Plan: | Buitengebied, Rood voor Rood op 6 locaties |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIBPRVR6LOCATIES-VG01 |
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een zestal locaties in de gemeente Tubbergen. Op de locaties aan de Kluunvenweg 10, Hardenbergerweg 41 (beiden Tubbergen) en de Bovenbroeksweg 2 te Geesteren wordt in totaal 4.135 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hiermee ontstaat het recht op vier compensatiekavels, die worden gesitueerd op de volgende locaties:
De compensatiekavels worden allen landschappelijk ingepast, waarvoor een ruimtelijk kwaliteitsplan is opgesteld. Ook de slooplocaties worden landschappelijk ingepast.
Naast vorenstaande ontwikkeling is het wenselijk om aan de Bovenbroeksweg 2 te Geesteren in het kader van het VAB+-beleid (Vrijkomende agrarische bebouwing) een schuur te behouden en ter plaatse een bedrijf in te vestigen. Het betreft een kleinschalig bedrijf waarbij het op deze locatie met name gaat om opslag, sorteer- en onderhoudswerkzaamheden.
De gemeente Tubbergen heeft besloten om onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan de ontwikkeling. Voor de ontwikkeling is een bestemmingsplanherziening voor alle locaties nodig, aangezien de gewenste ontwikkeling op alle locaties niet in overeenstemming is met de bouw- en gebruiksregels van de huidige bestemmingen.
In Hoofdstuk 3 wordt uitgebreid op het plan ingegaan, waarbij de ontwikkeling op elke locatie specifiek in beeld is gebracht.
De voorgenomen ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Daarbij wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied bestaat uit zes locaties in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. In afbeelding 1.1 is de ligging van de zes locaties in het buitengebied van de gemeente Tubbergen weergegeven. Voor de exacte ligging en begrenzing van de plandelen wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1.1 Ligging van de deelgebieden (Bron: PDOK)
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Rood voor Rood op 6 locaties" bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De plandelen liggen binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen “Tubbergen Buitengebied 2016”, “Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan” en "Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen" van de gemeente Tubbergen, die op respectievelijk 23 mei 2016, 15 december 2020 en 28 mei 2018 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Hierna wordt nader ingegaan op de huidige planologische situatie ter plaatse van de locaties.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan voor de Kluunvenweg 10 weergegeven. De geldende bestemmingen worden aansluitend kort toegelicht.
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
De locatie beschikt op basis van het geldende bestemmingsplan over de enkelbestemming 'Agrarisch - 1' met bouwvlak. Ter plaatse van het bouwvlak geldt de aanduiding 'intensieve veehouderij'.
Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 3' (grotendeels) en 'Waarde - Archeologie 4' (klein deel). Tot slot geldt grotendeels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor het agrarisch gebruik, de uitoefening van een agrarisch bedrijf binnen een bouwvlak en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Ter plaatse mogen binnen het bouwvlak gebouwen worden gebruikt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, waarbij specifiek een intensieve veehouderij toegestaan is.
De voor 'Waarde – Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een strook ten behoeve van een bovengrondse of ondergrondse hoogspanningsleiding en het onderhoud en beheer daarvan, met de daarbijbehorende veiligheidszones en andere bouwwerken.
Ter plaatse van de Kluunvenweg 10 zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd. Reguliere bewoning is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Het is wenselijk om ter plaatse het agrarische bouwvlak te verwijderen en ter plaatse van de woning een woonbestemming op te nemen. Ter plaatse van de overige gronden binnen het voormalige bouwvlak dient een agrarische gebiedsbestemming zonder bouwvlak op te worden genomen. Tot slot dient de sloop in de regels van dit bestemmingsplan te worden geborgd.
In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan voor de Bovenbroeksweg 2 weergegeven. De geldende bestemmingen worden aansluitend kort toegelicht.
Afbeelding 1.3 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
De locatie beschikt op basis van het geldende bestemmingsplan over de enkelbestemming 'Agrarisch - 1' met bouwvlak.
Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' (grotendeels). Tot slot gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor het agrarisch gebruik, de uitoefening van een agrarisch bedrijf binnen een bouwvlak en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Ter plaatse mogen binnen het bouwvlak gebouwen worden gebruikt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
De 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' geeft aan dat ter plaatse van deze gronden geen vormen van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen zijn toegestaan.
Gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn mede bestemd voor de ontwikkeling van de landbouw.
Ter plaatse van de Bovenbroeksweg 2 zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd. Reguliere bewoning is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Ook is het gewenste bedrijf niet toegestaan binnen de agrarische bestemming. Het is wenselijk om ter plaatse het agrarische bouwvlak te verwijderen en ter plaatse van de woning een woonbestemming op te nemen. Daarbij is het wenselijk om in een te behouden schuur een bedrijf toe te staan. Het gaat om een kleinschalig bedrijf waarbij het ter plaatse met name gaat om opslag, sorteer- en onderhoudswerkzaamheden. Dit dient via maatwerk in de woonbestemming te worden geregeld. Ter plaatse van de overige gronden binnen het voormalige bouwvlak dient een agrarische gebiedsbestemming zonder bouwvlak op te worden genomen. Tot slot dient de sloop in de regels van dit bestemmingsplan te worden geborgd.
In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan voor de Hardenbergerweg 41 weergegeven. De geldende bestemmingen worden aansluitend kort toegelicht.
Afbeelding 1.4 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
De locatie beschikt op basis van het geldende bestemmingsplan over de enkelbestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn met name bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met onder andere aan-huis-gebonden beroepen. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
Het is wenselijk om op deze locatie een extra woning te realiseren. Dit is strijdig, aangezien er momenteel maximaal één woning is toegestaan. Daarnaast dient de landschappelijke inpassing van de locatie in de regels te worden geborgd.
In afbeelding 1.5 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan voor de Huyerenseweg ong. weergegeven. De geldende bestemmingen worden aansluitend kort toegelicht.
Afbeelding 1.5 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
De gronden zijn bestemd met de bestemming 'Agrarisch 1' en de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'. Gronden met de bestemming 'Agrarisch -1' zijn met name bestemd voor het agrarische gebruik. Gronden met de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' zijn met name bestemd voor een gebruiksgerichte paardenhouderij. Met een specifieke aanduiding is bepaald dat het bouwen van een bedrijfswoning niet is toegestaan.
De archeologische dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de daar te verwachten archeologische waarden.
Op deze locatie is het voornemen om een compensatiewoning te realiseren. Dit is planologisch nu niet toegestaan, aangezien op de beoogde locatie (Agrarisch - 1) de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een woning ontbreken. Daarnaast is het wenselijk om de paardenhouderij mee te nemen in de woonbestemming. Van een paardenhouderij is namelijk geen sprake meer. De schuur wordt verhuurd in het kader van de VAB-regeling. Het is wenselijk om voor het geheel een woonbestemming op te nemen. Daarnaast dient de landschappelijke inpassing in de regels te worden geborgd.
In afbeelding 1.6 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan voor de Hambroeksweg 5 weergegeven. De geldende bestemmingen worden aansluitend kort toegelicht.
Afbeelding 1.6 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
Ter plaatse van deze locatie gelden de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch - 2'. Tevens geldt voor de gehele locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Binnen de woonbestemming is specifiek een paardentrainingsbedrijf toegestaan, waarvoor een maximum oppervlakte aan bebouwing is vastgelegd. Binnen de agrarische bestemming is een melktransportbedrijf toegestaan. Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan.
Gronden met de woonbestemming zijn met name bestemd voor het wonen. Daarnaast is specifiek een paardentrainingsbedrijf toegestaan ter plaatse van een daarvoor opgenomen aanduiding. Er is maximaal één woning toegestaan.
Gronden met de agrarische bestemming zijn met name bestemd voor het agrarische gebruik. Specifiek is ter plaatse van een daarvoor opgenomen aanduiding melktransport toegestaan.
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
De 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' geeft aan dat ter plaatse van deze gronden geen vormen van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen zijn toegestaan.
Het is wenselijk om ter plaatse één extra woning toe te staan. Voorgenoemde is strijdig, aangezien momenteel maximaal één woning is toegestaan. Het melktransportbedrijf komt te vervallen. Dit dient in de regels 'wegbestemd' te worden. Tot slot dient de landschappelijke inpassing op deze locatie in de regels van het bestemmingsplan te worden vastgelegd.
In afbeelding 1.7 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan voor de Beltweg 12 weergegeven. De geldende bestemmingen worden aansluitend kort toegelicht.
Afbeelding 1.7 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
Ter plaatse van deze locatie geldt bestemming 'Agrarisch - 1', waarbij de gronden volledig zijn voorzien van een bouwvlak, waarbij de twee delen van het bouwvlak middels een relatieteken met elkaar zijn verbonden. Het bouwvlak is volledig voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaand erf'. Op het zuidelijk deel van het bouwvlak geldt de functieaanduiding 'zorgboerderij', waarvoor een maximum bebouwingsoppervlakte is opgenomen. Tevens gelden voor de gehele locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - vestingingsgebied voor boom- en sierteelt' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
Gronden met een agrarische bestemming zijn met name bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. In dit geval is vanwege de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaand erf' een kleinschalig agrarisch bedrijf met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' is een woonzorgfunctie toegestaan. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal het bestaande aantal, in dit geval één.
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
De voor 'overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het toelaten van nieuwe sier- en boomteeltbedrijven op bestaande bouwvlakken voor agrarische bedrijven.
De voor 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de ontwikkeling van de landbouw, waarbij het belang van de landbouw bovengeschikt is aan andere belangen.
Ter plaatse van de Beltweg is het wenselijk een compensatiewoning te realiseren, die in gebruik zal worden genomen als extra bedrijfswoning. Dit is op basis van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk. Daarnaast dient in dit bestemmingsplan de landschappelijke inpassing te worden geborgd.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue en hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten. In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 9 in op het vooroverleg.
Het plangebied bestaat uit zes deelgebieden. Dit hoofdstuk gaat per deelgebied in op het landschap, de omgeving en de huidige situatie ter plaatse.
Deelgebied Kluunvenweg 10 bestaat uit een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met bijbehorende agrarische bedrijfsgebouwen en cultuurgronden. De totale oppervlakte aan landschapsontsierende bebouwing bedraagt 2.343 m2.
Het deelgebied ligt ten zuidwesten van de kern Tubbergen. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen in agrarisch gebied. Ten zuiden van de locatie ligt een hoogspanningslijn.
De bebouwing binnen het deelgebied bestaat uit een woning met enkele voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De overige agrarische cultuurgronden zijn ingericht als weiland/akkerland en tuin.
Afbeelding 2.1 toont een weergave van de huidige situatie.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Google maps)
De locatie aan de Bovenbroeksweg 2 betreft een voormalig agrarisch erf. De omgeving van deze locatie betreft een overwegend agrarische omgeving. Direct ten zuiden van het erf bevindt zich een geitenhouderij. Het erf zelf bestaat uit een woning met tuin en een groot oppervlakte aan landschapsontsierende stallen (totale oppervlakte 1.641 m2). Eén van de stallen (de meest zuidelijke, 910 m2) is niet ontsierend en blijft behouden als zijnde een bijgebouw bij de woning, waar een kleinschalige bedrijfsfunctie in wordt gerealiseerd.
In afbeelding 2.2 is een uitsnede van het erf opgenomen. In afbeelding 2.3 is een straatbeeld opgenomen, waarop zowel de te slopen als de te behouden gebouwen weergegeven zijn. De ten zuiden gelegen geitenhouderij is tevens zichtbaar.
Afbeelding 2.2 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Google maps)
Afbeelding 2.3 Straatbeeld huidige situatie (Bron: Google streetview)
Deelgebied Hardenbergerweg 41 te Tubbergen bestaat uit een woonerf, enkele honderden meters ten noordwesten van de kern Tubbergen. De directe omgeving bestaat uit landelijk/agrarisch gebied rondom de noord,- en westzijde en de kern Tubbergen aan de zuid/zuidoostzijde. Het erf bestaat uit één woning met twee bijgebouwen, waarvan er één als landschapsontsierend is aan te merken. Dit landschapsontsierende bijgebouw heeft een oppervlakte van 150 m2. De gronden rondom de gebouwen zijn in gebruik als tuin. In afbeelding 2.4 en 2.5 zijn een luchtfoto en een straatbeeld weergegeven.
Afbeelding 2.4 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Google maps)
Afbeelding 2.5 Straatbeeld huidige situatie (Bron: Google streetview)
Deelgebied Huyerenseweg ong. bestsaat uit een agrarisch perceel en een perceel van een paardenhouderij. De locatie ligt in overwegend agrarische omgeving, ten zuidoosten van de kern Geesteren en ten noordwesten van de kern Tubbergen. Het perceel betreft het percel waar een paardenhouderij is toegestaan en een perceel dat in agrarisch grondgebruik is. Van een paardenhouderij is geen sprake meer. Ter plaatse staat enkel één schuur die gebruikt wordt voor opslagdoeleinden. De locatie wordt begrensd door de Huyerenseweg en een beek aan de zuidzijde en door agrarische gronden aan alle andere zijden. In afbeelding 2.6 is een luchtfoto weergegeven.
