direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Heumen, Heumensoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In juli 2003 is het rapport "Herstel van de heide tussen Nijmegen en Mook" vastgesteld. Op initiatief van de provincies Gelderland en Limburg en de Vereniging Natuurmonumenten is daarvoor onderzoek uitgevoerd. Daarnaast waren de gemeenten Nijmegen, Heumen en Groesbeek betrokken en terreinbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer. Dat rapport heeft geleid tot een project met als doel herstel van heideterrein tussen Nijmegen en Mook. Dat project was gericht op het onderling verbinden van bestaande heideterreinen, door het creëren van nieuwe open heideterreinen. Hierdoor worden leefgebieden van kwetsbare en zeldzame planten- en diersoorten met elkaar verbonden. Hierdoor worden de overlevingskansen van die soorten vergroot.

In het natuurgebied Heumensoord bouwt Defensie jaarlijks een kamp voor militaire deelnemers aan de vierdaagse van Nijmegen. Dit gebeurt op deze locatie sinds 1962. Defensie heeft hiervoor een overeenkomst gesloten met de gemeente Nijmegen, de grondeigenaar. Het vierdaagsekampterrein is in bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" planologisch geregeld binnen de bestemming "Natuur" met de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp".

Ook in het natuurgebied Heumensoord zijn maatregelen gericht op heideherstel getroffen. Dit plan is nog niet helemaal uitgevoerd. De heidegebieden binnen Heumensoord zijn nog niet allemaal met elkaar verbonden. In de omgeving van het vierdaagsekampterrein liggen een aantal geïsoleerde heideterreintjes. Deze gebieden kunnen met elkaar worden verbonden. Delen van deze heideterreinen liggen binnen de begrenzing van het vierdaagsekampterrein. Daardoor belemmert het kampterrein de realisatie van dit deel van de heidecorridor. Om dit deel van de heidecorridor te kunnen realiseren moet een deel van het vierdaagsekampterrein worden verplaatst.

De verplaatsing van het vierdaagsekampterrein is planologisch alleen mogelijk als de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" wordt gewijzigd.

1.2 Doelstelling

Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het geldende Bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" en heeft als doel de realisatie van een deel van de heidecorridor mogelijk te maken. Dit gebeurt door de verplaatsing van een deel van het vierdaagsekampterrein planologisch mogelijk te maken.


Dit bestemmingsplan is onderdeel van een project gericht op een gedeeltelijke herinrichting van het vierdaagsekampterrein. Dit gebeurt door een beperkte aanpassing van de infrastructuur (water, elektra en riolering) en het kappen van een aantal bomen op het nieuwe deel van het kampterrein. Deze herinrichting van het vierdaagsekampterrein draagt bij aan de realisatie van de voor Heumensoord geldende natuurdoelen. Daarnaast beschermen de inrichtingsmaatregelen het grondwaterbeschermingsgebied op de locatie

1.3 Het plangebied

Het plangebied bestaat uit de te wijzigen delen van het vierdaagsekampterrein. Dit terrein ligt in het natuurgebied Heumensoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0001.png"

Afbeelding: locatie plangebied (rood omcirkeld)

Geldend bestemmingsplan

Voor de planlocatie geldt het bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009". Dit bestemmingsplan is door de raad op 16 december 2010 vastgesteld.


Het plangebied heeft de bestemming "Natuur", de dubbelbestemming "waarde-Archeologische verwachtingswaarde 2", de gebiedsaanduidingen "ehs natuur", "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" en de functieaanduidingen "militair oefenterrein" en "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp".

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0003.jpg"

Afbeelding: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Heumen 2009 (locatie rood omcirkeld)

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De planregels bij deze partiële herziening zijn beknopt. Dit omdat de regels uit het Bestemmingsplan Buitengebied Heumen 2009 van kracht blijven voor dit plan. De toelichting bij dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving'. Dit hoofdstuk gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij beschrijft dit hoofdstuk de relatie tussen het beleid en de gewenste ontwikkeling en motiveert of de ontwikkeling past binnen het beleid. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Op basis van de verschillende relevante aspecten wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt aangegeven hoe de gewenste ontwikkeling juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van de toelichting wordt verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in natuurgebied Heumensoord in het buitengebied ten noordoosten van Malden en ten zuiden van Nijmegen. Het gebied is te bereiken via de Beukenlaan. Deze weg loopt vanaf de gemeentegrens met Nijmegen naar het zuiden.

Het natuurgebied Heumensoord heeft grotendeels de functieaanduiding "militair oefenterrein". Binnen dit gebied wordt jaarlijks het kamp voor militaire deelnemers aan de vierdaagse van Nijmegen gebouwd. Het terrein waarop dit kamp wordt gebouwd heeft de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp". Het gebruik van het vierdaagsekampterrein door defensie duurt ongeveer 10 weken per jaar. Deze periode bestaat uit de week waarin de Vierdaagse plaatsvindt en een periode van opbouw en afbraak van het kamp. De inrichting van het vierdaagsekampterrein ligt grotendeels vast en is dus ieder jaar hetzelfde.


Aan de oostzijde van dit vierdaagsekampterrein bevindt zich een perceel met de bestemming "Maatschappelijk-Defensie". Op dit terrein bevindt zich bebouwing die in gebruik is bij defensie.

Een deel van het natuurgebied Heumensoord is eigendom van de gemeente Nijmegen. Het vierdaagsekampterrein ligt binnen het gebied dat eigendom is van Nijmegen. Het natuurgebied Heumensoord is verder aangeduid als grondwaterbeschermingsgebied. Dit betekent dat het gebied kwetsbaar is voor bodemverontreiniging. In het gebied gelden daarom extra regels, gericht op bescherming van de bodem en het grondwater. Deze regels zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland.


Het natuurgebied Heumensoord wordt beheerd door de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten (Natuurmonumenten). Voor het deel van Heumensoord dat eigendom van Nijmegen is, is een erfpachtovereenkomst gesloten tussen de gemeente Nijmegen en Natuurmonumenten. In de erfpachtovereenkomst is afgesproken dat Natuurmonumenten het vierdaagsekampterrein (gratis) ter beschikking stelt aan Defensie om daar het kamp te bouwen en gebruiken.


Omdat het vierdaagsekampterrein binnen het grondwaterbeschermingsgebied ligt, zijn en worden er (extra) bodembeschermende maatregelen getroffen. Daarom is er infrastructuur, zoals riolering en waterleiding, aangelegd die bijdraagt aan een duurzame inrichting van het vierdaagsekampterrein.


2.2 Toekomstige situatie

In het gebied grenzend aan het vierdaagsekampterrein wil Natuurmonumenten een heidecorridor realiseren. Deze heidecorridor is onderdeel van een heidecorridor van 80m breedte en 2700m lang en die het noordelijke heideterrein van Heumensoord met het zweefvliegveld aan de zuidzijde van Heumensoord verbindt.


