Plan: | Buitengebied, partiële herziening Respersweg 4 en Rijksparallelweg naast 63 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.5102018001-VS01 |
Op het erf aan de Respersweg 4 te IJhorst (projectlocatie 1) staat 1.568 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing. Deze bebouwing heeft geen agrarische functie meer en het onderhoud van de schuren wordt te duur. In het kader van de Rood voor Rood-regeling sloopt de initiatiefnemer de aanwezige opstallen. In ruil voor de sloop van minimaal 850 m² aan opstallen kan de initiatiefnemer een woningbouwkavel realiseren. Uit de meerwaarde van een toe te kennen bouwkavel op de slooplocatie, kan de initiatiefnemer de sloopkosten, plankosten en investeringen in de ruimtelijke kwaliteit bekostigen. In enkele gevallen zijn de te maken kosten dermate hoog dat het toekennen van één bouwkavel niet voldoende is om deze kosten te compenseren. In dat geval kan de gemeente een tweede bouwkavel toekennen.
Eén compensatiekavel is niet voldoende
De verhouding tussen één compensatie kavel en hoge sloopkosten is aan de Respersweg 4 dermate slecht dat de ontwikkeling bij één compensatie kavel niet haalbaar is. Zie voor onderbouwing Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg. Vanwege bovenstaande reden is gezocht naar een tweede nieuwbouwlocatie elders in de gemeente. Hierbij zijn verschillende opties onderzocht. Na meerdere afwijzingen is gebleken dat de grond naast de Rijksparallelweg 63 in Staphorst een goede locatie betreft (projectlocatie 2). Deze bouwkavel is in 2016 ontstaan in het kader van de Rood voor Rood-regeling. Door de extra compensatiekavel hier te laten landen, wordt tevens aangesloten bij het beleid (de te realiseren kavel sluit aan op lintbebouwing). Vanwege de grote ruimtelijke meerwaarde en de grote hoeveelheid vierkante meters die gesloopt wordt aan de Respersweg 4, heeft de gemeente Staphorst ingestemd met het toekennen van een tweede compensatiekavel aan de Rijksparallelweg.
Herziening van het bestemmingsplan
Het bouwen van de twee woningen op beide projectlocaties past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Daartoe dient het bestemmingsplan te worden herzien. Deze toelichting van het bestemmingsplan gaat zowel in op de locatie aan de Respersweg als aan de Rijksparallelweg. Voor zover de informatie uit deze toelichting van toepassing is op de Rijksparallelweg, wordt opgemerkt dat de informatie uit de toelichting en opgestelde onderzoeken voor het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening Rijksparallelweg 63 (Rood voor Rood), opgesteld door BJZ.nu, mede als input heeft gediend.
Het projectgebied bestaat uit twee projectlocaties, te weten de Respersweg 4 te IJhorst (projectlocatie 1) en Rijksparallelweg 63 te Staphorst (projectlocatie 2). In onderstaande figuren zijn beide projectlocaties weergegeven. Voor projectlocatie 1 geldt dat het projectgebied de gehele huidige woonbestemming betreft. Voor projectlocatie 2 omvat het projectgebied het te realiseren nieuwe woonerf.
Situering projectgebied aan de Respersweg 4 te IJhorst (bron: www.pdok.nl)
Situering projectgebied aan de Rijksparallelweg 63 te Staphorst (bron: www.pdok.nl)
Projectlocatie 1 is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst' van de gemeente Staphorst. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 juni 2013. Er geldt een enkelbestemming "Wonen - 1". Voor de woning en voorliggende schuur is een 'Bouwaanduiding - Karakterstiek' opgenomen. Op de omliggende gronden ligt grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Daarnaast geldt voor een deel van de omliggende gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
Uitsnede bestemmingsplan buitengebied Staphorst, projectlocatie 1
Uitsnede bestemmingsplan buitengebied Staphorst, projectlocatie 2
Projectlocatie 2 is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied, partiële herziening Rijksparallelweg 63 (rood voor rood) in de gemeente Staphorst. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 7 december 2016.
Er gelden de enkelbestemmingen "Wonen - 1" en "agrarisch met waarden - Elzensingellandschap". De ontwikkellocatie valt onder de bestemming "agrarisch met waarden - Elzensingellandschap". In het gehele besluitvlak ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Daarnaast zijn er binnen het bouwvlak twee bouwaanduidingen opgenomen, respectievetlijk te noemen bouwaanduiding gevel 1 en bouwaanduiding gevel 2.
Op beide projectlocaties biedt het vigerende bestemmingsplan geen mogelijkheden voor de realisatie van een woningbouwkavel. Om dit mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien.
Het bestemmingsplan, Buitengebied, partiële herziening Respersweg 4 en Rijksparallelweg naast 63, bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen in beide projectgebieden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. Als onderdeel van de toelichting zijn in de bijlagen een aantal onderzoeksrapporten opgenomen.
Voor het plan is een uitgebreid ontwikkelingsplan opgesteld. Deze is opgenomen in Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg. De inrichtingsplannen met inrichtingsmaatregelen uit dit plan zijn als voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan. In onderstaande paragrafen wordt beknopt de huidige en gewenste situatie beschreven.
Op projectlocatie 1 ligt een voormalig agrarisch erf. Het hoofdgebouw kent zijn oorspronkelijke vorm nog. Rondom het hoofdgebouw zijn meerdere bijgebouwen aanwezig. Doordat het agrarische gebruik is gestaakt, is de bebouwing al lange tijd niet meer in gebruik. Dat heeft geresulteerd in een slechte staat van onderhoud. Verspreid op het terrein is bovendien een aanzienlijke hoeveelheid asbest aanwezig. In onderhavig plan worden de bestaande woning en potstal behouden (nummers 1 en 2 op onderstaande afbeelding). De overige bebouwing, nummers 3 tot en met 6, wordt gesloopt. De gezamenlijke oppervlakte te slopen bebouwing bedraagt ongeveer 1.600 m².
Luchtfoto huidige situatie projectlocatie 1
Foto te slopen bebouwing projectlocatie 1
Foto te slopen bebouwing projectlocatie 1
Foto te slopen bebouwing projectlocatie 1
Projectlocatie 2 bevindt zich ten noorden van de Rijksparallelweg 63 te Staphorst. De Rijksparallelweg 63 is gerealiseerd middels de Rood voor Rood-regeling. In de huidige situatie is de projectlocatie in gebruik als landbouwgrond (zie onderstaande luchtfoto). Er is geen woning aanwezig.
Luchtfoto huidige situatie projectlocatie 2
Foto huidige situatie projectlocatie 2
In de toekomstige situatie wordt alle landschapsontsierende bebouwing op projectlocatie 1 gesloopt. Dit levert samen met de landschappelijke inpassing een forse kwaliteitsimpuls op. Hierdoor ontstaat het recht op een tweede compensatiekavel. Omdat de kosten voor de algehele sanering zeer hoog zijn, is in samenspraak met lokale makelaars en een landschapsarchitect gekeken of er een tweede compensatiekavel kan landen op de slooplocatie aan de Respersweg. Gebleken is dat het laten landen van de tweede bouwkavel op de slooplocatie ruimtelijk niet haalbaar is. Beide kavels laten landen op projectlocatie 1, leidt tot een situatie waarbij vanuit ruimtelijk oogpunt wordt gesteld dat deze ontwikkeling niet haalbaar is én bovendien niet past bij de principes van een goed ruimtelijke ordening. twee nieuwe kavels op projectlocatie 1 is tevens niet passend in het beekdallandschap van de Reest, zie hiervoor Omgevingsvisie Staphorst voor elkaar!.
Gelet op voorgaande heeft de gemeente Staphorst besloten, dat de tweede compensatiekavel, elders in de gemeente kan landen. Hiervoor zijn diverse locaties onderzocht én besproken met de gemeente, maar op basis van ruimtelijke argumenten niet akkoord bevonden. Uiteindelijk is de initiatiefnemer uitgekomen bij de Rijksparallelweg, hierna projectlocatie 2. Op deze locatie is in 2016 middels de Rood voor Rood-regeling een bouwkavel ontwikkeld. De locatie bevindt zich in een woonlint. De gemeente Staphorst heeft aangegeven akkoord te zijn met het laten landen van de tweede bouwkavel op deze locatie mits er een goed landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld.
Voor dit plan zijn erfinrichtingsplannen opgesteld voor beide locaties, welke zijn opgenomen in Inrichtingsplan Respersweg en Inrichtingsplan Rijksparallelweg. Concreet bestaat het plan uit het volgende:
Hieronder zijn de inrichtingsplannen voor beide projectlocaties weergegeven en worden deze kort toegelicht.
