Plan: | Elburg - De Kopse Waard 2020 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.PH10BUITENGEB2012-VST2 |
Bij de monding van de haven ligt een uniek stukje Elburg. Vanaf het Veluwemeer is deze doorgang de toegang tot de oude vestingstad. In de huidige situatie is de locatie grotendeels onbebouwd, op twee twee-onder-één kap woningen en een kantoortje van Rijkswaterstaat na. De gemeente Elburg (hierna: initiatiefnemer) is voornemens hier vijf woningen te ontwikkelen, alsmede een botenhelling en een recreatieveld. Dit maakt het gebied tot een aantrekkelijk woon- en recreatiegebied.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat het plangebied grotendeels een recreatiebestemming kent. Om de bouw van vijf woningen, de aanleg van de botenhelling en de overige inrichting van het plangebied planologisch-juridisch mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan te worden gewijzigd. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen aan de Flevoweg in Elburg. De locatie ligt aan de rand van de stad van Elburg, aan de rand van het Veluwemeer. Het gebied ligt tussen de Flevoweg en het havenkanaal, ter hoogte van recreatieterrein Veluwe Strandbad.Het vormt de entree naar Elburg, zowel via de weg als het water. Het plangebied omvat meerdere percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Elburg, sectie B, perceelnummers 2266, 2271, 2276, 2594, 2626, alsmede deels op de percelen 4047 en 4321 van sectie A. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ongeveer twee hectare. In de onderstaande figuren is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur: Luchtfoto met globale aanduiding plangebied (bron: Google Maps)
Figuur: Uitsnede kadastrale kaart (bron: www.perceelloep.nl)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Elburg op 28 januari 2019.
In het bestemmingsplan kent het plangebied meerdere bestemmingen: 'Recreatie', 'Groen- Landschappelijke beplanting', 'Verkeer', 'Maatschappelijk' en 'Water'. Voorts geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Waardevol landschap'. Daarnaast gelden enkele functieaanduidingen.
Figuur: Uitsnede bestemmingsplan met globale aanduiding plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden (lichtgroen) zijn bestemd voor recreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie havengebied', met bijbehorende bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en bestaande nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten'. Dit geldt voor de aanwezige ontsluitingsweg.
De voor 'Groen - Landschappelijke beplanting' (donkergroen) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'Verkeer' (grijs) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
De voor 'Maatschappelijk' (roze) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.
De voor 'Water' (blauw) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en bestaande nutsvoorzieningen.
De voor 'Waarde - Waardevol landschap' (plussen) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen dient alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van de daar opgenomen afwijking- en wijzigingsbevoegdheden te worden aangetoond dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
Onderhavig initiatief is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de geldende bestemmingen geen woningen toestaan in het plangebied.
Het bestemmingsplan 'Elburg - De Kopse Waard 2020' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels, waarin de bepalingen staan, gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
De huidige karakteristiek en inrichting van het landelijk gebied van de gemeente Elburg is leidend voor de toekomstige invulling van het gebied. Op basis hiervan wordt mede bepaald welke waarden bescherming behoeven en waar ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. In de volgende paragrafen is de karakteristiek van het plangebied beschreven.
De eerste sporen van bewoning in Elburg dateren al van 750 na Christus. Wanneer de Zuiderzee (voorheen Flevomeer genoemd) echt ontstaat, rond 1170 na Christus, krijgt ook Elburg meer vaste vorm. In 1233 worden stadsrechten aan de stad toegekend. Om de vesting tegen de ruwe Zuiderzee te beschermen, wordt de stad tussen 1392 en 1396 in zijn geheel verplaatst naar de huidige locatie en wordt ommuurd. De stad binnen de vesting is volgens een vooraf vastgesteld orthogonaal stramien gebouwd en neemt daarmee een unieke plaats in de Nederlands stedenbouw in. Het bestaande stratenplan binnen de vesting dateert dus van de veertiende eeuw.
De hoofdstructuur binnen de vesting bestaat uit een symmetrisch grid. Dit wordt in sterke mate bepaald door de aanwezige bebouwing. Zowel de meer kleinschalige, als de meer grootschalige bebouwing (zoals de Nederlands Hervormde Kerk, de synagoge en het voormalig klooster) zijn nauwkeurig in het grid gepast. Alle bebouwing verschilt in maatvoering van elkaar. Niet alleen in bouwhoogtes, maar ook in oppervlakte, kapvorm, kaprichting en architectuur.
De typerende rechthoekige vestingwerken, zoals deze nu nog rond de "Stad Elburg" aanwezig zijn, komen in de 16e eeuw tot stand. Omdat de vestingwerken aan het begin van de 19e eeuw geen functie meer hebben, worden ze vergraven, beplant en tot parkgebied ingericht. Het park rond de vesting bestaat uit grasland, struweel en boombeplanting.
De hele vesting is omgeven door een gracht, welke niet bevaarbaar is met grote boten en schepen. Binnen de vesting, langs de Beekstraat, ligt een gracht. Deze is niet (meer) bevaarbaar en staat door middel van duikers in contact met de gracht om de vesting heen. Binnen de vesting is weinig openbaar groen. Er is wel sprake van enkele binnentuinen, maar deze zijn niet overvloedig aanwezig. Alleen rond de Nederlands Hervormde Kerk is een grotere groenstructuur aanwezig.
De oude haven lag aan de noordoostkand van het stadje, bij de monding van de Puttenerbeek, waar de schepen voor anker gingen. Na de gehele verplaatsing van de stad groeven de Elburgers een nieuwe haven en een havenkanaal. Dat was rond 1443, bijna een halve eeuw na de verplaatsing. Op een plattegrond uit 1649 staat de havenkom met het kanaal voor het eerst afgebeeld. Vele jaren vormde de bereikbaarheid van de haven een probleem. Tijdens de 17e en 18e eeuw werd er voortdurend geklaagd bij het Elburger gemeentebestuur. Grotere schepen moesten op de rede (buiten het havenkanaal) voor anker gaan. Zogenaamde “bootschuivers” zorgden voor het laden en lossen van de schepen door middel van kleine, open platbodems met een geringe diepgang. In het verleden werden er talloze pogingen ondernomen om de verzanding van de haven tegen te gaan. Echter, zonder succes.
