Torenallee 2008 1e wijziging (Heelweg middengebied)    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Algemeen     

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een woningbouwontwikkeling in het gebied Heelweg middengebied. Het gaat om het realiseren van een inclusieve wijk met een breed woningaanbod, waar ruimte is voor wonen voor starters, doorstromers en senioren op een unieke plek. De locatie is gelegen op loopafstand van het centrum en de Oude IJssel

Met het voorliggende plan wordt ook een kwalitatieve en vraaggestuurde invulling gegeven aan de woningbehoefte in Doetinchem, de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving versterkt. Bovenal komt er een definitieve afronding van de lang gewenste woningbouwontwikkeling in dit deel van Doetinchem.

Het college van Burgemeester en wethouders is bereid onder voorwaarden medewerking te verlenen aan de voorliggende nieuwbouwontwikkeling en hiervoor het bestemmingsplan 'Torenallee 2008' te wijzigen.

1.2 Ligging van het plangebied     

Het plangebied Heelweg middengebied ligt in het noordwestelijk deel van de stad Doetinchem en wordt globaal begrensd door de Maria Montessoristraat, de Nemahoweg en het Zaagmolenpad. Op de volgende luchtfoto is de ligging van het plangebied globaal aangegeven.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 6 hectare.

verplicht

afb. luchtfoto ligging plangebied Heelweg middengebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Geldende bestemmingsplannen     

Voor de gronden van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Torenallee 2008', vastgesteld 01-10-2009;
  • 'Parapluherziening Planologisch beleid 2011', vastgesteld op 30-06-2011.
  • 'Parapluherziening 'Parkeren - 2018', vastgesteld 01-11-2018.
  • 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020', vastgesteld 02-25-2021.
  • Parapluherziening Archeologie - 2020', vastgesteld 27-05-2020.

De 'parapluherziening Archeologie - 2020' is overigens niet van toepassing omdat het volledige plangebied kan worden vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek. Zie verder onder paragraaf 4.2.

Hieronder wordt nader ingegaan op het bestemmingsplan 'Torenallee 2008'.

In het bestemmingsplan 'Torenallee 2008' was al voorzien in de woningbouwontwikkeling voor het Heelweg middengebied. Voor deze gronden waren namelijk twee wijzigingsbevoegdheden I (rode stippellijn) en II (zwarte stippellijn) opgenomen voor nieuwe woonfuncties. Eén van de voorwaarden voor het gebied binnen de zwarte stippellijn is dat van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik kan worden gemaakt indien de bedrijfsactiviteiten in de op de kaart aangegeven zones worden beëindigd.

Op onderstaande afbeelding zijn de wijzigingsgebieden voor gebied I rood omlijnd en voor gebied II zwart. De blauwe omlijning geeft het totale wijzigingsgebied (I en II gezamenlijk) aan.

verplicht

afb. uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan met ligging wijzigingsgebieden

Om voornoemde woningbouwontwikkeling planologisch mogelijk te maken binnen het blauw omlijnde gebied is het voorliggende nieuwe ruimtelijk plan opgesteld. Het voorliggende plan voldoet aan alle wijzigingsvoorwaarden van het vigerend bestemmingsplan ('Torenallee 2008').

1.4 Leeswijzer     

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieuaspecten en waterhuishouding. Voorts is er een aantal onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van hiervan zijn beschreven in dit hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving     

2.1 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur     

Het gehele gebied ten westen van de IJsselstraat had tot in de jaren '50 van de vorige eeuw nog een agrarisch karakter. Er lag een aantal verspreide woningen en een volkstuincomplex. De industriële ontwikkeling van dit deel van het plangebied kwam op gang door vestiging van de timmerfabriek van Nemaho in de jaren '40 en de vestiging van de fabriek van Philips aan de IJsselstraat in de jaren '50. Later vestigden zich nog een aantal kleinere bedrijven aan het Zaagmolenpad. De fabriek van Philips (later Saronix) is enige jaren geleden afgebroken. De schoorsteen en het ketelhuis van de fabriek zijn behouden. Sinds 2006 hebben zij de status van gemeentelijk monument omdat beide bouwwerken een karakteristiek overblijfsel zijn van het industriële verleden van de stad.

verplicht

afb. zicht op schoorsteen Saronixterrein, gezien vanaf gronden plangebied Heelweg middengebied

Het plangebied ten westen van de IJsselstraat kreeg in 1961 de bestemming industrieterrein. De industriële ontwikkeling concentreerde zich in de daarop volgende decennia in het gebied ten noorden en ten westen van de timmerfabriek Nemaho.

Het gebied rondom de Heelweg en het gebied ten zuiden van het Zaagmolenpad is nooit volledig ontwikkeld als industrieterrein. Langs het Zaagmolenpad werd in de jaren 80 een scholencomplex gebouwd (nu het Graafschap College, de school heette vroeger anders, MBO-school). In 1995 zijn de Energieweg en de Energiebrug aangelegd. Op de hoek van deze weg en de Keppelseweg is het Metzo College gebouwd (VMBO-school in combinatie met een sporthal). Ten zuiden van het Metzo College is het Graafschap College gevestigd. Ten zuiden van het Zaagmolenpad ligt de wijk IJsseltuin.

2.2 Beschrijving huidige situatie     

Het plangebied Torenallee 2008 omvat de bestaande wijk Torenallee (1), de recent ontwikkelde IJsseltuinen (2) en het Plan Heelweg (3). Het plangebied Heelweg middengebied maakt dus deel uit van het Plan Heelweg (3) en ligt op de overgang tussen het lager gelegen stroomgebied van de Oude IJssel, bestaande uit kleigronden, en de hoger gelegen zandgronden.

Zie navolgende afbeelding met de ligging van het Plan Heelweg, aangeduid met het nummer 3.

 verplicht

afb. plangebied Torenallee met ligging plan Plan Heelweg (3), IJsseltuinen (2) en Torenallee (1)

Het plangebied Heelweg middengebied - als onderdeel van het Plan Heelweg (3) - wordt aan de west- en noordzijde ingesloten door de Maria Montessoristraat, aan de oostzijde door de Nemahoweg en aan de zuidzijde door het Zaagmolenpad.

verplicht

afb. ligging plangebied

De gronden van het plangebied hebben grotendeels nog een agrarische bestemming en wordt gebruikt als schapenweide. Aan de noordzijde bevindt zich aan de Heelweg 21 een voormalige agrarisch bouwperceel met een burgerwoning. Aan de Nemahoweg staan enkele onbewoonbare panden/woningen en in de zuidoosthoek van het plangebied aan het Zaagmolenpad zijn meerdere bedrijven gevestigd en een tweetal bedrijfswoningen. Het plangebied wordt aan alle zijden omsloten door nieuwbouw:

- scholen en woningen aan de Maria Montessoristraat;

- woningen aan de Nemahoweg en ook voornamelijk woningen aan het Zaagmolenpad.

De belangrijkste ontsluitingswegen in de directe omgeving van het plangebied zijn de Keppelseweg en de Energieweg. In het plangebied zijn het Zaagmolenpad, de IJsselstraat, de Maria Montessoristraat en de Torenallee de belangrijkste erfontsluitende wegen.

Na voltooiing van de woningen in het plangebied Heelweg middengebied zal het meeste autoverkeer van en naar het plangebied via het Zaagmolenpad, Maria Montessoristraat en Nemahoweg worden afgewikkeld.

2.3 Beschrijving toekomstige situatie     

2.3.1 Stedenbouwkundig plan 11-03-2021     

Het stedenbouwkundig plan 2006 voldeed niet meer aan de huidige beleidskaders en is daarom geactualiseerd. Zie Bijlage 2 Stedenbouwkundig ontwerp Heelweg 19-09-2006. Het vraaggericht bouwen (de herziene woningbouwstrategie) is de belangrijkste reden geweest voor de aanpassing hiervan.

Het wijzigingsplan is binnen de ruimte van de wijzigingsbevoegdheid van het vigerend bestemmingsplan 'Torenallee 2008' opgesteld. In verband hiermee is een geactualiseerd stedenbouwkundig plan opgesteld voor uitsluitend het terrein tussen de Heelweg, Maria Montessoristraat, Zaagmolenpad en Nehamoweg. Het plangebied Heelweg middengebied wordt omsloten door het gebied tussen de Keppelseweg, Energieweg en de Oude IJssel waar de laatste jaren al een aantal nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden.

verplicht

afb. stedenbouwkundig plan

Het stedenbouwkundig plan is als Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan Heelweg middengebied 11-03-2021 bij deze toelichting gevoegd.

In de strook aan de Energieweg zijn een tweetal markante schoolgebouwen verrezen en ten zuiden van het Zaagmolenpad is een complete woonbuurt IJsseltuinen ontwikkeld. De buurt kent een oost-west structuur met aan de Oude IJssel gestapelde woonblokken. Ten noorden van de Heelweg is tussen de Maria Montessoristraat en de Majoor Boshardtstraat een strook met vrijstaande woningen gebouwd onder een vrije architectuur. Ten oosten de Nehamoweg zijn kleinschalige woonblokken gesitueerd o.a. rondom de voormalige fabriek met markante schoorsteen.

Het aanwezige groen beperkt zich in hoofdzaak tot lijn beplanting met bomen langs de Heelweg, Zaagmolenpad en een relict uit de oude structuur een flink bosje op de kruising Nehamoweg/ Zaagmolenpad.

Ook binnen plangebied Heelweg middengebied is er gekozen voor een Oost-West ruimtelijke structuur. De buurt is opgespannen langs de zichtlijn tussen het Metzo College en de schoorsteen van de voormalige fabriek met in het verlengde daarvan de St Catharinekerk. Met een tweede lijn tussen het Graafschapscollege en het bestaande bosje op de kruising Nehamoweg/ Zaagmolenpad is het woongebied verankerd in de omgeving. Via noord/zuid groenstructuren is aansluiting gevonden met het gebied ten zuiden van het Zaagmolenpad.

Op de langgerekte oost-west lijnen zijn meanderende woonstraten gelegd met een beperkte rijbreedte van 4,5 meter om hardrijden te voorkomen. Net zoals de Heelweg en in mindere mate het Zaagmolenpad worden de wegen begeleid door laanbeplanting. Aan deze straten wordt aan een zijde direct gewoond terwijl aan de andere zijde van de weg een aantal woonclusters zijn ontsloten. Indien nodig kunnen deze entrees verhoogd worden aangelegd. De woonclusters zijn divers van vorm en kennen ook een wisselende woontypologie. Maar hebben een ding gemeen ze worden voor de auto vanaf de binnenzijde ontsloten. Parkeren wordt zoveel mogelijk op binnenhoven of op eigen erf verzorgd. Centraal in het projectgebied is in de strook langs het Zaagmolenpad krachtige bebouwing gedacht met zorgwoningen van 4 lagen hoog en een binnentuin met paviljoen. De verbindende bebouwing in het projectgebied tussen IJsseltuinen en het middengebied.

De noord-zuid gelegen groenstructuren worden voorzien van voetpaden en zoveel mogelijk langs het watersysteem geleid. De tuinen aan de achterzijde en zijkanten van de woonclusters worden zorgvuldig vormgegeven door hagen en waar nodig met afschermende beplanting.

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de invulling en de uitwerking van het Heelweg middengebied die in het bestemmingsplan Torenallee 2008 al was voorzien en de afronding vormt van het Plan Heelweg (3).

Indicatief bouwprogramma

  • 24 starterswoningen
  • 55 aaneengebouwde woningen
  • 32 appartementen (verdeeld over 2 woongebouwen met 20 en 12 appartementen)
  • 16 levensloopbestendige woningen
  • 36 dubbele woningen
  • 10 vrijstaande woningen
  • woonzorgcomplex 99 wooneenheden, bestaande uit
  1. 32 (zelfstandige) zorgstudio's
  2. 43 zorgwoningen
  3. 16 woonappartementen
  4. 8 woonappartementen
  5. beleveningstuin met commercieel paviljoen ten behoeve van het woonzorgcomplex en zo mogelijk buurtfunctie en/of ondergeschikte horecafunctie.

Het totaal aantal woningen/wooneenheden bedraagt maximaal 272.

Toelichting woonzorgcomplex

Er is een trend ontstaan om zelfredzaamheid en participatie bij elkaar te brengen. Het voor elkaar willen zorgen neemt ruimere vormen aan. Mensen die eenzaam zijn, veilig willen wonen, een zorgvraag hebben en met gezonde partners samen willen blijven wonen. Gezamenlijke ruimtes met elkaar delen, samen eten bereiden en nuttigen en elkaar helpen met zaken die ze vroeger zelf konden en nu hulp bij nodig hebben. Doel is samen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en als de hulp niet meer geboden kan worden dan is de zorg in nabijheid voor noodzakelijk directe zorgondersteuning.

Aandacht en zorg leiden er toe dat mensen gelukkiger samenwonen en minder snel een beroep doen op de zorg. Deze vorm van 'zorg wonen' is voor de gemeenschap kostenbesparend, er wordt pas als het niet meer kan een beroep gedaan op de WMO (gemeente). Ultiem is er de mogelijkheid tot WLZ-zorg (Rijk).

In onderhavig plan Heelweg middengebied wordt 'zorg wonen' nieuwe stijl ook geïntroduceerd. De doelgroepen zijn vooral senioren die eenzaam, alleenstaand zijn, veilig willen wonen en/of een directe zorgvraag hebben. Voor hen worden hier ook gezamenlijke ruimten voor ontmoeting en sociale contacten gerealiseerd en is de faciliteiten aan zorg nabij.

Het woonzorgcomplex wordt ontwikkeld in samenwerking met de/een (lokale) zorgaanbieder. Het complex biedt ruimte voor 99 wooneenheden in verschillende vloeroppervlakten. Tevens zijn er gemeenschappelijke ontmoetingsruimten in het gebouw en in het paviljoen, die gebruikt kunnen worden door bewoners of andere geïnteresseerden. Deze gemeenschappelijke ontmoetingsruimten kunnen in de toekomst als wooneenheid worden gebruikt als er onvoldoende gebruik gemaakt wordt van deze voorzieningen.

Er ontstaat een deels besloten plein door de U-vormige grondvorm van het gebouw met een vrijliggend paviljoen. De ‘groene setting’ in stedelijke sfeer komt tot uitdrukking aan de westzijde van het appartementencomplex. De bouwmogelijkheden voor een appartementencomplex zijn hier beperkt tot op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van 65% om een ruime belevingstuin te kunnen aanleggen. De belevingstuin met het paviljoen maakt een integraal onderdeel uit van de ontwikkeling in dit deelgebied. Het paviljoen krijgt een lichte, transparante verschijningsvorm. De belevingstuin is ook toegankelijk voor buurtbewoners. Lichte horeca in de vorm van een dagzaak en/of restaurant is hier ook mogelijk.

Hoekinvulling Zaagmolenpad/Nemahoweg

Op de hoek Zaagmolenpad/Nemahoweg wordt voorzien in een beperkte woningbouwontwikkeling bestaande uit de bouw van een appartementengebouw in 3 bouwlagen. De bedrijfsactiviteiten op deze hoek worden beëindigd. Deze ontwikkeling van de hoeklocatie maakt onderdeel uit van de totale gebiedsontwikkeling.

Binnen het woongebouw worden maximaal 12 appartementen met een oppervlakte van circa 75 m2 gerealiseerd. Op eigen terrein worden bijbehorende parkeerplaatsen (20 stuks) aangelegd met een kleine berging voor elk appartement. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de nieuwe functies binnen het hoekperceel.

verplicht

afb. stedenbouwkundige opzet hoekinvulling Zaagmolenpad/Nemahoweg

De voormalige bedrijfswoningen - Heelweg 21, Zaagmolenpad 6 en 8 - binnen het plangebied blijven gehandhaafd en zullen gebruikt worden als burgerwoning.

Beeldkwaliteitsplan

Met de uitvoering van het plan Heelweg middengebied wordt gestreefd een wijk te creëren met verschillende woonmilieus. Verscheidenheid in eenheid is hierbij het thema. De verschillende deelgebieden zijn onderverdeeld in A tot en met E. Zie navolgende afbeelding met deze deelgebieden.

verplicht

Voor impressietekeningen van de beoogde nieuwbouw in de verschillende deelgebieden wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitsplan Heelweg, dat als Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan Stadspark Keppeloord bij deze toelichting is gevoegd.

Parkeren en ontsluiting

De belangrijkste ontsluitingswegen in de directe omgeving van het plangebied zijn de Keppelseweg en de Energieweg. In het plangebied zijn het Zaagmolenpad, de IJsselstraat, Maria Montessoristraat en Nemahoweg de belangrijkste erfontsluitende wegen. Na voltooiing van de (bouw)werkzaamheden in het plangebied zal het meeste autoverkeer van en naar deze delen van het plangebied via het Zaagmolenpad en Maria Montessoristraat worden afgewikkeld.

Het plangebied kent een interne lus - bestaande uit secundaire wegen - die het meeste verkeer in het binnengebied afwikkelt. Zie navolgende afbeelding.

verplicht

Langs de Keppelseweg loopt een aantal buslijnen (lijn 27 en 82) richting centrum en/of spoorwegstation. De inrichting van de straten (het wegbeeld) dient het gewenste rijgedrag en de rijsnelheid af te dwingen. Om dat doel te bereiken worden de verschillende verkeersruimtes herkenbaar gemaakt door afwisseling in kleur- en materiaalgebruik. Verder zullen in de erftoegangsstraten en op de gebiedstoegangsstraten snelheidsremmende maatregelen worden getroffen op locaties waar kwetsbare verkeersdeelnemers de weg moeten kruisen. Bij de inrichting van de openbare verkeersruimten voor de auto, de fietser en de voetganger staat de kwaliteit van de leefomgeving centraal. De openbare verkeersruimten dienen zó ontworpen te worden dat deze ruimten na realisatie goed beheerd kunnen worden.

De wegen in het plangebied zijn met name bedoeld voor bestemmingsverkeer en hebben een smal wegprofiel. De toegestane maximum snelheid van 30 km/uur is hierop afgestemd.De ontsluitingswegen Zaagmolenpad en Maria Montesorristraat zijn ingericht met verkeersremmers.

