direct naar inhoud van 3.2 Provincie
Plan: Harselaar-Zuid Fase 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1017-0004

3.2 Provincie

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Met de verordening stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005 en uitwerkingen en herzieningen).

Deze ruimtelijke verordening is door Provinciale Staten vastgesteld d.d. 15 december 2010. Inmiddels zijn drie herzieningen door Provinciale Staten vastgesteld waarvan alleen de eerste herziening relevant is voor het plangebied. De eerste herziening is bij besluit van 27 juni 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Deze herziene verordening is op 11 juli 2012 in werking getreden. Deze herziening van de verordening is gelet op de overgangsbepaling van artikel 27 voor het bestemmingsplan Harselaar-Zuid Fase 1a het geldend regime. Onder vigeur van de oude ruimtelijke verordening is geconstateerd dat het plan in strijd is met artikel 2.5 (verstedelijking) en artikel 19.4 (Ecologische Hoofdstructuur). Om die reden hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland op 1 september 2011 ontheffing verleend (Bijlage 13). Bij de eerste herziening van 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten besloten om de diverse ontheffingsmogelijkheden met het oog op de inwerkingtreding van de Wet van 21 juni 2012 tot wijziging van de Wet ruimtelijke ordening en enige andere wetten (Staatsblad 2012, 306) in de ruimtelijke verordening te laten vervallen. De afwegingskaders van de diverse bepalingen zijn daarop aangepast. Het is aan de gemeenteraad overgelaten om aan te geven hoe het bestemmingsplan zich tot de ruimtelijke verordening verhoudt. Vanwege de eerste herziening van 27 juni 2012 komt aan de eerder verleende ontheffing van Gedeputeerde Staten d.d. 1 september 2011 geen juridische betekenis meer toe. Wel is de motivering uit deze ontheffing nog van materiële betekenis in het licht van de thans geldende ruimtelijke verordening.

Verstedelijking (artikel 2)

In artikel 2 zijn de regels voor verstedelijking opgenomen. Het plangebied is deels binnen en deels buiten de zoekzone (de zoekzone Hr2) voor wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking gesitueerd. Op grond van artikel 2.6 van de verordening kan worden afgeweken van de regels voor nieuwe bebouwing (artikel 2.2) indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een ontwikkeling die redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de in 2.2 genoemde gebieden en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.


Gelet op de motivering uit het ontheffingbesluit van Gedeputeerde Staten van 1 september 2011 wordt geconcludeerd dat met inachtneming van artikel 2.6 kan worden afgeweken van artikel 2.2 van de verordening. Over de ontwikkeling van het bedrijventerrein is overeenstemming tussen verschillende samenwerkende overheden. Een dergelijke grootschalige ontwikkeling kan niet elders worden gerealiseerd. De overschrijding van de zoekzone voor werken wordt om die reden aanvaardbaar geacht. Het plan leidt daarnaast tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Er is een integraal plan opgesteld, waarbij aandacht is voor een landschappelijke inpassing en een goede aansluiting van het bedrijventerrein op de Esvelderbeekzone.


Bedrijventerreinen (artikel 4)

Voor bedrijventerreinen zijn de volgende regels relevant:

In bestemmingsplannen kan de bestemming tot bedrijventerreinen alleen mogelijk worden gemaakt indien deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde en in het Provinciaal Blad gepubliceerde, regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen en:

  • de ontwikkeling mag niet in strijd zijn met vastgestelde afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen;
  • het terrein moet worden gevrijwaard van bedrijfsfuncties uit milieucategorie 1 en 2;
  • het terrein moet worden gevrijwaard van andere dan bedrijfsfuncties.

