direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Verleggen gastransportleiding N-559-05 te Eerbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

N.V. Nederlandse Gasunie is voornemens om de gastransportleiding N-559-05, die gedeeltelijk gelegen is onder de Coldenhovenseweg/Loubergweg te verleggen. De bestaande leiding is van onvoldoende kwaliteit en hierdoor niet goed te meten en te controleren.
Het is niet mogelijk om de bestaande gastransportleiding op dezelfde plek te vervangen. De Coldenhovenseweg en de Loubergweg zijn namelijk een belangrijke aanvoerroute voor alle bedrijven aan de zuidzijde van Eerbeek zodat tijdens werkzaamheden de weg niet kan worden afgesloten. Als alternatief is ervoor gekozen om een nieuwe gastransportleiding aan te leggen onder de Wethouder Sandersstraat (zie paragraaf 2.4).

Op het gedeelte van het nieuwe tracé dat buiten het bestaande tracé valt, is de ligging van een gastransportleiding juridisch-planologisch nog niet mogelijk. Daarnaast dient de huidige dubbelbestemming van de bestaande leiding die verwijderd wordt opgeheven te worden.

Op 31 juli 2017 is door N.V. Nederlandse Gasunie een principe-verzoek gedaan met betrekking tot de bovengenoemde verlegging van de gastransportleiding. Op 23 januari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders positief gereageerd.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

De verlegging van de gastransportleiding op dit tracé is onderdeel van een groter project, het vervangen/renoveren van de leiding tussen Laag-Soeren en Hall (Gasunie Network Improvement Program Laag Soeren - Hall (GNIPA)).

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0001.png"

Afbeelding - globale ligging plangebied

De ingreep vindt plaats binnen de bebouwde kom van Eerbeek. Het plangebied bestaat uit de bestaande (te vervangen) gastransportleiding (zie paragraaf 2.2) en het tracé van de nieuwe gastransportleiding (zie paragraaf 2.5).
De exacte begrenzing wordt op de verbeelding weergegeven.

1.3 Geldend bestemmingsplannen

Ter plaatse van de bestaande leiding geldt het bestemmingsplan 'Eerbeek' (vastgesteld op 15 maart 2018). Hierin is het tracé van de bestaande gastransportleiding als dubbelbestemming vastgelegd. De dubbelbestemming is in de onderstaande uitsnede van het bestemmingsplan met rood zichtbaar gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0002.png"

Afbeelding - uitsnede vastgesteld bestemmingsplan 'Eerbeek'

Ter hoogte van het nieuwe tracé geldt, naast de eerdergenoemde bestemmingsplannen, ook nog het bestemmingsplan 'Kom Eerbeek'. Dit bestemmingsplan is op 28 januari 2010 vastgesteld. Ter plaatse van het voorgestelde tracé is de aanleg van een gastransportleiding niet mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0003.png"

Afbeelding - uitsnede vastgesteld bestemmingsplan 'Kom Eerbeek'

In het voorliggende bestemmingsplan worden enkel de nieuwe gasleiding en de weg te bestemmen leiding geregeld. Voor het overige blijven de (dubbel)bestemmingen en aanduidingen uit de onderliggende bestemmingsplannen gelden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie ter plaatse van het plangebied en op de nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste beleidskaders die relevant zijn voor het plangebied toegelicht. Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de planregels.
In hoofdstuk 6 wordt ten slotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 Geplande ontwikkeling

2.1 Aanleiding

Gasunie beheert alle hogedrukgastransportleidingen in Nederland. Dit zijn gastransportleidingen die (met een druk van 40 tot 80 bar) onder andere regionale leveranciers en industrieën voorzien van gas. Onderdelen van het uitgebreide gasnetwerk zijn met enige regelmaat aan vervanging toe. Gasunie tracht het vervangen van onderdelen (afsluiterschema's, vloeistofvangers et cetera) gebundeld uit te voeren per leidingdeel. Momenteel worden de leidingen rondom Eerbeek aangepakt en op delen vernieuwd.

Wanneer Gasunie een leidingdeel onder handen neemt wordt eveneens gekeken naar andere werkzaamheden die logischerwijs kunnen worden uitgevoerd om zo beperkt mogelijk aan leidingdelen te hoeven werken. Binnen Eerbeek ligt een gastransportleiding (N-559-05) die de papierfabriek Mayr-Melnhof voorziet van gas ten behoeve van hun productieproces.

2.2 Tracé bestaande gastransportleiding

De huidige gasleiding naar de papierfabriek loopt vanaf de rotonde aan de Harderwijkerweg langs de Coldenhovenseweg/Loubergweg richting de Volmolenweg (rode lijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0004.png"

Afbeelding - situering tracé bestaande gastransportleiding N559-05 (doorgetrokken lijn)

2.3 Noodzaak en uitgangspunten

Een hogedrukgasleiding bevat een coating ter bescherming van de gastransportleiding. Op die coating zijn in het geval van het huidige tracé veel kleine schades geconstateerd welke kunnen uitmonden in een schade aan de gastransportleiding zelf (staal). Om permanente schade aan de stalen leiding te voorkomen moet de leiding vervangen worden. De leiding die moet worden vervangen heeft een diameter van 4 inch. Dit is ongeveer 10 cm.

Daarnaast zijn op enkele plekken bouwwerken gebouwd binnen de belemmeringenstrook van de huidige gastransportleiding (4 m aan weerszijde van de leiding). Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mag binnen deze strook niet worden gebouwd. Omdat het hier een situatie betreft die historisch is ontstaan kan hier niet veel aan worden gewijzigd. Het is echter wel een potentieel risico voor de leiding en daarmee een ongewenste situatie. Het verleggen van de gastransportleiding zou deze potentiële risico's beperken/ongedaan maken.

