Plan: | Chw bestemmingsplan Laan 1945 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0209.ChwBPLaan1945-vadf |
De doelstelling van dit bestemmingsplan is om meer reuring in het plangebied (Laan 1945) te krijgen. Meer reuring in de zin van meer functiemenging (bedrijvigheid) en meer (en betere) ruimte en voorzieningen om elkaar te ontmoeten en in Laan 1945 te verblijven. De gewenste reuring voor Laan 1945 is de (gezellige) drukte en levendigheid die passend is voor een dorps centrum.
Nr | Direct toegestaan zijn | Nadere uitleg | Voorwaarden | |
2.1.1 | Bestaande functies | Bestaande functies zijn opgenomen in Bijlage 1 Bestaande toegelaten functies | Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. | |
2.1.2 | Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit | Er is in ieder geval sprake van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien de activiteit in Bijlage
2 Aan huis verbonden
beroep of bedrijf wordt genoemd. |
(1) maximaal 45% van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 55 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; (2) één van de personen die werkzaam zijn bij het aan huis gebonden beroep of bedrijf, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; (3) de activiteit kan worden aangemerkt als een categorie A activiteit of een categorie B activiteit als opgenomen in Bijlage 3 Toegelaten functies bij deze regels. Indien sprake is van een categorie B activiteit moet er sprake zijn van een ambachtelijk bedrijf of een activiteit in een omvang als ware zij ambachtelijk; (4) een seksinrichting, een belwinkel, een growshop zijn niet toegestaan. |
|
2.1.3 | Functies die in Bijlage 3 Toegelaten functies zijn aangemerkt als categorie A en NIET zijn voorzien van een gele arcering | (1) de bedrijfsvloeroppervlakte (of in het geval van detailhandel: winkelverkoopoppervlak) van de nieuwe functie bedraagt niet meer dan 150 m²; (2) de initiatiefnemer van de functie dient voordat er met de activiteiten wordt gestart, een melding in bij het college van burgemeester en wethouders. Bij de melding worden de volgende gegevens aangeleverd: - het adres en het nummer van de Kamer van Koophandel; - de naam en het adres van degene die de activiteiten zal ondernemen; - het tijdstip waarop de activiteiten worden ondernomen; - een beschrijving van de aard en omvang van de activiteiten; - een beschrijving van de wijze waarop het initiatief bijdraagt aan de voor Laan 1945 gewenste reuring als bedoeld in artikel 1.1; - een plattegrond van de indeling en uitvoering van de activiteiten in het gebouw en op het perceel; - een brief van de commissie Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie. Zie voor verdere voorwaarden het bepaalde in 2.3. |
Voor de nieuwe functies genoemd in 2.1.3, 2.2.1 en 2.2.2 gelden de volgende beperkingen:
Na herziening van het bestemmingsplan (als bedoeld in 2.6.1) zijn toegestaan | Voorwaarden |
Functies die niet zijn toegestaan op grond van 2.1, 2.2 en 2.3. | (1) de nieuwe functie(s) zijn naar aard en invloed op de omgeving passend; (2) de nieuwe functies leveren een bijdrage aan de voor Laan 1945 gewenste reuring als bedoeld in Artikel 1. (3) de nieuwe functie(s) zijn in verkeerskundige zin (voor wat betreft de verkeersaantrekking en de parkeerbelasting waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in 4.2) inpasbaar in de omgeving. (4) het gaat uitsluitend om nieuwe functies op de gronden die zijn aangeduid als 'wetgevingszone - transformatiegebied' . (5) Onderdeel van de aanvraag om herziening is een brief van de commissie Leefomgeving Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie. In de brief van de commissie wordt ingegaan op de vraag of het initiatief in relatie tot haar aard en omvang (invloed op de omgeving), bijdraagt aan meer reuring als bedoeld in Artikel 1. |
Bij de toegestane functies horende voorzieningen zoals erven, tuinen, reclame-uitingen, terrassen, informatievoorziening, (beeldende) kunstuitingen, parkeervoorzieningen, magazijnen, laad- en losvoorzieningen, technische ruimten, bergingen en andere nevenruimten zijn toegestaan.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan op de volgende onderdelen te herzien:
Herziening | Voorwaarden | ||
2.6.1 | Het toestaan van nieuwe functies | Zoals opgenomen in 2.4. | |
2.6.2 | Het bepalen dat de initiatiefnemer bij zijn aanvraag om vergunning, herziening of bij zijn melding (door het wijzigen van het bepaalde in 2.1.3 onder 2, 2.2.1 onder 5, 2.4 onder 5), verslag moet doen van het overleg met derden-belanghebbenden. | De commissie leefomgeving is opgehouden te bestaan. | |
2.6.3 | Het toevoegen van een functie aan bijlage 1. | Voor de functie is een omgevingsvergunning als bedoeld in 2.2 verleend. |
Toegestaan zijn | Voorwaarden | ||||
3.1.1 | (De herbouw van) bestaande bouwwerken | ||||
3.1.2 | Nieuwe bouwwerken (uitbreiding van gebouwen) | (1) nieuwe bouwwerken staan ten dienste van de toegelaten functies (2) nieuwe bouwwerken passen in de gewenste stedenbouwkundige structuur als bedoeld in 3.2. (3) het bepaalde in 3.3 Hydrologisch neutraal is van toepassing. (4) er wordt voldaan aan het gestelde in 4.2 Parkeren; (5) onderdeel van de aanvraag om vergunning voor het bouwen is een brief van de commissie Leefomgeving Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie. Dit vereiste geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