Het voormalige havenhoofd wordt in Elburg Kop van ’t Ende genoemd. Het ligt aan het eind van het ongeveer anderhalve kilometer lange havenkanaal. Voor de aanleg van de stenen havendammen werd in de vorige eeuw puin gebruikt, dat beschikbaar was door de afbraak van de verdedigingswerken van de stad. Op de zogenaamde Westkop bevond zich een havenlicht dat bij nacht en ontij samen met de lantaarn op de Vischpoort een markering vormde voor de vissers op zee. De havenmeester moest tegen het vallen van de avond het havenlicht ontsteken. Ook tijdens noodweer moest dit werk worden gedaan. Bij de inpoldering van de Zuiderzee nam de visserij in betekenis af. Toch heeft men na de inpoldering Oostelijk-Flevoland het havenhoofd als monument in ere gehouden. De provincie Flevoland heeft in 1988 het initiatief genomen om te komen tot herstel van de situatie vóór 1956, waardoor er weer een stukje geschiedenis zichtbaar wordt gemaakt
In onderstaande afbeeldingen (bron: topotijdreis.nl) is de historische ontwikkeling van Elburg goed zichtbaar.
Figuur: Elburg rond 1850
Figuur: Elburg rond het jaar 1900
Figuur: Elburg rond het jaar 1960
Figuur: Elburg in 2018
Algemeen
Het landschap van Elburg is op hoofdlijnen bepaald door de ligging van Elburg op de overgang van de hoger gelegen Veluwe en de laag gelegen Randmeren (voormalige Zuiderzee). De kenmerken van dit gebied zijn de volgende:
De planlocatie is, zoals blijkt uit de Structuurvisie Gemeente Elburg 2030, gelegen in het Randmerengebied/de open polders. Het weidegebied tussen de dekzandrug en de kust is van oudsher nat, open en onbebouwd. Opgaande beplanting komt vrijwel niet voor, boerderijen liggen vooral op de dekzandrug. De verkaveling is kleinschalig. Dit gebied, waar plaatselijk middeleeuwse verkavelingsvormen worden aangetroffen en waar enkele beken nog hun historisch grillige loop bezitten, is belangrijk voor weidevogels en ganzen. De terpboerderijen vormen, met de bijgebouwen en erfbeplanting, belangrijke coördinatiepunten in de uitgestrektheid van het landschap. In de polder Oosterwolde, ten noordoosten van Elburg, zijn de productieomstandigheden voor de landbouw, in een recente ruilverkaveling, verbeterd. Deze verbetering voor de landbouw is ten koste gegaan van de waarde van het gebied voor weidevogels. Het gebied is echter nog steeds zeer open. De oever van het Veluwemeer is plaatselijk niet verkaveld maar verkeert nog in min of meer ongerepte staat. De oeverzone is in een ver verleden geschikt geweest voor bewoning. Hierdoor is de oeverzone ook van cultuurhistorisch belang en bevat deze plaatselijk zeer waardevolle natuur. Het laagste deel van de gemeente Elburg bestaat uit een smalle strook langs het Veluwemeer. De waarde van deze strook wordt vooral bepaald door de aanwezige waardevolle oever.
Het plangebied is in het verleden eerst ontstaan door verzanding en later is het door de mens gecultiveerd. Het plangebied heeft dan ook weinig natuurhistorische waarden.
Bij de monding van de haven van Elburg ligt het plangebied. Het is zowel de toegang naar Elburg, als de toegang van de provincie Flevoland naar de provincie Gelderland via de Flevoweg. De planlocatie is in eigendom van de gemeente. Op het noordwestelijke deel, grenzend aan het plangebied, staan vier woningen en ook heeft Rijkswaterstaat hier een kantoortje. In het verleden is voor 'De Kopse Waard' een plan ontwikkeld voor de realisatie van een hotel. Ondanks dat het plan al ver was uitgewerkt, is de ontwikkeling om maatschappelijke en financiële redenen niet doorgegaan. De ontwikkeling van het hotel was gekoppeld aan het grootschalige havenproject waarbij de hele binnenhaven van Elburg opnieuw is ingericht'. Op 26 november 2018 heeft de gemeenteraad van Elburg ervoor gekozen om een andere invulling aan de locatie te geven.
De botenhelling die er nu ligt is verouderd en heeft achterstallig onderhoud en biedt op warme zomerse dagen niet voldoende capaciteit voor de vele gebruikers. Ook het bestaande parkeerterrein heeft een rommelige en onoverzichtelijke uitstraling, zoals op de volgende figuren is te zien. Dit zorgt onder andere voor overlast voor de omgeving. Het aanwezige toitetgebouw ligt te ver van de botenhelling, waardoor een deel van het plangebied wordt gebruikt als openbare sanitaire voorziening. Dit draagt niet bij aan de aantrekkelijkheid van het gebied, terwijl het vanaf zowel het water als de weg wel het visitekaartje van Elburg is.
Figuren: Beeld bestaande situatie botenhelling
Aan de overzijde van het plangebied is bedrijventerrein Kruismaten gelegen, met een oppervlakte van circa vijftig hectare. Het terrein grenst aan de haven en het Drontermeer en is bestemd voor bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 5.1. Er zijn, langs het havenkanaal, meerdere bedrijven gevestigd die zich richten op scheepsonderhoud en jachtmakelaardij. Verder kenmerkt dit terrein zich door de mix van grootschalige bedrijven en bedrijven in het midden- en kleinbedrijf. Ook zijn enkele bedrijfswoningen op Kruismaten te vinden.
Verder bevindt zich aan de andere zijde van de Flevoweg een recreatieterrein; 'Recreatieoord Veluwe Strandbad'. Hier staan bungalows, chalets, maar het park biedt ook kampeermogelijkheden. Het park is van de planlocatie gescheiden door een groenwal en de Flevoweg.
Figuur: Beeld vanaf de Flevoweg (bron: Google Maps)
Door de ontwikkeling van het plangebied tot een aantrekkelijk woon- en recreatiegebied krijgt de entree zone van Elburg vanaf de Flevopolder (zowel weg als water) een nieuwe uitstraling. Het plan bestaat uit de ontwikkeling van vijf vrije kavels. De woningen zullen een tweezijdige oriëntatie krijgen, gericht op zowel het water als de weg die voor de woningen zal lopen. Langs de tuin (verlaagde gedeelte) kunnen bewoners een boot aanmeren. Bebouwing is hier niet toegestaan. Tussen de woning en de grotere botenhelling (richting de vesting) komt een geluidswal die is ingepast in het groen van circa 2,5 meter hoogte. Voor een nadere toelichting op de toekomstige situatie en de gestelde voorwaarden wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1).
Figuur: Kavelpaspoort toekomstige woningen
Ten zuidoosten van de woningen zal er een nieuwe botenhelling worden gerealiseerd. Deze komt meer richting de vesting te liggen. Voor zover bekend is de huidige botenhelling de enige vrij toegankelijke botenhelling in de omgeving. Op mooie zomerse dagen is het erg druk bij de bestaande botenhelling. Om ervoor te zorgen dat de booteigenaren een fijne dag op het water kunnen beleven is het nodig dat de boten snel te water kunnen worden gelaten en dat de auto's met aanhanger goed en veilig achtergelaten kunnen worden. Daarom is het voornemen om een deel van de recreatielocatie in te richten als parkeerplaats met een groene uitstraling, waarbij het deel van het plangebied met de groenbestemming wordt gebruikt als overloopgebied voor parkeren op erg drukke dagen. Dit gedeelte kan ook gebruikt worden voor het weiden van vee. Op deze manier krijgt de locatie een dubbele functie.