Over de beoogde programmering zijn tussen verschillende samenwerkende overheden afspraken gemaakt, te weten door de vaststelling van het Regionaal Programma Bedrijventerrein Regio Foodvalley (Bijlage 4). Dat Harselaar-Zuid Fase 1a met deze programmering in overeenstemming is, is toegelicht in paragraaf 2.3 van deze toelichting. Dit programma is op 10 juli 2012 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en op 11 juli 2012 gepubliceerd in Provinciaal Blad (nr. 2012/110). Op het bedrijventerrein Harselaar-Zuid Fase 1a worden geen andere dan bedrijfsfuncties mogelijk gemaakt. Op deze punten wordt voldaan aan artikel 4.1 en 4.2 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Het plan maakt langs de Esvelderbeekzone bedrijven uit milieucategorie 2 mogelijk. Dit is in overeenstemming met artikel 4.2.2 van de verordening, op grond waarvan de vestiging van bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toch kunnen worden toegestaan op locaties waar dit vanwege de milieuzonering of vanuit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit gewenst is. In dit geval is het toestaan van bedrijven in de milieucategorie 2 op Harselaar-Zuid Fase 1a gewenst, teneinde een goede landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein naar de Esvelderbeek mogelijk te maken.

Ecologische Hoofdstructuur (artikel 18)

Voorts is het plangebied gedeeltelijk in de EHS met de functie 'Verbindingszone' gelegen. Ontwikkeling van een bedrijventerrein in dit gebied is ingevolge artikel 18.4 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland slechts toegestaan, mits in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:

  • a. door deze bestemmingsherzieningen en de op basis daarvan mogelijk gemaakte ontwikkelingen wordt bijgedragen aan de realisering van natuurdoelen, waarbij de kernkwaliteiten zowel mogelijk worden ontzien;
  • b. de ingreep en de realisatie van de natuurdoelen gelijktijdig worden gerealiseerd.

Dat aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt toegelicht in paragraaf 4.12 van deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1017-0004_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1017-0004_0009.png"  

Figuur 3.1 Uitsnedekaart EHS, ruimtelijke verordening

Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

De structuurvisie bedrijventerrein en werklocaties vormt een (gedeeltelijke) actualisatie van het streekplan uit 2005. De structuurvisie is op 30 juni 2010 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. Uitgangspunt is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Bovendien geldt als uitgangspunt dat regionale bedrijventerreinen binnen het bundelingsgebied worden gerealiseerd. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerreinen moet worden voorkomen. De provincie acht daarbij maatwerk en regionale planning en afstemming van bedrijventerrein van provinciaal belang. De provinciale opdracht aan de regio's is om concrete afspraken neer te leggen in op te stellen Regionale Programma's Bedrijventerreinen.

In de Structuurvisie wordt ook ingegaan op de behoefte en het aanbod aan bedrijventerrein in de regio De Vallei, waartoe de gemeente Barneveld behoort. De behoefte voor de periode 2009-2025 voor de regio De Vallei bedraagt 158,8 hectare. Dit bestaat uit 132 ha aan uitbreidingsbehoefte gebaseerd op het scenario Transatlantic Market. Van dit scenario wordt in de structuurvisie uitgegaan, nu dit is afgesproken in het convenant bedrijventerreinen van Rijk/IPO en VNG. Verder bestaat de behoefte uit 29 ha aan vervangingsvraag. Het aanbod (aan harde plannen) bedraagt 110 hectare. In de structuurvisie wordt aangegeven dat de prognose voor de behoefte (conform van het TM-scenario) geen taakstelling is voor de aanleg van bedrijventerreinen; het zal evenwel als vertrekpunt worden genomen voor de planologische reservering van de ruimte voor bedrijventerreinen. Bij de prognose is geen rekening gehouden met de beleidsambities. Ook deze beleidsambities (zoals de in de structuurvisie genoemde ambitie Food en Health Valley) hebben een effect op de ruimtevraag. Door de provincie wordt dan ook ingezet op een goede bedrijventerrein programmering per regio op basis van het TM-scenario en de verschillende regionale beleidsambities (zowel voor extra ruimte als voor ruimtebesparing). De daaruit voort komende reële behoefte is de programmeringsopgave per regio.