In het gebied bij het vierdaagsekampterrein zullen maatregelen uitgevoerd worden die zijn gericht op herstel van de heide. De maatregelen in dit deel van de corridor bestaan uit het dunnen van bos voor meer licht en warmte op de bodem en het verwijderen van opgehoopte humus. Daardoor krijgt heide de kans zich te vestigen in de corridor. Dit leidt tot uitbreiding van heideveldjes en de onderlinge verbinding van deze heideveldjes. Binnen deze gebiedjes kunnen bijzondere soorten als de zandhagedis en de gladde slang zich ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0004.png" Afbeelding: streefbeeld heidecorridor

Het vierdaagsekampterrein ligt voor een deel in de toekomstige corridor. Daarom wordt een deel van het kampterrein verplaatst. Ook moet de infrastructuur voor het kampterrein worden aangepast. Dit betekent dat de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" moet worden aangepast aan de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0005.png"

Afbeelding: begrenzing vierdaagsekamp bestaand

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0006.png"

Afbeelding: begrenzing vierdaagsekamp nieuw

De functieaanduiding “specifieke vorm van recreatie – vierdaagsekamp” vervalt voor een deel van het terrein aan de noordzijde en een deel van het terrein aan de zuidwestzijde. Daarvoor komt een uitbreiding van het gebied waar de functieaanduiding geldt aan de westzijde voor terug.

Dit deel van de heidecorridor wordt gerealiseerd binnen een gebied met de bestemming “Natuur”. Dit gebied ligt buiten het toekomstige gebied met de functieaanduiding “specifieke vorm van recreatie – vierdaagsekamp”.

Doordat een deel van het vierdaagsekampterrein wordt verplaatst, moeten op het nieuw in te richten deel van het kampterrein bodembeschermende maatregelen worden getroffen. Dit betekent dat er nieuwe infrastructuur, zoals riolering en waterleiding, moet worden aangelegd. Daarnaast zullen bomen moeten worden gekapt voor de inrichting van het vierdaagseterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0007.png"

Afbeelding: begrenzing vierdaagsekamp bestaand en nieuw

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 heeft het Rijk vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld.


De NOVI omvat een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.


Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.


Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzen. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De nationale overheid richt zijn in de NOVI zich op 21 nationale belangen:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • Beperken van klimaatverandering;
  • Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is,en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur;
  • Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie;
  • Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater;
  • Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • Ontwikkelen van een duurzame visserij.


In de NOVI stelt de rijksoverheid het volgende over de rol van de gemeente bij de bescherming van de leefomgeving: "Omdat gemeenten de primaire verantwoordelijkheid hebben voor kwaliteit van de leefomgeving, waarvan natuur en landschap integraal onderdeel uitmaken, spelen zij een cruciale rol in bescherming van de natuurdoelen via hun omgevingsplannen en andere instrumenten."


Dit bestemmingsplan heeft als doel natuurlijke kwaliteiten te behouden en te versterken en daarmee bij te dragen aan de realisatie van een goede leefomgevingskwaliteit. Om deze redenen draagt dit plan bij aan de doelstellingen van de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Indien nationale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening dat vergen, kan de minister regels stellen aan de inhoud van bestemmingsplannen. Dit heeft de minister, in de vorm van een algemene maatregel van bestuur, gedaan in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).


De regels in het besluit zijn concreet normstellend benoemd en moeten direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. De indirecte doorwerking komt enkel bij de Ecologische Hoofdstructuur en de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden voor.


Bij het opstellen van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) dient rekening te worden gehouden met de bepalingen van het Barro. Voor dit bestemmingsplan zijn met name de titels voor Natuurnetwerk Nederland en Defensie van belang.

Voor het Natuurnetwerk Nederland geldt dat de Provincie de gebieden die bij dit Netwerk horen (in een provinciale verordening) aanwijst. Het Natuurnetwerk Nederland is een andere naam voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk beslaat (grotendeels) deze gebieden als de EHS.


Voor militaire terreinen geldt dat deze de bestemming "Maatschappelijk - militair terrein" krijgen. Verder worden geen bestemmingen opgenomen die een belemmering kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van die terreinen. De militaire terreinen zijn in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening aangewezen (Rarro).


Het militair oefenterrein waar het plangebied in ligt, is in de Rarro niet als militair terrein aangewezen. De regels uit Barro gelden niet voor het plangebied.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening; "Ladder voor duurzame verstedelijking"

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nadere uitwerking van de Wet ruimtelijke ontwikkeling. In het Bro staat onder meer dat gemeenten bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening moeten houden met bijvoorbeeld cultuurhistorie of bodem. Verder staat in het Bro dat een plan moet voldoen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.


De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is een procesvereiste voor ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken (Bro art. 3.1.6 lid 2). "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".


Stedelijke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld een bedrijventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn ontwikkelingen, die nog niet eerder in een bestemmingsplan of ander juridisch verbindend ruimtelijk plan zijn opgenomen.


Het voorgenomen plan is geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie "Gaaf Gelderland"

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Met behulp van zeven ambities - op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat - geeft de Omgevingsvisie hier richting aan. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:


Natuur- en landschapsbeleid: Gelders Natuurnetwerk

Het natuur- en landschapsbeleid van de provincie is gericht op een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) wordt beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities.


Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen en leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland.


Dit plan draagt bij aan de ontwikkeling van het Gelders natuurnetwerk en past binnen het beleid van de Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.


De Omgevingsverordening heeft daarom de status van:

Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening:

Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer:

Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming;

Waterverordening in de zin van de Waterwet;

Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet.


Voor het plangebied gelden de volgende provinciale gebiedsaanwijzingen:

  • Glastuinbouwbedrijf buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied
  • Gelders natuurnetwerk
  • Verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk
  • Grondwaterbeschermingsgebied
  • Boringsvrije zone
  • Koude-warmteopslagvrije zone
  • Intrekgebied


Glastuinbouwbedrijf buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied

Binnen de gebiedsaanwijzing "Glastuinbouwbedrijf buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied" is het mogelijk om bestaande glastuinbouwbedrijven eenmalige uit te breiden. De gebiedsaanwijzing "Glastuinbouwbedrijf buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied" is niet relevant voor deze ontwikkeling.


Gelders natuurnetwerk

Binnen de gebiedsaanduiding "Gelders natuurnetwerk" gelden instructieregels. Volgens deze instructieregels mogen in een bestemmingplan dat van toepassing is op het Gelders natuurnetwerk nieuwe activiteiten of ontwikkelingen alleen toegelaten worden als die geen nadelige gevolgen kunnen hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in de bij de Provinciale Omgevingsverordening horende bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone.

Een ruimtelijk initiatief in het Gelders natuurnetwerk kan dus doorgaan als er geen negatieve gevolgen kunnen zijn voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang van het natuurnetwerk. Dit is ook het geval als eventuele negatieve gevolgen voor de kernkwaliteiten of samenhang volledig worden gemitigeerd op dezelfde locatie en het oppervlakteverlies wordt gecompenseerd overeenkomstig de, bij de Omgevingsverordening horende, bijlage Gelijkwaardige natuurbeheertypen en door fysieke natuurcompensatie (artikel 2.50) of door gebruik te maken van de compensatiepool (artikel 2.51). Dan is per saldo geen sprake van negatieve gevolgen en kan het ruimtelijk initiatief dus plaatsvinden.