Afbeelding 2.6 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Google maps)
Deelgebied Hambroeksweg 5 te Vasse ligt in een overwegend agrarische omgeving ten zuidwesten van de kern Vasse. Het perceel betreft deels een woonperceel en deels een agrarisch perceel, waar tevens twee ondergeschikte functies aanwezig zijn. Ter plaatse van het woonperceel is een paardentrainingsbedrijf aanwezig. Ter plaatse van het aangrenzende agrarische perceel is een melktransportbedrijf aanwezig. Rondom de woning en bijgebouwen zijn de gronden in gebruik als tuin. Tevens bevindt zich er een stapmolen nabij het gebouw dat wordt gebruikt voor het paardentrainingsbedrijf. Het agrarisch perceel is grotendeels verhard. Aansluitend op dit perceel (zuidwesten) bevindt zich een paardenbak die wordt gebruikt ten behoeve van het paardentrainingsbedrijf. In afbeelding 2.7 is een luchtfoto weergegeven. In afbeelding 2.8 is een straatbeeld weergegeven.
Afbeelding 2.7 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Google maps)
Afbeelding 2.8 Straatbeeld huidige situatie (Bron: Google streetview)
Deelgebied Beltweg 15 te Manderveen ligt in een overwegend agrarische omgeving ten noordwesten van Manderveen, nabij de Duitse grens. De omgeving is overwegend in agrarisch gebruik.
Het plangebied zelf bestaat uit een agrarisch perceel, waar een zorgboerderij (de Amanshoeve) is gevestigd op het zuidelijk deel. De Amanshoeve betreft een kleinschalige woonzorgvoorziening voor ouderen met een hoge zorgvraag. Het gaat om 24-uurs zorg, bestaand uit zowel begeleiding als verzorging en verpleging. De cliënten huren een appartement in het gebouw en verblijven er voor zolang als de zorgbehoefte er is. Dit kan dan gaan om vaste bewoning of om tijdelijke opvang om bijvoorbeeld een mantelzorger te ontlasten of voor een revalidatie.
In het noordelijk deel van het bouwvlak staat de bedrijfswoning en een bijgebouw. In het bouwvlak ligt daarnaast een paardenbak. Rond de bedrijfswoning ligt een tuin. In afbeelding 2.9 is een luchtfoto weergegeven. In afbeelding 2.10 is een straatbeeld weergegeven.
Afbeelding 2.9 Luchtfoto huidige situatie Bron: Google streetview)
Afbeelding 2.10 Straatbeeld huidige situatie (Bron: Google streetview)
Zoals reeds in de aanleiding beschreven betreft voorliggende ontwikkeling een Rood voor Rood ontwikkeling waarbij op zes verschillende locaties ontwikkelingen worden doorgevoerd. Hierna wordt allereerst samengevat op de ontwikkeling per locatie ingegaan. Vervolgens wordt per locatie uitgebreid op de ontwikkeling ingegaan.
Samenvattend bestaat de voorgenomen ontwikkeling uit:
Kluunvenweg 10, Tubbergen:
Bovenbroeksweg 2, Geesteren:
Hardenbergerweg 41, Tubbergen
Huyerenseweg ong., Geesteren
Hambroeksweg 5, Vasse
Beltweg 15, Manderveen
Op deze locatie wordt 2.343 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Het betreffen varkensstallen. De agrarische functie is vervallen en het erf dient te worden voorzien van een passende woonbestemming. In afbeelding 3.1 is weergegeven welke stallen worden gesloopt in het kader van de RVR-regeling.
Afbeelding 3.1 Weergave te slopen gebouwen aan de Kluunvenweg 10 (Bron: Google maps, bewerkt)
Voor het geheel is door Borgerink Groendesign een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Hierna is een uitsnede van de landschappelijke inpassing weergegeven. Het volledige plan is in Bijlage 1 opgenomen. De landschappelijke inpassing voorziet in de aanplant van nieuwe bomen (zomereik, zwarte els) langs de voormalige schuren en de inzaaiing van weidemengsel ter plaatse van de te slopen schuren.
Afbeelding 3.2: Ruimtelijk kwaliteitsplan Kluunvenweg 10 (Bron: Borgerink Groendesign)
Op deze locatie wordt 1.641 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Het betreffen varkensstallen. De achterste schuur (zuidelijk, 910 m2) blijft behouden. Dit betreft namelijk een schuur van goede kwaliteit met een gebruiksfunctie. De meest zuidelijke schuur wil men aanwenden om in het kader van de VAB+-regeling ter plaatse het bedrijf Feest4all te huisvesten. Dit betreft een bedrijf dat zich richt op het organiseren van feesten, partijen en evenementen. De schuur zal gebruikt worden voor de opslag, schoonmaak, reparatie en sorteerwerkzaamheden van de artikelen die elders op locatie kunnen worden ingezet.
In afbeelding 3.3 zijn zowel de te slopen stallen als de te behouden schuur weergegeven.
Afbeelding 3.3 Weergave te slopen gebouwen en te behouden gebouwen aan de Bovenbroeksweg 2
(Bron: Google maps, bewerkt)
Voor het geheel is door Borgerink Groendesign een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Hierna is een uitsnede van de landschappelijke inpassing weergegeven. Het volledige plan is in Bijlage 2 opgenomen.
De landschappelijke inpassing bestaat uit het inzaaien van de slooplocatie met weidemengsel, het aanplanten van een bomengroep en het versterken van een bomenrij.
Afbeelding 3.4: Ruimtelijk kwaliteitsplan Bovenbroeksweg 2 (Bron: Borgerink Groendesign)
Op deze locatie wordt een schuur van 300 m2 gesloopt. Aangezien slechts 150 m2 van de schuur vergund is, worden enkel deze vierkante meters meegenomen in het RVR-traject. Daarnaast is het wenselijk om op deze locatie een compensatiewoning met bijgebouw te realiseren. Deze woning wordt gebouwd schuin ten noorden van de te slopen schuur. Het bijgebouw komt naast deze woning. De compensatiewoning wordt vormgegeven als een woning met een bijgebouw die aan het bestaande hoofdgebouw (de bestaande woning) ondergeschikt worden vormgegeven. Dit kan door bijvoorbeeld een (kap)schuurwoning te realiseren.
De woning met bijgebouw worden ontsloten via een nieuwe in- en uitrit, die tevens zal dienen als in- en uitrit van de bestaande woning met bijgebouw. Twee bestaande in- en uitritten ter plaatse van de bestaande woning komen daarbij te vervallen.
Voor het geheel is door Borgerink Groendesign een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Hierna is daar een uitsnede van opgenomen. Het volledige plan is opgenomen in Bijlage 3.
Afbeelding 3.5 Ruimtelijk kwaliteitsplan Hardenbergerweg 41 (Bron: Borgerink Groendesign)
Op deze locatie wordt een compensatiewoning gerealiseerd. Daarnaast wordt een bestaande schuur meegenomen in de woonbestemming. Deze schuur wordt verhuurd in het kader van de VAB-regeling. Het gaat om opslag van materialen. Van buitenactiviteiten is geen sprake. De schuur maakt in feite geen deel uit van de woonkavel. Wel is het wenselijk om deze schuur met een woonbestemming te bestemmen, aangezien er geen sprake meer is van een (agrarische) paardenhouderij. De activiteiten in de schuur (opslag) passen binnen de woonbestemming. In het kader van de landschappelijke inpassing wordt bestaande halfverharding verwijderd en wordt een bestaande houtsingel flink uitgedund. In de volgende subparagraaf wordt hier nader op ingegaan.
De woning wordt aan de oostzijde van de schuur gerealiseerd. De ontsluiting zal plaatsvinden via dezelfde in- en uitrit als de schuur reeds wordt ontsloten.
Voor het geheel is door Borgerink Groendesign een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Hierna is daar een uitsnede van opgenomen. Het volledige plan is opgenomen in Bijlage 4.
Afbeelding 3.6: Opruimingstekening Huyerenseweg ong. (Bron: Borgerink Groendesign)
Afbeelding 3.7: Ruimtelijk kwaliteitsplan Huyerenseweg ong. (Bron: Borgerink Groendesign)
Op deze locatie wordt een compensatiewoning gebouwd. Tevens worden twee schuren gesloopt en wordt een schuur herbouwd ten behoeve van het paardentrainingsbedrijf dat ter plaatse gevestigd is. De compensatiewoning komt op de plaats van de te slopen gebouwen van het melktransportbedrijf. De compensatiewoning wordt vormgegeven als een woning die aan het bestaande hoofdgebouw (de bestaande woning) ondergeschikt worden vormgegeven. Dit kan door bijvoorbeeld een (kap)schuurwoning te realiseren. De te slopen schuur ter plaatse van de nieuwe woning, heeft een oppervlakte van 320 m2.
Het melktransportbedrijf komt te vervallen. Het nieuwe gebouw ten behoeve van het paardentrainingsbedrijf komt op de plaats van het te slopen bestaande gebouw. De bestaande woning met bijgebouw blijven behouden.
Ten behoeve van het paardentrainingsbedrijf wordt er een paardenbak aangelegd, ten zuidwesten van het erf, grotendeels op gronden die nu verhard zijn. Deze overtollige verharding wordt dan ook verwijderd. Het erf blijft via de twee bestaande in- en uitritten ontsloten op de Hambroeksweg.
Voor het geheel is door Borgerink Groendesign een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Hierna is daar een uitsnede van opgenomen. Het volledige plan is opgenomen in Bijlage 5.
Afbeelding 3.7 Ruimtelijk kwaliteitsplan Hambroeksweg 5 (Bron: Borgerink Groendesign)
Op deze locatie wordt een compensatiewoning gebouwd. De compensatiewoning krijgt een aangebouwd bijgebouw en wordt gebouwd in het noordelijke deel van het bouwvlak. In het zuidelijke deel staat de woonzorgvoorziening van de Amanshoeve, deze blijft onveranderd. De compensatiewoning zal in gebruik worden genomen als extra bedrijfswoning bij de Amanshoeve, gezien daar behoefte aan is. De woning wordt via de bestaande in- en uitrit ontsloten op de Beltweg.
Voor deze locatie is het daarnaast van belang dat de woning ook daadwerkelijk op de locatie wordt gebouwd zoals weergegeven in het inrichtingsplan (zie hierna) dat akkoord is bevonden. Het dichter bij de straat of verder van het erf af bouwen van de woning doet afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit. De locatie van de woning is in het bestemmingsplan dan ook specifiek vastgelegd.
Voor het geheel is door Borgerink Groendesign een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Hierna is daar een uitsnede van opgenomen. Het volledige plan is opgenomen in Bijlage 6.
Afbeelding 3.8 Ruimtelijk kwaliteitsplan Beltweg 15 (Bron: Borgerink Groendesign)
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat als gevolg van een nieuwe ontwikkeling. De gemeente hanteert voor het bepalen van de parkeerbehoefte de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018', echter wordt hierin voor het buitengebied verwezen naar de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)’ van het CROW. Op basis van deze publicatie kan eveneens de verkeersgeneratie worden bepaald.
In voorliggend geval is sprake van de volgende uitgangspunten:
Hierna wordt per locatie op de aspecten 'verkeer en parkeren' ingegaan.
Op deze locatie is er uitsluitend sprake van de sloop van bebouwing. Door het vervallen van de mogelijkheden tot het uitoefenen van een agrarisch bedrijf zal de verkeersgeneratie afnemen. Voor het parkeren blijft er, net als in de huidige situatie, voldoende ruimte op het erf.
Op deze locatie wordt een agrarisch bedrijf buiten werking gesteld en wordt in het kader van de VAB+-regeling een bedrijf gerealiseerd.
Gezien het gaat om een bedrijf dat op locatie met name opslag en reparatie, wordt dit bedrijf vergeleken met de functie 'bedrijf, arbeidsextensief, bezoekersextensief'. Voor een dergelijk bedrijf geldt een verkeersgeneratie van 4,8 verkeersbewegingen per 100 m2. In totaal maakt dit bij een schuur van 910 m2 een verkeersgeneratie van 9,1*4,8 = 36,8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Per saldo zal er sprake zijn van een beperkte toename aan verkeersbewegingen, aangezien de agrarisch gerelateerde bewegingen komen te vervallen en het t.a.v. dit bedrijf met name gaat om opslag. De verkeersgeneratie kan eenvoudig via de Bovenbroeksweg en de nabijgelegen Hardenbergerweg afgewikkeld worden.
Ten aanzien van de parkeerbehoefte geldt voor het bedrijf een parkeerbehoefte van 1,05 parkeerplaatsen per 100 m2. Dit maakt 9,1*1,05 = afgerond 10 parkeerplaatsen. Zoals ook in afbeelding 3.2 is weergegeven, is er op eigen terrein voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien. De parkeerbehoefte van de bestaande woning blijft onveranderd.
Op deze locatie wordt één woning toegevoegd. Op basis van de genoemde uitgangspunten zorgt deze woning voor een parkeerbehoefte van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen en een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. De parkeerbehoefte kan eenvoudig op eigen terrein opgevangen worden.
Wat betreft de verkeersgeneratie geldt dat deze eenvoudig via de Hardenbergerweg afgewikkeld kan worden. Doordat er twee uitritten komen te vervallen en er in de nieuwe situatie sprake is van slechts één in- en uitrit op de (relatief drukke) Hardenbergerweg ontstaat er ook een veiligere situatie.