In de gewenste situatie is een groot aantal vierkante meters aan landschapsontsierende bebouwing op projectlocatie 1 gesloopt. De nieuwe woning wordt gebouwd op de locatie van één van de oude schuren. Om de projectlocatie landschappelijk in te richten, heeft de gemeente Staphorst Het Oversticht gevraagd een advies uit te brengen. Onderhavig inrichtingsplan is daarmee gebaseerd op het advies van de ervenconsulent.
Erf ensemble
De huidige woning aan de Respersweg blijft behouden. De compensatiewoning wordt gebouwd in het noordwestelijke deel van het perceel, op de locatie van één van de oude schuren. Door tussen de twee woningen een boomgaard aan te planten worden de woningen visueel aan elkaar gekoppeld. De voortuin van het huidige erf is in vergelijking met de nieuwe situatie vrij groot. Deze wordt daarom verkleind tot een formaat, passend bij de nieuwe situatie. Het voornemen is om in de toekomst diverse maatregelen te treffen om het huidige erf, inclusief bebouwing, te verfraaien. Bij de compensatiewoning is een siertuin niet gewenst. Uiteraard kan de ruimte rondom de compensatiewoning ingericht worden met tuinelementen als een terras en een grasveld.
Boomgaard
De ruimte tussen de twee woningen wordt ingevuld met een boomgaard, waarin gebruik wordt gemaakt van hoogstam fruitbomen. Hierdoor blijft het zicht op het landschap, dat ontstaat door het verwijderen van de bebouwing, behouden.
Singel
De singel ten westen van het erf staat haaks op de beek. Dit is kenmerkend voor de kavelstructuur in het gebied. In de loop der tijd is hier vanwege optimalisatie voor de landbouw steeds meer beplanting verdwenen. Het natuurlijke karakter weegt hier inmiddels zwaarder. Landschappelijke beplanting wordt weer steeds meer gewaardeerd. Voor het behoud van de singel is het van belang dat deze goed onderhouden wordt.
Erfscheiding
De erfscheiding bestaat grotendeels uit een haag en vormt een eenduidige afscheiding. Daarnaast wordt het erf in de oostelijke zijde omsloten door een eiken rij, deze wordt aangevuld met nieuwe eiken. De haag en het aanvullen van de eiken rij versterken het landelijke karakter van het erf.
Herstel steilrand
In het noordelijke deel van het nieuwe erf, loopt van oudsher een steilrand. Deze rand wordt hersteld, waardoor de landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden versterkt.
Inrichtingsplan projectlocatie 1
Verkeer en parkeren
Het nieuwe erf wordt ontsloten via de bestaande westelijk gelegen inrit van het agrarische erf. Omdat het een rustige, doodlopende eigen weg betreft, wordt deze zeer extensief bereden. De realisatie van een woning aan deze inrit levert een verkeersveiligere situatie op dan in de huidige situatie (er rijdt meer en groter verkeer van en naar een agrarisch erf dan naar een woonerf). De realisatie van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling zorgt niet voor een onevenredige verkeerstoename die de verkeersveiligheid en doorstroming van omliggende infrastructuur op een negatieve manier beïnvloedt.
Gezien de ruime opzet van het perceel is er meer dan voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Hierbij zal worden voldaan aan de CROW parkeerkengetallen. Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Erf ensemble
De te realiseren woning aan de Rijksparallelweg is gelegen in de hoek tussen de Rijksparallelweg en de Hilligjesbergerweg. Beide straten zijn omsloten door laanbomen. Ten zuiden bevindt zich de reeds gerealiseerde woning. Uiterlijk ten westen van het projectgebied ligt een elzensingel die verder wordt uitgebreid. De nieuwe woning wordt door groenstructuren direct rond het huis verder landschappelijk ingepast.
Lintbebouwing
De nieuwe woning sluit aan op een rij reeds bestaande woningen ten zuiden hiervan. Deze hebben allemaal het bouwvlak begrensd aan de westzijde door de historische kavellijn. Ook de nieuw te realiseren woning zal hier binnen blijven, waardoor de beeldkwaliteit gehandhaafd blijft.
Boomgaard
Een boomgaard ten noorden van de reeds bestaande woning wordt aangeplant om zicht tussen de woningen onderling te filteren. Deze bestaat uit hoogstam fruitbomen en een noot.
Inrichtingsplan projectlocatie 2
Verkeer en parkeren
Het nieuwe erf wordt ontsloten via de oostelijke inrit, gelegen aan de Rijksparalleweg. De realisatie van een nieuwe woning zorgt niet voor een onevenredige verkeerstoename die de verkeersveiligheid en doorstroming van omliggende infrastructuur op een negatieve manier beïnvloedt.
Gezien de ruime opzet van het perceel is er meer dan voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Hierbij zal worden voldaan aan de CROW parkeerkengetallen. Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het volledige ontwikkelingsplan is als bijlage bij toelichting opgenomen in Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg. Door het inrichtingsplan te koppelen aan de regels en als voorwaardelijke verplichting op te nemen, is de realisatie hiervan geborgd.
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.
De tijdshorizon is gesteld, omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities.
De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Gezien de kleinschalige aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat met deze ontwikkeling geen Rijksbelangen in het geding komen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de NNN, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.
De ladder voor duurzame verstedelijking
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moeten worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe "Laddersystematiek" wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 Bro.
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen. Onderhavige plan betreft een nieuw bestemmingsplan en is daarom getoetst aan de nieuwe ladder. De nieuwe ladder is van toepassing als de woningbouwplannen worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Bro stelt dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling voor een ontwikkeling vanaf 12 woningen.
In de voorgenomen ontwikkeling worden twee Rood voor Rood woningen gerealiseerd. Daarmee blijft de ontwikkeling ruim binnen de eis van 12 woningen en hoeft daarom niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Met de voorgenomen ontwikkelingen worden geen Rijks belangen geschaad.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de vaststelling van het nieuwe Omgevingsbeleid is verdere invulling gegeven aan de:
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit staan centraal in de Omgevingsvisie, zij vormen de rode draden. Daarbij horen de volgende definities:
Duurzaamheid: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.”
Ruimtelijke kwaliteit: “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.” Ruimtelijke kwaliteit gaat voor ons dus niet zozeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: functioneel, mooi en toekomstbestendig.
Sociale kwaliteit: De rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. Hierbij worden vier categorieën onderscheiden:
Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie volgende afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
De Omgevingsvisie is onderverdeeld in drie niveau's:
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
1. Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc. Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit.
2. Ontwikkelingsperspectieven
Respersweg - Ontwikkelingsperspectief
Daarnaast worden in de Omgevingsvisie ontwikkelingsperspectieven voor verschillende landschapstypen beschreven. In dit specifieke geval ligt projectlocatie 1 in het buitengebied "accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren".
In dit perspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Hier staat de kwaliteitsambitie "voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen" voorop. Daarmee wil de omgevingsvisie de ontwikkelingsmogelijkheden van sectoren als landbouw en recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Aan de randen van de groen blauwe hoofdstructuur liggen kansen voor bijzondere functiecombinaties, zoals wonen met natuur en / of water.
Uitgangspunten:
Rijksparallelweg - Ontwikkelingsperspectief
Zoals hiervoor genoemd worden in de Omgevingsvisie ontwikkelingsperspectieven voor verschillende landschapstypen beschreven. In dit geval ligt projectlocatie 2 in het ontwikkelingsperspectief “Buitengebied accent productie – schoonheid van de moderne landbouw".
Dit betreffen gebieden die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt. Dit ontwikkelingsperspectief omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwingen en bosstroken optimaal in harmonie zijn met deze schaalvergroting. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.
3. Gebiedskenmerken
De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het projectgebied en is gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn. Deze hebben vervolgens als basis gediend voor de opgestelde inrichtingsplannen en sluiten hier dan ook op aan.
Respersweg - Natuurlijke laag, beekdal
Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes verzamelde zich water. De beken waren 's zomers kleine stromen met droge geulen en hadden 's winters een bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water, wind) bepaalt de verschijningsvorm. Het is een dynamisch landschap met een open karakter. De laagtes werden in de loop van eeuwen vergraven, verbonden en steeds sterker ontwaterd, waarbij vanaf de vorige eeuw ook de natuurlijke beken over grotere lengte zijn rechtgetrokken. Dit alles om de lagere en hogere gronden van het dekzand complex sneller te ontwateren ten behoeve van de landbouw. Het Reestdal is hier een uitzondering op. Waarschijnlijk is door de ligging op de grens van twee provincies de Reest nooit vergraven en heeft deze nog haar oorspronkelijke loop.
Respersweg - Natuurlijke laag, beekdal
Uitgangspunten:
Rijksparallelweg - Natuurlijke laag, dekzandvlakte en ruggen
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. Doordat de gronden in de loop der jaren in cultuur zijn gebracht, is het reliëf van de natuurlijke laag op veel plaatsen vervlakt. De ambitie is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en droog en nat meer beleefbaar te maken.