De Gasunie heeft een leveringsverplichting aan de papierfabriek Mayr-Melnhof. Uitgangspunt bij de vervanging is dat de gaslevering aan de papierfabriek niet onderbroken kan worden. In een brief heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat een aantal grootgebruikers laten weten dat het onontkoombaar is dat bedrijven binnen enkele jaren moeten omschakelen op hoogcalorisch aardgas of een duurzaam alternatief.
De werkzaamheden die nu uitgevoerd worden zijn te verenigen met een mogelijke overstap naar hoogcalorisch gas. Hiervoor zijn in de toekomst wel wat aanpassingen nodig aan het gasleidingnetwerk rondom Eerbeek. De nieuwe leiding is nu en in de toekomst geschikt voor zowel laag- als hoogcalorisch gas en mogelijk ook andere duurzame vormen van gas.

De bestaande leiding ligt nu langs een drukke verkeersader voor vrachtverkeer van en naar de industrie van Eerbeek, deze kan niet worden afgesloten ten behoeve van het werk. Daarnaast heeft het de voorkeur om de nieuwe leiding middels een horizontaal gestuurde boring (HDD) aan te leggen om de overlast voor de omgeving te beperken. Dit is mede bepalend geweest voor de uiteindelijke tracékeuze omdat deze boring niet overal te realiseren is.

Ondanks de discussie over gebruik van gas (in de toekomst) geldt dat deze energiebron voor industrieën nog van levensbelang is en blijft. Er wordt dus gezocht naar een verantwoorde oplossing voor het vervangen van de gastransportleiding. Dit houdt in dat de leiding op een plek moet komen te liggen waar hij zo min mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor de omgeving en waarvan de investering te rechtvaardigen is.

2.4 Alternatieven

2.4.1 Locatie

Ten behoeve van de locatie heeft een afweging plaatsgevonden van verschillende alternatieven:

  • De huidige leiding één op één op de huidige plek vervangen is niet mogelijk omdat dit direct betekent dat de papierfabriek enige tijd zonder gasaansluiting komt te zitten. Dit veroorzaakt te veel economische schade voor het bedrijf.
    Tevens zal de Coldenhovenseweg/Loubergweg dan moeten worden afgesloten wat ook een beperking voor verkeer met zich meebrengt en dus economische schade voor alle omliggende bedrijven veroorzaakt.
  • De nieuwe leiding wordt bij voorkeur gelegd in openbare grond zodat particulieren zo min mogelijk worden beperkt vanwege de aanwezigheid van de gastransportleiding. Niet elke openbare weg is hiervoor geschikt. Voor open ontgraving moet er ruimte zijn ter plaatse van alle bestaande kabels en leidingen. Voor een horizontaal gestuurde HDD-boring moet opzet van de weg geschikt zijn om bochten te kunnen maken. Dit beperkt de mogelijkheden in de directe omgeving.

De nieuwe leiding moet worden aangesloten op het bestaande gasleidingnet rondom Eerbeek. De aansluiting vanuit het Gasdrukmeet- en regelstation (hierna GOS) van Liander aan de Veldkantweg is hiervoor het meest gunstig omdat de afstand tot de fabriek zo klein mogelijk is, en de route geheel door openbare grond afgelegd kan worden. Tevens ligt hier al een afsluiterschema waarop kan worden aangetakt. Aansluiting vanaf een andere zijde heeft direct gevolgen voor de lengte van het nieuwe tracé (duurdere oplossingen) en zijn niet te realiseren zonder particulieren gronden te kruisen of zonder door kwetsbaar of moeilijk toegankelijk gebied te gaan.

2.4.2 Werkwijze

Vanuit de wens om de nieuwe leiding in openbare grond te leggen wordt allereerst goed gekeken naar het huidige gebruik van de ondergrond door andere kabels, leidingen en riolering. Deze kabels liggen vaak op een vergelijkbare diepte of minder diep dan hogedrukgasleidingen. In de praktijk betekent dit dat de gasleiding onder alle andere kabels en leidingen moet worden aangelegd. Dit is moeilijk te realiseren met een open ontgraving (leggen in een sleuf).
Het aanleggen van de nieuwe leiding middels een open ontgraving wordt verder bemoeilijkt doordat de directe omgeving wordt gewoond. Een open ontgraving werpt veel beperkingen op voor het dagelijks gebruik van een woonomgeving tijdens de werkzaamheden (inrichten grote werkterreinen en verkeersmaatregelen). Dit is in een woonkern niet wenselijk.

De gekozen route vanuit het Gasdrukmeet- en regelstation (GOS) aan de Veldkantweg tot aan de papierfabriek leent zich in dit geval goed voor het leggen van de leiding met een gestuurde boring (in drie delen).
Deze methode is iets duurder dan de reguliere open ontgraving, maar is te rechtvaardigen doordat de overlast voor omwonenden drastisch wordt beperkt en kabels en leidingen van derden kunnen worden ontzien. Tevens komt de leiding met deze boring zo diep te liggen (ongeveer 10 m onder maaiveld) dat ook het effect van de gasleiding op de veiligheid van kwetsbare functies te verwaarlozen is (zie ook paragraaf 4.3).

2.4.3 Conclusie

Al met al levert de verplaatsing van de huidige leiding een verbetering op van de leveringszekerheid voor de industrie alsook de veiligheid voor de omgeving. Dit komt doordat de oude gastransportleiding, op beperkte diepte, met schades aan de coating, vervangen zal worden door een nieuwe leiding op grote diepte.
Door de gekozen route door openbare grond, zijn er in dit geval ook geen beperkingen voor wat betreft bouwen en gebruik van gronden door particulieren en bedrijven langs de route. De belemmeringenstrook rondom de leiding ligt geheel in openbaar gebied.

