Plan: | De Streek, partiële herziening Oude Rijksweg 257 Rouveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.2102023005-VS01 |
Initiatiefnemer is eigenaar van het agrarische bedrijf Oude Rijksweg 257 te Rouveen. Vanwege de beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is men voornemens het erf in ontwikkeling te brengen door de boerderij met monumentale waarde aan de Oude Rijksweg 257 te renoveren, de niet-monumentale aangebouwde opstallen te verwijderen, een nieuwe aan- c.q. bijbouw te realiseren en het geheel als 3-onder-1-kapwoning in te delen.
Daarnaast voorziet het plan op de realisatie van een drie-onder-een-kapwoning en een vrijstaande woning in het kader van het transformatiebeleid. Het plan voorziet hiermee in de toevoeging van twee hoofdgebouwen, zes nieuwe woningen en de herbestemming van de bestaande bedrijfswoning. De algehele ontwikkeling wordt landschappelijk ingepast op basis van een landschappelijk ontwikkelplan.
Het planvoornemen voldoet aan de voorwaarden uit het transformatiebeleid/open plekken beleid. Tevens wordt de bebouwingscontour als gevolg van het plan niet overschreden. Daarbij wordt er voorzien in de woonbehoefte in Rouveen. Al met al voorziet het plan in de forse toevoeging van ruimtelijke kwaliteit aan het perceel en het landschap. Het plan heeft van de Omgevingskamer een positieve beoordeling ontvangen.
Omdat de beoogde ontwikkeling binnen het vigerende planologische regime 'De Streek, Veegplan' niet mogelijk is wegens de agrarische bestemming en het ontbreken van bouwmogelijkheden. Om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken dient de bestemming ter plaatse te worden herzien, een geschikte bestemming is 'Wonen'.
Het plangebied betreft de percelen die kadastraal bekend staan als Gemeente Staphorst, sectie AP, nummers 131 en 132 (gedeeltelijk). Het algehele plangebied heeft een oppervlakte van circa 24.400 m2. Afbeelding 1.1 toont de bestaande situatie en globale begrenzing van het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. Afbeelding 1.2 toont de ligging van het plangebied ten opzichte van Rouveen en de omgeving.
Afbeelding 1.1: Begrenzing en bestaande situatie plangebied
Afbeelding 1.2: Ligging plangebied ten opzichte van omgeving
Ter plaatse van het plangebied gelden meerdere bestemmingsplannen. In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de vigerende planologische situatie opgenomen. Navolgende subparagrafen beschrijven de inhoud van de planologische regimes. Voor de exacte begrenzing van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de verbeelding.
Afbeelding 1.3: Uitsnede vigerende bestemmingsplannen
Ter plaatse van het overgrote deel plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Streek, Veegplan' (vastgesteld op 9 juli 2019 door de gemeenteraad van Staphorst). In dit bestemmingsplan zijn enkele locaties herbestemd, voortschrijdende (beleids)inzichten vastgelegd en omissies in de regels van het bestemmingsplan hersteld.
In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen:
Navolgend wordt een beschrijving van de voor het plangebied relevante bestemmingen en aanduidingen gegeven.
Enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'
Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig', de hiervoor aangewezen gronden zijn kleinere agrarische (neven)bedrijven, al dan niet in combinatie met nevenactiviteiten. Het perceel kent een bouwvlak, waarbij aan de bestaande boerderij de aanduiding 'karakteristiek' is toegekend. Hier zijn de gronden alsmede bestemd voor het behoud van de uitwendige hoofdvorm van gebouwen.
Strijdigheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van reguliere wooneenheden, dit is niet mogelijk in het vigerende bestemmingsplan omdat binnen de agrarische bestemming uitsluitend bedrijfswoningen zijn toegestaan. Hierin is het plan strijdig. Tevens voorziet de beoogde ontwikkeling in de verbouw van het bestaande hoofdgebouw en de splitsing van deze bouw in drie wooneenheden. Omdat de bestaande uitwendige hoofdvorm van het gebouw behouden wordt is geen sprake van strijdigheid met de vigerende planregels.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'
De dubbelbestemming geldt voor een smalle strook grond langs de zuidelijke grens van het plangebied. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van hoge archeologische verwachtingswaarden. Wanneer deze gronden voor een oppervlakte van 100 m2 of meer, dieper dan 50 cm beneden maaiveld worden geroerd dient archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Strijdigheid
In het kader van de beoogde ontwikkeling wordt ter plaatse van de dubbelbestemming bebouwing gesloopt. Op voorhand kan niet worden bepaald over de in de dubbelbestemming opgenomen drempelwaarden worden overschreden. Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden wordt de dubbelbestemming derhalve in het onderhavige plan overgenomen. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid.
Dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'
De voor 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek), zoals dat is verwoord in de aanwijzing dorpsgezicht d.d. 18 oktober 1993 en het document 'Staphorst een eigen wereld' van 31 mei 2005.
Strijdigheid
De dubbelbestemming ten aanzien van het beschermd dorpsgebied vormt geen belemmering voor het plan, maar bevat voorschriften waar rekening mee gehouden moet worden. Aan deze voorschriften is getoetst in 3.3.3 en hun invulling is weergegeven in het erfinrichtingsplan zoals bijgevoegd in Bijlage 1 Landschappelijk ontwikkelplan.
Dubbelbestemming 'Waarde - Steeg'
De voor 'Waarde - Steeg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden ten behoeve van de ontsluiting van aanliggende erven. Het is verboden te bouwen binnen deze bestemming.
Strijdigheid
Het plan voorziet niet in de realisatie van bouwwerken ter plaatse van de bestaande steeg. In het onderhavige plan wordt de steeg verlengt ter ontsluiting van de nieuw te realiseren woningen. De steeg wordt planologisch vastgelegd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Steeg'. Het plan is niet strijdig.
Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - laagvliegroute'
In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - laagvliegroute' geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hoger dan 40 m in verband met de laagvliegroute worden gebouwd.
Strijdigheid
Het plan voorziet niet in de realisatie van bouwwerken hoger dan 40 meter. Het plan is niet strijdig.
Ter plaatse van het (zuid)westelijk deel plangebied geldt het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied' (vastgesteld op 9 juli 2019 door de gemeenteraad van Staphorst). In dit bestemmingsplan zijn enkele omissies uit het moederplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Staphorst' hersteld en nieuwe (beleids)inzichten vastgelegd.
In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende (dubbel) bestemmingen en aanduidingen:
Navolgend wordt een beschrijving van de voor het plangebied relevante bestemmingen en aanduidingen gegeven.
Enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Elzensingellandschap'
Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Elzensingellandschap'. Deze gronden zijn aangewezen voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijk en natuurlijke waarden, agrarische cultuurgrond en agrarische bedrijvigheid.
Strijdigheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in investering in landschaps- en natuurwaarden. Dit is mogelijk binnen de vigerende bestemming, het initiatief is hierin niet strijdig.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'
De dubbelbestemming geldt voor het in het buitengebied gesitueerd deel van het plangebied. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van hoge archeologische verwachtingswaarden. Wanneer deze gronden voor een oppervlakte van 1,5 ha of meer, dieper dan 40 cm beneden maaiveld worden geroerd dient archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Strijdigheid
Ter plaatse van de betreffende gronden vindt uitsluitend ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden plaats. De drempelwaarden zullen niet worden overschreden en er zal geen sprake zijn van strijdigheid. De vigerende dubbelbestemmingwordt in dit bestemmingsplan overgenomen.
Het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines' voorziet in een regeling die bepaalt dat binnen de in het bestemmingsplan aangewezen gebieden in de gemeente Staphorst windturbines met een maximale ashoogte van 25 meter worden toegestaan, uitsluitend voor de eigen energievoorziening. Het mogelijk maken van kleine windturbines past in de duurzaamheidsdoelstellingen zoals opgenomen in de Omgevingsvisie 'Staphorst voor elkaar'. Aan de hand van gesprekken met een aantal belangstellenden en de optimale situatie per gebied is bepaald waar en hoe hoog kleine windturbines toegestaan kunnen worden. Het plangebied bestaat uit de gehele gemeente Staphorst. Het bestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines' blijft onverkort van toepassing. De beoogde ontwikkeling is niet strijdig met het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan "De Streek, partiële herziening Oude Rijksweg 257 Rouveen" bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemming van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven.
Aan deze bestemming zijn regels gekoppeld teneinde de ontwikkelingskaders van onderhavig plan juridisch te borgen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de motivering en verantwoording van het plan en bevat een uitleg van verbeelding en planregels.
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de werkwijze van de gemeente Staphorst, zoals die is vastgelegd in het handboek EPOS (Efficiënte Procesinrichting Omgevingsrecht Staphorst). Met deze nieuwe werkwijze beoogt de gemeente een efficiënter proces voor het aanvragen van een omgevingsvergunning of een bestemmingswijziging voor alle bouwplannen die (nog) niet in het huidige bestemmingsplan passen.
Hiervoor is een Collectief van Professionals Omgevingsrecht Staphorst (CPOS) opgericht, waar professionals lid van kunnen worden. Professionals zijn adviesbureaus, architecten, ontwikkelaars, bouwers en stedenbouwkundige en/of planologische adviseurs met verstand van het omgevingsrecht. Deze professionals hebben een centrale rol in het proces en zijn verantwoordelijk voor het indienen van een goede aanvraag, zoals een omgevingsvergunning of een bestemmingsplanherziening of wijzigingsplan. Wanneer de professional zich voldoende bewezen heeft zal de gemeente steeds meer een stap terug nemen in de controlerende rol en een faciliterende rol aannemen. Hiermee zullen aanvragen een snellere doorlooptijd en lagere leges lasten kennen dan professionals die niet lid zijn van de CPOS.
Lycens B.V. is één van de professionals waarmee de gemeente een overeenkomst is aangegaan als lid van het CPOS. Voor voorliggend bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de informatiehuizen uit het omgevingsplein die voor het EPOS is samengesteld. In het omgevingsplein staat alle informatie over de onderwerpen die nodig zijn voor een correcte aanvraag voor een omgevingsvergunning, of bestemmingsplanherziening.
Het plangebied ligt aan de oostkant van de Oude Rijksweg in Rouveen. De karakteristieke boerderij maakt onderdeel uit van de markante lintbebouwing van Rouveen en Staphorst. De boerderijen staan georiënteerd op de smalle diepe kavels (slagen).
Zuidwestelijk wordt het plangebied begrenst door een traditioneel kavel met een karakteristieke boerderij en achterliggende weide met kavelgrensbeplantingen. Aan de noordzijde omzoomd het plangebied het terrein van Autogroothandel Bloemhof & Pleiter. In de lengterichting zijn hier nog enkele bomen aanwezig als kavelgrensbeplanting, verder is het beeld aan de noordzijde 'versteend' en weinig traditioneel. Aan de zuidoostzijde loopt het landschap in de lengterichting van de slagen weg richting de zuidoostelijk gelegen snelweg A28. Door ruilverkavelingen is het landschap verder van het lintdorp gelegen grootschaliger geworden en zijn er nog een enkele keer relicten van kavelgrensbeplanting aanwezig. Noordoostelijk wordt de projectlocatie begrenst door de Schoolwijksweg, een landweg voorzien van laanbomen. Aan de overzijde van de weg bevindt zich een (niet traditioneel) erf met een grootschalige schuur, haaks georiënteerd op de kavelrichting.
De huidige bebouwing binnen het plangebied bestaat uit een enkel bouwvolume met aan de voorzijde de karakteristieke, rietgedekte boerderij (voorhuis en deel). Aan de achterzijde hebben latere uitbreidingen van de boerderij plaatsgevonden met een dakbedekking van golfplaten. De erfverharding is sober bestaande uit betonklinkers. Naast de ontsluiting van het erf aan de Oude Rijksweg is het erf toegankelijk via een oprit aan de Schoolwijksweg. Afbeelding 2.1 toont op schematische wijze de inrichting van het plangebied. Afbeelding 2.2 toont de bestaande situatie, gezien uit vogelvlucht. Voor een uitgebreide landschappelijke- en historische analyse wordt verwezen naar Bijlage 1 Landschappelijk ontwikkelplan.
Afbeelding 2.1: Bestaande situatie plangebied
Afbeelding 2.2: Bestaande situatie in vogelvlucht
Nieuwe woningen
In het plangebied worden zes nieuwe wooneenheden toegevoegd binnen drie volumetypen, in de toekomstige situatie zal het plangebied in totaal zeven woningen kennen.
De boerderij aan de Oude Rijksweg geldt als 'hoofdwoning' van het geheel en verschilt van de andere woningen doordat deze aan de voorzijde een rietgedekte kap heeft. De boerderij wordt gerenoveerd waarbij latere aanbouwen aan de achterzijde worden verwijderd. In de 'hoofdwoning' worden drie wooneenheden ondergebracht. Het oppervlak van de hoofdwoning bedraagt circa 12 bij 33 meter, met inpandige 'bijgebouwen' en parkeergelegenheid. Bij de renovatie wordt sterk ingezet op het verduurzamen van de woningen.
Achter de hoofdwoning wordt een drie-onder-een-kap woning en een vrijstaande woning gerealiseerd. De volumes zijn kleiner dan de hoofdwoning en het materiaalgebruik is soberder/meer ingetogen dan de hoofdwoning. Het oppervlak van de drie-onder-een-kap is circa 8 bij 36 meter en hierbinnen is ruimte opgenomen voor parkeergelegenheid. De vrijstaande woning is circa 10 bij 20 meter met een vrijstaand bijgebouw van 6 bij 15 meter. De woningen worden opgetrokken met voor Rouveen en Staphorst karakteristieke elementen en hebben een sobere en ingetogen uitstraling.
Het algehele erf wordt als één samenhangend geheel ontwikkeld. De plaatsing en verdere inrichting van de erven is weergeven in de inrichtingstekening zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijk ontwikkelplan.