Daarnaast kan een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling toelaten als sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven bestaan. Voorbeelden van 'een groot openbaar belang' zijn openbare veiligheid, drinkwatervoorziening, energietransitie of klimaatadaptatie. De nadelige gevolgen voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang moeten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten moeten minimaal gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Verder kan een bestemmingsplan een uitbreiding van een bestaande activiteit in het Gelders natuurnetnetwerk toelaten. Dit kan alleen als er voor die uitbreiding geen alternatieve locatie beschikbaar is. Daarbij moeten de kernkwaliteiten van het gebied in hun onderlinge samenhang bezien per saldo worden versterkt. Deze versterking moet planologisch worden verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.


Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe bestemmingen of activiteiten toe. Door de wijziging van de vorm van het vierdaagsekampterrein en de vorm van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" zullen de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang van het natuurnetwerk nauwelijks worden aangetast. Het bestaande gebruik van het terrein wordt niet uitgebreid.


Verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk

Binnen de gebiedsaanduiding "Verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk" kan laat een bestemmingsplan een natuurbegraafplaats toelaten. In dat geval moet aan een in de Omgevingsverordening gestelde voorwaarden voor natuurbegraven worden voldaan.


De gebiedsaanwijzing "Verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders natuurnetwerk" is niet relevant voor deze ontwikkeling. Bovendien geldt binnen de gebiedsaanduiding "Grondwaterbeschermingsgebied" dat het verboden is in een Grondwaterbeschermingsgebied een begraafplaats aan te leggen.


Grondwaterbeschermingsgebied

Binnen de gebiedsaanduiding "Grondwaterbeschermingsgebied" gelden instructieregels. Volgens deze instructieregels mogen binnen grondwaterbeschermingsgebieden geen bestemmingen mogelijk worden gemaakt die een groter risico vormen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater dan de vigerende bestemming.

Verder geldt een zorgplicht voor de kwaliteit van het grondwater binnen het beschermingsgebied en worden regels gesteld aan activiteiten binnen grondwaterbeschermingsgebieden. Dit betekent onder andere dat er een verbod geldt voor de oprichting van bepaalde categorieën inrichtingen. Deze inrichtingen zijn genoemd in bijlage Grondwaterbescherming, onderdeel B, bij de Omgevingsverordening. De provincie verbindt voorschriften aan inrichtingen binnen grondwaterbeschermingsgebieden.


Boringsvrije zone, Koude-warmteopslagvrije zone, Intrekgebied

Boringsvrije zones en Koude-warmteopslagvrije zones zijn beschermingsgebieden voor grondwater waar het grondwater binnen 25 jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn en waar een kleilaag boven dat grondwater zit.

Binnen boringsvrij zones gelden regels voor activiteiten. Deze regels zijn gericht op het beschermen van de kleilaag boven een grondwateronttrekkingspunt. De regels in Koude-warmteopslagvrije zones zijn gericht op het tegengaan van onttrekking of toevoeging van warmte aan het grondwater.

Intrekgebieden zijn beschermingsgebieden voor grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn.


Binnen de gebiedsaanduiding "Intrekgebied" gelden instructieregels. Deze instructieregels verbieden dat een bestemmingsplan de winning van fossiele energie mogelijk maakt.


Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bestemming mogelijk. Bij de inrichting en het gebruik van het vierdaagsekampterrein moeten de regels voor grondwaterbescherming worden gevolgd. Onderdeel van de inrichting van het vierdaagsekampterrein is een permanente infrastructuur met onder andere riolering, elektra en waterleiding. Deze infrastructuur is onderdeel van de bodembeschermende maatregelen. Hierdoor kan bijvoorbeeld afvalwater efficiënt en veilig worden afgevoerd en zijn er geen dieselaggregaten en bijbehorende opslag van diesel nodig voor de energievoorziening.


Bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone

In deze bijlage worden de kernkwaliteiten, de actuele waarden en de ontwikkelingsdoelen, van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone beschreven.

Het doel is om te beoordelen in hoeverre een geplande ingreep de kernkwaliteiten aantast. Daarnaast heeft dit ook dit als doel richting te geven aan mitigerende en compenserende maatregelen.


Het plangebied ligt in deelgebied 51: Rijk van Nijmegen. Binnen het deelgebied Rijk van Nijmegen zijn Kernkwaliteiten voor natuur en landschap aangegeven. In het algemeen gaat het om kernkwaliteiten in de vorm van een reliëfrijke stuwwal met zeer gevarieerde bossen en cultuurlandschap, grotendeels oude boskernen met overgangen naar de beboste heide hoog op de flank, de engen en kampen lager gelegen en uiteindelijk de broekgebieden, zowel op de westflank (Nijmegen - Malden) als in het Bekken van Groesbeek.

Dit deelgebied geldt als kerngebied voor dassen, amfibieën, reptielen en als leefgebied van de steenuil. Verder gelden voor dit deelgebied de abiotische kernkwaliteiten kwel, bodem, grondwaterreservoir en aardkundige waarden in het algemeen.


Specifiek voor de omgeving van het plangebied geldt de omschrijving "Parel Heumensoord/Mulderskop": droge heide met rijke fauna: o.a. zandhagedis, gladde slang, vlinders en sprinkhanen en rode dopheide.

3.2.3 Conclusie

Het plan draagt bij aan de ontwikkelingsdoelen die zijn benoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone bij de Omgevingsverordening Gelderland. De wijziging van de vorm van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" zorgt er voor dat in het natuurgebied Heumensoord een corridor van heidegebieden kan worden gerealiseerd. Dit draagt bij aan het ontwikkelingsdoel droge heide met rijke fauna.


Het bestemmingsplan heeft tot doel bij te dragen aan de ontwikkeling van de kernkwaliteiten en samenhang van het Gelders natuurnetwerk in het gebied Heumensoord. Daarom past de voorgenomen ontwikkeling in het Gelders (natuur)beleid.


3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Heumen 2025

De "Structuurvisie Heumen 2025" (vastgesteld op 13 februari 2014) vormt het ruimtelijk kader voor het grondgebied van de gehele gemeente tot 2025.

De gemeente Heumen is een gemeente met primair een landelijke en groene uitstraling. Daarbinnen is ruimte voor karakterverschillen tussen het grondgebied ten oosten en het grondgebied ten westen van het Maas-Waalkanaal. Zowel ten westen als ten oosten van het Maas-Waalkanaal liggen omvangrijke en belangwekkende natuurgebieden.