Het parkeren vindt plaats op eigen erf/tuin bij de woning of in de hoven. Een klein deel van het parkeren wordt opgelost in de openbare ruimte. Zie verder onder paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren.

Groen en water

De oever van de Oude IJssel - in de directe nabijheid van het plangebied - heeft een belangrijke recreatieve betekenis voor de bewoners van de nieuwe wijk en Doetinchem in het algemeen. De oever is voor de wandelaar/bewoner op meerdere plekken bereikbaar. Een deel van het openbare groengebied heeft een functie voor de waterberging en -infiltratie.

Bomen 

Een groot aantal bomen aan de Heelweg verkeert in slechte staat en vormt hierdoor een mogelijk veiligheidsrisico. In verband hiermee is een onderzoek ingesteld naar de gezondheid (en levensverwachting) van deze bomen. Het betreft 24 volwassen bomen en 21 jonge bomen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat een aanmerkelijk aantal bomen vervangen moet worden. Zie Bijlage 4 Boomonderzoek Heelweg Doetinchem 23-10-2020 bij deze toelichting.

De laan Heelweg wordt opgewaardeerd door de in slecht staat verkerende bomen te vervangen. De vervanging vindt achtereenvolgens plaats bij bomen met een levensverwachting < 5 jaar, 5 - 10 jaar, 10 - 15 jaar en >15 jaar). Negentien van de volwassen Amerikaanse eiken bevinden zich in de laatste levensfase. Vervanging hiervan kan op korte termijn plaatsvinden. In het groenplan is aangegeven welke boomsoorten teruggeplaatst gaan worden. Zie Bijlage 18 Groenplan Stadspark Keppeloord 07-01-2022.

Tevens wordt het profiel van de laan Heelweg bijgewerkt en geschikt gemaakt voor de ontsluiting van de aan de Heelweg gelegen woningen. Het gebruik van de Heelweg blijft overigens primair bestemd voor wandelaar en fietsers.

Duurzaamheid, energieneutraliteit, biodiversiteit

De daken van de woningen en/of bijgebouwen zijn door de zuidelijke (en deels oostelijke) oriëntatie geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen. De nieuwe woningen worden 'gasloos' gebouwd in combinatie met het gebruik van een warmtepomp (of een andere warmte-installatie).

Belangrijk in het beperken van hittestress is het gebruik van verkoelende materialen, en het creëren van zoveel mogelijk schaduw. Dat is in plan Heelweg middengebied goed toegepast. Het grote percentage groen oppervlak in het plan is voordelig voor het beperken van hittestress. Ter vermindering van hittestress blijven de erven bij de woningen zo groen mogelijk. Het hemelwater van het dakoppervlak en van de verharding wordt afgekoppeld van het rioolstelsel en geïnfiltreerd op eigen terrein/erf en in wadi's in het openbaar gebied. Er wordt zo weinig mogelijk verharding aangelegd in de parkeerhoven en andere openbare parkeerplaatsen. Bij de inrichting van de binnenerven en de aanleg van parkeerplaatsen zal gebruik worden gemaakt van grasbeton(tegels).

Binnen het plangebied bestaat voldoende capaciteit om al het hemelwater te infiltreren in de bodem (Zie paragraaf 4.4. Waterhuishouding). Toekomstige bewoners kunnen ook een bijdrage leveren om wateroverlast te voorkomen door ook op eigen terrein water af te koppelen en te infiltreren of op andere wijze te gebruiken op eigen terrein. Dit gebeurt op vrijwillige basis.

De infiltratie van hemelwater komt ten goede aan het grondwaterpeil, het beperkt verdere verdroging en het voorkomt overbelasting van rioolwaterzuiveringsinstallaties.

De nieuwe woningen worden bij voorkeur levensloopbestendig ontworpen met onder andere brede deuropeningen, brede trapopgangen geschikt voor het plaatsen van trapliften voor de ruimten op de verdieping en een voldoende ruime badkamer.

Biodiversiteit 

In het stedenbouwkundig plan is te zien dat het plan veel groen oppervlak bevat (45 %). Een percentage van minstens 15 % biodivers groen, dat is verspreid en verbonden over het hele plangebied is stimulerend voor het behoud en versterken van de biodiversiteit. Ter bevordering van de biodiversiteit wordt een verscheidenheid aan beplanting aangebracht zoals verschillende boom- en plantensoorten, maar ook lagere beplanting zoals knip- en scheerheggen van beuk en struweelbeplanting, gebruik bloemrijke grasmengels in de geplande groenvoorzieningen.

De aanleg van planten- en bomensoorten wordt vastgelegd in het beplantingsplan voor Heelweg middengebied. In dit uitvoeringsplan zal ook aandacht besteed worden aan de 'groene' aankleding van de laan Heelweg.

Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar Bijlage 17 Verhardingen en terreininrichting 11-01-2022 en Bijlage 18 Groenplan Stadspark Keppeloord 07-01-2022.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit wijzigingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid     

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)     

De NOVI (vastgesteld (11-09-2020) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen die zich aandienen.

De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt.

Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Conclusie

Met de bouw van een groot aantal woningen (272) nabij het centrum van Doetinchem wordt een substantiële bijdrage geleverd aan de vermindering van de huidige woningnood. Ruimte voor klimaatadaptatie wordt geboden door bij de inrichting van het plangebied veel groen aan te leggen en bijvoorbeeld hemelwater af te koppelen en in de bodem te infiltreren.

De voorgenomen ontwikkeling betreft een toekomstbestendig en duurzaam wooninitiatief in het bestaande stedelijk gebied van de stad Doetinchem en sluit daarmee aan op de gestelde prioriteiten van de NOVI.

3.2.2 Nationale woonagenda 2018-2021     

In de afgelopen jaren is er een fors woningtekort ontstaan in Nederland. Op veel plekken is het moeilijk om een huis te vinden dat past bij de wensen en mogelijkheden van woningzoekenden. Om dit op te lossen zouden er, rekening houdend met de sloop van 12 tot 13 duizend woningen per jaar, tot 2025 zo’n 700 duizend woningen moeten worden bijgebouwd. Dat betekent vanaf nu een jaarlijkse opgave van gemiddeld 75 duizend woningen.

Alleen woningen bijbouwen is niet genoeg. Zowel de nieuwbouw als de bestaande woningvoorraad moet passen bij de vraag van huishoudens die een woning zoeken, nu en in de toekomst. Wat deze vraag is moet op regionaal en lokaal niveau worden bepaald, net als wat er naast de bouw van woningen nog meer moet gebeuren, bijvoorbeeld meer doorstroming, voldoende aansluiting op het vervoer en aandacht voor vraagstukken gerelateerd aan krimp. Juist gemeenten en provincies gezamenlijk zijn in staat maatwerkoplossingen te bieden voor de inwoners.

Conclusie

Het initiatief waarbij een forse woningbouwopgave mogelijk wordt gemaakt is in overeenstemming met Nationale woonagenda 2018-2021. De woningbouwopgave voor de gemeente Doetinchem is uitgewerkt in de Woningbouwstrategie 2019. Zie paragraaf 3.4.2.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden, aangevuld met diverse wijzigingen, waaronder de wijziging van 18 mei 2016 voor de Grote Rivieren. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen:

  1. Rijksvaarwegen;
  2. Grote rivieren,
  3. Defensie,
  4. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  5. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
  6. Natuurnetwerk Nederland;
  7. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Conclusie

Geen van deze nationale belangen zijn in het geding bij de uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan.

3.2.4 Ladder duurzame verstedelijking     

De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2) en is per 1 juli 2017 gewijzigd. De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt, de schaarse ruimte zorgvuldig wordt gebruik en overprogrammering wordt voorkomen. De Ladder geldt bij stedelijke ontwikkelingen zoals bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur, indoorsport en leisure. In het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing moet een motivatie worden opgenomen of er aan de hand van de Ladder gekeken is of het project past bij de actuele behoefte en of de functies binnenstedelijk kunnen worden gerealiseerd. Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de Ladder moeten worden doorlopen.

De bestemmingsverandering die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is aan te merken als een “stedenbouwkundige ontwikkeling”, waarop de Ladder van toepassing is. Indien het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Bestaand stedelijk gebied wordt omschreven als bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De laddertoets is in een afzonderlijk document opgenomen in  Bijlage 5 Laddertoets voor duurzame verstedelijking 28-02-2022.

De conclusie van de Laddertoets kan als volgt worden weergegeven:

Het plangebied wordt formeel aangemerkt als een niet binnenstedelijke ontwikkeling. Stedenbouwkundig betreft het echter een inbreidingslocatie in een verstedelijkt gebied. Het plangebied wordt omringd en ingesloten door stedelijke functies zoals scholen en woningen.

Het voorliggende wijzigingsplan voor woningbouw vormt de definitieve afronding van een grootschalige stedelijke ontwikkeling die ligt tussen het centrum - met de winkels en de uitgaansgelegenheden - en de planmatige stadsuitbreidingen.

3.2.5 Conclusie Rijksbeleid     

Geconcludeerd wordt dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de beleidsuitgangspunten die gesteld worden op rijksniveau.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid     

3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland     

De provincie legt de focus op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt uitvoering gegeven aan de hiervoor vermelde ambities. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.

Conclusie

Het voorliggende plan legt een nieuwe woningbouwontwikkeling vast. De omgevingsvisie is daarom ook van invloed op het wijzigingsplan. In de regels van het wijzigingsplan is de mogelijkheid voor zonnepanelen of andere voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie op het dak toegestaan is met een algemene gebruiksregel. Daarnaast wordt er in het plan (zie onder paragraaf 2.3 Beschrijving toekomstige situatie) aandacht besteed aan het gebruik van duurzame materialen, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen.

Het plan sluit derhalve aan op de provinciale visie.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland     

De Omgevingsverordening is op 31 maart 2021 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 16 april 2021. Hierin zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving.

Op 15-12-2021 is 8e actualisatie van de Omgevingsverordening vastgesteld en is in werking getreden op 01-02-2022.

Omgevingsverordening Gelderland - onderdeel Wonen

De verordening bevat regels die er voor zorgen dat de doelen uit de visie worden behaald. Alle ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Gelderland moeten derhalve voldoen aan deze regels.

In de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot nieuwe woonlocaties.

Artikel 2.1 Regionale woonagenda

  1. Per regio stellen de gemeentebesturen een regionale woonagenda op.
  2. Gedeputeerde Staten stellen de regionale woonagenda vast, als de agenda in overeenstemming is met de regionale opgave en het meest recente provinciale beleid.
  3. Als nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of een noodzakelijke actualisatie van de vigerende regionale woonagenda nog niet heeft plaatsgevonden, beoordelen Gedeputeerde Staten, totdat die regionale woonagenda is vastgesteld of na actualisering opnieuw is vastgesteld een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt aan de volgende criteria:
    1. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    2. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    3. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling.

In het kader van een duurzame verstedelijking heeft de provincie Gelderland regels gesteld met betrekking tot verstedelijking. Hiervoor wordt in samenwerking met de regio (in dit geval de regio Achterhoek) afspraken gemaakt. Deze regionale afspraken worden door vertaald in de gemeentelijke verstedelijksopgaven. In het onderhavige plan gaat het op het toevoegen van woningen waaronder ook (zorg)woningen worden verstaan.

De regio Achterhoek heeft hiervoor de 'Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025' vastgesteld (zie paragraaf 3.3.5). De gemeente Doetinchem heeft dit beleid door vertaald in de woningbouwstrategie 2019' (zie paragraaf 3.4.2). Onderhavig plan voldoet aan het provinciale beleid. Zie voor de nadere verantwoording de betreffende beleidsparagrafen van de 'lagere' overheden.

Afdeling 2.7a Klimaatadaptatie Artikel 2.65b (klimaatadaptie)

1. Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

2. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

a. waterveiligheid;

b. wateroverlast;

c. droogte; en

d. hitte.

3. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt.

In de paragraaf 4.4 Waterhuishouding wordt onder het kopje 'klimaatadaptatie' op de aspecten wateroverlast, droogte en hitte.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie en -verordening. Er gelden binnen het plangebied geen beperkende voorschriften/regels vanuit de visie en verordening.

3.3.3 Actieplan Wonen 2020 - 2025     

Gelderland heeft te maken met een urgente vraag naar meer woonruimte. Tot 2030 moeten er in de provincie ruim 80.000 nieuwe woningen gebouwd worden. De urgentie is zo hoog, dat provincie Gelderland met dit Actieplan Wonen een bijdrage wil leveren aan de uitvoering van de bouwopgave.

Drie navolgende doelen staan in dit actieplan centraal:

Doelstelling 1: versnelling van de woningbouw (sneller);

Doelstelling 2: meer betaalbare woningen (betaalbaar);

Doelstelling 3: meer flexibele woonvormen (flexibel).

Met het Actieplan Wonen wordt de komende vijf jaar de bouw van circa 45.000 woningen versneld. Dit aantal woningen is onderdeel van de 80.000 nieuwe woningen die in Gelderland tot 2030 gerealiseerd moeten worden. De krapte op de Gelderse woningmarkt doet zich vooral voor in het sociale en middensegment. Hier is de behoefte aan betaalbare huur- en koopwoningen veel groter dan de beschikbaarheid.

Conclusie

Het plan geeft invulling aan het gemeentelijke woningbouwprogramma en past binnen het provinciaal beleid. Het vigerend bestemmingsplan Torenallee 2008 met de wijzigingsbevoegdheid geeft de mogelijkheden hiervoor. De uitvoering van het wijzigingsplan past ook binnen het provinciale beleid zoals verwoord in het Actieplan Wonen 2020 - 2025 (uitgave maart 2020).

3.3.4 Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek     

De groei van het aantal huishoudens in de regio Achterhoek houdt langer aan dan eerder voorzien. Dit betekent dat er extra woningen moeten komen om te kunnen voorzien in de kwalitatieve behoefte die er nu en in de toekomst is. Daarom is in regionaal verband vanuit de thematafel Wonen en Vastgoed de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' opgesteld en door alle Achterhoekse gemeenteraden vastgesteld. De gemeenteraad van de gemeente Doetinchem heeft deze notitie op 26 september 2019 vastgesteld. Op basis van deze notitie wordt onder voorwaarden ruimte gegeven aan de bouw van extra woningen in de regio Achterhoek. Daarmee moeten nieuwe plannen voor het toevoegen van woningen in ieder geval worden getoetst aan de volgende drie voorwaarden/kwaliteitscriteria:

  • de behoefte is aangetoond,
  • voorrang voor transformatie van leegstaand vastgoed (verbouw of nieuwbouw na sloop) en
  • inbreiding gaat voor uitbreiding.

De notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' is door de provincie Gelderland vastgesteld als wijziging op een aantal passages van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025. Meer hierover in paragraaf 3.3.5 Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025.

Tegelijkertijd heeft de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem, conform en met in achtneming van de inhoud van de notitie, het college van burgermeester en wethouders opdracht gegeven om de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' nader uit te werken voor de gemeente Doetinchem. Deze nadere uitwerking is noodzakelijk om daadwerkelijk medewerking te kunnen verlenen aan plannen voor het toevoegen van nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem. De nadere (lokale) uitwerking heeft zijn beslag gekregen in de 'Woningbouwstrategie 2019'. Meer hierover in paragraaf 3.4.2 Woningbouwstrategie 2019.

Conclusie

De toetsingscriteria zijn nader uitgewerkt in de herziene woningbouwstrategie 2019. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 3.4.2 Woningbouwstrategie 2019. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de criteria van de woningbouwstrategie. Dit is bij de principemedewerking door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

3.3.5 Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025     

Op 25 juni 2015 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld als opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar procesbegeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven.

De in paragraaf 3.3.4 toegelichte notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek', zal de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 voor wat betreft het kwantitatieve deel vervangen. Dit betekent concreet dat passages uit de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 die (in relatie tot inmiddels verouderde prognoses) betrekking hebben op (de afspraken over) het aantal (netto) toe te voegen woningen tot 2025 (inclusief de in 2015 afgesproken verlaging met 10%) niet meer van toepassing zijn c.q. worden vervangen door de inhoud van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek'. Daarmee wordt op grond van regionaal beleid ruimte geboden om woningen toe te voegen voorzover die woningen (onder andere) voorzien in een aantoonbare behoefte in plaats van dat de ruimte die er is om woningen toe te voegen een afgeleide is van een afgesproken maximaal aantal woningen (het woningcontingent). Daarnaast is met het vaststellen van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' de onwenselijkheid die in de Regionale Woonagenda 2015-2025 is opgenomen ten aanzien van het toevoegen van extra woningen in de kleine kernen en het buitengebied niet meer van toepassing voor nieuwe plannen.

De in de Regionale Woonagenda 2015-2025 opgenomen mogelijkheid voor maatwerkoplossingen in incidentele gevallen blijft onverkort van toepassing op bestaande en nieuwe plannen die betrekking hebben op het toevoegen van woningen in de kleine kernen en het buitengebied. De provincie Gelderland stelt de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' vast als wijziging van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 op de hiervoor genoemde passages.

Plannen die betrekking hebben op het toevoegen van nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem en voldoen aan de lokale uitwerking van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' c.q. de 'Woningbouwstrategie 2019', zijn daarmee ook passend binnen de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025.

Conclusie

De ontwikkeling van het voorliggende plan was al jaren geleden voorzien en komt nu tot uitvoering. Het initiatief past binnen de kaders van de regionale woonagenda.

3.3.6 Waterbeheerprogramma 2022 - 2027     

In waterbeheerprogramma van het waterschap Rijn en IJssel zijn de contouren van de ambities aangegeven. Samen met de partners wordt invulling gegeven aan deze opgaven. Daarbij wordt ingezet op:

  • Klimaatrobuust gebied

Het regionaal watersysteem flexibel inrichten om een optimale balans tussen te nat en te droog te bereiken.

  • Veilig gebied

Bescherming tegen overstromingen vanuit de grote rivieren en grotere beken.

  • Gezonde leefomgeving

Zorgen voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de ecologie in het gebied.

  • Circulaire economie en energietransitie

Samenwerken aan een klimaatneutrale taakuitvoering en circulaire economie.