Rijksparallelweg - Natuurlijke laag, dekzandvlakte en ruggen
Uitgangspunten:
Respersweg - Laag van het agrarisch cultuurlandschap, maten- en flierenlandschap
Het is een laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs de beken, in natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringsloten haaks op de beek werd vaak hakhout aangeplant. Dit diende tevens als perceel scheiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in de natte laagtes een matenlandschap. Het landschap wordt gekenmerkt door de open ruimten van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooi- en weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken.
Respersweg gelegen in het maten- en flierenlandschap
Uitgangspunten:
Rijksparallelweg - Laag van het agrarische cultuurlandschap, jong heide ontginningslandschap
De grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de komst van de kunstmest, werden de gronden in cultuur gebracht. Dit heeft geresulteerd in grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en in landschappen van grote boscomplexen en heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug.
Rijksparallelweg gelegen in het jonge heide ontginningslandschap
Uitgangspunten:
Respersweg - Stedelijke laag
Agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft. De opbouw, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. Bij de transformatie van erven in het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De ambitie is de erven levend te houden, verbonden met het landschap.
Respersweg de stedelijke laag
Uitgangspunten:
Rijksparallelweg - Stedelijke laag
In de stedelijke laag is de ontstaansgeschiedenis medebepalend voor de huidige identiteit van de ruimtelijke opbouw van kernen, maar ook de sociale en economische dynamiek. De ontwikkellocatie aan de Rijksparallelweg valt niet binnen de ruimtelijke kwaliteitsambities van de stedelijke laag.
Rijksparallelweg de stedelijke laag
Respersweg - Lust en leisure laag, donkerte
Projectlocatie 1 ligt in het buitengebied van Overijssel en wordt omgeven door EHS. Het valt onder de ‘donkere gebieden’. Dit zijn gebieden waar het ‘s nachts nog echt donker is. Waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief ‘luwe’, dun bewoonde gebieden met een lage gebiedsdruk. Een autonome ontwikkeling is dat het gebied steeds lichter wordt, onder andere door de toename van woon- en werkfuncties in het landschap. Toename van licht geeft echter overlast voor mens, plant en dier. De ambitie is de huidige donkere gebieden bij ontwikkelingen donkerder te maken. Dit betekent terughoudend zijn met verlichting en waar mogelijk deze ‘s nachts uit doen of selectiever richten. Kunstlicht dient alleen minimaal toegepast te worden en zo veel mogelijk worden vermeden.
Uitgangspunten:
Rijksparallelweg - Lust en leisure laag, donkerte
Projectlocatie 2 valt evenals de Respersweg onder de ‘donkere gebieden’. Dit zijn gebieden waar het ‘s nachts nog echt donker is. De ambitie is de huidige donkere gebieden in nieuwe ontwikkelingen, donker te houden waar mogelijk zelfs donkerder te maken. Dit houdt in, terughoudend zijn met verlichting en de toepassing van kunstlicht dient vermeden te worden.
Uitgangspunten:
Het voorgenomen plan past binnen de Omgevingsvisie, het uitvoeringsmodel en verordening van de provincie Overijssel.
In 2018 heeft de gemeente Staphorst, in aanloop naar de nieuwe Omgevingswet, een nieuwe Omgevingsvisie opgesteld. Met de deze visie zet Staphorst haar koers uit voor de leefomgeving, waarbij 2030 de tijdshorizon is. De Omgevingsvisie "Staphorst voor elkaar" is gericht op verbetering van de 'omgevingskwaliteit'. De visie geeft de kaders voor (particuliere) initiatieven en nodigt inwoners en partijen uit met ontwikkelingen te komen die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteit, maar ook om kwaliteitsverbetering op bijvoorbeeld het gebied van recreatie, ecologie, leefbaarheid, zorg, duurzaamheid en (agrarische) economie.
Relatie met de kadernota buitengebied
De eerste aanzet van de voorgenomen ontwikkeling is gemaakt onder de kadernota buitengebied, in de loop van het ontwikkeltraject is dit beleidsstuk komen te vervallen en heeft dit plaats gemaakt voor de nieuwe Omgevingsvisie van Staphorst. Deze verandering heeft niet gezorgd voor beleidsmatige veranderingen, voor de volledigheid is de voorgenomen ontwikkeling ook getoetst aan het meest recente beleid, namelijk de Omgevingsvisie "Staphorst voor elkaar".
De leidraad 'Staphorst voor elkaar!' is vertaald in drie verbindende thema's. De drie thema's zijn sterk met elkaar verboden, waardoor integraal denken en werken wordt gestimuleerd. Daarom heeft Staphorst het van belang sector-overstijgende thema's geformuleerd. De thema's staan met het ene been in het sociale en met het andere been in het fysieke domein. De volgende thema's zijn geformuleerd.
De sector-overstijgende thema''s zijn in de Omgevingsvisie verder uitgewerkt in de volgende thema's.
In de volgende paragraaf wordt per projectlocatie ingegaan op de relevante thema's uit de Omgevingsvisie.
Toetsing van de ontwikkeling aan de "Omgevingsvisie Staphorst voor elkaar!"
Projectlocatie 1 - Respersweg
Uitsnede thema 'Landbouw en landschap' - gelegen in het beekdallandschap Reest
Projectlocatie 1 ligt in het themagebied 'landbouw en landschap'. In dit gebied biedt de gemeente ruimte voor zowel grote als kleine ontwikkelingen. Denk hierbij aan ontwikkelingen in de landbouw, bijvoorbeeld de schaalvergroting. Als gevolg van de voortschrijdende schaalvergroting stoppen veel bedrijven en blijven de bijbehorende gebouwen leeg staan. Deze gebouwen mogen voor voor andere activiteiten worden gebruikt, mits de kwaliteit omhoog gaat. In de voorgenomen ontwikkelingen worden de landschapsontsierende gebouwen gesloopt, waarna deze worden omgezet naar een woonfunctie.
Landschappelijk gezien ligt projectlocatie 1 in de beekdallandschap van de Reest. De bovenloop van de Reest wordt gekenmerkt door open heideontginningen. De middenloop bestaat vooral uit oude ontginningen met de meer verspreide erven en voornamere boerenhoeven en de benedenloop bestaat vooral uit beekdalgronden met veel bosbeplanting en landgoederen. Het beekdal is nog steeds een kleinschalig landschap met een grillig kavelpatroon.
Voor het Reestdal streeft Staphorst naar behoud en ontwikkeling van het kleinschalige en afwisselende natuur- en cultuurlandschap. Ook komt er met de Omgevingsvisie extra aandacht voor recreatie en de beeldkwaliteit van erven in Beekdallandschap. Dit houdt tevens in dat teveel woningen op een erf niet afbreuk doen aan de beeldkwaliteit van een erf. Mede daarom is er in deze ontwikkeling voor gekozen om een bouwrecht elders te laten landen, in dit geval op projectlocatie 2.
Staphorst schrijft in haar Omgevingsvisie dat boerderijen en hun erven in hoge mate bijdragen aan de kwaliteit van een landschap. Daarom is het belangrijk dat erven landschappelijk worden ingepast en daarmee voorzien in een kwaliteitsverbetering. Het erf op projectlocatie 1 wordt landschappelijk ingepast, hiervoor is een Inrichtingsplan Respersweg.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Uitsnede thema 'Landbouw en landschap' - gelegen in het open Slagenlandschap
Projectlocatie 2 ligt in het thema-gebied 'landbouw en landschap'. In dit gebied biedt de gemeente ruimte voor zowel grote als kleine ontwikkelingen. Denk hierbij aan ontwikkelingen in de landbouw, bijvoorbeeld de schaalvergroting. Als gevolg van de voortschrijdende schaalvergroting stoppen veel bedrijven en blijven de bijbehorende gebouwen leeg staan. Deze gebouwen mogen voor voor andere activiteiten worden gebruikt, mits de kwaliteit omhoog gaat. In de voorgenomen ontwikkelingen worden de landschapsontsierende gebouwen gesloopt, waarna deze worden omgezet naar een woonfunctie.
Landschappelijk gezien ligt projectlocatie 2 in het open Slagenlandschap, dit is een van de veelvoorkomende landschapstypen in Staphorst. Het Slagenlandschap heeft hoofdzakelijk een agrarisch karakter en kenmerkt zich door haar karakteristieke knikken in de verkaveling, duidend op de voormalige ontginningsassen. Mede- door de ontginning zijn er in het Slagenlandschap veel sloten aanwezig. Qua bebouwing.