|||
3.1.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 1 | Terrasafscheidingen/-schermen bij horeca | max. hoogte is 1,5 m | |
2 | Erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw (zoals een woning) | max. hoogte is 1 m | |||
3 | Erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw (zoals een woning) | max. hoogte is 2 m | |||
4 | (Licht)masten | max. hoogte is 10 m | |||
5 | Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde in een tuin achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw (zoals een woning) | max. hoogte is 3 m | |||
6 | Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde in een tuin voor (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw (zoals een woning) | max. hoogte is 1 m | |||
7 | Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet genoemd bij 1 tot en met 6. | max. hoogte is 6 m |
De gewenste stedenbouwkundige structuur houdt in ieder geval in dat de hoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 bouwlagen. Het college van burgemeester en wethouders stelt een beleidsregel vast waarin het criterium 'gewenste stedenbouwkundige structuur' wordt uitgelegd. Deze beleidsregel wordt toegepast bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
Deze beleidsregel kan na vaststelling van het Chw bestemmingsplan Laan 1945 door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd.
Het bouwen van nieuwe bouwwerken, is alleen toegestaan indien het bouwen op een hydrologisch neutrale wijze gebeurt.
Deze verplichting geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m² per bouwperceel en / of indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat negatieve hydrologische gevolgen voor omliggende gronden zijn uit te sluiten.
Een vergunning voor het bouwen van bouwwerken wordt naast aan het bepaalde in 3.1 ook getoetst aan redelijke eisen van welstand zoals die zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels.
Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de vorige zin worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment luiden.
De op dit moment geldende beleidsregels zijn via deze link te raadplegen:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan op het volgende onderdeel te herzien:
Herziening | Voorwaarde | |
3.1.2 onder 5 | Bepalen dat de initiatiefnemer bij zijn aanvraag om vergunning verslag moet doen van het overleg met derden-belanghebbenden | De commissie Leefomgeving is opgehouden te bestaan |
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en toestaan dat er buiten de dagperiode wordt geladen en gelost, mits:
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan en bij verandering van functie geldt de regel dat er voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen aanwezig is of wordt gerealiseerd op eigen terrein.
Voldoende parkeergelegenheid betekent dat er voldaan wordt aan de CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Op het moment dat de CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze 'opvolger' gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1, indien:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen teneinde in plaats van het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2, voor de van toepassing zijnde parkeernorm te verwijzen naar door het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad vastgesteld parkeerbeleid.
De volgende activiteiten zijn toegestaan:
In afwijking van het bepaalde in 5.3 van dit bestemmingsplan en de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene plaatselijke Verordening geldt het volgende:
Het college van burgemeester en wethouders kan in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 maatwerkvoorschriften opstellen met betrekking tot de situering en het in werking hebben van een standplaats.
Voor het plangebied gelden naast de bepalingen in dit bestemmingsplan ook de bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening. Deze verordening is te raadplegen via de onderstaande link:
De begrippen zoals die in dit plan worden gebruikt en de wijze zoals in dit plan moet worden gemeten, zijn opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het onder 9.3.1 opgenomen verbod geldt niet:
Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan het voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een middelhoge en lage archeologische verwachting.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het onder 10.3.1 opgenomen verbod geldt niet:
Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan het voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 11.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige doeleinden en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" is het verboden om geluidgevoelige objecten op te richten.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1 indien een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is of kan worden vastgesteld.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10 %.
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Laan 1945