In het plangebied worden wadi's aangelegd voor het infiltreren van schoon hemelwater van de dakvlakken en de verhardingen. Overbelasting van het rioleringssysteem wordt voorkomen en het grondwater wordt op natuurlijke wijze aangevuld. Voor andere wateraspecten wordt kortheidshalve ook verwezen naar paragraaf 4.4 Waterhuishouding.

Conclusie

De woningbouwontwikkeling is niet strijdig met de beleidsuitgangspunten van het Waterschap Rijn en IJssel.

3.3.7 Conclusie provinciaal en (boven)regionaal beleid     

Dit wijzigingsplan voorziet in de bouw van een substantieel aandeel woningen voor jongeren/starters en senioren. Met de bouw van deze duurzame woningen voor meerdere doelgroepen wordt voorzien in een urgente vraag naar woningen binnen de bebouwde kom nabij het centrum van Doetinchem. Daarom heeft het college van burgemeester en wethouders principemedewerking verleend aan het wijzigingsplan en is het vervolg de start van de wijzigingsprocedure.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025     

Met de demografische ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende regionale afspraken over het aantal nieuw te bouwen woningen, komt de nadruk meer te liggen op de kwalitatieve ontwikkeling van de woningvoorraad. De lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025, vastgesteld op 22 september 2016, is een lokale uitwerking van de opgaven zoals die in de Regionale woonagenda omtrent de kwaliteit van de woningvoorraad zijn benoemd. Het gaat hierbij om opgaven op het gebied van duurzaamheid en het langer zelfstandig thuis wonen. In de lokale woonagenda wordt onder andere de ambitie uitgesproken dat de woningvoorraad in de gemeente Doetinchem bijdraagt aan energieneutraliteit van de gemeente Doetinchem in 2030 en wordt gekenmerkt door een hoge mate van levensloopbestendigheid om langer zelfstandig wonen mogelijk te maken.

Conclusie

Bij de uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan wordt ingezet op duurzame nieuwbouw waarmee een positieve bijdrage wordt geleverd aan een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de woningvoorraad.

3.4.2 Woningbouwstrategie 2019     

Op 28 november 2019 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Woningbouwstrategie 2019 vastgesteld. De Woningbouwstrategie 2019 biedt ruimte om, onder bepaalde voorwaarden, nieuwe woningen te realiseren die aansluiten bij de vraag om in gemeente Doetinchem te wonen.

De afgelopen jaren waren er, vanwege afspraken binnen de Achterhoek, beperkte mogelijkheden om nieuwe woningen te realiseren. Naar aanleiding van recente onderzoeken, en signalen vanuit de samenleving, hebben Achterhoekse gemeenten nu meer ruimte om medewerking te verlenen aan het realiseren van nieuwe woningen die aansluiten bij de behoefte.

Deze herziene woningbouwstrategie 2019 wordt gezien als een trendbreuk met het krimpscenario in de regionale woonagenda. Er bestaat om uiteenlopende redenen een urgente vraag naar onder andere passende en betaalbare woningen.De navolgende tabel geeft een indicatie van de woningbehoefte van de kern Doetinchem aan in de periode 2018 - 2028 .

Figuur 1: Indicatie van de woningbehoefte Doetinchem in de periode 2018 - 2028

verplicht

Figuur 2: Ontwikkelingsrichting van de woningbehoefte volgens Companen met aanvulling van de gemeente. Hoe meer V-tjes, hoe groter de behoefte.

verplicht

In de kern Doetinchem is de aanvullende behoefte aan toegankelijke sociale huurwoningen relatief klein, omdat daar verhoudingsgewijs al een groter aantal toegankelijke woningen in de sociale huursector aanwezig is. Hetzelfde kan gezegd worden over de toegankelijke middenhuurwoningen in de kern Doetinchem. Er zijn al voldoende toegankelijke middenhuurwoningen in de kern Doetinchem beschikbaar; er is nauwelijks een additionele behoefte.

De behoefte aan goedkope koopwoningen (tot € 185.000) en iets duurdere koopwoningen (tot € 250.000) bestaat in alle kernen, maar in Doetinchem en Wehl richt die behoefte zich wat meer op tweekappers.

De behoefte aan dure koopwoningen in de kern Doetinchem komt niet echt prominent naar voren uit vorige tabel, terwijl de behoefte aan binnenstedelijke kavels in de kern Doetinchem, afgaande op de flinke wachtlijsten bij de gemeente, groot is.

In de Woningbouwstrategie 2019 is opgenomen onder welke voorwaarden nieuwe woningen in gemeente Doetinchem gerealiseerd mogen worden. Ingediende plannen van particulieren, ontwikkelaars en gemeente Doetinchem zelf worden op basis van de Woningbouwstrategie 2019 beoordeeld. In de Woningbouwstrategie 2019 staat (samengevat) dat:

  • de behoefte voor de nieuwe woning(en) moet zijn aangetoond;
  • met het realiseren van de woning(en) de kwaliteit van de omgeving verbetert (bijvoorbeeld doordat een leegstaand en/of vervallen pand wordt omgebouwd naar woningen).
  • de nieuwe woning(en) in principe binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd.

Toetsing

Bij de bouw van meer dan 10 woningen moet het aandeel goedkope (koop)woningen 20% bedragen. Dit percentage kan worden verlaagd door het toevoegen van andere gewenste segmenten, dus tiny houses, bijzondere woonvormen en vormen van collectief particulier opdrachtgeverschap of door een bijdrage te leveren aan de realisatie van de 400 sociale huurwoningen van Sité. In onderhavig plan is opgenomen:

  • 24 sociale starters woningen (huur)
  • 32 (zelfstandige) zorgwoningen als bijzondere woonvorm (huur).

Conclusie

Aan de vraag naar onder andere nieuwe, betaalbare woningen voor verschillende doelgroepen nabij het centrum van een grotere stad kan nauwelijks worden voldaan en was niet voorzien. Met de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan wordt toch voorzien in de bouw van een sociaal en divers programma; kleinere woningen voor jongeren en starters, woningen voor doorstromers en voor senioren binnen de bebouwde kom alsmede een zorgprogramma. Voorts wordt voldaan aan het gestelde percentage van de bouw van 20% goedkope (huur)woningen. De omgevingskwaliteit verbetert door onder andere de verplaatsing van het milieubelastend bedrijf aan het Zaagmolenpad. Daarnaast vindt er sloop plaats van leegstaande en vervallen panden.

Deze ontwikkeling past geheel binnen de kaders van de Woningbouwstrategie 2019.

3.4.3 Structuurvisie Doetinchem 2035     

Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. Daarbij gelden vier thema's, waarvan de volgende twee voor de ontwikkelingen in het plangebied van belang zijn. Dit zijn:

  • kwaliteit en versus kwantiteit;
  • economische kansen

Kwaliteit en beleving in het buitengebied

De verschuiving van het accent naar beheer biedt kansen voor kwalitatieve ontwikkeling. Doetinchem moet aantrekkelijk zijn voor bewoners, bezoekers en bedrijven. In de structuurvisie ligt de focus op de beleving en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie streeft een hoge ruimtelijke kwaliteit na. De kwaliteit zal er overal weer anders uitzien en is op verschillende manieren te realiseren.

Economische kansen

De gemeente Doetinchem wil aantrekkelijk blijven door bestaande kwaliteiten te versterken en nieuwe kwaliteiten aan te boren. Inzet is het behoud van werkgelegenheid en het redden van de traditioneel sterke sectoren, zoals de maakindustrie en de zorg. Daarnaast zet de gemeente in op onverwachte kansen die zich voordoen en het anticiperen daarop. De stad moet vernieuwend zijn zonder de bestaande kwaliteiten te verwaarlozen.

Op Heelweg middengebied als onderdeel van het Plan Heelweg wordt in de Structuurvisie specifiek ingezoomd. Het is noodzakelijk om het stedenbouwkundig Plan Heelweg en Saronix uit te voeren. Het Plan Heelweg betrof de bouw van totaal vijfhonderd woningen en is grotendeels gefaseerd uitgevoerd. Het is voortgekomen uit het Masterplan de Schil.

Het plangebied Heelweg middengebied van het voorliggende wijzigingsplan bestaat nu nog vooral uit weilanden, bedrijven ten noorden van het Zaagmolenpad en een enkele woning en bedrijfswoningen. Het middengebied wordt bebouwd met grondgebonden woningen, appartementen en een zorgvoorziening.

Conclusie

Met de uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan wordt het Plan Heelweg definitief afgerond. Deze ontwikkeling past hiermee binnen deze Structuurvisie.

3.4.4 Waterplan Doetinchem     

Het Waterplan Doetinchem, december 2003, bestaat uit een Watervisie en een Waterprofiel. In de Watervisie wordt een beeld gegeven van het watersysteem van nu en in de toekomst. Het Waterprofiel is de routekaart van visie naar uitvoering.

Doetinchem bestaat uit vier belangrijke landschappelijke en hydrologische deelgebieden die bepalend zijn voor het functioneren van het watersysteem en de invloed van de waterketen daarop. Elk deelgebied heeft zijn eigen functies en thema's. In onderstaand schema zijn de deelgebieden, functies en thema's weergegeven:

verplicht

Per deelgebied zijn naar aanleiding van de functies en thema's in het Waterplan de aandachtspunten en de kansen per deelgebied beschreven.

Het moderne waterbeheer moet aan de navolgende basisprincipes voldoen:

  • toepassen drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren van water;
  • water van schoon naar minder schoon water laten stromen (geen afwenteling in watersysteem);
  • met water de identiteit van de plek zichtbaar maken;
  • een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • samenwerken en afstemmen;
  • balans in watersysteem en waterketen.

Door het naleven van deze basisprincipes ontstaat voor 2030 het navolgende algemene streefbeeld:

  • een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem;
  • een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water;
  • schoon, helder water met een gevarieerde natuurlijke begroeiing van oevers en watergangen;
  • een probleemloze waterbeheersing om overlast te voorkomen en veiligheid van de inwoners te garanderen;
  • evenwicht tussen watersysteem en waterketen;
  • goede samenwerking en afstemming tussen bij waterbeheer betrokken partijen, waardoor niet alleen beheer, beleid en onderhoud goed verlopen, maar men bovendien ook van elkaar leert;
  • er vindt geen bestuurlijke, financiële en ruimtelijke afwenteling plaats, verantwoordelijkheden zijn gezamenlijk vastgesteld (evenwicht is ingesteld), problemen worden ter plaatse opgelost.

In het waterplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. In paragraaf 4.4. Waterhuishouding wordt nader op het aspect 'water ingegaan. Dit plan sluit aan op het gestelde in het waterplan.

3.4.5 Continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem     

Op 21 september 2017 heeft de gemeenteraad de nota cultuurhistorie "Continuïteit in Karakter" vastgesteld. De nota “Continuïteit in Karakter” is een vervolg op de nota Doetinchem Cultuurhistorierijk! en zet het principe om de cultuurhistorie positief in beeld te brengen voort. Dat betekent dat er in het cultuurhistorisch beleid van de gemeente veel aandacht is voor:

  • besef van en waardering voor het cultuurhistorisch erfgoed
  • kennisvermeerdering over het cultuurhistorisch erfgoed
  • visualisatie en exposure van het cultuurhistorisch erfgoed
  • stimulering wisselwerking tussen cultuurhistorisch erfgoed, moderne stedenbouw en landschapsontwikkeling.

De gemeente Doetinchem kent verschillende historische identiteiten, zoals bijvoorbeeld landschap, wonen en werken, de middeleeuwse stad, de naoorlogse stad, de boerderijen in het buitengebied welke de komende jaren een leidraad moeten vormen voor het cultuurhistorisch beleid. Daarnaast moet het cultuurhistorisch beleid zoveel mogelijk aansluiten op bestaande wetgeving.

De nota Continuïteit in Karakter stelt de ambities voor een vijftal maatschappelijke thema's vast:

1. Ambitie krimp, leegstand en herbestemmen

2. Ambitie duurzaamheid en innovatie

3. Instandhouding

4. Kennis vergroting en uitwisseling

5. Leefomgeving en participatie

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen monumentale panden aanwezig. Het grootste deel van het plangebied is overigens onbebouwd en heeft nog een beperkte agrarische functie.

De voormalige bedrijfspanden en woningen binnen het plangebied hebben geen monumentale of andere beschermde status. Door de slechte staat van onderhoud is een aantal gebouwen reeds gesloopt. Door jarenlange leegstand is behoud van hiervan niet meer goed mogelijk.

Herontwikkeling van het gebied is niet in strijd met de beleidsuitgangspunten van de nota Continuïteit in Karakter, Cultuurhistorie Doetinchem.

3.4.6 Nota Parkeernormen Auto en fiets     

Op 8 juni 2017 heeft de raad de nota Parkeernormen Auto en Fiets vastgesteld. Parkeernormen hebben tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen voor te schrijven, dat voorzien wordt in de in te schatten parkeervraag. Dat aantal voorkomt dat door de aanleg van te weinig plaatsen er een tekort ontstaat. Ook voorkomt het toepassen van de normen dat er teveel plaatsen komen, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid nadelig wordt beïnvloed. De nota wil ook de toepassing van de normen voor burgers, bedrijven, gebouweigenaren en ontwikkelaars inzichtelijk maken. Het parkeerbeleid is voor het plangebied nader uitgewerkt in paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren.

Conclusie

Uit de beschrijving van paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren blijkt dat er binnen het plangebied voldaan wordt een de vereiste parkeernormen. De toekomstige bewoners zullen op eigen terrein voorzieningen dienen te treffen voor het stallen van hun fietsen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden     

4.1 Milieuaspecten     

Het onderhavige bestemmingsplan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de navolgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bodem;
  • geluid;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • luchtkwaliteit;
  • ecologie;
  • externe veiligheid.

4.1.1 Bodem     

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is inzicht nodig in de algemene milieukwaliteit van bodem en grondwater. Hiertoe is in 2020 (opnieuw) een bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek, nr. K203291 V3, 23-07-2020 bij de toelichting gevoegd.

De begrenzing van het onderzoekgebied is op de navolgende afbeelding aangeduid met een blauwe omlijning.

verplicht

begrenzing onderzoeksgebied

Conclusie

  • In de grond zijn maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen.
  • Het grondwater bevat van nature zware metalen.
  • De grond bevat geen asbest.
  • De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik.

Het terrein is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het voorgenomen gebruik.

4.1.2 Geluid     

wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het wettelijk kader voor de toegestane geluidsbelasting vanwege een weg bij geluidsgevoelige bestemmingen, waaronder woningen. In zijn algemeenheid stelt de Wgh eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg of wijziging van een weg.

De Wgh is slechts van toepassing voor zover het gaat om geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) binnen de geluidszone van een weg. Binnen deze zone wordt de geluidsbelasting berekend. De zone is afhankelijk van de ligging en het aantal rijstroken.

In het vigerend bestemmingsplan is de bestemming 'wonen' voorzien (wijzigingsbevoegdheid). Bij het wijzigingsplan moet de concrete uitwerking en situering van de geluidsgevoelige bestemmingen (wonen/zorg) in het plangebied inzichtelijk worden gemaakt met een akoestisch onderzoek. Het onderzoek toont aan of voldaan wordt aan de wettelijke eisen/geluidsnormen. Dit onderzoek is als Bijlage 7 Geluidbelasting wegverkeer op woningbouwlocatie Heelweg te Doetinchem nr. 20-140, 14-10-2021 aan de toelichting toegevoegd.

wettelijke geluidszones

De ontwikkeling ligt binnen de bebouwde kom van Doetinchem binnen de geluidzone van de Keppelseweg op ten minste 85 meter uit de as van de weg, de Energieweg op ten minste 87 meter uit de as van de weg.

De locatie grenst in het zuiden aan het Zaagmolenpad, dit deel van het Zaagmolenpad is een 30 km weg zonder geluidzone. Ook de IJsselstraat is een 30 km weg zonder geluidzone.

de geluidsbelasting

De geluidbelasting door wegverkeer op de Keppelseweg, de Energieweg en het 50 km deel van het Zaagmolenpad bedraagt op de gehele locatie minder dan 48 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Hogere waarden voor de geluidbelasting op deze wegen zijn niet nodig.

De geluidbelasting door wegverkeer op 30 km wegen bedraagt in het uiterste zuidwesten van de ontwikkeling meer dan 48 dB. Er zijn geen hogere waarden voor de geluidbelasting door wegverkeer op het Zaagmolenpad (30 km/u) nodig omdat deze weg geen wettelijke geluidzone heeft.

goede ruimtelijke ordening

De wettelijke normen van de Wet geluidhinder worden niet overschreden. Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de Wgh. Hierbij wordt gekeken naar de geluidsbelasting door alle wegen tezamen. Hiervoor wordt een geluidsnorm van 53 dB gehanteerd.

De geluidbelasting van 53 dB door alle wegen samen wordt op nagenoeg de hele locatie niet bereikt, met uitzondering van het uiterste zuidwesten van de locatie bij een afstand van minder dan 14 m van het Zaagmolenpad. Ingeval gebouwd wordt op een afstand van meer dan 14 uit de as van het Zaagmolenpad zijn geen extra geluidswerende voorzieningen aan de gevel van de woningen nodig.

Indien binnen deze afstand van 14 m wordt gebouwd zijn mogelijk aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig. Uit de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' zal te zijner tijd blijken of er aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig zijn. Hiervoor zullen aanvullende berekeningen moeten worden aangeleverd.

Er is voor het aspect 'geluid' sprake van goede ruimtelijke ordening als wordt voldaan aan de eisen voor de geluidwering (conform het Bouwbesluit).

Conclusie

Het geluidsaspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 7 Geluidbelasting wegverkeer op woningbouwlocatie Heelweg te Doetinchem nr. 20-140, 14-10-2021 bij de toelichting gevoegd.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering     

Inleiding

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. De richtafstanden in deze brochure zijn gebaseerd op het omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. In het voorliggende plan is er sprake van een gemengd gebied door de verschillende functies die in de omgeving aanwezig zijn. In een gemengd gebied mag de richtafstand met één trede worden verlaagd (met uitzondering van de laagste trede waarbij nog een richtafstand geldt van 10 m).

