direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied wijziging 2022, Lenshoek 19
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1251-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Initiatiefnemer exploiteert sinds 2004 op de locatie Lenshoek 19 te Well een heester- en bloemenkwekerij. Op deze locatie heeft initiatiefnemer nu de wens om een nieuwe bedrijfswoning op te richten bij de kwekerij. Op het terrein zijn momenteel ca. 1945 m2 aan teeltondersteunende kassen aanwezig. De bedrijfswoning wordt beoogd voor deze kassen, aan de doodlopende weg Lenshoek.

Dit wijzigingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling. Hoewel de bedrijfswoning wordt beoogd binnen het bestaande bouwvlak op de locatie Lenshoek 19, is voor dit bouwvlak de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. Deze functieaanduiding maakt het niet mogelijk om zonder procedure een bedrijfswoning te realiseren. Binnen het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' is wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouw van een eerste bedrijfswoning op een agrarische locatie mogelijk te maken (artikel 4.7.4 van de regels).

Aanvullend is vanuit de gemeente gevraagd om op de locatie Lenshoek 19 te voldoen aan de maximale bebouwingseis van 1.500 m2. Initiatiefnemer zal daarom tijdens deze procedure de kweekruimte met twee traveeën verkleinen, van 1.945 m2 naar 1.470 m2. Deze sloop zal middels een aparte sloopvergunning aangevraagd worden. In dit wijzigingsplan wordt getoetst aan deze wijzigingsvoorwaarden en aangetoond dat het plan om een bedrijfswoning te realiseren beleidsmatig, milieukundig, economisch en maatschappelijk uitvoerbaar is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de doodlopende weg Lenshoek in het buitengebied van de gemeente Maasdriel, en staat kadastraal bekend als onderdeel van perceel 33, sectie L, kadastrale gemeente Ammerzoden. Het totale perceel heeft een omvang van ca. 18.000 m2 en is in zijn geheel in agrarisch gebruik. De planbegrenzing betreft het bouwvlak op de locatie, dat een totale oppervlakte heeft van ca. 6.416 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0001.png"

Ligging en begrenzing plangebied aan de Lenshoek 19

1.3 Geldend bestemmingsplannen

Op het plangebied zijn twee bestemmingsplannen geldig:

  • Buitengebied herziening 2016 (vastgesteld op 26 juni 2019)en gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak 15 december 2021.
  • Paraplubestemmingsplan parkeren 2018 (vastgesteld op 6 juni 2018)

Buitengebied herziening 2016

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' is het plangebied bestemd met de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. Naast deze enkelbestemming rusten er op het plangebied een tweetal dubbelbestemmingen die betrekking hebben op de bescherming van archeologische waarden in het gebied. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is gelegen aan de voorzijde van het bouwvlak ten opzichte van de weg Lenshoek, en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' is gelegen aan de achterzijde van het plangebied. Beide dubbelbestemmingen betreffen gronden met een relatief lage archeologische verwachting.

Voor het gehele plangebied is een bouwvlak opgenomen. Voor dit bouwvlak is de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0002.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' met rood omlijnd ligging van plangebied

Paraplubestemmingsplan parkeren 2018

Het paraplubestemmingsplan parkeren 2018 is opgesteld om het parkeerbeleid binnen het grondgebied van de gemeente Maasdriel juridisch-planologisch vast te leggen. De oorzaak hiervoor is de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014, die verplicht om stedenbouwkundige voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening bestemmingsplansgewijs te regelen.

Dit bestemmingsplan is een paraplubestemmingsplan of ‘thematische herziening’. Dat is een bijzondere variant op een regulier bestemmingsplan. Een bestemmingsplan herziet of ‘vervangt’ normaal gesproken het voorheen geldende bestemmingsplan.

Daarbij voorziet het nieuwe bestemmingsplan dan in een volledig planologisch-juridisch kader door middel van een verbeelding met bestemmingen en bijbehorende regels. Dit paraplubestemmingsplan heeft echter een ander doel en een andere werking. Het doel van dit bestemmingsplan is uitsluitend het vastleggen van het gemeentelijk parkeerbeleid voor het grondgebied van de gemeente Maasdriel.

In dit bestemmingsplan wordt getoetst aan de parkeernormen zoals vastgesteld in het Paraplubestemmingsplan parkeren 2018 in par. 6.8.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 de plankarakteristiek nader beschreven. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden zoals deze opgenomen zijn in artikel 4.7.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016'. In Hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op geldende beleidskaders buiten de wijzigingsvoorwaarden om. In Hoofdstuk 6 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Tenslotte komen in Hoofdstuk 7 de juridische regeling en in Hoofdstuk 8 de economische haalbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ligging in breder verband

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Maasdriel, tussen de kernen van Nederhemert en Wellseind in. De gemeente Maasdriel maakt samen met de gemeente Zaltbommel deel uit van de Bommelerwaard, een riviereiland dat omringd wordt door de Waal, de Maas en de Afgedamde Maas.

