Plan: | Herinrichting Berkel Lochem-Almen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0262.buBerkelLochAlmLo-BP41 |
Waterschap Rijn en IJssel is bezig met een herinrichtingsproject voor de Berkel, waarbij de Berkel tussen Borculo en Zutphen wordt omgevormd van een gekanaliseerde rivier tot een meer dynamische, natuurlijk ingerichte rivier. Doel is een verbetering van de natuurwaarden door de Berkel te laten functioneren als een natte ecologische verbindingszone voor waterminnende planten en dieren, en het versterken van landschappelijke kwaliteiten. Tevens biedt de herinrichting mogelijkheden om het gebied klimaatbestendiger te maken. De beoogde ontwikkeling is een maatregel die wordt genomen in het kader van de Kaderrichtlijn water (KRW).
De hermeandering in het traject Almen - Zutphen is inmiddels uitgevoerd. Voorliggend plan betreft het gebied tussen Lochem en Almen. De voorgenomen ingrepen zijn beperkter van omvang dan wat verder stroomafwaarts is gerealiseerd. Ten westen van Lochem zal een nieuwe bocht in de Berkel worden gerealiseerd en voorts worden er brede natuurvriendelijke oevers ingericht.
Naast waterschap Rijn en IJssel (WRIJ) zijn de provincie Gelderland en de gemeente Lochem betrokken bij het project. Ook heeft afstemming plaatsgevonden met de eigenaren van aanliggende gronden.
De uitvoering van dit project past niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Lochem 2010'. Om het project mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Het bestemmingsplan omvat slechts delen van het tracé van de Berkel in dit gebied, alleen daar waar de bestemming gewijzigd moet worden.
Projectbesluit hermeandering de Berkel
Voor de hermeandering van de Berkel wordt door het WRIJ een projectplan in het kader van de Waterwet opgesteld. Het Projectbesluit Waterwet zal gelijktijdig met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaan.
Het plangebied betreft de Berkel tussen Lochem en Almen. Onderstaande luchtfoto laat de huidige loop van de Berkel zien.
De Berkel tussen Lochem en Almen (luchtfoto: google earth)
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan omvat alleen dat deel van het tracé waar de Berkel met de nieuw aan te leggen natuurvriendelijke oevers meer ruimte inneemt dan in de huidige situatie het geval is, en om die reden een wijziging van de bestemming nodig is. Dat betreft met name het traject vanaf de kern Lochem tot aan de Dochterenseweg. Onderdeel van het plan is ook de herinrichting van het voormalige Rijkswaterstaatdepot tussen Berkel en Twentekanaal (ook wel depot Dochteren genoemd, in eigendom van het waterschap).
De gronden in het plangebied maken deel uit van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Lochem 2010', (NL.IMRO.0262.buBuitengebied2010-BP41 vastgesteld door de raad van de gemeente Lochem op 7 december 2010, deels onherroepelijk op 22 augustus 2012). Op dit plan zijn enkele herzieningen geweest:
Daarnaast vigeert het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie' (NL.IMRO.0262.xxParapluArcheo-BP41, vastgesteld 20 januari 2014, onherroepelijk 13 maart 2014). In dit overkoepelende plan is het nieuwe gemeentelijke archeologiebeleid planologisch vastgelegd.
Al deze plannen zijn samengevoegd in een zogeheten geconsolideerde versie die op de website www.ruimtelijkeplannen.nl te vinden is.
Uitsnede 'Bestemmingsplan Buitengebied Lochem, geconsolideerde versie' met het projectgebied van de Berkel rood omlijnd.
In de vigerende bestemmingsregeling is de Berkel vastgelegd met de bestemming 'Water'. De oevers van de Berkel hebben de bestemming 'Natuur'. De aanliggende gronden hebben overwegend de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' en op enkele plekken 'Bos' of 'Natuur'.
Op een deel van de gronden is bovendien de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing. Deze dubbelbestemming bepaalt dat bij bodemingrepen boven een bepaalde omvang (afhankelijk van een hoge, middelhoge of lage verwachtingswaarde) eerst archeologisch onderzoek moet plaatsvinden om te bezien of er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Ook gelden er dubbelbestemmingen ter bescherming van twee aanwezige leidingen, te weten 'Leiding - Gas' en "Leiding - Hoogspanningsverbinding' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' (langs het Twentekanaal).
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op relevante ruimtelijke en milieuaspecten en wordt de uitvoerbaarheid van het plan getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
De beschrijvingen van de historie en van het huidige landschap zijn ontleend aan de Landschapsanalyse en de Quickscan cultuurhistorie die voor het gebied zijn opgesteld. Deze zijn als achtergronddocumenten opgenomen als bijlage 2 en bijlage 8. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de huidige landschappelijke opbouw (de bodemgesteldheid, waterhuishouding en reliëf) het resultaat is van enerzijds langdurige natuurlijke processen en anderzijds menselijke ingrepen (cultuurhistorie) in het landschap.
Historie
Op historische kaarten is te zien dat de Berkel tot in de 19e eeuw als een meanderende rivier door het landschap slingerde. Tot omstreeks 1850 had de Berkel een belangrijke functie als transportader tussen Zutphen en het Duitse achterland. Die betekenis nam af toen met de komst van verharde wegen en spoorwegen snellere alternatieven beschikbaar kwamen. Gelijktijdig waren de ontginningen van de woeste gronden in volle gang. Door middel van watergangen werden natte gebieden ontwaterd, waarbij het water werd geloosd op de Berkel. Dit zorgde op zijn beurt tot meer overstromingen van gronden rondom de rivier. Een van de oplossingen die de problematiek rondom de overstromingen snel zou verminderen bestond uit het afsnijden van de vele bochten. Zo is al op de topografische kaart omstreeks 1900 te zien dat de Berkel zijn huidige loop heeft gekregen binnen het projectgebied. Ook werd de waterloop verbreed en zijn er stuwen geplaatst om het water in droge perioden te kunnen vasthouden.