In de ruimtelijke verordening zijn de uitgangspunten van de structuurvisie vertaald, waarbij enige flexibiliteit is ingebouwd ten aanzien van de mogelijke locaties van regionale bedrijventerreinen. Uit hetgeen is beschreven onder 'ruimtelijke verordening Gelderland' blijkt dat het plan in overeenstemming is met de betreffende uitgangspunten.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen

Als uitwerking van de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties dient per regio een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) te worden opgesteld, waar zowel de regio als de provincie zich aan verbinden. Het RPB Food Valley is inmiddels vastgesteld door het regiobestuur en door de provincie Gelderland. In het RPB zijn de ruimtebehoefte voor de langere termijn en de bijbehorende plancapaciteit afgestemd op de prognoses. Harselaar-Zuid fase 1 is in het RPB opgenomen als een van de plannen waarvoor de planvorming door kan gaan. Door monitoring van de feitelijke uitgifte worden prognoses bijgesteld en bepaald of plannen nog worden ontwikkeld of doorgeschoven.

Streekplan Gelderland (2005)

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Ook gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun lokale zaken.

Op drie locaties in de provincie wordt de mogelijkheid geboden voor de ontwikkeling van een (nieuw) regionaal bedrijventerrein van 75 ha of meer, waaronder Harselaar I en II in Barneveld. Uit de strategische milieubeoordeling blijkt dat de mogelijke milieueffecten van de streekplanalternatieven gunstiger zijn dan van alternatieve locaties binnen de zoekgebieden. Dat komt vooral doordat de locaties zowel aansluiten bij bestaand stedelijk gebied als bij de bestaande hoofdinfrastructuur.

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen.

Hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken.

Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Bij bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur moet in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen.

Ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen in natte delen van de EHS mogen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen.

De Esvelderbeekzone is aangewezen als ecologische verbindingszone. Het meest actuele provinciale beschermingsregime voor deze verbindingszone is neergelegd in de Ruimtelijke verordening Gelderland. Zie hierover ook paragraaf 4.12.

Rood raamwerk

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

Om krachtige en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundeling in Gelderland heeft tot doel:

  • behoud/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
  • een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling in steden bevorderen ter vermindering van probleem cumulatie;
  • kansen te bieden voor combinatie van arbeid/scholing, ontspanning en zorgtaken;
  • optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.

Stedelijke uitbreidingen dienen qua milieu te passen bij of aan te sluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast dienen aard en functie van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen e.d. te passen bij of een goede aanvulling te zijn op het bestaande productie milieu en de werkgelegenheidsstructuur.

Een groot deel van de werkgelegenheid is te vinden binnen woonkernen, met name in de sectoren detailhandel, horeca, dienstverlening. Van belang is voldoende ruimte te houden in met name stads- en dorpscentra om deze werkgelegenheid ook in de toekomst te kunnen accommoderen.

Werken

De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent onder andere het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen.

Bedrijventerreinen

Dit gedeelte van het streekplan is geactualiseerd in de Structuurvisie bedrijventerreinen en werkvelden (zie eerder in deze paragraaf). Deels blijft de tekst uit het streekplan echter nog van toepassing. Dit betekent onder meer dat het provinciale beleid blijft gericht op de (uitbreiding van) bedrijvenlocatie Harselaar.

Reconstructieplan Gelderse Vallei - Utrecht-Oost (2005)

Harselaar-Zuid valt deels binnen het stedelijk gebied en deels binnen het verwevingsgebied, zoals aangewezen in dit plan. Het beleid voor verwevingsgebieden is gericht op het bevorderen van een passende combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen met bijbehorende kwaliteiten.
In het gebied worden vele waterlopen heringericht als ecologische verbindingszones, waaronder de Esvelderbeek. Dit gebeurt door een combinatie van maatregelen zoals aanleg van natuurvriendelijke oevers, herstel van oude beeklopen, inrichting van lokale overloopgebiedjes en aanleg/verbetering van stuwen.

Duidelijk is dat de ontwikkeling van een bedrijventerrein niet geheel in overeenstemming is met de doelstellingen die voor een verwevingsgebied gelden. De bezwaren ten aanzien van de ontwikkeling van natuur worden weggenomen door de realisatie van het bij Harselaar-Zuid Fase 1a behorend deel van de Esvelderbeekzone. Verder is het plan in overeenstemming met het EHS-regime en de overige bepalingen uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Hieraan moet meer betekenis worden toegekend dan aan het reconstructieplan. Het reconstructieplan staat de ontwikkeling zodoende niet in de weg.