Op deze locatie wordt één woning toegevoegd. Op basis van de genoemde uitgangspunten zorgt deze woning voor een parkeerbehoefte van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen en een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. De parkeerbehoefte kan eenvoudig op eigen terrein opgevangen worden.
Ten aanzien van de schuur geldt dat deze reeds in gebruik is voor VAB-doeleinden. Het zal met name gaan om statische opslag, waarbij geen sprake is van verkeersbewegingen. Het planologisch omzetten van een paardenhouderij naar een woonfunctie zorgt niet voor een extra parkeerdruk of verkeersgeneratie.
Op deze locatie wordt één woning toegevoegd. Op basis van de genoemde uitgangspunten zorgt deze woning voor een parkeerbehoefte van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen en een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. De parkeerbehoefte kan eenvoudig op eigen terrein opgevangen worden.
Per saldo zal er zelfs sprake zijn van een afname aan verkeersgeneratie, aangezien het melktransportbedrijf komt te vervallen. Het erf blijft via de bestaande ontsluitingen op de Hambroeksweg ontsloten.
Op deze locatie wordt één woning toegevoegd. Op basis van de genoemde uitgangspunten zorgt deze woning voor een parkeerbehoefte van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen en een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. De parkeerbehoefte kan eenvoudig op eigen terrein opgevangen worden, dit is ook zichtbaar in afbeelding 3.6. De verkeersgeneratie kan eenvoudig en veilig afgewikkeld worden via de Beltweg.
De aspecten 'verkeer en parkeren' vormen in geen geval een belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het betreft een ontwikkeling waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI.
Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Wat de “Ladder voor duurzame verstedelijking” betreft is onder andere een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4).
Voorliggend bestemmingsplan voorziet planologisch gezien in de toevoeging van vier woningen. Gezien de voorgenoemde overzichtsuitspraak wordt dit niet gezien als een stedelijke ontwikkeling.
Ten aanzien van het bedrijf aan de Bovenbroeksweg 2 (bedrijf van 910 m2 binnen bestaande bebouwing) geldt dat wanneer er in zijn geheel geen sprake is van een toename van het ruimtebeslag er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit overweegt de afdeling in een uitspraak van 10 december 2014 (201310814/1/R1): aangezien de bebouwing reeds aanwezig is en er geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt. Van belang daarbij is dat het plan naar het oordeel van de Afdeling slechts is gericht op een verruiming van de gebruiksmogelijkheden. Gelet of het feit dat:
wordt gesteld dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.
Geconcludeerd wordt dat in het kader van voorliggend voornemen geen verdere toetsing aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” benodigd is.
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.
Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaaleconomische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.
Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd: Er wordt ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.
Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Eén en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hierna nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een maatschappelijke opgave. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Andere generieke beleidskeuzes betreffen het voorkomen van overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantoorlocaties.
Ook wordt in deze fase de zogenaamde Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking gehanteerd. Deze Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden. Integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn beleidskeuzes die invulling geven aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen, Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om de zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn: reservering voor waterveiligheid en beperking wateroverlast, drinkwater/grondwaterbeschermingsgebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de Nationale Landschappen en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Afbeelding 4.1 geeft dit schematisch weer.
![]() |
Afbeelding 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of- generieke beleidskeuzes' blijkt dat met name de artikelen 2.1.3, lid 1 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit), 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) en artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) van de Omgevingsverordening Overijssel van belang zijn. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.
Artikel 2.1.3, lid 1 Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening
Door het toepassen van de Rood voor Rood-regeling, neemt de hoeveelheid landschapsontsierende bebouwing in het buitengebied van de gemeente Tubbergen af en worden er vier compensatiewoningen met bijgebouwen op daarvoor geschikte locaties gerealiseerd. Per saldo is geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden in de groene omgeving, maar juist van een afname. De VAB+-regeling maakt het toestaan van een bedrijf in bestaande gebouwen mogelijk, waarmee geen sprake is van extra ruimtebeslag. Dit voornemen past binnen het streven naar optimaal ruimtegebruik. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met het gestelde in artikel 2.1.3 lid 1.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening
In deze toelichting is onderbouwd dat de ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit gebeurd door de landschappelijke inpassing van alle locaties, conform geldende gebiedskenmerken. Zie hiervoor ook de planbeschrijvingen in Hoofdstuk 3 en de ruimtelijk kwaliteitsplannen in de bijlagen bij deze toelichting. Tevens blijkt uit de volgende paragrafen dat uitvoering wordt gegeven aan het uitvoeringsmodel, dat de ontwikkeling past binnen de ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectieven en dat er wordt voldaan aan de vier-lagenbenadering. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening.
Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 en 2.1.6 van de Omgevingsverordening
Voorliggende ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de Rood voor Rood-regeling en de VAB+ regeling. Dit betreffen beide beleidsregels van de gemeente Tubbergen. De regelingen betreffen gemeentelijke specifieke uitwerkingen van de provinciale Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving gericht op de afbraak van landschapsontsierende bebouwing in het buitengebied (Rood voor rood) en het transformeren van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB+ regeling). Hierna wordt nader ingegaan op de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.
Gebiedseigen ontwikkeling
Het ontwikkelingsperspectief van de verschillende locaties in het plangebied voorziet primair in het bieden van ruimte aan (verbrede) agrarische bedrijven en wonen (mixlandschap). In voorliggend geval is dan ook sprake van gebiedseigen functies. Tevens draagt het initiatief bij aan het sociaal en economisch vitaal houden van het buitengebied, doordat ontsierende bebouwing wordt gesloopt en op andere locaties vrijkomende bebouwing een nieuwe invulling krijgt en/of bestaande bedrijven worden gefaciliteerd.
Schaal en impact op de omgeving
De activiteiten zullen allen plaatsvinden op locaties waar al bebouwing staat, danwel op locaties aansluitend op bestaande bebouwing/erven. De te slopen schuren op de verschillende locaties zijn niet meer in gebruik en zijn daarmee als landschapsontsierend aangemerkt. Het totale bebouwde oppervlakte neemt fors af (totaal 4.135 m2). De schaal van de ontwikkeling is klein, mede door de positionering van de gebouwen op de verschillende locaties middels de één erfgedachte. De impact op de omgeving is hiermee beperkt en kan zelfs als positief ervaren worden door het opheffen van twee intensieve veehouderijen (Kluunvenweg 10 en Bovenbroeksweg 2)
Eigen belang en maatschappelijk belang
Er is sprake van een eigen belang. Het vergroot het woongenot en er kunnen gelden gegenereerd worden voor de sloop van de opstallen. Ook is er een maatschappelijk belang. Op de verschillende locaties staat landschapsontsierende bebouwing met asbest. Middels de sloop van het geheel en het opruimen van veel verharding zal de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied verbeteren. Dit is goed voor zowel de leefomgeving als het landschap.
Tegenprestatie
Al met al worden er boven op de basisinspanning aanvullende kwaliteitsprestaties gevraagd, die bijdragen aan de versterking van de gebiedskenmerken uit het landschapsontwikkelingsplan en de ontwikkelingsrichting uit de ontwikkelingsvisie.
Deze tegenprestatie zal bestaan uit het slopen van 4.135 m2 landschapsontsierende bebouwing en het realiseren van kwalitatief hoogwaardige erfensembles op de betrokken locaties.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening
Voorliggende ontwikkeling betreft onder andere de realisatie van vier compensatiewoningen op basis van het Rood voor Rood beleid van de gemeente Tubbergen. De compensatiewoningen voldoen aan de kwalitatieve behoefte in de markt en worden gebouwd voor de lokale behoefte. Zoals uit paragraaf 4.3.4 blijkt is er in de gemeente Tubbergen nog ruimte voor het toevoegen van extra woningen. Voor de vier compensatiewoningen is op basis van het principebesluit voor deze ontwikkeling ruimte in de woningbouwprogrammering gereserveerd. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Bij de overige afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn er verder geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen.
In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen. Twee locaties liggen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. De andere locaties liggen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'. Hierna wordt op de ontwikkelingsperspectieven ingegaan.
Afbeelding 4.2 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)'
'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, wil de provincie Overijssel in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'
Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden.
Initiatieven binnen het ontwikkelingsperspectief mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer (ov)-routes. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de landbouw, rekening houdend met specifieke omstandigheden en de grenzen aan de mogelijkheden van het waterbeheer (onder andere door de klimaatverandering).
Toetsing van het initiatief aan de 'Ontwikkelingsperspectieven'
De realisatie van de verschillende functies, betreffende wonen en kleinschalige bedrijvigheid, is passend binnen het mixlandschap, waar gestreeft wordt naar het in harmonie met elkaar voorkomen van diverse functies.
Ten aanzien van ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap' geldt dat er een nuancering nodig is. Het karakter van de gemeente Tubbergen, met een menging van meerdere functies, waarbij de functie 'agrarisch' niet de hoofdfunctie is, maakt dat een nuancering ter zake van de begrenzing van het ontwikkelingsperspectief noodzakelijk is. De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een m.e.r-plicht. In voorliggend geval is sprake van een rood voor rood project waarbij landschapsontsierende bebouwing op één locatie binnen dit gebiedstype (Bovenbroeksweg 2) wordt gesloopt en er ter compensatie op in dit geval aan de Beltweg 15 binnen dit gebiedstype een woning gebouwd wordt. De compensatiewoning vormt geen belemmering voor omliggende (agrarische) bedrijfsvoering. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 5.5 en paragraaf 5.6.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectieven.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De 'Stedelijke laag' wordt in dit geval buiten beschouwing gelaten, aangezien voor de betrokken locaties geen specifieke eigenschappen vanuit deze laag gelden.
Hierna wordt per plandeel een opsomming gegeven van de ter plaatse geldende gebiedskenmerken.
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp. De verschillende locaties van het plangebied zijn op de gebiedskenmerkenkaart de 'Natuurlijke laag' aangeduid met de gebiedstypen 'Dekzandvlakte en ruggen' en 'Beekdalen en natte laagtes'. Tevens ligt aangrenzend aan een locatie een beek. Voor beken gelden dezelfde kenmerken als voor 'Beekdalen en natte laagtes'. Op onderstaande afbeelding is dit weergegeven.
Afbeelding 4.3 Uitsnede natuurlijke laag (Bron: Provincie Overijssel)
“Dekzandvlakte en ruggen”
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied.
Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
“Beekdalen en natte laagtes”
Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren.
Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.
In de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
De locaties van het plangebied liggen binnen de gebiedstypen 'Maten en flierenlandschap, Oude hoevenlandschap en het Jong-heide- en broekontginningslandschap. In afbeelding 4.4 is dat aangegeven.
Afbeelding 4.4 Uitsnede laag van het agrarisch cultuurlandschap (Bron: Provincie Overijssel)
'Maten en flierenlandschap"
Laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs de beken, in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringssloten haaks op de beek werd vaak hakhout aangeplant. Dit diende tevens als perceelsafscheiding – daar, waar de ontwateringssloot niet altijd watervoerend – was in geval van beweiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in de natte laagtes een matenlandschap. Kleinschalig landschap langs beken en in laagten met veel variatie in ruimtelijke opbouw: de open ruimte van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooien weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken. Vloeivelden maakten onderdeel uit van het bemestingssysteem. Het Maten- en Flierenlandschap is veelal de contramal van het essenlandschap en het oude hoevenlandschap en was daar functioneel aan verbonden.
Als ontwikkelingen plaats vinden in of nabij het Maten en Flierenlandschap, dan dragen deze bij aan versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water. Inrichting van nog gave delen richt zich op het behouden van de cultuurhistorische waarden.
'Oude Hoevenlandschap"
Het Oude Hoevenlandschap betreft een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. Het landschap is contrastrijk met veel variatie op de korte afstand.
Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen.
'Jonge heide- en ontginningslandschap'
De grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Aanvankelijk kleinschalig en min of meer individueel door keuterboertjes, later werd de ontginning planmatig en grootschalig aangepakt (tot in de jaren 60 van de 20e eeuw). De grote natte broekgebieden ondergingen een vergelijkbare ontwikkeling, waardoor de natte en de droge jonge ontginningen nu gelijkenis vertonen. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met en rommelige driehoekstructuren als resultaat.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toetsing van het initiatief aan de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap
In de ruimtelijke kwaliteitsplannen, die als bijlagen onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting wordt de ligging van de plandelen binnen de hierboven genoemde gebiedskenmerken in beeld gebracht en nader toegelicht. Bij de uitwerking van de landschappelijke inpassing van de verschillende plandelen is nadrukkelijk rekening gehouden met de geldende gebiedskenmerken en de hieruit voortvloeiende aandachtspunten. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar deze ruimtelijke kwaliteitsplannen en naar Hoofdstuk 3.
Op deze plaats wordt geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de geldende gebiedskenmerken.
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.
De verblijfsrecreatiecomplexen, de attracties, de routes voor wandelen, fietsen en varen zijn een belangrijke economische factor geworden met een vergelijkbaar aandeel in de economie als de agrarische sector. Dit alles verandert het aanzien, de gewenste gebruiksmogelijkheden en betekenis van het buitengebied. Aan het 'belevingslandschap' ontleent Overijssel zijn tijdsdiepte, maar ook zijn aantrekkingskracht. Steeds vaker worden de kwaliteiten uit het verleden ingezet in plannen door daar met nieuwe kwaliteiten, gebruiks- en verschijningsvormen op voort te bouwen. Belangrijk in deze laag is het oude en nieuwe 'erfgoed' van de provincie. Enkele locaties zijn op de gebiedskenmerkenkaart de 'Laag van de beleving' aangeduid met 'Donkerte'. In afbeelding 4.5 wordt dit weergegeven.