Het gebied ten oosten van het Maas-Waalkanaal staat meer onder de invloed van het stedelijke gebied van Nijmegen. Dit uit zich in het forensendorp Malden en haar voorzieningenniveau en het grotere ruimtebeslag van economische en recreatieve functies. Ten opzichte van de stedelijke gemeente Nijmegen, vormt het landelijke Heumen een duidelijk contrast. Dit contrast staat centraal in de ruimtelijke relatie tussen beide gemeenten. Het gebied ten noorden van Malden is een landschappelijk, cultuurhistorisch en ecologische waardevol gebied dat als duidelijke begrenzing van de stad geldt.


Natuur is een belangrijk onderdeel van het karakter van de gemeente Heumen nu en in de toekomst. De natuur is van waarde en wordt in haar waarde gehouden. Om ook in de toekomst economische dragers te vinden voor de natuur is verweving met andere functies mogelijk, mits de te beschermen natuurwaarden behouden blijven.

De gemeente Heumen is bekend om haar bos- en natuurgebieden, zoals het Heumensoord, de Overasseltse Vennen, De Elshof, de Erpewaai en de Maasuiterwaarden. Tussen deze gebieden bevinden zich ecologische verbindingszones. In deze gebieden kunnen natuur en recreatie grotendeels naast elkaar bestaan.

De structuurvisie is voornamelijk gebiedsgericht opgesteld. Voor de verschillende gebieden binnen de gemeente is de ruimtelijke positie geschetst. Per gebied is de ruimtelijke visie concreet aangegeven. Daarbij is aangegeven welke ruimtelijke ontwikkelingen, onder welke voorwaarden, mogelijk worden gemaakt.


De Structuurvisie Heumen 2025 duidt het gebied rond Heumensoord aan als de "Natuurgebieden".


Binnen het gebied de "Natuurgebieden" hebben Heumensoord en Maldens Vlak de volgende positie:

  • het gebied ligt aan de rand van de gemeente Heumen en maakt deel uit van het veel omvangrijkere gebied van het Rijk van Nijmegen;
  • het gebied vormt een belangrijk recreatief uitloopgebied voor de kern Malden en de stad Nijmegen;
  • hoewel het slechts een klein deel van het grondgebied beslaat, is het gebied sterk bepalend voor het groene en recreatieve karakter van de gemeente.

De structuurvisie beschrijft de volgende ruimtelijke visie voor Heumensoord en Maldens Vlak:

  • de natuurwaarden en het recreatieve gebruik vormen de belangrijkste elementen van het gebied;
  • de recreatieve structuur in het gebied wordt verder versterkt;
  • er is geen ruimte voor nieuwe bebouwing in het gebied;
  • het bos- en heidegebied in Heumensoord wordt getransformeerd tot een meer gevarieerd bosgebied met meer loofbomen en grotere heidegebieden die onderling verbonden worden.


Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe bestemmingen of activiteiten toe. Het bestaande gebruik van het terrein wordt niet uitgebreid. De wijziging van de vorm van het vierdaagsekampterrein en de vorm van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" zullen de natuurwaarden in Heumensoord nauwelijks aantasten.


De wijziging van de vorm van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" zorgt er voor dat in het natuurgebied Heumensoord weer een deel van de corridor van heidegebieden kan worden gerealiseerd. Dit draagt bij aan de transformatie van het gebied Heumensoord naar een meer gevarieerd bosgebied met meer loofbomen en grotere heidegebieden die onderling verbonden worden.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid van het plan

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de aspecten behandeld die bepalend zijn voor de haalbaarheid van het plan. Het gaat hier om een beperkt aantal onderwerpen. Waarbij vooral de bescherming van bodem, grondwater en het natuurgebied de belangrijkste onderdelen zijn.

4.2 Bodem

Het bestemmingsplan wordt partieel herzien om de gedeeltelijke verplaatsing van het vierdaagsekampterrein mogelijk te maken. Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb). Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom vindt beoordeling de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan plaats.

TAUW heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Beukenlaan ongenummerd (Heumensoord) in Heumen. Nulsituatieonderzoek Nijmegen Beukenlaan, rapportnummer 1287780, 29 augustus 2022.

Het doel van het bodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, in verband met de gedeeltelijke verplaatsing van het vierdaagsekampterrein.

Bodemkwaliteit

Uit het bodemonderzoek komt het volgende naar voren:

  • In de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) zijn de gehalten van lood en zink licht verhoogd
  • Er is geen asbest verdacht puin gevonden

Deze licht verhoogde gehalten zijn vermoedelijk het gevolg van atmosferische depositie en voormalig gebruik van het terrein. Dit is het beeld in grote delen van Nederland.

Conclusie

Op basis van het voornoemde wordt bij de verplaatsing van het vierdaagsekampterrein en de wijziging van de functieaanduiding “specifieke vorm van recreatie – vierdaagsekamp” geen onoverkomelijke maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

4.3 Opsporing ontplofbare oorlogsresten

Het plangebied is verdacht op Ontplofbare Oorlogsresten (hierna OO). Door zowel vondsten als reguliere opsporing van OO staat vast dat het gebied beschouwd mag worden als zijnde verdacht op geschuts- en dumpmunitie.

De verdenking houdt verband met het feit dat het gebied tijdens de Tweede Wereldoorlog door zowel Duitsers als geallieerden gebruikt is als schietterrein en met name als legerplaats voor manschappen en voertuigen van de geallieerden.

In 2016 heeft opsporingsbedrijf ECG onderzoek gedaan in het gebied (Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied 'COA Heumensoord Kabelsleuf', 28 januari 2016). Voorlopig geldt daarom de conclusie van ECG dat de verdenking geldt voor:

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0008.png"

De verticale afbakening voor zowel de gedumpte als verschoten OO is maximaal -2m maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0009.png"

Afbeelding: plangebied

Aangezien er na de oorlog geen ingrijpende grondroerende werkzaamheden in het gebied hebben plaatsgevonden, is de kans groot dat tijdens werkzaamheden alsnog OO aangetroffen gaat worden.

De opdrachtgever/initiatiefnemer heeft vanuit de Arbowetgeving de verplichting om werkzaamheden veilig uit te laten voeren. Onderzoek naar OO is daar onderdeel van.


Conclusie

In dit plangebied dienen grondroerende werkzaamheden tot maximaal 2 meter beneden maaiveld uitgevoerd te worden onder OOO-condities.

4.4 Archeologie

Rijksbeleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: "Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek en de eventuele op te leggen maatregelen dient te dragen."


Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd de Erfgoedwet.


Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit komt erop neer dat, tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, in het bestemmingsplan ten minste wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.


Gemeentelijke beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Heumen is, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, erop gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.


Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Heumen een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van het gemeentelijke erfgoedbeleid. De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.


Het cultuurhistorisch beleid van de gemeente Heumen valt uiteen in twee hoofdonderdelen: 1) koesteren wat we hebben en 2) uitdragen van de rijkdom.

Het koesteren van wat er aan erfgoed is, wordt concreet gemaakt door enerzijds de borging van cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan en/of nieuwe projecten en processen waarvoor een ruimtelijke procedure doorlopen moet worden en anderzijds de continuering van het monumentenbeleid.