De inrichting is passend voor de stedenbouwkundige structuur van Rouveen en De Streek. Bij de inrichting is rekening gehouden met de zichtlijnen op het (agrarische) achterland door de nieuwe woningen in het verlengde van bestaande woningen te plaatsen. De definitieve ontwerpen voor de woningen zijn nog niet bekend. Wel wordt gekozen voor woningen die passen binnen het ruimtelijke en kwalitatieve karakter van de omgeving. In voorliggend bestemmingsplan worden onder andere bouwvlakken, maximum oppervlaktematen aan (bij)gebouwen opgenomen en maximum goot- en bouwhoogten vastgelegd. Dimensies van (voor)tuinen zijn geborgd doordat bouw- en bestemmingsvlakken vastliggen.
Afbeelding 2.3: Toekomstige woningen
Infrastructuur
De ontsluiting van de bestaande boerderij Oude Rijksweg 257 heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Steeg'. De nieuwe woningen worden ontsloten via een gezamenlijk woonerf en zijn bereikbaar via de bestaande inrit aan de Oude Rijksweg. De straat binnen het woonerf is circa zes meter breed waardoor er voldoende ruimte is voor verkeer en haaks parkeren mogelijk is. De voorste woning in de 'hoofdwoning' is voorzien van een eigen inrit naar de Oude Rijksweg. Ter plaatse van de nieuwe ontsluiting op de Oude Rijksweg wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Steeg' opgenomen.
In totaal is er parkeergelegenheid voor ten minste 15 parkeerplaatsen waarvan acht parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor gezamenlijk gebruik. De algemene parkeerplaatsen zijn voorzien van een halfverharding of uitgevoerd met grastegels. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor het parkeren.
Afbeelding 2.4: Toekomstige inrichting infrastructuur
Landschap en natuurontwikkeling
Binnen het plangebied zijn nog relicten van kavelgrensbeplanting aanwezig. Langs de zuidwestelijke plangrens is deze nog heel gaaf. In het plan worden de voor het houtsingelgebied zo herkenbare landschapsstructuren weer hersteld en ontstaan er weer smalle landschapskamers. Richting het zuidoosten worden de singels op enkele punten onderbroken waardoor het coulisselandschap vanaf de Schoolwijksweg beleefbaar wordt. De singels bestaan hoofdzakelijk uit zwarte els, maar ook uit zachte berk en een onderbegroeiing van gewone vlier, meidoorn en hulst.
Binnen het erfgebied worden solitaire erfbomen en landelijke hagen toegepast. Geschikte boomsoorten zijn eik, beuk, linde, kastanje en noot. Soorten als liguster en buxus (voorerf) of beuk zijn geschikt als haagplantsoen, deze soorten worden veelvuldig toegepast in het straatbeeld van Rouveen.
Binnen de plangrens wordt het weiland uit agrarisch gebruik genomen en herbestemd naar natuur. De smalle verkaveling wordt zoals gezegd weer zichtbaar gemaakt door aanplant van kavelgrensbeplanting. De kleine landschapskamers hierbinnen worden ontwikkeld als ruig grasland en extensief als hooilandjes beheert. In totaal wordt circa 17.350 m2 grond uit agrarisch gebruik genomen en vindt er circa 10.640 m2 natuurontwikkeling plaats.
In de bestaande situatie is binnen het plangebied circa 3.400 m2 verharding aanwezig. In de toekomstige situatie wordt dit teruggebracht naar circa 2.200 m2. Dit heeft tot gevolg dat meer hemelwater de gelegenheid krijgt om in de bodem te infiltreren in plaats van dat dit op het riool wordt afgevoerd. Dit komt de waterhuishoudkundige situatie en grondwaterstand ten goede.
Het plan is in 2022 voor het eerst behandeld door de Omgevingskamer in het kader van een vooroverleg. Het plan was toen om 10 woningen te realiseren, dit initiatief heeft destijds een negatief advies ontvangen. Het plan voorzag toen in de toevoeging van drie nieuwe bouwvolumes, dit werd als onwenselijk beschouwd. Naar aanleiding hiervan is het plan aangepast en opnieuw behandeld in de Omgevingskamer op 10 juli 2023. Deze nieuwe versie van het plan, zoals beschreven in paragraaf 2.2, voorziet in de toevoeging van twee bouwvolumes. De Omgevingskamer heeft de ruimtelijke onderbouwing voor de toevoeging van twee bouwvolumes en 6 nieuwe woningen als voldoende beschouwd.
Het planvoornemen voldoet aan de voorwaarden uit het transformatiebeleid/open plekken beleid +. De Omgevingskamer oordeelde positief over de forse toevoeging van ruimtelijke kwaliteit op het perceel die ontstaat als gevolg van de investeringen in het landschap. De toevoeging van ruimtelijke kwaliteit rechtvaardigt de komst van de vrijstaande woning. Bovendien worde de bebouwingscontour door het plan niet overschreden. Omdat wordt voorzien in de woonbehoefte in Rouveen oordeelt de Omgevingskamer positief over het algehele plan.
De Omgevingskamer heeft enkele kanttekeningen meegegeven naar aanleiding van de beoordeling:
Aan de hand van het positieve advies van de Omgevingskamer heeft het college op 29 augustus 2023 een positief standpunt ingenomen over de beoogde ontwikkeling.
Met het plan komen de volgende verbeteringen voor de ruimtelijke kwaliteit tot stand:
Op basis van het bovenstaande wordt geconstateerd dat het plan voorziet in een verbetering van de fysieke leefomgeving.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het ontwikkelen van natuur en woningen, wat bijdraagt aan een duurzame overdracht van het bestaande gemengde agrarische bedrijf, waardoor leegstand en verdere verpaupering wordt voorkomen. Geconstateerd wordt dat de ontwikkeling daarmee past binnen de NOVI.
Er is geen sprake van strijdigheid met rijksbeleid zoals verwoord in de NOVI.
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Barro wordt een aantal onderwerpen dat van nationale belangen is concreet benoemd. De voornoemde ontwikkeling heeft geen betrekking op geformuleerde nationale belangen zoals in paragraaf 3.1.1 is vastgesteld.
Sinds de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in 2010 is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' van toepassing. Hierin wordt een zorgvuldige belangenafweging en goede inpassing van nieuwe stedelijke en/of ruimtelijke initiatieven voorgeschreven. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro). Uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro volgt dat de ladder is ontwikkeld met het oog op een goede ruimtelijke ordening, om ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) blijkt dat de ladder doorlopen moet worden bij een project van meer dan 11 woningen.
In het voorliggende bestemmingsplan worden 7 woningen mogelijk gemaakt waarvan er 6 nieuw zijn (de zevende betreft herbestemming van de bestaande bedrijfswoning). De ladder hoeft derhalve niet doorlopen te worden.
Het plan is passend binnen het Rijksbeleid.
Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving is integraal vastgelegd in de Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Overijssel. De huidige visie en verordening zijn vastgesteld op 12 april 2017.
De provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening worden elk jaar bijgewerkt. Dat gebeurt met de jaarlijkse Actualisatie. Het gaat om alle eerder vastgestelde beleidswijzigingen die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.
Op 16 november 2022 zijn de 'Actualisatie Omgevingsvisie 2022' en 'Actualisatie Omgevingsverordening 2022' vastgesteld.
Het plan is getoetst aan de geconsolideerde Omgevingsvisie en Omgevingsverordening vanaf 2017 (beiden 16-11-2022).
In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren.
Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat de provincie ruimte wil bieden voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige woonmilieus tot stand willen brengen. Dynamiek ziet de provincie als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken. Dit wordt gedaan door in te zetten op een evenwichtige afweging van beleidsambities waaronder waterveiligheid, een gezond milieu en goede volksgezondheid. Daarnaast wordt ook gestuurd op het versterken van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing. Soms is deze sturing normstellend, maar meestal is de sturing richtinggevend of inspirerend. In 3.1 wordt het uitvoeringsmodel weergegeven.
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
De betreffende niveaus worden in de onderstaande paragrafen toegelicht waarbij het plan wordt getoetst aan het betreffende niveau uit het uitvoeringsmodel.
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Als deze beleidskeuzes het gevolg zijn van provinciale keuzes zijn ze verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel. In paragraaf 3.2.2 zijn deze generieke beleidskeuzes zoals verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel behandeld.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets aan de ontwikkelingsperspectieven plaats. In de Omgevingsvisie is een spectrum van ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Het plangebied valt binnen de ontwikkelingsperspectieven 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' en 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'. Deze perspectieven worden hieronder nader toegelicht.
Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken
De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Doorwerking in het onderhavige plan
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 7 woningen, waarbij 6 nieuwe woningen worden toegevoegd. Daarbij voorziet het plan tevens in concrete woningbehoefte, namelijk woningen voor starters. Alle woningen worden gerealiseerd binnen de aanduiding "Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken". Het toevoegen van woningen voor de lokale behoefte is hier altijd mogelijk mits goed afgestemd. De woningen die worden toegevoegd sluiten zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin aan bij de lokale behoefte, dit is nader toegelicht aan de toetsing aan de gemeentelijke woonvisie (3.3.5 Woonvisie 2020-2024).
Daarnaast brengt het plan geen extra belemmeringen met zich mee ten aanzien van de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven. Verwezen wordt naar Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten waar nader wordt ingegaan op diverse milieu- en omgevingsaspecten. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.
Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap
Het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem. Schaalvergroting in de landbouw en opwekking van hernieuwbare energie krijgen ruimte in het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap, onder de voorwaarde van zorgvuldige inpassing in het kleinschalige landschap. Ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden.
Doorwerking in het onderhavige plan
De beoogde ontwikkeling voorziet in landschappelijke- en natuurontwikkeling. Hiertoe wordt aanplant gerealiseerd en worden als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden uit gebruik genomen door ze te bestemming als 'Natuur'. Het ontwikkelperspectief ziet toe op het gemixt toestaan van een verscheidenheid van functies die passen bij het plaatselijke gebruik. De beoogde investering en herbestemming van de betreffende gronden is in lijn met het ontwikkelperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De kwaliteitsopgaven en -voorwaarden op basis van gebiedskenmerken kunnen te maken hebben met landschappelijke inpassing, infrastructuur, milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water, etc. De gebiedskenmerken zijn over het algemeen richtinggevend of inspirerend.
De provincie onderscheidt de volgende vier lagen:
Natuurlijke laag: Laagveengebieden (in cultuur gebracht)
In de natuurlijke laag is het plangebied aangeduid als 'Laagveengebieden (in cultuur gebracht). Dit betreffen grote gebieden, waar onder invloed van stagnerend water en grondwater uitgestrekte veenmoerassen zijn ontstaan. Hier bestonden diverse verlandingsstadia naast elkaar: open water – rietmoeras – opgaand moerasbos. Ambitie is de Wieden en Weerribben als grootste laagveenmoeras van Europa, aan elkaar verbinden via een brede overgangszone en ontwikkelen als een groot aaneengesloten (half) natuurlijk vaar- en recreatielandschap, met hoge biodiversiteit, met aanliggende kernen als poorten naar de natuur. Ook in de overige veenweidelandschappen is een hoog waterpeil van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk waardevol, als voor weidevogels en ganzen.
Doorwerking in het onderhavige plan
De in dit plan vervatte gronden betreffen in cultuur gebrachte agrarische gronden. De gronden waar de woningen mogelijk worden gemaakt zijn in de bestaande situatie in gebruik als agrarisch erf. Aan weerszijden van het erf is sprake van stedelijk gebruik met een woonperceel en een autobedrijf. Voor de natuurlijke laag hebben deze gronden weinig meerwaarde. Door de beoogde ontwikkeling ruimtelijk in te passen wordt echter wel bijgedragen aan het beschermde dorpsgezicht van de omgeving. Hiermee wordt bijgedragen aan het landschappelijke karakter van de in cultuur gebrachte laagveengebieden.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: Laagveenontginningen
In de laag van het agrarisch cultuurlandschap is het plangebied aangeduid als 'Laagveenontginning'. De laagveenontginningen betreffen een open, laag en nat landschap ontstaan door occupatie vanuit de bewoonde hogere randen. Deels door vervening, deels door alleen ontwatering. Kenmerkende zonering van intensief gebruik langs de bewoonde randen en extensief gebruik naar het achterland. Boerderijen langs vaarten en wegen. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus.
Doorwerking in het onderhavige plan
Met het plan vindt een aanzienlijke kwaliteitsverbetering plaats van het karakteristieke bebouwings- en verkavelingspatroon. Tevens wordt geïnvesteerd in landschappelijke- en natuurontwikkeling waarbij wordt ontwikkeld conform de eigenschappen van het laagveenontginningslandschap. Een bestaande monumentale boerderij wordt gerenoveerd. Al met al vindt hiermee een aanzienlijke investeringen in, en verbetering van, de ruimtelijke kwaliteit plaats. Hiermee wordt bijgedragen aan de herkenbaarheid van het agrarisch cultuurlandschap.
Stedelijke laag: 'Bebouwingsschil 1900 - 1955' + 'Woonwijken 1995 - nu'
Voor de stedelijke laag geldt voor het overgrote gedeelte van het plangebied het gebiedskenmerk 'Bebouwingsschil 1900-1955'. Voor het uiterste zuidwesten van het plangebied geldt het kenmerk 'Woonwijken 1955 - nu'.
De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden De ambitie is het doorontwikkelen van de compacte stadskwartieren met de 'gesloten' stadsvorm. Waar maar enigszins mogelijk herstellen van de functiemix. Veel ruimte en aandacht voor zorgvuldig individueel (in de individuele wijken) en collectief (in de tuindorpen en fabrieksdorpen) opdrachtgeverschap. Als daar vanuit de (woon)kwaliteit aanleiding toe is ligt er in delen van deze wijken een belangrijke herstructureringsopgave. De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen.