Afbeelding 4.5 Uitsnede laag van de beleving (Bron: Provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de laag van de beleving
Met dit initiatief wordt voorzien in de realisatie van vier woningen. De woningen aan de Beltweg en de Hambroeksweg vallen binnen het gebiedstype 'donkerte'. Er is echter geen sprake van een onevenredige toename van kunstlicht. Onevenredige lichtuitstraling wordt voorkomen. Een zekere lichtuitstraling is echter inherent aan woonfuncties en passend binnen het gebiedstype.
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.
Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hierna behandeld.
De gemeente Tubbergen beschikt over een omgevingsvisie. MijnOmgevingsvisie Tubbergen gaat over de toekomst van de leefomgeving; de visie van samenleving én gemeente. Hierin bouwt men verder op de basis die al in proces van MijnDorp gelegd is. De visie gaat namelijk over leefbaarheid van de kernen én over het buitengebied , gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. De visie geeft aan hoe de gemeente, samenleving en gemeenteraad, willen sturen; wat men wil behouden, versterken en ontwikkelen. Door inbreng van de samenleving is MijnOmgevingsvisie van ons allemaal!
MijnOmgevingsvisie gaat in op:
Mijn Omgevingsvisie gaat uit van vier kernprincipes. Kernprincipes zijn manieren van werken; werkwijzen die altijd gelden. Als keuzes worden gemaakt, als plannen worden gemaakt en gewoon als we wonen, leven, ondernemen of verblijven past men de kernprincipes toe. De vier kernprincipes zijn:
In de omgevingsvisie zijn speerpunten opgenomen op verschillende thema's. In voorliggend geval is gezien de ontwikkeling zijn met name de thema's 'Aantrekkelijk wonen' en 'Ruimte voor ondernemen' van belang.
Aantrekkelijk wonen
De gemeente werkt aan de juiste woning op de juiste plek. Dat gebeurt door:
Betaalbaar wonen in je eigen gemeente
De gemeente wil dat het aantal en de soort woningen in een kern passen bij de vraag. Inwoners moeten voor hun woning zoveel mogelijk in hun eigen gemeente terecht kunnen. Ook is het belangrijk dat woningen voor elke doelgroep bereikbaar en toegankelijk zijn.
Inbreiden voor uitbreiden
Vanuit de gemeente bestaat de wens om binnen de grenzen van een kern bouwen. In de meeste gevallen gaat het om plekken die verbeterd moeten worden of plekken waarvan de bestaande functie vervalt. Denk hierbij aan het verdwijnen van een bedrijf, het sluiten van een kerk of het slopen van oude woningen. Als er binnen de kern geen plekken zijn om te bouwen, kijkt de gemeente naar bouwmogelijkheden aan de rand van een kern. Kernen zijn verschillend in de behoefte aan woningen. Daarom gaat de gemeente samen met kernen in gesprek om te kijken wat bij elk dorp past.
Kijken naar de toekomst
Er is verschil in hoeveel en welk soort woningen nu nodig en gewenst zijn en wat de vraag over 15 jaar is. Huidige knelpunten zijn bijvoorbeeld betaalbare woningen voor starters en woningen voor ouderen. In onze woonvisie kijken we op basis van onderzoek en gesprekken met alle betrokkenen vooruit op de vraag naar woningen. De gemeente probeert erop te sturen dat het aanbod van woningen daarop aansluit. Hierbij wordt de behoeften op de lange termijn en de bestaande voorraad in het oog gehouden.
Ruimte voor ondernemen
Als gemeente zorgt men voor voldoende ontwikkelruimte voor bedrijven en voor plekken waar bedrijven zich kunnen vestigen. Zo draagt de gemeente bij aan de werkgelegenheid en kunnen verschillende soorten bedrijvigheid ontstaan. De gemeente streeft naar levendige compacte kernwinkelgebieden. Voor duurzame, kansrijke initiatieven wordt maatwerk geleverd. Daarbij ligt de nadruk op het behouden en versterken van het lokale bedrijfsleven. Samenvattend gaat de gemeente voor:
Goede vestigings- en ontwikkelingsmogelijkheden:
Goede vestigingsmogelijkheden voor het bedrijfsleven betekent dat wordt ingezet op voldoende en passende bedrijventerreinen. En op een goede bereikbaarheid. Leegstand wil men daarbij zoveel mogelijk voorkomen. Meer uitgebreid gaat het om het volgende:
Het faciliteren van ondernemerschap:
De gemeente geeft ondernemers de ruimte door in te zetten op maatwerk en door flexibiliteit te bieden. De gemeente vindt het belangrijk dat de juiste functies op de juiste plek terecht komen. Het slim combineren van functies vanuit een duidelijke visie biedt kansen. De ondernemers, de bedrijfsconsulent en het OndernemerServiceTeam (OST) zijn hierbij de spil. Zij verbinden partijen aan elkaar en helpen met de juiste routes.
In voorliggend geval worden op basis van de gemeentelijke beleidslijn Rood voor Rood, vier compensatiewoningen toegestaan op vier verschillende locaties in het buitengebied van de gemeente Tubbergen.
Daarnaast wordt er in het kader van de VAB+-regeling een kleinschalig bedrijf gerealiseerd.
Ten aanzien van Rood voor Rood geldt dat de bouwrechten zijn verkregen als gevolg van het slopen van landschapsontsierende bebouwing ter plaatse van drie locaties. In de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn de herbouwmogelijkheden van de landschapsontsierende bebouwing komen te vervallen. Met het voornemen worden de nieuwe woonerven landschappelijk ingepast met een positieve impuls in de ruimtelijke kwaliteit tot gevolg. Door de sloop wordt ook leegstand en verpaupering in het landelijk gebied voorkomen. De woningen worden gebouwd voor een concrete behoefte en passen binnen de woningbouwprogrammering.
Ten aanzien van de bedrijvigheid geldt dat met het initiatief bijgedragen wordt aan de visie om ruimte voor ondernemen te bieden. Het gaat in dit geval om een vorm van maatwerk buiten een bedrijventerrein. Dit wordt mogelijk gemaakt vanuit de VAB+-regeling.
Voorgenomen ontwikkeling is in lijn met 'Mijn omgevingsvisie Tubbergen'.
De 'Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs 2014' van de gemeente Tubbergen is op 15 december 2014 vastgesteld. Het hoofddoel is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende (agrarische) bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Hierna wordt het plan getoetst aan de van belang zijnde voorwaarden van het inhoudelijk kader.
Relatie sloop en bouwkavel
Ter compensatie van onder andere de sloop van minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing kunnen onder voorwaarden één (of meer) bouwkavels voor een woning worden toegekend.
In dit geval wordt in het kader van de Rood voor Rood-regeling 4.135 m² gesloopt. Hiermee ontstaat de mogelijkheid tot de realisatie van maximaal vier compensatiewoningen.
Voor wat betreft de maatvoering van de nieuwe bebouwing wordt aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen. Zo bedraagt de inhoud van de woning en de daar bijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 1.000 m³. Bij een woning is in principe maximaal 100 m² aan vrijstaande bijgebouwen toegestaan. Hier wordt in het plan bij aangesloten. Wel geldt dat op enkele locaties bij de bestaande woningen de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen (m.u.v. de te slopen gebouwen) toegestaan is. Daarnaast is aan de Bovenbroeksweg 2 een groter oppervlakte aan bijgebouwen bij de bestaande woning toegestaan. Er wordt een functie in het kader van de VAB+-regeling gerealiseerd (zie ook 4.3.3). Aan de Huyerenseweg is ook het bestaande bijgebouw (de bestaande schuur) toegestaan. Dit is meer dan de standaard oppervlakte. Dit zijn vormen van maatwerk.
De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn doorvertaald op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.
Te behouden bijgebouwen
In principe geldt dat alle landschapsontsierende bebouwing gesloopt dient te worden. In bepaalde situaties kan hiervan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als er sprake is van een geschikte vervolgfunctie voor een gebouw. Het gebouw kan dan behouden blijven. Voorwaarde is wel dat er sprake is van een aanzienlijke verbetering in de ruimtelijke kwaliteit door substantiële sloop op de slooplocatie.
In voorliggend geval worden aan de Kluunvenweg 10 en de Hardenbergerweg 41 alle landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Aan de Bovenbroeksweg 2 blijft een gebouw staan, hiervoor is in het kader van de VAB+ regeling een vervolgfunctie voor gevonden. Ook aan de Huyerenseweg blijft een gebouw staan. Het is een bestaande schuur die feitelijk geen onderdeel uitmaakt van de nieuwe woonkavel, maar die in het kader van de VAB-regeling (opslag) wordt gebruikt. Bovendien betreft dit geen slooplocatie. Op alle slooplocaties is sprake van een substantiële sloop op de slooplocatie, dat leidt tot een forse verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Situering bouwkavel en gebiedsdifferentiatie
Uitgangspunt is het terugbouwen op de slooplocatie. Hieronder wordt verstaan dat de bouwkavel op de slooplocatie wordt gesitueerd.
Slooplocaties
In dit geval betreffen de slooplocaties de locaties Kluunvenweg 10, Bovenbroeksweg 2 en Hardenbergerweg 41. Uitsluitend aan de Hardenbergerweg 41 is sprake van bouw van een woning op de slooplocatie.
Ten aanzien van de Kluunvenweg 10 geldt dat in de directe nabijheid een 110 kV hoogspanningsleiding ligt. De beschermingszone van deze hoogspanningsleiding loopt grotendeels over het huidige agrarische bouwvlak. Het bouwen van woningen in de directe nabijheid van een hoogspanningsleiding is vanuit gezondheidsoogpunt niet wenselijk. Dit temeer omdat de nieuw te bouwen woningen, gelet op de erfopzet aan de Kluunvenweg in relatie tot het huidige bouwvlak, uitsluitend dichterbij de hoogspanningsleiding geplaatst kunnen worden. Om deze reden kan redelijkerwijs niet teruggebouwd worden op deze slooplocatie.
Voor wat betreft de Bovenbroeksweg 2 geldt dat deze locatie direct grens aan het achtergelegen agrarisch bedrijf (geitenhouderij). Voor een compensatiewoning in het kader van de Rood voor Rood regeling dient, indien deze woning wordt teruggebouwd op de slooplocatie, een vaste afstand van 50 meter tot omliggende veehouderijen te worden aangehouden. Indien rekening gehouden wordt met deze afstand dan is het redelijkerwijs niet mogelijk om op een goede wijze op deze locatie een compensatiewoning te realiseren. Het gebied waar de woning gebouwd kan worden, hierbij ook rekening houdend met de behoudenswaardige rij eiken langs de Bovenbroeksweg en daarbij behorende kroonprojectie, bedraagt net 15 meter. Als daarbij zoals gebruikelijk ook nog rekening wordt gehouden met de juiste erfopzet, dan resteert een te bebouwen gebied van circa 10 meter. Het is om deze reden niet mogelijk om op een goede wijze op deze locatie een woning te kunnen bouwen.
Elders terugbouwen
Bij terugbouwen elders moet de compensatiewoning aansluiten op bestaande bebouwing. Het kan dan gaan om kernen, dorpsranden, buurtschappen, lintbebouwing en bestaande erfstructuren. Voor de locaties Huyerenseweg ong. Hambroeksweg 5 en Beltweg 15 zijn erfinrichtingsplannen aangeleverd die een beeld geven van de nieuwe erfopzet. In alle gevallen is hierbij sprake van de bouw van compensatiewoningen aansluitend aan bestaande bebouwing zodat aan deze voorwaarde uit het Rood voor Rood beleid voldaan wordt. Daarnaast heeft het Kwaliteitsteam een positief advies gegeven over de erfopzet van de locatie Huyerenseweg ong., de locatie Hambroeksweg 5, de locatie Hardenbergerweg 41 en de locatie Beltweg 15.
De bouwkavels voor een compensatiewoning mag geen onevenredige aantasting van agrarische en andere belangen in de omgeving veroorzaken. Voorkomen moet worden dat de toekenning van een bouwkavel voor een woning ten koste gaat van het functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving.
Van aantasting is geen sprake. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.5 en 5.6 van dit bestemmingsplan.
Tegenprestatie/ compensatie
De kwalitatieve inpassing in het landschap dient niet alleen architectonisch, maar ook landschappelijke door middel van een erfinrichtingsplan gewaarborgd te zijn.
De ruimtelijke kwaliteitsplannen ten behoeve van voorliggend initiatief zijn opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting. In dit geval bestaat de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit uit het slopen van landschapsontsierende bebouwing en het landschappelijk inpassen van alle locaties. In de bijlagen wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van de locatie.
Tevens is middels een berekening aangetoond wordt dat vier compensatiewoningen noodzakelijk zijn voor het afdekken van de sloopkosten en 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde, conform de voorwaarden uit het gemeentelijk Rood voor Rood beleid. Dit is nader met de gemeente afgestemd en akkoord bevonden.