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt ernaar gestreefd om de huidige karakteristieken zoveel mogelijk te behouden. Deze karakteristieken zijn gericht op het behouden open en weids landschap. Op projectlocatie 2, wordt een nieuwe woning toegevoegd aansluitend op de bestaande lint structuur. Hierdoor sluit de ontwikkeling aan bij de bebouwingskenmerken en blijft het open en weidse landschap behouden. De nieuwe woning wordt landschappelijk ingepast, hiertoe is het Inrichtingsplan Rijksparallelweg opgesteld.
Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. Aanleiding tot het opstellen van het landschapsplan zijn onder andere: de behoefte aan een integratie kader voor de afstemming van diverse functies in het buitengebied, ontwikkelingen in het landelijk gebied, die van invloed zijn op en kansen bieden voor de ontwikkeling van het landschap.
In het landschapsplan is tevens een landschapsvisie opgenomen. Deze visie geeft aan welke ontwikkelingen in de diverse landschapstypen en deelgebieden gewenst zijn en worden verschillende mogelijkheden (verwijderen, aanpassen, toevoegen) voor het investeren in ruimtelijke kwaliteit genoemd:
Voorbeelden van verwijderen:
Voorbeelden van aanpassen:
Voorbeelden van toevoegen:
Toetsing van de ontwikkeling aan de "landschapsplan en visie Staphorst 2011"
Op projectlocatie 1 wordt alle landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Daarnaast wordt op beide projectlocaties de erfinrichting versterkt, wat bijdraagt aan het versterken van de identiteit van de projectlocaties. Op projectlocatie 1 worden enkele karakteristieke elementen behouden én toegevoegd. Een volledig beeld van de investering in ruimtelijke kwaliteit, wordt gegeven in het Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg behorend bij deze toelichting.
Vanwege de behoefte aan een integraal afwegingskader en om grip te krijgen op de gewenste ruimtelijke , economische en maatschappelijke ontwikkelingen en de uitvoering en financiering daarvan, heeft de gemeente Staphorst een Kadernota Buitengebied opgesteld. De Kadernota Buitengebied geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied. Daarnaast fungeert de kadernota ook als richtingwijzer voor de diverse initiatieven in de gemeente. De vijf thema's die voor de gemeente Staphorst centraal staan zijn:
Voor onderhavig plan zijn de thema's 2, 4 en 5 van toepassing. Voor deze thema's worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
2. Wonen en werken: Rood voor Rood
Steeds meer mensen willen graag in het buitengebied wonen. Soms omdat voor de uitoefening van nevenactiviteiten schuurruimte belangrijk is (zoals bijvoorbeeld voor het hobbymatig houden van dieren). Ook hier kan de vrijkomende agrarische bebouwing voor worden aangewend. De woonfunctie in het buitengebied levert immers een positieve bijdrage aan de leefbaarheid.
Veel (voormalige) boerderijen in Staphorst hebben ook een cultuurhistorische en beeldbepalende betekenis. Bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing zal daarom gekeken moeten worden of de nieuwe functie met deze cultuurhistorische en beeldbepalende betekenis verenigbaar is. Bij aanvullende of vervangende nieuwbouw gaat het om maatwerk: behoud van de hoofdvorm en maatvoering.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van 'Rood voor Rood' is vastgelegd in de beleidsnotitie 'Toepassing uitvoeringskader Rood voor Rood met gesloten beurs" (gemeente Staphorst, oktober 2006). Hoofddoel van de Rood voor Rood regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Drager van de regeling is de mogelijkheid om een bouwkavel voor woningbouw toe te wijzen indien minimaal 850 m2 aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Het uitvoeringskader omvat criteria ('hard') en handreikingen.
4. Landschap, natuur, cultuurhistorie en archeologie
4.1 Landschap: Onder invloed van klimaatsverandering, landijs, wind en water heeft het landschap van Staphorst al lang geleden gestalte gekregen. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied van Staphorst zullen worden getoetst aan de verschillende landschappelijke eenheden en de bijbehorende karakteristieken (de gebiedskenmerken uit de provinciale Omgevingsvisie zijn hierbij als basis gebruikt).
4.2 Cultuurhistorie: Het landschap van het buitengebied van Staphorst is een voor Nederland uniek landschap, rijk aan specifieke, gebiedsgebonden cultuurhistorische waarden. Het is een karakteristiek landschap, met een sterk onderscheidende ruimtelijke identiteit. Ontwikkelingen in het buitengebied zijn mogelijk, mits rekening wordt gehouden met de karakteristieken van het landschap. Er zal sprake moeten zijn van landschappelijke inpassing door aansluiting te zoeken bij de hoofdstructuur van en karakteristieken in de omgeving.
4.3 Archeologie: Het belang van de bescherming van de archeologische waarden is in internationaal verband erkend in het ‘Verdrag van Valetta’ (ook wel ‘Verdrag van Malta’). Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
5. Water: Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat er nadrukkelijk aandacht is voor water. Deze lijn zal worden doorgezet. Enkele voorbeelden zijn:
Toetsing van de ontwikkeling aan de 'Kadernota Buitengebied'
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling bestaat uit het realiseren van een compensatiewoning aan de Respersweg en aan de Rijksparallelweg, waarbij de bouwrechten zijn verkregen door de Rood voor Rood-ontwikkeling aan de Respersweg 4 te IJhorst. In de Beleidsnotitie Rood voor Rood is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de randvoorwaarden uit het rood voor rood beleid.
Het realiseren van een tweede compensatiewoning aan Rijksparallelweg sluit vanuit stedenbouwkundig en functioneel oogpunt goed aan op de omgeving. Het plan draagt bij aan de versterking van de leefbaarheid van het buitengebied van Staphorst. Daarnaast wordt door het treffen van landschapsmaatregelen het plangebied op een adequate wijze landschappelijk ingepast. Door het saneren van een groot gedeelte agrarische gebouwen en verharding kan hemelwater beter infiltreren in de bodem. De nieuw te bouwen woningen wentelen hemelwater af op het eigen terrein en voeren dit niet af via het riool. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling bijdraagt aan de uitgangspunten uit de Kadernota Buitengebied.
Ontwikkelingskaart Kadernota Buitengebied
Respersweg
Op deze ontwikkelingskaart is het projectgebied aan de Respersweg aangeduid als 'integraal ontwikkelingsgebied Reestdal'. De landschappelijke structuur is als volgt beschreven.
Algemeen: laaggelegen, halfopen landschap met vrij veel reliëf;
Bodem: veengronden met beekduinen;
Ontwatering: slotenpatroon gericht op de beek;
Verkaveling: verschillen in grootte en vorm;
Beplanting: gevarieerd coulisselandschap met opgaande beplanting en bosjes langs
de randen van het beekdal;
Bewoning: verspreide boerderijen op de hogere delen langs de randen;
Wegen: ontsluitingswegen langs de randen;
Overig: laaglandbeek, één van de gaafste van Noordoost Nederland; sterk meanderend.
Rijksparallelweg
Op de ontwikkelingskaart is het projectgebied aan de Rijksparallelweg aangeduid als 'agrarisch gebied, weide- en akkerbouwgebied met een half open kleinschalig landschap'.
De landschappelijke structuur is als volgt beschreven.
Algemeen: (half)open, grootschalig landschap;
Bodem: podzolgronden;
Ontwatering: weinig sloten, maar goede ontwatering;
Verkaveling: rationele verkaveling met grote percelen;
Beplanting: struweelvormig langs onverharde wegen, Eik als wegbeplanting; op erven;
Grondgebruik: grasland en hooiland;
Bewoning: voornamelijk in open ‘linten’ langs wegen;
Wegen: vaak onverharde wegen.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden op beide projectlocaties geen bestaande functies aangetast. Daarbij hebben de uitgangspunten behorend bij de twee ontwikkelingsgebieden gediend als basis voor de inrichtingsplannen. Deze zijn opgenomen in bijlage Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg van de toelichting.
De vorige woonvisie is vastgesteld in 2011. Per 1 juli 2015 is de nieuwe Woningwet van kracht. Onderdeel hiervan is dat de gemeente een meer sturende rol krijgt bij het maken van de prestatieafspraken met de woningcorporatie. Voorwaarde hiertoe is een actuele Woonvsie. De vorige Woonvisie was op onderdelen nog steeds actueel; in de nieuwe Woonvisie wordt beter ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen en de lokale woonbehoefte.
De Woonvisie heeft de volgende aandachtspunten voor woningbouw in het buitengebied:
Toetsing van de ontwikkeling aan 'Woonvisie 2016-2020'
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Woonvisie. Deze biedt namelijk ruimte voor de realisatie van woningbouwkavels in het kader van de Rood voor Rood-regeling. Daarnaast blijkt uit een rondgang bij makelaars dat er een actuele behoefte is aan vrije bouwkavels in het buitengebied. Op het moment van schrijven (juli 2017) staat er slechts 1 (grotere) bouwkavel te koop in het buitengebied.