Goede voorzieningen zijn belangrijk om een aantrekkelijk gebied te zijn. Daarom zal er een nieuwe openbare sanitaire voorziening worden gerealiseerd. In de huidige situatie is er weliswaar een toiletgebouw aanwezig, maar deze wordt zeer beperkt gebruikt door de verre ligging. Dit toiletgebouw blijft wel behouden en er zal naast de botenhelling een nieuw toiletgebouw worden gerealiseerd.
Figuur: Impressie toekomstige situatie
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Daarbij wordt ingezet op een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', zoveel mogelijk over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk voor een groot deel los.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.
Verder is één van de nationale belangen die de SVIR benoemt, het belang van een 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Concreet betekent dit onder meer dat ruimte zorgvuldig moet worden benut en overprogrammering moet worden voorkomen. Om die doelstellingen te bereiken, is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Alle stedelijke ontwikkelingen dienen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ladder voor duurzame verstedelijking komt in paragraaf 3.1.3 aan de orde.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Het is gelegen nabij het IJsselmeergebied. Dit ligt aan de andere kant van de polder (Flevoland). Elburg zelf grenst aan het Drontermeer en het Veluwemeer. Voor onderhavige ontwikkeling is dit niet van toepassing, aangezien het niet binnen de begrenzing ligt. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro (Besluit ruimtelijke ordening): geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanaf de realisatie van twaalf woningen. Onderhavig initiatief betreft de bouw van vijf woningen, waardoor het doorlopen van de laddertoets niet noodzakelijk is.
Conclusie
Op basis van jurisprudentie blijkt dat het doorlopen van de laddertoets voor voorliggend initiatief niet noodzakelijk is. Wel zal in paragraaf 3.3 de behoefte aan nieuwe woningen binnen de gemeente Elburg en de regio worden onderbouwd.
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. Het woord 'gaaf' heeft twee betekenissen. Gaaf betekent mooi, en gaat over wat - historisch en landschappelijk gezien - heel mooi en ongeschonden is. Gaaf verwijst ook naar wat nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat bij de verschillende provinciale uitdagingen centraal. De focus ligt op duurzaamheid, verbondenheid en een economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat, wordt richting gegeven aan de focuspunten.
De ambities op het gebied van woon- en leefomgeving zijn in een aparte paragraaf toegelicht. Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan de gezondheid. Goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse strekken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. Er wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland. Bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied is het uitgangspunt. Het liefst wordt er getransformeerd, maar als het nodig is wordt uitbreiding aan de rand van steden of dorpen toegestaan.
Woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. De dynamiek op de woningmarkt is groot, ook als gevolg van ontwikkelingen in de Randstad. Het grootse deel van de woningen die in 2050 in Gelderland nodig zijn, staat er al. Deze moeten worden verduurzaamd, en bij nieuwe woningen wordt duurzaamheid meteen toegepast. Om tot voldoende aanbod te komen gaat de provincie in gesprek met de Gelderse regio's en worden regionale afspraken gemaakt over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Dit wordt toegelicht in paragraaf 3.3.
Op het gebied van recreatie wordt benoemd dat Gelderland beschikt over een zeer divers landschap. De provincie heeft bijzondere kwaliteiten en is veelzijdig. Recreatie kan bijdragen aan de economische dynamiek, en maakt de provincie aantrekkelijk voor burgers, bedrijven én bezoekers.
Conclusie
De gewenste ontwikkeling past binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De woningen worden duurzaam gebouwd en de ontwikkeling van het plangebied tot een aantrekkelijker recreatiegebied draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de provincie voor burgers én bezoekers.
Bij de Omgevingsvisie is een omgevingsverordening opgenomen. Deze voorziet niet in nieuwe beleid, en is daarmee beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Op 19 december 2018 is, gelijktijdig met de Omgevingsvisie, Actualisatieplan 6 van de Omgevingsverordening vastgesteld.
De planlocatie, waar de woningen en het recreatieterrein liggen, is gelegen binnen een Nationaal Landschap, maar buiten de Groene Ontwikkelingszone, Het Gelders Natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (artikel 2.56). Zie hiervoor onderstaande figuur:
Figuur: Ligging plangebied ten opzichte van GNN en GO (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen gebieden die binnen de begrenzing van een Nationaal Landschap vallen mogen alleen bestemmingen mogelijk worden gemaakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten. In bijlage 6 van de verordening zijn de kernkwaliteiten opgenomen. Hieruit blijkt ook dat de planlocatie valt onder de Randmeerkust Harderwijk - Elburg. De kenmerkende kernkwaliteiten zijn de volgende:
Verder gelden voor het plangebied regels met betrekking tot glastuinbouw en uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak. Deze zijn niet relevant voor de huidige en gewenste situatie. Het plangebied ligt op een landtong die onder andere is ontstaan door waterstromingen en de andere ligging van Elburg.
Conclusie
Er kan gesteld worden dat er slechts een minimale verdichting van het landschap plaatsvindt, op een locatie die geen bijzondere natuurlijke waarden heeft. Wel voorziet het plan in een goede landschappelijke inpassing. De gewenste ontwikkeling is hiermee niet in strijd met de provinciale omgevingsverordening.
Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft de gemeenteraad van Elburg op 30 januari 2019 de Omgevingsvisie Elburg vastgesteld. In de visie wordt vooruitgekeken naar de periode tot 2030. Het is een dynamisch document dat regelmatig zou kunnen worden aangepast aan veranderde situaties. De wereld staat immers niet stil en Elburg wil meebewegen, inspelen op kansen en haar kwaliteiten ontwikkelen. Samen met haar inwoners en bedrijven wil de gemeente naar een gezonde, veilige en duurzame balans tussen mens, ruimte en gebruik. Bij ontwikkelingen en investeringen staan de kernwaarden van de gemeente voorop; sociaal en zorgzaam, gezond en groen, gastvrij en ondernemend, klimaatneutraal, bereikbaar, en veilig. Er zijn vijf hoofdthema's geformuleerd, waaronder de kernwaarden kunnen worden ingedeeld:
De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten werken sinds 2018 samen in de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV). De samenwerking heeft geleid tot verschillende momenten van afstemming en beleidsvorming op het gebied van wonen. Zo is er in 2014 een regionale woonvisie opgesteld. De huidige agenda gaat uit van lokale beleidsvrijheid waar dat kan, en samenwerking waar dat meerwaarde heeft of noodzakelijk is. Er zijn naast de druk op de woningmarkt, verschillende ontwikkelingen rondom bijvoorbeeld duurzaamheid en wonen met zorg die om samenwerking vragen. Eén van de resultaten van de samenwerking zijn afspraken over regionale en gemeentelijke woningbouwaantallen.