Doorwerking in het onderhavige plan
Het plan voorziet in een herstructureringopgave waarbij een bestaande monumentale wordt gerenoveerd ten behoeve van woningbouw. Niet behoudenswaardige bebouwing wordt gesloopt zodat nieuwe woningen (drie-onder-één-kapwoning + vrijstaande) kunnen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwingscontour. Hiermee voorziet het plan een toekomstbestendig gebruik dat passend is bij de omgeving. Hiermee wordt bijgedragen aan het waardevolle karakter van 'De Streek'.
De realisatie van woningen op een wijze die past bij het karakter van De Streek sluit aan bij de geldende gebiedskenmerken. De woningen worden landschappelijk ingepast met erfbebouwing en erfbeplantingen specifiek passend bij het landschapstype. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt (materialisering, kleurstelling en dergelijke) sluiten de ontwerpen aan bij de karakteristieke opbouw van De Streek. Ook vanuit functioneel oogpunt, onderdeel uitmakend van het bebouwingslint, zijn de woningen als passend aan te merken op deze locatie. De ontwikkeling is als passend aan te merken ten aanzien van de "stedelijke laag".
Laag van de beleving: Donkerte
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart van de 'laag van de beleving' aangeduid met het gebiedstype 'Donkerte'. Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken. De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen. Ook de projectering van passages van auto(snel)wegen en regionale wegen speelt daarbij een grote rol vanwege het feit dat op- en afritten veelal leiden tot stedelijke ontwikkelingen.
Doorwerking in het onderhavige plan
De gehele kernen Staphorst en Rouveen zijn met het gebiedskenmerk ‘Donkerte’ aangeduid. Het gebruik van kunstlicht in woongebieden is echter veelvoorkomend en in veel gevallen noodzakelijk. Het plangebied wordt aan twee zijden begrenst door percelen welke ook gebruik maken van kunstlicht. In de bestaande situatie wordt reeds gebruik gemaakt van kunstlicht. Als gevolg van het toevoegen van nieuwe woningen zal sprake zijn van een geringe toename van kunstlicht, dit is echter passend voor het woonmilieu. Er is geen sprake van een onevenredige toename van kunstlicht en derhalve wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met de 'laag van beleving' is.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie Overijssel te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De volgende artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel zijn voor het plan van belang:
Hierna worden deze artikelen behandeld.
'Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.'
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.2, lid 1 van de Omgevingsverordening
De lokale behoefte is aangetoond bij de toetsing aan artikel 2.2.2. leden 1, 2 en 3. Uit deze toetsing is gebleken dat met de toevoeging van zes nieuwe woningen wordt voorzien in de lokale behoefte.
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3, lid 2 van de Omgevingsverordening
In de Omgevingsverordening is het begrip 'groene omgeving' nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
Het begrip 'bestaand bebouwd gebied' is nader gedefinieerd als: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro/artikel 10 BRO.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint Staphorst, welke is te definiëren als het bestaand bebouwd gebied. Daarbij geldt ter plaatse van het plangebied in de vigerende planologische situatie een bouwvlak met de mogelijkheid tot uitoefening van een kleinschalig agrarisch bedrijf. Daarbij is het plangebied in de Omgevingsverordening aangeduid als 'Bebouwingsschil 1900-1955'. Wanneer inbreiding of toevoeging van bebouwing plaatsvindt binnen dit gebiedskenmerk dan dient dit bij te dragen aan behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling.
Gelet op deze beschrijving van de toepasselijke stedelijke laag wordt geconcludeerd dat de gronden die het plangebied vormen kunnen worden aangemerkt als gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies. Op basis van de bovenstaande definitie van het begrip 'bestaand bebouwd gebied', wordt daarom geconcludeerd dat het plangebied is aan te merken als bestaand bebouwd gebied. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarmee niet in een ontwikkeling die een extra ruimtebeslag op de Groene Omgeving maakt.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 lid 1, 2 en 3 van de Omgevingsverordening
In paragrafen 3.2.1.3 en 3.2.1.4 is een toetsing uitgevoerd aan het uitvoeringsmodel. Hier wordt volstaan met de conclusie dat het plan past binnen het in de Omgevingsverordening gegeven ontwikkelingsperspectief en de gegeven gebiedskenmerken. Daarbij is een landschappelijk ontwikkelplan opgesteld waaruit blijkt dat het plan bijdraagt aan de landschappelijke- en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Het plan is daarom in overeenstemming met artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2 lid 1, 2 en 3 van de Omgevingsverordening
In de 'woonvisie Staphorst 2020-2024' van de gemeente Staphorst wordt gestreefd naar betaalbare koopwoningen en voldoende huurwoningen voor starters in alle kernen. Er wordt geconcludeerd dat voor Staphorst de Streek de behoefte aan nieuwe woningen groter is dan er aan harde plancapaciteit beschikbaar is. Daarom is er ruimte voor het toevoegen van plannen aan het woningbouwprogramma.
In het voorjaar van 2021 zijn er nieuwe regionale afspraken vastgelegd in Woonagenda West-Overijssel 2021-2025. Deze is vastgesteld op 16 maart 2021. Deze regionale afspraken vroegen om een actualisatie van de woonvisie. Daarom is in december 2021 de woonvisie cijfermatig herijkt, zodat deze aansluit op de meest recente ontwikkelingen op de (lokale) woningmarkt en de regionale afspraken.
De cijfermatige herijking is gebaseerd op de in december 2021 geactualiseerde onderzoeksresultaten van Atrivé ten behoeve van de woonvisie Staphorst 2020-2024. Uit de geactualiseerde onderzoeksresultaten blijkt dat de verwachting is dat het aantal huishoudens in de gemeente Staphorst de komende jaren blijft groeien. In de periode 2021-2030 gaat het naar verwachting om een toename met 410 huishoudens en in de periode 2030-2040 om 250 huishoudens.
De cijfermatige herijking geeft aan dat de gemeente Staphorst tot 2040 plannen nodig heeft voor 660 woningen. In feite is er nog een grotere planvoorraad nodig om in de woningbehoefte te kunnen voorzien, omdat er rekening gehouden moet worden met planuitval (circa 30%). Ook kunnen door allerlei omstandigheden plannen vertragen. Extra plannen zijn daarom nodig om hierop adaptief in te kunnen spelen en tot de werkelijke realisatiekracht te komen. De gemeente spant zich in dit kader in om, al dan niet samen met partijen, in de beoogde periode de benodigde woningen (2021-2030 410 woningen en in de periode 2030-2040 nog eens 250 woningen) te realiseren.
Uit de cijfermatige herijking van de Woonvisie blijkt een woningbouwplantekort. Binnen de gemeente Staphorst is er nog een woningbouwplantekort van totaal 190 woningen in de periode 2021-2030. In Rouveen is er een woningbouwplantekort van 30 woningen voor de periode 2021-2030. Dit betekent dat er nu nog ruimte is voor extra woningbouwplannen.
Het toevoegen van zes nieuwe woningen wordt gezien als een autonome ontwikkeling, waarvoor het volkshuisvestelijk programma voldoende ruimte biedt.
In de gemeente Staphorst is er de behoefte om zelf plannen te ontwikkelen en deze uit te voeren. Gezien de huidige situatie op de woningmarkt (woningtekort) is de bouw van nieuwe woningen een belangrijke ontwikkeling. Hoewel de toevoeging van zes woningen het woningtekort niet zal oplossen dragen zij wel bij aan een oplossing. Bovendien zijn de woningen relatief eenvoudig te realiseren, staan zij geen andere ontwikkelingen in de weg en vallen zij binnen een prijsklasse die goed verkoopbaar is. Voor een uitgebreide toetsing van het initiatief aan de woonvisie wordt verwezen naar paragraaf 3.3.5. Geconcludeerd wordt dat het plan passend is binnen de woonvisie.
Het plan is in overeenstemming met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt aangegeven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Onder 'cultuurhistorische waarden' wordt verstaan: het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en archeologische vindplaatsen die iets vertellen over het verleden.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.11 van de Omgevingsverordening Overijssel
Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van een karakteristiek dorpsgezicht (De Streek) zoals dat is verwoord in de aanwijzing dorpsgezicht d.d. 18 oktober 1993 en het document 'Staphorst een eigen wereld' van 31 mei 2005 en dat met name wordt gekenmerkt door:
Zoals in paragraaf 2.2 Nieuwe situatie en paragraaf 2.4 Verbetering fysieke leefomgeving is aangegeven worden met het plan bovenstaande waarden niet aangetast. Met het plan wordt aangesloten bij de stedenbouwkundige structuur en kwaliteit van De Streek.
Daarbij wordt een bestaand rijksmonument, de Staphorster boerderij Oude Rijksweg 257, dusdanig gerenoveerd dat deze toekomstbestendig wordt. Hierbij wordt geconformeerd aan het vigerende bestemmingsplan (uitwendige hoofdvorm behouden) en het overige beleid voor de verbouw van rijksmonumenten. De ontwikkeling voldoet hiermee aan artikel 2.11 van de Omgevingsverordening.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoordde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Mede ter voorbereiding op de Omgevingswet heeft de gemeente Staphorst op 24 januari 2018 de structuurvisie 'Staphorst voor elkaar' vastgesteld. In deze visie wordt ingegaan op in de toekomst wenselijke te achten functies binnen bepaalde gebieden. Onderstaande figuur 3.2 toont een uitsnede van de structuurvisie ter plaatse van het plangebied en de omgeving.
Afbeelding 3.2: Uitsnede Structuurvisie 'Staphorst voor elkaar'
De structuurvisie heeft als motto: 'Dromen, durven, denken, doen' en biedt veel mogelijkheden aan initiatieven. Daarbij is een terugkerende randvoorwaarde het saneren van voormalige functies en het bieden van extra ruimtelijke kwaliteit. De visie formuleert een stappenplan zoals in onderstaande afbeelding 3.3 weergeven.
Afbeelding 3.3: Stappenplan
Met betrekking tot woningbouw stelt de visie het volgende: "We lopen achter op de opgave en we kunnen geen geschikt aanbod zetten tegenover de vraag. Creativiteit is nodig om toch extra woningen te realiseren. Daarom is deze visie ook een uitgestoken hand naar de samenleving om met goede woningbouwplannen te komen. We willen veel ruimte bieden maar er moet wel wat tegenover staan: er moet sprake zijn van een duidelijke bijdrage aan de kernkwaliteiten. (...) Dit betekent ook dat we het VAB -beleid en het Rood voor Rood beleid laten vervallen. (...) We willen weer terug naar de kwaliteitsdoelstelling."
Hiermee biedt de structuurvisie mogelijkheden voor kleinschalige woningbouwontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied.
Het plangebied ligt binnen twee zoneringen. Het erf ligt in de zonering 'Incidenteel inbreiding mogelijk (De Streek), afstemmen wonen en bedrijvigheid', het achterland waar de landschappelijke investering plaatsvindt is gelegen in de zonering 'Houtsingellandschap De Streek' en 'Verbeteren ruimtelijke kwaliteit in de dorpsrandzone'.
De beoogde ontwikkeling wordt gecategoriseerd als een kleinschalige ontwikkeling binnen de bebouwde kom. De ontwikkeling kan worden gecategoriseerd in stap 3, mede vanwege het feit dat stap 1 en 2 voornamelijk betrekking hebben op lang lopende en gemeentelijke projecten. De ontwikkeling draagt bij aan de kernkwaliteiten, namelijk het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de dorpsrandzone. Tevens is het plangebied gelegen in een zoekgebied voor woningbouw.
Omdat het onderhavige initiatief betrekking heeft op een binnenstedelijke herontwikkeling hoeft niet getoetst te worden aan een VAB- of Rood-voor-Rood beleid met toepassing van een sloopnorm. Om wel enigszins inzicht te verschaffen in de oppervlakten worden deze wel benoemd.
Huidig bebouwd oppervlak
Toekomstig bebouwd oppervlak
Geconstateerd wordt dat binnen het huidige planologische regime meer bebouwing mogelijk en meer verharding aanwezig dan in de beoogde ontwikkeling aan de orde is. De ontwikkeling is daarmee in balans ten opzichte van het huidige toegestane.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de structuurvisie geen belemmering vormt voor het plan.
De gemeente Staphorst heeft diverse ruimtelijke beleidsnotities vastgesteld. Kortgezegd formuleert het transformatiebeleid een viertal beleidsrichtingen c.q. mogelijkheden. Doelstelling van de notitie is kaders te bieden voor de wijze waarop transformatielocaties herontwikkelt kunnen worden. Uitgangspunt in alle gevallen is dat de nieuwe bebouwing een versterking moet zijn voor de bebouwingsstructuur van het beschermde dorpsgezicht. Daarnaast is het doel om op de locaties zelf een ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen die als passend wordt ervaren in het beschermd dorpsgezicht.
Voor het ontwikkelen van een transformatielocatie is een opsplitsing gemaakt, deze is schematisch weergeven in afbeelding 3.4. Welke richting van toepassing is hangt af van de bestaande bebouwing, afmeting van het kavel of de wens van een initiatiefnemer. Het ligt voor de hand om bij de eerste richting te beginnen en te kijken of deze aansluit bij de transformatielocatie. Vervolgens wordt naar richting 2, 3 of 4 gekeken en een keuze gemaakt voor de invulling en voorwaarden ten aanzien van de herontwikkeling.
Afbeelding 3.4: Schematische weergave transformatiebeleid
Onderstaand worden de verschillende beleidsrichtingen bondig toegelicht:
1. Hergebruik van bestaande bebouwing
Mocht blijken dat de bestaande bebouwing (boerderij of stal of bedrijfsgebouw) goed te hergebruiken is, met aanpassingen dan, is herontwikkeling de eerste te onderzoeken stap. Dit kan gaan om het geschikt maken voor wonen of andere functies die niet milieubelastend zijn voor de omgeving. Het in originele staat herstellen en anders in gebruik nemen (functiewijziging) van het gebouw draagt daarmee optimaal bij aan de doelstelling van het transformatiebeleid; het bereiken van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid zonder afbreuk te doen aan het bebouwingslint.
