direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: Harselaar-Zuid Fase 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1017-0004

4.7 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) bevat de wettelijke grondslag voor het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht3. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

MER Harselaar-Zuid en Harselaar-Driehoek 2009

In het kader van het MER is een inventarisatie uitgevoerd van de risicobronnen in en rond het plangebied. Voor de relevante risicobronnen is inzicht gegeven in het plaatsgebonden risico en groepsrisico. In de huidige situatie, de referentiesituatie en in de plansituatie is een overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico uitgesloten.

Op het perceel Wencopperweg 64 is een hoveniersbedrijf gevestigd, waar opslag van propaan plaatsvindt (geen Bevi-inrichting). De PR 10-6-contour ligt gedeeltelijk over het plangebied. In de verdere planvorming dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de tank op het perceel. Binnen de PR 10-6-contour mogen geen kwetsbare objecten worden geprojecteerd.

De ontwikkeling van Harselaar-Zuid en Harselaar-Driehoek leidt tot een beperkte toename van het groepsrisico als het gaat om het vervoer van gevaarlijke stoffen over de wegen A1 en N805 en het spoor. In geen geval is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

Bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a

Risicovolle inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied is slechts één inrichting aanwezig die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant is. De propaantank bij het hoveniersbedrijf aan de Wencopperweg 64 zal worden verplaatst, zodat deze niet leidt tot ruimtelijke beperkingen ter plaatse van het bedrijventerrein.

Nieuwe Bevi-inrichtingen worden in het bestemmingsplan niet direct toegelaten. Wel is een wijzigingsbevoegheid opgenomen. Op deze wijze kan per individueel geval worden bekeken of het wenselijk is dat de betreffende inrichting zich op een bepaalde locatie vestigt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Er vindt binnen het studiegebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A1, de A30, de N303-N805 en de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn. In het kader van het MER is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de realisatie van Harselaar-Zuid en Harselaar-Driehoek voor de risicosituatie langs de transportassen. Het onderzoek externe veiligheid is opgenomen in bijlage 37 bij de bestemmingsplantoelichting. Uit de resultaten blijkt dat de contouren voor het plaatsgebonden risico (PR) niet buiten de weg/het spoor liggen. Het plan leidt tot een beperkte toename van het groepsrisico (GR) voor de genoemde transportassen. De oriënterende waarde wordt in geen geval benaderd of overschreden. De toename van het GR dient echter wel te worden verantwoord in de op te stellen bestemmingsplannen.


Verantwoording groepsrisico

In de directe omgeving van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg en over het spoor (de A1, de A30, de N303-N805 en de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn). Door de ontwikkeling van het bedrijventerrein neemt de personendichtheid in het gebied en daarmee het groepsrisico toe. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR) houdt in dat het GR moet worden berekend en dat ook rekening moet worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten.

In het MER en de onderliggende onderzoeken is ingegaan op de personendichtheden in het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen en de gevolgen van de ontwikkeling van het bedrijventerrein voor de hoogte van het groepsrisico. Uit de resultaten blijkt dat het GR weliswaar toeneemt, maar dat de oriënterende waarde niet wordt benaderd of overschreden. Gezien de hoogte van het groepsrisico voor de verschillende risicobronnen worden maatregelen om het groepsrisico te beperken (maatregelen aan de risicobronnen of maatregelen binnen het plangebied) niet noodzakelijk geacht. Wel dient vanzelfspreken aandacht te worden besteed aan de aspecten "zelfredzaamheid" en "bestrijdbaarheid" in het geval van een eventuele calamiteit.

De locatie Harselaar-Zuid is vanaf verschillende kanten goed bereikbaar voor hulpdiensten. Ook binnen het plangebied zijn voldoende ontsluitingswegen om bij een eventuele calamiteit het gebied te kunnen evacueren. Het plangebied is snel en makkelijk bereikbaar vanaf de brandweerkazerne aan de Nijkerkerweg.

De aanwezigen op een bedrijventerrein zijn over het algemeen voldoende zelfredzaam. In het bestemmingsplan worden woningen en functies waar kwetsbare groepen mensen verblijven (zoals kinderdagverblijven, scholen of verzorgingshuizen) niet mogelijk gemaakt. Daarnaast is de bebouwing in het gebied relatief laag. Laagbouw is over het algemeen makkelijker te ontvluchten dan hoogbouw.

Over de verantwoording groepsrisico is advies ontvangen van de regionale brandweer (Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, brief van 26 mei 2011, bijlage 39), overeenkomstig het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De regionale brandweer adviseert om (beperkt) kwetsbare objecten zover mogelijk van de risicobronnen (het spoor en de A1) te realiseren. Voorts adviseert men om (nood)uitgangen van bedrijfspanden zo min mogelijk aan de risicobronzijde te realiseren. Ten slotte adviseert men organisatorische maatregelen (BHV-organisatie). Deze adviezen zijn goed te accommoderen in het plan. De stedenbouwkundige opzet leidt ertoe dat de voorgevels van bedrijfspanden grotendeels niet richting risciobronnen zijn georiënteerd. Voorts zijn de arbeidsintensievere bedrijven juist in de zone grenzend aan de Esvelderbeekzone beoogd.

De gemeentelijke brandweer is vanaf de start van het stedenbouwkundig ontwerp betrokken bij de planvorming. Hierdoor is rekening gehouden met de eisen met betrekking tot de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit betreft de minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen.
Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. Aan deze eisen kan worden voldaan binnen het stedenbouwkundig plan. Bij de inrichting en verdere ontwikkeling van het project zal hieraan verder worden getoetst. Deze eisen staan vermeld in de “Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.


Tevens zijn er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd. Voor gebouwen met een industriefunctie, zoals voorzien op Harselaar-Zuid Fase 1a, is de opkomstnorm 10 minuten. Aan deze norm kan worden voldaan, gelet op de ligging van het terrein en de ontsluiting via de doorgetrokken Mercuriusweg en de verbinding met de Wesselseweg.


De verdere invulling en inrichting van het bedrijventerrein zal worden getoetst aan het gestelde in de “Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” en aan de “Handleiding brandweerzorg”. De inbreng van de gemeentelijke brandweer is samengevat in een advies van 25 juni 2012 (bijlage 38).

Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.