Elburg heeft een aanpak programmering woningbouwlocaties opgesteld. De woningbehoefte is vastgesteld op 600 en de bestaande harde planvoorraad bestaat uit 700 woningen. Er wordt dus voorzien is voldoende woningen. Echter, in 2019 heeft gemeente besloten om ruimte te creëren voor (particuliere) ruimtelijke initiatieven, door een aantal grote gemeentelijke projecten te temporiseren, waardoor er in de plancapaciteit ruimte vrij is gekomen.
Het plangebied ligt in het welstandgebied met een Welstandsniveau II (buitengebied). Het buitengebied in Elburg is van grote waarde. Het overgangsgebied, de grote landschappelijke en functionele diversiteit maakt het tot een attractief gebied zowel voor permanente vestiging als voor recreatie. Het beleid is bij ontwikkelingen binnen dit gebied er op gericht om deze kwaliteiten te behouden. In de openheid van het landschap kan een kleine verstoring al grote afbreuk doen aan de beleving van het geheel. Bij toetsing wordt gelet op de relatie met de omgeving, het bouwwerk op zichzelf en detaillering als dit van essentieel belang is. Voor deze locatie is een beeldkwaliteitsplan gemaakt om de specifieke kwaliteiten van deze locatie te waarborgen en te versterken. De welstandscommissie is betrokken bij het beeldkwaliteitsplan en zal te zijner tijd de omgevingsvergunningen beoordelen.
In maart 2011 is een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld voor de gemeente Elburg. Het LOP biedt de gemeente een landschappelijke visie op het buitengebied en een actieprogramma met kansrijke en op uitvoering gerichte projecten. De visie zal zorgen voor een toetsingskader waarbinnen ontwikkelingen en plannen beoordeeld kunnen worden.Het plangebied ligt langs de kernranden. De visie voor kernranden in gericht op het ontwikkelen van een goede overgang tussen stad en land. Naast verbetering in de fysieke overgang wordt ingezet op het versterken van de relatie tussen beide. Het landschap vormt daarbij de basis voor de uitstraling van de randen van de dorpskernen. Groene elementen versterken deze overgang. De gewenste ontwikkeling voorziet in de aanleg van extra groen om te zorgen voor een goede landschappelijke inpassing. Deze groene elementen zullen ook als zodanig bestemd worden om te continuïteit in de toekomst te garanderen.
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het meest dichtstbijzijnde GNN-gebied ligt op 160 meter ten noordoosten van het plangebied. Op circa 40 meter, een deel van de oeverzone van het Havenkanaal, ligt het meest nabijgelegen GO-gebied. Rustgebieden voor winterganzen en weidevogelgebieden liggen op respectievelijk 1,5 en 1 kilometer afstand van het plangebied.
In juli 2019 is er een verkennend flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Ecogroen bv (zie bijlage 2). Gezien de werkzaamheden, waarbij een groensingel met sleedoornstruweel wordt verwijderd, dient aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van de sleedoornpage uitgevoerd te worden. Hiervoor is een veldbezoek in de winterperiode nodig, waarbij gekeken wordt of er eitjes van de sleedoornpage aanwezig zijn. Verder geldt ten aanzien van de aanwezige ransuil dat wordt geadviseerd om de opgaande begroeiing, in geval van kap en/of snoeiwerkzaamheden, te controleren op de aanwezigheid van roestplaatsen.
Op 19 februari 2020 is een aanvullend onderzoek uitgevoerd door Ecoresult bv naar de aanwezigheid van eitjes van de sleedoorpage en de ransuil (zie bijlage 3). Tijdens het veldonderzoek zijn geen roestplaatsen van de ransuil aangetroffen. Ook zijn er geen indicaties van aanwezigheid van de ransuil waargenomen. Er zijn ook geen eitjes van de sleedoornpage aangetroffen. vanwege het ontbreken van eitjes is aanwezigheid van voortplantingsplaatsen van de sleedoornpage binnen het plangebied uitgesloten.
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden te allen tijde de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen, zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief. Aanvullend onderzoek heeft de aanwezigheid van de sleedoornpage niet aangetoond, alsmede de aanwezigheid van de ransuil.
Voorheen diende op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), welke in juli 2015 van kracht werd, berekend te worden of een nieuwe (bouw)activiteit tot een significante toename leidde van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Onder het PAS golden enkele drempel- en grenswaarden. Deze waarden bepaalden of een toename van stikstofdepositie significant was en zo ja, of er dan een meldingsplicht of een vergunningplicht gold. Door te rekenen met het voorgeschreven rekenprogramma AERIUS Calculator werd automatisch met die drempelwaarden rekening gehouden. In het geval van de meldingsplicht kon de planontwikkeling aanspraak kan maken op benutting van de ontwikkelingsruimte die voor een Natura 2000-gebied gold, totdat deze niet meer voorradig was.
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met een geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunningplichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Dit betekent dat ook relatief kleinschalige projecten zorgvuldig dienen te worden getoetst op hun stikstofdepositie, om zo aan Europese regelgeving te kunnen voldoen (en stand te houden bij de Raad van State in geval van een beroep).
Sinds de vernieuwing van de AERIUS Calculator op 16 september 2019 (en de latere update van 14 januari 2020) kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de realisatiefase, als de gebruikersfase doorgerekend te worden. Zodra er geen rekenresultaten boven de 0,00 mol/ha/jaar zijn, is er geen belemmering voor een plan op het gebied van stikstofdepositie.
Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie bijlage 4, 5 en 6). Hoewel het plangebied nabij Natura 2000-gebieden is gelegen zijn er geen rekenresultaten gevonden hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.
Figuur: Uitsnede AERIUS Calculator met aanduiding planlocatie (bron: calculator.aerius.nl)
Vanuit de regelgeving met betrekking tot stikstofdepositie bestaat er geen belemmering voor onderhavig initiatief.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Het grootste gedeelte van het plangebied behoud de vigerende bestemming. Een klein gedeelte wordt gewijzigd van recreatie naar wonen. Door de herinrichting van het gebied, zal een deel van de grond worden geroerd.
Ten aanzien van het initiatief zullen er dus graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Op de locatie zijn geen bodemverontreinigingen bekend of bekende locaties van ernstige bodemverontreiniging die met spoed moeten worden gesaneerd, zoals blijkt uit een verkennend bodemonderzoek uit 2014 (zie bijlage 7). Wel is bij een verkennend asbestonderzoek, asbest verdacht materiaal aangetroffen (zie bijlage 8). In navolging op dit verkennend asbestonderzoek is nader onderzoek gedaan. Het asbesthoudende materiaal is vervolgens gesaneerd/verwijderd en bemonstering van de grond heeft weliswaar asbest aangetoond, maar dit lag ver onder de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s. (zie bijlage 9 en bijlage 10).