Uitdragen van de rijkdom vindt plaats door middel van een faciliterend en initiërend beleid als het gaat om het rijke erfgoed van de gemeenten.


Bestaande archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Heumensoord ligt voor een zeer groot deel buiten een gebied dat een archeologische dubbelbestemming kent (Afbeelding: Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Heumen met in rood de ligging van het plangebied). Er zijn met betrekking tot het archeologische aspect nauwelijks randvoorwaarden voor ontwikkelingen.

Direct ten zuiden van het plangebied ligt een gebied met dubbelbestemming Waarde Archeologische Verwachting 2 (middelhoge verwachting). In een gebied met Waarde Archeologische Verwachting 2 geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een geplande ingreep met een oppervlak van tenminste 2.500 m² en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 40 cm gaat.


afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0010.png"

Afbeelding: Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Heumen met in rood de ligging van het plangebied. 

Uitgevoerde onderzoeken

Voor de partiële herziening van het bestemmingsplan is een bureauonderzoek uitgevoerd.


Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er in het verleden niet of nauwelijks onderzoek heeft plaatsgevonden. Op basis van de landschappelijke ondergrond (spoelzandwaaier) kunnen binnen het plangebied in principe archeologische resten worden verwacht die dateren vanaf de vroege prehistorie tot heden. Alle complextypen zijn daarbij mogelijk. Slechts enkele terreinen zijn volledig verstoord en hiervoor geldt geen verwachting meer.

In de directe omgeving van het onderzoeksgebied is slechts één vindplaats bekend, namelijk van een Romeinse wachttoren (AMK-terrein 1662) in het uiterste zuidwesten van het onderzoeksgebied. De wachttoren heeft langs een wegtracé gestaan. Deze weg was waarschijnlijk de voorganger van de nieuwetijdse weg die als karrensporen zichtbaar op reliëfkaarten door het noordwesten van het plangebied lopen. Van Romeinse wegen is bekend dat er allerlei activiteiten rond plaatsvonden. Zo bestaat er een kans op het aantreffen van Romeinse graven, als er bewoning in de buurt is geweest.


Aan de hand van historische gegevens is gebleken dat het plangebied voor het grootste deel van de geschiedenis bebost is geweest, alvorens deze is ontgonnen en deels opnieuw is bebost. In de late nieuwe tijd is het plangebied in gebruik genomen door Defensie, waarna meerdere schietbanen met kogelvangers zijn aangelegd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is vrijwel het gehele plangebied in gebruik geweest als legerkamp met grote aantallen voertuigen, opslaglocaties, loopgraven en schuttersputten. De kans op het aantreffen van sporen en vondsten uit deze periode is hoog, maar kunnen vanwege de aard van de resten moeilijk op locaties vastgepind worden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0011.png"

Afbeelding: Verwachtingskaart n.a.v. bureaustudie met rood omlijnd de ligging van het plangebied. 

Het uitgevoerde bureauonderzoek resulteert in een verwachtingskaart (Afbeelding: Verwachtingskaart n.a.v. bureaustudie met rood omlijnd de ligging van het plangebied) met de volgende adviezen:

- Het gebied met een lage archeologische verwachting en zones zonder archeologische verwachting behoeven geen maatregelen. Deze gebieden zouden in het bestemmingsplan zonder dubbelbestemming kunnen blijven.

- Voor de zone in en rond het droogdal met een middelhoge verwachting wordt geadviseerd, net als bij de overige droogdalen, de 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te hanteren.

- Voor de zone waarin de Romeinse weg wordt verwacht, wordt geadviseerd de 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te hanteren.

- Ten aanzien van de zones waar aantoonbare resten van WO II worden verwacht, wordt geadviseerd de 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te hanteren.


Bestemmingsplanregels

Voor het plangebied geldt dat delen ervan een archeologische dubbelbestemming krijgen. Gebieden met een hoge verwachting krijgen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en krijgen de vrijstellingsgrenzen van 500 m² en 40 cm. Gebieden met een middelhoge verwachting krijgen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en krijgen de vrijstellingsgrenzen van 2.500 m² en 40 cm. De gebieden zonder verwachting of met een lage verwachting krijgen geen archeologische dubbelbestemming. De regels bij deze dubbelbestemmingen zijn uitgewerkt in de artikelen 29 en 30 van bestemmingsplan Buitengebied Heumen 2009.


Benodigd onderzoek

Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van de initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden in het plangebied is gesteld. Op basis van die gegevens kan het bevoegd gezag een besluit nemen over de omgang met archeologische waarden bij planrealisatie. De exacte eisen zullen daarom pas kunnen worden geformuleerd als de concrete, bodemverstorende ingrepen bekend zijn. Dan kan worden beoordeeld wat de impact de voorgenomen ingrepen op die waarden is.


Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet

Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Heumen.

4.5 Waterhuishouding

In het gebied Heumensoord zijn geen watergangen aanwezig. Het gebied heeft een diepe grondwaterstand.


Het gebied is ook aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied voor de winning van drinkwater. Het gebied is een infiltratiegebied. Dit betekent dat water hier makkelijk in de bodem wegzakt. In dit gebied wordt neerslag niet oppervlakkig afgevoerd. De neerslag die in dit gebied valt komt uiteindelijk in het grondwater terecht. Dit betekent dat de bodemkwaliteit goed moet zijn. Activiteiten in dit gebied mogen de bodemkwaliteit dan ook niet aantasten.


Het plangebied bevindt zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied.

Dit betekent dat de voorgenomen activiteiten moeten voldoen aan de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland:

- De geplande activiteit betreft het verplaatsen van een deel van het vierdaagsekampterrein, waardoor aan de noordwestzijde een nieuw deel in gebruik wordt genomen.

- In het nieuwe gedeelte van het vierdaagsekampterrein is gekeken of verontreinigende stoffen in de bodem aanwezig zijn die, als gevolg van infiltratie, uitspoelen naar de ondergrond.

Uit het recent uitgevoerde nul- situatie bodemonderzoek blijkt dat hier geen sprake van is. In de nieuwe situatie komt alleen schoon hemelwater van tentdaken op de bodem terecht. Verder zijn er geen verontreinigende stoffen in de bodem aanwezig die kunnen uitspoelen naar het grondwater;

- Aan het gebruik van de grond in het plangebied worden regels gesteld. Er mogen er geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden.

In deze situatie is sprake van een tijdelijk kamp, waarbij er geen bodembedreigende activiteiten zijn gepland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHeumensoord-VA01_0012.jpg"

Afbeelding: Grondwaterbeschermingsgebied (licht blauw),Waterwingebied (donker blauw),(locatie rood omcirkeld)

Omdat het vierdaagsekampterrein binnen het grondwaterbeschermingsgebied ligt, zijn en worden er (extra) bodembeschermende maatregelen getroffen. Daarom is er infrastructuur, zoals riolering en waterleiding, aangelegd, die bijdraagt aan een duurzame inrichting van het vierdaagsekampterrein.