In de jaren '30 werd het Twentekanaal gegraven. Daarmee veranderde het karakter van de Berkel verder. Piekafvoeren worden niet meer afgevoerd via de Berkel, maar via het kanaal. De Berkel van Lochem naar Zutphen kent nu een veel stabielere afvoer dan voorheen. Door de komst van het kanaal degradeerde de Berkel ook snel als vaarroute.
Indicatie tracé rond 1850 (afbeelding: Landschapsanalyse De Berkel, Arcadis, 2017)
In de loop van de twintigste eeuw, en met name na 1950, volgden ten behoeve van de landbouw nog meerdere ingrepen om het waterpeil op niveau te houden. Alle ingrepen in (de omgeving van) de Berkel hebben ertoe geleid dat het historische beekdallandschap sterk is aangetast. Het plaatsen van de stuwen in de waterloop en het reguleren van het waterpeil zorgden tevens voor problemen rondom de vismigratie in de rivier. In de huidige situatie is de Berkel gestuwd, gekanaliseerd en getemd. Van natuurlijke dynamiek is nauwelijks meer sprake.
Reliëf
De loop van de Berkel is duidelijk zichtbaar op de hoogtekaart. De Berkel stroomt van oost naar west richting de IJssel van hoge naar lage grond en volgt daarbij de lagere delen in het landschap. De blauwe lagere beekdalen en de hogere gelegen geelgekleurde gronden bepalen het beeld van het landschap tussen Almen en Lochem. Ook de Lochemse berg (rode kleur) en het voormalige Rijkswaterstraatdepot (gelegen ten westen van Lochem tussen de Berkel en het Twentekanaal) zijn duidelijk zichtbaar op de kaart.
Hoogtekaart (afbeelding: Landschapsanalyse De Berkel, Arcadis, 2017)
Bodem
De bodemkaart vertoont dezelfde patronen als de hoogtekaart en weerspiegelt de afwisseling van hoog en droog versus laag en nat. De loop van de Berkel is gelegen op poldervaaggronden. Deze zijn vooral in gebruik als grasland om het vee te weiden. De aangrenzende gronden zijn enkeerd- en beekeerdgronden. Dit zijn historische akkers, waar eeuwenlang organische mest is opgelegd. Ze zijn herkenbaar door de lichte bolling van de enken. Hier is de overgang van laag, nat land naar droog bouwland in het landschap ervaarbaar. De oudste boerderijen liggen aan deze gronden.
Huidig landschapsbeeld
Historisch gezien betreft het een typisch beekdallandschap met hooi- en weilanden, dat wordt omsloten door een oud kampenlandschap met kleinschalige akkers. Aan beide zijden van de rivier is een oude buitenplaats aanwezig (landgoed De Ehze en landgoed Velhorst).
Bij landgoed Velhorst is ten zuiden van de Berkel een meanderende loop aangelegd, parallel aan de Berkel. Dit is een vistrap die het water boven en onder de stuw met elkaar verbindt. De droge bosrand ligt hier heel dicht op de Berkel. Ter hoogte van landgoed Velhorst is bij de stuw ook een brug over de Berkel aangelegd. Deze karakteristieke houten, witte brug, momenteel enkel bestemd voor wandelverkeer, is een relict van oorspronkelijke Spitholterbrug die net ten oosten van Almen over de Berkel ligt. Toen die brug werd vervangen is de houten brug op de huidige plek aangelegd.
Ten oosten van de stuw loopt de Berkel langs een akkercomplex met karakteristieke houtwallen. Verspreid in het landschap staan oude bomen, die zorgen voor coulisse-werking in het beekdal. Ten oosten van de volgende brug in de Dochterenseweg (de Boevinkbrug) ontstaat er een breed open graslandschap met boerderijen met grote schuren. In dit gebied naderen de Berkel en het Twentekanaal elkaar. Hier ligt een voormalig slibdepot van Rijkswaterstaat. Op het smalste punt tussen Berkel en Twentekanaal ligt bos. In het plangebied bevinden zich twee bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
Topografische kaart (
De Berkel is aangeduid als natte ecologische verbindingszone voor waterminnende planten en dieren. In het huidige landschap voldoet de Berkel niet aan vereisten om als een dergelijke verbindingszone te functioneren. Hiervoor heeft de rivier te weinig variatie in stroomsnelheid en is er te weinig afwisseling tussen zon en schaduwrijke plekken. Waterschap Rijn en IJssel is bezig om het gehele traject tussen Borculo - Lochem - Almen - Zutphen te herinrichten als een half natuurlijke rivier zonder barrières voor stromingsminnende vissoorten.
In het deel Almen - Zutphen is dit al gerealiseerd. In voorliggend plan voor het deel tussen Almen en Lochem wordt de Berkel over een afstand van circa 6 kilometer heringericht en krijgt een meer natuurlijke inrichting. Er zullen onder meer natuurvriendelijke oevers worden aangelegd en er wordt een extra ruimte bocht aangelegd. Ook buiten de rivier zullen aanpassingen in het landschap plaatsvinden, bijvoorbeeld door gronden te vernatten of te verschralen. Het ontwerp en de te nemen maatregelen zijn weergegeven op de tekeningen in bijlage 1.
Hieronder volgt een beschrijving van de te nemen maatregelen.
Aanleg van een nieuwe bocht in de Berkel
Ter hoogte van het Depot Dochteren wordt de bocht in de rivier gewijzigd: een deel van de Berkel wordt hier gedempt en er wordt een extra ruime bocht aangelegd met zijstrangen. Na herinrichting kan het als stapsteen functioneren als onderdeel van de ecologische verbindingszone Berkel. Er wordt een nieuwe stuw met een vispassage aangelegd. Voorts wordt de recreatieve betekenis van het gebied versterkt met een aanleg van (wandel)paden en nieuwe kanovoorzieningen. Het terrein kan ook dienst doen als retentiegebied bij hoog water. Rekening is gehouden met een verplaatsing van de inlaat door het waterschap. Dit is een verbinding tussen de Berkel en het Twentekanaal, waarmee het waterpeil gereguleerd kan worden. De bestaande inlaat is niet dubbel kerend en voldoet daarmee niet meer aan de veiligheidseisen van een kunstwerk in een waterkering. Er wordt daarom een nieuwe inlaat aangelegd. Aan de rechteroever van de Berkel wordt het depot Dochteren ontwikkeld tot een moeraszone.
