direct naar inhoud van REGELS
Plan: Paleis Het Loo en Paleispark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1170-vas1

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Paleis Het Loo en Paleispark

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Paleis Het Loo en Paleispark met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1170-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.10 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.15 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.16 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.25 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.26 dB(A)

Geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd (A)filter dat corrigeert voor het menselijk gehoor.

1.27 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.28 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.31 equivalent geluidsniveau Leq (één minuut)

Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse, gedurende één minuut optredende geluid vastgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999.

1.32 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.33 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.34 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.36 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.37 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.38 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.39 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.40 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.41 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.42 langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAR,LT)

Het gemiddelde van de afwisselende A-gewogen equivalente geluidsniveaus van het ter plaatse optredende geluid, vastgesteld in een bepaalde periode en overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999, zo nodig gecorrigeerd voor gevelreflectie en/of de aanwezigheid van impulsachtig geluid, zuivere tonen, of muziekgeluid.

1.43 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.44 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.45 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, warmte-koude opslag, telefooncellen en zendmasten.

1.46 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.47 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.48 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.49 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente, en/of
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.50 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.51 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.52 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

1.53 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.54 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.55 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.

1.56 trekkershut

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.57 tunnelkas

Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.58 tuinbouwbedrijf

Het bedrijfsmatig op commerciële basis telen van groenten, fruit, (sier-)bloemen, planten, bomen, bollen of zaden in de volle grond; onder tuinbouwbedrijf wordt in ieder geval niet verstaan een hoveniersbedrijf of tuincentrum.

1.59 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.60 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.61 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.62 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.63 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.64 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.65 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.66 woonadres
  • a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.67 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.68 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.69 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.1 van de Toelichting.]

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuinbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw', met als ondergeschikte nevenactiviteit detailhandel in:
    • 1. (de eindproducten van) ter plaatse geteelde of geproduceerde vervaardigde agrarische producten;
    • 2. voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare agrarische producten;
  • b. een kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • a. recreatievoorzieningen in de vorm van volkstuinen, niet zijnde verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. beroepsuitoefening aan huis;
  • d. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte /inhoud   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogt e    Bijzondere regels  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw'   bestaand, tenzij binnen een bouwvlak anders aangegeven met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'   - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'   bestaand   - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Tuinhuisjes ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'   ten hoogste 10 % van de oppervlakte van een volkstuin (kavel), met een maximum van 15 m2 per volkstuin.   2,5 m   4 m    
Objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bedrijfswoning   700 m3   4 m     - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan
- ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 11 lid 11.3 bepaalde  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   100 m2   3 m   5 m   - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan
- situering in achtererfgebied (3.4.1a)
- de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen :
 
      - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen  
- erf- en terreinafscheidingen

 
    2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten bouwvlakken bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1b) 
- de bouwhoogte van een terreinafscheiding tussen de vlakken met de bestemming 'Agrarisch' en het vlak met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' bedraagt ten hoogste 4 m
 
- antenne-installaties
 
    15 m    
- overig
 
    6 m   de bouwhoogte van bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 1,5 m  

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde:

  • a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy in voorerfgebied bouwen van een erf- of terreinafscheiding bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
3.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 onder a zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - agrarische producten' toegestaan. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan. De vloeroppervlakte die ten behoeve van de nevenactiviteiten mag worden gebruikt bedraagt niet meer dan 50 m2.

3.5.2 Parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde functies is alleen toegestaan indien:

a. wordt voldaan aan de parkeernormen:

  • 1. ten minste 0,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte aan tuinbouwbedrijf respectievelijk kwekerij;
  • 2. ten minste 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte aan nevenactiviteit detailhandel;

b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.

3.5.3 Afwijken van de parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.2 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Afwijken is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.2 van de Toelichting.]