2.5 Tracé nieuwe gastransportleiding

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan wordt uitgegaan van het nieuwe tracé vanaf het Gasdrukmeet- en regelstation van Liander (GOS) aan de Veldkantweg via de Wethouders Sandersstraat en 't Haagje naar de papierfabriek Mayr Melnhof (roze stippellijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0005.png"

Afbeelding - situering tracé nieuwe gastransportleiding N559-05 (gestippelde lijn)

2.6 Werkwijze per plandeel

De nieuwe leiding wordt zo veel mogelijk in openbaar gebied en wordt door middel van een ondergrondse (gestuurde) boring aangelegd. Bij een boring hoeft de gasleiding niet in een open sleuf te worden gelegd maar wordt de leiding vanaf een beginpunt (bouwput) op een diepte van circa 10 m geboord naar een eindput (tweede bouwput). Dit heeft als voordeel dat de leiding op grote diepte komt te liggen en daarmee nog veiliger is, en daarbij hoeft de straat/stoep/groen niet over de gehele lengte opengebroken te worden en zijn slechts twee kleine putten per boring nodig. Dit voorkomt veel overlast voor de directe omgeving. Daarnaast is de realisatie iets sneller uit te voeren.

Voor een zeer beperkt deel is een ontgraving nodig. De ruimtelijke structuur van het gebied wordt niet, dan wel slechts tijdelijk en in een beperkte omvang, aangesproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0006.png"

Afbeelding - schematisch overzicht werkzaamheden tracé nieuwe gastransportleiding N559-05

Drie boringen
Een groot deel van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door middel van een drietal boringen (zie bovenstaande afbeelding). Bij het Gasdrukmeet- en regelstation (GOS) aan de Veldkantweg wordt ondergronds een afsluiterschema gerealiseerd. Dit is een cluster van leidingen en afsluiterputten waar ondergronds de gasstroom kan worden gestopt of omgeleid en waar de leiding in geval van nood drukloos gemaakt kan worden. Voor het maken van dit afsluiterschema moet wat ruimte worden bestemd en worden enkele bomen gekapt.

Voor de aanleg van het nieuwe tracé worden drie gestuurde boringen uitgevoerd:

  • 1. ter hoogte van de Veldkantweg (boring 1);
  • 2. ter hoogte van de Wethouder Sanderstraat (boring 2);
  • 3. ter hoogte van de groenstrook tussen 't Haagje en de Eerbeekse Beek (boring 3).

Uittredepunt boring 1 en 2 ligt aan de Wethouder Sandersstraat. Hier ligt een groenstrook. Deze wordt bij voorkeur groen houden. Kap van enkele bomen kan niet worden voorkomen maar wordt zoveel als mogelijk beperkt. Hiervoor komen bomen terug in de directe omgeving.
Intredepunt van boring 2 ligt bij de beek (hoek 't Haagje-Wethouder Sandersstraat). Boring 3 heeft het intredepunt op het terrein van Mayr Melnhof en het uittredepunt op de hoek 't Haagje-Wethouder Sandersstraat. Beide boringen worden op dit punt aan elkaar verbonden.
Voor de kruising van de gasleiding met de groenstrook 't Haagje/Eerbeekse Beek is gekozen voor een boring om effecten op de beek (schade en herstel achteraf) en de aanwezige bomen (niet kappen of graven binnen kroonprojectie) te minimaliseren. Ook hier zal het effect van het werk op de omgeving worden beperkt door de boring omdat het werkgebied aanzienlijk wordt verkleind.

Zowel bij het Gasdrukmeet- en regelstation (GOS) aan de Veldkantweg als op het fabrieksterrein Mayr Melnhof wordt de leiding in open ontgraving op het bestaande net aangesloten.
Ook tussen de drie boringen worden in een open ontgraving de leidingdelen ondergrond aan elkaar verbonden. Alle genoemde putten blijven beperkt in omvang.

Tijdelijke uitlegstroken
Om een nieuwe gasleiding middels een boring te kunnen aanleggen dient een tijdelijke uitlegstrook te worden gerealiseerd. Het betreft tijdelijke werkterreinen waar de nieuwe gasleiding worden opgebouwd alvorens deze wordt ingetrokken. De uitlegstrook voor boring 1 ligt langs de Veldkantweg. Voor boring 2 ligt de uitlegstrook langs de Boshoffweg en voor boring 3 langs de Eerbeekse Beek.
De tijdelijke werkterreinen zullen tijdens het intrekken van de boringen wat belemmeringen voor het verkeer opleveren. Er komen echter geen permanente effecten uit voort. De uitlegstroken/werkterreinen worden na afloop weer in oude staat hersteld.

2.7 Verwijderen bestaande leiding

De bestaande gastransportleiding kan niet blijven liggen. Deze wordt zoveel mogelijk ontmanteld en verwijderd. Dit gebeurt door de leiding op goed bereikbare plekken door midden te zagen en de leidingdelen vervolgens uit de grond te trekken. Zo worden de bovengrondse functies zo min mogelijk verstoord.
Afhankelijk van de situatie kan de oude leiding in grotere, dan wel kleinere delen uit de bodem worden getrokken. De ruimte die bij het verwijderen van de oude leiding vrij komt wordt afdoende opgevuld om nazakking te voorkomen. Daar waar de leiding door particuliere grond loopt zal het verwijderen met de betrokken gebruikers worden afgestemd.

Daar waar de leiding onder gebouwen ligt kan de leiding niet worden verwijderd. Deze leidingdelen worden opgevuld en blijven in de grond achter.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). De SVIR zet twee zaken helder neer: een scherp kader voor prioritering in het Infrafonds en een selectief ruimtelijk beleid, dat meer overlaat aan provincies en gemeenten.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarvan de derde relevant is voor de onderhavige ontwikkeling: 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen'. Het doel is te waarborgen dat het leggen van buisleidingen van nationaal belang ook in de toekomst ruimtelijk mogelijk blijft.
Het gaat in dit geval om het verleggen van een bestaande gasleiding in het hoofdnetwerk, wat past binnen het hiervoor beschreven doel van de structuurvisie.

Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan ondervindt geen belemmeringen vanuit het beleid geformuleerd in de structuurvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Conclusie
Geen van de nationale belangen is in het geding bij het voorliggende bestemmingsplan.