Aanleg natuurvriendelijke oevers en natte stapstenen
Langs een groot deel van Berkeltraject worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ter hoogte van de Staringkoepel wordt extra ruimte gecreëerd om zogeheten natte stapstenen aan te leggen in de vorm van plasdrasoevers. Iets verderop in oostelijke richting wordt een poel aangelegd.
Principeprofiel van een plasdrasberm. De huidige oever wordt verlaagd, waardoor er verschillen in waterdiepte ontstaan en er meer ruimte is voor oevervegetatie. Op de nieuwe oever wordt een nieuw schouwpad aangelegd.
Recreatieve routes
In het plan is ook aandacht voor recreatieve routes. Het voor wandelaars toegankelijke schouwpad loopt afwisselend over de noord- en de zuidoever. Op een viertal plaatsen is het mogelijk om de Berkel over te steken:
De volgende afbeeldingen geven de ingrepen per trajectdeel weer (van oost naar west):
Langs de zuidelijke oever wordt een natuurvriendelijke plasberm ingericht. Het bestaande schouwpad (toegankelijk voor wandelaars) wordt in zuidelijke richting verlegd.
Ter plaatse van het depot Dochteren wordt een extra bocht in de Berkel aangelegd met een overstromingsvlakte op de linkeroever. De huidige stuw wordt verplaatst. Tevens wordt een nieuwe inlaat gemaakt om het waterpeil tussen Berkel en Twentekanaal te reguleren. De nieuwe stuw is bereikbaar via een onderhoudspad. Ten noorden van de Berkel, aan de rechteroever, wordt het huidige depot Dochteren ontwikkeld tot een moeraszone. Iets verder stroomafwaarts wordt de noordoever natuurlijker ingericht met de aanleg van een poel.
Ter hoogte van de Staringkoepel en de boerderij Dochterenseweg 29 wordt over grotere breedte een natuurvriendelijke oever aangelegd. Het schouwpad loopt er langs de zuidzijde langs. Het pontje over de Berkel blijft in stand.
Ten westen van de Dochterenseweg blijft het schouwpad op de noordoever gehandhaafd.
Bij landgoed Velhorst wordt een aantal technische maatregelen uitgevoerd. Zo wordt de bestaande stuw verwijderd en wordt een nieuwe stuw aangebracht in combinatie met een nieuwe ophaalbrug. Het schouwpad op de zuidoever wordt verlegd naar de andere kant van het aanwezige bosje, waardoor de natuurkwaliteit van de oever verbetert.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro zijn regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
In het Barro zijn twee gebiedsgerichte aanduidingen opgenomen die over het plangebied reiken. Dit betreft het voorkeurstracé buisleidingen en een laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen.
Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen of aanpassen van bestemmingsplan rekening te houden toekomstige leidingen op hun grondgebied. De voorgenomen herinrichting van de Berkel vormt geen belemmering voor eventuele toekomstige leidingen. De bestaande leidingen die het plangebied doorsnijden zijn met een dubbelbestemming in voorliggend plan opgenomen.
Voorkeurstracé buisleidingen
De regel voor laagvliegroutes voor jacht- en transportvliegtuigen houdt in dat er in een bestemmingsplan geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter mogelijk maken. Dat is in onderhavig plan niet het geval.
Laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen
Het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland is onder verantwoordelijkheid gebracht van de provincies. In paragraaf 3.2 Provinciaal beleid wordt hier nader op ingegaan.
Waterbeleid
Een ander belangrijk onderwerp in het rijksbeleid is duurzaam waterbeheer. De Europese Kaderrichtlijn Water, die sinds 2000 van kracht is, speelt hierbij een belangrijke rol. Het doel van de Kaderrichtlijn water (KRW) is de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen. De richtlijn bepaalt dat de EU-lidstaten voor elk stroomgebied gezamenlijk actieprogramma's moeten opstellen waarin ze waterkwaliteitsdoelen en maatregelen opnemen. De Berkel is een waterlichaam en gecategoriseerd als waterlichaamtype R6 (langzaam stromend riviertje op zand/klei). De beoogde ontwikkeling is een maatregel die wordt genomen in het kader van de KRW. De activiteit draagt daarom per definitie bij aan de gestelde KRW-doelen.
Algemeen
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is voor het laatst op 01 januari 2023 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Naast deze zeven ambities blijft het beleid uit de Omgevingsvisie uit 2014 gelden. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura 2000-gebieden en van bijzondere natuurgebieden.
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke
Planspecifiek
Gelders Natuurnetwerk
Het plangebied ligt grotendeels binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In artikel 2.39 van de Omgevingsverordening staat ten aanzien de bescherming van het GNN het volgende:
Met voorliggend plan worden langs een groot deel van het Berkeltraject natuurvriendelijke oevers aangelegd met een breedte van minimaal 6 meter. Op twee plekken wordt extra ruimte gecreëerd om zogeheten natte stapstenen aan te leggen in de vorm van plasdrasoevers. Verder wordt er ter hoogte van het depot Dochteren een nieuwe bocht in de rivier aangelegd met een nieuwe stuw met een vispassage. De ingrepen zijn gericht op een versterking van de natuurwaarden, door de Berkel te laten functioneren als een natte ecologische verbindingszone voor waterminnende planten en dieren, en het versterken van landschappelijke kwaliteiten. Dit betekent een kwaliteitsverbetering dan wel invulling van de ontwikkeldoelen van het GNN. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de oppervlakte van de bestemming Natuur vergroot.