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. museum met de bijbehorende en daaraan ondergeschikte voorzieningen (zoals horeca in de vorm van ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken, detailhandel, kantoren, educatie, zalenverhuur en culturele bijeenkomsten);
  • b. zelfstandige horeca in de vorm van restaurant en café, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • c. culturele en aan het museum gerelateerde evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • d. parkeervoorzieningen ten behoeve van personeel, leveranciers en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. parkeervoorzieningen ten behoeve van bezoekers en een ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontvangstgebied';
  • f. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • g. siertuinen en waterpartijen;
  • h. de bestaande wegen, lanen en paden;
  • i. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • l. een lange-afstandwandelroute, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandwandelroute';
  • m. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bebouwingsschema

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen
 
bouwvlak   - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- in afwijking van de maximum oppervlakte en artikel 11 lid 11.1.1 onder d is het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen' toegestaan ondergronds te bouwen tot 8 m onder peil
- in afwijking van de maximum oppervlakte en van artikel 11 lid 11.1.1 onder d is het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen waterberging' toegestaan ondergronds te bouwen ten dienste van waterberging tot 4 m onder peil  
Objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
   
 
 
- kunstobjecten
 
    7 m    
- overig
 
    7 m    

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Bezoekers

Het aantal bezoekers per kalenderjaar van de in lid 4.1 genoemde functies bedraagt niet meer dan 586.000 personen.

4.3.2 Houden van dieren

Het houden van dieren ten dienste van het museum waaronder begrepen paarden, zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan, is toegestaan.

4.3.3 Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is het houden van evenementen toegestaan waarbij de regels van het navolgende schema gelden:

Norm   Waarde   Bijzondere regels  
Maximaal aantal evenementen-
dagen per kalenderjaar (exclusief opbouw en afbouw)  
47    
Maximaal aantal evenementen
per kalenderjaar  
23    
Maximaal aantal dagen per
evenement  
7    
Maximaal aantal evenementbezoekers per dag   4.000   Op maximaal 2 evenementendagen zijn 10.000 bezoekers per dag toegestaan. Op die dagen zijn tijdelijke bezoekersparkeervoorzieningen toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak.  
Aard van de evenementen   Culturele en aan het museum gerelateerde evenementen   Evenementen als popconcerten en dancefestivals zijn niet toegestaan.  
Maximaal langtijdgemiddelde beoordelingsniveau naar dB(A) etmaalwaarde op de gevels van woningen   50 dB(A)   Voor maximaal 17 evenementendagen per kalenderjaar is meer dan 50 dB(A) toegestaan, mits het equivalent geluidniveau (1 minuut) niet meer dan 60 dB(A) bedraagt. Bij maximaal 14 van die 17 evenementendagen is een hogere equivalent geluidniveau (1 minuut) toegestaan van maximaal 65 dB(A).

Het aantal evenementen per kalenderjaar met een etmaalwaarde van meer dan 50 dB(A) bedraagt niet meer dan 8.  
Tijdstip evenementen   tussen 7.00 uur en 22.00 uur    
Tijdstip opbouw en afbouw evenementen   tussen 7.00 uur en 21.00 uur    
Overig   - gebruik van vuurwerk is niet toegestaan
- vooraf moet zeker gesteld zijn dat door het evenement geen broedende vogels worden verstoord  
 

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

4.3.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een aantal bezoekers van meer dan 356.000 personen per kalenderjaar is alleen toegestaan indien ter plaatse van het als 'specifieke vorm van verkeer - ontvangstgebied' aangeduide gebied wordt voorzien in voldoende plaatsen voor het parkeren van motorvoertuigen en deze parkeerplaatsen in stand worden gehouden. Het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers mag niet minder dan 853 bedragen.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

4.3.5 Voorwaardelijke verplichting inrichting Ontvangstgebied

Gebruik van het als 'specifieke vorm van verkeer - ontvangstgebied' aangeduide gebied voor meer parkeerplaatsen dan aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het plan is alleen toegestaan indien:

  • a. dit gebied ingericht is en blijft overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan Ontvangstgebied Paleis Het Loo, opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de regels, en
  • b. het perceel met kadastrale aanduiding gemeente Epe, sectie V, nummer 81 (ged.) ingericht is en blijft overeenkomstig de notitie Inrichting en beheer compensatiegebied Gortel, opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

4.3.6 Voorwaardelijke verplichting mitigerende maatregelen

Een aantal bezoekers van meer dan 356.000 personen per kalenderjaar is alleen toegestaan indien de mitigerende maatregelen zoals beschreven in hoofdstuk 6 van de Passende beoordeling Paleis Het Loo en Paleispark, opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de regels, zijn en worden getroffen. Deze passende beoordeling vormt als bijlage onderdeel van deze regels.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

4.3.7 Voorwaardelijke verplichting buitenverlichting

Gebruik van kunstverlichting in de buitenlucht ten behoeve van evenementen of het toepassen van kunstverlichting in de buitenlucht anders dan bestaand is in de periode van 1 maart tot 1 december alleen toegestaan als de verlichting is voorzien van afgeschermde armaturen en naar beneden is gericht (niet op bosranden of lanen).

