronden) getroffen te worden.
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.