De Lenshoek is een doodlopende weg die ontsluit naar de Maasdijk, een doorlopende route die de kernen van Well en Aalst met elkaar verbindt en bovendien een primaire waterkering is voor de meanderende Maas, die de zuidgrens van de gemeente Maasdriel vormt en tevens de grens tussen de provincies Gelderland en Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0003.png"

Ligging plangebied in breder verband (bron: KADviewer)

2.2 Historische ontwikkeling omgeving

Het landschap van de Bommelerwaard is ontstaan in het (voor)laatste geologische tijdperk, het Holoceen. De rivieren hadden destijds nog een vrij, meanderend patroon zonder dijken. Door getijdebewegingen van de zee en de permanente opstuwing van rivierwater heeft veenvorming in de Bommelerwaard nauwelijks plaatsgevonden. De Maas en Waal omsluiten de Bommelerwaard en zijn bepalend geweest voor de occupatiegeschiedenis en waterhuishouding van het gebied. Voor bedijking en normalisatie stonden de rivieren rondom Heerewaarden in open verbinding met elkaar. Bij hoge rivierafvoeren stroomde de Waal daar over in de Maas.

De Lenshoek is al geruime tijd een ontsluitingsweg voor agrarische percelen in het kommenlandschap bij Nederhemert. Op kaarten van 1850 is de weg al ingetekend, die parallel loopt aan de waterloop Oenssloot, die een centrale ontwatering vormt voor de Wellsche Broek. Deze Welssche Broek is deel van het polderlandschap tussen Nederhemert en Aalst. De aanleg van de Maas Waalweg door deze Wellsche Broek in 1988 heeft de verkaveling van dit kommenlandschap doorbroken, en daarmee ook het typerende agrarische landschap.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied maakt deel uit van een groter, agrarisch perceel met daarop verschillende teeltondersteunende voorzieningen. Dit is in lijn met de omgeving van het gebied, dat zich laat kenmerken door de karakteristieke openheid van een kommenlandschap. Ten zuiden van het plangebied ligt de kern van Wellseind, een relatief kleine kern waar de woonbebouwing zich hoofdzakelijk concentreert langs de Klemit, Lenshoek en Wellseindsestraat. Deze Wellseindsestraat vormt de doorgaande route door deze kern, om vervolgens ten noorden van het plangebied te ontsluiten naar de Maas Waalweg. De Maas Waalweg is een belangrijke doorgaande verkeersader in de Bommelerwaard, die ontsluit naar de kernen van Nederweert, Aalst en Zuilichem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0004.png"

Luchtfoto van de agrarische locatie Lenshoek 19 (bron: GeoObeliekViewer)

Op het perceel cultuurgrond van ca. 1,78 ha staat een kas van ca. 2.000 m2 met daarvoor werkruimte van ca. 500 m2. Op de gronden van initiatiefnemer vindt de vollegrondteelt plaats van tulpen, sneeuwbal, pioenrozen, leeuwenbek, asters, matricaria, eryngium, ageratum, chrysanten en sierkool. In de kas vindt in hoofdzaak de teelt van chrysanten (najaar), en tulpen (voorjaar) plaats en in de (tijdelijke) tunnelkassen de teelt van pioenen. Op de gronden wordt zoveel mogelijk een dubbele teelt toegepast, zodat de gronden jaarrond maximaal benut worden. Voorin de werkruimte is een klein kantoor annex kantine.

Hoofdstuk 3 Planvoornemen

3.1 Planvoornemen

Het planvoornemen bestaat uit de realisatie van één bedrijfswoning op het agrarische perceel Lenshoek 19. Deze bedrijfswoning wordt beoogd binnen het bestaande bouwvlak, aan de voorzijde van het perceel ten opzichte van de Lenshoek. De bedrijfswoning is ca. 100 m2 groot. Het schetsontwerp van de woning is bijgevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0005.png"

Situering nieuwe bedrijfswoning (bron: Knoop Architect).

De nieuw te bouwen woning bestaat uit drie verdiepingen en wordt gerealiseerd met een hoge nokhoogte (9,0 m) ten opzichte van de dakrand (2,85 m); karakteristiek voor de bebouwing in de omgeving. De gevels worden gerealiseerd met rood baksteen, en de woning wordt verder voornamelijk afgewerkt met hout (kozijnen, ramen, deuren en boeiboord).

Aan de noordzijde van de woning worden, aan de kant van de verharde oprit, 3 parkeerplaatsen gerealiseerd.

3.2 Landschappelijke inpassing

Bij dit wijzigingsplan is als Bijlage 1 een landschappelijke inpassing bijgevoegd. Deze landschappelijke inpassing beperkt zich tot de voorzijde van het bouwvlak. Ten behoeve van landschappelijke inpassing worden aan de voorzijde van het bouwvlak een viertal zomereiken (quercus robur) aangeplant. Ook wordt op het aangezicht van de Lenshoek aan de zuidoostzijde een beuk (fagus sylvatica) aagneplant. Deze bomen worden aanvullend geplant op de acht reeds bestaande bomen, die zich aan weerszijden van het perceel bevinden. Met de nieuwe ontwikkeling wordt het zicht vernauwt op de achterliggende kas en een kader gecreëerd voor het woongebouw.

3.3 Afwijken geldend bestemmingsplan

De bedrijfswoning wordt beoogd binnen het bestaande bouwvlak op de locatie Lenshoek 19. Het oprichten van een bedrijfswoning wordt echter uitgesloten door de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. In het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016 is een set wijzigingsvoorwaarden opgenomen om een eerste bedrijfswoning mogelijk te maken (artikel 4.7.4). In het volgende hoofdstuk zal er worden getoetst aan deze wijzigingsvoorwaarden.

