direct naar inhoud van 4.8 Water
Plan: Bestemmingsplan Arnhems Buiten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.802-0301

4.8 Water

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is beperkt oppervlaktewater aanwezig. Al het oppervlaktewater maakt direct of indirect onderdeel uit van de Slijpbeek. Het zijn twee op particulier terrein gelegen vijvers, tussen de Utrechtseweg en de Klingelbeekseweg, en een stukje beek langs de Utrechtseweg.

De Slijpbeek, een sprengbeek, is gelegen op zowel Arnhems als Renkums grondgebied en is de enige Arnhemse beek die nog vrij afwatert op de rivier. De beek ontspringt op het landgoed Mariëndal en vormt een belangrijke verbinding tussen de Veluwe (Natura2000-gebied) en het rivierengebied (EHS-gebied).

De Slijpbeek zelf is aangewezen als S.E.D.-beek, wat betekent dat de beek ecologisch gezien ondanks enige humane invloed nog steeds veel waardevoller is dan water op basisniveau. Voor de waterhuishoudkundige situatie geldt minimaal het standstill principe, wat betekent dat een minimaal nadelige invloed van het menselijk handelen op de ecologie, waterkwaliteit en -kwantiteit (oppervlaktewater en grondwater) moet worden nagestreefd.

De eerste vijver binnen het plangebied is klein en goed zichtbaar vanaf de Utrechtseweg. Deze vijver is gelegen bovenop een voormalige koelwaterbunker. Het water in de vijver is afkomstig uit de Slijpbeek in park Mariëndal en wordt ten noorden van de Utrechtseweg afgetapt en met leidingen naar de vijver getransporteerd. Overtollig water wordt stroomafwaarts afgevoerd naar de beek. Eigenlijk is deze vijver een geïsoleerde waterpartij. De echte beek stroomt onder de koelwaterbunker door.

De tweede vijver ligt stroomafwaarts en is in omvang veel groter. Deze vijver is mogelijk aangelegd ter verfraaiing van het naastgelegen gebouw. Het waterpeil van de vijver is hoger dan van de beek zodat een stuw de afvoer naar de beek moet regelen.

De vijver wordt gevoed door neerslag en kwel. Het grondwater in deze omgeving staat hoog en in feite is de vijver een zeer grote kwelplek waar het grondwater uittreed. Deze plekken hebben een grote ecologische potentie en behoren in natuurlijke staat tot de meest waardevolle ecologische geibeden van Nederland.

Het wateroppervlak heeft maar een beperkte omvang, maar het aanliggende gebied is ontzettend belangrijk voor het functioneren van de beek (zie ook de paragraaf over grondwater).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.802-0301_0011.jpg"

Afbeelding 4.3 Waterattentiekaart

Grondwater

Het grondwater speelt een zeer belangrijke rol in het plangebied en is sterk bepalend geweest voor de uitstraling van het gebied. Het grondwatersysteem in het plangebied is ook zeer kwetsbaar vooral voor ingrepen of werkzaamheden in de ondergrond.

Aan de westzijde van het plangebied ligt de Slijpbeek. De beek wordt gevoed door neerslag en lokaal grondwater en niet door water afkomstig van het Veluwemassief. Neerslag infiltreert in het plangebied en stagneert op de in de bodem aanwezige leemlagen. Het water stroomt vervolgens af over de leemlagen richting de beek. Deze leemlagen zijn tijdens de ijstijd ontstaan door gletsjers. Eenmaal beschadigt zijn deze leemlagen niet te herstellen en dat maakt dat sprengbeken zeer kwetsbaar zijn. het gebied met de leemlagen (het bovenbeeks beïnvloedingsgebied van de sprengbeek) is in het bestemmingsplan beschermd met de bestemming Waarde - Geomorfologie (zie paragraaf 5.3.9). Deze bestemming regelt dat bepaalde bodemingrepen (zoals bouwen, slopen, werken en werkzaamheden) niet zijn toegestaan zonder vergunning.