Gezien de datering van het verkennend bodemonderzoek is in 2020 het bestaande onderzoek geactualiseerd door Buro Boot (zie bijlage 11). Op 13 maart 2020 is veldonderzoek uitgevoerd. De conclusies luiden als volgt:
Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek blijkt er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor onderhavig initiatief.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Het plangebied kent geen aanduiding als rijks- of gemeentelijk monument. Wel kent het de bestemming 'Waarde - Waardevol Landschap'. Dit betekent dat de gronden mede bestemd zijn voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap. Het plan voorziet in het behoud en versterken van groen en het aantrekkelijker maken van de locatie als verblijfsgebied. Hierdoor kunnen de kernkwaliteiten worden versterkt door de gewenste ontwikkeling. Geconcludeerd kan dan ook worden dat met de gewenste ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van bestaande landschappelijke waarden.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Het plangebied heeft geen dubbelbestemming met betrekking tot archeologie. Onderstaande luchtfoto uit 1949 laat zien dat het plangebied indertijd nog Zuiderzee was. Hier was het water niet erg diep, gezien de ligging nabij de kustlijn. Om land te winnen zijn geen extreem grote hoeveelheden grond nodig geweest. Toch neemt dit niet weg dat het plangebied in het getijdesysteem lag en dat het geheel overspoeld geweest is. Aan beide zijden van de vaargeul, die naar de open zee leidde, zijn de oevers verzand. In de oksels ontstonden zodoende stranden die steeds breder werden.
Figuur: Luchtfoto Elburg uit 1949
Figuur: Luchtfoto uit 1962 met globale aanduiding plangebied, het gebied ligt droog
Het is moeilijk gebleken vooraf een goede archeologische verwachting te geven van het plangebied. Er zou in theorie van alles in het zand kunnen liggen, zoals scheepswrakken en ander verspoeld materiaal. Het zal dan voornamelijk gaan om losse vondsten. Onderzoek nabij het Waterfront in Harderwijk heeft geleerd dat het zand bij de stad vol met losse vondsten zit. Het gaat hierbij om stadsafval en scheepsonderdelen, zoals ankers en munten. De meeste vondsten liggen daar echter niet binnen een vaste context. Zodoende hebben eventueel aanwezige vondsten een andere waarde dan wanneer ze onderdeel van een context uitmaken. Gericht onderzoek naar een nederzetting is in het plangebied niet zinvol. Wel is aanbevolen om de Werkgroep Archeologie van de lokale historische vereniging Arent Thoe Boecop de gelegenheid te geven om bij het ontgraven van de bouwputten met een metaaldetector het gebied te onderzoeken. Dit advies zal worden opgevolgd.
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts vindt de ontwikkeling niet plaats in beschermd archeologisch gebied. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen. Een project wordt aangeduid als groot als er meer dan 1.500 woningen worden gerealiseerd.
De ontwikkeling kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat de NO2 concentratie kleiner is dan 35 µg/m3. Hetzelfde geldt voor de PM10 concentratie Dit is te zien in onderstaande figuren.
Figuren: Concentraties NO2 en PM10 met aanduiding plangebied (bron: geodata.rivm.nl/gcn/)
Hoewel geconcludeerd is dat de luchtkwaliteit ter plaatse goed is, is er ook nog gekeken naar de concentraties NO2 en PM10 op een meer gedetailleerde schaal en het aantal overschrijdingsdagen. Uit onderstaande figuur blijkt dat de NO2 concentratie kleiner is dan 35 µg/m3. Dit zelfde geldt voor de concentratie PM10.
Figuur: Concentratie NO2 met globale aanduiding plangebied (bron: nsl-monitoring.nl)
Daarnaast is er gekeken naar het effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit. Hiervoor is gebruik gemaakt van de NIBM-tool van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil. In de tool (27-03-2020) kan de extra verkeersgeneratie worden ingevoerd voor een weekdaggemiddelde. Er is gekozen om uit te gaan van zo'n 250 verkeersbewegingen als weekdaggemiddelde met een aandeel van 1% voor vrachtverkeer. Dit levert een maximale bijdrage van 0,20 NO2 in µg/m3 en 0,04 PM10 in µg/m3. Dit is ruim onder de grenswaarde.
Figuur: NIBM-tool versie 27-03-2020
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven. De luchtkwaliteit in het plangebied overschrijdt de grenswaarden niet.
In 2014 heeft de gemeente Elburg samen met de gemeenten Hattem, Nunspeet en Oldebroek, een parkeernota opgesteld. Voor een vrijstaande koopwoning geldt een parkeernorm van 2,5 per woning en 0,3 aandeel bezoeker. Bezoekers dienen binnen 100 meter in de openbare ruimte een parkeerplaats kunnen vinden. Voor de woningen zijn vier parkeerplaatsen per woning ingetekend. Dit is meer dan het vereiste van 2,5 parkeerplaats per woning.
Voor de botenhelling geldt dat in de huidige situatie parkeren ongeorganiseerd is. Bezoekers parkeren waar dit mogelijk is, met overlast als gevolg. Op sommige dagen leidt dit zelfs tot situaties waarin de bewoners van de bestaande vier woningen hun huis niet kunnen bereiken.
Er wordt ruimte gecreëerd voor het parkeren van auto's met aanhangers voor gebruikers van de botenhelling. Op de inrichtingstekening is te zien dat er 12 auto's met aanhangers kunnen parkeren en er zijn 27 reguliere parkeerplaatsen. Het terrein is zodanig ingericht dat de auto's alleen maar vooruit hoeven te rijden. Alleen bij de helling zal de boot achteruit het water in- en uitgelaten moeten worden. Voorts geldt dat op drukke dagen er de mogelijkheid bestaat voor de gebruikers van de botenhelling om gebruik te maken van het overloopgebied. Dit gedeelte wordt groen ingericht. Gedacht wordt aan een open bestratingsstructuur of het behoud van het grasterrein.
Figuur: Aanduiding parkeermogelijkheden
In 2013 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2013 van de gemeente Elburg opgesteld. Het is een actualisering van het GVVP uit 2004 en voorziet in de behoefte van actualisering van de destijds beschreven themas en aanvulling van nieuwe thema's.