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 5 Gemengd

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.3 van de Toelichting.]

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
  • b. kantoren, met dien verstande dat ten hoogste 400 m2 van de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de kantoorfunctie gebruikt mag worden;
  • c. beroepsuitoefening aan huis;
  • d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. tuin en/of erf;
  • h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak   ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m ( 5.3.1)  

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy in voorerfgebied bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat met het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

5.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en det in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

Gebruik van het niet bebouwde voorerfgebied als opslagterrein is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

5.4.2 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 50 m2 vloeroppervlakte per kavel, met dien verstande dat voor deze doeleinden ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
5.4.3 Parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde functies is alleen toegestaan indien:

a. wordt voldaan aan de parkeernormen:

  • 1. ten minste 1,5 parkeerplaatsen voor een aaneengebouwde woning;
  • 2. ten minste 1,75 parkeerplaatsen voor een twee-onder-een-kapwoning, vrijstaande woning of appartement;
  • 3. ten minste 1,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte aan kantoor.

b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.

5.4.4 Afwijken van de parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.4.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Afwijken is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 6 Natuur

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.4 van de Toelichting.]

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en natuurgebied, waaronder natte natuur als vennen, beken en sprengen;
  • b. bosbouw en houtproductie;
  • c. natuurbeheer;
  • d. een hertenkamp, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hertenkamp';
  • e. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden en wandelen;
  • f. de bestaande wegen;
  • g. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • h. behoud en bescherming van de bestaande padenstructuur;
  • i. voet- en ruiterpaden;
  • j. de bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. bescherming van het (grond)watersysteem;
  • m. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte  /
inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen:          
- stalruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hertenkamp'   bestaand   bestaand   bestaand    
-objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
 
       
- kunstobjecten       10 m    
- overig       2 m   - het oprichten van terreinafscheidingen is niet toegestaan (6.3.1), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hertenkamp'  

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van terreinafscheidingen.

6.3.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor het beheer van het gebied;
  • b. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.5 van de Toelichting.]

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied;
  • b. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
    2,50 m   - de bouwhoogte van een terreinafscheiding tussen de vlakken met de bestemming 'Agrarisch' en het vlak met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' bedraagt ten hoogste 4 m
 

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 8 Water

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.6 van de Toelichting.]

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatsdoeleinden in de vorm van een watergang of waterplas met de daarbij behorende oevers;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. beeldende kunstobjecten;
  • d. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, oeverbeschoeiingen en onderhoudspaden.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde       2 m   - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd
- zie tevens de algemene Keur van het Waterschap  
Objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie'   bestaand   bestaand   bestaand    

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 9 Wonen

[Voor een toelichting op deze bestemming zie paragraaf 7.3.7 van de Toelichting.]

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
  • b. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. een beveiligingspost, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - beveiligingsdienst';
  • d. beroepsuitoefening aan huis;
  • e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • f. een dependance en kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
  • g. behoud en bescherming van objecten met cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie';
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. tuin en/of erf;
  • j. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • k. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane woningtypen

Als woningtypen zijn toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen.
9.2.2 Bebouwingsschema

Naast de algemene bouwregels van artikel 11 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'   bouwvlak   - ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' : de aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- situering binnen het bouwvlak
- voor het splitsen van de woning in twee wooneenheden geldt het in artikel 11 lid 11.3 bepaalde  
Dependance
 
bouwvlak   - de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
- waar geen aanduiding ''maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
- waar geen aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voorkomt: bestaand  
- uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance'
- geen woning toegestaan
- een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen
- een dependance mag niet worden uitgebreid, met inbegrip van dakkapellen, erkers en balkons  
Gebouwen ten behoeve van een beveiligingspost   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - beveiliging'
- geen woning toegestaan  
Objecten met cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bijgebouwen, overkappingen en
aan- of uitbouwen bij woningen  
100 m² per hoofdgebouw   bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 3 m

 
bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 5 m
overkappingen: 3 m  
- situering in achtererfgebied (9.4a) en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
- voor het bepalen van de oppervlakte worden niet meegeteld aan- of uitbouwen die worden gesitueerd daar waar volgens deze regels de bouw van een woning is toegestaan
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw, overkapping of aan- of uitbouw waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij een beveiligingspost   40 m2   bijgebouwen: 3 m   bijgebouwen: 5 m
overkappingen: 3 m  
- uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - beveiliging'
- situering in achtererfgebied  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (9.4b)  

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde:

  • a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy in voorerfgebied bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
9.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en det in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan.

Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

9.5.2 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
9.5.3 Parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde functies is alleen toegestaan indien:

a. wordt voldaan aan de parkeernormen:

  • 1. ten minste 1,5 parkeerplaatsen voor een aaneengebouwde woning;
  • 2. ten minste 1,75 parkeerplaatsen voor een twee-onder-een-kapwoning en vrijstaande woning;
  • 3. ten minste 1,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte aan kantoor.

b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.

9.5.4 Afwijken van de parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.5.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Afwijken is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemene regels
11.1.1 Algemeen
  • a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  • b. Daar waar binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  • d. Daar waar volgens deze regels gebouwen zijn toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd.
  • e. Bouwwerken voor Warmte Koude Opslag mogen tevens ondergronds worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
  • f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  • g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  • h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
  • i. Het oprichten van reclame-uitingen en verwijzingsborden is op gronden met de bestemmingen 'Natuur' en 'Water' niet toegestaan.
  • j. Bestemmingsvlakken op gronden met de bestemmingen 'Wonen' die zijn verbonden door middel van de aanduiding 'relatie' worden aangemerkt als één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen'.
11.2 Afdekking van gebouwen
11.2.1 Afdekbepaling

Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien. Bij het toepassen van deze regel worden ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen ondergeschikte dakkapellen en erkers, buiten beschouwing gelaten dan wel uitgezonderd. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen' en 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen waterberging' zijn uitgezonderd.

11.2.2 Aanwezige afwijkende afdekking

Voorzover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de in lid 11.2.1   voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

11.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 22 opgenomen procedureregels van toepassing.

11.2.4 Afwijken van de afdekbepaling

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.2.1 bepaalde, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.

11.3 Woningsplitsing

Een woning respectievelijk een bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige wooneenheden, mits:

  • a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
  • b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
  • c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
  • d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
12.1.1 Gebruik in strijd met bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden voor het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines en vaar- en/of voertuigen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. het gebruik van gronden voor volkstuinen, tenzij aangeduid;
  • e. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van gronden met de bestemming 'Natuur' voor evenementen.
12.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het in sublid 12.1.1 bepaalde is een strafbaar feit.

12.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
12.2.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken, of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    • 1. dit gebruik plaatsvindt ten behoeve van de (agrarische) productie binnen het bedrijf;
    • 2. dit gebruik uitsluitend betrekking heeft op (agrarische) producten van het eigen bedrijf;
    • 3. het betreft inpandige berging van caravans en kampeerauto's in al dan niet voormalige bedrijfsopstallen;
    • 4. het betreft inpandige opslag van goederen, zonder dat sprake is van be- of verwerking daarvan (statische opslag);
  • b. het gebruik van bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van de ingevolge deze regels toegelaten detailhandel;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor wonen, met uitzondering van de aangegeven woningen en de ingevolge de bestemmingsregeling toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het gebruik van gebouwen voor een seksinrichting.
12.2.2 Strafbepaling

Overtreding van het in sublid 12.2.1 bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 13 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.1 van de Toelichting.]

13.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bescherming van de grondwaterkwaliteit worden opgericht.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredig negatief effect optreedt op de kwaliteit van het grondwater en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

13.4 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 14 overige zone - archeologische waarden

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]

14.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 15 overige zone - beken en sprengen

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.2 van de Toelichting.]

15.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle beken en sprengen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  • a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
  • b. de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 16 overige zone - cultuurhistorisch gebied

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.3 van de Toelichting.]

16.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. de (voormalige) laanstructuren;
  • b. de bestaande historische padenstructuur;
  • c. de sprengen;
  • d. de elementen verbonden aan het historische landgoed en het koninklijk elan;
  • e. het park in landschapsstijl.
16.2 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de bestaande wezenlijke cultuurhistorische kenmerken of cultuurhistorische waarden van het gebied.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 17 overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]

17.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

17.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 18 overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]

18.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 19 overige zone - vastgestelde archeologische waarden

[Voor een toelichting op deze gebiedsaanduiding zie paragraaf 7.4.4 van de Toelichting.]