2. "Open plekken-beleid"
Het "Open plekken-beleid" (herzien in 2016) is van toepassing bij kleine transformatielocaties. Op deze locaties wordt maar 1 (dubbele) woning mogelijk gemaakt op basis van de voorwaarden die in het "Open plekken-beleid" staan.
3. "Open plekken-beleid +"
Bij grotere transformatielocaties zijn ook de uitgangspunten van het "Open plekken-beleid" leidend. Wel kan op deze locaties meer dan één bebouwingsvolume gerealiseerd worden. Hier staan extra prestaties tegenover, de +. Deze + is gebaseerd op de KGO-regeling die geldt voor het buitengebied. De + heeft vooral betrekking op de aansluiting van de kavel op het achterliggende gebied (buitengebied) en een groene of openbare inpassing op de locatie zelf. Dit kan dus in de vorm van het terugbrengen van beplantingstructuren.
4. Maatwerk binnen kaders Omgevingswet
Indien de historie van de locatie of de wens van de opdrachtgever afwijkt van de kaders uit het "Open plekken-beleid (+)" met betrekking tot de bestaande structuur, vormgeving en architectuur, zoals opgenomen in Belvedère nota, wordt maatwerk toegepast. Bij maatwerk wordt gezamenlijk (met deskundigen) vooraf tot een Programma van Eisen (PvE) gekomen.
In het onderhavige initiatief is gekozen voor de toepassing van een combinatie van de verschillende richtingen. De bestaande boerderij moet grondig gerenoveerd worden. Het voormalige agrarische bedrijf heeft, gelet op geurcontouren en vergunde rechten, geen daadwerkelijk bestaansrecht en zal om die reden gestaakt moeten worden.
Dit maakt dat voor initiatiefnemer alleen een ruimtelijke kwaliteitsslag gemaakt kan worden wanneer er ook een fiscale bedrijfsstaking wordt opgestart. Doordat daarbij bedrijfsgronden naar privé gehaald moeten worden (onder meer om de KGO-maatregelen op privégrond te realiseren en in stand te houden), moet er over het bedrijfserf en een deel van de landbouwgrond worden afgerekend over het verschil tussen de boekwaarde en de waarde in privé, hetzij als naar privé gebrachte kavel(s), hetzij over de verkoopopbrengst van de woningen. Alles overwegende zijn de kosten in dit project bij een standaard-benadering voor alleen hergebruik, of de realisatie van één woongebouw te hoog, waardoor er meer opbrengst gegenereerd moet worden om het project met de verschillende ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen betaalbaar te maken.
Daarnaast heeft het ruimtelijk gezien geen meerwaarde om een deel van de kavel niet in te richten, daar de landschappelijk/natuur-component juist meerwaarde heeft op het deel achter het autobedrijf en niet op het smallere gedeelte van de kavel. Dat onbebouwd laten, zou derhalve ruimtelijk gezien juist aanleiding vormen tot het verrommeld laten blijven van een vergeten stuk erf.
Gelet op de financiële componenten samenhangende met de renovatie van de monumentale boerderij, de bedrijfsstaking, een logische plaats voor landschappelijke inpassing en een logische ruimtelijke afronding, maakt dat in het onderhavige plan is gekozen voor de gecombineerde toepassing van beleidsrichtingen. Dit wordt navolgend toegelicht.
1. Hergebruik van bestaande bebouwing
Het renoveren van de bestaande monumentale woonboerderij Oude Rijksweg 257, deze in gebruik te laten nemen als woning en hier hieraan toevoegen van twee extra wooneenheden sluit aan bij deze beleidsrichting.
2. "Open plekken-beleid"
In de beleidsnota Belvedère wordt vermeld dat het bebouwen van "open plekken, vrijkomende locaties en locaties achter aan de stegen" moet plaats vinden door een woningtype dat is gebaseerd op de Staphorster boerderij. Voor deze locaties is speciaal "Open Plekken-beleid" opgesteld. In dit beleid worden randvoorwaarden gesteld aan nieuwbouw op locaties die voldoende maat hebben waardoor voldoende afstand tot de bestaande bebouwing kan worden verkregen. Deze randvoorwaarden hebben met name betrekking op een voorgeschreven maatvoering van de kavel, tuin en afstand van bouwvolumes tot de weg. Ter toetsing van het plan aan het "Open Plekken-beleid" is een maatwerk tekening opgesteld, deze is bijgevoegd bij de toelichting als Bijlage 2 Maatvoering tekening.
Onderstaand wordt aan de maatvoeringsvereisten van het "Open Plekken Beleid" getoetst:
Overige maatvoeringsvereisten worden vastgelegd in planregels van dit bestemmingsplan. Samengevat voldoet het plan aan vrijwel alle gestelde criteria in het 'Open Plekken Beleid'. Op het onderdeel 'maatvoering tuinen' dient beschouwd te worden dat de maatvoering gehaald wordt met inbegrip van een erfdienstbaarheid over de steeg.
3. "Open plekken-beleid +"
In het onderhavige plan wordt aanzienlijk geïnvesteerd in landschappelijke inpassing, natuur en ruimtelijke kwaliteit:
Samengevat wordt voldaan aan het open plekken beleid met een '+' doordat er een groene inpassing plaatsvindt.
4. Maatwerk binnen kaders Omgevingswet
Het benutten van de stap 'maatwerk' is naar het oordeel van cliënt niet nodig voor het onderhavige plan, omdat het plan past binnen de kaders van 'hergebruik, open plekken-beleid en open plekkenbeleid +.
Op basis van het voorgaande wordt geconstateerd dat het plan voldoet aan de kaders van het de beleidsregel 'Transformatielocaties aan de Streek'.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past binnen de beleidsregel 'Transformatielocaties aan de Streek'.
Het landschap van Staphorst is een begrip. Het is een voor Nederland uniek landschap, rijk aan specifieke, gebiedsgebonden cultuurhistorische waarden. Het is een karakteristiek landschap, met een sterk onderscheidende ruimtelijke identiteit. Derhalve is het landschap van Staphorst aangewezen als Belvedèregebied. In de Nota Belvedère is het rijksbeleid neergelegd over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Centrale doelstelling van de nota is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte in ons land. In het kader van de Nota Belvedère zijn de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland op kaart gezet. Staphorst is één van deze gebieden.
Om de ruimtelijke karakteristiek van Staphorst te kunnen duiden is in "Staphorst een eigen wereld" uitgegaan van verschillende schaalniveaus: het schaalniveau van het landschap (direct grenzend aan het lint); het schaalniveau van de Streek en het schaalniveau van de afzonderlijke boerderijen met hun bijhorende tuin- en erfinrichting. De samenhang van deze schaalniveaus bepaalt het karakteristieke beeld van Staphorst.
Het landschap
Karakteristiek voor het Staphorster landschap zijn de elzensingels. In het verleden is de Streek omgeven door deze kleinschalige wereld. In de huidige situatie zijn delen van het landschap veel opener van karakter. Met de ruilverkaveling / landinrichting zijn veel singels opgeruimd, om zo tot grotere percelen te komen. Ten noorden van Staphorst is het singellandschap nog zichtbaar, maar vooral in het gebied tussen de Streek en de snelweg zijn de perceelsrandbeplantingen en de smalle verkaveling beeldbepalend.
De Streek
De Streek is het twaalf kilometer lange lint tussen Lichtmis en Halfweg. Het lint heeft een min of recht verloop ter plaatse van Staphorst. Het Rouvener tracé (tussen Dekkersweg en Lichtmis) kent een meer slingerend verloop. Er is sprake van een grote ruimtelijke continuïteit langs het lint. De Streek kent grotendeels een dichte bebouwingsstructuur van monumentale boerderijen die een sterke architectonische verwantschap hebben.
Opvallend is de verdraaiing van de perceelsrichting ten opzichte van de weg: in Staphorst staat deze vrijwel haaks op de weg terwijl verder naar het zuiden, in Rouveen, de verkavelingsrichting onder een scherpe hoek staat met de weg. Ook de boerderijen staan hier niet haaks op de weg maar volgen de richting van de percelen.
Het karakteristieke patroon van achter elkaar geplaatste boerderijen, waarbij de richting ten opzichte van de weg vaak een hoek vertoont, is het beeldmerk van Staphorst. Het is het resultaat van een langdurig proces van vererving, opsplitsing en nieuwbouw van boerderijen. Deze bijzondere bebouwingsstructuur moet gewaarborgd blijven.
De boerderij & erf
70% van de boerderijen in de Streek is aangeduid als monument. In totaal staan er 294 rijksmonumenten en 313 gemeentemonumenten in het lint. De typisch Staphorster boerderij is een langgerekt bouwwerk waarbij woonhuis, deel, stal en hooiopslag in elkaars verlengde liggen. De boerderijen dateren uit de 19e en 20e eeuw. Naast de (vaak monumentale) boerderijen zijn ook de bijgebouwen beeldbepalend voor het Staphorster lint. Van oudsher gaat het hierbij om eenvoudige, vaak houten bouwwerken.
Het groene karakter van het lint wordt voor een belangrijk deel gedragen door de erfbeplantingen. De maat en de vorm van de erven variëren langs het lint. Waar boerderijen op relatief grote afstand van de weg staan is sprake van een groene en besloten wereld met grote, soms monumentale bomen.
Het landschap
Het landschap en de Streek zijn nauw met elkaar verbonden. Op het schaalniveau van het landschap spelen de volgende zaken:
Afbeelding 3.5: Perspectief voor het landschap (Bron: Gemeente Staphorst)
De Streek
De bijzondere bebouwingsstructuur in 'De Streek' moet gewaarborgd blijven. Dit betekent echter niet dat er geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen zou zijn. Binnen de Streek wordt, in beperkte mate, ruimte gezien voor het ontwikkelen van nieuwe woningen. Daarmee is niet iedere 'open' locatie automatisch een 'bouwlocatie'. De nieuwbouw dient zich echter nadrukkelijk te voegen binnen het bestaande ensemble.
Afbeelding 3.6: Perspectief voor de Streek (Bron: Gemeente Staphorst)
De boerderij & het erf
Ten aanzien van de boerderijen spelen de volgende aspecten:
De boerderijen zijn over het algemeen goed beschermd. Voor bijgebouwen geldt dat ze qua omvang en materialisering ondergeschikt zijn aan de boerderij: de hoofdmassa op het erf. Niet alleen de boerderijen zelf maar ook de manier waarop de tuinen en erven zijn ingericht draagt bij aan het karakteristieke beeld van Staphorst.
Afbeelding 3.7: Perspectief voor de boerderij en het erf (Bron: Gemeente Staphorst)
Het beschermde gezicht geeft veel aandacht aan het lint; de Streek, en dan met name aan de boerderijen als bijzondere elementen. Het beschermde gezicht heeft minder aandacht voor het landschap. Landschap en lint zijn in Staphorst echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het lint vormt in feite de 'versteende' structuur van het landschap. De relatie tussen lint en landschap is onderbelicht. Juist de versmelting van die twee vormt een wezenlijke karakteristiek van Staphorst. De elzensingels; het doorlopen van de singelbeplanting tot in het lint; de structuur van dwarswegen haaks op het lint; de doorzichten naar het achterland; de ontsluiting van het landschap en de sporen uit het verleden vormen essentiële aspecten van Staphorst.
In afbeelding 3.5. wordt weergegeven op welke wijze de erfinrichting, in relatie tot de ‘versteende’ structuur in de Streek dient plaats te vinden.
Afbeelding 3.8: Erfinrichting in de Streek (Bron: Gemeente Staphorst)
Ten behoeve van het bovenstaande is de beoogde ontwikkeling landschappelijk ingepast middels het Landschappelijk Ontwikkelplan (Bijlage 1). De nieuwe woonerven zullen op een verantwoorde wijze worden vormgegeven waarbij rekening wordt gehouden met de historische context van het bebouwingslint en de overgang van het erf naar het landschap. Op deze manier vindt er een versterking plaats voor het beschermd dorpsgezicht. Daarbij wordt er een aanzienlijk geïnvesteerd in natuur met het uit gebruik nemen van agrarische grond en de aanplant van nieuwe landschapselementen. In het ontwikkelplan wordt op uitgebreid toegelicht op welke wijze het plan aansluit bij de landschappelijke kenmerken van de omgeving. Het initiatief sluit hiermee aan bij de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in het beleidsdocument "Staphorst een eigen wereld".
Het beleidsdocument "Staphorst een eigen wereld" vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Een deel van het buitengebied is dan ook opgenomen in de landschappelijke canon van Nederland. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. De gemeente wil ruimte bieden aan de ontwikkelingen in het buitengebied en wil werken aan behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten.
Op het hoogste schaalniveau is de herkenbaarheid van de twee grote eenheden van het dekzandgebied en het laagveengebied, en de duidelijke overgang daartussen, waardevol. De basis van de landschappelijke kwaliteit van Staphorst is de samenhang binnen de verschillende deelgebieden en de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen. De landschapstypen hebben elk hun eigen kenmerken, kwaliteiten, structuren en waarden. Deze zijn duidelijk bepaald door de ondergrond, de bodem/ het water en de ontginningsgeschiedenis. Daarnaast heeft het buitengebied van Staphorst veel specifieke kwaliteiten zoals karakteristieke (historische) landschapsstructuren, cultuurhistorische objecten, natuurwaarden, landschapsbelevingswaarden en oriëntatiepunten. Al deze kwaliteiten maken onderdeel uit van de identiteit van Staphorst.