Binnen het plangebied zijn grote verschillen in grondwaterstanden aanwezig. Ten eerste door het natuurlijke hoogteverschil en ten tweede door de leemlagen. Ter plekke van de leemlagen bevinden zich twee grondwaterspiegels boven elkaar. De bovenste waterlaag wordt instant gehouden door de leemlaag en is lokaal aanwezig. Hierdoor wordt deze grondwaterstand ook wel schijngrondwaterstand genoemd en is de diepte van dit schijngrondwater per locatie verschillend. In ieder geval geldt dat het grondwater in de zuidwestelijke punt van het deelgebied De Brink en op het deelgebied De Hes zeer ondiep aanwezig is. Hier is ook sprake van “wateroverlast” in de gebouwen en het park. Ook op het deelgebied Mariëndal zijn ondiep voorkomende leemlagen aangetroffen, maar is het grondwater vermoedelijk al weggezakt naar de ondergrond door de aanleg van de spoorbanen.

Verder stroomt onder het gehele plangebied ook nog het grondwater dat vanuit de Veluwe richting de Betuwe stroomt. Deze grondwaterstroming is in tegenstelling tot het schijngrondwater wel goed te voorspellen en loopt binnen het plangebied af van ongeveer 12 tot 8,5 meter boven N.A.P. Tegelijkertijd daalt het maaiveld van 35 à 40 meter naar 9 meter boven N.A.P. Aan de noordzijde van het plangebied is dan ook sprake van een diepe ontwatering (dit is de afstand tussen maaiveld en grondwaterspiegel). Aan de zuidrand bij de rivier is de ontwatering maar zeer beperkt; ongeveer een halve tot één meter.

Afvalwatersysteem

Het plangebied heeft van oudsher een rioolstelsel dat in hoofdzaak alleen vuilwater afvoert. Een enkel gebouw op De Brink is nog gemengd gerioleerd. Bij de transformatie van de verschillende delen worden ook de laatste gebouwen afgekoppeld en zal het hemelwater zoveel mogelijk bij de gebouwen worden verwerkt. Daarbij is het cultuurhistorisch belang leidend voor de te kiezen oplossing.

Het afvalwater vanuit het plangebied wordt afgevoerd richting de Alexanderstraat in de wijk Lombok of naar de Klingelbeekseweg. Aan de Klingelbeekseweg staat een rioolgemaal die het afvalwater van het zuidelijke deel en van enkele panden in Oosterbeek verpompt richting het rioolgemaal op de kruising Hulkesteinseweg-Utrechtseweg.

In het overgrote deel van het plangebied, alles ten noorden van de Klingelbeekseweg, wordt het hemelwater met buizen afgevoerd naar de Slijpbeek. Daarnaast werd in het verleden ook koelwater op de beek geloosd. Dat is nu voorbij.

De Utrechtseweg is niet gerioleerd en hemelwater stroomt oppervlakkig af richting het spoorviaduct vanwaar het afgevoerd wordt richting de Slijpbeek. Bij gebrek aan ruimte voor een landschappelijke inpassing zijn in 2004 twee filters geplaatst dit het afstromende wegwater reinigen voordat het wordt geloosd op de beek. Neerslag van het meest zuidelijke plangebied stroomt direct af naar de rivier.

 

Waterkering

Het plangebied grenst direct aan de rivier, maar heeft geen traditionele waterkering. Het gebied valt binnen de zogenaamde 'hoge gronden'. Met 'hoge gronden' worden hier gebieden aangeduid waar de terreinhoogte van nature al hoger ligt dan de vastgestelde hoogwatergrens (de hoogwatergrens is bepalend voor de hoogte van de technische waterkeringen zoals kades en dijken). Het terrein heeft dus voldoende bescherming tegen hoog water op de rivier.

 

Conclusie

Voor het beheergebied zijn grote risico's of belemmeringen ten aanzien van de (grond)waterhuishouding aanwezig. Er zijn gelden dan ook de volgende beperkingen:

  • Er mag niet verdiept worden gebouwd en bestaande ondergrondse constructies mogen niet worden gesloopt zonder aanvullend geo-hydrologisch onderzoek en leemlagen mogen niet beschadigd worden; (geregeld in artikel 19 Waarde - Geomorfologie);
  • Aandacht voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet worden beperkt in hun functioneren.
  • De ontwatering is van nature niet overal voldoende; de bestaande grondwaterstanden zijn uitgangspunt voor veranderingen.