Beeldkwaliteit
De kwaliteit van de compensatiewoningen dient, conform het Rood voor Rood beleid, gewaarborgd te zijn door een beeldkwaliteitsplan (architectonisch).
Gelijktijdig met het bestemmingsplan zal het Rood voor Rood beeldkwaliteitsplan voor de verschillende locaties vastgesteld worden. In dit geval heeft de gemeente aangegeven dat voor de locaties aan de Hambroeksweg 5 en de Hardenbergerweg 41 tevens een beeldkwaliteitsplan nodig is.
Het doel van deze notitie is het bieden van mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende gebouwen binnen de bestemmingen “agrarische bedrijfsdoeleinden”, “paardenhouderijen” en “woondoeleinden”. Hierdoor kan kapitaalvernietiging, verval/verkrotting worden voorkómen, wordt de mogelijkheid tot economisch hergebruik bevorderd en wordt de mogelijkheid geboden een aanvullend inkomen te verwerven. Hiermee kan een positieve bijdrage geleverd worden aan de leefbaarheid van het platteland.
Indien een activiteit in principe op de voorgestelde locatie mogelijk is, dient de vraag beantwoord te worden of die activiteit op korte en lange termijn aan de navolgende voorwaarden kan voldoen. Hierbij wordt opgemerkt dat de voorwaarden zo objectief mogelijk zijn vastgesteld, teneinde op voorhand duidelijk te stellen wat wel en wat niet mogelijk is. Karakteristieke bebouwing moet behouden blijven en landschappelijke inpassing is een vereiste.
In dit geval is het VAB+ beleid van toepassing op de realisatie van het bedrijf aan de Bovenbroeksweg 2.
De 'voorwaardentoets' omvat de volgende voorwaarden:
Hierna wordt ingegaan op de voorwaardentoets van het VAB+ beleid ten aanzien van het planologisch toestaan van het bedrijf aan de Bovenbroeksweg 2 én de schuur aan de Huyerenseweg ong.:
Het woonbeleid van de gemeente Tubbergen voor de komende jaren is weergegeven in de 'Woonvisie 2021+'. Deze woonvisie is op 6 juli 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen.
De 'Woonvisie 2016+' is tot stand gekomen door regelmatig overleg met stakeholders, overleg in de regio, met de huurdersvereniging en het peilen van woonwensen bij diverse doelgroepen. Daarnaast zijn diverse bronnen geraadpleegd, van regio-gemeenten, Provincie Overijssel, het Rijk, en cijfers van CBS en de overheid (Primos).
In de woonvisie wordt de gemeentelijke visie op het wonen in Tubbergen voor de komende jaren geschetst. De woonvisie vormt de basis voor strategische afwegingen die gemeente maakt op het gebied van wonen.
In de visie komen meerdere ambities naar voren. De ambities die in dit geval van belang zijn betreft met name de ambitie: meer woningen met de juiste kwaliteit. Daar wordt hierna op ingegaan.
Behoefte
De komende jaren wil de gemeente voldoende woningen bouwen om te voorzien in de verwachte vraag. Om dat te bewerkstelligen is het ten eerste zaak om goed inzicht te hebben in die verwachte woningvraag. De afgelopen vijf jaar is het aantal huishoudens in Tubbergen gegroeid met ongeveer +300. Deze groei is mede tot stand gekomen door een positief binnenlands migratiesaldo. Er vestigden zich meer mensen in Tubbergen vanuit andere gemeenten, dan er vertrokken.
Om te kunnen voorzien in de woningbehoefte én als impuls voor de leefbaarheid en vitaliteit van kernen is het van belang dat er in alle kernen van Tubbergen kan worden gebouwd. De prognose is vertaald in een woningbouwprogramma per kern. De gemeente wil echter ook ruimte geven aan goede plannen die mogelijk de woningbehoefte in een kern overstijgt. Om die ruimte te bieden, voegt de gemeente de woningbehoefte voor de grote en kleine kernen samen. Dit biedt meer flexibiliteit. De behoefte per kern blijft echter het uitgangspunt. Hierna is de behoefte per kern in tabelvorm weergegeven. Vervolgens is de behoefte per kern specifiek weergegeven.
Tabel 1: woningbehoefte in Tubbergen (Bron: Gemeente Tubbergen)
Dit houdt in dat ruim de helft van de woningbehoefte landt in de drie grotere kernen. In deze kernen geldt de grootste woningbehoefte vanwege de nabijheid van voorzieningen; iets wat met name voor senioren en mensen met een zorgvraag een grote rol speelt. Ongeveer een derde van de behoefte landt in de overige woonkernen.
Bouwen op de juiste plek
In overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking gaat de gemeente de nieuwbouwopgave zoveel mogelijk binnen de bebouwde kom op inbreidingslocaties realiseren. Op die manier blijft het buitengebied zo groen mogelijk. In Provinciaal verband (Regionale Woonagenda) is al aangegeven dat voor inbreidingsplannen de komende jaren geen kwantitatieve limiet wordt gesteld. Wel moeten deze plannen kwalitatief getoetst worden.
In een aantal kernen zijn de mogelijkheden voor inbreiding beperkt. Bijvoorbeeld omdat inbreiding te zeer ten koste gaat van het dorpse- en landelijke karakter, of omdat er niet of nauwelijks inbreidingslocaties voorhanden zijn. Daarom zetten we ons er voor in dat het ook in de toekomst mogelijk blijft om -uiteraard zo zorgvuldig mogelijk- potentiële locaties aan de randen van de bebouwde kom te benutten. De Regionale Woonagenda biedt ook die ruimte.
Prioriteit voor starters en senioren
De huidige woningvoorraad bestaat voor een groot deel uit ruime, grondgebonden koopwoningen. Voor de meeste inwoners van de gemeente Tubbergen is dit ook het ideaalbeeld. Ook veel starters op de woningmarkt hebben een voorkeur om direct te starten in een ruime grondgebonden koopwoning. Voor een deel van de starters is dit ook haalbaar. Veel jongeren zijn handig en zijn bereid om zelf een woning te (ver)bouwen. Daarnaast hebben relatief veel starters in de gemeente Tubbergen (meer dan gemiddeld in Nederland) de financiële mogelijkheden om een woning in het middeldure koopsegment (of zelfs meer) te betalen (of op een bouwkavel zelf een woning te bouwen), omdat ze veel gespaard hebben en/of dankzij ondersteuning van de ouders.
Maar dit geldt zeker niet voor alle starters op de woningmarkt. Vooral voor alleenstaande starters en starters met een beperkt inkomen zijn de mogelijkheden voor een koopwoning beperkt. Zij kunnen wellicht in aanmerking komen voor een sociale huurwoning, maar veel starters blijven toch doorzoeken naar een koopwoning. In algemene zin neemt de behoefte aan kleinere woningen onder starters toe.
De komende jaren wil de gemeente het woningaanbod voor starters vergroten. Het is hierbij zaak om snel aan de slag te gaan, om te voorkomen dat (nog meer) starters op zoek gaan naar goedkoper aanbod in andere gemeenten. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het vergroten van het aanbod aan goedkope koopwoningen voor starters met beperkte financiële mogelijkheden (waaronder alleenstaande starters). Om die woningen betaalbaar te kunnen houden, zal de kwaliteit (qua m², aantal kamers, uitrusting) daarop aangepast moeten worden. Maar dan wel op zo’n manier dat deze woningen aantrekkelijk blijven voor starters.
Een tweede belangrijke doelgroep zijn de senioren op de woningmarkt. Het aantal huishoudens van 65 jaar en ouder neemt de komende jaren verder toe. Op dit moment vormt de groep 1+2 persoonshuishoudens van 65 jaar en ouder 31% van het totaal aantal huishoudens in Tubbergen, in 2030 is dat gestegen naar 38%. Hierna zijn de van belang zijnde ambities voor starters en senioren opgesomd:
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bouw van vier compensatiewoningen, in het kader van Rood voor Rood. Er is voor de woningen sprake van een concrete behoefte. Deze woningen zijn naar aanleiding van de principebesluiten over de locaties reeds opgenomen in de reservering voor woningen in het buitengebied in het kader van Rood voor Rood. De compensatiewoningen passen dan ook binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.
In het Ontwikkelingsperspectief voor het Nationale Landschap Noordoost-Twente hebben de hierbij betrokken partijen de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. Zowel gemeenten als provincie hadden behoefte aan een praktisch concept om in de dagelijkse praktijk invulling te geven aan deze ambitie. Voor het bereiken van deze ambitie is het, het meest wenselijk om de belangen van initiatiefnemers die elementen willen verwijderen te koppelen aan grondeigenaren die bereid zijn nieuwe elementen te plaatsen om zo het landschap te versterken. Alle individuele aanvragen zullen dan uiteindelijk moeten leiden tot een beter functionerend en herkenbaar landschap. Om dit te bereiken is de casco-benadering ontwikkeld.
Met de casco-benadering beschikken de provincie Overijssel en de deelnemende gemeenten van Noordoost-Twente over een generieke methode om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de cascobenadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
De landschapstypen van Noordoost-Twente vormen, samen met de ontwikkeling die deze landschappen hebben doorgemaakt (dynamiek), het uitgangspunt van de casco-benadering. Elk landschapstype heeft een eigen kenmerkende structuur van opgaande beplantingen. Deze structuur is het casco van het landschap.
Het kan daarbij gaan om bomenrijen, houtwallen, houtsingels en (kleinere) bosjes. Het beleid is er op gericht om dit casco te versterken. Toepassing van de casco benadering leidt op termijn tot versterking van het ‘kleinschalige groene karakter’ van het landschap in totaliteit.
De basis voor initiatieven is de cascokaart. Hierop staan drie typen elementen weergegeven, zie de navolgende tabel.
Landschapstype | Opmerking |
Elementen die tot het casco behoren | Mogen in principe niet verplaatst worden |
Elementen die niet tot het casco behoren | Mogen verplaatst worden, als aan de regels van de casco-benadering wordt voldaan |
Te compenseren elementen | Locaties waar de initiatiefnemer de elementen heen kan verplaatsen |
Aan de hand van de casco-kaart wordt beoordeeld of het landschapselement tot het casco behoort of niet. Uit de beoordeling hiervan volgen drie mogelijke opties:
In afbeelding 4.6 is per plandeel een fragment van de Cascokaart weergegeven. De te bouwen woningen zijn met een zwarte ster aangegeven.
Afbeelding 4.6 Fragmenten Cascokaart inclusief legenda (Bron: Noordoost Twente)
Ten aanzien van de slooplocaties geldt dat het puur gaat om sloop van gebouwen. Er is daarbij geen sprake van aantasting of verwijdering van casco-elementen. Ten aanzien van de overige locaties geldt dat de woningen gebouwd worden op locaties waar geen casco-elementen liggen. Alle locaties worden landschappelijk ingepast, waarbij de casco-elementen onderdeel uitmaken van deze landschappelijke inpassing. Uitzondering hierop vormt de Huyerenseweg. Daar wordt de woning nabij casco-elementen gebouwd. Ten aanzien van het groene element rondom de schuur geldt echter dat deze in de praktijk niet aanwezig is. Het blauwe element blijft behouden en wordt versterkt. Het ruimtelijk kwaliteitsplan voor deze locatie is reeds akkoord bevonden. Het casco vormt ook voor deze locatie dan ook geen belemmering.
Het plan is hiermee in overeenstemming met de 'Casco-benadering in Noordoost-Twente'.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en besluit milieueffectrapportage.
Opgemerkt wordt dat slechts waar dit relevant wordt geacht wordt ingegaan op de slooplocaties aan de Kluunvenweg 10 en de Bovenbroeksweg 2. Ter plaatse van de Kluunvenweg is immers uitsluitend sprake van de sloop van bebouwing. Ter plaatse van de Bovenbroeksweg 2 wordt enkel gesloopt en een bedrijf in een bestaande schuur toegestaan. Hiermee is locatiespecifieke toetsing niet aan alle aspecten relevant.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
In voorliggend geval worden met de compensatiewoningen en de te herbouwen woningen op de locaties aan de Hardenbergerweg 41, Huyerenseweg ong., Hambroeksweg 5 en de Beltweg 15. De Hambroeksweg, Huyerenseweg en de Beltweg betreffen allen rustige wegen met een (zeer) beperkte intensiteit en geluidbelasting. Er zal ter plaatse geen sprake zijn van een overschrijding van de voorkeurswaarde. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De Hardenbergerweg betreft een weg met een hogere verkeersintensiteit. In dit geval is door BJZ een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen als Bijlage 7. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Tubbergeresweg bedraagt hoogstens 42 dB (incl. reductie). Voor deze weg wordt voldaan aan voorkeurswaarde uit de Wgh en de ambitiewaarde uit het gemeentelijk beleid.
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Hardenbergerweg bedraagt inclusief reductie 52 dB. Met deze waarde wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder.
Bron- en overdrachtsmaatregelen kunnen rekenen op bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard of zijn niet mogelijk. Er wordt eveneens voldaan aan de aanvullende voorwaarden uit het geluidbeleid van de gemeente Tubbergen voor het toekennen van een hogere waarde.
Er kan dan ook een hogere waarde worden verleend voor de oostelijke gevel (52 dB) en de zuidelijke gevel (50 dB) De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 54 dB. Met het nemen van gevelmaatregelen met een geluidwering van minimaal 21 dB kan een binnenniveau van 33 dB worden gerealiseerd. Er is hiermee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woning met betrekking tot het aspect wegverkeerslawaai.