Het plangebied ligt in het Houtsingellandschap De Streek. Voor het houtsingelgebied wordt gestreefd naar behoud, herstel en versterking vanwege de hoge en bijzondere landschappelijke kwaliteiten en omdat het gebied in belangrijke mate bepalend is voor de identiteit van Staphorst en Rouveen. De bouwstenen zijn elzensingels, sloten, graslang, wegen met laanbeplanting en erven met erfbeplanting. Daarbij wordt aandacht besteed aan het accentueren van de karakteristieke knikken in de verkaveling.
Afbeelding 3.9: Kenmerken Houtsingellandschap De Streek (Bron: Gemeente Staphorst)
In het kader van de beoogde ontwikkeling en het onderhavige bestemmingsplan is een Landschappelijk Ontwikkelplan opgesteld (Bijlage 1). Op basis van een beleidsanalyse zijn uitgangspunten verzameld voor de landschappelijke inpassing van het plan:
Onderhavig plan is in overeenstemming met het landschapsplan Staphorst. De landschappelijke inpassing van onderhavig initiatief is geborgd in de planregels van dit bestemmingsplan middels een voorwaardelijke verplichting.
Het Landschapsplan Staphorst vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In de 'woonvisie Staphorst 2020-2024' van de gemeente Staphorst wordt gestreefd naar betaalbare koopwoningen en voldoende huurwoningen voor starters in alle kernen. Er wordt geconcludeerd dat voor Staphorst de Streek de behoefte aan nieuwe woningen groter is dan er aan harde plancapaciteit beschikbaar is. Daarom is er ruimte voor het toevoegen van plannen aan het woningbouwprogramma.
In het voorjaar van 2021 zijn er nieuwe regionale afspraken vastgelegd in Woonagenda West-Overijssel 2021-2025. Deze is vastgesteld op 16 maart 2021. Deze regionale afspraken vroegen om een actualisatie van de woonvisie. Daarom is in december 2021 de woonvisie cijfermatig herijkt, zodat deze aansluit op de meest recente ontwikkelingen op de (lokale) woningmarkt en de regionale afspraken.
De cijfermatige herijking is gebaseerd op de in december 2021 geactualiseerde onderzoeksresultaten van Atrivé ten behoeve van de woonvisie Staphorst 2020-2024. Uit de geactualiseerde onderzoeksresultaten blijkt dat de verwachting is dat het aantal huishoudens in de gemeente Staphorst de komende jaren blijft groeien. In de periode 2021-2030 gaat het naar verwachting om een toename met 410 huishoudens en in de periode 2030-2040 om 250 huishoudens.
De cijfermatige herijking geeft aan dat de gemeente Staphorst tot 2040 plannen nodig heeft voor 660 woningen. In feite is er nog een grotere planvoorraad nodig om in de woningbehoefte te kunnen voorzien, omdat er rekening gehouden moet worden met planuitval (circa 30%). Ook kunnen door allerlei omstandigheden plannen vertragen. Extra plannen zijn daarom nodig om hierop adaptief in te kunnen spelen en tot de werkelijke realisatiekracht te komen. De gemeente spant zich in dit kader in om, al dan niet samen met partijen, in de beoogde periode de benodigde woningen (2021-2030 410 woningen en in de periode 2030-2040 nog eens 250 woningen) te realiseren.
Uit de cijfermatige herijking van de Woonvisie blijkt een woningbouwplantekort. Binnen de gemeente Staphorst is er nog een woningbouwplantekort van totaal 190 woningen in de periode 2021-2030. In Rouveen is er een woningbouwplantekort van 30 woningen voor de periode 2021-2030. Dit betekent dat er nu nog ruimte is voor extra woningbouwplannen, dit is schematisch weergeven in onderstaande figuur 3.10.
Afbeelding 3.10: Kwantitatieve woningbehoefte gemeente Staphorst
Op basis van hetgeen beschreven in de woonvisie kan het volgende worden geconstateerd:
Daarnaast dient beoordeeld te worden of er ook behoefte is aan de beoogde woningtypologie en prijssegmentatie. Onderstaande afbeelding 3.11 toont welke behoefte bestaat aan de verschillende woningtypen en prijssegmenten.
Afbeelding 3.11: Woningbehoefte naar typologie en prijsklasse
Op basis van het bovenstaande wordt geconstateerd dat vooral behoefte is aan koopwoningen tot € 450.000,-. Het plan voorziet in de realisatie van de volgende woningen:
Voor de aan te bouwen twee nieuwe boerderijwoningen wordt nader beoordeeld of deze verhuurd of verkocht worden. De drie nieuw te realiseren drie-onder-een-kapwoningen zullen naar verwachting worden gebouwd in de prijssegmentatie tot € 450.000,-. De vrijstaande woning zal door de initiatiefnemer zelf bewoond gaan worden. Het plan voorziet hiermee in een belangrijke invulling van de planbehoefte zoals die is opgenomen in de woonvisie.
Geconcludeerd wordt dat de in dit plan mogelijk gemaakte woningbouwontwikkeling past binnen de woonvisie, er is geen sprake van een belemmering voor de vaststelling van het plan.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandnota van de gemeente Staphorst dient als vervanging van de voorgaande welstandsnota, die als te knellend werd ervaren. Daarvoor in de plaats is er een globaler welstandbeleid op basis van een welstandskaart. De atlas is een analyse en verhaal in kaartbeelden van de gemeente. De welstandsnota is meer dan voorheen gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.
De Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota bieden samen een ruimtelijk kader, waar een welstandscommissie of stadsbouwmeester maar ook stedenbouwkundige(n), architecten en andere adviseurs zich op kunnen baseren. Op deze manier fungeert de atlas als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijk toetsinstrument.
Bij nieuwe ontwikkelingen vormen een goed ruimtelijk beleid en hierop afgestemde bestemmingsplannen de basis voor het welstandsbeleid, omdat hierin de bebouwingsvlakken, bouwenveloppen en/of bouwvolumes worden vastgelegd.
Dit regime blijft voornamelijk beperkt tot de meest karakteristieke delen van de bebouwde kommen. Onder het bijzonder regime vallen de bebouwingslinten van Staphorst en Rouveen. Deze omvatten de oudste delen van beide dorpen waar zich ook de vele rijks- en gemeentelijke monumenten bevinden. Cultuurhistorie is een belangrijke reden om voor een bijzonder regime te kiezen. Vanwege het bijzondere karakter hebben daarom ook het oorspronkelijke kerkdorp IJhorst en het historische buurtschap Hamingen een bijzonder regime gekregen.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal het plan worden getoetst aan de welstandsnota. Bij de ontwerpen van de woningen wordt rekening gehouden met de Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota. De ontwerpen zullen aansluiten bij het bebouwingskenmerk van De Streek en worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Er zijn geen indicaties dat de omgevingsvergunning niet zou kunnen voldoen aan de welstandsnota.
De Ruimtelijke atlas en Welstandsnota vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het initiatief is passend binnen het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen niet strijdig is met het vastgestelde beleid.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffect-rapportage in aanraking komen:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). In het geval dat een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Voor onderhavig initiatief is activiteit D11.2 uit onderdeel D van de Bijlage van het Besluit m.e.r. van toepassing: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
Hieronder wordt beschreven of de onder 1 tot en met 3 genoemde drempelwaarden al dan niet worden overschreden.
Ad 1: De oppervlakte van het initiatief bedraagt aanzienlijk minder dan 100 hectare. Aldus geldt dat de drempelwaarde niet wordt overschreven.
Ad 2: Het initiatief heeft geen betrekking op het bouwen van 2.000 of meer woningen. Deze drempelwaarde wordt niet overschreden en is dus niet relevant.
Ad 3: Het initiatief voorziet niet in de realisatie van 200.000 m2 of meer aan bedrijfsvloeroppervlakte.
Nu de drempelwaarde(n) niet worden overschreden geldt dat sprake is van een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit m.e.r. per 7 juli 2017 is er procedureel geen verschil meer tussen een vormvrije-m.e.r.-beoordeling en een (gewone) m.e.r.-beoordeling. In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect:
Kenmerken van het project
Deze bestemmingsplanherziening voorziet in de herbestemming van 'Agrarisch met waarden' naar 'Wonen' en 'Natuur'. De agrarische bedrijfsvoering(mogelijkheden) worden wegbestemd. Hiervoor in de plaats worden zeven woningen mogelijk gemaakt waarvan zes nieuwe woningen worden toegevoegd. De ontwikkeling vindt volledig plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Naar aard en omvang past het project bij de locatie.
Plaats van het project
De locatie is gelegen in de bebouwde kom van Rouveen. In de bestaande situatie is reeds sprake van een stedelijk gebruik van het perceel. Het beoogde gebruik voor wonen is minder belastend voor de omgeving. In de omgeving van het plangebied zijn geen beschermde (natuur)gebieden aanwezig.
Kenmerken van het potentiële effect
Op basis van de in dit hoofdstuk behandelde milieu- en omgevingsaspecten kan worden geconstateerd dat het plan geen nadelige invloed zal hebben op bestaande waarden. Ook worden geen cultuurhistorische en/of archeologische waarden aangetast. Bestaande bedrijven in de omgeving worden niet in uitbreidingsmogelijkheden beperkt. Tot slot zijn de bodem- en grondwaterkwaliteit geschikt voor het beoogde gebruik.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
Voor het plan zijn de volgende positieve effecten in het kader van duurzaamheid te noemen:
Bij de ontwikkelingsopgave is ook rekening gehouden met het aspect klimaatadaptatie. Dit is gewaarborgd in de waterhuishoudkundige afhandeling zoals benoemd in paragraaf 4.9, in combinatie met de groene inpassing zoals weergegeven in Bijlage 1 Landschappelijk ontwikkelplan.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bovendien dient op basis van het bouwbesluit altijd een bodemonderzoek uitgevoerd te worden indien een woning wordt gerealiseerd. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
In het kader van de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) en verkennend asbest in grondonderzoek (NEN 5707) uitgevoerd door De Klinker Milieu Adviesbureau. De rapportage behorende bij het onderzoek is bijgevoegd bij voorliggende toelichting als Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek, navolgend worden de bevindingen van het onderzoek beschreven.
De bodem op de onderzoekslocatie bestaat overwegend uit matig fijn, zwak tot matig siltig zand. Van nature is de bodem plaatselijk zwak roesthoudend. Het grondwaterniveau bevindt zich ten tijde van het onderzoek op circa 1,15 m-mv.
Druppelzone agrarische opstal
Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:
Gehele terrein
Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:
Geconstateerd wordt dat het terrein op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het voorgenomen gebruik.
Hergebruik grond buiten de locatie
Wanneer in de toekomst (bijvoorbeeld bij bebouwing) grond vrijkomt, dan kan deze grond op het terrein worden verwerkt. Als dat niet kan, gelden voor de afvoer en de toepassing de regels uit Besluit Bodemkwaliteit en de nota Bodembeheer IJsselland.
De bodemgesteldheid ter plaatse van het plangebied vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Wegverkeerslawaai
In de Wet Geluidshinder is bepaald dat iedere weg een geluidszone heeft. Een zone is in feite een akoestisch aandachtsgebied. De breedte van de zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Het binnen- en buitenstedelijke gebied is als volgt gedefinieerd:
De volgende wegen zijn echter vrijgesteld aan een zone:
De vraag of een perceel al dan niet binnen de bebouwde kom ligt is van feitelijke aard. Niet de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft, is bepalend, maar de aard van de omgeving.
De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg. Aan het uiteinde van een weg loopt de zone door over een afstand gelijk aan de zonebreedte, met de breedte die zij had aan het einde van de weg. Bij verschillende zonebreedten van één weg, loopt het breedste zonnedeel door over een derde van de grootste zone-afstand en sluit dan met een loodlijn aan op de kleinere zone. Het akoestisch onderzoek richt zich op te verwachten geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone.
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB. In bepaalde gevallen mogen hogere waarden worden toegepast. De maximale toegestane waarde bedraagt 63 dB in stedelijk en 53 dB in buitenstedelijk gebied. Bij vervangende bouw liggen deze maxima 5 dB hoger.
Vanwege de verwachting dat het wegverkeer op middellange termijn stiller wordt (betere uitlaat/stillere motoren), wordt op grond van artikel 110g van de Wet Geluidhinder een aftrek op rekenresultaten toegestaan alvorens te toetsen aan de wettelijke waarden. Deze aftrek bedraagt 5 dB voor wegen waarop met een snelheid van minder dan 70 km/uur wordt gereden. Voor wegen waar de representatieve snelheid voor lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt, bedraagt de aftrek op basis van artikel 110g Wgh (art 3.4 lid 1):
Spoorweglawaai
Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Industrielawaai
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting op de gevels van een woning ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB. Onder bepaalde voorwaarden kan er door het college van B & W een ontheffing worden verleend tot een hogere grenswaarde. Voorwaarde hiervoor is dat de optredende geluidsbelasting lager dient te zijn dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting (53 dB buitenstedelijk en 63 dB binnenstedelijk) en de situatie moet passen binnen het gemeentelijk geluidsbeleid ten aanzien van vaststelling van hogere grenswaarden.
De gemeente Staphorst heeft middels de nota 'Geluidsbeleid in het kader van de Wet geluidshinder' beleid opgesteld rondom hogere geluidswaardes. Zo zijn hogere geluidswaardes vastgesteld voor vervangende nieuwbouw (waaronder ook het splitsen van een woning valt). Afwijken kan enkel als de maatregelen overwegende bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard met zich meebrengen. Daarnaast dient er aan ten minste één van de negen opgestelde ontheffingscriteria te worden voldaan.
Industrielawaai en spoorweglawaai vormen geen probleem op deze locatie.
In het kader van de beoogde ontwikkeling is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd door Akoestisch Buro Tideman. De rapportage behorende bij het onderzoek is bijgevoegd bij voorliggende toelichting als Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, navolgend worden de bevindingen van het onderzoek beschreven.
De geluidbelasting op de voorgevel van de woonboerderij bedraagt 63 dB op de begane grond en 64 dB op de verdieping. De woonboerderij heeft reeds een woonfunctie.
De geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen bedraagt maximaal 48 dB na aftrek van 5 dB op grond van art. 110g van de Wet geluidhinder.
De geluidemissie van de Rijksweg wordt afgeschermd door aanwezig bebouwing en zijn op grotere afstand van de Oude Rijksweg gelegen waardoor de geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De Europese Unie wil dat de lucht overal schoon genoeg is om de gezondheid van de mensen zo goed mogelijk te beschermen. Daarom heeft de Europese Unie normen gesteld voor de concentraties van vervuilende stoffen in de lucht. Luchtverontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen. Denk bijvoorbeeld aan het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn in Nederland uitgewerkt in de volgende wet- en regelgeving:
In de Wet milieubeheer (Wm) is hoofdstuk 5 (titel 5.2) de landelijke wetgeving voor luchtkwaliteit weergegeven. In bijlage 2 van deze titel zijn de grenswaarden aangegeven waaraan moet worden voldaan voor wat betreft de luchtkwaliteit. In artikel 5.16 is de toets voor de luchtkwaliteit weergegeven. In dat artikel is bepaald dat ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling het volgende moet worden getoetst in het kader van luchtkwaliteit:
De regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften voor het meten en berekenen van de concentratie, en depositie, van luchtverontreinigende stoffen. De regeling legt onder andere de standaardrekenmethoden vast waarmee de gevolgen van ruimtelijke plannen voor de luchtkwaliteit worden berekend. Veel regels uit de Rbl volgen uit de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit uit 2008.
Toetsing aan de grenswaarden is niet op alle plekken nodig. De twee criteria zijn:
Ook als een project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeft geen toets plaats te vinden aan de grenswaarden luchtkwaliteit.
De toets aan het besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) heeft betrekking op projecten of activiteiten waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is. Leidt een project tot een toename voor NO2 en PM10 die lager is dan de NIBM-grens, dan is het toetsen van het project aan de grenswaarden luchtkwaliteit niet nodig en kan het project zonder verdere maatregelen doorgaan. Wel moet het project nog voldoen aan het Besluit gevoelige bestemmingen en er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. De uitvoeringsregels voor NIBM staan in de algemene maatregel van bestuur (AMVB) 'Niet in betekenende mate bijdragen' en de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen'. In bijlage 5 van de Regeling NIBM zijn vier gebieden opgenomen waar de Regeling NIBM niet op van toepassing is omdat daar structureel een hoge waarde heerst. Dit zijn delen van de gemeenten Asten, Nederweert, Deurne en Barneveld.
Volgens het Besluit NIBM is sprake van een NIBM-project als het project of de activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Of een project een NIBM-project betreft, kan op twee manieren worden bepaald. Het project kan getoetst worden aan de categorieën van gevallen die zijn vastgesteld, of er kan een berekening plaatsvinden:
In de regeling NIBM zijn de volgende getalsmatige categorieën van gevallen vastgesteld, om te bepalen of sprake is van een NIBM-project:
Woningbouwlocaties; 3% criterium ligt bij:
De berekening of de activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof en stikstofdioxide kan ook worden uitgevoerd als een project de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM overschrijdt. Het is dan mogelijk om alsnog via berekeningen aannemelijk te maken dat de 3% grens niet wordt overschreden. Soms kan een kwalitatieve beschrijving voldoende zijn.
Het 'Besluit gevoelige bestemmingen' is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de vestiging van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. In het besluit zijn onderzoekszones ingesteld waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is. De zone wordt gemeten vanaf de rand van de weg. Om rijkswegen ligt een onderzoekszone van 300 meter aan beide zijden van de weg en bij provinciale wegen binnen 50 meter aan beide zijden van de weg. Het totaal aantal mensen dat behoort bij een gevoelige bestemming mag niet toenemen als de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Bij uitbreiding van bestaande gevoelige bestemmingen mag het totale aantal blootgestelden eenmalig maximaal 10% toenemen. Is de dreigende normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszones.
Uit een analyse van het planvoornemen volgt dat voldaan kan worden aan fijnstofnormeringen. De beoogde woningen liggen in een rustige omgeving, omringd door veelal andere woonbestemmingen. In de directe nabijheid zijn geen intensieve veehouderijen gelegen welke met een fijnstofemissie van invloed zijn op de planlocatie. In de directere nabijheid liggen wel enkele kleinschalige agrarische bedrijven, welke ook nadrukkelijk als kleinschalig zijn bestemd. Voor zover op die betreffende percelen inderdaad nog agrarische activiteiten worden uitgevoerd zijn dit niet-intensieve activiteiten en hoeft enkel getoetst te worden aan de afstandsnormering zoals opgenomen in artikel 3.119 e.v. van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aan deze afstandsnormering wordt (ruim) voldaan.
Ook in het kader van de omgekeerde werking, waarbij beoordeeld moet worden of een bestemmingsplanherziening belemmerend kan zijn voor omliggende agrariërs, levert het plan geen belemmering op, daar rondom de nabijgelegen agrarisch bestemde percelen al andere woningen zijn gelegen.
Niet van toepassing.
Voorliggend plan ligt niet in een uitzonderingsgebied zoals opgenomen in bijlage 5 van de Regeling NIBM, waardoor het plan getoetst kan worden aan de regeling NIBM.
Met voorliggend plan wordt ten opzichte van de huidige situatie zes nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal ligt ver onder het criterium voor woningbouw. Gesteld kan worden dat bij voorliggend plan sprake is van een NIBM-project. Verdere toets aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit hoeft niet plaats te vinden.
Onderhavig plan heeft betrekking op reguliere woningen. Dit zijn geen gevoelige bestemmingen zoals benoemd in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Onderstaande tabel toont de luchtkwaliteitswaarden in 2021 ter plaatse van het plangebied.
Stof | Waarde |
NO2 concentratie (microgram/m3) | 9.40 |
Fijnstof concentratie (microgram PM10/m3) | 13.79 |
Fijnstof concentratie (microgram PM2,5/m3) | 7.33 |
De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied vormt geen belemmering voor het beoogde gebruik voor wonen.
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane (berekende) geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, buiten een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 2 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 8 odour units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Op 1 juli 2016 is de Verordening Geurhinder en Veehouderij van de gemeente Staphorst in werking getreden. Deze verordening is van toepassing voor 'De Streek' en de overige woonkernen binnen een bebouwde kom. In artikel 6 van deze geurverordening is in afwijking van de Wet geurhinder en veehouderij een andere maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in de bebouwde kom bepaald. In de verordening is dit als volgt verwoordt: 'In afwijking van artikel 6, lid 1 onder c van de Wet bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in het gebied als benoemd in artikel 3 van deze verordening binnen de bebouwde kom 3 ouE/m3 (voorgrondbelasting). De achtergrondbelasting bedraagt maximaal 4 ouE/m3'.
In artikel 4 en 5 van de geurverordening zijn de vaste afstandcirkels binnen de bebouwde kom teruggebracht van 100 naar 50 meter en buiten de bebouwde kom van 50 naar 25 meter.
Uit een analyse van het planvoornemen volgt dat voldaan kan worden aan geurnormeringen. De woningen liggen in een rustige omgeving, omringd door veelal andere woonbestemmingen. In de directe nabijheid zijn geen intensieve veehouderijen gelegen welke met een geuremissie van invloed zijn op de planlocatie. In de directere nabijheid liggen wel enkele kleinschalige agrarische bedrijven, welke ook nadrukkelijk als kleinschalig zijn bestemd. Voor zover op die betreffende percelen inderdaad nog agrarische activiteiten worden uitgevoerd zijn dit niet-intensieve activiteiten en hoeft enkel getoetst te worden aan de afstandsnormering zoals opgenomen in artikel 3.119 e.v. van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aan deze afstandsnormering wordt (ruim) voldaan.
Ook in het kader van de omgekeerde werking, waarbij beoordeeld moet worden of een bestemmingsplanwijziging belemmerend kan zijn voor omliggende agrariërs, levert het plan geen belemmering op, daar rondom de nabijgelegen agrarisch bestemde percelen al andere woningen zijn gelegen.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Type omgeving
Aangezien het plangebied is gelegen in een bebouwingslint met een verwevenheid van verschillende functies (kleinschalige bedrijvigheid, woningen en enkele sociaal-maatschappelijke functies) en tevens is gelegen aan de doorgaande weg, is sprake van een zogenaamd gemengd gebied. Hierdoor kunnen de richtafstanden met één stap worden verkleind, mits dit niet de afstand voor ‘gevaar’ betreft.
Milieuhinder gevoelige functie of milieubelastende activiteit
De te realiseren woningen betreffen een 'milieuhinder gevoelige functie'. Met dit bestemmingsplan worden geen milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. In deze toets wordt ten behoeve van de nieuwe woningen getoetst of deze als 'milieuhinder gevoelige functie' een belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van omliggende milieubelastende activiteiten en of ter plaatse van de beoogde woning sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
Omliggende functies met milieuzoneringen
In het kader van de planologische procedure dient beoordeeld te worden of de omliggende bedrijven, waaronder veehouderijen en een autobedrijf, niet belemmerd worden door ruimtelijke ontwikkeling en er dient tevens onderzocht te worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van de woningen. Als gevolg hiervan is door Craeft Advies een beoordeling van het woon- en leefklimaat uiteengezet in Bijlage 5 Beoordeling woon- en leefklimaat.
In de nabijheid van het plangebied ligt een aantal bedrijven, te weten:
Vrijwel alle MKB-bedrijven liggen op een ruim voldoende afstand, zodat aan de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering voldaan kan worden en nader onderzoek in beginsel niet nodig is. Voor het naastgelegen autobedrijf geldt dit in beginsel niet. Toch dient de ontwikkeling niet als extra belemmering te worden gezien, daar op grond van artikel 4.1 sub a onder 2 van de vigerende planregels reeds gevoelige functies zijn toegestaan. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe ontwikkeling is wel gegeven omdat het aanpalende bestemmingsvlak er sprake is van een consoliderende bestemmingsregeling, het huidige gebruik niet ten nadele gewijzigd kan worden door een intensievere functie, gelet op de aanwezige waarde van beschermd dorpsgezicht en in de bestemming geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan. De facto staat het aanwezige bedrijf daarmee gelijk aan een parkeerplaats, hetgeen niet belemmerd werkt of leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Vrijwel alle agrarische bedrijven liggen op een ruim voldoende afstand, zodat aan de vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij dan wel het Activiteitenbesluit milieubeheer voldaan kan worden en nader onderzoek in beginsel niet nodig is. Voor bedrijven met dieren met een geuremissiefactor geldt dat voor twee dichtstbij gelegen bedrijven een voorgrondbelasting is opgesteld. Hieruit volgt dat het bedrijf aan de Oude Rijksweg 350 maatgevend is. Er is sprake van een overschrijding van de geurnormering voor de voorgrondbelasting op de noordelijk gelegen woningen. Deze overschrijding brengt met zich mee dat er echter nog steeds sprake is van een ‘goed woon- en leefklimaat’ voor deze woningen, de overige woningen voldoen wel aan de norm en kennen dienovereenkomstig ook een goed woon- en leefklimaat. De veehouder wordt niet extra belemmerd ten opzichte van reeds aanwezige belemmeringen, zoals bestaande, dichterbij gelegen woningen en planologische belemmeringen. Op basis van jurisprudentie is het op basis van bovenstaande uitgangspunten niet noodzakelijk de geurbelasting op de rand van het bouwvlak te beoordelen. Er is sprake van een achtergrondbelasting welke eveneens leidt tot een goed woon- en leefklimaat. Op basis van jurisprudentie kan de gemeenteraad instemmen met een goed woon- en leefklimaat voor de noordelijk gelegen woningen, nu de veehouder niet extra beperkt wordt, er geen sprake is van hogere achtergrondbelasting en het ruimtelijk belang groot is. De beoogde ontwikkelingen passen binnen de kaders van relevante fijnstofnormeringen. Door de combinatie van factoren en een feitelijke milieukundige verbetering bestaan er geen noemenswaardige risico’s voor de volksgezondheid.
Ter plaatse van het plangebied zal sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en bestaande bedrijven worden niet in de gebruiksmogelijkheden beperkt.
Vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige externe risico's die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe zijn de risico's gekwantificeerd door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een oriënterende waarde die de personendichtheid binnen een invloedsgebied relateert aan een bepaalde maat voor risicoaanvaarding.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde.
In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen waarop in de omgeving gesitueerde risicovolle inrichtingen zijn weergeven. Het plangebied is aangeduid middels blauwe indicator.
Afbeelding 4.2: Uitsnede risicokaart (Bron: https://www.atlasleefomgeving.nl/kaarten)
Op basis van de risicokaart kan worden geconstateerd, dat het plangebied:
Het bovenstaande toont dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Nationaal Waterplan (NWP) 2022-2027 geldt als een Nationaal Waterplan én een Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (Bprw), conform de Waterwet. De Waterwet en het onderliggende Waterbesluit beschrijven de kaders voor het waterbeleid en -beheer. Ook zijn hierin een aantal verplichte elementen van het NWP en eisen voor het totstandkomingsproces opgenomen.
De wateropgaven waar Nederland op dit moment voor staat, de uitdagingen richting de toekomst en de noodzaak van een integrale aanpak vormen de basis voor 3 hoofdambities van dit NWP:
De 3 hoofdambities voor het waterbeleid worden in het NWP uitgewerkt voor verschillende thema’s – klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwaterverdeling en droogte, waterkwaliteit, grondwater, scheepvaart – en voor de bijbehorende beheer- en uitvoeringstaken van Rijkswaterstaat.