De verkeersgeneratie kan berekend worden aan de hand van de kencijfers van de publicatie 'CROW 381 Toekomstbestendig parkeren' uit 2018. In de toekomstige situatie worden er vijf woningen ontwikkeld. Iedere woning heeft een verkeersaantrekkende werking van 7,8 tot 8,6 mvt/etmaal in de rest bebouwde kom van weinig stedelijk gebied. Gezamenlijk is de verkeersgeneratie van de vijf woningen maximaal 43 mvt/etmaal. Daarnaast geldt dat de botenhelling geschikt wordt gemaakt voor het in- en uitlaten van één boot per keer, evenals in de huidige situatie. De verkeerssituatie zal door de vervanging en realisatie van een nieuwe botenhelling slecht beperkt toenemen en zal voornamelijk op warme piekdagen hoog zijn. Gedurende de wintermaanden zal de verkeersgeneratie zeer beperkt zijn.
Het plangebied wordt ontsloten via de Flevoweg (N309). Dit is een 80 km/u weg die Flevoland ontsluit met Gelderland. De provincie heeft aangegeven dat de nieuwe ontwikkeling niet voor een zodanige verkeerstoename zorgt dat er aanpassingen aan de weg nodig zijn.
Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen. Parkeren voor de woningen wordt op eigen terrein opgelost en de verkeersgeneratie neemt slechts zeer beperkt toe door de woningen. Voor de botenhelling geldt de verwachting dat de verkeersgeneratie niet onevenredig zal toenemen. Wel wordt de parkeersituatie met de realisatie van een volwaardige parkeervoorziening sterk verbetert ten opzichte van de huidige situatie.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/u-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd. De locatie ligt niet binnen de geluidzone van een industrieterrein.
Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidzone van een industrieterrein. Wel ligt het plangebied binnen de geluidzone van wegverkeer, namelijk van de Flevoweg. Op 6 mei 2019 (en later aangepast op 11 juni 2019) heeft de Omgevingsdienst Noord-Veluwe een advies uitgebracht over de ontwikkeling van vijf kavels. Hier blijkt dat de geluidbelasting (grotendeels) hoger is dan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB. Het eindadvies van de Omgevingsdienst is dat een nader onderzoek naar de gevelbelasting uitgevoerd moet worden. Tevens is er onderzoek gedaan naar de geluidseffecten door het recreatiegebied en de bijbehorende activiteiten.
Dit nadere akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting is uitgevoerd door SPAWNP. Het rapport van het onderzoek is toegevoegd als bijlage 12. De samenvatting en conclusies van dit akoestisch onderzoek zijn als volgt:
Alle nieuwe woningen beschikken over een geluidluwe gevel en een buitenruimte aan deze geluidluwe gevel.
Gezien de situatie en de berekende waarden zijn er binnen het bouwplan geen reële maatregelen mogelijk, om de geluidbelasting ten gevolge van het verkeerslawaai bij de nieuwe woningen te reduceren tot maximaal 48 dB (de voorkeurswaarde). Wel moeten er maatregelen getroffen worden om de geluidbelasting, ten gevolge van het wegverkeer op de Flevoweg, te reduceren tot de maximale ontheffing van 53 dB. De enige reële maatregel is het toepassen van dove gevels aan de volgende woningen en gevels:
Naast de hiervoor genoemde dove gevels moet de gemeente Elburg hogere waarden tot maximaal 53 dB, ten gevolge van het wegverkeerslawaai vaststellen en vastleggen in het kadaster, om deze woningen te kunnen realiseren.
Aanbevolen wordt om het volgende alternatief te onderzoeken. Wellicht is het mogelijk om het gehele plangebied ten noorden van de Flevoweg op te nemen binnen de bebouwde kom. Er zal dan een kombord direct ten noorden van de Flevoweg geplaatst moeten worden, langs de toegangsweg tot het plangebied. Dit leidt ertoe dat de wettelijke maximale ontheffing verruimd wordt tot 63 dB. Deze waarde wordt bij de nieuwe woningen niet overschreden en maatregelen zoals dove gevels zijn dan niet meer noodzakelijk. Wel moet de gemeente hogere waarden vaststellen en vastleggen in het kadaster tot 57 dB.
Figuur: Kaart met overzicht nummering woningen
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief, mits de aanbevelingen uit het akoestisch onderzoek worden opgevolgd en uitgevoerd. De planlocatie wordt binnen de bebouwde kom gebracht.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Tabel: Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid. Woningen gelden als milieugevoelige functie. Daarnaast zou de botenhelling voor overlast kunnen zorgen.
Het gebied kan gezien de ligging nabij het industrieterrein, en tussen hoofdinfrastructuur (Flevoweg en Havenkanaal) met daarachter een recreatieterrein, worden gekarakteriseerd als gemengd gebied. Aan de overzijde van het water is industrieterrein Kruismaten gelegen.
In het huidige bestemmingsplan is voor het industriegebied Kruismaten een zonering aangebracht met betrekking tot de toegestane categorie bedrijven:
Gezien de afstand van het industriegebied ten opzichte van het plangebied, is met name de strook tussen de Havenkade en J.P. Broekhovenstraat van belang.
Onderstaande tabel geeft weer welke bedrijven in de omgeving van de planlocatie liggen, wat planologisch is toegestaan en wat de feitelijke situatie is. Daarbij wordt aangegeven of de bedrijven een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het gebied. Omdat kan worden uitgegaan van een gemengd gebied, wordt de richtafstand met een trede verkleind.
Op de planlocatie worden woningen, een botenhelling en een groene recreatieve invulling gerealiseerd. In de onderstaande tabel zijn de afstanden tussen de bedrijven en het plangebied gemeten vanaf de grens van het bestemmingsplan van de bedrijven en de grens van het bestemmingsplan van de toekomstige woningen. De botenhelling en het recreatiegebied zijn niet meegenomen. Voor de botenhelling is uitgegaan van milieucategorie 3.1 (worst-case). In gemengd gebied geldt een richtafstand van 30 meter tot omliggende milieugevoelige functies (de woningen liggen op een grotere afstand).
Tabel: Bedrijven in omgeving planlocatie
Daarnaast geldt dat de KNRM gelegen is tegenover de geplande woning. De activiteiten van de KNRM zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met die van een brandweerkazerne (milieucategorie 3.1). Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter, waarbij het maatvoerende aspect geluid is. De afstanden tussen de bestemmingsgrens van de KNRM (aangeduid als 'specifieke vorm van water - botenhuisligplaats') en van de toekomstige woning bedraagt 30 meter (breedte van het havenkanaal). Hiervoor geldt dat de KNRM slechts op beperkte momenten geluidshinder veroorzaakt.
In onderstaande afbeelding zijn de milieucontouren op basis van de planologische bestemming ingetekend. Hieruit blijkt dat er aan de richtafstanden wordt voldaan tussen de bedrijven en het plangebied.
Figuur: Milieucontouren op basis van de planologische bestemming (bron: ODNV)
In het plangebied wordt een gedeelte bestemd voor een botenhelling met parkeerplaatsen en een groene recreatieve invulling. Als er uitgegaan wordt van een behoorlijke worst-case scenario dan vallen de activiteiten onder de activiteit "Kampeerterreinen, vakantiecentra e.d." of "Jachthavens met diverse voorzieningen" bij beide activiteiten hoort de milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt in gemengd gebied een richtafstand van 30 meter. Het maatgevende milieuaspect is geluid.