Geen van de locaties ligt in de nabijheid van een spoorlijn of een gezoneerd bedrijventerrein. De aspecten railverkeerslawaai en industrielawaai zijn dan ook niet relevant. In paragraaf 5.5 wordt ingegaan op de geluidbelasting van individuele omliggende functies.
Met verlening van hogere grenswaarden voor de woningen aan de Hardenbergerweg 41 vormt het aspect 'geluid' geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740 al dan niet in combinatie met een onderzoek naar asbest in de bodem conform NEN 5705.
In dit geval is voor zowel de slooplocaties als de locaties van de compensatiewoningen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, aangezien voor alle locaties van belang is om in beeld te hebben of ze geschikt zijn voor het beoogde gebruik 'wonen met tuin'. Ten aanzien van de slooplocaties is in eerste instantie uitsluitend een historisch vooronderzoek (bureauonderzoek) uitgevoerd. Voor aanvang van de sloop zal een veldonderzoek worden uitgevoerd.
Hierna wordt per locatie afzonderlijk op het aspect 'bodem' ingegaan.
Historisch vooronderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling op deze locatie heeft Kruse een historisch vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 8 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan
Uit de historische topografische kaarten blijkt dat het besluitvormingsgebied in het verleden bos betrof. Vanaf 1977 is de locatie bebouwd in gebruik als pluimveebedrijf. In 1990 is het bedrijf uitgebreid met de zuidelijke stal. Dit deel van het terrein was hiervoor in gebruik als landbouwgrond.
Binnen het besluitvormingsgebied is geen bebouwing gesloopt. Tot circa 1997 was op het oostelijke deel van het besluitvormingsgebied een weg aanwezig. Dit deel van het terrein is momenteel begroeid met gras en mais. Het is niet bekend of deze weg in het verleden verhard is geweest.
Op de daken van de stallen en de berging bevinden zich mogelijk asbesthoudende golfplaten. Aan beide zijden van de noordoostelijke en de zuidelijke stal is sprake van asbestverdachte druppelzone omdat het hemelwater van de asbestverdachte golfplaten afwatert op onverhard terrein.
De toplaag ter plekke van de druppelzones wordt als verdacht beschouwd voor asbest. Indien de voormalige weg op het oostelijke deel van het erf in het verleden verhard is geweest met puin, wordt de bovengrond hier als verdacht beschouwd voor asbest. Verder is er geen informatie beschikbaar waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. Het besluitvormingsgebied kan, op de druppelzones en de voormalige weg na, als onverdacht worden beschouwd.
Voor de druppelzones en de voormalige weg (wanneer deze in het verleden verhard is geweest met puin) wordt de hypothese “verdacht” gebruikt uit norm NEN 5707. Geadviseerd wordt om deze deellocaties te onderzoeken op de aanwezigheid van asbest. Onderzoek op het overige deel van de locatie is in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging niet noodzakelijk.
In dit geval gaat het op deze locatie puur om een functiewijziging, waarbij geen sprake is van het bouwen van nieuwe verblijfsruimten. Bovendien bevinden de verontreinigingen zich op gronden buiten het woonerf. Het veldonderzoek is daarom niet noodzakelijk in het kader van de bestemmingsplanherziening.
Verkennend bodemonderzoek
Op basis van het historisch vooronderzoek is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is als Bijlage 9 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
Op basis van de resultaten van de analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Deellocaties A, B, C en D: Druppelzones
Deellocatie E: Voormalige toegangsweg
In de fijne fractie van mengmonsters MM FF – A, MM FF - B, MM FF - C en MM FF - D ter plekke van de druppelzones is geen asbest aangetoond. De gaten E1 en E3 ter plekke van de voormalige toegangsweg bevatten asbest, maar de gewogen asbestgehalten zijn lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen en agrarisch).
Historisch vooronderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling op deze locatie heeft Terra Agribusiness een historisch vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 10 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
Gegeven het historische gebruik van de locatie (agrarisch bedrijf), de resultaten van onderhavig historisch onderzoek en het beleid van de Omgevingsdienst Twente, moet de locatie als verdacht beschouwd worden in het kader van de NEN5740 en NEN5707.
Indien er ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie gaan plaatsvinden kan een verkennend bodemonderzoek NEN5740/5707 noodzakelijk zijn. De locatie dient hierbij als verdacht beschouwd te worden. Daarnaast moeten de aangetroffen verdachte deellocaties (indien aanwezig binnen het plangebied) separaat onderzocht worden.
In dit geval gaat het op deze locatie puur om een functiewijziging, waarbij geen sprake is van het bouwen van nieuwe verblijfsruimten. Het veldonderzoek is daarom niet noodzakelijk in het kader van de bestemmingsplanherziening.
Verkennend bodemonderzoek
Op basis van het historisch vooronderzoek heeft Kruse een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport is als Bijlage 11 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
Op basis van de resultaten van de analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Agrarisch erf
Deellocatie A: Voormalige weg
Deellocatie B: Bovengrondse dieseltank
Deellocatie C: Druppelzone
Deellocatie D: Spuitplaats
Conclusies en aanbevelingen
In de bovengrond (A - BG) en in het grondwater (PB 2 en PB D1) zijn licht tot matig verhoogde concentraties aangetoond. Deze zijn weergegeven in tabel 5. In de bovengrond (BG I, BG II, BG III, BG IV, B - BG en D- BG) en in de ondergrond (OG I en OG II) en in het grondwater (PB 1 en PB B1) zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Het matig verhoogde kopergehalte in het grondwater in peilbuis 2 wordt toegeschreven aan een plaatselijk verhoogde achtergrondwaarde. Het is dan ook niet noodzakelijk om over te gaan tot een aanvullend grondwateronderzoek.
De bovengrondse dieseltank (deellocatie B) en de spuitplaats (deellocatie D) hebben geen aantoonbare negatieve invloed gehad op de bodemkwaliteit.
In de fijne fractie van de mengmonsters MM FF - 01, MM FF - 02, MM FF - 03 en MM FF - 04 (agrarisch erf) is geen asbest aangetoond.
In het mengmonster van de fijne fractie A - MM FF ter plekke van de voormalige weg (deellocatie A) is asbest aangetoond; het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
In het mengmonster van de fijne fractie van C - MM FF ter plekke van de druppelzone (deellocatie C) is geen asbest aangetoond.
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik
Historisch vooronderzoek
Ten behoeve van de ontwikkeling op deze locatie heeft Terra Agribusiness een historisch vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 12 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
Op basis van de beschikbare historische informatie, het bodemloket, topotijdreis.nl en luchtfoto's zijn er verdachte locaties aan te wijzen. Uit historische informatie blijkt dat er asbestverdachte dakbedekking op de schuur aanwezig is die gesloopt wordt. Tevens blijkt dat er een bovengrondse dieseltank aanwezig is geweest. Echter valt de voormalige dieseltank buiten de huidige onderzoekslocatie. Gegeven het historische gebruik van de locatie (wonen) en de resultaten van onderhavig historisch onderzoek wordt een verkennend onderzoek op de locatie noodzakelijk geacht.
Verkennend bodemonderzoek
Op basis van de uitkomsten van het historisch vooronderzoek heeft Terra Agribusiness een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 13 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
Bodem: gehele locatie
In het bovengrondmengmonster BM1 is een lichte verhoging kwik aangetroffen. In het
bovengrondmengmonster BM2 en in het ondergrondmengmonster OM1 zijn geen verhogingen aangetroffen.
In het grondwatermonster Pb1wm1 is een lichte verhoging barium aangetroffen. Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Asbest in de grond - gehele locatie
Ter plaatse van de locatie zijn meerdere inspectiegaten gegraven, bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest.
Het mengmonster MM1 is licht asbesthoudend; het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
Ter plaatse van de aangetroffen puinlaag is separaat een mengmonster samengesteld. Het mengmonster MM2 is tevens licht asbesthoudend; het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
Op basis van onderhavig onderzoek wordt voor dit onderdeel een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Asbest in de grond - druppelzones
Ter plaatse van elke druppelzone zijn twee inspectiesleuven gegraven en is er een mengmonster samengesteld. Op het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
In het mengmonster van DZ1 is analytisch geen asbest aangetoond. Er dient opgemerkt te worden dat het mengmonster niet voldoet aan de minimale hoeveelheid monstermateriaal. Echter wordt niet verwacht dat dit invloed heeft gehad op de monstername en analyses. In het mengmonster van DZ2 is een concentratie asbest aangetoond van 96 mg/kg ds (milligram per kilogram droge stof). Uit deze analyse blijkt ook dat van de zeeffractie <0,5mm asbestverdachte vezels bevat. Hierop is besloten om het monster middels SEM te analyseren. Uit de SEM-analyse blijkt dat er 6 asbestvezels gemeten zijn met een gehalte van 55 mg/kg ds. De totale concentratie asbest komt hiermee uit op 151 mg/kg ds.
Hiermee overschrijdt de analyse de interventiewaarde (100 mg/kg ds). Omdat de concentratie aan respirabele vezels hoger is dan 10 mg/kg ds wordt gesteld dat er "onaanvaardbare risico's" zijn en dat er een indicatie is voor spoedeisendheid (sanering binnen 4 jaar).
Er is naar mening van het adviesbureau een reden om af te zien van een nader onderzoek ter plaatse van druppelzone 2. De verontreiniging kan in overleg met bevoegd gezag zonder nader onderzoek gesaneerd worden middels een BUS-melding.
Uit het "Bijzonder inventariserend onderzoek, erosie van asbestdaken" van Geofox-Lexmond (20131980/JOOS, d.d. 29-9-2014) blijkt dat de verontreiniging in de bodem van de afwateringszone van dakgootloze asbestdaken zich voornamelijk beperkt tot een diepte van 10cm bij een horizontale spreiding van circa 1 meter.
De uitvoering van de sanering is in de regels van dit bestemmingsplan geborgd. De bodem wordt, na sanering, geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Ten behoeve van de ontwikkeling op deze locatie heeft Kruse een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 14 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
Op basis van de resultaten van de analyses wordt het volgende geconcludeerd:
Weiland
Erf
Deellocatie A: puinweg
In de bovengrond (Erf - BG II) en in het grondwater (PB 1 en PB 21) zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. In de boven- en ondergrond van het weiland (Weiland - BG I, Weiland - BG II, Weiland - OG) en van het erf (Erf - BG I, Erf -BG III, en Erf - OG) zijn geen verontreinigingen gemeten. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is het uitvoeren van aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. In de fijne fractie van het mengmonster MM FF - A is geen asbest aangetoond.
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging en de bouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Ten behoeve van de ontwikkeling op deze locatie heeft Terra Agribusiness een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 15 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
In het bovengrondmengmonster BM1 is een lichte verhoging PAK 10 VROM aangetroffen. In het bovengrondmengmonster BM2 is een lichte verhoging minerale olie aangetroffen. In het ondergrondmengmonster OM1 zijn geen verhogingen aangetroffen.
Tevens is er in BM2 een matige verhoging kobalt en een sterke verhoging koper aangetroffen. Naar aanleiding van de verhoogde concentraties in het mengmonster zijn de separate deelmonsters van BM2 geanalyseerd op kobalt en koper.
In de separaat geanalyseerde deelmonsters zijn geen verhogingen aangetroffen. Er is waarschijnlijk sprake van sterke heterogeniteit van de milieuhygiënisch kwaliteit op de locatie.
In het grondwatermonster Pb1wm1 zijn lichte verhogingen xylenen, minerale olie en naftaleen aangetroffen. Tevens is er een matige verhoging barium aangetroffen. Naar aanleiding van deze verhoging is de bestaande peilbuis opnieuw bemonsterd. Uit het analysecertificaat van het her-monster (Pb1wm2) blijkt dat er wederom een matige verhoging barium is aangetroffen in het grondwater.
De verhoging barium in beide grondwatermonsters (Pb1wm1 en Pb1wm2) geven formeel aanleiding voor het laten uitvoeren van een nader onderzoek. Echter zijn er naar onze mening een aantal redenen om af te zien van een nader onderzoek:
Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Ten behoeve van de ontwikkeling op deze locatie heeft Terra Agribusiness een verkennend vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 16 opgenomen. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan.
In zowel de boven- en ondergrond (BM1 en OM1) zijn geen verhogingen aangetroffen. In het grondwatermonster Pb1wm1 is een lichte verhoging barium aangetroffen. Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Het aspect bodem vormt voor deze locatie geen belemmering.
De plandelen worden vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik (wonen met tuin). Het aspect 'bodem' vormt hiermee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.
In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tevens wordt opgemerkt dat ten aanzien van de ontwikkeling geen sprake is van de realisatie van een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart opgenomen in relatie tot de plandelen.
Afbeelding 5.1 Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlas leefomgeving)
Uit de inventarisatie blijkt dat de deelgebieden:
Zoals uit afbeelding 5.1 blijkt ligt er op de kruising van de Denekamperweg en de Hardenbergerweg een LPG tankstation. De locatie aan de Hardenbergerweg 41 ligt op circa 1 kilometer afstand van dit tankstation. Voor het tankstation geldt een richtafstand van 150 meter voor het groepsrisico en een afstand van 25 meter voor het plaatsgebonden risico van 25 meter. Aan beide afstanden wordt ruimschoots voldaan.