Hoofdstuk 4 Wijzigingsvoorwaarden

Om een bedrijfswoning op het bouwvlak aan de Lenshoek 19 mogelijk te maken, moet voldaan worden aan de volgende wijzigingsvoorwaarden, zoals opgenomen in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016', artikel 4.7.4.

4.7.4 Bouw eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning onder de voorwaarden dat:

  • a. de nieuwe bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn, dat betekent dat het agrarisch bedrijf zonder een eerste bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;

De initiatiefnemer beschikt over een ruim assortiment aan binnen- en buiten(vollegrond)teelt. Omdat er nog altijd in hoofdzaak op de volledige bedrifslocatie sprake is van buitenteelt, zijn de verschillende werkzaamheden - door onder andere de weersinvloeden - minder goed te plannen. Het komt regelmatig voor dat de initiatiefnemer op onregelmatige tijden naar de bedrijfslocatie moet om te stoken of sproeien, afhankelijk van de koude dan wel de droogte, dan wel te controleren dat er geen storingen zijn. Daarbij worden de bloemen vaak buiten die reguliere werktijden geladen voor het transport naar de veiling. Bovenal is er geen continue toezicht op de teelt en de locatie. Continu toezicht, met name in relatie tot biologische teelt, is noodzakelijk voor beregening en ter voorkoming van diefstal.

  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;

In 2.3 is de huidige functionele structuur van het vollegrondteeltbedrijf besproken. Er is inmiddels al jaren sprake van een goed draaiend en volwaardig agrarisch bedrijf. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in de kas en werkruimte, en is er tevens extra grond aangekocht.

  • c. de nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch verantwoord te zijn waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder, geurhinder en luchtkwaliteit;

In Hoofdstuk 6 wordt onderbouwd dat de realisatie van de bedrijfswoning op de beoogde locatie geen milieukundige bezwaren oplevert.

  • d. het bepaalde in lid 4.2 met betrekking tot de maatvoering van een bedrijfswoning is van overeenkomstige toepassing;

In lid 4.2.2 van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' zijn de maatvoeringen van bouwwerken opgenomen, waaronder voor bedrijfswoningen. Voor een bedrijfswoning geldt een maatvoering van 6,5 meter goothoogte en 11 meter bouwhoogte. Verder is er een maximum inhoud opgenomen van 750 m3  voor bedrijfswoningen. In 3.1 wordt beschreven dat voldaan kan worden aan deze maatvoeringen.

  • e. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;

In 6.1 wordt verduidelijkt dat de oprichting van een hindergevoelig object aan de Lenshoek 19 niet voorziet in belemmering van omliggende bedrijven.

  • f. de eerste bedrijfswoning landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld;

In 3.1 is verder ingegaan op de situering van de bedrijfswoning en de verschijningsvorm. In Bijlage 1 en 3.2 wordt nadere aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van de nieuw op te richten bedrijfswoning en het erf aan de voorzijde in het algemeen.

  • g. er rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone';

Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat aangeduid is als 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.

  • h. er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en ontsluiting.

In 6.8 wordt verder ingegaan op de verkeersafwikkeling en ontsluiting van de nieuwe bedrijfswoning aan de Lenshoek 19.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders

Het plan Buitengebied wijziging 2022, Lenshoek 19 betreft een wijzigingsplan. Dit betekent dat met voldoen aan de wijzigingsvoorwaarden in essentie passend is binnen geldende beleidskaders. Om deze reden wordt het geldend Rijksbeleid niet beschouwd. Wel wordt het planvoornemen getoetst aan provinciaal beleid en gemeentelijk beleid.

5.1 Provinciaal beleid

5.1.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:

  • Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
  • Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
  • Circulaire economie: sluiten van kringlopen
  • Biodiversiteit: werken met de natuur
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
  • Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
  • Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van een bedrijfswoning bij een tuinbouwbedrijf in het buitengebied. Deze ontwikkeling voorziet in de doorontwikkeling van de planlocatie, waarmee het bedrijf toekomstbestendig is en mogelijke leegstand in het buitengebied voorkomen kan worden.

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vormt voor de provincie Gelderland een leidraad en handleiding voor de Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie is dus enkel zelfbindend voor de provincie. Verdere uitwerking van de regels voor gemeenten geschiedt in de Omgevingsverordening Gelderland.

5.1.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 24 september 2014 en in werking getreden op 18 oktober 2014. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd op 31 maart 2021. Voorliggende ontwikkeling zal moeten voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening.