Adres en bedrijfsnaam | SBI Code 2008 met bedrijfsactiviteit | Milieu categorie | Milieu- zone | Afstand tot woningen | Belemmering |
Botenhelling met parkeerplaats en recreatiegebied | 932 – Jachthavens met diverse voorzieningen | 3.1 | 30 meter | >30 meter | Nee |
Tabel: Indicatieve richtafstand botenhelling
Daarnaast geldt dat de ontwikkeling van vijf woningen geen beperkingen oplevert voor de bedrijven op Kruismaten. In het bestemmingsplan 'Kruismaten 2012' zijn de maximale milieucategorieën aangeduid. Verhoging van de milieucategorieën is niet aan de orde. Hiermee vormen de woningen geen beperking voor de uitbreiding van de milieucategorieën op Kruismaten.
De botenhelling kan qua activiteiten niet één op één met een jachthaven vergeleken worden. Gezien de functie van de botenhelling, zal met name in de zomerperiode wel diverse activiteiten vergelijkbaar met havenactiviteiten plaatsvinden waardoor een kortere afstand tussen botenhelling en woningen niet aan te raden is. Daarom is besloten de huidige botenhelling te verplaatsen in de richting van de vesting, om zo eventuele (geluid-)hinder te beperken. Tussen een parkeerterrein en woningen is wel een kortere afstand mogelijk. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met eventuele minimale en kortstondige overlast ten gevolge van dichtdoen van autodeuren en praten van bezoekers. Ook kunnen aankomende en vertrekkende auto's zorgen voor overlast, echter deze activiteiten zorgen niet voor een onevenredige geluidhinder. Dit is in paragraaf 4.7 aan de orde gekomen. Dit past bij activiteiten in gemengd gebied en is niet anders dan activiteiten die plaatsvinden in een rustige woonwijk. Voorts geldt dat de planlocatie niet gebruikt mag worden tussen zonsondergang en zonsopkomst.
Bij het invullen van de plannen zal voldoende afstand gecreëerd moeten worden. Dit wordt onder andere gedaan door een geluidwal in een groenzone aan te leggen. Hiermee wordt de geluidbelasting op de woningen door de botenhelling en de recreatieve invulling tot een minimum beperkt. De botenhelling is geen belemmering voor het realiseren van een goed woon- en leefklimaat.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt ontwikkeling van de vijf vrijstaande woningen en botenhelling niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening en dat er een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek.
Figuur: Groepsrisico contouren
In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Naast de grenswaarden genoemd in het Bevi en de daarbij behorende Revi dient ook rekening gehouden te worden met de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPGtankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval (hierna: de circulaire). Per 28 juni 2016 is de Circulaire in werking getreden. In deze circulaire wordt het bevoegd gezag verzocht om naast het toepassen van het Bevi en de Revi aanvullend effectgericht beleid te voeren, waarmee voor belangrijke ongevalsscenario’s de gevolgen van een ongeval bij een LPG-tankstation worden beperkt. Met de effectgerichte benadering wordt aangesloten bij de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, waarbij de effecten van ongevallen een rol zullen innemen naast de nu in het Bevi gehanteerde risicobenadering.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Beleidsvisie externe veiligheid
In mei 2015 is de 'Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid gemeenten in de regio Veluwe-Noord' vastgesteld. In de beleidsvisie is aan de hand van drie thema's beschreven hoe de gemeenten in de regio Noord-Veluwe omgaan met externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid is er opgericht om de risico's die ontstaan door vervoer, opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen te beperken. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
De planontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van vijf woningen, een nieuw toiletgebouw en een botenhelling. Daarnaast wordt er de mogelijkheid geboden voor standplaatsen van kleinschalige horeca. Dit zijn in meer en mindere mate kwetsbare objecten, waardoor de gewenste ontwikkeling getoetst dient te worden aan de wetgeving omtrent externe veiligheid. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze kaart.
Figuur: Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied in het zwart (bron: www.risicokaart.nl)
Stationaire risicobronnen
Binnen of nabij het plangebied zijn geen stationaire risicobronnen die mogelijk een belemmering kunnen vormen voor het realiseren van vijf woningen.
Mobiele risicobronnen
Nabij het plangebied zijn twee mobiele risicobronnen aanwezig die mogelijk kunnen leiden tot een belemmering van het initiatief. In de onderstaande tabel zijn de risicobronnen, de te hanteren contouren en de afstand tot het plangebied uitgewerkt. In bijgaande figuur is de ligging van de aardgasbuisleiding (A-570-01) en provinciale weg N309 (Flevoweg) weergegeven. De buisleiding (rode stippellijn) ligt op circa 100 meter afstand van de toekomstige woningen.
Risicobron | PR 10-6 | PAG | Invloedsgebied | Belemmeringen strook | Afstand plangebied |
A-570-01 buisleiding | Op leiding* | n.v.t. | 80 m 100 % letaal 170 m 1% letaal |
5 m | ± 55 m |
N309 provinciale weg | Op weg* | n.v.t. | 355 m | n.v.t. | ± 30 m |
Tabel: Risicobronnen (bron: Rapportage Tebodin inventarisatie risicobronnen Elburg 2013)
Figuur: Ligging buisleiding
Transport gevaarlijke stoffen
Ten aanzien van de buisleiding
Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van de buisleiding of de belemmeringen strook. Wettelijk gezien is de ontwikkeling mogelijk. Wel bestaat er een letaal risico van één procent. Omdat de personendichtheid niet significant toeneemt hoeft het groepsrisico niet rekentechnisch verantwoord te worden. Het groepsrisico dient echter wel te worden verantwoord op niveau 2, zoals aangegeven in de beleidsnota externe veiligheid uit januari 2015 van de gemeente Elburg.
Ad 2: Noodzaak:
Er dient te worden verantwoord waarom de ontwikkeling op de planlocatie is geprojecteerd en waarom deze wenselijk is. De planlocatie kan gezien de unieke ligging langs het havenkanaal worden beschouwd als zeer geschikt voor het wonen aan het water in het hogere segment. Binnen de gemeente zijn de mogelijkheden om te wonen aan het water zeer beperkt. Daarnaast is er reeds een bestaande botenhelling die toe is aan een opknapbeurt. Door dit integraal mee te nemen in de ontwikkeling krijgt het gehele plangebied een betere uitstraling. Dit is een goed visitekaartje voor de gemeente Elburg vanaf het water, maar ook vanaf de weg.
Ad 3: Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen
Beschouwd dient te worden in hoeverre aan de geprojecteerde ruimtelijke ontwikkeling veiligheidsmaatregelen kunnen worden genomen. Dit zal worden toegelicht aan de hand van de volgende punten:
Ad 4: Bronmaatregelen
Er zijn geen realistische bronmaatregelen te treffen.