Daarnaast ligt zoals bekend de locatie aan de Kluunvenweg nabij een hoogspanningsleiding van 110 kV. Dit is de reden dat ter plaatse geen compensatiewoning wordt gebouwd maar enkel sprake is van sloop. Gezien het enkel gaat om sloop ter plaatse van deze locatie vormt de hoogspanningsleiding geen belemmering.
Een en ander brengt met zich mee dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Alle locaties van het plangebied bevinden zich in het buitengebied, waar geen sprake is van een matige tot sterke functiemenging. Deze deelgebieden wordt dan ook aangemerkt als gebiedstype 'rustige woonwijk'.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake wanneer het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of de realisatie van het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.
Compensatiewoningen
In voorliggend geval worden vier nieuwe woningen gerealiseerd. De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake.
Kleinschalig bedrijf (Bovenbroeksweg 2)
Naast de nieuwe woningen wordt aan de Bovenbroeksweg 2 een klein bedrijf gevestigd. Het gaat om een een bedrijf dat zich richt op het organiseren van feesten, partijen en evenementen. Op deze locatie vinden uitsluitend de opslag, reparatie, schoonmaak en sorteerwerkzaamheden van de materialen plaats. Deze functie kan op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' het beste worden vergeleken met de functie 'Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)'. Voor deze functie geldt een grootste richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid.
Direct aangrenzend aan dit bedrijf ligt het agrarisch bouwvlak van het bedrijf aan de Hardenbergerweg 142. Planologisch gezien kan er binnen deze afstand van 30 meter de bedrijfswoning van dit bedrijf gebouwd worden. De bedrijfswoning ligt echter op een afstand van meer dan 50 meter. De huidige agrarische bestemming was al de beperking hiervoor. Gezien de indeling van het erf is herbouw van de bedrijfswoning dichterbij de functie in het plangebied niet te verwachten. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hier komt nog bij dat er met dit plan de mogelijkheden tot het uitoefenen van een agrarisch bedrijf komen te vervallen. Per saldo zal er ten aanzien van omliggende gevoelige functies dan ook sprake zijn van een verbetering van het woon- en leefklimaat.
Opslag (Huyerenseweg ong. Geesteren)
Ter plaatse van de Huyerenseweg staat een schuur die wordt gebruikt voor opslag. Deze schuur wordt meegenomen binnen de woonbestemming. Hiermee behoort de schuur tot de inrichting. Deze functie wordt dan ook niet als belemmering gezien voor de beoogde woning.
Paardentrainingsbedrijf (Hambroeksweg 5)
Ter plaatse van de Hambroeksweg 5 is een paardentrainingsbedrijf aanwezig. Ter plaatse wordt ook een compensatiewoning gebouwd. Deze vormt een beschermd object ten aanzien van het paardentrainingsbedrijf. Het gaat om een kleinschalig paardentrainingsbedrijf, met een oppervlakte aan gebouwen van maximaal 120 m2. Het gaat slechts om het trainen van enkele paarden. Er is geen sprake van de stalling van paarden in grootschalige, bedrijfsmatige vorm. De functie is momenteel toegestaan als ondergeschikt aan de woonfunctie. Dit blijft onveranderd. Gezien het gaat om een ondergeschikte, kleinschalige functie, kan deze functie gelijk worden gesteld met hobbymatig agrarisch gebruik. Dit gebruik is passend binnen de woonbestemming en hoeft niet te worden getoetst aan richtafstanden. Gezien vorenstaande is ter plaatse van de compensatiewoning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten.
Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. In voorliggend geval worden er vier compensatiewoningen gerealiseerd. Deze compensatiewoningen worden aangemerkt als nieuwe milieugevoelige functies. Hierna wordt per deelgebied ingegaan op eventuele hinder afkomstig van bestaande functies in de omgeving.
De locaties aan de Kluunvenweg 10 en de Bovenbroeksweg 2 worden in dit geval buiten beschouwing gelaten, gezien daar geen sprake is van de realisatie van een gevoelige functie.
Hardenbergerweg 41, Tubbergen
In de nabijheid van het projectgebied liggen twee agrarische bedrijven (grondgebonden agrarische bedrijven) en een bedrijf (houtdrogerij).
Bij veehouderijen geldt, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', de grootste richtafstand veelal voor het aspect geur. Bij agrarische bedrijven zijn, in het geval van veehouderijen, echter niet de adviesafstanden maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend. Hier wordt in paragraaf 5.6 nader op ingegaan. Geur buiten beschouwing latend, geldt een grootste afstand van 30 meter voor stof en geluid.
In de volgende tabel wordt nader op de in de nabijheid aanwezige bedrijven en bijbehorende richtafstanden ingegaan. Hierbij is gemeten tussen de grens die de milieugevoelige woning toelaat en de grens waar de milieubelastende activiteit plaats kan vinden (grens woonbestemmingsvlak/grens agrarisch bouwvlak/bedrijf).
Adres | Type bedrijf | Richtafstand (geluid) | Daadwerkelijke afstand |
Hardenbergerweg 50 | Grondgebonden agrarisch bedrijf |
30 m | 70 m |
Hardenbergerweg 37 | Grondgebonden agrarisch bedrijf | 30 m | 70 m |
Tubbergeresweg 1 | Groothandel in hout en bouwmaterialen | 50 m | 70 m |
Huyerenseweg ong, Geesteren
In de nabijheid van het projectgebied liggen twee agrarische bedrijven (grondgebonden agrarische bedrijven) en een bedrijf (houtdrogerij).
Bij veehouderijen geldt, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', de grootste richtafstand veelal voor het aspect geur. Bij agrarische bedrijven zijn, in het geval van veehouderijen, echter niet de adviesafstanden maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend. Hier wordt in paragraaf 5.6 nader op ingegaan. Geur buiten beschouwing latend, geldt een grootste afstand van 30 meter voor stof en geluid.
In de volgende tabel wordt nader op de in de nabijheid aanwezige bedrijven en bijbehorende richtafstanden ingegaan. Hierbij is gemeten tussen de grens die de milieugevoelige woning toelaat en de grens waar de milieubelastende activiteit plaats kan vinden (grens woonbestemmingsvlak/grens agrarisch bouwvlak/bedrijf).
Adres | Type bedrijf | Richtafstand (geluid) | Daadwerkelijke afstand |
Meijersweg 8, Geesteren | Verblijfsrecreatie (vakantiecentra) Hertenhouderij (fokken en houden van overige graasdieren |
50 m | 270 m |
Huyerenseweg 27 | Paardenhouderij | 30 m | 100 m |
Zoals uit voorgaande tabel blijkt, wordt de richtafstand (het aspect 'geur' buiten beschouwing latend) voor alle bedrijven gehaald. Ter plaatse van het projectgebied is daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Hambroeksweg 5, Vasse
In de nabijheid van het projectgebied ligt een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij). Het bedrijf ligt echter op een afstand van 400 meter van deze locatie. Aan de richtafstand van 50 meter wordt ruimschoots voldaan.
Daarnaast wordt opgemerkt dat op deze locatie het melktransportbedrijf komt te vervallen. Op de invloed van het paardentrainingsbedrijf op de compensatiewoning is in voorgaande subparagraaf (5.5.3.1) reeds uitvoerig ingegaan.
Zoals uit voorgaande blijkt, wordt de richtafstand (het aspect 'geur' buiten beschouwing latend) gehaald. Ter plaatse van het projectgebied is daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Beltweg 15, Manderveen
In de nabijheid van het projectgebied liggen twee agrarische bedrijven (grondgebonden). Opgemerkt wordt dat het de bestaande agrarische bestemming niet wordt meegenomen, gezien de woning wordt gerealiseerd als een bedrijfswoning behorend bij dit bedrijf. De woning is dan ook niet beschermd tegen eigen hinder.
In de volgende tabel wordt nader op de in de nabijheid aanwezige bedrijven en bijbehorende richtafstanden ingegaan. Hierbij is gemeten tussen de grens die de milieugevoelige woning toelaat en de grens waar de milieubelastende activiteit plaats kan vinden (grens woonbestemmingsvlak/grens agrarisch bouwvlak/bedrijf).
Adres | Type bedrijf | Richtafstand (geluid) | Daadwerkelijke afstand |
Vasserdijk 18 | Intensieve veehouderij | 50 m | 55 m |
Vasserdijk 21a | Intensieve veehouderij | 50 m | 380 m |
Zoals uit voorgaande tabel blijkt, wordt de richtafstand (het aspect 'geur' buiten beschouwing latend) voor alle bedrijven gehaald. Ter plaatse van het projectgebied is daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Samenvatting
Op basis van het bovenstaande wordt verwacht dat er ter plaatse van de compensatiewoningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden omliggende bedrijven niet verder in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object.
Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
De Wgv bevat een regeling (art. 14, lid 2 en 3) voor onder meer voormalige bedrijfswoningen en compensatiewoningen in het kader van Rood voor rood. Het tweede lid van artikel 14 luidt:
Voor de toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
ten minste 100 meter indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste 50 meter indien de woning buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het toevoegen van nieuwe geurgevoelige functies in de vorm van de te realiseren compensatiewoningen. In dit geval geldt in beginsel dan ook de vaste afstand van 50 meter ten aanzien van grondgebonden veehouderijen. Deze wordt in alle gevallen gehaald, zoals ook blijkt uit paragraaf 5.5.
Enkel de locaties aan de Beltweg 15 en de Huyerenseweg liggen in de nabijheid intensieve veehouderijen, of bestaan in ieder geval planologische mogelijkheden tot het uitoefenen daarvan.
Ten aanzien van de Huyerenseweg liggen de veehouderijen op respectievelijk 100 en 270 meter afstand. Gezien deze afstand wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied verwacht. Het betreffen beide grondgebonden veehouderijen, waarvoor een vaste afstand van 50 meter geldt. Daarnaast liggen er op kortere afstand van beide bedrijven reeds meerdere woonbestemmingen, zodat de bedrijven ook niet in hun mogelijkheden beperkt worden.
Ten aanzien van de Beltweg 15 geldt dat dit gebied is aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied, waardoor op basis van het bestemmingsplan in de nabijgelegen bouwvlakken mogelijkheden bestaan tot het uitoefenen van een intensieve veehouderij. Het bouwvlak aan de Vasserdijk 18 ligt het meest nabij. Ter plaatse is feitelijk echter geen intensieve veehouderij aanwezig, maar een grondgebonden veehouderij. Gezien de nabije ligging van meerdere gevoelige functies, waaronder de bestaande bedrijfswoning van de Amanshoeve aan de Beltweg 15, is ook niet te verwachten dat hier in de toekomst een intensieve veehouderij zal worden uitgeoefend. Het bedrijf wordt daarbij ook niet in haar werkzaamheden beperkt, aangezien deze bestaande gevoelige functies reeds maatgevend zijn.
Er is daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen. Omgekeerd worden de agrarische bedrijven niet in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Nederland heeft de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Wet natuurbescherming verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden.
De plandelen maken geen van allen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de 'Springendal & Dal van de Mosbeek' bevindt zich op een afstand van minimaal 1 kilometer van de locatie aan de Hambroeksweg 5. De overige plandelen liggen allemaal op een grotere afstand van Natura 2000-gebieden.
De ligging van de verschillende locaties van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied 'Springendal & Dal van de Mosbeek' is hieronder weergegeven in afbeelding 5.2.
Afbeelding 5.2 Ligging locaties plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: AERIUS Calculator)
Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor alle beschermde soorten en habitats die daar aanwezig zijn. Per soort of habitat is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is, danwel of uitbreiding of een verbetering nodig is. Niet alleen activiteiten binnen een Natura 2000-gebied maar ook activiteiten buiten een Natura 2000-gebied kunnen de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar brengen. Dit wordt externe werking genoemd. Gezien de mogelijke externe werking van de beoogde ontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000-gebied, is het van belang om te toetsen of de realisatie van de beoogde ontwikkeling conflicteert met de waarden waarvoor dit gebied is aangewezen. Hiervoor is in elk geval een toetsing aan de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
In dit geval is door BJZ.nu een stikstofberekening uitgevoerd met behulp van de Aerius-calculator 2020. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan. Het volledige rapport is als Bijlage 17 opgenomen.
Uit de AERIUS-berekening blijkt dat in de gebruiksfase van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid (NNN). Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het ‘nee, tenzij’-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Geen van de plandelen ligt binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangemerkt als NNN-gebied ligt op circa 300 meter afstand van het plandeel aan de Hambroeksweg 5. De afstand tot de overige plandelen betreft enkele kilometers.
De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten zijn lokaal waardoor deze geen negatief effecten op gebieden buiten het plangebied hebben. De voorgenomen activiteit heeft daarom geen negatief effect op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het NNN.
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.
In voorliggend geval heeft Natuurbank Overijssel een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd ter plaatste van alle binnen deze ontwikkeling betrokken locaties. In de komende subparagraaf worden de belangrijkste conclusies van dit onderzoek uiteengezet. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 18.
Hierna wordt per locatie ingegaan op resultaten.
Hambroeksweg 5 Vasse
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de foeragerende diersoorten niet af.