De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De voorliggende ontwikkeling ligt niet binnen een Nationaal Landschap, de Romeinse Limes, de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Hollandse Waterlinie. De locatie maakt ook geen deel uit van een ganzenfoerageergebied of beschermingsgebied natte landnatuur. Wel ligt het plangebied aan de rand van een Waardevol open gebied (Regels Landschap). De gronden aangeduid als 'Waardevol open gebied' worden beschermd door de regels van artikel 2.55 in de Omgevingsverordening Gelderland:

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Waardevol open gebied maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan geen bestemming mogelijk die de openheid van een Waardevol open gebied aantast;
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan binnen een Waardevol open gebied het oprichten van een windturbinepark mogelijk maken, voor zover de toelichting van het bestemmingsplan voldoet aan artikel 2.62;
  • 3. In afwijking van het eerste lid is uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend aan het bestaande agrarisch bouwperceel toegestaan;
  • 4. Bij een omvangrijke uitbreiding van agrarische bebouwing aansluitend aan, maar wel buiten het bestaande agrarisch bouwperceel, voorziet het bestemmingsplan in een beeldkwaliteitsplan en de toelichting bij het bestemmingsplan in een ruimtelijk landschappelijk ontwerp.


Het plangebied is niet gelegen binnen het Waardevol open gebied, maar wel in de nabijheid hiervan. In lid 3 van artikel 2.55 is gesteld dat in afwijking van het eerste lid een bestemmingsplan binnen een Waardevol open gebied uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend aan het bestaande agrarisch bouwperceel is toegestaan. Er kan gesteld worden dat het planvoornemen hieronder valt. Gelet op dit levert de Omgevingsverordening Gelderland geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0007.png"

Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland (kaart 5: Regels Landschap) met het plangebied aangeduid.

5.2 Gemeentelijk beleid

5.2.1 Structuurvisie en plan-MER Maasdriel

Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel de 'Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel' vastgesteld. Deze structuurvisie is de ruimtelijke vertaling van de 'Visie Maasdriel 2020+'. De structuurvisie is een kaderstellend plan, dat duidelijkheid geeft over de plannen en beleidsstukken, die voor de gemeente Maasdriel van belang zijn. Het uiteindelijke ruimtelijke beleid van de gemeente Maasdriel wordt de komende jaren ingevuld door het uitvoeren en uitwerken van tientallen projecten. Hierbij gaat het om woningbouw (in alle segmenten en prijscategorieën), ontwikkeling van bedrijventerreinen en concentratiegebieden voor glastuinbouw en paddenstoelenteelt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0008.png"

Uitsnede verbeelding Structuurvisie en plan-MER Maasdriel met omcirkelt de ligging van het plangebied

Het planvoornemen is gelegen binnen de oeverwallen aan de rand van de gemeente, bij de kern van Wellseind. Wellseind is een kleine kern binnen de gemeente Maasdriel. De realisatie van een bedrijfswoning bij het tuinbouwbedrijf contrasteert in essentie niet met de ontwikkelingswensen van de gemeente voor dit gebied. Met deze ontwikkeling wordt de toekomstbestendigheid van het bedrijf verhoogd, wat leegstand in dit gebied voorkomt. Hiermee ligt het plan in lijn met de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel.

Hoofdstuk 6 Milieu- en omgevingsaspecten

6.1 Bedrijven- en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Voor het toetsen van deze ruimtelijke scheiding is de VNG-publicatie 'Handreiking Bedrijven- en milieuzonering' leidend. In deze publicatie zijn voor verschillende soorten bedrijven richtafstanden opgenomen betreffende geluid, geur, gevaar en stof.

Het plan voorziet in de oprichting van één bedrijfswoning bij een agrarische locatie. Hiermee wordt een hindergevoelig object in de omgeving toegevoegd. Om deze reden is het belangrijk om te beschouwen of de oprichting van een hindergevoelig object bedrijven in de omgeving hindert in hun bedrijfsvoering. Andersom is er niet sprake van oprichting van een hinderveroorzakend object, waardoor het bepalen van hinder op hindergevoelige functies in de omgeving niet noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0010.png"

Inventarisatie van bedrijven en milieucategorieën in de nabijheid van het plangebied

Ten aanzien van het plangebied zijn er verschillende bedrijven in de nabijheid van het plangebied beschouwd. Het plangebied valt voor het merendeel van deze bedrijven buiten de richtafstand. Enkel het bedrijf aan de Lenshoek 21a, een meubelfabriek, verdient nadere aandacht met betrekking tot het aspect bedrijven- en milieuzonering.

Dit bedrijf kan aangeduid worden als milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 m (grootste hinderbron: geluid). Het bouwvlak op de locatie Lenshoek 19, dat de begrenzing vormt voor het plangebied, ligt ook op ongeveer 100 meter van het plangebied. Het is echter onwaarschijnlijk dat aan deze zijde van het plangebied langdurig verblijf plaatsvindt; de woning wordt beoogd aan de overzijde van het bouwvlak ten opzichte van deze meubelfabriek (zie ook 3.1). Gelet op dit is er op basis van bedrijven- en milieuzonering geen vermoeden van hinder van omliggende bedrijven op het beoogde hindergevoelig object binnen de planlocatie.

6.2 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten geluidhinder: spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein. De eerste twee soorten geluidhinder hebben dus geen relevantie voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Ten aanzien van het bepalen van wegverkeerslawaai is de maximum snelheid van nabijgelegen wegen van belang. Wegen met een maximum snelheid van 30 kilometer per uur zijn namelijk niet zoneplichtig conform de Wet geluidhinder. De Lenshoek is een doodlopende weg met een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Om deze reden is ook het aspect wegverkeerslawaai niet relevant voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Het aspect geluid levert hiermee geen belemmering op voor het planvoornemen.