19.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.

19.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 24 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horiontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen niet kan worden afgeweken;
  • e. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
20.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  • a. voor zover de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  • c. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, niet onevenredig worden aangetast.
20.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 20.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

20.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 20.1 onder d bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 25 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning niet gewijzigd kan worden.
21.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  • a. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet onevenredig worden aangetast;
  • d. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  • e. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  • f. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
21.3 Wijzigingsregel cultuurhistorische objecten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien het desbetreffende cultuurhistorische object op grond van Monumentenverordening is aangewezen als beschermd monument.

Artikel 22 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 23 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 24 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 24.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/aanduiding   werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt   Specifieke beoordelingscriteria
 
Bestemming Agrarisch
 
het binnen een afstand van 50 m vanuit woningen en recreatievoorzieningen aanbrengen van boomgaarden en het uitoefenen van intensieve teelten, behoudens vervanging van boomgaarden   - er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt dan wel er worden zodanige voorzieningen getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende perceel kunnen verspreiden
 
Bestemming Natuur   het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden   - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden
- de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden
- de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden
- de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast  
Bestemming Natuur   het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Wet natuurbescherming niet van toepassing is   - het kappen is noodzakelijk voor het beheer van de gronden;
- de cultuurhistorische waarden blijven behouden
- de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast  
Bestemming Natuur


   
het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen   - de recreatieve betekenis en het landelijke karakter blijven behouden
- de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik
- de infiltratie in de bodem blijft behouden
- de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast  
Bestemming Natuur

 
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   - aanwezige kwetsbare vegetaties blijven behouden
- de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Veluwe, de aanwezige beschermde soorten, en de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Nauur Netwerk worden niet aangetast
- de ondergrondse leidingen zijn noodzakelijk voor het terreinbeheer dan wel het openbaar nut  
bestemming Natuur   - het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor van een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0 cm onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 10.000 m²   - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld
 
Bestemming Water, Natuur
aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermings gebied  
het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen, watergangen en/of waterpartijen   - de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet onevenredig aangetast;
- bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de omgevingsvergunning te verbinden voorwaarden;  
aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde'   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²
 
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m²
 
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - archeologische waarden   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²
 
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²  
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - beken en sprengen   - werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de waterhuishouding beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het dempen van beken en/of sprengen en het slaan van putten;
- het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren;
- het aanleggen en verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur  
- de beek of spreng wordt niet onevenredig aangetast door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
- de mogelijkheden voor het herstel van de beek of spreng worden niet onevenredig verkleind  
aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied'   het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden   - de cultuurhistorische waarden blijven behouden
 
aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied'   het aanleggen van recreatieve wegen, paden en parkeervoorzieningen   - de cultuurhistorische waarden blijven behouden  
aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied'

   
- het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen
- het verwijderen van (delen van) de historische paden- en lanenstructuur  
- de cultuurhistorische waarden blijven behouden
 
aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied'
 
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   - de cultuurhistorische waarden blijven behouden  
aanduiding 'culltuurhistorie''   geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing   - de kosten van het instandhouden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.  

24.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 24.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van uitvoering van de herinrichting van het als 'specifieke vorm van verkeer - ontvangstgebied' aangeduide gebied, mits uitgevoerd overeenkomstig het Beeldkwaliteitsplan Ontvangstgebied Paleis Het Loo, welke als bijlage onderdeel vormt van deze regels, met dien verstande dat de uitzondering niet geldt voor zover het de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' betreft;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van uitvoering van het ondergronds bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen', met dien verstande dat de uitzondering niet geldt voor zover het de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' betreft;
  • d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
  • e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
  • g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens de Waterwet;
  • h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
  • i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de
    aanduiding 'cultuurhistorie' voor zover:
    • 1. deze plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
    • 2. daarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
    • 3. de sloopwerkzaamheden in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 24.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is;
  • j. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • k. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' .
  • l. ingeval op grond van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.
24.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 24 lid 24.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 24.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 25 Overgangsrecht bouwwerken

25.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

25.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 25.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.25, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

25.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 26 Overgangsrecht gebruik

26.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

26.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

26.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

26.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Paleis Het Loo en Paleispark.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 6 juli 2017 nr. 70-2017

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

John de Meij

manager Team Omgevingsrecht & Advies