Het plangebied maakt geen deel uit van weidevogelgebieden of ganzenrustgebieden die door de provincie worden beschermd. Het plangebied is (deels) wel aangewezen voor Natte landnatuur. In de provinciale Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan binnen de beschermingszone voor natte landnatuur geen functies mogelijk maakt die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding hiervan. Voor de herinrichting van de Berkel geldt echter dat juist sprake is van invulling van het Gelders Natuurnetwerk, en kwaliteitsverbetering van de natte landnatuur. Het voornemen voorziet in een meer natuurlijke inrichting van de Berkel met natuurvriendelijke oevers, plasdrasoevers en een herinrichting van het depot met laagdynamische moerasnatuur. Door deze maatregelen wordt de verbindingsfunctie tussen Berkel richting het IJsseldal vergroot. Er is geen sprake van aantasting van het oppervlak, de samenhang of de kernkwaliteiten van het GNN. Dit is nader onderbouwd in de oplegnotitie GNN, onderdeel van bijlage 5.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone (bron: Omgevingsverordening Gelderland)
Nationaal landschap
Een klein deel van het plangebied ligt niet in het GNN of GO, maar wel in het Nationaal landschap De Graafschap. Dit betreft de verbrede natuuroever die ter hoogte van de Staringkoepel en de boerderij Dochterenseweg 29 wordt aangelegd. Artikel 2.56 van de Omgevingsverordening Gelderland zegt over het Nationaal landschap:
"Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken."
De kernkwaliteiten zijn vastgelegd in bijlage 5 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van deze verordening. Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap De Graafschap. De hier aanwezige kernkwaliteiten zijn als volgt geformuleerd:
Het plangebied betreft een van de oost-west stromende gekanaliseerde beken, zoals hierboven genoemd. Omdat ze vanaf de Middeleeuwen tot nu voor allerlei doeleinden zijn vergraven, is er een zeer karakteristieke mengeling van natuurlijke en cultuurlijke kwaliteiten ontstaan. Op hogere plaatsen langs de Berkel liggen de oude bewoningsplaatsen met oude bouwlanden. De lagere gronden zijn veelal in gebruik als grasland.
Met voorliggend plan worden er langs de Berkel natuurvriendelijke oevers aangelegd en op een beperkt traject wordt de loop verlegd (depot-terrein) met als doel meer rivierdynamiek en verbetering van de ecologische kwaliteit te verkrijgen. De landschappelijke structuur wordt niet aangetast. Het bestemmingsplan maakt nieuwe natuur mogelijk, dit is geen bestemming die de kernkwaliteiten aantast.
Klimaatadaptatie
In artikel 2.65b van de Omgevingsverordening Gelderland is opgenomen: "Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt."
Voorliggend plan is een initiatief van het waterschap Rijn en IJssel in het kader van de Kaderrichtlijn water dat als doel heeft om het watersysteem robuuster te maken, en daarmee de klimaatbestendigheid te vergroten. De Berkel wordt omgevormd van een gekanaliseerde rivier naar een meer dynamisch en natuuringerichte rivier. De maatregelen die in dit plan worden beschreven helpen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen.
Het plan is uitvoerbaar binnen het provinciaal beleid.
De structuurvisie is op 8 juli 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de ruimtelijke structuurvisie geeft de gemeente Lochem op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid tot medio 2020 weer. De visie geeft zowel hoofdlijnen voor de gemeentelijke ontwikkeling, alsook concrete ideeën en visies over de ontwikkeling van de kernen weer. De gemeente zet zich in voor sterke kernen met een onderscheidend woningaanbod en ruimte voor werkgelegenheid en voor een economisch sterk platteland met een toonaangevende agrarische sector.
In de Structuurvisie wordt de Berkel genoemd als een belangrijke toeristische schakel tussen Zutphen en Lochem, met onder meer kanovaart en de Berkelzomp.
De stad Lochem heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld met het gezicht van de Berkel af. De wens is om de Berkel weer meer bij de stad te betrekken ('Beleef de Berkel'), onder meer door goede paden/wegen langs de oevers aan te leggen. Dit voornemen valt samen met de activiteiten van het waterschap Rijn en IJssel om de Berkel in Lochem op een hoger ecologisch peil te krijgen door de oevers en de vispasseerbaarheid te verbeteren.
Planspecifiek
In de Ruimtelijke Structuurvisie is het meanderingsproject van de Berkel reeds genoemd als een van de lopende projecten. De gemeente Lochem staat achter dit project: het vergroot de aantrekkelijkheid, tegelijk met de verbeterde werking voor het watersysteem en toename van natuurwaarden. De gemeente werkt mee aan realisering van de ecologische verbinding langs de Berkel.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Lochem', vastgesteld in 2010 (zie paragraaf 1.3 waarin aangegeven is welke bestemmingen er gelden).
Het bestemmingsplan Buitengebied vormt het beleidskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van het buitengebied. Het bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op de visie Buitengebied Lochem en het Landschap Ontwikkelingsplan (LOP). Een belangrijk uitgangspunt van het bestemmingsplan is de kwaliteit van het landschap. De landschappelijke kwaliteit in het buitengebied Lochem verschilt plaatselijk sterk als gevolg van ontwikkelingsgeschiedenis, verschillend grondgebruik en een verschillende ondergrond wat betreft geologie, bodem en waterhuishouding. Op basis van deze verschillen zijn in het bestemmingsplan zeven landschapstypen onderscheiden, te weten: rivierenlandschap, beekdallandschap, bos- en landgoederenlandschap, essenlandschap, stuwwal Lochem, open broekgebieden en kleinschalig kampenlandschap. In het plan zijn kernkwaliteiten per landschapstype benoemd. Deze zijn het uitgangspunt voor de ontwikkelingsrichting die de gemeente per landschapstype voor ogen heeft.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in landschapstype 'beekdallandschap'. Het beleid is gericht op de instandhouding van dit landschapstype, waarbij als kernkwaliteiten zijn benoemd: oost-west stromende beken, open dalen met veel hoogteverschillen, wegen, bebouwing en hoog opgaande beplanting evenwijdig aan dan wel haaks op de beken en gesitueerd aan de rand van het beekdal op de overgang naar andere landschapstypen.