6.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheidbuisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Het planvoornemen bestaat uit de realisatie van één bedrijfswoning op het bestaand agrarisch bouwvlak aan de Lenshoek 19. Omdat het planvoornemen hiermee voorziet in een nieuw kwetsbaar object en het een permanente toevoeging van het aantal verblijvende personen op locatie betreft, is het aspect externe veiligheid relevant om te beschouwen. Om deze reden is de risicokaart beschouwd. Hieruit blijkt dat er in de nabije omgeving geen risicovolle inrichtingen, tracés of buisleidingen zijn gelegen. Hiermee kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen.

6.4 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Om aan te tonen dat de bodemkwaliteit ter plekke van de beoogde bedrijfswoning geschikt is voor de functie wonen is door NIPA milieutechniek BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnummer N216553.004, d.d. 14 juni 2021). Dit bodemonderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting.

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel Lenshoek 19 te Well blijkt dat zowel de vaste bodem als het grondwater niet (noemenswaardig) verontreinigd zijn met de onderzochte parameters. De uitvoering van een aanvullend of nader onderzoek is niet benodigd. Gezien het verkennend bodemonderzoek niet gericht is op (eventueel te dempen) sloten binnen het plangebied, vallen eventuele verontreinigingen met betrekking tot deze sloten niet op voorhand uit te sluiten. Dit dient middels aanvullend onderzoek uitgesloten te worden.

Gelet op dit levert het aspect bodem geen directe belemmeringen op voor vaststellen van het wijzigingsplan. Wel dient bij het verdere vergunningstraject middels nader onderzoek onderbouwd te worden dat de te dempen sloten op het plangebied geen dusdanig noemenswaardige verontreingingen met zich mee brengen.

6.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbeluit het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.

Het planvoornemen voorziet in de toevoeging van een bedrijfswoning, zijnde een geurgevoelig object. Het plangebied is echter niet gelegen in de nabijheid van geuremissiebronnen. Nadere toetsing is daarmee niet noodzakelijk.

Het aspect geur levert geen belemmering op voor het planvoornemen.

6.6 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mens te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Wanneer een project aangeduid kan worden als 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging (NIBM), vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer een activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van één woning in het buitengebied (weinig stedelijk gebied), corresponderend met een toegenomen verkeersgeneratie van afgerond 9 verkeersbewegingen per etmaal. Uit de NIBM-tool (hieronder ingevuld), blijkt dat deze toevoeging van verkeersbewegingen van en naar de locatie Lenshoek 19 aangemerkt kan worden als NIBM.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0011.png"

NSL monitoringstool

Naast de effecten van het planvoornemen op de luchtkwaliteit in de omgeving, is het ook noodzakelijk om inzichtelijk te maken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat op het plangebied met betrekking tot luchtkwaliteit. Om deze reden is de kaart van de NSL monitoringstool beschouwd. Deze kaart bevat een groot aantal rekenpunten, voornamelijk langs doorgaande verkeersaders, waar de totale concentratie van NOx, O3, NO2 en fijnstoffen (PM10 en PM2.5) worden berekend.

Dichtstbijzijnd rekenpunt bij het gebied zijn de rekenpunten langs de Weigraaf/Molen Achterdijk (N832), op ca. 1,13 km van het plangebied (zie onderstaande kaart). In onderstaande tabel zijn de gemeten concentraties aan NO2, PM10 en PM2.5 op dit rekenpunt te zien. Ook is te zien dat er sprake is van een aantal normoverschrijdingsdagen van 6.287 voor PM10 op dit rekenpunt. Dit is lager dan de wettelijk toegestane norm aan normoverschrijdingsdagen van 35 (conform titel 5.2 van de Wet milieubeheer). Gezien het planvoornemen op grote afstand ligt van dit rekenpunt, kan geconcludeerd worden dat ten aanzien van luchtkwaliteit er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0013.png"

Uitsnede NSL Monitoringskaart + gegevens rekenpunt aan de Weigraaf

6.7 Natuur

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Per 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht. Deze wet vormt het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming en regelt de bescherming van flora en fauna, gebieden en bossen. Ook geeft de wet invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn via de aanwijzing van Natura 2000- gebieden.

In deze paragraaf worden het aspect gebiedsbescherming en soortenbescherming los van elkaar beschouwd. In de subparagraaf gebiedsbescherming wordt ingegaan op de mogelijke aanwezigheid van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming. In de subparagraaf soortenbescherming wordt ingegaan op de (mogelijke) aanwezigheid van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming.

6.7.1 Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Wet Natuurbescherming ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast. Er is nagegaan of het plangebied zich in, of in directe omgeving van, beschermd natuurgebied bevindt (GNN of Natura 2000).