De gemeentelijke beleidsnotitie betreft een specifieke, op de gemeente Staphorst gerichte, uitwerking van het provinciale beleid (partiële streekplanherziening Rood voor Rood met gesloten beurs (2005)). Het hoofddoel van de regeling is het versterken van ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Onderstaand zijn de meest relevante uitgangspunten van de regeling weergegeven. De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan deze uitgangspunten.
Minimaal 850 m² sloop aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing;
In de voorgenomen ontwikkeling wordt ongeveer 1600 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt, hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de sloopeis.
Voor de sloopkosten wordt standaard een bedrag van 25 euro per m² gehanteerd;
In de provinciale Rood voor Rood-regeling werd een standaardwaarde voor de sloopkosten van € 25,- per vierkante meter bebouwing gehanteerd. Dit bedrag mocht de initiatiefnemer gebruiken om de sloopkosten te dekken en alle verhardingen te verwijderen. De provincie heeft in 2009 toestemming gegeven uit te gaan van een afwijkend bedrag in de situaties waar blijkt dat de sloopkosten hoger uitvallen. In deze situaties wordt de initiatiefnemer gevraagd twee sloopoffertes te overleggen en voor de sloopkosten uit te gaan van het laagste offertebedrag. Uitgaande van de offerte waarbij de sloopkosten het laagst liggen, zijn de totale sloopkosten van de bebouwing aan de Respersweg 4 te IJhorst € 93.170,- (inclusief asbestsanering en aanbrengen zwarte grond).
Bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde wordt de berekeningsmethode van Dienst Landelijk Gebied gehanteerd;
De regeling Rood voor Rood biedt de initiatiefnemer een vrij te besteden deel van de opbrengsten van de woningbouwkavel. Daarbij wordt uitgegaan van een vergoeding van een deel van de waarde van de te slopen bebouwing. Deze vergoeding bedraagt 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de bebouwing. De taxatie van de gecorrigeerde vervangingswaarde moet uitgevoerd worden conform de berekeningswijze die door de DLG is beschreven in “Informatie gecorrigeerde vervangingswaarde in het kader van de Rood voor Rood-regeling provincie Overijssel”. Op basis van deze berekeningsmethode is de gecorrigeerde vervangingswaarde van de te slopen gebouwen aan de Respersweg 4 te IJhorst vastgesteld. De totale gecorrigeerde vervangingswaarde komt daarmee op € 139.078,-. Dertig procent hiervan hoeft de initiatiefnemer niet te investeren. Dit is een bedrag van € 41.724,-. De volledige berekening is opgenomen in het Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg.
Uit de waarde van de bouwkavel van een woning dient de aanvrager de sloopkosten en de bijdrage voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit te bekostigen;
Het bedrag dat minimaal geïnvesteerd moet worden in ruimtelijke kwaliteit bij de Rood voor Rood-regeling, wordt berekend door het bedrag van de waarde van de bouwbestemming te verminderen met de sloopkosten en de vergoeding van dertig procent van de gecorrigeerde vervangingswaarde.
Respersweg
Waarde bouwbestemming bouwkavel € 90.000,-
Sloopkosten volgens offerte € 93.170,-
30% gecorrigeerde vervangingswaarde € 41.724,-
Negatief resultaat € -44.894,-
Daarnaast realiseert de initiatiefnemer landschappelijke inpassingen aan de Respersweg én Rijksparallelweg. Zo wordt geïnvesteerd in de inrichting van het erf met de bestaande woning en de nieuwe bouwkavel. De kosten voor de landschappelijke inrichting van de Respersweg (€ 6.810,-) en de Rijksparallelweg (€ 885,-) bedragen gezamenlijk € 7.695,-.
De bouwkavel aan de Rijksparallelweg ligt binnen de wettelijk vastgestelde geluidszone van de Rijksparallelweg en de snelwegen A-28 en A-32. Daarom is er in oktober 2017 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de woning dient te worden voorzien van “dove gevels”. Met deze gevels kan een goed woon en leefklimaat gegarandeerd worden, dit komt ten goede van de ruimtelijke kwaliteit van de locatie. Voor de realisatie van de dove gevels wordt € 3.160,- gebruikt.
In de tabel hieronder zijn de totale kosten ten behoeve van de investeringen in ruimtelijke kwaliteit weergegeven. De genoemde bedragen zijn inclusief BTW.
Inrichtingskosten € 7.695,-.
Realisatie dove gevels € 3.160,-
Plankosten: advieskosten, onderzoeken, bestemmingsplan, etc. € 31.371,- +
Totaal € 42.226,-
In dit geval wordt € 42.226,- geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. Wanneer hier het negatieve resultaat à € -44.894,- bij wordt opgeteld, betekent dit dat in totaal er een extra investering van € 87.120,- nodig is om de plannen te realiseren. Dit is een dermate forse investering dat, samen met een oppervlakte van 1.568 m² aan schuren, het toekennen van een tweede bouwkavel is gerechtvaardigd.
Deze tweede bouwkavel wordt gerealiseerd aan de Rijksparallelweg te Staphorst. De waarde van deze kavel is getaxeerd op € 87.500,-, zie hiervoor Taxatie Rijksparallelweg. Met de verkoop van de tweede bouwkavel, wordt de ontwikkeling financieel haalbaar gemaakt.
De inhoudsmaat mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
De twee Rood voor Rood woningen worden ontwikkeld binnen dit beleidskader en hebben daarom een maximale inhoud van 750 m3. Deze inhoudsmaat wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan en zorgt daarmee voor een planologische borging.
De bouwkavel voor een woning kan zowel ter plekke als elders worden gesitueerd. De nieuw te bouwen woning(en) moeten gebouwd worden op of aansluitend aan de oorspronkelijke kavel, dan wel elders aansluitend aan bestaande bebouwing. In alle gevallen zal hieromtrent advies bij het Oversticht worden ingewonnen;
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van twee Rood voor Rood woningen. De woning aan de Respersweg wordt gebouwd op de slooplocatie. Hiervoor is tweemaal advies opgevraagd bij de Ervenconsulent van het Oversticht. Het advies is verankerd in het Inrichtingsplan Respersweg, welke als voorwaardelijke verplichting is gekoppeld aan dit bestemmingsplan. Hiermee wordt dit uitgangspunt planologisch geborgd.
De tweede compensatiekavel ligt in het woonlint van de Rijksparallelweg. Met de bouw van de woning wordt het bestaande lint versterkt. Voor deze locatie is ook een Inrichtingsplan Rijksparallelweg opgesteld. Ook dit inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in dit bestemmingsplan.
Bijgebouwen mogen maximaal 75 m² bedragen;
De twee Rood voor Rood woningen met bijgebouwen worden ontwikkeld binnen dit beleidskader. Daarom hebben de bijgebouwen een maximaal oppervlak van 75 m2. Dit oppervlak wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan en zorgt daarmee voor een planologische borging.
De meerwaarde van de bouwkavel moet aantoonbaar worden ingezet voor bijvoorbeeld verbetering van de beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing en realisatie van nieuw groen;
In het Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg is uitgebreid beschreven hoe de meerwaarde van de kavels wordt ingezet voor de verbetering van ruimtelijke kwaliteit. De maatregelen zijn hieronder samengevat.
Met de sloop van circa 1600 m2 landschapsontsierende opstallen en de voormalige bedrijfsgebouwen wordt er een forse kwaliteitswinst behaald. Om deze winst inzichtelijk te maken, worden in dit hoofdstuk de plus- en minpunten van de ontwikkeling puntsgewijs inzichtelijk gemaakt. Uit dit hoofdstuk blijkt dat de behaalde kwaliteitswinst aanmerkelijk groot is.
Pluspunten Respersweg
Minpunten Respersweg
Pluspunten Rijksparallelweg
Minpunten Rijksparallelweg
In de nieuwe situatie wordt het erf ensemble aan de Respersweg versterkt en wordt er op basis van het advies van Het Overzicht fors geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie. Om de investering in ruimtelijke kwaliteit te financieren, wordt aan de Rijksparallelweg een woningbouwkavel gerealiseerd.
In gemeentelijke beleidskaders zal aangegeven worden hoe de begrippen ruimtelijke kwaliteit, landschapsontsierend, karakteristieke en/of beeldbepalende gebouwen omschreven worden en hoe daarmee moet worden omgegaan; om gericht te kunnen adviseren in het kader van de regelingen Rood voor Rood en VAB is het Oversticht over gegaan tot de instelling van erfconsulenten. Door de inschakeling van deze consulent gaat de gemeente er vanuit dat aan de invulling van genoemde begrippen voldoende inhoud wordt gegeven.