Voor de wijziging van het kampterrein zal nieuwe infrastructuur worden aangelegd. Deze infrastructuur draagt bij aan de bescherming van de bodem. De infrastructuur zorgt ervoor dat bijvoorbeeld afvalwater efficiënt en veilig kan worden afgevoerd en er geen dieselaggregaten en bijbehorende opslag van diesel nodig zijn voor de energievoorziening van het vierdaagsekamp.


Gedetailleerde regels voor bescherming van het grondwater bij opbouw en het gebruik van het vierdaagsekampterrein, liggen vast in vergunningen die voor het vierdaagsekamp worden verleend. Deze regels worden gecontroleerd en gehandhaafd.


Watertoets

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van Waterschap Rivierenland. Uit de gegevens volgt dat het plan uitsluitend een functieverandering betreft. Er wordt geen bebouwing toegevoegd. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.

4.6 Flora en fauna

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming (Wnb) vormt het toetsingskader voor zowel de beschermde soorten, de beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden), als houtopstanden. Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.


Beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden)

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In de omgeving van Heumensoord gaat het om de Natura 2000-gebieden 'Uiterwaarden Waal', de 'Gelderse Poort', 'De Bruuk' ten zuidoosten van Groesbeek en 'De Sint Jansberg' ten zuidoosten van Mook.


Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.


Voor de Natura 2000-gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden.


Het plangebied heeft geen directe relatie met de beschermde Natura 2000-gebieden in de omgeving van Heumensoord. Dus is er ook geen significante schade te verwachten.


Stikstof

De neerslag van stikstof in grote hoeveelheden in de natuur, de zogenoemde stikstofdepositie, is ongunstig voor veel plantensoorten. Deze kunnen daardoor verdwijnen. Diersoorten die afhankelijk zijn van de verdwenen plantensoorten, kunnen dan ook verdwijnen. De natuur zal daardoor verschralen en verzwakken. Dit geldt vooral voor Natura 2000-gebieden.

Daarom moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt, om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming. Dit geldt voor de aanlegfase en de gebruiksfase van een ontwikkeling.

Het plan bestaat uit de wijziging van de vorm van het vierdaagsekampterrein. Dit bestemmingsplan zorgt voor een aanpassing van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp". Het vierdaagsekampterrein wordt niet vergroot. Ook het gebruik van het vierdaagsekampterrein wordt niet geïntensiveerd. Dit betekent dat het bestaande gebruik niet leidt tot meer stikstofuitstoot en dus ook niet voor meer stikstofdepositie op natura 2000-gebieden.


Gezien de tijdelijkheid en geringe omvang van de werkzaamheden voor de inrichting van het nieuwe deel van het vierdaagsekampterrein zijn directe effecten op de natuur in de aanlegfase uitgesloten. Door de grote afstand tot Natura 2000-gebieden zijn directe effecten op deze gebieden zeker uitgesloten.

Volgens de stikstofstukken is de stikstofdepositietoename van deze werkzaamheden voor de inrichting niet groter dan 0,00 mol/ha/jr (zie bijlage 6 Stikstofrapport Heumensoord). Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) van zowel de aanlegfase als de gebruiksfase zijn op voorhand uit te sluiten. De berekening heeft plaatsgevonden met de meest recente versie van Aerius (versie januari 2023). De Wnb staat dus niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.


Beschermde soorten

De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.


De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.


Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.


In 2018 heeft Econsultancy een "Rapportage natuurtoets Vierdaagse kampement Heumensoord" (3 december 2018) opgesteld. Econsultancy heeft in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf een natuurtoets voor het vierdaagsekampterrein Heumensoord uitgevoerd. Deze natuurtoets had als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door het jaarlijkse gebruik als kampement.


Het rapport beschrijft de onderzoekslocatie als volgt:

De onderzoekslocatie bestaat uit een bosgebied met daartussen zandige terreindelen. Het centrale deel bestaat uit een korte vegetatie met vooral pioniersoorten. Rondom het centrale terreindeel bevindt zich een overgangszone met kleine groepjes bomen en solitaire vliegdennen en eiken. De randen van het terrein bestaan uit jong bos met weinig ondergroei. Aan de westzijde heeft het bos een vrij open karakter. Het bos aan de oostzijde is dichter begroeid.


Over het gebruik van het vierdaagsekampterrein door Defensie schrijft het rapport het volgende:

Het middenterrein wordt sinds tientallen jaren als kampement gebruikt voor militairen die deelnemen aan de Nijmeegse vierdaagse. Het gebruik als kampement betreft een periode van ongeveer 10 weken (de week van de vierdaagse en een periode voor het opbouwen en afbreken van het kampement). Over het algemeen is dit gedurende de periode half juni tot begin augustus. Het kampement kent jaarlijks min of meer dezelfde inrichting. De meeste tenten voor de legering van manschappen zijn op het centrale terreindeel aanwezig. Aan de randen van het terrein zijn parkeervoorzieningen en opslagplaatsen aanwezig. De tenten worden geplaatst op klossen, waardoor de vloeren niet op het maaiveld zelf staan. Delen van het terrein worden voorzien van tijdelijke verharding middels metalen- of kunststofplaten. Dit geldt ook voor sommige onverharde aanvoerwegen. Het gehele terrein wordt omheind met een hekwerk. In de bomen langs de aan- en afvoerwegen wordt verlichting aangebracht, alsmede een omroepinstallatie.


Op het centrale zandige terreindeel verdwijnt de vegetatie jaarlijks grotendeels door betreding, het opzetten van het kampement en het aanbrengen van tijdelijke verharding. Door deze activiteiten bevindt de vegetatie op het centrale terreindeel zich voortdurend in de pioniersfase. Ook droge zomers dragen bij aan de instandhouding van deze pioniersfase. Op dit deel van het vierdaagsekampterrein komen geen beschermde plantensoorten voor die schade ondervinden van de jaarlijkse gebruik van het terrein.


In het rapport is onderzocht welke beschermde soorten binnen de onderzoekslocatie kunnen voorkomen. Het rapport gaat in op de potentiële aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen, foerageergebied en verbindingsroutes van deze soorten. Daarbij beoordeelt het rapport of de activiteiten rond het gebruik van het vierdaagsekampterrein een negatief effect kunnen hebben op eventueel aanwezige beschermde soorten op het terrein.

Uit de natuurtoets komt het volgende naar voren over de geschiktheid van de onderzoekslocatie voor de verschillende mogelijk aanwezige soortgroepen en de effecten van dit kamp op deze soorten.

Het gebied is geschikt voor algemene broedvogels en voor vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Voor algemene broedvogels geldt dat de activiteiten plaatsvinden aan het einde van het broedseizoen van de meeste soorten. Laat broedende soorten zullen zich niet in het gebied vestigen. In het gebied zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen.

Voor vleermuizen geldt dat het gebied is geschikt als verblijfplaats, foerageergebied en als vliegroute. De vleermuizen kunnen in de verblijfplaatsen en op de vliegroutes last hebben van verlichting van het kampterrein. Dit probleem kan worden voorkomen door laaghangende verlichtingsarmaturen te gebruiken. Voor het foerageren bestaan voldoende uitwijkmogelijkheden.