Volgens de toelichting van het bestemmingsplan en het Landschapontwikkelingsplan gelden bij ontwikkelingen de volgende uitgangspunten:
Voorliggend plan is gericht op een versterking van het beekdal. De Berkel krijgt meer ruimte om te meanderen en de oevers krijgen een meer natuurlijke inrichting. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de gewenste ontwikkeling van dit landschapstype. De ontwikkeling vindt plaats in een relatief smalle strook langs de Berkel.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging en/of ander gebruik van gronden kan het nodig zijn om bodemonderzoek uit te voeren.
Planspecifiek
In het kader van het bestemmingsplan is een bodemonderzoek niet noodzakelijk, omdat er niet wordt gebouwd en de nieuwe bestemming geen gevoeliger functies mogelijk maakt. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar vanuit het aspect bodem.
Wel is het wenselijk om de kwaliteit van de bodem in beeld te brengen voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd. Er is een historisch onderzoek bodem uitgevoerd om te bepalen of er verdachte locaties aanwezig zijn en te bepalen waar en welk onderzoek uitgevoerd voordat er met de werkzaamheden wordt gestart. Het rapport hiervan is opgenomen in bijlage 3.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft een herinrichting van de Berkel, waarbij er een nieuwe meander wordt gegraven, een deel van de huidige loop wordt gedempt en oevers en gronden een natuurlijke inrichting krijgen. Gelet op de toekomstige inrichting en het gebruik zal het plan 'niet in betekende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in een herinrichting van het beekdal van de Berkel, waarbij er een nieuwe meander wordt gegraven, een deel van de huidige loop wordt gedempt en oevers en gronden een natuurlijke inrichting krijgen en worden bestemd voor Natuur. Dit is geen geluidgevoelige functie zoals bepaald in de Wgh, en de bestemmingen hebben ook geen geluidseffect op omliggende geluidgevoelige functies. Nader onderzoek is niet nodig.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in een herinrichting van het beekdal van de Berkel, waarbij er een nieuwe meander wordt gegraven, een deel van de huidige loop wordt gedempt en oevers en gronden een natuurlijke inrichting krijgen en worden bestemd voor Natuur. Dit is geen gevoelige functies en dit vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsactiviteiten van omliggende bedrijven of functies. Anderzijds heeft de nieuwe bestemming ook geen milieueffect op de omgeving.
Het project is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in een herinrichting van het beekdal van de Berkel door het laten hermeanderen van de rivier in combinatie met natuurontwikkeling op de oevers. Er worden in voorliggend plangebied geen verblijfslocaties voor personen mogelijk gemaakt en daarmee geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het is ook geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.
Het plangebied doorkruist drie gastransportleidingen. Ter hoogte van deze leidingen vinden geen herinrichtingswerkzaamheden plaats. De leidingen zijn met een dubbelbestemming in voorliggend plan opgenomen. De dubbelbestemming is ongewijzigd overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.
Voor activiteiten die belangrijke milieugevolgen kunnen hebben, is het verplicht een milieueffectrapportage (m.e.r.) uit te voeren en een Milieu Effect Rapport (MER) te maken. Hiermee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming. De m.e.r. onderzoekt de milieugevolgen van een plan of een besluit en (milieuvriendelijker) alternatieven. Een plan of besluit is m.e.r.-plichtig in een van de volgende situaties:
M.e.r.-beoordeling
Een aantal activiteiten op kleinere schaal zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig als een indicatieve drempelwaarde uit bijlage D wordt overschreden. Ook als de drempelwaarden niet worden overschreven kan in overleg worden bekeken of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling, omdat er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Er kunnen twee uitkomsten zijn:
Planspecifiek
Volgens de Bijlage behorende bij het Besluit m.e.r. is een landinrichtingsproject waarbij sprake is van een functiewijziging van water, natuur, recreatie of landbouw m.e.r.-beoordelingsplichtig als dit betrekking heeft op een oppervlakte van 125 ha of meer (kolom D, activiteit 9). Onderhavig plan blijft (ver) onder die drempelwaarde.
Wel is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd om te onderzoeken of er mogelijk belangrijke nadelige milieueffecten kunnen optreden. De conclusie is dat het plan niet leidt tot nadelige gevolgen voor de aspecten water, bodem, archeologie, landschap en cultuurhistorie. Voor een aantal thema's wordt wel geadviseerd om extra onderzoek te doen of extra maatregelen te nemen. Deze staan beschreven in hoofdstuk 4 van het rapport M.e.r.-beoordeling, opgenomen in bijlage 11.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn de Kaderrichtlijn Water, het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water is sinds het jaar 2000 van kracht. Het doel van de Kaderrichtlijn water (KRW) is de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen. De richtlijn bepaalt dat de EU-lidstaten voor elk stroomgebied gezamenlijk actieprogramma's moeten opstellen waarin ze waterkwaliteitsdoelen en maatregelen opnemen. De Berkel is een waterlichaam en gecategoriseerd als waterlichaamtype R6 (langzaam stromend riviertje op zand/klei). De beoogde ontwikkeling is een maatregel die wordt genomen in het kader van de KRW.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Beleid waterschap Rijn en IJssel
Waterschap Rijn en IJssel beschrijft in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 het beleid voor alle taakgebieden van het waterschap. Vanuit het leidend principe 'Water en mens in hun element' draagt het waterschap bij aan ruimtelijke kwaliteit en een duurzame leefomgeving. De zorg voor waterveiligheid, schoon water en voldoende water vraagt structureel aandacht en is continu in beweging. Dat doet het waterschap door het (grond)waterpeil te beheren, rioolwater te zuiveren en te zorgen voor schoon water in beken, sloten en rivieren en te zorgen voor stevige dijken.
Als belangrijkste speerpunt voor de periode 2022-2027 ziet het waterschap de opgave om zijn gebied veerkrachtiger te maken tegen klimaatverandering. Hiervoor werkt het waterschap toe naar een andere balans van vasthouden-bergen-afvoeren (voorraadbeheer), rekening houdend met de meest recente inzichten over de snelheid van klimaatverandering. In het waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn doelen en werkzaamheden weergegeven in vier thema's.