Beltweg 12 Manderveen
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de foeragerende diersoorten niet af.
Bovenbroeksweg 2 Geesteren en Kluunvenweg 10, Tubbergen
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten en ook niet tot een geschikt leefgebied voor beschermde dieren. Het plangebied bestaat volledig uit bebouwing welke goed is afgesloten en daardoor niet geschikt is voor beschermde dieren om een rust- en voortplantingsplaats in te bezetten. Tevens vormt het plangebied geen foerageergebied.
Hardenbergerweg 41, Tubbergen
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden, de beplanting verwijderd wordt en de bebouwing gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de foeragerende diersoorten niet af.
Huyerenseweg ong., Geesteren
Dit deelgebied vormt uitsluitend foerageergebied voor verschillende diersoorten. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt geen beschermd dier gedood en wordt geen rust- of voortplantingsplaats van een beschermd dier beschadigd of vernield. Als gevolg van het bebouwen en verharden van een deel van het plangebied, wordt deze functie niet aangetast.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
De gemeente Tubbergen beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De archeologische verwachtingswaarden zijn per gebied middels archeologische dubbelbestemmingen doorvertaald in het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (zie hiervoor ook paragraaf 1.4). Hierna wordt per locatie op de archeologische verwachting ingegaan.
Kluunvenweg 10, Tubbergen
Ter plaatse van deze locatie geldt grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en voor een zeer klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor gronden met deze bestemming ligt de onderzoeksgrens bij bodemingrepen groter dan respectievelijk 2.500 m2 en 5.000 m2. Deze grens wordt niet overschreden. Er is in dit geval enkel sprake van sloop van bebouwing. De gronden ter plaatse van de bebouwing zijn reeds verstoord door deze bebouwing. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Bovenbroeksweg 2, Geesteren
Ter plaatse van deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor gronden met deze bestemming ligt de onderzoeksgrens bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2. Deze grens wordt niet overschreden. Er is in dit geval enkel sprake van sloop van bebouwing. De gronden ter plaatse van de bebouwing zijn reeds verstoord door deze bebouwing. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Hardenbergerweg 41, Tubbergen
Ter plaatse van deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor gronden met deze bestemming ligt de onderzoeksgrens bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2. Er is in dit geval sprake van sloop van bebouwing. De nieuwe woning komt op de locatie van de te slopen bebouwing. De onderzoeksgrens wordt niet overschreden. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de bebouwing reeds verstoord door deze bebouwing. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Huyerenseweg ong., Geesteren
Ter plaatse van deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor gronden met deze bestemming ligt de onderzoeksgrens bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2. De onderzoeksgrens wordt niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Hambroeksweg 5, Vasse
Ter plaatse van deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor gronden met deze bestemming ligt de onderzoeksgrens bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2. Deze onderzoeksgrens wordt met de bouw van de woning en het nieuwe gebouw voor het paardentrainingsbedrijf niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Beltweg 15, Manderveen
Ter plaatse van deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor gronden met deze bestemming ligt de onderzoeksgrens bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2. Deze onderzoeksgrens wordt met de bouw van de woning niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
Er bevinden zich in de plandelen zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten of bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van deze plandelen bevinden zich daarnaast geen cultuurhistorische waarden die negatief beïnvloed zouden kunnen worden door voorliggend plan.
Geconcludeerd wordt dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en daarmee geen sprake van een directe m.e.r.-plicht.
In onderdeel D 11.2 van het besluit wordt de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. Indien geoordeeld wordt dat sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Uit jurisprudentie volgt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aan de hand van aspecten als aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
In dit geval is sprake van een Rood voor Rood-ontwikkeling waarbij op vier afzonderlijke locaties één compensatiewoning wordt gerealiseerd ter compensatie voor de sloop van een veelvoud aan landschapsontsierende bebouwing. Daarnaast wordt er een bedrijf toegestaan in bestaande bebouwing.
Netto worden er met de ontwikkeling vier woningen toegevoegd en twee kleinschalige bedrijven gerealiseerd danwel uitgebreid, maar is wel sprake van een afname aan bebouwing. De aard en omvang van dit project is hiermee beperkt en de omvang van de (woon)percelen wordt in vergelijking met de huidige situatie niet tot nauwelijks vergroot. Daarnaast wordt het project gerealiseerd in een omgeving die zich kenmerkt door (verspreid liggende) woonbebouwing. De betrokken woonpercelen worden op passende wijze ingepast in het landschap. Dit is een herinrichting van ondergeschikte aard. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van nieuwe functies (woningen) die niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op de aard en omvang van dit plan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.
Dit plan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen belangrijk nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit plan.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.
In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door de ontwikkelingen op de verschillende locaties voor te leggen. Het waterschap heeft een akkoord gegeven op de ontwikkeling.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 7.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. hierin wordt ingegaan op geluidszones langs wegen en afwijken van de algemene bouwregels.
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Hierin wordt in het algemeen ingegaan op het strijdige gebruik en eventuele afwijkingen hiervan.
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. Daar waar deze zijn opgenomen kunnen extra voorwaarden ten aanzien van bepaalde aspecten gelden.
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onderdelen van het bestemmingsplan te wijzigen.
In dit artikel worden de overige regels beschreven. Hier staan regels ten aanzien van parkeren beschreven.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Deze bestemming is opgenomen aan de locaties aan de Beltweg 15, de Kluunvenweg 10 en de Bovenbroeksweg 2. Ten aanzien van de Beltweg 15 geldt dat het gehele erf conform huidige situatie met deze bestemming is bestemd. Ten aanzien van de Bovenbroeksweg 2 en de Kluunvenweg 10 geldt dat deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de te slopen bebouwing en ter plaatse van de delen die niet tot de woonkavel behoren (agrarisch gebied). Op deze beide locaties is het bouwvlak verwijderd.
Gronden met deze bestemming zijn met name bestemd voor het agrarisch gebruik, waarbij ter plaatse van de Beltweg 15 conform huidige situatie een zorgboerderij tot een bepaalde oppervlakte is toegestaan.
In de bouwregels is bepaald dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd mogen worden, in dit geval dus uitsluitend aan de Beltweg 15. Tevens is specifiek voor de tweede bedrijfswoning een aanduiding opgenomen, waarmee de locatie specifiek is aangeduid, conform wens van de gemeente. Voor de beide slooplocaties geldt dat er geen bouwvlak is opgenomen en dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Van de bouwregels kan op ondergeschikte punten afgeweken worden. In de specifieke gebruiksregels zijn vormen van strijdig en niet strijdig gebruik opgenomen. Voor de locatie aan de Beltweg 15 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de landschappelijke inpassing van het erf.
Van de gebruiksregels kan op ondergeschikte punten afgeweken worden en er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden. Hierin is specifiek bepaald dat voor maatregelen in het kader van erfinrichtingsplannen geen omgevingsvergunning nodig is. In de afwijking op de gebruiksregels is een specifieke bepaling opgenomen die aangeeft dat andere landschapsmaatregelen dan in de erfinrichtingsplannen ingetekend zijn, onder voorwaarden ook zijn toegestaan.
Tot slot zijn er enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die burgemeester en wethouders de mogelijkheid geven het plan onder voorwaarden op bepaalde punten te kunnen wijzigen.
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de agrarische gronden aan de Hambroeksweg 5 (delen die buiten de woonbestemming komen te vallen). Gronden met deze bestemming zijn met name bestemd voor het agrarisch gebruik. Tevens is specifiek bepaald dat een paardrijbak is toegestaan ter plaatse van een daarvoor opgenomen aanduiding. Dit is conform de gewenste situatie. Gezien de gronden niet van een bouwvlak zijn voorzien zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Van de bouwregels kan op ondergeschikte punten afgeweken worden en in de specifieke gebruiksregels zijn vormen van strijdig gebruik opgenomen. Hierbij is specifiek voor de paardrijbak ter plaatse van de daarvoor opgenomen aanduiding bepaald dat deze niet strijdig is.
Van de gebruiksregels kan op ondergeschikte punten afgeweken worden en er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden. Hierin is specifiek bepaald dat voor maatregelen in het kader van erfinrichtingsplannen geen omgevingsvergunning nodig is. In de afwijking op de gebruiksregels is een specifieke bepaling opgenomen die aangeeft dat andere landschapsmaatregelen dan in de erfinrichtingsplannen ingetekend zijn, onder voorwaarden ook zijn toegestaan.
Tot slot zijn er enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die burgemeester en wethouders de mogelijkheid geven het plan onder voorwaarden op bepaalde punten te kunnen wijzigen.
Deze bestemming is opgenomen aan de locaties Kluunvenweg 10, Bovenbroeksweg 2, Huyerenseweg ong., Hambroeksweg 5 en de Hardenbergerweg 41.
Gronden met deze bestemming zijn met name bestemd voor het wonen. Voor de locatie aan de Hambroeksweg 5 is specifiek een paardentrainingsbedrijf tot een bepaalde oppervlakte toegestaan. Voor de locatie aan de Bovenbroeksweg 2 is specifiek een bedrijf in maximaal milieucategorie 2 (VAB-regeling) toegestaan, ter plaatse van een aanduiding en gekoppeld aan een maatvoering. Voor de locatie aan de Huyerenseweg is specifiek opslag toegestaan ter plaatse van een daarvoor opgenomen aanduiding.
In de bouwregels is bepaald dat per bestemmingsvlak één hoofdgebouw met één woning is toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden -2' is opgenomen, in welk geval twee woningen toegestaan zijn. Dit is het geval aan de Hardenbergerweg 41 en de Hambroeksweg 5. Voor de compensatiewoningen is een bouwvlak opgenomen teneinde de wenselijke locatie vast te leggen. In de bouwregels zijn verder bepalingen omtrent oppervlakte, goot- en bouwhoogte en dakhelling van hoofdgebouwen en bijgebouwen opgenomen. Dit is conform de standaardregeling in het buitengebied van Tubbergen overgenomen. Voor de locatie aan de Hardenbergerweg 41 is specifiek geregeld dat het bijgebouw ook voor de voorgevel kan komen, door op de verbeelding de aanduiding 'bijgebouwen' op te nemen. Voor de locatie aan de Huyerenseweg is specifiek geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de bestaande bebouwing is toegestaan. Op deze manier is geborgd dat bij de woning een bijgebouw mogelijk is tot 100 m2, maar dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' in aanvulling daarop uitsluitend de bestaande oppervlakte is toegestaan. Hiermee is zowel een bijgebouw bij de woning als de bestaande schuur mogelijk.
Van de bouwregels kan afgeweken worden. In de specifieke gebruiksregels zijn vormen van strijdig en niet strijdig gebruik opgenomen. Tevens zijn hier per locatie voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. In dit geval gaat het om de locaties aan de Kluunvenweg 10, Bovenbroeksweg 2 en Hardenbergerweg 41 om zowel sloop als landschappelijke inpassing. Aan de Bovenbroeksweg 2 en de Hardenbergerweg 41 wordt immers in het kader van Rood voor Rood gesloopt.
Aan de locaties aan de Huyerenseweg ong., Kluunvenweg 10 en de Hambroeksweg 5 gaat de voorwaardelijke verplichting uitsluitend over de landschappelijke inpassing. Aan de Hambroeksweg 5 en de Huyerenseweg wordt immers niet gesloopt en aan de Kluunvenweg 10 is de sloop geborgd in de agrarische bestemming. Specifiek is aan de Hambroeksweg het melktransportbedrijf als vorm van strijdig gebruik opgenomen, om te voorkomen dat deze onder het overgangsrecht valt.
Van de gebruiksregels kan afgeweken worden. In de afwijking op de gebruiksregels is een specifieke bepaling opgenomen die aangeeft dat andere landschapsmaatregelen dan in de erfinrichtingsplannen ingetekend zijn, onder voorwaarden ook zijn toegestaan.
Tot slot zijn er enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die burgemeester en wethouders de mogelijkheid geven het plan onder voorwaarden op bepaalde punten te kunnen wijzigen.
Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 6)
Deze bestemming is conform gelden bestemmingsplan overgenomen op de locatie aan de Kluunvenweg 10. Deze bestemming zorgt voor een bescherming van de daar aanwezige hoogspanningsleiding.
' Waarde - Archeologie 3 ' (Artikel 7)
Met het oog op het behoud van de archeologische waarden van de gronden is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen, conform het geldende bestemmingsplan. Hier is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig, wanneer de grond over een bepaalde oppervlakte en diepte wordt geroerd.
'Waarde - Archeologie 4' (Artikel 8)
Met het oog op het behoud van de archeologische waarden van de gronden is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen, conform het geldende bestemmingsplan. Hier is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig, wanneer de grond over een bepaalde oppervlakte en diepte wordt geroerd.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Tubbergen. Hierin wordt onder meer opgenomen dat het risico van planschade bij de initiatiefnemers ligt zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkelingen geen nationale belangen schaden. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het plan zal in het kader van vooroverleg aan de provincie Overijssel worden voorgelegd.
In het kader van de watertoets heeft er per plandeel een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 6.2.2. Het waterschap heeft geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Het bestemmingsplan heeft voor zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. In deze periode is er één zienswijze ingediend. Deze zienswijze leidt niet tot wijzigingen in het bestemmingsplan. Voor een overzicht wordt verwezen naar de in Bijlage 19 opgenomen zienswijzennota.