Tijdens de planvorming is meerdere malen overleg gevoerd met de Ervenconsulent van het Oversticht. De input van de Ervenconsulent is verwerkt in de stukken behorend bij de voorgenomen ontwikkeling en is bepalend geweest voor o.a. het Inrichtingsplan Respersweg. In het Ontwikkelingsplan Respersweg & Rijksparallelweg is het advies van de Ervenconsulent opgenomen. Gelet op bovenstaande wordt er vanuit gegaan dat de begrippen als ruimtelijke kwaliteit, landschapsontsierend etc. op de juiste wijze zijn geïnterpreteerd en verwerkt in de plannen.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Kadernota Buitengebied van de gemeente Staphorst. Het sluit aan bij de doelen en ambities met betrekking tot het landschap, wonen en water. De uitgangspunten met betrekking tot de landschappelijke ontwikkeling, zoals opgenomen in het landschapsplan Staphorst, hebben als basis gediend voor de erfinrichtingsplannen op beide locaties. Aanvullend hierop is het advies van de Ervenconsulent verwerkt in de plannen.
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden in het gebied beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met de gevolgen van deze ontwikkeling op de waarden in het gebied.
Vanaf 1 januari 2017 is in de Nederland de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Met het van kracht worden van de nieuwe wet worden de provincies het bevoegd gezag. Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk het bevoegd gezag. De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: bescherming van soorten, bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van bosopstanden.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming erkent de intrinsieke waarde van in het wild levende planten- en diersoorten, of de soort nu beschermd is of niet (= zorgplicht). De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld, maar kan door toepassing van bestuursdwang wel worden gehandhaafd.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Voorheen heette de NNN de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit Natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Bescherming houtopstanden
De bescherming van houtopstanden kent twee belangrijke instrumenten: meldingsplicht en herplantingsplicht. Een kapmelding is verplicht bij de kap van bomen buiten de bebouwde kom (i.h.k.v. Boswet) indien kap plaatsvindt in een houtopstand van 10 are of meer of een bomenrij van 20 bomen. Er geldt een 1 op 1 herplantplicht. Provincies bepalen welke gegevens bij een melding moeten worden aangeleverd. Voor het vellen van een houtopstand in verband met realisatie van een Natura 2000-doel is er geen herplantplicht.
Flora en Fauna
De landschapsontsierende opstallen zijn reeds gesloopt, waardoor de slooplocatie momenteel braak ligt. Het plangebied ligt niet in het NatuurNetwerk Nederland en heeft daarom ook negatieve effecten op deze natuurgebieden. In de voorgenomen ontwikkeling worden geen bomen gekapt, hiervoor is dan ook geen kapmelding noodzakelijk. Gelet op de voorgaande aspecten wordt gesteld dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden. Het plan wordt daarom uitvoerbaar geacht.
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Projectlocatie 1 - Respersweg
Respersweg hoge archeologische verwachtingswaarde
In bovenstaande figuur is een uitsnede van de archeologische verwachtingswaarde kaart (2011) weergegeven. Daaruit is op te maken dat de projectlocatie aan de Respersweg een hoge verwachtingswaarde heeft voor de perioden neolithicum tot middeleeuwen. Hiervoor geldt dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte van minimaal 2500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bij onderhavig plan is een groot aantal schuren gesloopt aan de Respersweg. Verondersteld mag worden dat de grond hier tijdens de bouw-en sloopwerkzaamheden is geroerd.
De nieuwe woning wordt gebouwd op de plek van bestaande schuren. Om deze reden is nader archeologisch onderzoek aan de Resperweg niet nodig.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Rijksparallelweg lage archeologische verwachtingswaarde
Voor de Rijksparallelweg geldt dat het plangebied is gelegen op gronden die een lage archeologische verwachting kennen. Bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte van minimaal 1,5 ha is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Bij onderhavig plan wordt de grond enkel geroerd voor de realisatie van één woning met bijgebouw. Hierdoor blijven de ingrepen ruimschoots onder de norm van 1,5 hectare.
Dat betekent echter niet, dat geen archeologische waarden kunnen voorkomen. De kans op aanwezigheid daarvan wordt echter zeer gering geacht. Bij aantreffen van een toevalvondst geldt een meldingsplicht conform art. 53 van de herziene Monumentenwet 1988.
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Met behulp van een watertoets op de website www.dewatertoets.nl is het plan getoetst aan de waterbelangen. Hieronder is de daaruit voortkomende waterparagraaf opgenomen:
Standaard waterparagraaf
Watertoets In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten kunnen worden ingezien op het hoofdkantoor van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wdodelta.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Invloed op de waterhuishouding
Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. De projectlocaties bevinden zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen de projectgebieden is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 à 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door onder andere te voorkomen dat afstromend hemelwater vanaf het straatoppervlak naar binnen kan stromen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
Voor het dempen van watergangen/sloten (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.
Voor de lozing van afvalwater (al het water waarvan de initiatiefnemer zich moet ontdoen) op oppervlaktewater vanuit een woning of een (agrarisch) bedrijf gelden de volgende regels.
Voor lozingen van huishoudelijk afvalwater vanuit woningen geldt het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah). Uitgangspunt is dat het huishoudelijk afvalwater op een gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd. Indien dit niet mogelijk is, moet een voorziening worden aangelegd die een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau biedt.
Voor lozingen van afvalwater van een (agrarisch) bedrijf geldt het Activiteitenbesluit. Voor deze lozingen gelden de volgende stappen:
Voor lozingen vanuit niet-inrichtingen geldt het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi). De voorschriften, opgenomen in de algemene regels van bovengenoemde besluiten, voldoen aan het criterium van best bestaande techniek (bbt).
Het generieke beleid ten aanzien van lozingen is opgenomen in het Handboek Water. Dit Handboek kan worden geraadpleegd via de site van:
Infomil:http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/handboek-water/menu/nieuws/handboek-water
Voor lozingen kan een melding of een vergunning noodzakelijk zijn. Naast bovenstaande kunnen op basis van de Keur ook kwantiteitseisen aan de lozing en de bijbehorende lozingswerken worden gesteld. Hiervoor is een vergunning of een melding op basis van de Waterwet noodzakelijk.
Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen afvalwater van huishoudelijke aard of bedrijfsafvalwater (bijvoorbeeld wasplaatsen) mag worden aangesloten als de capaciteit van het stelsel dit toelaat. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.
Het plan bevat een rioleringscomponent, want door het plan neemt het afvalwaterdebiet in het bestaande gemengde- of vuilwaterstelsel toe. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater bij het afvoeren van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromen hemelwater ter plaatse in het milieu moet worden gebracht, dat wil zeggen lozen in de bodem (infiltratie) of in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl . De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op natuur- en archeologische waarden en past binnen de uitgangspunten van een goede waterhuishouding.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.
Projectlocatie 1 - Respersweg
Voor projectlocatie 1 geldt dat het erf altijd agrarisch is gebruikt. De bestaande woning wordt gehandhaafd. Het feitelijk gebruik wijzigt daar mee niet; nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is hier niet noodzakelijk. Voor de nieuwe bouwkavel aan de Respersweg dient wel onderzocht te worden of de bodemkwaliteit voldoende is om te wonen. Daartoe is in 2013 een verkennend- en nader bodemonderzoek uitgevoerd door AVa Milieuonderzoek en Poelsema Veldwerk Bureau. Het onderzoek is opgenomen in Verkennend- en nader bodemonderzoek Respersweg de belangrijkste conclusies zijn:
Te plaatse van de onderzoekslocatie is een sterke verontreiniging met koper en zink in de grond aangetroffen. De omvang wordt op basis van het onderhavige onderzoek geschat op minder dan 25 m3 bodemvolume. Ervan uitgaande dat het een oudere verontreiniging betreft, is er op basis van het omvangcriterium uit de Wet Bodembescherming geen ernstig geval van bodemverontreiniging. Er doen zich daarnaast geen milieuhygiënische risico's voor in de huidige situatie. Conform de Wet Bodembescherming is aldus geen sprake van een saneringsnoodzaak. Voor wat betreft de voorgenomen bouwplannen hoeven er conform de huidige regelgeving evenmin saneringsmaatregelen te worden getroffen, indien niet in de verontreinigde grond zal worden ingegrepen. Indien ten behoeve van de bouwwerkzaamheden in de sterk verontreinigde grond zal moeten worden gegraven dan dienen deze werkzaamheden wel onder saneringscondities plaats te vinden. Een en ander betekent dat de werkzaamheden dan onder milieukundige begeleiding zal moeten worden uitgevoerd en onder toezicht van het bevoegd gezag. Vooraf zal dan een Plan van Aanpak bij de gemeente moeten worden ingediend.
Voor wat betreft de overige gemeten licht verhoogde gehalten aan onderzochte componenten in de grond en in het grondwater zijn er geen milieuhygiënische risico's aanwezig en hoeven geen gebruiksbeperkingen te worden gesteld of maatregelen te worden genomen.