Klimaatrobuust gebied: het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig te invullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
Veilig gebied: het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. De ambitie is dat in 2050 de waterkeringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar kan worden ingespeeld op ontwikkelingen, het beheer op een duurzame wijze wordt uitgevoerd en wordt gewerkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.
Circulaire Economie en Energietransitie: het waterschap wil in het uitvoeren van zijn primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil zij in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin onze taken klimaatneutraal worden uitgevoerd.
Gezonde leefomgeving: het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in onze leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.
De samenhang van de wateropgaven met andere opgaven in het gebied vraagt om nauwe samenwerking met partners (zoals gemeenten en provincies), inwoners en bedrijven. Om de waterbelangen bij ruimtelijke ontwikkelingen tijdig en goed in beeld te krijgen en mee te kunnen wegen, gebruikt het waterschap de (digitale) watertoets.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Watertoetstabel
In onderstaande watertoetstabel is aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn.
Thema | Toetsvraag | Relevant | |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
1. Ja 2. Ja |
|
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m³/ uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
1. Nee 2. Nee 3. Nee |
|
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m²? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m²? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
1. Nee 2. Nee 3. Nee 4. Ja |
|
Oppervlaktewater- kwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | 1. Nee |
|
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
1. Ja 2. Ja 3. Ja 4. Nee |
|
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | 1. Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
1. Ja 2. Ja |
|
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
1. Nee 2. Ja |
|
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
1. Ja 2. Nee 3. Ja 4. Nee |
|
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | 1. Nee | |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | 1. Ja | |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | 1. Nee |
Natte natuur
Voorliggend plan betreft een herinrichting van de Berkel, waarbij er op enkele plekken nieuwe meanders worden gegraven, een deel van de huidige loop wordt gedempt en oevers en gronden een natuurlijke inrichting krijgen. Ter plaatse van de te dempen loop worden de gronden ingericht voor natuur. De uit te voeren maatregelen geven verbetering op de waterkwaliteit door o.a. meer variatie in waterdiepte en natuurvriendelijke taluds waardoor waterplanten zich beter kunnen ontwikkelen. De maatregelen hebben daarmee een positieve werking op de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. De doelstelling van het plan sluit primair aan bij de doelstelling uit de Waterwet die de uitwerking van de kaderrichtlijn water beoogt, gericht op de verbetering van de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Tevens biedt de herinrichting mogelijkheden om het gebied klimaatbestendiger te maken. Initiatiefnemer van het plan is Waterschap Rijn en IJssel zelf waarmee het waterbelang automatisch is meegenomen.
Grondwater
Ten aanzien van de grondwaterstanden beoogt het project neutraal te zijn. Om de mogelijke gevolgen van de maatregelen in beeld te brengen is een hydrologische analyse uitgevoerd. Het rapport hiervan is opgenomen in bijlage 4 De conclusie uit de analyse is dat op grond van het voorliggende ontwerp (VO++) de effecten op de grondwaterstanden beperkt zijn.
Wateroverlast en -veiligheid
Door de geplande maatregelen is er geen groter risico op overstroming/wateroverlast vanuit het oppervlaktewater. Het ontwerp voorziet juist in een afname van mogelijke overstromingen. De afvoercapaciteit van de watergangen en het peil van de Berkel blijft ongewijzigd.
Ter hoogte van het depot Dochteren is sprake een doorsnijding van de hoge grondenlijn. Dit leidt niet tot een groter risico op wateroverlast, omdat de randen van het depot aan de west-, noord- en oostzijde hoog genoeg zijn om deze functie over te nemen. Deze aanpassing zal worden verwerkt in de legger.
Recreatie en volksgezondheid
Het plan beoogt recreatief gebruik mogelijk te maken door de onderhoudspaden open te stellen voor wandelaars.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Bescherming houtopstanden
Voor houtopstanden buiten de bebouwde kom geldt dat bomenrijen langer dan 20 bomen en houtopstanden groter dan 10 are beschermd zijn onder de Wnb. Dit heeft als doel het totale bosoppervlak in Nederland te behouden. Individuele bomen, bomenrijen van minder dan 20 bomen en bosoppervlaktes van minder dan 10 are buitend de bebouwde kom vallen zoals hierboven vermeld dus onder de APV van de gemeente Lochem. Voor het vellen van een Wnb beschermde houtopstand moet een melding gemaakt worden bij de provincie Gelderland. Deze melding geldt voor bomen, bos, maar ook voor bijvoorbeeld houtwallen, heester- en struikhagen, struwelen of beplantingen van bosplantsoenen.
Planspecifiek
Om te onderzoeken of onderhavig plan uitvoerbaar is op basis van de geldende natuurwet- en regelgeving in een Quickscan uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 5. In onderstaande paragraaf zijn de conclusies uit dit rapport samengevat.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Stelkampsveld op ca. 6 km afstand. De afstand tot het gebied 'Rijntakken, deelgebied Uiterwaarden IJssel' bedraagt 9 km. Door de afstand en de aard van het project kunnen negatieve effecten als gevolg van geluid, licht, verstoring etc. worden uitgesloten.
De depositie van stikstof als gevolg van het project kan tot op grotere afstand effect hebben. Voor de aanlegfase van het project is een stikstofdepositieberekening gemaakt, voor de gebruiksfase is dit niet nodig. In bijlage 7 is een toelichting op de stikstofberekeningen opgenomen. Er zijn verschillende scenario's doorgerekend om te bepalen op welke wijze het project kan worden uitgevoerd zonder dat dit leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. De conclusie is dat daarvoor meerdere mogelijkheden zijn, het is aan de initiatiefnemer om te bepalen welke wijze haalbaar en geschikt is.
Het plangebied maakt deel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Voor de gebieden binnen het GNN geldt dat het voorgenomen plan wordt beschouwd als een kwaliteitsverbetering dan wel invulling van de ontwikkeldoelen van het GNN. In het ontwerp is rekening gehouden met de kwaliteiten van het GNN (zie bijlage 5).