Het gebied is geschikt voor grondgebonden zoogdieren. Binnen het vierdaagsekampterrein ligt een poel, die als drinkplaats wordt gebruikt. Tijdens de periode dat het terrein is afgesloten zoude drinkplaatsen buiten het kampterrein moeten worden aangelegd. Verder moet het hek zo laat mogelijk geheel worden gesloten. Dit is nodig om te voorkomen dat grondgebonden zoogdieren in worden gesloten.

Het gebied is geschikt voor amfibieën. Vooral in de omgeving van de poel binnen het vierdaagsekampterrein kunnen amfibieën die zich in die poel voortplanten worden aangereden.

Het gebied is geschikt voor reptielen. De werkzaamheden kunnen verstorend werken voor hazelwormen of zandhagedissen. Door het intensieve gemotoriseerd verkeer op het terrein in de opbouw- en afbraakfase kunnen dieren gewond raken of worden gedood. Dit geldt vooral voor de hazelworm.

Verder is het terrein geschikt voor libellen en dagvlinders. Er zijn geen streng beschermde soorten te verwachten, waar maatregelen voor moeten worden genomen.


Het rapport concludeert dat het de verwachting is dat mogelijke effecten op reptielen dusdanig zijn dat er geen gevolgen voor de staat van instandhouding aan de orde is. Het betreft voor zandhagedis minder geschikt leefgebied dan de directe omgeving, waar zich een populatie bevindt. Voor de hazelworm geldt dat deze kwetsbaar is als het gaat om aanrijdingen. Aangezien het gehele omliggende bosgebied als leefgebied kan worden beschouwd is de staat van instandhouding voor deze soort evenmin in het geding. Door enkele mitigerende maatregelen kan het aantal slachtoffer geminimaliseerd worden. Voor het niet te vermijden doden of verwonden van exemplaren dient een ontheffing te worden aangevraagd. Voor de te verwachten soorten amfibieën geldt de zorgplicht.


In 2022 heeft Bureau Waardenburg een Rapport "Quickscan Wet natuurbescherming t.b.v. herinrichting Vierdaagse terrein Heumensoord, Nijmegen" (21 november 2022) opgesteld. Bureau Waardenburg heeft in opdracht van gemeente Nijmegen een quickscan uitgevoerd voor de wijziging van de inrichting van het vierdaagseterrein.

Voor deze herinrichting zijn het kappen/rooien van bomen, gereedmaken van de nieuwe locatie van het kamp en het aanleggen van kabels en leidingen naar de nieuwe kamplocatie getoetst. Het onderzoek heeft alleen op de nieuw in te richten locatie plaatsgevonden. Het bestaande vierdaagsekampterrein is verder niet onderzocht. Deze notitie beoordeelt of bij de werkzaamheden rekening moet worden gehouden met het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren.


Het rapport beschrijft de onderzoekslocatie als volgt: Het plangebied bestaat uit bos, zandpaden en open plekken. Het bos bestaat uit berk, grove den en zomereik, met als ondergroei een vegetatie van pijpenstrootje.


Ook dit rapport beschrijft de effecten van de ingrepen op eventueel in het plangebied aanwezige beschermde soorten. Over de aanwezigheid van beschermde soorten en de effecten daarop meldt het rapport het volgende:

Door ten zuiden van de onderzoekslocatie gelegen poel, bestaat de kans op aanwezigheid van amfibieën in het plangebied. Voor amfibieën geldt dat de effecten op voortplantingslocatie (poel) zijn uitgesloten omdat de nieuwe locatie op ruime afstand van deze poel liggen. Graafwerkzaamheden kunnen voor verdroging zorgen en dieren verwonden of doden.

Voor reptielen geldt dat het, op basis van de bekende waarnemingen en aanwezig biotoop, aannemelijk is dat verspreid over vierdaagsekampterrein permanent functioneel leefgebied voor zandhagedis en hazelworm aanwezig is. De kap- en graafwerkzaamheden kunnen zorgen voor het aantasten van leefgebied van aanwezige reptielensoorten. Het is niet uitgesloten dat tijdens de kap- en graafwerkzaamheden dieren worden gedood.

Het plangebied en de omgeving is geschikt voor een groot aantal soorten grondgebonden zoogdiersoorten. Het plangebied is met name geschikt als leefgebied voor de eekhoorn. Daarbij is de aanwezigheid van nesten van de eekhoorn niet uitgesloten. daarnaast is het niet uitgesloten dat het plangebied een functie heeft als verblijfsplaats voor de wezel. Verder kunnen algemeen voorkomende soorten een verblijfsplaats in het gebied hebben. Door bomenkap in het plangebied is het mogelijk dat enkele verblijfplaatsen van rode eekhoorn en wezel worden vernietigd en het leefgebied wordt aangetast. Ook voor andere soorten geldt dat door de werkzaamheden verstoring en aantasting van verblijfsplaatsen kan plaatsvinden.

Het plangebied is ook geschikt voor vleermuizen. In de bomen kunnen verblijfsplaatsen aanwezig zijn. Het is mogelijk dat door boomkap verblijfsplaatsen verdwijnen. Het plangebied heeft een foerageerfunctie voor vleermuizen. De ingrepen zorgen niet voor het verdwijnen van essentiële foerageergebieden.

De bomen in het plangebied zijn geschikt als nestplaats voor jaarrond beschermde vogelsoorten. Het intensieve gebruik van het gebied zorgt ervoor dat de functie als nestplaats voor deze soorten is uitgesloten. Het plangebied is ook geschikt als broedlocatie en foerageergebied voor overige vogelsoorten. Het gebied heeft echter geen essentiële broedfunctie voor deze soorten. Er zijn voldoende alternatieve nestbomen in de omgeving van het plangebied.


Het rapport concludeert dat de ingrepen binnen de reikwijdte van de gedragscode soortbescherming gemeenten valt. Volgens deze gedragscode kan de uitvoering van het project plaatsvinden als er volgens een ecologisch werkplan met mitigerende maatregelen wordt gewerkt.


Compensatie

In overleg met Defensie heeft Natuurmonumenten gekeken naar een mogelijkheid om de heidecorridor vrij te maken van activiteiten in het kader van het vierdaagsekamp. Natuurmonumenten heeft in nauwe afstemming met gemeente Nijmegen en Provincie gezocht naar een nieuwe locatie voor de te verplaatsen activiteiten. Deze verplaatsing maakt het noodzakelijk om een ingreep in het bos te doen. Natuurmonumenten heeft beoordeeld welke markante bomen met grote boomkruin en gezonde ontwikkeling in ieder geval zouden moeten worden gespaard. Op basis van deze informatie is een ontwerp van de inrichting van onder andere tenten en opslag gemaakt. Het ruimtebeslag van de nieuwe inrichting wordt terug gebracht naar een oppervlakte van 0,64 ha. Daarvan wordt in ieder geval 0,33 ha intensief gebruikt/betreden. Voor de verplaatsing zullen op 0,33 ha ongeveer 100 bomen verwijderd worden in een achttal kapgaten. De grootte van deze kapgaten varieert van 0,03 tot 0,08 ha. Op de in te richten locatie is al één open ruimte aanwezig. Daarnaast wordt plaatselijk bosopslag verwijderd en worden gericht bomen gesnoeid om ruimte te creëren. Door de gerichte ingrepen wordt het bos weliswaar plaatselijk meer open, maar het blijft nog steeds als bosbiotoop fungeren.