In het kader van vooroverleg, zijn de onderzoeksresultaten beoordeeld door de Omgevingsdienst IJsselland. Op 27 april 2018 heeft de Omgevingsdienst het volgende advies gegeven voor de ontwikkeling, het gehele advies is opgenomen in Vooroverleg bodemonderzoek Respersweg.
Advies
Het rapport is volledig inclusief bijlagen (is ontvankelijk). Voor de verandering van hetgebruik is het nodig om de aanwezige verontreiniging met koper en zink te verwijderen/saneren. Voorafgaand aan de verwijdering/sanering is een plan van aanpak nodig waarin is opgenomen hoe de verontreiniging wordt gesaneerd. Dit plan van aanpak wordt ter goedkeuring toegestuurd aan de gemeente.
De verontreiniging op de locatie aan de Respersweg is inmiddels gesaneerd, hetgeen betekent dat er vanuit bodem technisch oogpunt geen belemmering meer is voor de ontwikkeling.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Voor projectlocatie 2 geldt dat de grond altijd in gebruik is geweest als landbouwgrond. In het verleden heeft er geen bebouwing gestaan. Om te onderzoeken of de bodemkwaliteit voldoende is om te kunnen wonen, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Rouwmaat Groep. Het onderzoek is opgenomen in Verkennend bodemonderzoek Rijksparallelweg, de belangrijkste conclusies zijn.
In het kader van vooroverleg, zijn de onderzoeksresultaten beoordeeld door de Omgevingsdienst IJsselland. Op 20 maart 2018 heeft de Omgevingsdienst aangegeven akkoord te zijn met de onderzoeksrapportage, het advies is opgenomen in Bijlage 7.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar het onderzochte terreindeel voor de geplande bouwdoeleinden te gebruiken.
Bij het aspect geluid is de Wet geluidshinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij het vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals verblijfsruimten) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
In zowel de nabijheid van projectlocatie 1 als 2 zijn is geen gezoneerd bedrijventerrein, zoals beschreven in de Wet geluidhinder, gelegen. Het aspect industrielawaai is dan ook niet van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling.
Projectlocatie 1 - Respersweg
Op projectlocatie 1 is reeds een woning aanwezig. Deze woning is op dit moment ook al beschermd vanwege geluid. Daarnaast wordt een bouwkavel gerealiseerd. In de omgeving liggen geen geluidsbronnen die van invloed kunnen zijn op de compensatiewoning bij projectlocatie 1. Het aspect wegverkeerslawaai vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Projectlocatie 2 is gelegen aan de Rijksparallelweg en daarnaast op relatief korte afstand van de snelwegen A28 e A32. Om die reden is voor deze locatie door onderzoeksbureau Buijvoets een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het gehele onderzoek is opgenomen in bijlage Akoestisch onderzoek Rijksparallelweg, de belangrijkste conclusies zijn als volgt.
Het plan voldoet aan het geluidbeleid van de gemeente Staphorst. De maatregelen die bij de bron getroffen dienen te worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen, ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. De woning vult een open plaats op tussen aanwezige bebouwing of sluit hierop aan, één van de ontheffingscriteria waar aan moet worden voldaan.
De maximale grenswaarden per weg worden niet overschreden, waarbij rekening wordt gehouden met “dove gevels”. Door maatregelen te treffen, zoals benoemd in Akoestisch onderzoek Rijksparallelweg, wordt ervoor gezorgd dat de cumulatieve belasting aanvaardbaar is. Door het creëren van dove gevels d.m.v. een goede indeling en voldoende maatregelen aan de gevels wordt het binnenniveau gewaarborgd.
Projectlocatie 1 - Respersweg
In de nabijheid van projectlocatie 1 is geen spoorwegtraject gelegen. Het aspect spoorwegverkeerslawaai is op deze locatie dan ook niet van toepassing.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Op circa 285 meter afstand is het spoorwegtraject Staphorst – Meppel gelegen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een spoorweg op de gevels van een nieuw te realiseren woning mag ten hoogste 55 dB bedragen. In voorliggend geval is tussen het plangebied en het spoorweg een fly-over (=verhoogde snelweg) gelegen, wat met zich mee brengt dat de spoorweg niet waarneembaar is vanaf het plangebied. Daarnaast is de fly-over vrijwel over de volledige lengte voorzien van een aardewal en is er tevens een grondwal aanwezig ten oosten van de Rijksparallelweg (tussen het plangebied en de snelwegen/spoorlijn in).
Op basis van het hiervoor genoemde kan gesteld worden dat de geluidbelasting als gevolg van het spoorwegtraject op de compensatiewoning minder dan de voorkeursgrenswaarde zal bedragen. Het aspect spoorwegverkeerslawaai vormt in voorliggend geval geen belemmering.
In het kader van vooroverleg, zijn de onderzoeksresultaten beoordeeld door de Omgevingsdienst IJsselland. Op 7 maart 2018 heeft de Omgevingsdienst een advies gegeven, dit advies is opgenomen in Vooroverleg akoestisch onderzoek Rijksparallelweg.
In het advies is opgenomen dat het akoestisch onderzoek niet akkoord bevonden is. Naar aanleiding van dit advies is er contact geweest met het uitvoerende onderzoeksbureau en de Omgevingsdienst IJsselland. Hetgeen heeft er toe geleid dat het Akoestisch onderzoek Rijksparallelweg wel akkoord is bevonden.
Door het uitvoeren van maatregelen, zoals benoemd in het Akoestisch onderzoek Rijksparallelweg, wordt ervoor gezorgd dat de geluidsbelasting aanvaardbaar is. De maatregelen met betrekking tot de dove gevels, zijn opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Dit zorgt ervoor dat de maatregelen worden uitgevoerd, hierdoor wordt met zekerheid gesteld dat ontwikkeling uitvoerbaar is op het aspect geluid.
Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling uit oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is, indien in ieder geval aan 1 van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onderdeel van de Wet Luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekende mate (NIBM)
Op grond van de Regeling NIBM (art. 4, bijlage 3A) is een ontwikkeling als NIBM te beschouwen als het aantal woningen niet meer bedraagt dan:
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het initiatief betreft het slopen van landschapsontsierende schuren, om in ruil daarvoor twee woningen te realiseren. Een woning wordt gerealiseerd op de locatie 1, de Respersweg en een woning aan de Rijksparalleweg. Een dergelijke ontwikkeling is dermate klein dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit betekent dat wordt voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde. Luchtkwaliteit in het kader van het Besluit en Regeling NIBM vormt daardoor geen beletsel voor de realisatie van het initiatief. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen. Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit is onderhavig plan uitvoerbaar.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Om het aspect externe veiligheid te kunnen beoordelen, is voor beide projectlocaties de risicokaart geraadpleegd.
Projectlocatie 1 - Respersweg
Uitsnede risicokaart projectlocatie 1 (www.risicokaart.nl)
Uit de uitsnede van de risicokaart blijkt dat projectlocatie 1:
Het aspect externe veiligheid is dan ook niet van toepassing op projectlocatie 1.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Uitsnede risicokaart projectlocatie 2 (www.risicokaart.nl)
Uit de uitsnede van de risicokaart blijkt dat projectlocatie 2:
Projectlocatie 2 is gelegen op relatief korte afstand van de snelwegen A32 en de A28 en een spoorweg (Meppel – Zwolle). Externe veiligheidsaspecten verdienen daarom de aandacht. Het gaat hierbij om het plaatsgebonden risico, het plasbrandaandachtsgebied en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het projectgebied ligt op meer dan 30 meter van de as van de snelwegen/spoorweg en ligt daarmee buiten de veiligheidszone. Het plaatsgebonden risico vormt daardoor geen belemmering voor de ontwikkeling.
Plasbrandaandachtsgebied
In het Bevt (Besluit externe veiligheid transportroutes) is voor rijksinfrastructuur het plasbrandaandachtsgebied (PAG) geïntroduceerd. Het PAG is het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij de realisering van (kwetsbare) objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 meter voor het PAG wordt gemeten vanaf de buitenste kantstreep (de markering van de begrenzing van de buitenste rijstrook). In dit geval is de onderlinge afstand fors groter dan 30 meter. Er is geen nader onderzoek vereist.
Groepsrisico
In de directe omgeving van het projectgebied is sprake van een lage bevolkingsdichtheid. In de huidige situatie wordt daarom de oriëntatie waarde dan ook niet overschreden. Als gevolg van de ontwikkeling zal het aantal personen in het gebied met 2,4 personen (gemiddelde o.b.v. het HART) toenemen. Deze beperkte toename van het aantal personen brengt niet met zich mee dat de bevolkingsdichtheid wezenlijk veranderd dan wel de oriëntatie waarde wordt overschreden. Wel dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico worden gegeven.