Het plangebied maakt geen deel uit van weidevogelgebieden of ganzenrustgebieden die door de provincie worden beschermd. Het plangebied is (deels) wel aangewezen voor Natte landnatuur. In de provinciale Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan binnen de beschermingszone voor natte landnatuur geen functies mogelijk maakt die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding hiervan. Voor de herinrichting van de Berkel geldt echter dat juist sprake is van invulling van het Gelders Natuurnetwerk, en kwaliteitsverbetering van de natte landnatuur. Er is dus geen sprake van significant nadelige effecten, een verdere toetsing is niet nodig.
Houtopstanden
In een aantal deelgebied worden bomen gekapt. In het rapport Quickscan Wet natuurbescherming en oplegnotitie GNN in bijlage 5 is dit beschreven en is per deelgebied aangegeven met welk beleid rekening moet worden gehouden. Voor de kap van bomen is in de meeste gevallen een Wnb kapmelding nodig. In enkele gevallen is een kapvergunning in het kader van de APV nodig.
Soortenbescherming
In de ecologische quickscan in bijlage 5 zijn alle onderscheiden deelgebieden beschreven. Op grond van data, eerder uitgevoerde onderzoeken en veldbezoeken is de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna bepaald.
De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk negatieve effecten op meerdere door de Wet natuurbescherming beschermde soorten. Door het nemen van mitigerende maatregelen kunnen negatieve effecten op broedvogels worden voorkomen. Nader onderzoek naar deze soorten is daarom niet nodig. Daarnaast zijn maatregelen nodig in het kader van de zorgplicht. Deze moeten verder worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol. Voor de overige soorten is het nodig om nader onderzoek uit te voeren.
In tabel 5.1 en bijlage 2 van het rapport Quickscan Wet natuurbescherming en oplegnotitie GNN in bijlage 5 is een samenvatting opgenomen van de resultaten van de toetsing van effecten op beschermde soorten.
In het Nader onderzoek hermeandering Berkel (bijlage 6) is soortgericht onderzoek uitgevoerd om de functie van het plangebied voor flora, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, vogels met jaarrond beschermde nesten, amfibieën, reptielen, vissen, vlinders en libellen te bepalen. In het rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek.
In hoofdstuk 6 van het rapport in bijlage 6 is beschreven welke vervolgstappen nodig zijn: aangegeven wordt of mitigerende maatregelen van toepassing zijn, of een ontheffing nodig is en onder welke eventuele voorwaarden een eventuele ontheffing redelijkerwijs verleend kan worden. Kortheidshalve wordt verwezen naar dit hoofdstuk.
Er dient een ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden voor:
Op 28 juli 2023 is de ontheffingsaanvraag ingediend bij de provincie Gelderland, samen met een onderbouwing waarin maatregelen worden voorgesteld om de nadelige effecten zoveel mogelijk te mitigeren en te compenseren. De ontvangstbevestiging van de aanvraag is opgenomen in bijlage 13.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Voorliggend plan voorziet niet in functies die extra verkeer genereren. De schouwpaden worden deels opengesteld voor wandelaars. In combinatie met bestaande recreatieve paden is het gebied goed beleefbaar.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Op het voorlopige ontwerp voor de herinrichting van de Berkel is een cultuurhistorische quickscan uitgevoerd, om de effecten van de beoogde ingrepen op de aanwezige cultuurhistorische waarden te toetsen. In deze paragraaf worden de conclusies uit de quickscan kort samengevat, het volledige rapport is opgenomen in bijlage 8.
In het historische landschap tussen Almen en Lochem was er een duidelijk onderscheid te maken tussen het hoger gelegen dekzandlandschap met de akkers en bossen en het laaggelegen beekdal met weilanden en singels. In de loop der eeuwen is dit onderscheid door ruimtelijke ingrepen vervaagd. Met de herinrichting van de Berkel ligt er een mooie kans om deze historische zonering op enkele plekken weer te accentueren, zonder bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden te verwaarlozen. Zo zal het creëren van moeras- en overstromingsgebieden en het plaatselijk afgraven van de grond bijdragen aan het natte karakter van het beekdallandschap, terwijl de hogere gronden nog altijd droge voeten zullen houden. Ook het aanbrengen van groenstructuren geeft een positief effect, helemaal doordat veel van de oude structuren door ruilverkavelingen zijn verdwenen.
Met het herinrichtingsplan wordt geen oud landschap hersteld, in die zin dat het landschap er vroeger exact zo heeft bijgelegen. Zo wordt de nieuwe bocht niet exact aangelegd op de plek waar de Berkel vroeger lag. Wel wordt een goede impressie gegeven hoe het historische landschap met een meanderende Berkel en bijbehorende landschappelijke variatie er ongeveer uit heeft gezien. Zolang de juiste structuur (houtwallen op dekzand, singels in het beekdal) wordt aangehouden, dragen de ingrepen sterk bij aan het versterken van het historische beeld.
Effectbeoordeling Quickscan cultuurhistorie (zie bijlage 8)
Er zijn geen gronden van rijksmonument De Velhorst betrokken bij de ontwikkeling. Er hoeft derhalve geen overleg met de RCE plaat te vinden.
Archeologie
Bij de herinrichting van de Berkel worden ingrepen gedaan in de bodem. Deze werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van eventuele archeologische resten binnen het plangebied. Het plangebied valt op de archeologische beleidskaart van de gemeente Lochem grotendeels binnen een zone met categorie 5 (hoge archeologische verwachting) en deels binnen zones met categorie 6 (middelhoge verwachting) en categorie 7 (lage verwachting). Het bijbehorende beleid schrijft voor dat onderzoek noodzakelijk is in bij ingrepen groter dan respectievelijk 250, 1.000 en 5.000 m2 én dieper dan 30 cm –mv.