Met de verplaatsing wordt een oppervlakte van 1,66 ha vrijgemaakt van intensief gebruik waar heidebiotoop zich weer vrij van betreding kan ontwikkelen. De verplaatsing zorgt voor de oplossing van twee knelpunten voor de realisatie van de heidecorridor op Heumensoord.


Volgens de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland moet deze bomenkap worden gecompenseerd. Natuurmonumenten voert deze compensatie uit. Op de compensatie is de compensatiefactor 1,66 van toepassing (een vermeerdering van de oppervlakte met 2/3 voor natuur met een ontwikkeltijd tussen 25 en 100 jaar).

De kapgaten en het verwijderen van de losse bomen kunnen binnen het reguliere bosbeheer gerealiseerd worden.

Het gebied waar gekapt wordt, blijft functioneren als bos. De kapactiviteiten zijn als dunning te beschouwen. De bomen met de grootste kronen blijven namelijk staan. Compensatie kan in de omgeving plaatsvinden. Er zijn verschillende routestructuren in de buurt die Natuurmonumenten kan afsluiten door ze in te planten met bomen. Deze herplantlocaties staan niet op kaart.

Voor compensatie is de oppervlakte van 0,33 ha maal de compensatiefactor 1,66 (cat. 1, bos, droog, 5-25 tot 100+) nodig. Dit levert 0,55 ha compensatie op.


Conclusie

Het vierdaagsekampterrein in Heumensoord wordt al gedurende tientallen jaren jaarlijks tijdens een periode van 10 weken opgebouwd en gebruikt. Uit onderzoek uit 2018 komt het beeld naar voren dat de omgeving zich aan het gebruik als vierdaagsekamp heeft aangepast. Overlast is met maatregelen ten behoeve van de natuur tot op zekere hoogte te beperken. Voor de gebruiker (Defensie) is er geen noodzaak om de opzet van het kampterrein te veranderen.


De wijziging van de opzet van het vierdaagsekamp komt voort uit het plan om een heidecorridor te realiseren. Dit plan is ontwikkeld door de provincies Gelderland en Limburg, samen met terreinbeheerders en gemeenten. Deze heidecorridor verbindt heiderelicten in het gebied Heumensoord met elkaar en met heidegebieden in aansluitende natuurgebieden. Deze corridor biedt een leefgebied voor (kwetsbare) soorten die van het heidebiotoop afhankelijk zijn, zoals de zandhagedis. Door bestaande heiderestanten te verbinden worden enerzijds de resten van de oorspronkelijke heide behouden en wordt anderzijds voorkomen dat er uitgebreide inrichtingsmaatregelen moeten worden genomen om nieuw heideterrein te ontwikkelen.

De herinrichting van een deel van het vierdaagsekampterrein vindt plaats om doelstellingen voor het Gelders natuurnetwerk in het gebied Heumensoord te realiseren.

De inrichtingsmaatregelen om deze herinrichting te realiseren, zoals kappen van bomen en aanleggen van infrastructuur, kunnen binnen de mogelijkheden van de Wet natuurbescherming worden gerealiseerd.

4.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage oftewel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage.


De herinrichting van het vierdaagsekampterrein kan worden aangemerkt als een wijziging van een permanent kampeer- en caravanterrein (D10) en een ontbossing met het oog op een andere ruimtelijke functie van de grond (D27), maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:


1. Kenmerken van het project;

2. Plaats van het project;

3. Kenmerken van het potentiële effect.


In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Uit de beoordeling wordt geconcludeerd dat aard en omvang van het project niet leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.


De aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling is een aparte bijlage bij dit bestemmingsplan.


Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Planuitgangspunten

Dit bestemmingsplan volgt de bestemmingsregeling van het bestemmingsplan “Buitengebied Heumen 2009”.

5.2 Juridische opzet van het plan

Regels

De regels van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" zijn onverminderd van toepassing op deze partiële herziening van dat bestemmingsplan.


De voor dit bestemmingsplan geldende regels staan in het moederplan "Buitengebied Heumen 2009". De voor het plangebied relevante bestemmingen zijn wel in de regels benoemd.


Verbeelding

De verbeelding van deze partiële herziening van bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" zorgt voor een aanpassing van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp". De verbeelding geeft het aangepaste deel van de grens van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" weer. Deze aanpassing geldt voor een deel van de grens van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" zoals die op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" staat.


Op de verbeelding van dit bestemmingsplan vervalt de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" voor een deel van het plangebied. Op de verbeelding wordt deze functieaanduiding aan een ander deel van het plangebied toegevoegd. Het deel van de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - vierdaagsekamp" dat niet verandert, is niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Daarvoor blijft het bestemmingsplan "Buitengebied Heumen 2009" gelden.


Verder zijn aan de verbeelding de dubbelbestemmingen "waarde-Archeologische verwachtingswaarde 1" en "waarde-Archeologische verwachtingswaarde 2" toegevoegd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is geen kostenverhaal via grondexploitatie nodig. Er is namelijk geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat voor dit plan geen anterieure overeenkomst hoeft te worden gesloten.


De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en het voeren van de bijbehorende planologische procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer(s). De ambtelijke begeleidingskosten voor deze bestemmingsplanherziening zijn vastgelegd in de legesverordening Heumen 2023.


Aan de planwijziging zijn zodoende geen kosten verbonden voor de gemeente.

De initiatiefnemer/terreineigenaar is verantwoordelijk voor uitvoering van het bestemmingsplan. De initiatiefnemer is ook verantwoordelijk voor de financiering van de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Wettelijk vooroverleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van het bestemmingsplan overlegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 van het Bro), het zogenaamde vooroverleg.

In dit kader heeft vooroverleg plaatsgevonden met:

Provincie Gelderland

De Provincie Gelderland heeft per brief van 3 februari 2023 (zaaknummer 2022-017611), aangevuld met een e-mailbericht van 16 februari 2023, gereageerd.

In het voorontwerp spelen de provinciale belangen Gelders Natuurnetwerk en Grondwaterbeschermingsgebied een rol. De provincie geeft aan dat deze belangen goed zijn meegewogen in het bestemmingsplan.

Waterschap Rivierenland

Voor dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen. Hieruit kwam naar voren dat het plan niet aan het waterschap hoeft te worden voorgelegd. Het plan maakt namelijk alleen om een functieverandering mogelijk.

7.2 Participatie

PM.