Ad 5: Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen
Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen zullen worden toegepast voor de woningen conform het geldende bouwbesluit. Hiermee is de veiligheid in de woningen gegarandeerd, onder andere op het gebied van brandveiligheid.
Ad 6: Zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid worden beoordeeld aan de hand van het advies van de veiligheidsregio. Zowel bij verantwoordingsniveau 1 als 2 moet het advies zwaar beoordeeld worden. Dat houdt in dat adviezen van de veiligheidsregio (conform wet- en regelgeving) in principe worden overgenomen, tenzij er aantoonbaar zwaarwegende belangen zijn dit niet te doen.
Ten aanzien van de N309 (Flevoweg)
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich binnen het invloedsgebied van een provinciale weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daarmee gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie beleidsvisie externe veiligheid Veluwe-Noord). De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen.
Het groepsrisico van de provinciale weg is relatief laag, zoals berekend door de provincie Gelderland (Externe veiligheid provinciale wegen, provincie Gelderland, januari 2011). Omdat de ontwikkeling op meer dan 30 meter van de weg ligt reikt het invloedsgebied van een plasbrand (nauwelijks tot het plangebied. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal dus nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling niet of nauwelijks toenemen. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt. Daarnaast is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden kleiner dan 1/1.000.000. Gezien het beperkt risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.
Inrichtingen
In de directe nabijheid (binnen 200 meter) van het plangebied zijn geen EV-relevantie inrichtingen gevestigd. Anderzijds is de voorgenomen planontwikkeling geen risicovolle inrichting in het kader van de BEVI en vormt de gewenste ontwikkeling geen gevaar voor de omgeving.
Er bestaat vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018' is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Het waterschap Vallei en Veluwe heeft in een regulier overleg aangegeven geen watergangen in het plangebied te hebben. Het oppervlaktewater wordt gestort op het havenkanaal. Dit havenkanaal is in eigendom van Rijkswaterstaat. Het waterschap heeft aangegeven hierin geen belang te hebben.
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Het waterschap adviseert positief over het voornemen.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft met vijf woningen ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van vijf vrijstaande woningen mogelijk. Daarnaast wordt voorzien in de ontwikkeling van een botenhelling met bijbehorende parkeerruimte, een toiletgebouw en andere kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals een tijdelijke snack of ijscokraam.
Plaats van het project
Het plangebied ligt ten noordwesten van de historische vesting Elburg. Het is gelegen langs het Havenkanaal en de Flevoweg. Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000-gebied. Wel ligt het in de nabijheid (circa 115 meter) van de Veluwerandmeren. Ook ligt het plangebied niet in Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.
Kenmerken van het potentiële effect
Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, en aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van de ransuil en sleedoornpage (zie paragraaf 4.1). Deze soorten zijn niet aanwezig binnen het plangebied. Tevens is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie paragraaf 4.2). Directe negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden zijn op basis van de stikstofdepostieberekening uitgesloten. Daarnaast is aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de gewenste ontwikkeling (zie paragraaf 4.3). Op het gebied van water blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor voorgenomen ontwikkeling. Ook vanuit de Wgh zijn er geen beperkingen voor de ontwikkelingen. Voorts zorgt de ontwikkeling niet voor hinder voor omliggende milieugevoelige functies.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding (ernstige) milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018'.
Het bestemmingsplan 'Elburg - De Kopse Waard 2020' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Elburg - De Kopse Waard 2020' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Wonen
Het doel van de bestemming 'wonen' is om woningen aan te duiden en daarbij aan het wonen verbonden functies mogelijk te maken. De hoofdfunctie van de bestemming is wonen, maar er is ook ruimte voor tuinen. Bijgebouwen zijn alleen toegestaan binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Deze aanduiding is opgenomen om er voor te zorgen dat de kavels richting het water vrij van bebouwing blijven. Langs het water is de mogelijkheid voor het aanmeren van een bootje. Het aanleggen van een steiger is niet toegestaan.
Recreatie
De bestemming 'recreatie' heeft tot doel om dagrecreatieve voorzieningen mogelijk te maken. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenhelling' is tevens een botenhelling toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorziening'' is een toiletgebouw toegestaan. Daarnaast biedt deze bestemming ruimte voor parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'. Op de plaats met de functieaanduiding 'agrarisch' is tevens het weiden van vee toegestaan.
Groen
De bestemming 'groen' heeft als doel om de bestaande grote groenvoorzieningen in stand te houden en dient als landschappelijke inpassing. Daarnaast fungeert een deel van de groenbestemming als geluidswal en kan een deel worden gebruikt als overloopgebied voor parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'. Ook is het gebruik van de gronden voor het weiden van vee mogelijk ter plaatse van de bestemming 'agrarisch'.
Verkeer
De bestemming "Verkeer" heeft een inrichting voor de afwikkeling van het verkeer tot doel. Daarnaast valt binnen deze bestemming de mogelijkheid om te parkeren op de plaats met de specifieke functieaanduiding.
Water
De hoofdfunctie van de bestemming is water en steigers voor het aanleggen van boten. Ter plaatse van een aanduiding 'aanlegsteigers' zijn dan ook aanlegsteigers toegestaan.
Waarde - Landschap
De voor 'Waarde - Waardevol landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de gemeente. De verwezenlijking van het plan is dan ook afhankelijk van gemeentelijke investeringen. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
Voor de ontwikkeling van de plan zijn reeds twee bijeenkomsten geweest met direct omwonenden. Deze bijeenkomsten zijn gehouden op 10 oktober 2019 en 14 november 2019. De omgeving heeft hierbij input geleverd voor de totstandkoming van het plan. Daarnaast is er begin 2020 een website geopend waarop mensen terecht kunnen voor informatie en zich kunnen inschrijven voor een digitale nieuwsbrief. Regelmatig is de informatie op de website aangevuld en is een nieuwsbrief verschenen. Daarnaast is er via de sociale media van de gemeente Elburg gecommuniceerd over het plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 8 juli 2020 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er is een aantal zienswijzen ingediend op het ontwerpbestemmingsplan. In de ‘Nota van beantwoording zienswijzen’ zijn de zienswijzen samengevat en van een beoordeling voorzien. Hierbij is aangegeven of het plan is gewijzigd naar aanleiding van de zienswijze. Tevens is een overzicht gegeven van de ambtelijke wijzigingen die zijn aangebracht in het ontwerpbestemmingsplan. De nota is toegevoegd als bijlage 13.
De raad van de gemeente Elburg heeft het voorliggende bestemmingsplan op 16 november 2020 gewijzigd vastgesteld. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn de volgende wijzigingen in het vastgestelde plan doorgevoerd.