De verwachte archeologische resten binnen het gebied (vindplaatsen zonder duidelijke vondstlaag, solitair gelegen watergebonden fenomenen en losse vondsten zoals rituele deposities) kunnen niet worden opgespoord middels een archeologisch booronderzoek. Daarom is besloten de archeologisch kansrijke zones te onderzoeken middels een gravend onderzoek. Dit kan bij de geplande ingrepen het meest efficiënt worden uitgevoerd in de vorm van een archeologische begeleiding, waarbij het archeologisch onderzoek gecombineerd wordt met de civieltechnische werkzaamheden.
Er is een Programma van Eisen opgesteld (zie bijlage 9) waarin is vastgelegd wat er onderzocht moet worden en op welke wijze het onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit Programma van Eisen is goedgekeurd door de gemeente Lochem.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben binnen de gemeente Lochem diverse gevechtshandelingen plaatsgevonden waardoor hoeveelheden Conventionele Explosieven in de bodem kunnen zijn achtergebleven. Door de geplande werkzaamheden kunnen deze mogelijk ter plaatse aanwezige explosieven een reëel gevaar opleveren voor betrokken medewerkers en de (directe) omgeving. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet dus worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn.
Planspecifiek
In het kader van het Berkelproject is een vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten (OO) uitgevoerd (zie bijlage 10). Uit het vooronderzoek blijkt dat er inderdaad afwerpmunitie en raketten uit de Tweede Wereldoorlog kunnen zijn achtergebleven in/op de (water)bodem binnen de grenzen van het onderzoeksgebied. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de voorgenomen bodemingrepen vervolgstappen te nemen in de opsporing van OO in de vorm van detectiewerkzaamheden. Voor de locaties waar grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd tot een maximale diepte van 4 meter minus maaiveld is het advies om oppervlaktedetectie uit te voeren. Op de locaties waar grondroerende werkzaamheden dieper dan 4 meter minus maaiveld gepland zijn luidt het advies om eerst sondeeronderzoek uit te laten voeren, zodat de exacte diepteligging van de mogelijk aan te treffen OO nauwkeurig kan worden vastgesteld.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.
Er zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voor de systematiek van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Lochem, geconsolideerde versie' en het bestemmingsplan 'Hermeandering de Berkel en landgoed De Rees' (april 2013), dat is opgesteld ten behoeve van de herinrichting van de Berkel in het traject tussen Almen en Zutphen.
Plangebied
Het plangebied omvat het deel van het tracé waar de Berkel met de nieuw aan te leggen natuurvriendelijke oevers meer ruimte inneemt dan in de huidige situatie het geval is, en waar om die reden een wijziging van de bestemming nodig is. Dat betreft globaal het traject vanaf de kern Lochem tot aan de Dochterenseweg. Onderdeel van het plan is ook de herinrichting van het voormalige Rijkswaterstaatdepot tussen Berkel en Twentekanaal (ook wel depot Dochteren genoemd, in eigendom van het waterschap).
Bestemmingen
Verder zijn de volgende dubbelbestemmingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan:
De dubbelbestemmingen gaan voor op de onderliggende bestemmingen.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd naar de belanghebbende instanties. Er zijn de reacties ontvangen van de provincie Gelderland, het waterschap Rijn en IJssel en de Gasunie. In bijlage 12 zijn de vooroverlegreacties opgenomen. De gemaakte opmerkingen zijn op de volgende wijze verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan:
Op diverse momenten zijn agrariërs, landeigenaren en bewoners geïnformeerd en betrokken bij de plannen voor de herinrichting van de Berkel op het traject Lochem - Almen.
Op 11 oktober 2018 was er een startbijeenkomst, georganiseerd door het waterschap Rijn en IJssel. Dit was een eerste verkennende en informatieve bijeenkomst om de mogelijkheden voor vrijwillige kavelruil te onderzoeken. Er waren circa 20 agrariërs, landeigenaren en bewoners aanwezig. De aanwezigen werden geïnformeerd over de doelen van het project (ecologische verbinding, waterberging en klimaatrobuustheid) en namen kennis van de mogelijkheden waarop meegedaan kon worden aan vrijwillige kavelruil. Daarna zijn er vele keukentafelgesprekken geweest, ook met grondeigenaren die niet aanwezig waren.
Op 20 april 2021 heeft het waterschap een voorlopig schetsontwerp gepresenteerd. Vanwege de coronamaatregelen was dit een digitale bijeenkomst.
Op dinsdag 21 juni 2022 is op camping de Heksenlaak te Barchem een inloopavond georganiseerd voor de herinrichting van de Berkel. Deze avond was er aandacht voor de herinrichting van de Heksenlaak en zijn ook ideeën en kansen voor het project Lochem - Almen opgehaald. Voor deze avond is vanuit het waterschap Rijn en IJssel een brede uitnodiging gestuurd naar alle bewoners in het gebied rondom de Berkel en de Heksenlaak.
Daarnaast was er ook informatie beschikbaar over de trajecten Lochem - Almen (planfase) en Lochem - Borculo (initiatieffase). Ook de bewoners van deze trajecten waren persoonlijk uitgenodigd.
Voor het traject Lochem - Almen is het schetsontwerp van Waterschap Rijn en IJssel toegelicht aan de geïnteresseerden. Daarnaast was de aannemerscombinatie Ploegam-TAUW aanwezig met een kansenkaart voor het schetsontwerp op dit traject.
Op woensdag 6 juli 2022 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden met verschillende lokale belangenpartijen uit het gebied Lochem - Almen. Deze avond zijn de kansen voor het gebied besproken en heeft de kansenkaart van 21 juni meer vorm gekregen. Dit is vervolgens onderwerp van bespreking in het bouwteam van WRIJ, Ploegam en TAUW waarin nader bekeken wordt hoe het ontwerp voor dit traject verder wordt uitgewerkt én of/hoe de kansen hierin verwerkt kunnen worden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 28 september tot en met 8 november 2023 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn twee zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen in bijlage 14 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Naar aanleiding van de zienswijzen is het plan op enkele punten aangepast:
Voor een volledig overzicht van de wijzigingen wordt verwezen naar bijlage 14.