3.1.3 Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

In Nederland ligt ongeveer 300.000 km buisleiding voor het transport van stoffen waaronder aardgas, brandstoffen, drinkwater en afvalwater. Hiervan is ruim 18.000 km buisleidingen bestemd voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is gericht op de buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen, omdat deze categorie een potentieel extern veiligheidsrisico met zich meebrengt.

Het Bevb en de bijbehorende regeling zijn van toepassing op buisleidingen met een extern veiligheidsaspect, zoals hogedrukaardgasleidingen, brandstofleidingen categorieën K1, K2 en K3 en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 juli 2014 geldt de Regeling externe veiligheid buisleidingen ook voor het transport van andere chemische stoffen dan aardgas en aardolieproducten.

Het Bevb bevat regels voor het vastleggen van deze leidingen en haar externe veiligheidsaspecten in bestemmingsplannen. Voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen, reeds bestaand of nieuw, geldt dat het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gemeenten verplicht deze leidingen op te nemen in het bestemmingsplan met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding. Verder dient op grond van het Bevb voor alle leidingen rekening te worden gehouden met de risiconormering die voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen geldt.

Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan sluit aan op het Bevb, in die zin dat een belemmeringenstrook aan weerszijden van de leiding is opgenomen voor de nieuwe leiding.

3.1.4 Structuurvisie Buisleidingen 2012 - 2035

De Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 is vastgesteld op 12 oktober 2012. In deze visie is opgenomen hoe het Rijk voor de komende 20 tot 30 jaar ruimte wil reserveren in Nederland voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.

In de Structuurvisie wordt een hoofdstructuur van verbindingen aangegeven waarlangs ruimte moet worden vrijgehouden, om ook in de toekomst een ongehinderde doorgang van buisleidingtransport van nationaal belang mogelijk te maken. Hiermee wordt zeker gesteld dat ook de komende 20 à 30 jaar nieuwe doorgaande buisleidingverbindingen kunnen worden gerealiseerd ten behoeve van de levering van aardgas en het vervoer van grondstoffen en chemische stoffen aan en tussen haven- en industrieclusters in het binnen- en buitenland. Anderzijds wordt hiermee duidelijkheid geboden aan zowel initiatiefnemers die buisleidingen wensen te realiseren als aan gemeenten, doordat buisleidingen van nationaal belang in een vooraf begrensde buisleidingenstrook dienen te worden aangelegd.

In de Structuurvisie zijn tien uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Creëren van optimale randvoorwaarden buisinfrastructuur;
  • 2. Zuinig gebruik van de ruimte;
  • 3. Voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving;
  • 4. Alleen leidingen van (inter)nationaal belang;
  • 5. Alleen leidingen voor gevaarlijke stoffen;
  • 6. Alleen aanleg in aangegeven stroken;
  • 7. Gebruik bestaande verbindingen met het buitenland;
  • 8. Geen aankoop van gronden;
  • 9. Geen aanleg van buisleidingen door het Rijk;
  • 10. Aangewezen buisleidingstroken vrijwaren in bestemmingsplannen.

Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan ondervindt geen belemmeringen vanuit het beleid geformuleerd in de structuurvisie, en sluit aan bij de hierboven genoemde uitgangspunten.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland (geconsolideerde versie 01-01-2018) wordt aangegeven hoe de provincie Gelderland denkt dat de omgeving er in de toekomst uit moet zien. Het gaat over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. Het plan vervangt 5 oudere, afzonderlijke plannen. Het gaat vooral om een duurzame economie en een veilige leefomgeving van hoge kwaliteit.
Voor wat betreft het plangebied wordt in de Omgevingsvisie het volgende vastgelegd.

Intrekgebied
Een groot deel van de kom van Eerbeek, waaronder ook een deel van het nieuwe tracé, is aangewezen als intrekgebied vanwege het nabij gelegen waterwingebied Eerbeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0007.png"

Afbeelding - uitsnede omgevingsvisie m.b.t. Water en ondergrond (kaart 11)

De provincie heeft vanuit de Drinkwaterwet een zorgplicht voor een duurzame Openbare drinkwatervoorziening. De provincie wil de beschikbaarheid van de grondstof voor de openbare drinkwatervoorziening veiligstellen en daar bij besluiten rekening mee houden.
Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie onder andere gebruik van regelgeving en vergunningverlening. De provincie wil niet dat fossiele energie gewonnen wordt in de intrekgebieden voor de drinkwatervoorziening. Dat wordt in het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Externe veiligheid
De provincie richt zich op het wegnemen en voorkomen van risicovolle situaties. De provincie streeft bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen naar een maximale beperking van het groepsrisico. Hiervoor moet externe veiligheid vroeg in het proces worden meegewogen en worden betrokken bij de relevante beleidsvelden.
In paragraaf 4.3 'Externe veiligheid' van deze toelichting wordt dit aspect behandeld.

Ladder Duurzame ontwikkeling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening hanteert de provincie in de omgevingsvisie de zogenaamde duurzaamheidsladder, een processchema dat initiatieven met betrekking tot stedelijke functies, begeleidt naar een optimale locatiekeuze. De Gelderse ladder vloeit voor uit Besluit ruimtelijke verordening en is in de omgevingsvisie verbijzonderd.

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt ingegaan op de nut en noodzaak van de verlegging van de leiding, op de keuze voor het nieuwe tracé en op de wijze van uitvoering. Daaruit blijkt dat het verleggen van een gastransportleiding niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Toetsing aan de ladder kan daarom ook achterwege blijven.

Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan sluit aan bij de omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening richt zich, net als de Omgevingsvisie, op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De Omgevingsverordening bevat algemeen bindende voorschriften waar bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening mee gehouden dient te worden.

Zo is in artikel 2.6.3.1 van de verordening bepaald dat intrekgebieden in een bestemmingsplan geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.

Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan sluit aan bij de omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Brummen 2030

De toekomstvisie maakt heldere keuzes voor de toekomst van Brummen en geeft daarmee een duidelijke koers aan richting 2030. De visie geeft richting aan de strategie, het beleid en de plannen die de komende vijftien jaar worden gemaakt. Het is een inspiratiekader, dat laat zien wat en wie Brummen wil zijn in 2030. Het is geen opsomming van beleidskeuzes voor de komende vijftien jaar. De richting is duidelijk. Hoe daar wordt komen wordt de komende jaren ingekleurd door de gemeentelijke politiek, de gemeentelijke organisatie en de inwoners en ondernemers van Brummen. Gekozen wordt voor ontwikkelingen en vernieuwingen die passen bij hetgeen wat nodig is, zonder dat ze de mogelijkheden om een goed leven op te bouwen voor de mensen die na ons komen in gevaar brengen. Gestreefd wordt naar een optimale balans tussen de mens (people), de leefomgeving (planet) en een gezonde economie (profit).

Conclusie
In de toekomstvisie is de voorgenomen ontwikkeling niet expliciet opgenomen of wordt hier nader op ingegaan. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologisch inpassing van het tracé middels de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet strijdig is met het gemeentelijk beleid.

3.3.2 Beleidsvisie Externe Veiligheid Brummen

In het beleidsdocument zet de gemeente in op een duurzame en veilige ontwikkeling van de gemeente Brummen. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, anderzijds draagt de gemeente zorg voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. In de beleidsvisie wordt ingegaan op de samenhang tussen ruimtelijke ordening en de beheersing en verantwoording van risico's.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is onder andere om een toetsingskader te formuleren hoe met bestaande en toekomstige veiligheidsrisico's dient te worden omgegaan.

Voor nieuwe situaties, zoals in het voorgaande geval, worden in het beleidsdocument generieke, objectgerichte en gebiedsgerichte ambities geformuleerd. Zo worden in woon- en gemengd gebieden geen nieuwe Bevi-inrichtingen en andere stationaire risicobronnen toegestaan. Een uitzondering geldt voor de nieuwvestiging van een gasdrukregel- en meetstation, waarbij een relevante veiligheidsafstand niet komt te liggen over een bouwvlak voor een (beperkt) kwetsbare object.

Verder wordt een toename van het groepsrisico veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een bestaande risicobron niet toegestaan. Voor toename van het groepsrisico door toename van het aantal personen in het invloedsgebied geldt de oriëntatiewaarde als grenswaarde. Overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd.

Conclusie
In paragraaf 4.3 van deze toelichting wordt ingegaan op externe veiligheid. Hierin wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet strijdig is met het gemeentelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid.

3.3.3 Koersdocument Duurzame Energie

In het koersdocument Duurzame Energie is het onderzoek naar het gebruik van restwarmte van de papierindustrie opgenomen. Het onderzoek 'Trias Thermica' bestaat uit:

  • 1. de distributie van warmte (warmtenet);
  • 2. de opslag van warmte;
  • 3. de opwek van warmte.

De eerste fase bestond uit het inventariseren van de vrijkomende warmte opgewekt door papierfabrieken. Vervolgens wordt gerekend aan een businesscase voor het aanleggen van een warmtenet. Een warmtenet in de bodem ligt over het algemeen ondiep ten opzichte van het maaiveld.
Het voorgestelde tracé van de gasleiding ligt veel dieper in de bodem. De mogelijkheid voor het aanleggen van een warmtenet wordt fysiek niet in de weggezeten door de aanleg van de nieuwe gasleiding. Op het moment dat de aanleg van een warmtenet in Eerbeek concreet wordt en deze het tracé van de gasleiding kruist zal dit met de Gasunie worden kortgesloten.

Wat betreft het opwekken van warmte wordt de mogelijkheid onderzocht om ultradiepe geothermische energie toe te passen. Hiervoor worden in 2018 stappen gezet om tot een exploratie-onderzoek te komen. Het exploratie-onderzoek staat het verleggen van de aardgasleiding niet in de weg.

Tegelijkertijd bestaat de wens om het gebruik van aardgas door de papierfabriek te verduurzamen. In de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat is de papierfabriek onder de bedrijven geschaard die binnen enkele jaren moeten omschakelen op hoogcalorisch aardgas of een duurzaam alternatief. Zoals eerder in de toelichting (zie paragraaf 2.3) is aangegeven:

  • bestaat er een leveringsverplichting aan de papierfabriek;
  • is de huidige gasleiding niet meer voldoende om die levering te garanderen.

Er zijn op dit moment nog geen concrete alternatieve duurzame energiebronnen voorhanden. De werkzaamheden die nu worden uitgevoerd zijn te verenigen met een mogelijke toekomstige overstap naar hoogcalorisch gas. De nieuwe leiding is geschikt voor zowel laag- als hoogcalorisch gas en mogelijk ook andere duurzame vormen van gas. De nieuwe aansluiting van Mayr Melnohof op het gasleidingnetwerk is te verantwoorden en staat de optie een andere duurzame energiebron niet in de weg.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzame energie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De aanleg van de gastransportleiding is een activiteit die wordt genoemd in het Besluit Milieueffectrapportage (bijlage I,onderdeel D 8.1). De activiteit blijft onder de drempelwaarde van 5 kilometer of meer. Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden gedaan.

In de 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' die als bijlage 1 is de toelichting is bijgevoegd wordt geconstateerd dat de ontwikkeling, gelet op de kenmerken en de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potentiële effecten, niet zodanig van invloed is op het milieu dat een milieueffectrapportage moet worden doorlopen.

Het voorliggende bestemmingsplan is niet kaderstellend voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit (aanleg van een gastransportleiding) onder de drempelwaarde van 5 kilometer of meer. Het bestemmingsplan maakt de aanleg van de gasleiding rechtstreeks mogelijk. Het bestemmingsplan wordt in het kader van het besluit milieueffectrapportage als een 'besluit' en niet als een 'plan' beschouwd.

Conclusie
Op basis van de 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' (zie bijlage 1) heeft de gemeenteraad van Brummen op 28 juni 2018 besloten dat geen milieueffectrapportage nodig is voor het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een plan-m.e.r.-plicht.