GNN

De plangebieden zijn niet gelegen binnen gronden behorend bij GNN of de Groene Ontwikkelingszone. Wel is het plangebied aan de Lenshoek 19 gelegen nabij de uiterwaarden van de Ingedamde Maas. De ontwikkelingen in de plangebieden zijn niet van dusdanige grootte, dat er een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van deze GNN-gebieden te verwachten is. Wel is het plangebied nabij de uiterwaarden van de Ingedamde Maas gelegen, op ca. 210 m afstand. Deze uiterwaarden zijn deel van de GNN of Groene ontwikkelingszone. Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen (realisatie van één woning) en deze afstand, kan geconcludeerd worden dat gronden van het GNN niet aangetast worden bij uitvoering van het planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0014.png"

Uitsnede kaartbeeld Omgevingsverordening Gelderland, kaartbeeld natuur (bron: Ruimtelijke Plannen)

Natura 2000

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen of in directe nabijheid van Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Rijntakken bij Zaltbommel (8,9 km), Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem bij Brakel (8,5 km) en het Vlijmens Ven bij 's-Hertogenbosch (8,9 km). afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0015.png"

Uitsnede kaartbeeld ligging Natura 2000-gebieden ten opzichte van plangebieden (Bron: AERIUS Calculator)

Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming). Om de gevolgen van het voornemen op omliggende Natura2000-gebieden inzichtelijk te maken, zijn een tweetal AERIUS-berekeningen uitgevoerd. Dit betreffen het bepalen van de emissieruimte (Bijlage 4) en het berekenen van de realisatiefase en gebruiksfase (Bijlage 5). Hieronder worden deze berekeningen kort tekstueel toegelicht.

Emissieruimte

De emissieruimte voor het bouwplan kan gedefinieerd worden als de maximale hoeveelheid stikstofemissie binnen de plangrenzen voordat er sprake is van significante stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden. Deze emissieruimte is voor de locatie Lenshoek 19 bepaald op 207 kg NOx/jaar.

Realisatiefase

De realisatiefase betreft het geheel aan (tijdelijke) maatregelen die te maken hebben met (mogelijke) sloopwerkzaamheden en bouwwerkzaamheden. Gezien de ruim bepaalde emissieruimte en het ontbreken van concrete gegevens met betrekking tot inzet van mobiele werktuigen, worden er kengetallen gebruikt voor het inschatten van emissie tijdens de realisatiefase. Voor de realisatie van één vrijstaande woning betreft dit een emissie van 3,03 kg NOx (conform AERIUS kengetallen).

Gebruiksfase

De gebruiksfase betreft het geheel aan permanente toevoeging aan emissiebronnen na realisatie van het planvoornemen. Aangezien de woning gasloos gerealiseerd wordt, betreft dit alleen de toename aan verkeersbewegingen van en naar de Lenshoek 19. In 6.8 is deze toename aan verkeersgeneratie bepaald op 9 mvt/etmaal. Deze toename aan verkeersbewegingen is toegevoegd aan de AERIUS-berekening over een lijnbron. Deze lijnbron loopt van het plangebied tot aan het punt dat redelijkerwijs gesteld kan worden dat deze verkeersbewegingen overgaan in het heersende verkeersbeeld. Dit is de ontsluiting naar de doorgaande route Molen Achterdijk, die loopt langs de Lenshoek, Klemit en de Wellseindsedijk. Deze lijnbron is in totaal 1,2 km lang. Er is gerekend met een (minimaal) stagnatiepercentage van 10%.

Conclusie

Uit de AERIUS-berekening uit Bijlage 4 (Emissieruimte) blijkt dat er op het plangebied sprake is van een emissieruimte van 207 kg aan NOx voordat er sprake is van significante stikstofdepositie. Uit Bijlage 5 blijkt dat naar verwachting het planvoornemen voorziet in een emissie van 4,01 kg NOx/jaar voor de gecombineerde realisatie- en gebruiksfase. Dit is fors lager dan de emissieruimte die voorhanden is. Het is dus uit te sluiten dat door toedoen van het planvoornemen er significante stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden ontstaat. Een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is om deze reden niet vereist.

6.7.2 Soortenbescherming

Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, dient inzichtelijk te worden gemaakt of en in welke mate beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. De gronden waarop de bedrijfswoning beoogd wordt, zijn momenteel agrarisch in gebruik. Gezien dit grondgebruik, is het onwaarschijnlijk dat met realisatie van het planvoornemen er sprake is van aantasting van habitats van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming. Het aspect soortenbescherming is hiermee niet relevant voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

6.7.3 Conclusie

Het planvoornemen heeft geen schadelijke gevolgen op omliggend natuurgebied met een provinciaal of Europees beschermingskader. Ook wordt er met uitvoering van het planvoornemen geen schade toegekend aan habitats van soorten die beschermd zijn door de Wet natuurbescherming. De aspecten gebiedsbescherming en soortenbescherming leveren in het kader van de Wet natuurbescherming geen belemmering op voor het planvoornemen.

6.8 Verkeer en parkeren

Ten aanzien van onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe omgegaan wordt met de aspecten verkeersontwikkeling en parkeren. Betreffende verkeersgeneratie en parkeernormen wordt de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' als normstelling gehanteerd. De gemeente Maasdriel heeft haar parkeerbeleid opgenomen in het Paraplubestemmingsplan parkeren 2018. De planlocatie kan aangeduid worden als buitengebied van een gemeente met een weinig stedelijke verstedelijkingsgraad.

Verkeersgeneratie

Met het planvoornemen wordt één vrijstaand bedrijfswoning toegevoegd op een agrarisch perceel. Dit voorziet in een toename van verkeersbewegingen van en naar de locatie Lenshoek 19. Uitgaande van de verkeersgeneratie voor één vrijstaande woning in het buitengebied (in een weinig stedelijke gemeente) is er sprake van een maximale verkeersgeneratie van 9 lichte verkeersbewegingen per etmaal. Deze toename aan verkeersgeneratie is goed op te vangen, gezien de Lenshoek een doodlopende weg betreft. Er is hier dus enkel sprake van bestemmingsverkeer van en naar de verschillende woon- en agrarische percelen.