Onder de Omgevingswet is het NWP een verplicht programma waarin het nationale waterbeleid is opgenomen en waarin ook het beheerplan voor de rijkswateren wordt geïntegreerd. Daarnaast worden de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het actieplan van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) als verplicht programma aangewezen. Dit NWP is in de geest van de nieuwe Omgevingswet opgesteld. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, valt het NWP, op grond van het overgangsrecht bij de Omgevingswet, formeel van rechtswege uiteen in de verschillende hiervoor genoemde verplichte programma’s.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Het plan is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerprogramma 2022-2027. Het bevat de uitwerking van de ambities in de watervisie ‘Meer dan water’. Het waterbeheerprogramma bestaat uit drie delen:
De missie van het Waterschap is het zorgen voor veilig wonen met water, voor voldoende en schoon water voor boeren en bedrijven in de stad en de natuur. Samen met de partners wordt dit gedaan op een sobere en doelmatige wijze, zodat de mensen in het gebied gezond en veilig kunnen leven, wonen en werken.
In het waterbeheerprogramma zijn doelen en maatregelen opgenomen over duurzaamheid, energie, innovatie, uitwisseling van kennis en de wijze waarop het waterschap haar taken uitvoert.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is de digitale watertoets uitgevoerd, het bijbehorende resultaat is bijgevoegd bij voorliggende toelichting als Bijlage 8 Digitale watertoets. Op basis van de watertoets is de 'normale procedure' van toepassing, deze is aangevraagd bij het waterschap. Hiermee is het waterschap tevens over het plan geïnformeerd.
De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Daarbij neemt de verharding ter plaatse van het plangebied af met circa 1.200 m2 en wordt geïnvesteerd in landschaps- en natuurwaarden. Dit komt de lokale waterhuishouding ten goede.
Vanuit het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 4 januari 2023 een uitgangspuntendocument opgesteld. Dit document is te vinden als Bijlage 9 Uitgangspuntennotitie Waterschap bij de toelichting van voorliggend bestemmingsplan.
In de uitgangspuntennotitie worden de volgende thema’s behandeld:
Waterveiligheid
Beschermen van inwoners tegen overstromingen van binnendijkse gebieden. Waarborgen van het veiligheidsniveau van dijken en beperken van gevolgen overstromingen door een waterrobuuste inrichting.
Overstromingsrisicoparagraaf
Volgens artikel 2.14.4 van de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel moet bij ontwikkelingen in overstroombaar gebied een overstromingsrisicoparagraaf in de toelichting bij een bestemmingsplan worden opgenomen.
Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijk (binnendijkse gebieden) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan.
Volgens de viewer van de provincie Overijssel ligt het plangebied in overstroombaar gebied (zie afbeelding 4.4.).
Afbeelding 4.4: Uitsnede kaart 'Overstroombaar gebied'
Risico-inventarisatie
Op de risicokaart komt het volgende kaartbeeld naar voren bij overstromingen met een kleine kans (1/1000 tot 1/10.000 jaar). Dit zijn de overstromingen vanuit het primaire systeem waar de dijken een strenge norm hebben. Voor de betreffende locatie wordt een maximale waterdiepte van circa 0,9 meter gevonden (zie afbeelding 4.5). De risicokaart geeft geen tijd tot overstroming aan.
Afbeelding 4.5: Uitsnede overstromingsdieptekaart
Doorwerking in het plan
In geval van overstroming zijn er geen belemmeringen om de beoogde ontwikkelingen op de locatie toe te staan. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta en de Veiligheidsregio zijn op de hoogte gesteld van de ontwikkeling. Het bestemmingsplan maakt slechts de realisatie van 6 nieuwe woningen mogelijk. Gezien de kleine kans van overstroming en het feit dat het bestemmingsplan geen verblijfsfunctie voor kwetsbare groepen mogelijk maakt, is het niet nodig om maatregelen te nemen.
Wateroverlast
Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft water voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. De ontwikkelaar houdt rekening met de randvoorwaarden die zowel het waterschap als de gemeente stelt aan het voorkomen van wateroverlast. Er wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die gemeenten stellen aan:
Compensatie nieuwbouw plannen
Onderstaande tabel toont aan dat het plan leidt tot een waterbergingsopgave van 80 mm.
Doorwerking in het plan
Als gevolg van het onderhavige initiatief neemt het oppervlakte verharding ter plaatse van het plangebied af met circa 1.200 m2. Hierdoor zal de hoeveelheid hemelwater die versneld afstroomt (op het riool) afnemen. Er zal meer hemelwater in de bodem infiltreren. Als gevolg van het plan verbetert derhalve de waterhuishoudkundige situatie.
Het waterschap heeft bij beoordeling verzocht, ondanks de aanzienlijke afname van verharding en verbetering van de waterhuishoudkundige situatie, aan te geven hoe het plan voorziet in een klimaatbestendige en waterhuishoudkundige inrichting. Door de afname van verhard oppervlak en de realisatie van (natte) natuur bestaat er de facto geen reden voor aanvullende maatregelen. Desalniettemin zal in de uitvoering bij de aanleg van de nieuwe steeg ter plaatse van bermen en parkeerplaatsen mogelijk worden gewerkt met halfverharding, waardoor de afwatering van het nieuw te realiseren verhard oppervlakte eveneens is gewaardborgd. Bij de definitieve berekening van de totaalverharding in de nieuwe situatie bestaat tevens de mogelijkheid te verkennen of toepassing van infiltratiekratten onder parkeerplaatsen van meerwaarde is.
Er kan worden voldaan aan de waterbergingsopgave wegens de natte landnatuur op het achterliggende perceel, dat in staat is om de hoeveelheid water ter plaatse te laten infiltreren in de bodem.
Riolering
De gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. Hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd. In het plangebied is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater ten opzichte van de huidige situatie. Door de reconstructie van het gebied wordt een nieuw vuilwaterrioleringsstelsel aangelegd dat gebundeld op één of meerdere locaties via een put op het openbare terrein en loost op het bestaande (gemengde) rioolsysteem van de gemeente Staphorst.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
De versnippering van de erfgoedwetgeving, met eigen definities, procedures en beschermingsmaatregelen, en de behoefte aan duidelijkheid waren de aanleiding om één integrale Erfgoedwet op te stellen voor het beheer en behoud van ons cultureel erfgoed. Met de Erfgoedwet, op 1 juli 2016 in werking getreden, worden zes wetten en regelingen gebundeld tot één wet die de bescherming van het cultureel erfgoed in Nederland regelt. Deze wet is niet gericht op de bescherming van vermoedelijke archeologische waarden, maar wel op de bescherming van monumenten, vindplaatsen en de vondsten. Uiteindelijk worden onderdelen die de fysieke leefomgeving betreffen (zoals onder andere archeologische waarden), ondergebracht in de Omgevingswet. Vanaf het moment van invoering van de Erfgoedwet tot het moment van invoering van de Omgevingswet zijn deze onderdelen ondergebracht in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.
In de gemeentelijke erfgoedverordening is de aanwijzing en instandhouding van gemeentelijke monumenten en archeologische terreinen geregeld. In deze verordening is geregeld dat het verboden is om gemeentelijke monumenten te beschadigen of te vernielen. Tevens wordt voor de instandhouding van archeologische terreinen verwezen naar het archeologiebeleid van de gemeente Staphorst.
Cultuurhistorische structuren
Het plan bevindt zich in een gebied dat is aangewezen als beschermd dorpsgebied. Ontwikkelingen die het aanzicht en de te behouden waarden in dit dorpsgebied schaden zijn niet toegestaan. In het onderhavige plan worden deze structuren niet aangetast. De te ontwikkelen woningen zullen aansluiten op de karakteristieke perceleringen en zijtakken c.q. stegen van de Oude Rijksweg. Aan de karakteristieke panden in de omgeving vinden geen veranderingen plaats. In paragraaf 2.2 en Bijlage 1 is toegelicht hoe het plan op verantwoorde wijze wordt ingepast.
Karakteristieke panden en monumenten
Ter beoordeling van de mogelijke aanwezigheid van gemeentelijke- of rijksmonumenten zijn de gemeentelijke monumentenlijst van de gemeente Staphorst en het Rijksmonumentenregister geraadpleegd. De bestaande boerderij Oude Rijksweg 257 betreft een Rijksmonument (monumentnummer 34381).
Deze boerderij wordt getransformeerd waarbij 3 woningen worden gerealiseerd, in zoverre dat het voorhuis een monumentale status heeft en volledig wordt gerestaureerd. Voor de bestaande woning (thans planologisch een bedrijfswoning) is dit geen belemmering, zolang aan de regels voor verbouwen en onderhouden van monumenten worden nageleefd. Het achterste, aangebouwde gedeelte aan de boerderij is niet historisch van aard, te jong voor een rijksmonumentaal karakter en niet als zodanig opgenomen in het aanwijzingsbesluit. Hier zullen woningen in worden gerealiseerd.
Hierover zal vooroverleg plaatsvinden met de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, het "Steunpunt Cultureel Erfgoed Overijssel" en "Het Oversticht". Dit traject staat verder los van de partiële bestemmingsplanprocedure, daar geen externe werking ontstaat uit de aanwijzing als monument.
Geconstateerd wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor het plan.
Het voornemen is getoetst aan de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De situering van het plangebied is globaal weergeven ten opzichte van de archeologische beleidskaart.
Afbeelding 4.6: Plangebied ten opzichte van de archeologische beleidskaart
Volgens de archeologische verwachtingskaart kent het overgrote gedeelte van het plangebied een lage verwachting. Vanwege de lage archeologische verwachtingswaarde is er geen dubbelbestemming toebedeeld in het vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van deze gronden geldt dat archeologisch onderzoek pas noodzakelijk is bij ingrepen die de bodem dieper dan 40 cm en over een oppervlakte groter dan 1,5 ha roeren. Voor een deel van deze gronden geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6', deze bestemming wordt conform het vigerende bestemmingsplan in de planregels opgenomen.
Voor een smalle strook grond binnen de planbegrenzing geldt een 'hoge verwachting voor middeleeuwen en nieuwe tijd bij cultuurhistorisch element of in dorpskern'. Ter plaatse geldt dat bij ingrepen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte van minimaal 100 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor deze gronden geldt in het vigerende bestemmingsplan reeds de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op voorhand kan niet met zekerheid worden bepaald of de drempelwaarde zal worden overschreden als gevolg van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling. Ten behoeve van de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden is de vigerende archeologische dubbelbestemming overgenomen in de planregels. Hiermee vormt het aspect archeologie geen belemmering voor dit plan.
Geconstateerd wordt dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het plan.
Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de uitvoering van voorliggend plan.
Wet natuurbescherming
De natuurwetgeving voor Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Binnen de wet zijn de beschermingsregimes voor Natura 2000-gebieden, soortbescherming en houtopstanden opgenomen als afzonderlijke hoofdstukken, waardoor de wet via duidelijke en eenvoudige regels voorziet in een heldere implementatie van de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen. Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken.
Natura 2000
De wetgeving met betrekking tot Natura 2000-gebieden is vastgelegd in Hoofdstuk 2 van de Wet Natuurbescherming. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die op Europees niveau worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vanuit deze richtlijnen worden specifieke diersoorten en hun habitat beschermd om de biodiversiteit te behouden, te herstellen of uit te breiden. Het ondernemen van projecten, plannen of activiteiten in het gebied en in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Indien het niet mogelijk is om negatieve effecten op voorhand uit te sluiten, is er sprake van een vergunningsplicht en moet een habitattoets uitgevoerd worden. In een habitattoets worden de projecten, plannen of activiteiten getoetst op hun invloed op de instandhoudingsdoelstellingen en of (onder bepaalde voorwaarden) toestemming voor de uitvoering kan worden verleend.
Soortbescherming
De Wet natuurbescherming kent naast het beschermingsregime voor Natura 2000-gebieden drie beschermingscategorieën onder het hoofdstuk 'soortbescherming':
De Soortbescherming is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op soorten genoemd onder deze drie beschermingscategorieën.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Naast de Wet natuurbescherming bestaat in Nederland het Natuur Netwerk Nederland (NNN), waarvoor de provincies beleid maken. Het NNN is ruimtelijk in de Provinciale Structuurvisie vastgelegd. Het vormt een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen deze gebieden.
Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De planologische verankering van het NNN vindt plaats in (gemeentelijke) bestemmingsplannen. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen een bestemmingsplan wijziging moet worden doorgevoerd dient altijd een 'Nee, tenzij'- toets te worden uitgevoerd. Hierin wordt beoordeeld of er als gevolg van de voorgenomen maatregelen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het netwerk optreden.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een gewijzigd juridisch-planologisch regime waarmee de realisatie van zes nieuwe woningen met bijkomende voorzieningen mogelijk wordt. Als gevolg van deze voorgenomen activiteiten kan overtreding van de Wet natuurbescherming op voorhand niet uitgesloten worden. Middels een Quickscan flora en fauna (Bijlage 6 Quickscan flora en fauna) heeft Lycens B.V. de potentiële wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld gebracht.
Het plangebied is op 29 september 2023 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op houtopstanden en beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000, het Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Nationaal landschap, Weidevogelgebied, Ganzenrustgebied en natte landnatuur.
Gebiedsbescherming
Het onderzoeksgebied behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingszone, natte landnatuur, Ganzenrustgebied, Weidevogelgebied of Natura 2000-gebied. De bescherming van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone kent geen externe werking. Daarnaast hebben voorgenomen activiteiten een lokale invloedsfeer en is de afstand met het onderzoeksgebied dusdanig groot dat de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de natte landnatuur, Weidevogelgebied en Ganzenrustgebied hebben. De geplande werkzaamheden hebben geen negatief effect op de waarden en kenmerken van Nationaal landschap Veluwe. Voorgenomen activiteiten leiden niet tot consequenties ten aanzien van provinciaal beleid.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd door Craeft Advies B.V., dit onderzoek is bijgevoegd bij het bestemmingsplan als Bijlage 7 Stikstofonderzoek. Uit dit onderzoek blijkt dat als gevolg van onderhavig plan gedurende de realisatie- en gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities op de omliggende Natura 2000-gebieden hoger dan 0,00 mol/ha/j. Daarmee vormt het aspect stikstof in relatie tot Natura 2000-gebied geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan en de vergunningverlening.