4.2 Bodemkwaliteit

In het kader van het Gasunie Network Improvement Program (GNIP) voor Laag Soeren - Hall is een historisch bodemonderzoek voor een tweetal modificaties 4 en 5. Modificatie 5 heeft betrekking op de aanleiding van een nieuwe toevoerleiding N-559-05-xx, waarvoor het voorliggende bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.

Het rapport 'Historisch onderzoek in het kader van GNIPA Laag Soeren - Hall (modificaties 4 en 5) te Eerbeek' is als bijlage 2 in de toelichting opgenomen. Uit het historisch bodemonderzoek blijkt het volgende:

  • De locatie ter plaatse van afsluiterschema S-1248 wordt als verdacht beschouwd voor het voorkomen van bodemverontreinigde stoffen;
  • Bij de Volmolenweg in de buurt van nummer 16 (ter plaatse van de beek), is een sanering uitgevoerd. Hierbij zijn restverontreinigingen achtergebleven;
  • De Veldkantweg, de Wethouder Sanderstraat, de Volmolenweg en de bodem onder de klinkerverharding op het terrein van Mayr-Melnhof kunnen puin bevatten.

De locatie ter plaatse van afsluiterschema S-1248 moet worden onderzocht op het niveau van een verkennend bodemonderzoek. Voor de werkzaamheden onder de Veldkantweg, de Wethouder Sanderstraat en de Volmolenweg moet een beperkt bodemonderzoek worden uitgevoerd. Er moet worden onderzocht of een puinfundering aanwezig is onder de weg(en) en of deze (indien aanwezig) asbest kan bevatten. Als de fundering verdacht is voor het voorkomen van asbest, moet een verkennend asbestonderzoek worden uitgevoerd.

Conclusie
Het aspect 'Bodemkwaliteit' vormtgeen belemmering voor het bestemmingsplan. Wel zal onderzoek noodzakelijk zijn en eventuele maatregelen moeten worden getroffen om de veiligheid van medewerkers te garanderen.

In verband met de restverontreiniging in de buurt van Volmolenweg 16 (ter plaatse van de beek) bestaat het risico dat mogelijk wordt gewerkt binnen een ernstig geval van bodemverontreiniging. Bij deze en eventuele andere bodemverontreinigingen moet worden gewerkt conform het Besluit bodemkwaliteit en/of de Wet bodembescherming.

4.3 Externe veiligheid

In het kader van de verlegging van de gastransportleiding N-559-05 is een kwalitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd waarin de plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) zijn uitgevoerd. Het rapport 'Kwantitatieve Risicoanalyse, N-559-05-deel-1' is als bijlage 3 in de toelichting opgenomen.

De QRA is uitgevoerd conform de vigerende wet- en regelgeving. Zowel voor de huidige situatie (exclusief de verlegging) als voor de toekomstige situatie (inclusief de verlegging) zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) berekend:

  • Plaatsgebonden risico
    Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie heeft de aardgasleiding geen PR 10-6 contour. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie kunnen er hierdoor geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour van de leiding liggen.
    De verlegging voldoet aan de Revb. Het plaatsgebonden risico op een afstand van 4 m, gemeten vanuit het hart van de leiding, is niet hoger dan 10-6 per jaar.
  • Groepsrisico
    De maximale overschrijdingsfactor voor zowel de bestaande als de toekomstige situatie is weergegeven in onderstaande tabel en is kleiner dan 1:
    afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0008.png"
    In beide gevallen blijft de fN-curve onder de oriëntatiewaarde. Uit de tabel blijkt dat de maximale overschrijdingsfactor in de toekomstige situatie lager is dan in de huidige situatie. Ten opzichte van in de huidige situatie neemt het groepsrisico in de toekomstige situatie af als gevolg van de verlegging. Daarnaast wordt de nieuwe leiding op een diepte van 10 meter onder maaiveld aangelegd, waarmee het risico op een calamiteit zeer klein is geworden.

Advies Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
De Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft op 26 april 2018 geadviseerd (zie bijlage 4). In het advies wordt verwezen naar de 'Handreiking buisleidingen in bestemmingsplannen' van 2016. Hierin zijn effectafstanden aangegeven, die relevant zijn bij een eventuele calamiteit. Voor een buisleiding als bedoeld in dit bestemmingsplan is de afstand bij 100% letaliteit 30 m en voor 1% letaliteit 45 m. Binnen deze afstand staan meerdere woningen.
De VNOG adviseert om, in het kader van de zelfredzaamheid, de bewoners binnen deze afstanden te informeren en te attenderen op het gebruik van NL-alert. De bluswatervoorziening acht de VNOG voldoende.

Conclusie
Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect 'Externe veiligheid' geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan, mits de bewoners langs de nieuwe leiding worden geïnformeerd over de plannen en over het gebruik van NL-alert.

4.4 Conventionele explosieven

Als gevolg van gevechtshandelingen in de Tweede Wereldoorlog kunnen conventionele explosieven in het gebied zijn achtergebleven. Er ontstaat bij het spontaan aantreffen en beroeren van niet gesprongen explosieven mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. In het kader van het GNIPA Laag Soeren - Hall is dan een vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE). Het 'Vooronderzoek conventionele explosieven' is als bijlage 5 in de toelichting opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat voor het voorliggende plangebied (i.c. modificatie 02) er geen indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van CE. Derhalve is het onderzoeksgebied aldaar niet verdacht op de mogelijke aanwezigheid van CE.

Geadviseerd wordt om de werkzaamheden onder reguliere condities uit te voeren. De kans op het aantreffen van CE is, volgens het onderzoek, net zo groot als de gemiddelde kans op het aantreffen van CE op als 'onverdacht' aangemerkte locaties in de rest van Nederland.

Conclusie
Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect 'Conventionele explosieven' geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan.

4.5 Ecologie

De verlegging van de gastransportleiding N-559-05 kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming (Wnb) en tot aantasting van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS).