Parkeren

Ten aanzien van parkeren zijn in het mobiliteitsplan van de gemeente Maasdriel gemeentelijke parkeernormen vastgesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen. Iedere ontwikkeling moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen en goede fietsvoorzieningen. Daarmee wordt in ieder geval de eigen parkeerbehoefte van de ontwikkeling opgevangen.

De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van parkeernormen. De parkeernormen zijn gekoppeld aan het type functie dat op de betreffende locatie wordt gerealiseerd. Voor de gehele gemeente wordt per functie momenteel eenzelfde parkeernorm gehanteerd. De parkeernorm voor een woning bedraagt in de gemeente Maasdriel 2,0. In dit planvoornemen wordt één woning gerealiseerd. Zoals te zien in par. 3.1, wordt er bij de nieuw te realiseren woning een totaal aan 3 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de norm zoals gehanteerd in het Paraplubestemmingsplan parkeren 2018.

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de aspecten verkeer en parkeren geen belemmeringen opleveren voor het planvoornemen.

6.9 Archeologie

Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Dit uitgangspunt is vertaald in de Erfgoedwet. Hierin is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Om het aspect archeologie verder te beschouwen, is de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Maasdriel beschouwd (opgesteld door RAAP in Binnen het plangebied is voor een gedeelte aan de voorzijde (ten opzichte van de weg Lenshoek) 'Waarde - Archeologie 5' gelegen en voor een gedeelte aan de achterzijde 'Waarde - Archeologie 6'. Voor beleidszone 5 wordt een vrijstellingsgrens van een diepte van 30 cm en een oppervlakte van 1000 m2 gehanteerd; voor beleidszone 6 wordt een vrijstellingsgrens van een diepte van 30 cm en een oppervlakte van 5000 m2 aangehouden. Realisatie van het planvoornemen voorziet niet in een overschrijding van één van deze twee vrijstellingsgrenzen. Dit betekent dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, en het aspect archeologie geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen. De archeologische verwachtingswaarden worden doorvertaald in dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0016.png"

Uitsnede archeologische verwachtingskaart met ligging plangebied (Bron: RAAP-rapport 2502, kaartbijlage 2)

6.10 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

In 2.2 is de historische ontwikkeling van de omgeving van het plangebied beschreven. De Lenshoek is geruime lange tijd een belangrijke agrarische ontsluitingsweg geweest aan de zuidzijde van de Bommelerwaard, en is één van de laanstructuren die ontsluit naar de relatief kleine kern Wellseind. Deze Lenshoek liep in het verlengde van de Oenssloot, de primaire ontwatering van de polders Wellsche Broek en Hooge Riemers. De structuur van de polderverkaveling is binnen het plangebied grotendeels verdwenen met de aanleg van de Maas-Waalweg door de Hooge Riemers en de Welssche Broek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0017.png"

Topografische kaart van 1930 met ligging plangebied (bron: TopoTijdreis)

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische waardenkaart Gelderland beschouwd. Op deze kaart is de Oenssloot aangeduid als cultuurhistorisch lijnelement, in lijn met wat hierboven beschreven is. Het planvoornemen zorgt niet voor aantasting van de Oenssloot. Er zijn verder geen cultuurhistorisch waardevolle elementen gelegen in of nabij het plangebied. Hiermee levert het aspect cultuurhistorie geen belemmering op voor het planvoornemen.

6.11 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivering van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.

6.11.1 Huidige situatie waterhuishouding

Bodemopbouw en grondwater: De bodem ter plekke van de Lenshoek 19 is BRO-geclassificeerd als kalkhoudende poldervaaggrond; lichte zavel; profielverloop 5 (bodemcodering Rn15A, bron: BIS Nederland). Ter plekke van de planlocatie is er sprake van grondwatertrap VI (GHG 40-80 cm, GLG > 120 cm). Het plangebied ligt op ca. 2,0 m tot 2,2 m + N.A.P.

Oppervlaktewater

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1251-VG01_0018.png" Legger wateren Waterschap Rivierenland met ligging plangebied

Het perceel Lenshoek 19 is aan beide zeiden begrensd door een B-watergang, zoals het gros van de agrarische percelen in de polderomgeving. Er is verder geen ander oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied.

Hemelwater: Het plangebied wordt momenteel agrarisch gebruikt. Er is sprake van verharding op het plangebied in de vorm van een kassensysteem en verharding aan de voorzijde van het plangebied (ten opzichte van de Lenshoek)

6.11.2 Waterbeleid

Waterbeheerplan 2016-2021: Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Koers houden, kansen benutten” bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Zo is het van belang dat er bij nieuwe ruimtelijke plannen voldoende waterberging wordt gecreëerd om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. De benodigde ruimte voor compenserende waterberigng wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging.