Aanwezige functies in de omgeving

In de omgeving van het plangebied komt een aantal milieubelastende functies voor. Deze functies zijn in onderstaande tabel opgenomen waarbij het adres, de SBI-code, de minimale richtafstand en de feitelijke afstand tot de dichtstbijzijnde woningen wordt vermeld.

Bedrijf Sbi-code Indicatieve afstand in m. Feitelijke afstand in m.
Rioolgemaal Zaagmolenpad 4 3700 30 10
Metzo College, Maria Montessoristraat 5 8532 30 30
Graafschap College, Maria Montessoristraat 3 8532 30 30
Supermarkt IJsselstraat, 7009 AS Doetinchem 471 10 45

Het gebied nabij de scholen kan worden gekenmerkt als een gemengd gebied. Hierdoor kan de richtafstand met 1 trede worden verlaagd naar 10 m. De afstanden van de voorgevel van de scholen naar de voorgevel van de geplande woningen bedraagt circa 30 m. Hiermee wordt al voldaan aan de richtafstand. Voor de bestaande scholen en de geplande nieuwbouw zijn er wederzijds geen belemmeringen.

De locatie van het rioolgemaal is gelegen in een gebied waar woonfuncties aanwezig zijn en gepland zijn. De richtafstand tot het rioolgemaal moet 30 m bedragen vanwege het geuraspect en 10 m vanwege het geluidsaspect.

De richtafstand van het rioolgemaal tot aan de bestaande woning Zaagmolenpad 6 en de geplande nieuwbouw woningen/appartementen op de hoek Zaagmolenpad/Nemahoweg wordt in principe gemeten vanaf de perceelsgrens van het gemaal tot aan de gevel van de woonbebouwing.

In het voorliggende geval kan echter voor de richtafstanden voor geluid en geur gemeten worden vanaf de zijgevel van het rioolgemaal omdat de ligging en contour van het rioolgemaal ruimtelijk begrensd is in de regels van dit wijzigingsplan. In de regels is opgenomen dat alleen het bestaande gebouw op die locatie (Zaagmolenpad 4) is toegestaan. Er kan geen uitbreiding plaats vinden van het gemaal en het gemaal kan ook niet worden verplaatst binnen het perceel. De geluids- en geurbron bevinden zich in het gebouwtje. Op de aansluitende gronden van het rioolgemaal vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats.

 

Geluid

Zoals hiervoor is aangegeven kan worden volstaan met een afstand van minimaal 10m tussen de zijgevel van het rioolgemaal en de zijgevel van de bestaande woning Zaagmolenpad 6 en de geplande nieuwbouw op de hoek Zaagmolenpad/Nemahoweg.

Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding opgenomen waarop de afstand aangegeven is tussen de zijgevel van het rioolgemaal en de uiterste bouwgrens van het bouwvlak. De afstand tot het geplande appartementengebouw op de hoek Zaagmolenpad /Nemahoweg en de bestaande (bedrijfs)woning op Zaagmolenpad 6 bedraagt minimaal 10 m. Aan de richtafstand van 10 m voor het geluidsaspect wordt dus voldaan. De woonfunctie op Zaagmolenpad 6 was overigens al aanwezig. Klachten over geluidshinder over het rioolgemaal zijn niet bekend.

verplicht

Geur

Aan de richtafstand van 30 m voor het milieu-aspect 'geur' wordt niet voldaan. De afstand voor geur kan echter worden verkleind tot 10 m indien aangetoond wordt dat de geurbelasting beperkt is zodat een kortere afstand dan 30 m gerechtvaardigd is. Deze afstand van minimaal 10 m is acceptabel als een aanvaardbaar woon- en leefmilieu voldoende verzekerd is.

Ter plaatse van het rioolgemaal is daartoe een onderzoek ingesteld naar de geurbelasting. Onder alle windrichtingen, dus ook ter plaatse van de beoogde woningbouw, wordt geen van het rioolgemaal afkomstige geur waargenomen. Uitsluitend bij het openen van de luiken werd direct boven de geopende luiken geur ondervonden. Ter plaatse van de bestaande woning Zaagmolenpad 6 en de geplande nieuwbouw Zaagmolenpad /Nemahoweg was deze geur niet meer waarneembaar. Tevens is in de huidige situatie geen sprake van een klachtensituatie.

Geconcludeerd wordt dat het aspect geur geen belemmering is voor de beoogde woningbouwontwikkeling en de bestaande woning Zaagmolenpad 6. Het geurrapport is in de bijlagen van de toelichting opgenomen onder Bijlage 20 Geuronderzoek 17-05-2022.

De aanwezige bedrijven of andere functies in de directe omgeving worden door de uitvoering van het bestemmingsplan niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Deze nieuwe woonfuncties zullen geen belemmeringen of beperkingen opleveren voor de bestaande functies in de omgeving.

De bestaande bedrijven aan het Zaagmolenpad in de directe omgeving van het rioolgemaal worden verplaatst en/of de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Dit betekent dat deze bedrijven geen belemmeringen meer vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Conclusie

De milieuaspecten uit de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' vormen geen belemmering voor het plan. De geplande nieuwbouw ondervindt geen hinder van de aanwezige scholen en bedrijven. Voorts levert de nieuwbouw geen beperkingen op voor de aanwezige scholen en bedrijven.

4.1.4 Luchtkwaliteit     

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

het bestemmingsplan als milieubelastende activiteit

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Concreet betekent dit dat de toevoeging van 1.500 woningen of 100.000 m2 kantoorruimte aan een enkele ontsluitingsweg) als niet relevant wordt bestempeld.

het bestemmingsplan als milieugevoelige functie

Het RIVM brengt de achtergrondwaarden luchtkwaliteit in beeld. De Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (RIVM rapport 2019-0091) geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en hebben betrekking op zowel recente als toekomstige jaren. De achtergrondconcentratie in het plangebied bedraagt voor stikstofdioxide ongeveer 15,2 ìg/m³ en voor fijnstof ongeveer 18,2 ìg/m³. De grenswaarden waaraan voldaan moet worden bedraagt 40 ìg/m³ als jaargemiddelde. De grenswaarden worden derhalve niet overschreden.

Conclusie

Het aantal woningen binnen het plangebied blijft ruimschoots binnen de norm van 1.500 woningen. Dit betekent dat het project ruim past binnen de kaders van het besluit 'niet in de betekende mate'. Geconcludeerd kan worden dat het onderhavige plan niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Voorts is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu binnen het wijzigingsgebied. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan. Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet nodig.

4.1.5 Ecologie     

Met ingang van 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming is het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming van soorten en gebieden. De wet is de vervanger van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming regelt allereerst de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten. Daarnaast bevat het voorstel onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden. De Wet natuurbescherming neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt.

Het initiatief bestaat om alle bebouwing en erfverharding in het plangebied te verwijderen en het terrein te ontwikkelen als woningbouwlocatie. De navolgende activiteiten worden getoetst op de relevantie voor de Wet natuurbescherming:

• Slopen bebouwing;

• Verwijderen verharding en beplanting;

• Bouwrijp maken plangebied;

• Bouwen woningen en ontsluitingswegen.

Daartoe is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is ogenomen in de bijlagen van deze toelichting onder Bijlage 8 Quickscan Natuurwaardenonderzoek Heelweg Doetinchem 28-5-2020, aangepast 4-3-2022.

Soortenbescherming

Het toetsingskader van de nieuwe wet is, voor wat betreft soortbescherming, deels gelijk aan dat van de oude Flora- en faunawet. Al is de lijst met beschermde soorten wel gewijzigd. In de nieuwe wet zijn 945 soorten actief beschermd. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden op formeel wetsniveau aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorschriften verankerd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en planologische procedures die na 1 januari 2017 geïnitieerd worden zal getoetst moeten worden aan de Wet natuurbescherming. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming. In de Wet natuurbescherming is geregeld dat er voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, inclusief de directe leefomgeving.

Stikstofdepositie

Niet alle Habitattypen in Natura 2000-gebieden zijn even gevoelig voor verzuring, als gevolg van stikstofdepositie, maar grote delen van Natura 2000-gebied Rijntakken bestaan uit stikstofgevoelige Habitattypen. Als gevolg van het stopzetten van de PAS-systematiek, mogen plannen die leiden tot een verhoogde depositie van NOx/NH3 op Natura 2000-gebieden, niet in uitvoering gebracht worden zonder een vergunning Wet natuurbescherming. Per 1-7-2021 is de Wet stikstofreductie van kracht. Het doel van deze wet is om projecten op het gebied van woningbouw, infrastructuur en landbouw door te laten gaan. Projecten worden daartoe van 'dringend openbaar belang' verklaard.

Gebiedsbescherming

In dit onderdeel wordt ingegaan op het mogelijke effect van de voorgenomen activiteit op beschermde natuurgebieden (zoals de Natura 2000-gebieden) en het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone.

Onderzoek gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Bij de sloop en de bouw van woningen en appartementen als mede de aanleg van wegen, ondergrondse infrastructuur en groenvoorzieningen en het gebruik ervan kan de stikstofdepositie op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied toenemen. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Rijntakken/IJssel) ligt op een afstand van circa 10 km. Om te bepalen of er sprake is van een toename van de stikstofdepositie is een Aeriusberekening uitgevoerd. De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr. Er is geen sprake van een toename van de stikstofdepositie. De Aerius-berekening is als Bijlage 10 Briefrapport met Aeriusberekening 04-03-2022 bij deze toelichting gevoegd.

verplicht

Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO) 

Gronden die tot het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone behoren, liggen op minimaal 161 meter afstand van het plangebied. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het GNN en GO in de omgeving van het plangebied weergegeven. De gronden die tot het GNN behoren worden met de donkergroene kleur op de kaart aangeduid. De ligging van het plangebied wordt met de rode lijn aangeduid. Gronden die tot de GO behoren, worden met de lichtgroene kleur aangeduid (bron: Ruimtelijke plannen). Het plangebied ligt buiten het GNN en GO. Zie navolgende afbeelding waarbij de afstand tot het GNN is aangegeven.

verplicht

Het plangebied ligt buiten het GNN en de GO. De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties omdat de bescherming van het GNN en van de GO geen externe werking kent.

Conclusie

Er is vastgesteld dat de voorgenomen activiteiten geen negatief effect hebben op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied. Dit wordt aangetoond met een berekening van het computerprogramma Aerius.

Onderzoek soortenbescherming

Het plangebied bestaat uit braakland met een schrale grazige vegetatie, verharding, bebouwing, ruigte, bomen, struiken en natuurlijke opslag in een stedelijke omgeving. Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer wordt het plangebied niet een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten beschouwd en wordt het tot een weinig geschikt functioneel leefgebied voor beschermde diersoorten beschouwd. Mogelijk behoort het plangebied tot functioneel leefgebied van sommige diersoorten uit onderstaande soortgroepen:

  • vogels;
  • vleermuizen;
  • grondgebonden zoogdieren;
  • amfibieën;

In onderstaande tabel wordt een samenvatting gegeven van de onderzochte soortgroepen, functies, beschermde soorten binnen de planlocatie, verbodsbepalingen en eventuele aandachtspunten.

verplicht

Samenvatting van de wettelijke consequenties

verplicht

Vereenvoudigde samenvatting van de wettelijke consequenties per diergroep

Nader onderzoek vleermuizen en huismus

Uit het verkennend onderzoek kwam naar voren dat de aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen in de te slopen gebouwen niet volledig uitgesloten kon worden op basis van het uitgevoerde onderzoek. Ook vormt de bebouwing een potentiële nestplaats voor huismussen en dient minimaal één vervolgbezoek in de juiste onderzoeksperiode uitgevoerd te worden om te kunnen spreken van een volledig onderzoek. Dit onderzoek is onder Bijlage 9 Nader onderzoek Vleermuizen en mus Heelweg Doetinchem 16-08-2021 van de toelichting opgenomen.

Vleermuizen

Voor het in beeld brengen van de betekenis van de bebouwing voor vleermuizen zijn vijf verschillende bezoeken aan het onderzoeksgebied gebracht. De bezoeken in september en oktober 2020, juni en juli 2021 zijn uitgevoerd voor het in kaart brengen van kraam- en zomerverblijven en paarverblijfplaatsen van vleermuizen.

Huismus

Het onderzoeksgebied is in 2021 tweemaal bezocht; éénmaal in april en éénmaal in mei 2021. Tezamen met het bezoek van 7 april 2020, is het plangebied drie maal onderzocht op nestelende huismussen.

Conclusie

  • De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect hebben op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied. Een berekening met behulp het computerprogramma Aerius is uitgevoerd om dit nader te onderbouwen. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Deze berekening is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
  • Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat vleermuizen een verblijfplaats bezetten in het plangebied.
  • Het slopen van bebouwing en het rooien van beplanting dient daarom afgestemd te worden op de voortplantingsperiode van vogels.
  • Door uitvoering van de voorgenomen plannen, wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied foeragerende diersoorten, niet aangetast.
  • Er wordt geen essentieel foerageergebied of vliegroute van vleermuizen aangetast door uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
  • Geen nestplaats van de huismus wordt beschadigd of vernield.
  • Er zijn in het plangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen, waarvan de vaste rusten voortplantingsplaats beschermd is.

De uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan levert geen significante aantasting op van beschermde planten- en dierensoorten en beschermde gebieden.

4.1.6 Externe veiligheid     

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen:

  • stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een LPG vulpunt;
  • mobiele bronnen, zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen.

Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'. Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt tussen een plaatsgebonden risico en een groepsrisico.

Op de navolgende uitsnede van de risicokaart is de ligging van het projectgebied met een blauwe lijn begrensd.

verplicht

Afb. uitsnede risicokaart met ligging projectgebied (blauwe omlijnd)

Inrichtingen

In het plangebied en in de omgeving liggen (binnen de invloedzone/op relatief korte afstand) geen risicovolle inrichtingen (bedrijven). Het dichtstbijzijnde bedrijven zijn op de afbeelding aangegeven (rode vierkanten). Het is bijvoorbeeld een tankstation (met LPG).

Buisleidingen

In het plangebied en in de directe omgeving hiervan liggen geen buisleidingen, die een risico opleveren. In dit geval betreft het een hogedruk gasleiding (rode stippellijn).

Transport

Uit de toetsing aan het basisnet spoor, weg en water blijkt dat de omliggende transportwegen met uitzondering van de A18 niet zijn aangewezen voor transport van gevaarlijke stoffen. De A18 maakt deel uit van het transport netwerk van gevaarlijke stoffen. De snelweg heeft een maximale plaatsgebonden risicocontour van 82 meter. Door de afstand van circa 3 km tot het plangebied wordt geconcludeerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over snelweg niet van invloed is op het plangebied.

Conclusie externe veiligheid

Plaatsgebonden risico

Binnen het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), aangewezen transportroute voor gevaarlijke stoffen onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) of buisleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Groepsrisico

Het plan is niet gelegen binnen een invloedgebied van Bevi inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen waarvoor een verantwoording van het groepsrisico is vereist.

Op basis van de toetsing aan de risicokaart van de provincie Gelderland, Basisnet spoor, weg en water en de informatie van de gemeente Doetinchem kan worden geconcludeerd dat rondom de locatie geen bronnen bevinden die invloed uitoefenen op de veiligheid ter plaatse van het plangebied.

Het aspect 'externe veiligheid' levert dan ook geen belemmeringen op voor het onderhavige plan.

4.1.7 Vormvrije MER     

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.- procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  1. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings- plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Zijn belangrijke nadelige milieugevolgen uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  2. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
  3. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor het omzetten van agrarische, maatschappelijke en bedrijfsmatige functies in de bestemmingen Groen, Tuin, Verkeer en Wonen. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt (wonen) valt onder categorie "D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen".

De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 ha of meer, 2000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer).

Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling zal blijken of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. voor het wijzigingsplan moet worden doorlopen.

De Aerius-berekening toont aan dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.

De Provinciale Staten van Gelderland hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.

In onderhavig geval wordt de drempelwaarde behorend bij categorie D11.2 uit het Besluit mer, zoals genoemd, niet overschreden.

Op basis daarvan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect).

Op basis van de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals opgenomen in voorgaande paragrafen, kan worden geconcludeerd dat als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling (kenmerken project, plaats project en kenmerk potentieel effect) geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Voor dit wijzigingsplan is dan ook geen m.e.r. procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.

4.2 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten     

4.2.1 Archeologie     

De gemeente geeft in haar archeologiebeleid aan op welke wijze rekening gehouden moet worden met mogelijke archeologische waarden in de bodem. Op de beleidskaart is voor elke locatie in de gemeente Doetinchem te zien welke archeologische regels van toepassing zijn.

Onder archeologische verwachting wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten verstaan. Meer specifiek zegt een archeologische verwachting iets over de relatieve dichtheid waarin archeologische resten (vondst- en/of spoorcomplexen) kunnen voorkomen. De archeologische verwachting is opgebouwd uit fysisch geografische kenmerken en historische en archeologische data.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Doetinchem heeft het plangebied meerdere Archeologische Waardevolle gebieden (AWG) en Archeologische Waardevol verwachtingsgebieden (AWV). Zie navolgende uitsnede uit de gemeentelijke beleidskaart met de verschillend gewaardeerde gebieden.

verplicht

Voor het aangrenzende Saronixterrein is in 2002 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd. Uit dit onderzoek (RAAP-notitie 123) blijkt dat er een lage archeologische verwachting is voor het gebied Heelweg. Dit onderzoek is opgenomen onder Bijlage 11 Archeologie Inventariserend onderzoek Heelweg, juni 2002. Op verzoek van de opdrachtgever is de betreffende RAAP-notitie ter beschikking gesteld door gemeente Doetinchem. Bij het verkennend archeologisch onderzoek van het Saronixterrein is door RAAP een kaartje opgenomen waarin ook de gronden van het projectgebied Heelweg een lage verwachting hebben. In de toelichting bij het bestemmingsplan Torenallee 2008 is in de paragraaf 'Archeologie' aangegeven dat de gronden geschikt zijn voor een bedrijf- of woonontwikkeling.