Mede in het kader van het bestemmingsplan dient een actueel en volledig beeld te bestaan van het voorkomen van beschermde natuurwaarden binnen de invloedsfeer van de ingreep. Aan de hand daarvan dient de voorgenomen ingreep getoetst te worden aan de bepalingen in de Wnb en dient nagegaan te worden of de ingreep past binnen het beleid voor het NNN. Daartoe is een quickscan uitgevoerd. Deze 'Quickscan beschermde natuur' is als bijlage 6 in de toelichting opgenomen.

Uit de quickscan blijkt dat de ingreep niet zorgt voor een overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Voorwaarde is wel dat bepaalde mitigerende maatregelen worden getroffen om negatieve effecten voor broedvogels te voorkomen. Een ontheffing van de Wnb is daarmee niet aan de orde. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect 'Ecologie' geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan.

4.6 Water

Met het doel om wateroverlast te voorkomen dienen gemeenten, ontwikkelaars en waterschap vroegtijdig met elkaar de wettelijk verplichte watertoetsdialoog aan te gaan. Het doel van de watertoets is de negatieve effecten van besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem benutten. De watertoets is een procesinstrument om in een vroeg stadium van de planvorming het aspect water te betrekken. Dit houdt in dat het waterschap in een vroeg stadium wordt betrokken om een wateradvies te geven over de omgang met water binnen het plangebied.

Bestaande situatie
Uit een in 2011 uitgevoerd verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Park aan 't Haagje te Eerbeek, Certicon Kwaliteitskeuringen B.V., projectnummer P2011-179, d.d. 24 augustus 2011) volgt dat het maaiveld zich bevindt op circa 21,5 m+NAP. De bodemopbouw (deklaag) bestaat uit fluvio-periglaciale afzettingen bedekt met dun dekzand, behorend tot de Formatie van Twente. De grondwaterstand is circa 14 m-mv

De regionale stromingsrichting van het grondwater in het eerste watervoerende pakket is globaal oostelijk gericht.

Watertoets
In het voorliggende geval is sprake van het verleggen van een bestaande gasleiding. Hierbij zal ter plaatse van het nieuwe tracé geen sprake zijn van een toename van het verhard oppervlak.
Ter beoordeling voor de te doorlopen watertoetsprocedure heeft het waterschap een Watertoetstabel opgesteld. Aan de hand van beantwoording van de vragen in de tabel is op te maken welke procedure gevolgd dient te worden. De watertoetstabel ziet er als volgt uit:

 Watertoetstabel

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0009.jpg"

Bemaling
Ten behoeve van de uit te voeren werkzaamheden is tijdelijke bemaling noodzakelijk. Met het Waterschap zullen afspraken worden gemaakt over de lozing, de hoeveelheden, de grondwaterstanden en de kwaliteit van het te onttrekken grondwater, en de effecten hiervan op de omgeving.

Riolering
Het nieuwe tracé van de nieuwe aardgasleiding heeft tussen de Poelkampstraat en de Coldenhovenstraat een raakvlak met gronden waar medio 2020 een vervanging van het rioleringstelsel gepland staat. Waar mogelijk wordt door de Gasunie bij aanleg en uitvoering van de gasleiding rekening gehouden met het feit dat op relatief korte termijn een gedeelte van het rioleringstelsel zal worden vervangen. De gemeente wil, naast het vervangen van bestaande rioleringen, ook rioleringen aanleggen voor het verwerken van hemelwater. Beoogd wordt om de impact van de werkzaamheden op de openbare ruimte te beperken

Het combineren van de werkzaamheden is gelet op de planning en de aard van de werkzaamheden niet mogelijk. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de gebruikers, bewoners en gebruikers in de omgeving binnen een termijn van drie jaar meerdere keren geconfronteerd worden met werkzaamheden.

Verlegging Eerbeekse Beek
De gemeente heeft ambities voor wat betreft de Eerbeekse Beek. De gemeente is voornemens de Eerbeekse Beek te verleggen/bovengronds te brengen. Hiervoor wordt te zijner tijd een Masterplan opgesteld. De inventarisatie van de mogelijkheden voor de Eerbeekse Beek en een keuze voor een of meerdere tracés worden in het masterplan meegenomen. De keuze voor een nieuw tracé is op dit moment nog niet bekend.

Bij de keuze voor een nieuw tracé zijn de bestaande kabels en leidingen in de grond een belangrijk aandachtspunt. Met betrekking tot de voorgestane verlegging van de leiding is door de Gasunie, Waterschap Vallei en Veluwe, Liander en de gemeente gezocht naar de mogelijkheden om voldoende ruimte te behouden voor de Eerbeekse Beek.
Naar aanleiding hiervan is besloten om de nieuwe aardgasleiding ter hoogte van de hoek Veldkantweg / Wethouder Sandersstraat op dezelfde hoogte te leggen als de overige leidingen, zodat de Eerbeekse Beek dit punt middels een duiker kan passeren. Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft met deze aanpassingen ingestemd.

Conclusie
Het Waterschap Vallei en Veluwe is in het voortraject geraadpleegd met betrekking tot de verlegging van de aardgasleiding.
Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect 'Water' geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan. De aanleg van de gasleiding vormt geen belemmering voor het gemeentelijk rioolstelsel.

4.7 Archeologie

In het kader van het Gasunie Network Improvement Program (GNIP) voor Laag Soeren - Hall is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 7 in de toelichting opgenomen.

Deelgebied 1
Uit het Archeologisch vooronderzoek blijkt dat deelgebied 1 in belangrijke mate al is verstoord. De open ontgraving aan de westzijde van de kern Eerbeek bevatten geen bijzondere waarden. Dit gebied wordt vrijgeven voor de voorgenomen werkzaamheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0010.png"

Afbeelding - overzicht deelgebieden uit het archeologisch vooronderzoek (omlijnd)

Deelgebied 2
Voor deelgebied 2 (aan de oostzijde van de kern, rond de Eerbeekse Beek) wordt geconcludeerd dat deze deels kan worden vrijgegeven: te weten het terrein voor het graven van de boorput en de leidingsleuf tot de Volmolenweg.