Keur waterkeringen en wateren: In de Keur waterkeringen en wateren (Waterschap Rivierenland) staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. In de navolgende paragraaf 5.16.4 worden de gevolgen van de plannen op de waterhuishouding omschreven en de wijze waarop met de Keur wordt omgegaan. Voor de vergunningplichtige werkzaamheden wordt bij het Waterschap Rivierenland een watervergunning aangevraagd.

6.11.3 Toekomstige situatie

Het voornemen bestaat uit de realisatie van één bedrijfswoning op een voormalig onverhard perceel van ca. 118 m2 groot.

6.11.4 Gevolgen voor de waterhuishouding

Wateroverlast: Inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem op de locatie dient te zijn gericht op het voorkomen van wateroverlast voor wegen en bebouwing en het voorkomen van schade aan de volksgezondheid door bijvoorbeeld vochtige kruipruimten, stilstaand water en onveilige oevers. Zo nodig dient de drooglegging of ontwatering te worden verbeterd (bijvoorbeeld bij lage ligging plangebied of hoge grondwaterstanden). Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlakte waterpeil ligt.

Aangezien er op het plangebied sprake is van een relatief lage grondwaterstand (VI) en er verder geen oppervlaktewater aanwezig is binnen de begrenzing van het plangebied, is het onwaarschijnlijk dat er sprake is van grondwateroverlast ter plekke van de nieuw te realiseren bedrijfswoning. Deze bedrijfswoning wordt bovendien zonder kelder aangelegd.

Oppervlaktewater: Binnen de plangebieden is geen oppervlaktewater aanwezig zoals vastgesteld in de Legger wateren van het Waterschap Rivierenland (zie par. 6.11.1). Ook wordt er met het planvoornemen geen nieuw oppervlaktewater binnen de locaties mogelijk gemaakt. Er verandert dus netto niets aan de situatie binnen of in de nabijheid van de plangebieden met betrekking tot oppervlaktewater

Hemelwater: In de plangebieden is sprake van herontwikkeling. Bestaand verhard oppervlak en gebouwen worden verwijderd om plaats te maken van een nieuwe woonontwikkeling. Om hydrologisch neutraal te kunnen ontwikkelen, dient het effect van het voornemen op de verhardingsgraad van de plangebieden bezien te worden. Met het plan vindt minder dan 1.500 m2 verharding plaats in het landelijk gebied. Hierdoor kan voldaan worden aan de eenmalige vrijstelling voor compensatieplicht van verhardingstoename. Er hoeft dus niet gecompenseerd te worden voor de verhardingstoename.

Vuilwater: Het afvalwater wordt op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering. Het water wordt opgevangen en aangesloten op de bestaande rioolleidingen. De gemeente Maasdriel maakt met de initiatiefnemers afspraken over de aansluiting op de riolering.

6.11.5 Digitale watertoets

Voor het planvoornemen is voor beide plangebieden afzonderlijk een watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. De watertoetsen voor dit plan hebben plaats gevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl), en zijn bijgevoegd bij deze toelichting als Bijlage 6 bij deze toelichting.

6.11.6 Conclusie

Realisatie van onderhavig plan leidt, met inachtneming van de voorwaarden van het waterschap, niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.

Hoofdstuk 7 Juridische regeling

7.1 Algemeen

Op de verbeelding is met behulp van de methode uit SVBP 2012 de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding brengt de planregels in beeld. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin is toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin is aangegeven hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk betreft een nadere verklaring van de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De gehanteerde bestemmingen zijn in paragraaf 7.2 kort toegelicht.

3. Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen zijn kort toegelicht in paragraaf 7.3

4. Overgangs- en slotregels

Binnen de overgangsbepalingen is geregeld dat bouwwerken en plannen die (legaal) bestaan op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, maar die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen worden herbouwd mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingplan genoemd. Deze naam moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.

7.2 Bestemmingen

Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:

Agrarisch met waarden: De bestemming 'Agrarisch met waarden' blijft op de locatie behouden. Deze aangewezen gronden zijn bestemd voor de gronden zoals beschreven in artikel 4.1 van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016'.

Waarde - Archeologie 3, 5 en 6: De huidige archeologische regeling, zoals opgenomen in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' wordt overgenomen in het wijzigingsplan Buitengebied wijziging 2022, Lenshoek 19.

7.3 Algemene regels

De algemene regels omvatten de standaardregels zoals de anti-dubbeltelregel.

Hoofdstuk 8 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een wijzigingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt betreft een initiatief waarbij alle kosten voor rekening komen van de ontwikkelaar. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten betreffende verhaal van exploitatiekosten en eventuele planschade. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen financiële consequenties voor de gemeente.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorafgaand aan deze formele zienswijzenprocedure en voorafgaand aan vrijgave van het ontwerp wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders heeft initiatiefnemer een omgevingsdialoog gehouden met zijn directe omgeving over het voornemen dat dit wijzigingsplan mogelijk maakt. Naar aanleiding van deze omgevingsdialoog is gebleken dat er geen geen bezwaren bestaan tegen het voornemen. Voor het verslag van de omgevingsdialoog (anonieme versie) wordt verwezen naar Bijlage 7 Omgevingsdialoog.

Het wijzigingsplan is in het kader van de formele zienswijzenprocedure van donderdag 26 mei 2022 tot en met woensdag 6 juli 2022 voor 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen op het ontwerp wijzigingsplan ontvangen.