Verantwoording groepsrisico en conclusie
Hierna wordt kort ingegaan op de verantwoording van groepsrisico.
Bereikbaarheid en Bestrijdbaarheid: hulpdiensten dienen, bij een calamiteit, een gebied/object goed te kunnen bereiken. Gewenst is dat een gebied/object via minimaal twee ontsluitingswegen toegankelijk is. Daarnaast dient er in de directe omgeving voldoende ruimte te zijn om materiaal op te stellen. Het plangebied is bereikbaar vanaf de Rijkparallelweg (via 2 zijden), die bereikbaar is middels de Gemeenteweg en indirect de A28. Daarnaast is er in de directe omgeving voldoende ruimte beschikbaar voor het opstellen van het materieel.
(Zelf)redzaamheid: (zelf)redzaamheid houdt in dat personen zichzelf en eventueel anderen, binnen een bepaald tijdsbestek, kunnen veiligstellen (bijv. schuilen of vluchten) bij dreigend gevaar. Hierbij wordt van de persoon zelf uitgegaan zonder de hulp van hulpverleningsdiensten. In dit geval gaat het om het bouwen van een reguliere woning waarbij bewoners over het algemeen zelfredzaam zijn.
Ontvluchten van het plangebied: van belang bij een calamiteit is dat de aanwezige personen het gebied zelfstandig kunnen ontvluchten. Dit houdt dan ook in dat ze een gebied aan diverse zijden moeten kunnen ontvluchten om zodoende de afstand tussen diegene en de calamiteit te vergroten. In voorliggend geval is het mogelijk om de woning via de voor- en achterzijde en zijkant te ontvluchten. Hiermee kan het plangebied worden ontvlucht in westelijke richting, van de risicobron (snelwegen/spoorweg) af.
Gelet op de zeer beperkte toename van het aantal personen 's nachts (2,4 personen), de omgeving (lage bevolkingsdichtheid), de afstand tot de snelwegen/spoorweg, de zelfredzaamheid van de personen en het feit dat bij een calamiteit de afstand tot de snelwegen/spoorweg kan worden vergroot, wordt derhalve gesteld dat de ontwikkeling geen onevenredige toename van het groepsrisico met zich mee brengt. Het uitvoeren van een kwantitatieve risicoanalyse wordt, gelet op lage bevolkingsdichtheid van de omgeving en de omvang van de ontwikkeling, niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Op basis van bovenstaand onderzoek kan worden geconcludeerd dat het plan in het kader van externe veiligheid uitvoerbaar is.
Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of de realisatie van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven. Tevens moet worden beoordeeld of binnen het plangebied sprake is van een goed leefklimaat.
Op 27 oktober 2009 heeft de gemeente Staphorst de Geurgebiedsvisie en de Geurverordening vastgesteld. De Wgv gemeente de mogelijkheid om gebiedsgericht geurbeleid op te stellen. Daarmee krijgt de gemeente een instrument om de ontwikkeling van veehouderijen te sturen. Gemeenten mogen bij verordening, binnen bepaalde grenzen, van de normen van de Wgv afwijken. Het hanteren van afwijkende normen moet worden onderbouwd vanuit een ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het gebied. De gemeente Staphorst heeft hiertoe de "Geurgebiedsvisie Gemeente Staphorst" opgesteld.
In de geurgebiedsvisie wordt op punten afgeweken van de regels uit de Wet geurhinder en veehouderij. Het aanpassen van de wettelijke norm voor geurbelasting wordt niet noodzakelijk geacht, waardoor de richtafstand (50 meter voor het buitengebied) als richtlijn gehanteerd wordt.
Projectlocatie 1 - Respersweg
Op projectlocatie 1 blijft de huidige woonbestemming behouden en er wordt een woning toegevoegd. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is westelijk gelegen op ruim 200 meter afstand (Respersweg 6). Omdat de huidige bedrijfswoning reeds bestemd is als wonen, wordt het bedrijf op de Respersweg 6 niet nadelig beïnvloed in de mogelijkheden. Daarnaast wordt er een nieuwe woning toegevoegd, binnen de bestaande woonbestemming. Aangezien de afstand tot het agrarisch bedrijf (Respersweg 6) de afstandsnorm van 50 meter ruim overschrijd, kan worden geconcludeerd dat binnen het projectgebied een goed leefklimaat worden gerealiseerd en het bedrijf niet in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd. In het kader van geur is onderhavig plan voor projectlocatie 1 dan ook uitvoerbaar.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
Voor projectlocatie 2 geldt dat het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is gelegen op een afstand van circa 600 meter van het projectgebied. Ook hier wordt ruimschoots aan de afstandsnorm van 50 meter voldaan. Daarnaast wordt dit bedrijf niet beperkt door de realisatie van een nieuwe woning.
Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan met betrekking tot geur uitvoerbaar is.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Projectlocatie 1 - Respersweg
Binnen een straal van 100 meter van projeclocatie 1 zijn diverse woningen/(woon)boerderijen gelegen. Het dichtstbijzijnde bedrijf is een intensieve veehouderij, deze ligt op circa 220 meter afstand. Dit is meer dan de noodzakelijke richtafstand van 50 meter (in verband met geur). Daarmee is het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor realisatie van de voorgenomen compensatiewoning op locatie 1.
Projectlocatie 2 - Rijksparallelweg
De compensatiewoning op locatie 2, wordt in een woonlint gesitueerd. Daarmee ligt de compensatiewoning strak tegen de bestaande woningen aan. Het dichtstbijzijnde bedrijf is een intensieve veehouderij, maar deze ligt op circa 880 meter afstand. Dit is ruimschoots meer dan de noodzakelijke richtafstand van 50 meter (in verband met geur). Daarmee vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor realisatie van de voorgenomen compensatiewoning.
Op 1 april 2011 is he
t gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige milieugevolgen. Er is geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Ten behoeve van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen. Uit de risicokaart in paragraaf 5.5 is gebleken dat er op projectlocatie 1 en 2 geen relevante primaire hoofdleidingen liggen. Om te achterhalen of en waar leidingen in de projectgebieden liggen, zal voorafgaand aan de bouw een KLIC-melding worden gedaan.
Uit de toetsing van de voorgenomen ontwikkeling op projectlocatie 1 en 2 aan relevante milieuhygiënische aspecten, blijkt dat de gewenste ontwikkeling niet belemmerd wordt door milieuaspecten uit de directe omgeving. Tegelijkertijd levert de ontwikkeling geen onevenredig negatieve milieutechnische hinder voor de directe omgeving.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van deze partiële herziening is vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden en is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied en het Veegplan Buitengebied van de gemeente Staphorst.
Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.
Artikel 3 Wonen -1
Dit artikel geeft aan dat binnen het bestemmingsvlak één burgerwoning is toegestaan van maximaal 750 m3 tenzij anders is aangeduid. Binnen deze bestemming zijn erf en tuin tevens toegestaan. Bijgebouwen zijn mogelijk tot de oppervlaktematen zoals deze in de regels zijn genoemd. Ook in dit artikel zijn een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Artikel 4 Waarde archeologie 4
Dit artikel geeft aan dat gronden waarop het artikel van toepassing zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
Artikel 5 Waarde archeologie 5
Dit artikel geeft aan dat gronden waarop het artikel van toepassing zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
Artikel 6 Waarde archeologie 6
Dit artikel geeft aan dat gronden waarop het artikel van toepassing zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
3. Algemene regels
Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene bouwregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Artikel 12 Overige regels
4. Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan.
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
Vooroverleg
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Het voorliggende plan is overlegd met de provincie. De resultaten van dit vooroverleg worden in deze paragraaf weergegeven.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
Tevens is het plan middels de watertoets, afgestemd met het waterschap Drents Overijsselse Delta. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf Water.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegd. De resultaten van deze ter inzagelegging worden t.z.t. in deze paragraaf weergegeven.
Omgevingsproces
De voorgenomen ontwikkeling zoals beschreven in dit bestemmingsplan is in vroegtijdig stadium, tijdens een gezamenlijke activiteit, aan de omgeving gecommuniceerd. De zestien omwonenden waren geïnteresseerd in de voorgenomen ontwikkeling en staan hier positief tegenover. Met name door de kwaliteitsverbetering die er plaats vindt. De initiatiefnemer heeft de omliggende bedrijven, mondeling, geïnformeerd over de ontwikkeling, geen van deze bedrijven heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen de ontwikkeling.
Kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling kan rekenen op draagvlak uit de omgeving en dat er geen bezwaren worden verwacht.
Kosten die samenhangen met de voorgenomen ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Hiertoe wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Staphorst en de initiatiefnemer. In de overeenkomst wordt uitgesloten dat de voorgenomen ontwikkeling kosten meebrengt voor de gemeente Staphorst. Gelet op het hiervoor genoemde wordt gesteld dat deze ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaarheid is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.