Dit onderzoek omvatte het kleinste deel van het plangebied. Dit wordt fase 1 genoemd in het volgende onderzoek. Het nog aanvullend uit te voeren onderzoek had betrekking op fase 2 (rode kader). Zie navolgende afbeelding voor de ligging van het plangebied van fase 1 en 2 in het oranje kader en het onderzoeksgebied van fase 2 in het rode kader.

verplicht

Het bureauonderzoek (nr. 202713, 08-04-2020) Heelweg fase 2 te Doetinchem

Uit het cartografisch onderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied vanaf het einde van de 19de eeuw bebouwd is geweest en door de tijd heen is er in het onderzoeksgebied continu gebouwd en gesloopt. Dit kan de bodem tot een onbekende diepte verstoord hebben. Ook is het plangebied lang als landbouwgrond gebruikt, wat de bodem tot maximaal 0,5 m-mv verstoord kan hebben door o.a. ploegwerkzaamheden. Daarnaast wordt aangegeven dat van een deel van het onderzoeksgebied van fase 2 de ondergrond is vergraven tot maximaal 0,5 m-mv.

Op 7 april 2020 is door de Regioarcheoloog van de ODA besloten dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is voor plangebied Heelweg (fase 2). Voor de gronden ten westen van de Nemahoweg die niet in het door RAAP onderzochte gebied liggen, maar die wel binnen het gebied van fase 2 vallen waarvoor een bestemmingswijziging van toepassing is, volstaat het onderhavige bureauonderzoek.

In de omgevingsvergunning moet wel de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten worden opgenomen (artikel 5.10 Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Ook wordt geadviseerd om de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Doetinchem (mevrouw G. Dutman) hierover direct te informeren.



Het bureauonderzoek Heelweg fase 2 te Doetinchem is als Bijlage 12 Archeologie BO Plangebied Heelweg fase 2 te Doetinchem, 08-04-2020 bij deze toelichting gevoegd.

4.2.2 Cultuurhistorie     

De nota 'Continuïteit in Karakter' is een vervolg op de nota Doetinchem Cultuurhistorierijk! en zet het principe om de cultuurhistorie positief in beeld te brengen voort. Dat betekent dat er in het cultuurhistorisch beleid van de gemeente veel aandacht is voor cultuurhistorisch erfgoed. Zie hiervoor paragraaf 3.4.5

Het plangebied heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden of cultuurhistorisch erfgoed. Een cultuurhistorisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven.

 

Conclusie

De uitvoering van het bestemmingsplan leidt niet tot aantasting van de archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied.

4.3 Leidingen en kabels     

Er bevinden zich in of in de directe nabijheid van het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen die de ontwikkeling van het plangebied kunnen belemmeren. Op dit onderdeel wordt ingegaan in paragraaf 4.1.6.

4.4 Waterhuishouding     

Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.

Watersysteem

Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Oude IJssel, dat in de Watervisie van het Waterschap Rijn en IJssel als " basissysteem" is gekarakteriseerd. De ondergrond in de gehele regio bestaat uit fijn en grof zand. Het plangebied ligt op de rand van het gebied waar de scheidende kleilaag van de formatie van Drenthe voorkomt, deze ligt ten westen van het gebied en komt waarschijnlijk in het plangebied zelf niet voor.

Het tussen de Energiebrug en Europabrug gelegen deel van de Oude IJssel vormt aan de zuidzijde de grens van het plangebied. De Oude IJssel is een watergang in eigendom en beheer van het waterschap Rijn en IJssel. De watergang aan de westzijde van het plangebied langs de Energieweg watert af op de Oude IJssel en is eveneens in eigendom en beheer van het waterschap.

In het stedelijke gebied is de waterhuishouding in eerste instantie gericht op het voorkomen van (grond)wateroverlast. Bij de aanleg van de wegen en het ontwikkelen van de bouwgrond is ervoor gezorgd dat de drooglegging van het gebied in relatie met het grondwaterpeil in voldoende mate gezekerd werd. De huidige grondwaterpeilen zijn laag genoeg om een goede drooglegging te garanderen. Het plangebied ligt in het rioleringsdistrict Zaagmolenpad.

De grondwaterstand ligt tussen 1,72m -mv en 2,70m -mv.

Riolering

Ten zuiden van het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel in het Zaagmolenpad. In het Zaagmolenpad bedraagt de maximale waterstand in de riolering bij een maatgevende bui (bui 08 van de Leidraad Riolering) circa NAP +11,25 m.

Aan de westkant van het plangebied is reeds riolering aangelegd ten behoeve van het Metzo College. Vanwege de lage ligging van de school ten opzichte van de rest van het plangebied is voor de school een polderprincipe gehanteerd. De riolering bestaat uit een DWA-stelsel en een RWA-stelsel. Het DWA is via een tijdelijke leiding aangesloten op het gemengde stelsel in de Zaagmolenpad nabij de kruising met de Energieweg.

Het reeds aangelegde RWA stelsel bestaat uit infiltratie transport (IT) leidingen met diameters van 300 mm en 500 mm en een binnenonderkant buis (b.o.b.) van NAP +10,60 m. De jaarlijks hoogste grondwaterstand is NAP +10,68 m. Dit betekent dat de IT-riolen op dat moment drainerend werken. Gemiddeld staat de grondwaterstand 30 cm onder de b.o.b. van de IT-riolen. De IT-riolen wateren af naar de watergang langs de Energieweg.

Waterstructuur en afwatering

In het oorspronkelijk stedenbouwkundig ontwerp Heelweg (2006) was voorzien in de aanleg van één watergang in het gebied langs de Energieweg. De watergang loopt verder door in zuidelijke richting en watert af op de Oude IJssel. In eerdere plannen was ook een smalle watergang langs de Keppelseweg opgenomen. Deze is echter komen te vervallen.

Er komt een wadistructuur in het plangebied Heelweg middengebied.

Waterplan

In paragraaf 2.4.7 is het Waterplan Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord is vertaald in deze waterparagraaf.

Waterhuishoudkundige aspecten

Aan de hand van de "Handreiking Watertoets" is het aspect water in onderhavig plangebied meegenomen. In onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten een rol spelen in de bestaande en de toekomstige waterhuishouding van het plangebied.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)

2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee





Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? (+/- 220 bewoners en enkele medewerkers > +/- 1,5 m³/uur)

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?

3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Ja



Nee

Ja
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?

2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?

3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja



Ja



Ja



Nee  
Oppervlakte-

waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee

 
Grondwater-

overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

2. Is in het plangebied sprake van kwel?

3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?

4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee



Nee

Nee



Nee  
Grondwater-

kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee





Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?

2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee



Nee



 
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? (Het plangebied heeft geen invloed op de natte EVZ Oude IJssel)

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?

4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Ja



Nee

Nee



Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee

 
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect

Veiligheid

Het plangebied ligt buiten de buitenbeschermingszone (dichtstbijzijnde groene belijning) van de waterkering van de Oude IJssel zoals vermeld op de legger van het Waterschap Rijn en IJssel.

verplicht

afb. uitsnede legger met ligging plangebied (rood omlijnd)

Riolering en oppervlaktewaterkwaliteit

Het plangebied maakt deel uit van het rioleringsdistrict Zaagmolenpad. Het deel tussen IJsselstraat en Energieweg is c.q. wordt voorzien van een IT-stelsel en wadi's voor de gescheiden afvoer van hemelwater.

Het ingezamelde afvalwater loost op het rioolgemaal Zaagmolenpad en wordt met behulp van een persleiding verder afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Etten. Er ligt een vuilwateroverstort op de Oude IJssel ter hoogte van de IJsselstraat/Jaagpad. In het kader van de basisinspanning is hier een bergbezinkbassin aangelegd.

Hemelwater van dakoppervlakten of wegen stroomt zoveel mogelijk oppervlakkig af in wadi's of wordt opgenomen in een IT-riool. Bij toekomstige ontwikkelingen geldt dat de woningeigenaren conform het GRP het hemelwater als regel op eigen terrein dienen op te vangen.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

In het stedenbouwkundig ontwerp Heelweg (waarvan het Heelweg middengebied een onderdeel is) is de structuur van het watersysteem opgenomen. Er ligt één watergang in het gebied langs de Energieweg. De watergang loopt verder door in zuidelijke richting en watert af op de Oude IJssel.

In het plan wordt een IT-riool voor de aanvoer van hemelwater naar de wadi's aangelegd. De waterberging in dit IT-riool is 137 m3 (aanname uitgaande van een totale lengte aan IT-riool van 700 m en een diameter van 500 mm). De IT-riolen kunnen ook overstorten op de watergang langs de Energieweg.

Waterberging

De waterbergingsberekening is opgenomen in Bijlage 13 Watercompensatie Heelweg Doetinchem 18-01-2022.

Het stedenbouwkundig plan bevat meerdere groenstroken. In het midden van het plangebied worden de groenstroken gerealiseerd als wadi's om bij hevige neerslag de oppervlakkige hemelwaterafvoer op te vangen en te laten infiltreren in de bodem.

Grondwaterkwaliteit

Op het voormalige Saronixterrein op de hoek van de Keppelseweg en de IJsselstraat zijn vluchtige organische koolwaterstoffen aangetroffen in de bodem. Deze verontreiniging verplaatst zich op dit moment niet of nauwelijks in de richting van de Oude IJssel. Door infiltratie van hemelwater kan de verontreiniging mogelijk verplaatst worden. Bij verdere ontwikkelingen in het plangebied (plan Heelweg middengebied) dient hiermee rekening gehouden te worden.

Natte natuur

Het functioneren van de Ecologische verbindingszone/ Gelders Natuurnetwerk Oude IJssel mag niet negatief beïnvloed worden door toekomstige ontwikkelingen.

Bij de woningbouwontwikkeling is hiervan geen sprake omdat het hemelwater wordt afgevoerd naar wadi's waarna het infiltreert in de bodem. Het vuilwater wordt afgevoerd naar het rioleringssysteem. Er wordt niet geloosd op de Oude IJssel.

Overleg met de waterbeheerder

De watertoets voor plan Heelweg (13 september 2006, nr. DTC 123) is in gezamenlijk overleg met de waterbeheerder opgesteld. In Bijlage 12 Watercompensatie Heelweg Doetinchem 18-01-2022 is een actualisatie opgenomen van de waterbergingsopgave. De uitgangspunten voor de berekening hiervan zijn ook afgestemd met het Waterschap Rijn en IJssel.

Voor een uitgebreide beschrijving van de resultaten/berekeningen van de waterberging wordt verwezen naar bijlage 12 Watercompensatie Heelweg Doetinchem 18-01-2022.

klimaatadaptatie

extreme neerslag

Aanvullend kan er nog meer waterberging worden gerealiseerd door het toepassen van doorlatende verharding ter plaatse van de parkeervakken, en het juist inzetten van hoogteverschillen in het oppervlak. Zo zou het parkeervak in het zuiden van het plangebied verlaagd worden aangelegd en worden gescheiden met een drempeltje van de rest van de straat, zodat het kan fungeren als buffer (10-20 cm) gedurende hele extreme neerslag, wanneer het systeem van wadi's en IT-riool wordt overschreden.

droogte

De komende jaren is de verwachting dat droogte steeds frequenter en extremer voorkomt. Een eerste maatregel om plan Heelweg middengebied robuust te maken voor langdurige en meer extreme droogte, is het toepassen van het IT-riool. Hierdoor wordt het hemelwater in droge periodes geïnfiltreerd in de bodem, in plaats van dat het wordt afgevoerd naar het riool. Het gevolg is dat de grondwaterspiegel meer wordt aangevuld. Dit effect kan worden versterkt door een drempel te plaatsen in de overstortput, waardoor het water pas bij een hoger niveau wordt afgevoerd, en voor een langere periode wordt geïnfiltreerd in de bodem.

Bovendien is het advies om de wadi's in te richten met beplanting. Er bevindt zich veel groen oppervlak in het plangebied, waarvoor een tekort aan waterbeschikbaarheid moet worden voorkomen in tijden van droogte om sterfte te voorkomen. Door meer beplanting met diepwortelende planten is het groen minder kwetsbaar voor droogte. Door de (diepe) wortels wordt het beschikbare vocht in de bodem beter benut, en in tijden van droogte is de kans op sterfte kleiner.

Belangrijk in het beperken van hittestress is het gebied door het gebruik van verkoelende materialen, en het creëren van zoveel mogelijk schaduw. Dat is in plan Heelweg middengebied goed toegepast. Het grote percentage groen oppervlak in het plan is voordelig voor het beperken van hittestress.

Hitte

Hittestress is een opkomend (en vaak onderschat) probleem. Belangrijk in het beperken van hittestress is het gebruik van verkoelende materialen, en het creëren van zoveel mogelijk schaduw. Dat is in plan Heelweg goed toegepast. Het grote percentage groen oppervlak in het plan is voordelig voor het beperken van hittestress. Beplanting verdampt (en is dus verkoelend), en neemt minder warmte op dan donkere materialen. Tevens is de straatoriëntatie in het plan ook voordelig om hittestress tegen te gaan op het publiek terrein; deze is van west naar oost. De bebouwing zal op het heetst van de dag voor schaduw zorgen op de weg. Dit vermindert in zekere mate de opwarming van het wegcunet. Dit kan nog worden versterkt door verkoelende, lichte materialen te gebruiken voor de wegen met een hoger albedo dan regulier 'zwart asfalt'.

Bovendien is het plan ruim opgezet, en er is voldoende ruimte voor een goede winddoorstroming tussen de bebouwing door. Hierdoor heeft het gebied s' nachts de kans om de warmte af te geven aan de wind. Bij de verdere realisering is het advies om bij de positionering van de bomen rekening te houden met de doorstroming van de wind, zodat de warmte niet wordt vastgehouden binnen het plangebied.

4.5 Verkeer en parkeren     

Bij de uitvoering van plannen moet in voldoende mate worden voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Voorts moet ook aandacht besteed worden aan de eventuele toename van verkeersbewegingen en de routering.

4.5.1 Parkeren     

Parkeren woningbouwontwikkeling

Het aantal aan te leggen parkeerplaatsen is gebaseerd op parkeernormen uit de Nota Parkeernormen Auto- en Fiets van de gemeente Doetinchem. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeeroplossingen bij woningen meer worden gezocht op eigen terrein of in clusters. Voorwaarde is wel dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft.

De gemeente hanteert voor 'wonen' in de rest van de bebouwde kom en voor zorg- en maatschappelijke instellingen de in de navolgende tabellen vermelde parkeernormen.

verplicht

verplicht

Het wijzigingsplan voorziet in de bouw van verschillende type woningen, in verschillende prijsklasse en aantallen. In de navolgende tabel zijn deze variabelen opgenomen met de bijbehorende parkeernorm.

type woning aantal prijsklasse parkeernorm vereiste aantal pp eigen terrein
starterswoningen 24 sociale huur 1,6 38,4 132 op binnenhoven

(incl. rijenwoningen+ openb. weg Maria M)
aaneengesloten woningen 55 1,9 104,5
appartementen 20 middel tot duur 2,1 42 25 inpandig/ondergronds
levensloopbestendige woningen 16 2,1 33,6 16 eigen terrein

8 aan Nemahoweg

10 openbare weg
dubbele woningen 36 2,1 75,6 68 eigen terrein
vrijstaande woningen 10 2,2 22 27 eigen terrein
woonzorgwoningen/-complex** 99 0,6 + 1,1 70,1 57 eigen terrein
appartementen 12 goedkoop 1,6 19,6 20 eigen terrein
Subtotaal 272 405,8 363
Extra aanleg pp in openbare ruimte

43
Totaal 406

** Uitgaan van 75 woonzorgeenheden (0,6 zie vorenstaande tabel 1.5) en 24 aanleunwoningen (1,1) dwz 45 + 25,1= 70,1 pp.

In totaal dienen er 406 parkeerplaatsen te worden aangelegd. Aan deze norm wordt met de aanleg van 406 parkeerplaatsen voldaan. Voor een overzicht van de aan te leggen parkeerplaatsen op eigen terrein en in de openbare ruimte wordt kortheidshalve verwezen naar Bijlage 19 Parkeertelkaart 16-05-2022.

Binnen het plangebied liggen 3 bestaande woningen, die altijd al in de eigen parkeerbehoefte op eigen terrein moesten en konden voorzien. Deze bestaande situatie wijzigt niet.

Op het perceel in de zuidoosthoek Nemahoweg/Zaagmolenpad wordt voorzien in de bouw van een appartementengebouw. Voor deze percelen geldt ook dat voldaan moet worden aan de gemeentelijke parkeernormen. Op eigen terrein worden bijbehorende parkeerplaatsen (20 stuks) aangelegd voor 12 appartementen op basis van de parkeernorm voor goedkope appartementen van 1,6. De appartementen zijn bestemd voor senioren, die nog zelfstandig kunnen wonen, maar die in de toekomst gebruik kunnen maken van de diensten van zorgaanbieders. Gelet op de doelgroep van dit appartementengebouw is aansluiten bij deze parkeernorm aannemelijk. Het te verwachten autogebruik is in niet vergelijkbaar met een reguliere woonfunctie.

Voor wat betreft parkeren voldoet het plan hiermee aan de parkeernormen.

4.5.2 Verkeer     

Verkeer woningbouwontwikkeling

In de publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeergeneratie wordt gerekend met verschillende normen voor verkeersbewegingen per woningtype voor 'matig stedelijk' (stedelijkheidsgraad) voor de 'rest bebouwde kom'. In de navolgende tabel zijn verschillende type woningen, aantallen, minimale en maximale verkeersgeneratienormen en het aantal verkeersbewegingen opgenomen.

type woning aantal min. - max. norm min. - max. aantal verkeersbewegingen
starterswoningen 24 6,7 - 7,5 160,8 - 180
aaneengesloten woningen 55 6,7 - 7,5 368,5- 412,5
appartementen 20 7,8 - 8,6 156 - 172
levensloopbestendige woningen 16 7,8 - 8,6 124,8 - 137,6
dubbele woningen 36 7,4 - 8,2 266,4 - 295,2
vrijstaande woningen 10 7,8 - 8,6 78 - 86
zorgwoningen/-complex 99 0,5 – 0,7 49,5 - 69,3
appartementengebouw 12 6,7 - 7,5 80,4 - 90
Totaal 272 1.284,4 - 1.442,6

Voor 272 woningen en appartementen betekent dit minimaal 1285 en maximaal 1443 verkeersbewegingen. Deze aantallen verkeersbewegingen kunnen eenvoudig binnen de nieuw aan te leggen wegen worden afgewikkeld en worden opgenomen binnen de bestaande verkeersstromen buiten de rand van het centrumgebied.

De bouw van een appartementengebouw in de zuidoosthoek Nemahoweg en Zaagmolenpad levert een geringe toename van het aantal verkeersbewegingen op ten opzichte van de huidige bedrijvigheid in die hoek. Deze toename kan eenvoudig worden verwerkt in de bestaande verkeersstromen.

Ontsluiting

De bestaande infrastructuur grenzend aan het plangebied in de omgeving blijft onveranderd. Bij dimensionering van deze wegen is rekening gehouden met de woningbouwontwikkeling in het plangebied. De wegen in het plangebied hebben het karakter van een erftoegangsweg.

Conclusie

Er worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd op basis van de geldende parkeernormen van de gemeente Doetinchem. De uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan leidt niet tot parkeerproblemen in of nabij het plangebied.

Met de toename van het aantal verkeersbewegingen is bij de ontwikkeling van dit plandeel en de reeds bestaande wegenstructuur rekening gehouden. De capaciteit van de wegen in het plangebied is toereikend en is met name bedoeld voor bestemmingsverkeer.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten     

5.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.2 wordt ingegaan op de opzet van dit wijzigingsplan.

5.2 Planopzet     

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de (nieuwe) beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is gebruikt gemaakt van de wijzigingsregels in:

  1. Artikel 3 Agrarisch -A-
  2. Artikel 4 Bedrijf -B-
  3. Artikel 8 Maatschappelijk -M-

van het bestemmingsplan Torenallee 2008. De wijzigingsregels hadden betrekking op twee wijzigingsgebieden I en II. Zie navolgende afbeelding met de ligging van deze twee gebieden.

verplicht

Bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan is ook gebruik gemaakt van het bestemmingsplan 'Parapluherziening Planologisch beleid 2011'.

De volgende wijzigingscriteria zijn in deze regels geformuleerd om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheden:

  1. Zone I mag alleen worden gewijzigd als omliggende (agrarische) bedrijven in de bedrijfsvoering niet worden belemmerd;
  2. Zone II mag worden gewijzigd als functies en activiteiten binnen de bestemmingen Agrarisch -A- Bedrijf -B- en Maatschappelijk -M voor zover gelegen binnen de aanduiding ‘Zone II’ worden beëindigd;
  3. de bouw- en de gebruiksregels van de bestemming Tuin -T- en/of Wonen -W- en/of Groen -G- en/of Verkeer -V- van overeenkomstige toepassing zijn;
  4. de wijziging ruimtelijk aanvaardbaar is en aansluit op het stedenbouwkundige ontwerp zoals beschreven in de toelichting behorende bij deze voorschriften;
  5. de uitvoerbaarheid van de wijziging moet zijn gewaarborgd;
  6. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Toetsing

Het voorliggende plan wordt getoetst aan de hiervoor vermelde wijzigingscriteria.

ad a. Een voorwaarde voor het gebruik van de wijzigingsbevoegdheden in zone I is dat de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven door de wijziging niet wordt belemmerd. Alle agrarische bedrijvigheid wordt in het voorliggende wijzigingsplan beëindigd. Een groot deel van de gronden had weliswaar een agrarische bestemming, maar er was geen agrarisch bouwvlak of bouwperceel aangewezen. De gronden kenden de laatste jaren een extensief agrarisch gebruik als (schapen)weide. De gronden rondom de ontwikkeling van Heelweg middengebied zijn bestemd voor woonfuncties en maatschappelijke doeleinden. Deze activiteiten/functies worden niet belemmerd door de beoogde ontwikkeling.

ad b. Alle bedrijfsactiviteiten in zone II zijn of worden op korte termijn beëindigd.

Na de uitvoering van wijzigingsplan zal binnen het plangebied nog één bedrijfsfunctie aanwezig zijn, te weten: het rioolgemaal aan het Zaagmolenpad. Deze functie ziet op een bestaande nutsvoorziening van beperkte omvang. Een dergelijke functie kan naar de aard ook worden opgenomen in de woon-, verkeer- of groenbestemming vanwege de beperkte ruimtelijke uitstraling van de toegelaten nutsvoorziening. In het voorliggende wijzigingsplan is gekozen voor de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'nutsvoorziening'. Uitbreiding van de nutsvoorziening of uitbreidingen aan woningen in de nabijheid van deze voorziening zijn niet mogelijk.

ad c. Bij het opstellen van de regels in het voorliggende wijzigingsplan is gebruik gemaakt van de bouw- en de gebruiksregels van de bestemming Tuin -T- en/of Wonen -W- en/of Groen -G- en/of Verkeer -V- van het geldend bestemmingsplan Torenallee 2008 en zijn de regels op onderdelen aangevuld en aangepast in verband met gewijzigde inzichten/regelingen zoals de nieuwe IMRO-standaarden en gewijzigde regelgeving van de Wro en bijbehorende uitvoeringsregelingen.

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om aanvullende en afwijkende regels te stellen met betrekking tot de over te nemen bestemmingen. Uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk aangesloten wordt bij de inhoud en strekking van de regels van het bestemmingsplan 'Torenallee 2008' en het daaropvolgende bestemmingsplan 'Parapluherziening Planologisch beleid 2011'.

Met de bouw van een groot aantal woningen wordt ingespeeld op de indringende vraag naar betaalbare en passende woningen. De bebouwingsdichtheid in het plangebied neemt hierdoor toe. Aan de 6m-eis voor de minimale breedte van voorgevels en de 8m afstandseis naar de achterperceelsgrens in de standaardregels wordt daarom in veel gevallen niet meer voldaan.

ad d. Het wijzigingsplan moet aansluiten bij het stedenbouwkundig ontwerp zoals beschreven in de toelichting het bestemmingsplan 'Torenallee 2008'. Op dit onderdeel is nader ingegaan in paragraaf 2.3 Beschrijving toekomstige situatie. De invulling van het plangebied met woningbouw was een logische ruimtelijke ontwikkeling die al jarenlang was voorzien in diverse (beleids)plannen van de gemeente Doetinchem.

ad e. De uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan - economisch en maatschappelijk - wordt nader onderbouwd in paragraaf 6.1en 6.2.

ad f. De nieuwe functies zijn getoetst aan de Brochure Bedrijven en Milieuzonering. Hieruit blijkt dat de nieuwe (woon)functies geen belemmeringen oplevert voor de in de omgeving aanwezige functies.

De omgeving die zich met name kenmerkt door woningbouw levert geen beperkingen op de geplande nieuwbouw. Voor een verdere onderbouwing wordt ook verwezen naar Bedrijven en milieuzonering.

Een andere voorwaarde voor het gebruik van de wijzigingsbevoegdheden is dat de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven door de wijziging niet wordt belemmerd. Alle agrarische bedrijvigheid wordt in het voorliggende wijzigingsplan beëindigd. Een groot deel van de gronden had weliswaar een agrarische bestemming, maar er was geen agrarisch bouwvlak of bouwperceel aangewezen. De gronden kenden de laatste jaren een extensief agrarisch gebruik als (schapen)weide. De gronden rondom de ontwikkeling van het Heelweg middengebied zijn bestemd voor woonfuncties en maatschappelijke doeleinden. Deze activiteiten/functies worden niet belemmerd door de beoogde ontwikkeling.

Conclusie toetsing

Aan alle genoemde wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. Hiermee is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).

Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, overeenkomstig de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsregels en op de verbeelding zijn de navolgende bestemmingen opgenomen: Groen, Tuin, Verkeer en Wonen.

De bestemming 'Groen'

In de regels is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen (nutsvoorzieningen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (straatverlichting, straatmeubilair, en dergelijke) ten behoeve van de bestemming en eromheen gelegen openbaar gebied.

Ten behoeve van extensieve dagrecreatie mogen fiets- en wandelpaden worden aangelegd. Onder extensieve dagrecreatie wordt ook het plaatsen van onder andere bankjes, tafels en prullenbakken begrepen. Met een afwijking zijn onder voorwaarden nieuwe inritten en geluidwerende voorzieningen in de bestemming 'Groen' toegestaan.

De bestemming 'Tuin'

De gronden met de bestemming 'Tuin' maken juridisch en feitelijk deel uit van de bouwpercelen waarop woningen zijn gesitueerd. In de bestemmingsomschrijving is daartoe een koppeling aangebracht met de bestemming 'Wonen'.

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de gronden aan de voorzijde van en tot maximaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak waarbinnen de woning mag worden gesitueerd. Vanwege het behoud van het straatbeeld en het zicht op de woningen is binnen deze bestemming alleen een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van vlaggenmasten, speeltoestellen, en dergelijke. In het algemeen geldt dat gebouwen op deze gronden dan ook niet zijn toegestaan. Alleen de bouw van bijbehorende bouwwerken (een erker, toegangspartij en overkapping) is binnen deze bestemming mogelijk.

Uitbreiding van bestaande legale bijbehorende bouwwerken in de voortuin is onder voorwaarden mogelijk. Zo mag maximaal 50% voor de voorgevel van de woning worden bebouwd, de voortuin zelf mag maximaal 50% worden bebouwd. Hierbij geldt dat de oppervlakte van de bijhorende bouwwerken meetellen met de totaal oppervlakte (maximaal 100 m2 per woning). Tussen de bouwwerken en de openbare ruimte moet een bebouwingsvrije strook van 1,5 meter in acht genomen worden bij bestaande bijbehorende bouwwerken. De hoogte van nieuwe bouwwerken moet aansluiten bij de hoogte van de bestaande bouwwerken. In de navolgende afbeelding zijn schematisch de voorwaarden weergegeven om de bestaande legale bijbehorende bouwwerken in de voortuin uit te breiden.

verplicht

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Tuin' om te zetten naar de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om maatwerk mogelijk te maken, voor het realiseren van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) ter plekke van de opgenomen bestemming 'Tuin'.

De bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Ook is de bestemming toegekend aan bermen, parkeerplaatsen en niet structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, en dergelijke. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.

De bestemming 'Wonen'

De bestemming 'Wonen' omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak ligt in principe om de bestaande bebouwing en heeft een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter.

De bouwvlakken zijn voorzien van een bouwaanduiding. Zo is te zien of vrijstaande, twee-aaneen (twee-onder-een-kap), aaneengebouwde of gestapelde woningen aanwezig zijn. Als alleen de bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) van een vrijstaande woning aan elkaar gebouwd zijn, dan worden deze woningen ook gezien als vrijstaande woningen.

De maximaal toegestane goothoogte en de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen zijn in een maatvoeringsymbool op de plankaart opgenomen. Vanwege het behoud van het karakter van de woning zijn bestaande legale afwijkende maten, via de bestaande maten regeling toegestaan.

Tevens zijn er binnen deze bestemming nog een beperkt aantal specifieke functies aangeduid waaronder 'maatschappelijk', 'zorgwoning' en 'horeca'.

Hoofdgebouwen

Ten behoeve van het bouwen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak kan onder voorwaarden een afwijking worden verleend.

Het hoofdgebouw kan tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens gebouwd worden als het bouwperceel grenst aan openbaar gebied zoals bij binnenhoven en bij de gronden met de 'Groen'.

Ook kan een afwijking worden verleend voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Zie hiervoor ook de algemene uitleg bij Afwijking voor mantelzorg.

Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf

Op gronden met de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep en een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toegestaan in de woning en in een aangebouwde bijbehorend bouwwerk. Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen de bestemming 'Wonen' nadrukkelijk uitgesloten. Wanneer een aangebouwde oplossing niet mogelijk is vanwege architectuur of monumentale status van de woning, is het mogelijk om met een afwijking een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toe te staan in een vrijstaande bijbehorend bouwwerk. Hierbij moet het, als dat vanuit de bestemming noodzakelijk is vrijstaande bouwwerk wel een ruimtelijke eenheid vormen met de woning.

Een internetwinkel is onder voorwaarden toegestaan, zo mag de internetwinkel alleen online verkopen, geen winkeluitstraling hebben, geen showroom en geen opslag binnen of buiten.

Alleen in geval van gastouderschap is een buitenactiviteit in de vorm van buitenspelende kinderen toegestaan.

Wijzigen (bouw)aanduiding

In de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verschuiven van het bouwvlak. De nieuwe extra woning moet bijvoorbeeld passend zijn in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Met een afwijkingsbesluit van B&W is een nieuwe woning mogelijk binnen de bestaande bouwaanduiding. Dit kan alleen als aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de nieuwe woning ruimtelijk passend zijn en de bouwaanduiding door de nieuwe woning niet wijzigen. De afwijking kan dus alleen toegepast worden bij aaneengesloten woningen en gestapelde woningen. Ook moet de woning passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens bij minimaal 8 meter bedraagt. Aan deze afstand kan niet worden voldaan bij de starterswoningen die gepland zijn aan de Maria Montesorristraat. Het gaat hier om lange smalle woningen op relatief kleine percelen voor bewoners met een kleine beurs. Deze percelen grenzen overigens aan openbaar gebied (verkeer of groen) waardoor er toch voldoende privacy is voor een ieder.

Voor de rijwoningen in het westelijk deel van het plangebied, globaal gelegen achter de hiervoor vermelde starterswoningen, kan ook niet worden voldaan aan de 8 m-afstand tot de achterste bouwperceelsgrens. Ook voor deze percelen geldt dat het lange smalle woningen betreft op relatief kleine percelen. Deze woonpercelen grenzen ook aan openbaar gebied (verkeer of groen) waardoor er toch voldoende privacy is voor een ieder.

Twee woonpercelen ten zuiden van het perceel Heelweg 21 voldoen ook niet aan deze afstandsnorm van 8 m door de feitelijke situatie ter plaatse. Er ligt hier een smalle strook grond met twee ondiepe kavels. De afstand tot de bestaande woning Heelweg 21 en de geplande woningen is echter ruim voldoende. De afwijking t.o.v. de 8 meter is gering. Er blijft nog steeds een behoorlijke maat over. De woningen grenzen aan een royaal perceel. Aan de achterzijde wordt dit perceel afgeschermd door bijgebouwen/strook tuin. De oriëntatie van de tuin is meer gelegen aan de binnenzijde, bij de bestaande woningen. De stedenbouwkundige impact van de overschrijding is daardoor beperkt op gebied van privacy, inkijk, schaduwwerking, etc.

De afstandsnorm geldt niet voor bouwwerken die binnen het bouwvlak liggen. In de navolgende afbeelding zijn schematisch de verschillende varianten weergegeven. W = wonen en B = bijbehorende bouwwerken.

verplicht

De voorgevelbreedte van een deel van de woningen bedraagt minimaal 6 m. Het gaat hierbij om de 16 levensloopbestendige woningen aan de oostzijde van het plangebied en een aantal extra levensloop bestendige woningen in het middengebied. Bij de bouw van de levensloopbestendige woningen wordt onder andere gekozen voor meer m2 op de begane grond. De overige woningen waaronder de hiervoor vermelde starterswoningen hebben een smallere voorgevelbreedte.

De groeiende behoefte aan een grotere diversiteit in verschillende woningtypen vraagt om een meer flexibele voorgevelbreedte.     

Dakoverstekken

Steeds meer gebouwen worden voorzien van royale dakoverstekken. Dat heeft soms met architectuur te maken, maar vaak is de overkapte ruimte gewoon functioneel. De ruimte wordt dan bijvoorbeeld gebruikt als veranda (overdekt terras) of carport. Volgens de Nederlandse Norm (NEN) is tot 75 centimeter sprake van een overstek. Bij een grotere afmeting is sprake van een overkapping en dan telt de overkapte ruimte mee bij de berekening van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken. Dit is van belang omdat de oppervlakte is genormeerd.

Bouwwerken op daken

Afscherming technische installatie op daken zoals airco's, warmtepompen, zonnepanelen, e.d. zijn mogelijk tot 0,5 m boven het dakvlak. Als het dak daarbij al de maximum bouwhoogte heeft bereikt. Deze maat komt dan extra bovenop de maximum bouwhoogte. Zodat de afscherming van technische installaties ook op deze daken mogelijk zijn.

Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' en het daarin gelegen bouwvlak. Zij moeten op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning worden gebouwd. In het bouwvlak geldt niet de 'terugspringregel' van 1 meter. Bijbehorende bouwwerken in het bouwvlak mogen dus in één lijn met de voorkant van de woning staan. Deze afstand sluit aan op de stedenbouwkundige opzet van een woonwijk en voorkomt brede gevelaanzichten.

Overdekte eigen zwembaden (binnenbaden) zijn aan te merken als gebouwen. Op binnenbaden zijn daarom de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken van toepassing. In de navolgende schematische weergave is de 'terugspringregel' van 1 meter weergegeven.

verplicht

Uitbreiding bijbehorende bouwwerken in voortuin

Uitbreiding van bestaande legale bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) in de voortuin is onder voorwaarden mogelijk. Zie hiervoor de uitleg bij de bestemming 'Tuin'.

Tijdelijke woonunits ter overbrugging van de bouwperiode

Op woningbouwlocaties wordt af en toe gebruik gemaakt van tijdelijke woonunits. Dit zijn veelal prefab gebouwen maar soms ook sta- of toercaravans. Deze gebouwen voorzien in een tijdelijke behoefte, namelijk een alternatieve huisvesting ter overbrugging van de bouwperiode.

Een tijdelijke woonunit mag uitsluitend worden geplaatst op het perceel waar een woning wordt gebouwd of verbouwd. Het maakt niet uit of de bouw wordt uitgevoerd door de (toekomstige) bewoner zelf of door een aannemer. Voor een tijdelijke woonunit is een omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn vereist. De instandhoudingstermijn wordt gekoppeld aan de daadwerkelijke start en duur van de bouw. Dit is om te voorkomen, dat een unit of caravan wordt geplaatst zonder dat er vergunning is verleend voor bouw of verbouw van een woning of nog geen begin is gemaakt met de bouw.

4.3.3 Algemene regels

De algemene of aanvullende regels tenslotte vormen een set algemene regels die op alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. De algemene regels bestaan onder meer uit afwijking- en wijzigingsbepalingen.

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De algemene afwijkingsregels voorzien in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan.

De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid in de 'Algemene regels' laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.

4.3.4 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld in hoeverre deze afwijkingen positief bestemd worden. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.

De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

De activiteiten van de initiatiefnemer hebben betrekking op het bouwen van een of meer woningen waarvoor een verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan geldt. Het kostenverhaal wordt echter op een andere wijze verzekerd, art. 6.12, lid 2. onder a, van de Wro, namelijk via de anterieure overeenkomst en daarom is er geen exploitatieplan nodig

Het plan zal door de initiatiefnemer worden gerealiseerd. Alle kosten van de planrealisatie worden gedragen door de initiatiefnemer. De verplichting tot betaling van alle kosten door de initiatiefnemer is vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Omwonenden en andere belanghebbenden zijn bij brief van 19 augustus 2021 geïnformeerd over de woningbouwontwikkeling voor de locatie 'Heelweg middengebied' te Doetinchem. Zij zijn hierbij ook uitgenodigd voor een inloopavond.

De omwonenden (ca. 350 adressen) in de buurt van het plangebied zijn door de initiatiefnemers per post uitgenodigd. Ook zijn er 180 contactpersonen per mail uitgenodigd. Zij hebben zich ingeschreven als participant of omwonenden via de website www.keppeloord.nl.

Met ingang van 26 augustus 2021 kunnen omwonenden en andere belanghebbenden zich nader informeren over de plannen via de website https://www.keppeloord.nl/. Op deze website wordt een video vertoond die een impressie geeft van deze nieuwe woningbouwontwikkeling.

Op 2 september 2021 is een ieder in de gelegenheid gesteld om tijdens een 'inloop' op het Graafschap College aan de M. Montesorristraat 3 te Doetinchem kennis te nemen van de plannen en hierover vragen te stellen.

De initiatiefnemers hebben uitleg gegeven over de plannen. Vragen en suggesties over het parkeren en de verschillende woningtypen zijn besproken en waar mogelijk direct beantwoord. Het verzoek van een bezoeker van de bijeenkomst om te voorzien in extra parkeergelegenheid in het oostelijk deel van het plangebied ten behoeve van de bestaande aangrenzende woonwijk (het voormalige Saronixterrein) is niet inpasbaar. Meerdere bezoekers waren ingenomen met de verscheidenheid in woningtypen binnen het plangebied.

Van deze bijeenkomst, de vragen en suggesties is een verslag opgesteld. Dit verslag met uitnodigingsbrief is in Bijlage 15 Verslag Participatieavond 02-09-2021 opgenomen bij de toelichting.

Bij de ontwikkeling van de bouwplannen voor de verschillende deelgebieden zullen (toekomstige) bewoners en belangstellenden worden betrokken. Dit gebeurt via de website www.keppeloord.nl, informatiebijeenkomsten en/of nieuwsbrieven.

6.3 Vooroverleg     

In het kader van het wettelijk vooroverleg is een reactie gevraagd aan de provincie Gelderland en het waterschap Rijn en IJssel.

Advies provincie Gelderland

Bij brief van 4-10-2021 heeft de provincie het navolgende geadviseerd:

  1. bij het regionaal beleid aan geven dat de werkelijkheid de regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 inmiddels heeft ingehaald en dat krimp niet meer aan de orde is. De regio heeft immers de krimpgedachte inmiddels losgelaten en de afgestemde kwaliteitscriteria vormen nu de basis voor het woonbeleid.
  2. een AERIUS-berekening uit te voeren.

Reactie gemeente Doetinchem

1. De betreffende beleidsparagraaf in de toelichting is aangepast aan het advies.

2. De aeriusberekening voor de berekening van de effecten op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden is uitgevoerd.

De brief van de provincie Gelderland is als Bijlage 16 Advies provincie GLD plan Torenallee 2008 1e wijziging Heelweg Middengebied 04-10-2021

Advies waterschap Rijn en IJssel

Bij mail van 4-10-2021 heeft het waterschap het navolgende geadviseerd:

De uitgangspunten die gehanteerd zijn bij de watertoets wijken enigszins af van die van het waterschap. De uitgangspunten voldoen aan de eisen van de gemeente, maar nog niet geheel aan die van het waterschap. Er zijn uitgangspunten gebruikt uit ca. 2006, die verouderd zijn, maar met voorgestelde aanpassingen gaat de watertoets in de goede richting. Daarbij behoort ook een bepaalde hoeveelheid infiltratie, maar dit moet wel aangetoond moeten worden.

Reactie gemeente Doetinchem

Het betreffende onderzoeksbureau en het waterschap zijn met elkaar in overleg om de hoeveelheid te infiltreren hemelwater te bepalen en de benodigde bergingscapaciteit. De watertoets is inmiddels geactualiseerd.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het wijzigingsplan Torenallee 2008 1e wijziging (Heelweg middengebied) met identificatienummer NL.IMRO.0222.DoW003-0002 van gemeente Doetinchem;

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aaneengebouwde woning     

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.6 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk     

een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;

1.7 Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf     

een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie Bijlage 2);

1.8 Achtererfgebied     

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 Antennedrager     

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.10 Archeologisch deskundige     

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.11 Archeologische verwachting     

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 Archeologische waarde     

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 Archeologisch onderzoek     

een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.14 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 Bebouwingspercentage     

een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 Bed & breakfast     

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.17 Beperkt kwetsbaar object     

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.18 Bestaand     

op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;

1.19 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak;

1.24 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 Bouwperceelsgrens     

de grens van een bouwperceel;

1.27 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);

1.31 Druiplijn     

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;

1.32 Erf     

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;

1.33 Erker     

een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);

1.34 Escortbedrijf     

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.35 Externe veiligheid     

de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

1.36 Functioneel verbonden     

huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);

1.37 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 Gestapelde woning     

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, al dan niet met de daarbij behorende bergingen;

1.39 Gevellijn     

de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

1.40 Horeca categorie 1     

het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 1 begrepen:

  1. dagzaak: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, beide voor consumptie ter plaatsen en waarvan de openingstijden grotendeels overeenkomen met die van een winkel;
  2. hotel: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
  3. pension: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken aan de logerende gasten;
  4. restaurant: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken aan de gasten;
  5. snackbar/cafetaria: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.41 Hoofdgebouw     

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.42 Huishouden     

persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;

1.43 Kwetsbaar object     

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.44 Lessenaarsdak     

een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;

1.45 Luifel     

een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;

1.46 Maaiveld     

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.47 Maatschappelijke voorzieningen     

educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen voor openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.48 Mantelzorg     

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.49 Naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)     

een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;

1.50 Onderbouw     

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

1.51 ondergronds bouwwerk     

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;

1.52 Openbaar toegankelijk gebied     

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.53 Overig bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.54 Overkapping     

een bouwwerk met een open constructie;

1.55 Pand     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.56 Peil     

  1. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,30 m;
  2. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse;
  4. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: het hoogste punt van het aansluitende afgewerkte bouwperceel (incidentele verhogingen niet meegerekend).

1.57 Plaatsgebonden risicocontour 10-6     

plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.58 Raamprostitutie     

een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.59 Rijbaan     

elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;

1.60 Risicobron     

  1. inrichtingen bij welke ingevolge het 'Bevi' een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of;
  2. inrichtingen waar opslag, overslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de eigen perceelsgrens reikt en/of;
  3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag, overslag en / of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of;
  4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of;
  5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de eigen perceelsgrens;
  6. Transporten van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor die vallen per 1 april 2015 onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  7. Transportleidingen voor gas, olie en chemicaliën (buisleidingen) die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);

1.61 Risicocontour     

denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;

1.62 Ruimtelijke uitwerking     

de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;

1.63 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  1. een seksbioscoop;
  2. een seksautomatenhal;
  3. een sekstheater;
  4. een parenclub;
  5. een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.

1.64 Straatmeubilair     

bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;

1.65 Thuisprostitutie     

een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook alleen door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;

1.66 Tijdelijke woonunit     

een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;

1.67 Twee-onder-een-kap woning     

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;

1.68 Toegangspartij     

een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;

1.69 Vliering     

Bergruimte onder het dak en niet voor bewoning geschikt;

1.70 Voorgevel     

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.71 Vrij beroep     

een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie Bijlage 1 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars);

1.72 Vrijstaand bijbehorend bouwwerk     

een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.73 Vrijstaande woning     

woning die hoogstens door middel van een bijbehorend bouwwerk met een andere woning verbonden is;

1.74 Woning     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, woonwagens niet inbegrepen;

1.75 Woonfunctie     

wonen in enge zin;

1.76 Zolder     

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met veelal schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.77 Zorgwoning     

een (zelfstandige) woning bestemd voor wonen met zorg voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens     

de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouw gebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;

2.2 De bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein     

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De breedte van een bouwwerk     

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

2.5 De bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

2.6 De dakhelling     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

Bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 De goothoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is

2.8 De inhoud van een bouwwerk     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 De oppervlakte van een overkapping     

tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 De verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;

2.12 De vloeroppervlakte van een woning     

de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Groen     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. structurele groenvoorzieningen waaronder houtige opstanden;
  2. extensieve dagrecreatie en mogelijkheden voor ontmoeting en spelen;
  3. fiets- en wandelpaden en verhardingen, niet zijnde parkeervoorzieningen;
  4. waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. kunstobjecten;
  7. bestaande inritten;
  8. straatmeubilair en speeltoestellen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Groen' worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de navolgende regels:

  1. er mogen maximaal twee gebouwen of bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak worden opgericht;
  2. de afstand tot de bestemmingsgrens moet minimaal 2 m te bedraagt;
  3. de oppervlakte per gebouw of bijbehorende bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening' is uitsluitend het bestaande rioolgemaal toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van
    1. speeltoestellen maximaal 6 m bedragen;
    2. verlichting, vlaggenmasten, straatmeubilair (geen terrasinrichting), kunstobjecten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
    3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen;
  3. de oppervlakte van een bouwwerk geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 bedragen.

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2 op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  2. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  3. de afmetingen van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Parkeervoorzieningen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub c, voor de aanleg van parkeervoorzieningen, onder voorwaarden dat:

  1. de oppervlakte maximaal 100 m2 per 2.500 m2 bestemmingsvlak mag bedragen;
  2. de parkeervoorziening geen onevenredige afbreuk doet aan de flora en fauna ter plaatse;
  3. de waarde of beleving van de groenvoorziening niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  4. geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving;
  5. geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt;
  6. vooraf advies is ingewonnen bij ter zake deskundigen op het gebied van ecologie en verkeer;
  7. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

3.4.2 Inritten     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de aanleg van een inrit, onder voorwaarden dat:

  1. de inrit noodzakelijk is om een perceel te ontsluiten;
  2. de inrit geen onevenredige afbreuk doet aan de flora en fauna ter plaatse;
  3. de waarde of beleving van de groenvoorziening niet onevenredig wordt aangetast;
  4. vooraf advies is ingewonnen bij ter zake deskundigen op het gebied van ecologie en verkeer;
  5. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

3.4.3 Geluidwerende voorzieningen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.2.3 voor de aanleg van geluidswerende voorzieningen in de vorm van een geluidswal, een geluidsscherm of een combinatie daarvan, onder voorwaarden dat:

  1. de geluidwerende voorziening geen onevenredige afbreuk doet aan de flora en fauna ter plaatse;
  2. de waarde of beleving van de groenvoorziening niet onevenredig wordt aangetast;
  3. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidwerende voorziening het noodzakelijke effect heeft;
  4. vooraf advies is ingewonnen bij ter zake deskundigen op het gebied van ecologie, verkeer en geluid;
  5. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.5.1 Algemeen     

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming 'Groen' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:

  1. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden en het aanleggen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanleggen van en/of het vellen of rooien van beplantingen;
  3. het aanleggen en/of het dempen van watergangen en waterpartijen;
  4. het verlagen van en/of het graven in de bodem en het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  5. het verlagen van het (grond)waterpeil;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en/of de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

3.5.2 Uitzonderingen     

Geen omgevingsvergunning is vereist als:

  1. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoudswerkzaamheden aan en vervangingswerkzaamheden van verhardingen, beplantingen en (tracés van) kabels en leidingen;
  2. het werken en werkzaamheden betreft die:
    1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd op basis van een vergunning waarin de te beschermen waarden al zijn meegewogen.

3.5.3 Advies     

Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een ter zake deskundige op het gebied van ecologie.

Artikel 4 Tuin     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erven;
  2. nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Tuin' worden gebouwd.

4.2.2 Erkers, toegangspartijen en overkappingen)     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, toegangspartijen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:

  1. aan het hoofdgebouw mag een erker en/of een toegangspartij worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
    1. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag worden dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van de woning, vermeerderd met 30 cm;
    2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning mag bedragen;
    3. de diepte maximaal 1,5 m mag bedragen.
  2. voor het bouwen van een overkapping, gelden de navolgende regels:
    1. de oppervlakte mag maximaal 30 m2 bedragen;
    2. de oppervlakte eenmalig niet meetelt met de onder 6.2.3 sub a genoemde oppervlaktenorm;
    3. het bouwperceelsgedeelte met de bestemming 'Tuin' mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
    4. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen, uitgezonderd:
      • als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
      • als wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt als maximum de goothoogte van dat bouwwerk;
    5. de bouwhoogte mag maximaal 3,50 m bedragen, als wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt een bouwhoogte die 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
    6. de overkapping is aan maximaal drie zijden gesloten met wanden van een bestaand gebouw of een bestaand ander bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding.

4.2.3 Bestaande bijbehorende bouwwerken     

Bestaande bijbehorende bouwwerken in de voortuin van de woning mogen worden uitgebreid, mits:

  1. de breedte niet meer wordt dan 50% van de voorgevel van de woning;
  2. de voortuin niet meer dan 50% wordt bebouwd;
  3. een bebouwingsvrije strook van 1,5 m overblijft tussen het bouwwerk en de openbare ruimte; eventuele bestaande bijbehorende bouwwerken niet meegerekend;
  4. de hoogte van de uitbreiding aansluit bij de hoogte van het bestaande bouwwerk;
  5. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (maximaal 100 m2 per woning) niet wordt overschreden.

4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 1 m bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3,5 m bedragen;
    2. antennedragers inclusief antennes, verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen;
    3. de totale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 per bouwperceel bedragen.

4.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2 op de gronden met de bestemming 'Tuin' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken;
  2. de afmetingen van bouwwerken;
  3. het aantal en de situering van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Bouwhoogte overkapping     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub b4 tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatse zich er voor leent en onder voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid     

4.5.1 Wonen     

Burgemeester en wethouders kunnen - als een bouwplan daartoe aanleiding geeft - op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin' wijzigen in de bestemming 'Wonen' onder voorwaarden dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  3. de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' gelden.

Artikel 5 Verkeer     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting;
  2. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. straatmeubilair en speeltoestellen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. kunstobjecten;
  9. een hellingbaan ten behoeve van parkeerkelder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - /hellingbaan';

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Algemeen     

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:

  1. de gebouwen dienen zodanig gesitueerd te worden dat zij niet onevenredig afbreuk doen aan de stroomfunctie en de ontsluitingsfunctie van de gronden met de bestemming 'Verkeer';
  2. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 4 m bedragen;
  3. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 20 m2 bedragen;

 

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder sub a mag de bouwhoogte van:
    1. speeltoestellen maximaal 6 m bedragen;
    2. verlichting, vlaggenmasten, straatmeubilair (geen terrasinrichting), kunstobjecten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
  3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen;
  4. de oppervlakte van een bouwwerk geen gebouw zijnde mag maximaal 20 m2 bedragen.

5.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  2. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  3. de afmetingen van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van bouwwerken;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

5.4 Afwijken van de bouwregels     

5.4.1 Gebouwen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:

  1. niet onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de stroom- of ontsluitingsfunctie van gronden met de bestemming 'Verkeer';
  2. vooraf advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige op het gebied van stedenbouw en verkeer;
  3. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

5.4.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3, sub b, voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 30 m onder voorwaarden dat:

  1. niet onevenredig inbreuk wordt gedaan aan de stroom- of ontsluitingsfunctie van de gronden met de bestemming 'Verkeer';
  2. vooraf advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige op het gebied van stedenbouw en verkeer;
  3. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

Artikel 6 Wonen     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bestaande woningen, uitsluitend in de vorm van:
    1. vrijstaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  2. maximaal 272 nieuwe woningen, in de vorm van:
    1. vrijstaande woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    2. twee-onder-een-kap woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    3. aaneengebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    4. gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  3. zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  4. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van voorzieningen voor een 24-uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. ondergeschikte en aan de hoofdfunctie gelieerde horeca in de vorm van een dagzaak en/of restaurant ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met een maximum bruto-vloeroppervlakte van 200 m2;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. wegen en parkeervoorzieningen, waaronder parkeerkelders.

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Algemeen     

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd.

6.2.2 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:

  1. realisatie is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage'. Voor deze gronden geldt het aangegeven bebouwingspercentage van 65%;
  2. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte' gelden de weergegeven maten;
  3. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 3,0 m voor vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen;
  4. voor de niet-aaneengebouwde zijde van aaneengebouwde woningen geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 0 meter mag bedragen, ingeval het woonperceel grenst aan de gronden met de bestemming 'Groen' of 'Verkeer';
  5. in afwijking van het vermelde onder sub a geldt ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - balkon' dat de balkons maximaal 1,50 meter de bestemmingsgrens/bouwvlak mogen overschrijden;
  6. in afwijking van het vermelde onder sub a geldt ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - trappartij' dat trappartijen/entrees maximaal 4 meter de bestemmingsgrens/bouwvlak mogen overschrijden;
  7. de verticale diepte van een ondergrondse parkeervoorziening bedraagt maximaal 3 m.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m2 per woning bedragen;
  2. niet meer dan 50% van het bouwperceelsgedeelte buiten het bouwvlak mag worden bebouwd;
  3. als de bouwmogelijkheden voor het hoofdgebouw in het bouwvlak niet volledig zijn benut, mogen deze worden gebruikt voor de realisatie van bijbehorende bouwwerken in datzelfde bouwvlak, zonder dat dit ten koste gaat van de onder sub a genoemde oppervlaktenorm;
  4. bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak uitsluitend vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd; binnen het bouwlak mogen ze op één lijn met de woning worden gebouwd; met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  5. bijbehorende bouwwerken mogen, met inachtneming van het bepaalde onder d, tot op de bouwperceelsgrenzen worden gebouwd;
  6. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
  7. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  8. in geval van een bijbehorende bouwwerk met een lessenaarsdak, waarvan de bouwhoogte meer dan 3 m bedraagt, moet de afstand, van de zijde waar de bouwhoogte wordt gemeten, tot de bouwperceelsgrens minimaal de breedte van het bijbehorende bouwwerk bedragen;
  9. op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' mogen ook bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd ter plaatse van die aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande, dat de regels onder a, b, e, f, g en h onverkort gelden.

6.2.4 Erkers en toegangspartijen     

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.3 sub d mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:

  1. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag worden dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van de woning, vermeerderd met 30 cm;
  2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning mag bedragen;
  3. de diepte maximaal 1,50 m mag bedragen.

6.2.5 Overkappingen     

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.3 sub d mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:

  1. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen, uitgezonderd:
    1. als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm;
    2. als wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt als maximum de goothoogte van dat bouwwerk;
  2. de bouwhoogte maximaal 3,5 m mag bedragen, als wordt aangebouwd aan een bijbehorend bouwwerk, geldt een bouwhoogte die maximaal 50 cm hoger is dan de goothoogte van dat bijbehorend bouwwerk;
  3. de overkapping maximaal aan drie zijden gesloten is met wanden van een bestaand gebouw of een bestaand ander bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een erfafscheiding;
  4. de in lid 6.2.3 sub a opgenomen oppervlaktenorm (100 m2) en het in sub b opgenomen bebouwingspercentage (50%) onverminderd van kracht blijven.

6.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  1. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    1. speeltoestellen en tuinmeubilair maximaal 3,5 m bedragen;
    2. verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken maximaal 6 m bedragen;
    3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 m bedragen;
  3. de totale oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 per bouwperceel bedragen;
  4. afschermingen van technische installatie(s) op platte daken mogen tot maximaal 0,5 m boven het dakvlak worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van bouwwerken;
  2. de goot- en bouwhoogte van bouwwerken;
  3. de afmetingen van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van bouwwerken;
  5. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;

onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.

6.4 Afwijken van de bouwregels     

6.4.1 Bouwen buiten het bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, sub a voor het gedeeltelijk bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, tot op de zijdelingse perceelsgrens onder voorwaarden dat:

  1. het bouwperceel aan de zijde en ter hoogte van het (geplande) hoofdgebouw grenst aan (openbaar) gebied waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust;
  2. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  3. wordt voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 3), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en eventuele bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  5. de weergegeven aanduidingen in acht worden genomen;
  6. de overige bouwregels onverminderd blijven gelden.

6.4.2 Bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3, sub f, voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen elders dan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', onder voorwaarden dat:

  1. de noodzaak voor het hebben van een bijbehorend bouwwerk op een andere plek is aangetoond;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  3. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  4. het parkeren door gebruikers en bezoekers op eigen terrein gewaarborgd blijft;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en eventuele bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

6.4.3 Bouwhoogte overkapping     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent en onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

6.4.4 Mantelzorgwoning     
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en 6.2.2 voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    1. de mantelzorgwoning is functioneel verbonden met het hoofdgebouw;
    2. totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in lid 6.2.2 sub a genoemde oppervlaktenorm (100 m2) en de woonunit strekt zich niet uit tot meer dan één bouwlaag;
    3. de afstand tussen de woonunit en de achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 8 m; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van de geplande woonunit een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid; de woonunit moet binnen een straal van 10 m van het hoofdgebouw worden geplaatst;
    6. de woonunit moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    7. het gestelde in lid 6.2.2 sub c en f is van overeenkomstige toepassing;
    8. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking is aanvaardbaar;
  2. het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    1. in afwijking van het bepaalde in sub a lid 3 (minimaal 8 of 3 m uit de achterste bouwperceelsgrens), een woonunit op minder dan 3 m uit of op de bouwperceelsgrens wordt geplaatst;
    2. de in sub a lid 2 genoemde oppervlaktenorm (100 m2) wordt overschreden tot maximaal 150 m2;
  3. als de noodzaak van mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan; dat betekent dat daarna geen sprake meer is van (extra) woonruimte of de tijdelijke woonunit is verwijderd.

6.5 Specifieke gebruiksregels     

6.5.1 Vrij beroep en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf     

Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag ook worden gebruikt voor zowel een vrij beroep (Bijlage 1) als een beroep en/of bedrijf (Bijlage 2), in het laatste geval uitsluitend mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis is en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  2. niet meer dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken die voor woondoeleinden mogen worden gebruikt, mag worden gebruikt voor het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf;
  3. het medegebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zodanig beperkt blijft dat de afstand tussen de als zodanig gebruikte ruimte en de achterste bouwperceelsgrens minimaal 8 m bedraagt. Als het hoofdgebouw op kortere afstand ligt, geldt die afstand als norm. De afstandsnorm geldt niet voor bouwwerken die binnen het bouwvlak liggen;
  4. de woning moet blijven voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit en de bouwverordening van de gemeente Doetinchem;
  5. degene die het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf uitoefent ook de bewoner van de woning moet zijn;
  6. uitsluitend een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toelaatbaar is, dat behoort tot de Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 2;
  7. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens:
    1. internetverkoop (internetwinkels);
    2. een beperkte verkoop (als ondergeschikte nevenactiviteit) van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het beroep en/of bedrijf aan huis;
  8. een bedrijf geen winkeluitstraling mag hebben;
  9. geen uitstalling van te verkopen artikelen mag plaatsvinden; geen showroom binnen of buiten;
  10. wordt voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 3), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  11. uitsluitend onverlichte reclame-uitingen met een oppervlakte kleiner dan 0,5 m2 zijn toegestaan, waarvan de langste zijde minder dan 1 m moet bedragen;
  12. geen sprake mag zijn van werkzaamheden, activiteiten en/of opslag in de open lucht voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf; buitenactiviteiten gekoppeld aan gastouderschap zijn wel toegestaan;
  13. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf.

6.5.2 Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken     

Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat:

  1. de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens minimaal 8 m bedraagt. Als het hoofdgebouw op kortere afstand ligt, geldt die afstand als norm. De afstandsnorm geldt niet voor bouwwerken die binnen het bouwvlak liggen;
  2. bewoning slechts is toegestaan door personen die deel uitmaken van de huishouden van de bijbehorende woning;
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor wonen niet is toegestaan.

6.5.3 Parkeren     

In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 3), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

6.5.4 Strijdig gebruik     

Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels     

6.6.1 Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dat niet in de lijst is opgenomen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 sub f voor het toelaten van een beroep en/of bedrijf aan huis, dat naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen is met één of meer in Bijlage 2 opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven, onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.

6.6.2 Wonen en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in aangebouwde bijbehorende bouwwerken op kortere afstand tot bouwperceelsgrens     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1, sub c en lid 6.5.2 voor het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dan wel de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens, onder de voorwaarden dat:

  1. het bouwperceel aan de achterzijde en ter hoogte van het (geplande) bijbehorend bouwwerk grenst aan (openbaar) gebied waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust;
  2. bewoning slechts is toegestaan door personen die deel uitmaken van de huishouden van de bijbehorende woning;
  3. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en eventuele bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  5. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor wonen niet is toegestaan.

6.6.3 Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 en een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

  1. wanneer de vestiging van een dergelijk beroep of bedrijf in een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet mogelijk is vanwege architectuur of monumentale status van de woning;
  2. mits het vrijstaande bouwwerk een ruimtelijke eenheid vormt met de woning.

6.6.4 Mantelzorg     
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 en toestaan dat een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een bestaande woning wordt gebruikt als woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
    1. de mantelzorgwoning is functioneel verbonden met het hoofdgebouw;
    2. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik wordt genomen maakt onderdeel uit van de in lid 6.2.3 sub a genoemde oppervlaktenorm (100 m2) en de woonunit strekt zich niet uit tot meer dan één bouwlaag;
    3. de afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 8 m; deze afstand kan worden teruggebracht naar 3 m als de aangrenzende (openbare) grond ter hoogte van de geplande woonruimte een groen-, natuur-, water-, verkeer of daarmee vergelijkbare bestemming heeft;
    4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. de hoogtenorm voor bijbehorende bouwwerken blijft onverminderd van kracht;
    6. de woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    7. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking is aanvaardbaar;
  2. het bevoegd gezag kan in uitzonderlijke gevallen, als er geen goede alternatieven zijn, toestaan dat:
    1. in afwijking van het bepaalde in sub a lid 3 (minimaal 8 of 3 m uit de achterste bouwperceelsgrens), een woonunit op minder dan 3 m uit of op de bouwperceelsgrens wordt geplaatst;
    2. de in sub a lid 2 genoemde oppervlaktenorm (100 m2) wordt overschreden tot maximaal 150 m2;
  3. als de noodzaak voor mantelzorg is vervallen, moet de situatie in en om de woning worden teruggebracht in de oude staat, dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dat betekent dat daarna geen sprake meer is van extra woonruimte.

6.6.5 Nieuwe woning     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub a voor de realisatie van een nieuwe woning in de bestaande bebouwing, onder voorwaarden dat:

  1. de nieuwe woning past in het gemeentelijk woningbouwprogramma 'Woningbouwstrategie 2019', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2019 (Bijlage 4), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  2. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
  5. wordt voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 3), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  6. de bouwregels in lid 6.2.2 gelden.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid     

6.7.1 Verschuiven van het bouwvlak en aanduidingen     

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, een bouwvlak, inclusief de ter plaatse geldende aanduidingen, verschuiven onder voorwaarden dat:

  1. de verschuiving van het bouwvlak ten hoogste 10 m bedraagt ten opzichte van het bestaande bouwvlak, waarbij een minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens van 3 m in acht genomen wordt;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  3. de ruimtelijke uitwerking van de wijziging aanvaardbaar is;
  4. het woningbouwplan, dat aan het verzoek tot verschuiving van het bouwvlak ten grondslag ligt, voldoet aan het gemeentelijk woningbouwprogramma 'Woningbouwstrategie 2019', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2019 (Bijlage 4), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels     

8.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen     

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voorzover zij de grens van de weg niet overschrijden;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, reclame-uitingen, galerijen en luifels, voorzover de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 50 cm bedraagt en zij niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder nummer 1 genoemde strook;
  4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voorzover dezen de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  5. goten, ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand:
    1. de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden;
    2. de grens van de weg overschrijden;
    3. lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven een rijbaan.

8.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:

  1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen die de grens van de weg overschrijden;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in 8.1 onder c, nummers 1 en 2;
  4. overbouwingen voor de verbinding van twee bouwwerken, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  5. bloemenkozijnen, balkons, galerijen, trappartijen/entrees, mits zij bij overschrijding van de grens van de weg voldoen aan het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  6. luifels en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  7. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de rijbaan;
  8. toegangen van bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, die de grens van de weg niet overschrijden;
  9. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  10. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    1. de hoogte van de weg, voorzover de bouwwerken in de weg zijn gelegen;
    2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de bouwwerken niet in de weg gelegen zijn.

8.3 Bestaande maten     

Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:

  1. is de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend;
  2. is herbouw uitsluitend mogelijk op dezelfde plaats;
  3. is het overgangsrecht in dit bestemmingsplan niet van toepassing.

8.4 Ondergronds bouwen     

In dit plan gelden de bouwregels uitsluitend voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels     

9.1 Verboden gebruik     

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.

  1. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan (het gebruik als):
    1. staan- en/of ligplaats voor wagens en/of onderkomens;
    2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
    3. opslagplaats voor gerede en/of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en/of onderdelen daarvan;
    4. stortplaats voor puin, mest- en/of afvalstoffen;
    5. voorziening voor een 24 uurs begeleidwonenvoorziening met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden;
    6. het gebruiken van één of meer bouwwerken in een volkstuin ten behoeve van permanente bewoning;
    7. seksinrichting, tenzij het 'thuisprostitutie' betreft;
    8. verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie;
    9. het racen en/of crossen met gemotoriseerde voertuigen of fietsen.
  2. Het bepaalde onder sub a 1 t/m 4 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud, gebruik en/of beheer van gronden en/of bouwwerken.

9.2 Toegestaan gebruik - opwekken duurzame energie     

Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels     

Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut (zoals abri's, transformatorhuisjes, gasregelstations en gasdrukstations en conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. het overschrijden van de bouwregels inzake de goothoogte, de bouwhoogte en de (vloer)oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%, met uitzondering van de regels in de bestemming 'Wonen';
  3. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  4. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grens met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  5. het oprichten van masten voor mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
  6. het oprichten van kunstobjecten tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, voor alle bestemmingen, behalve de bestemming 'Groen'.

10.1 Kleinschalige duurzame energie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. Het oprichten van zonnepanelen op de grond onder voorwaarde dat:
    1. de zonnepanelen worden geplaatst op eigen grond, op het perceel dat als erf gebruikt wordt;
    2. de hoogte maximaal 1,5 m is;
    3. de totale oppervlakte van de op de grond geplaatste zonnepanelen maximaal 100 m2 bedraagt;
    4. de zonnepanelen landschappelijk zijn/worden ingepast en hiervoor vooraf advies is ingewonnen bij ter zake deskundigen op het gebied van ecologie en landschap;
  2. het oprichten van een mini windturbine op het dak van een bouwwerk onder voorwaarde dat:
    1. de as van de mini windturbine maximaal 5 m uitsteekt boven het hoogste punt van het bouwwerk waarop de turbine geplaatst wordt;
    2. de mini windturbine ruimtelijk en milieuhygiënisch aantoonbaar geen overlast veroorzaakt voor de omgeving;
    3. voor de mini windturbine geen vergunningplichtige beplanting verwijderd hoeft te worden;
  3. het oprichten van een kleine windturbine, onder voorwaarde dat:
    1. de kleine windturbine een maximale as-hoogte heeft van 30 m;
    2. de kleine windturbine niet mag staan in het gebiedstype 'woongebieden', zoals weergegeven op de kaart 'Gebiedstypen' (Bijlage 17) mag staan;
    3. in het landelijk gebied op het erf gerealiseerd moet worden, op maximaal 100 m afstand van het op dat erf aanwezige hoofdgebouw;
    4. de kleine windturbine moet minimaal (A) m van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' af liggen, zoals berekend uit de volgende formule: A = H + 1/3 W;

Waarin:

A = minimale afstand

H = ashoogte

W = Wieklengte

De wieklengte = 1/2 ashoogte

  1. de kleine windturbine ruimtelijk en milieuhygiënisch aantoonbaar geen overlast veroorzaakt voor de omgeving;
  2. voor de kleine windturbine geen vergunningplichtige beplanting verwijderd hoeft te worden.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels     

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. het oprichten van gebouwen van openbaar nut (zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes) met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, als dit voor de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% van het in het plan vastgelegde afwijkt.

Artikel 12 Overige regels     

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 13 Overgangsrecht     

13.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijking     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Torenallee 2008 1e wijziging (Heelweg middengebied).

Aldus vastgesteld door de burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem d.d.

27-09-2022.

de secretaris, burgemeester,

Bijlagen bij regels     

Bijlage 1 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars     

Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet

  • Advocaat
  • Accountant-administratieconsulent
  • Alternatieve genezer
  • Belastingconsulent
  • Bouwkundig architect
  • Dierenarts
  • Fysiotherapeut
  • Gerechtsdeurwaarder
  • Huidtherapeut
  • Huisarts
  • Interieurarchitect
  • Juridisch adviseur
  • Kunstenaar
  • Logopedist
  • Medisch specialist
  • Notaris
  • Oefentherapeut Cesar/Mensendieck
  • Organisatie-adviseur
  • Orthopedagoog
  • Psycholoog
  • Raadgevend adviseur
  • Redacteur
  • Registeraccountant
  • Stedenbouwkundige
  • Tandarts
  • Tandartsspecialist
  • Tolk-vertaler (al dan niet beëdigd)
  • Tuin- en landschapsarchitect
  • Verloskundige

Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.

In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.

Bijlage 2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven     

bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)

SBI-code ('hoofdgroep': 'subgroep') Omschrijving
15: 1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d.
18: 182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
20: 205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven
22: 221 Uitgeverijen (kantoren)
22: 2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
22: 2223 Grafische afwerking
22: 2223 Binderijen
22: 2224 Grafische reproductie en zetten
22: 2225 Overige grafische activiteiten
22: 223 Reproductiebedrijven opgenomen media
33: 33 Vervaardigen van medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
36: 361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
36: 362 Vervaardiging van munten, sieraden e.d.
36:363 Vervaardigen van muziekinstrumenten
51: 511 Handelsbemiddeling (kantoren)
52: 527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's, motors, bromfietsen en scooters)
55: 551,1 5512 Pensions
55: 5552 Cateringbedrijven
61, 62: 61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
63: 6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
63: 633 Reisorganisaties
63: 634 Expediteurs, cargadoors (kantoren)
64: 641 Post- en koeriersdiensten
65, 66, 67: 65, 66, 67 Banken en verzekeringsbedrijven
70: 70 Verhuur van en handel in onroerend goed
72: 72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
73: 731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
73: 732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74: 74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
74: 7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales
85: 8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
85: 853 Kinderopvang (gastouderschap)
91: 9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
92: 921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid)
92: 9251, 9252 Ateliers, e.d.
93: 9301.3 Wasverzendinrichtingen
93: 9301.3 Wasserettes, wassalons
93: 9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
93: 9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd in de richtafstandenlijst 1 - Activiteiten van Bedrijven en milieuzonering van het VNG (editie 2009)