Ten oosten van de beek is tijdens het onderzoek een plaggendek aangetroffen, waar zich in ieder geval al vanaf de 17e eeuw akkers bevinden. Het advies is om het geplande werkterrein niet dieper te verstoren dan 30 cm –Mv. Verder wordt geadviseerd de graafwerkzaamheden vanaf de boorput ten zuiden van de Volmolenweg, tot en met de werkput op het terrein van de papiermolen archeologisch te laten begeleiden (zie onderstaande advieskaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEECE400000-va01_0011.png"

Afbeelding - Advieskaart Archeologisch vooronderzoek

De exacte archeologische werkzaamheden dienen verder vast te worden gelegd in een archeologisch Programma van Eisen. Dit Programma van Eisen moet door de gemeentelijke archeoloog goedgekeurd worden en wordt bij de uiteindelijke omgevingsvergunningaanvraag gevoegd.

Conclusie
Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect 'Archeologie' geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend.
In deze VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (editie 2009) is een staat van bedrijfsactiviteiten (lijst 1) en een Lijst Opslagen en installaties (lijst 2) opgenomen met daarin de aan te houden richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstand afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het scheiden van milieubelastende en -gevoelige functies dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen);
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Een gasleiding wordt niet vermeld in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' in tegenstelling tot gasdistributiebedrijven. Voor wat betreft het veiligheidsaspect wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

Conclusie
Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Een actueel bestemmingsplan met een heldere regeling draagt bij aan de handhaafbaarheid van de inrichting van het plangebied en geldt als toetsingskader voor het gebruik en de bouwmogelijkheden.

De regels geven inhoud aan de aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Dit bestemmingsplan maakt het juridisch-planologisch mogelijk om de gasleiding aan te leggen op het nieuwe tracé, en verwijdert de mogelijkheid voor een gasleiding op het tracé dat niet meer van toepassing is. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een dubbelbestemming en een gebiedsaanduiding (zie paragrafen 5.3 en 5.4). De onderliggende bestemmingen en aanduidingen uit de geldende bestemmingsplannen blijven onverkort van toepassing.

Verbeelding
Op de verbeelding is de hartlijn van de nieuwe gasleiding weergegeven met aan weerszijden de bijbehorende 4 m brede belemmeringenstrook. Dit deel van het plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Daarnaast is een gebiedsaanduiding 'overige zone - leiding gas uitgesloten' weergegeven, op het deel van het plangebied waar geen leiding meer aanwezig zal zijn.
In de bepaling 'Van toepassingsverklaring onderliggende bestemmingsplannen', die voor het gehele plangebied geldt, is vastgelegd dat de planregels van de geldende bestemmingsplannen onverkort van toepassing zijn.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw van de regels is als volgt:

  • hoofdstuk Inleidende regels van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de 'Begrippen' (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'Wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen (wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden);
  • in hoofdstuk Algemene regels staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk Overgangs- en slotregels van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

5.2 Overig - Toepassing ander bestemmingsplan

In de planregels van het bestemmingsplan zijn de planregels van de beide geldende bestemmingsplannen 'Eerbeek' en 'Kom Eerbeek' opnieuw van toepassing verklaard. Alle (onderliggende) bestemmingen zijn en blijven daarmee nog steeds van kracht.

5.3 Dubbelbestemming Leiding - Gas

De gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken. Op deze gronden mogen in principe uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen worden gebouwd.
Er mogen alleen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de overige daar voorkomende bestemming(en), als de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke leidingbeheerder.

5.4 Aanduiding 'overige zone - leiding gas uitgesloten'

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - leiding gas uitgesloten' wordt de mogelijkheid, die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen, om een leiding aan te leggen geschrapt.
Voor de overige bestemmingen en aanduidingen zijn en blijft het onderliggende bestemmingsplan (zie paragraaf 5.2) onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld, tenzij anders is geregeld.

In het voorliggend geval is geen sprake van een bouwplan zoals gedefinieerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Verder is het kostenverhaal anderszins geregeld. De kosten worden gedragen door de N.V. Nederlandse Gasunie. De gemeente Brummen en de initiatiefnemer hebben overeenstemming bereikt over het ontwikkelen van het plan. Zo is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.

Er is dan ook geen exploitatieplan noodzakelijk.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is tot stand gekomen op basis van een besluit van het college van burgemeester en wethouders.

6.2.1 Inspraak

Zoals uit hoofdstuk 2 blijkt is ruimtelijke uitwerking van de verlegging van de gastransportleiding beperkt. De werkzaamheden ten behoeve van de leiding hebben een tijdelijk karakter.

Op 10 januari 2018 is door de Gasunie een bijeenkomst georganiseerd voor gebruikers, bewoners en bedrijven in de omgeving. De direct aanwonenden zijn hiervoor persoonlijk uitgenodigd. Naast de Gasunie is ook de betrokken aannemer betrokken geweest bij de informatie-avond.
Bij de aanvang van de werkzaamheden wordt een tweede avond georganiseerd waar in detail wordt ingegaan op de daadwerkelijke effecten van het werk op de omgeving.

Vanwege de aard van deze activiteiten en de beperkte ruimtelijke uitwerking is voor het voorliggende bestemmingsplan afgezien van inspraak.

6.2.2 Vooroverleg

Gelijktijdig met de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2.3) is het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg verzonden aan de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland (VNOG), het waterschap en aan die diensten van provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Hieruit zijn geen vooroverlegreacties voortgekomen.

6.2.3 Vaststelling

Het ontwerp-bestemmingsplan Verleggen gastransportleiding N-559-05 te Eerbeek heeft met de bijbehorende stukken vanaf 14 juli 2018 tot en met 24 augustus 2018 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn is iedereen de mogelijkheid geboden om schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren te brengen.
Binnen deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.