Soortenbescherming
De inrichting en het gevoerde beheer maken het onderzoeksgebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied van verschillende beschermde diersoorten. Beschermde diersoorten benutten het onderzoeksgebied als foerageergebied en mogelijk bezet een beschermd grondgebonden zoogdier er een vaste rust- en/of voortplantingsplaats, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels. Vleermuizen en beschermde ongewervelden bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het onderzoeksgebied en amfibieën bezetten er geen voortplantingsplaats.
Van de in het onderzoeksgebied nestelende vogelsoorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Werkzaamheden die kunnen leiden tot het verstoren/vernielen van bezette vogelnesten dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. De meest geschikte periode om de voorgenomen activiteiten uit te voeren is september-februari. Voorgenomen werkzaamheden mogen juridisch beschouwd wel plaatsvinden tijdens het broedseizoen van vogels mits geen bezette vogelnesten beschadigd/vernield worden. Indien de voorgenomen activiteiten uitgevoerd worden tijdens de voortplantingsperiode, dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te sluiten.
Mogelijk komen algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën voor binnen het onderzoeksgebied. Deze soorten staan op de provinciale vrijstellingslijst voor ruimtelijke ingrepen of worden niet negatief aangetast door de geplande werkzaamheden. Er hoeft dan ook geen ontheffing voor de uitvoering van voorgenomen activiteiten te worden aangevraagd. Aanbevolen wordt om buiten de kwetsbare periode (augustus-oktober) van de soorten aan het werk te gaan en één richting op te werken zodat de dieren de mogelijkheid hebben om te vluchten.
In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het onderzoeksgebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt de functie van het onderzoeksgebied als foerageergebied tijdelijk aangetast. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Houtopstanden
Het rooien van bomen valt niet onder de geplande werkzaamheden. Toetsing aan de gemeentelijke bomenverordening is derhalve niet aan de orde. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties in het kader van houtopstanden.
Het plan voldoet aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming. Geconcludeerd wordt dat het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de verkeersgeneratie die ontstaat. In dit geval wordt voor wat betreft de verkeersgeneratie aangesloten bij publicatie 'Toekomstbestendig parkeren (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' opgesteld. Deze kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte.
Qua functie, verstedelijkheidsgraad, stedelijke zone en verkeersgeneratie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bestaande situatie
In het plangebied is een vrijstaande agrarische bedrijfswoning gesitueerd. Voor deze woning geldt een theoretische verkeersgeneratie van 8,2 voertuigbewegingen per etmaal. Tevens is in het plangebied, planologisch, een agrarisch bedrijf gevestigd. De uitoefening van een agrarisch bedrijf genereert verkeer, deze theoretische verkeersgeneratie dient meegenomen te worden in de beoordeling. Er is geen categorie voor agrarische bedrijven opgenomen in de CROW publicatie. De meest vergelijkbare categorie is 'Bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf'. Hiervoor geldt een (theoretische) verkeersgeneratie van 10 voertuigbewegingen per 100 m2 bvo, dit is inclusief zwaar verkeer. De bestaande loods is circa 500 m2 groot. Omdat de CROW categorie niet geheel aansluit wordt uitgegaan van de helft van bovengenoemde verkeersgeneratie, dit resulteert in 25 voertuigbewegingen per etmaal voor het agrarische bedrijf. De totale theoretische verkeergeneratie in de bestaande situatie is daarmee 33,2 voertuigbewegingen per etmaal.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zijn in het plangebied 7 reguliere woningen aanwezig, het agrarische bedrijf wordt wegbestemd. Onderstaande tabel toont de gehanteerde categorie per woning en de toekomstige verkeersgeneratie.
Woningtype | Categorie | Kental | Aantal | Voertuigbewegingen per etmaal |
Gerenoveerde boerderijwoning met aanzienlijke grootte | Koop, huis, vrijstaand | 8,2 | 1 | 8,2 |
Aangebouwde boerderijwoningen | Koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,8 | 2 | 15,6 |
Drie-onder-een kapwoningen | Koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,8 | 3 | 23,4 |
Vrijstaande woning | Koop, huis, vrijstaand | 8,2 | 1 | 8,2 |
7 | 55,4 |
Op basis van het bovenstaande neemt de verkeersgeneratie door in het plangebied mogelijk gemaakte functies toe van 33,2 naar 55,4 voertuigbewegingen per etmaal, dit is een toename van 22,2 bewegingen per etmaal. Deze beperkte toename aan verkeersbewegingen kunnen de omliggende wegen eenvoudig opvangen. Het verkeersafwikkelende vermogen wordt niet (onevenredig) aangetast en het plan heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling.
Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de in dit plan besloten ontwikkeling.
Om te bepalen of het plan geen negatieve effecten heeft op de lokale parkeersituatie, wordt in deze paragraaf het effect van het plan op de parkeersituatie beoordeeld. De gemeente Staphorst beschikt over parkeerbeleid met de 'Nota parkeerkengetallen gemeente Staphorst' (vastgesteld 27 november 2018). Voorliggend bestemmingsplan wordt aan deze nota getoetst. In de basis dient de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied te worden opgelost.
Qua functie, verstedelijkheidsgraad, stedelijke zone en verkeersgeneratie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
In de toekomstige situatie zijn in het plangebied 7 reguliere woningen aanwezig, het agrarische bedrijf wordt wegbestemd. Onderstaande tabel toont de gehanteerde categorie per woning en de toekomstige verkeersgeneratie.
Woningtype | Categorie | Kental | Aantal | Parkeerbehoefte |
Gerenoveerde boerderijwoning met aanzienlijke grootte | Koop, vrijstaand | 2,35 | 1 | 2,35 |
Aangebouwde boerderijwoningen | Koop, 2-onder-1-kap | 2,3 | 2 | 4,6 |
Drie-onder-een kapwoningen | Koop, 2-onder-1-kap | 2,3 | 3 | 6,9 |
Vrijstaande woning | Koop, huis, vrijstaand | 2,35 | 1 | 2,35 |
7 | 16,2 |
In het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijk ontwikkelplan zijn 15 parkeerplaatsen ingetekend, waarvan acht parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor gezamenlijk gebruik. Op het woonerf is voldoende ruimte beschikbaar om te voorzien in de overige parkeerbehoefte van 1,2 parkeerplaats. Geconstateerd wordt dat het plan voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Het plan leidt niet tot parkeerdruk in de openbare ruimte. Het plan voldoet aan de 'Nota parkeerkengetallen gemeente Staphorst'.
Het aspect parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de in dit plan besloten ontwikkeling.
De in- en uitritten worden gesitueerd zoals aangegeven in Bijlage 1 Landschappelijk ontwikkelplan. De toekomstige bewoners zullen gezamenlijk gebruik maken van de in- en uitritten in de toekomstige situatie.
Het plan veroorzaakt geen noemenswaardige lichtuitstraling naar het buitengebied. Er wordt buiten de bebouwing hooguit gebruikelijke tuin- en /of perceelsverlichting toegepast.
Met onderhavig plan wordt de realisatie van gevoelige functies mogelijk gemaakt, namelijk reguliere woningen. Ter plaatse van het plangebied geldt dat er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening'. Potentieel belastende milieueffecten van de directe omgeving op de te bouwen woningen is uitgesloten op basis van de in dit hoofdstuk behandelde milieu- en omgevingsaspecten. Hiermee wordt volkomen dat de in het plangebied wonenden in de toekomst gezondheidsrisico's ervaren.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect gezondheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Nadat het onderhavige bestemmingsplan onherroeppelijk is worden omgevingsvergunningen aangevraagd voor het bouwen van de nieuwbouwwoningen. Voor de renovatie en verbouw van het rijksmonument Oude Rijksweg 257 is een monumentenvergunning benodigd.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro. Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van zes nieuwe woningen mogelijk. Dit plan maakt daarmee een bouwplan mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
De gemeente heeft met de initiatiefnemer een overeenkomst (een anterieure overeenkomst) gesloten over grondexploitatie op basis van een exploitatieopzet. Hierin zijn afspraken gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is niet nodig.
Zienswijze procedure
De procedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 3.7 en 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van ... tot en met ... voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen.
Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Sinds 2021 heeft de buurt al kennisgenomen van de bouwplannen. Tot op heden is er niet afwijzend op de ontwikkeling gereageerd. Er is 12 december 2023 een inloopavond georganiseerd voor geïnteresseerden en aangrenzende buren. Daarvan is per brief een uitnodiging verzonden. Hierbij is ook de mogelijkheid om te reageren op het plan. Daarbij is het binnen de bestemmingsplanprocedure mogelijk om het plan gedurende de terinzage periode in te zien en eventueel zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borgingsvereisten opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke wijzigingsplannen.
Bij de vergunningsaanvraag voor de verbouw van de monumentale woonboerderij zal vooroverleg plaatsvinden met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over de voorgenomen ingrepen.
Geoordeeld wordt dat voorliggend plan niet voorziet in ontwikkelingen waarmee nationale belangen zijn gemoeid, er wordt daarom afgezien van een vooroverleg met het Rijk.
De provincie Overijssel beschikt over een uitzonderingslijst vooroverleg. Voor bepaalde plannen is geen vooroverleg nodig, vanwege de kleinschaligheid. In deze lijst is het volgende opgenomen:
"Plannen/projectbesluiten voor woningbouw met minder dan 7 woningen met bijbehorende voorzieningen als wegen en groen in lijn met de provincie gemaakte woonafspraken".
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van 6 nieuwe woningen mogelijk, derhalve wordt geoordeeld dat met voorliggend plan geen provinciale belangen worden geschaad (zie ook 3.2). Er wordt daarom afgezien van vooroverleg met de Provincie Overijssel.
De provincie heeft aangegeven dat het plan past binnen het ruimtelijke beleid.
In het kader van de ruimtelijke procedure is de digitale watertoets uitgevoerd en de normale procedure aangevraagd. Daarnaast heeft het waterschap in het kader van het vooroverleg gereageerd op het plan. Naar aanleiding van deze reactie is de waterparagraaf zoals vervat in 4.9.3 aangepast.
Aardgastransportleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen aardgastransportleidingen.
Hoogspanningsleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen hoogspanningsleidingen.
Rioolleidingen
De rioolleidingen leiden voor dit plan leidt dit niet tot enige belemmering.
Watertransportleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen watertransportleidingen.
Straalverbindingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen straalverbindingen.
Kabels en niet planologisch relevante leidingen
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt de wettelijk verplichte KLIC-melding uitgevoerd. Een dergelijke melding zorgt ervoor dat netwerkbeheerders van kabels en leidingen een melding krijgen van geplande werkzaamheden in de ondergrond. Aan de hand van de melding sturen netwerkbeheerders tekeningen naar de aanvrager. De tekeningen kunnen vervolgens gebruikt worden om na te gaan of er kabels en leidingen aanwezig zijn op de plaats waar gegraven gaat worden. Tijdens het bouwrijp maken van het plangebied worden eventuele bestaande kabels en leidingen verwijderd dan wel omgelegd.
Ten tijde van de (bouw)werkzaamheden is er mogelijk sprake van tijdelijke opslag van grond. Op het perceel is hier voldoende ruimte voor.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het plan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Ten aanzien van de plansystematiek voor de bestemmingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de plansystematiek van het vigerende bestemmingsplan 'De Streek, veegplan'. Hieronder volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende enkel en dubbelbestemmingen.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen.
Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van plannen. De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. Het juridisch bindend gedeelte van het plan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen.
De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
In dit artikel staat beschreven welk gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval strijdig zijn met het plan.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel heeft betrekking op de algemene aanduiding 'Vrijwaringszone – Laagvliegroute' die in het plangebied ligt. Binnen de vrijwaringszone mogen geen gebouwen of bouwwerken worden gebouwd hoger dan 40 meter.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het plan af te wijken.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel beschrijft de algemene wijzigingsregels. Deze regels maken het onder andere mogelijk om het plan te wijzigen en geringe wijzigingen aan te brengen voor wat betreft de situering en vergroting van het bouwvlak.
Artikel 15 Algemene procedure regels
In dit artikel worden de algemene procedure regels beschreven.
In de overige regels zijn voorschriften opgenomen om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of voldoende laad- en losruimte.
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Elzensingellandschap
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Elzensingellandschap' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Voor de bouwregels is zo veel mogelijk aangesloten bij de bouwregels voor 'Wonen - 1' van het bestemmingplan 'De Streel, Veegplan'. In de regels is een onderscheid gemaakt in bouwregels voor gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het maximum aantal hoofdgebouwen is vastgelegd middels de aanduiding 'aantal wooneenheden', in het plangebied zijn maximaal zeven woningen toegestaan. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, voor het plangebied zijn drie bouwvlakken opgenomen. De maximale goot- en bouwhoogtes van bouwwerken zijn vastgelegd in de planregels.
De dubbelbestemming 'Waarde - Steeg' is opgenomen in het kader van verkeers- en verblijfsdoeleinden ten behoeve van de ontsluiting van aanliggende erven. Om deze ontsluiting te borgen is het ter plaatse niet toegestaan te bouwen.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is overgenomen in het bestemmingsplan conform de vigerende planologische situatie ter bescherming van archeologische waarden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 6
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' is overgenomen in het bestemmingsplan conform de vigerende planologische situatie ter bescherming van archeologische waarden.
Artikel 9 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek).
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (De Streek), alsmede het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
Nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte van gebouwen, de oppervlakte van gebouwen, de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen en de plaats en (nok)richting van gebouwen op het bouwperceel.
Onder strijdig gebruik wordt, met uitzondering van de te nemen ruimtelijke maatregelen uit het Landschappelijk ontwikkelplan, begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen: