direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nagele - Schokkererf
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00592-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Nagele, Schokkeref' regelt het gebruik van de gronden en opstallen ter plaatse van de locatie 'Schokkererf'.

Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan 'Nagele' dat is vastgesteld op 7 oktober 2010.

Sinds de vaststelling van het genoemde bestemmingsplan 'Nagele' hebben zich in Nagele veranderingen voorgedaan die aanpassingen van het bestemmingsplan op onderdelen noodzakelijk heeft gemaakt.

Het dorp heeft te maken met een lichte daling van de bevolking. Het woningen- en voorzieningenaanbod sluit onvoldoende aan bij de vraag van de hedendaagse samenleving. Gebouwen stonden leeg en op sommige plekken in het centrum maakte het dorp een enigszins vervallen indruk. Een herschikking van functies en een aanpassing van de inrichting is op enkele plekken in het dorp nodig gebleken. Inmiddels is er een flinke kwaliteitsslag gemaakt.

Daarnaast is het dorp in 2012 in de 'Visie Erfgoed en Ruimte' van de Rijksoverheid aangewezen als pilot 'Nationaal Wederopbouwgebied'. Een toegenomen aandacht en waardering van het na-oorlogs erfgoed en de cultuur- en architectuurhistorische waarde van Nagele, vraagt eveneens om aanpassing van de stedenbouwkundige structuur bij de functiewijziging en herontwikkeling die zich nu voordoet.

Met het oog hierop zijn voor het kerngebied van Nagele (de locaties Noorderwinkels en Schokkererf) plannen ontwikkeld. In 2015 is daarom een partiële herziening van het bestemmingsplan Nagele in procedure gebracht om deze locaties (en enkele andere) te kunnen ontwikkelen. Gedurende de voorontwerpfase bleek echter dat er op dat moment nog onvoldoende duidelijkheid was over de economische uitvoerbaarheid van de locaties Schokkererf en Noorderwinkels. Deze zijn daarom uit het definitieve ontwerp van bestemmingsplan 'Nagele -partiële herziening 2015' geknipt. De overige plandelen zijn vervolgens wel als ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Echter om uiteenlopende redenen is begin 2016 besloten om die procedure ook niet meer voort te zetten.

Voor de locatie Noorderwinkels is in de tussentijd een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan 'Nagele, Noorderwinkels e.a. - partiële herziening' is op 14 november 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

De economische uitvoerbaarheid van de locatie 'Schokkererf' is inmiddels ook voldoende aangetoond. Het voorliggende plan wordt daarom in procedure gebracht.

Hoofdstuk 4 geeft een uitvoerige beschrijving van de achtergronden van de voorgestelde wijzigingen en licht de voorgenomen wijzigingen toe.

Een actueel plan 

Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindend kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor (in beginsel) de komende tien jaar en het dient vooral als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Daarom is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke mogelijkheden zijn.

Digitaal uitwisselbare en vergelijkbare ruimtelijke plannen 

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Dit betekent dat het verplicht is om een nieuw bestemmingsplan in digitale vorm vast te stellen. Ook moet van het plan een analoge versie op papier worden vastgesteld. De digitale aspecten omvatten het in digitale vorm vaststellen, beschikbaar stellen, kenbaar maken en verbeelden. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. Dit bestemmingsplan is digitaal opgezet conform de landelijk ontwikkelde standaard: het IMRO (InformatieModel Ruimtelijke Ordening). Zodoende is het mogelijk het plan digitaal uit te wisselen (met overheden) en digitaal te gaan raadplegen.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Nagele, Schokkererf' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (en tevens een analoge verbeelding op papier) NL.IMRO.0171.BP00592-VS01 met legenda;
  • regels.

Voor de analoge verbeelding is de GBKN-ondergrond van augustus 2018 gebruikt.

Met de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. De bijbehorende legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen en de regels. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van het plan zijn weergegeven. Tevens worden enige juridisch-technische aspecten belicht.

1.3 Situering van het plangebied

De locatie 'Schokkererf' omvat het midden van het oorspronkelijk geplande centrum van Nagele en wordt begrensd door de Nagelertocht aan de noordzijde, de Akkerstraat aan de westzijde, de Voorhof aan de zuidzijde en De Ring aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0001.png"

afbeelding 1: locatie

1.4 Planregeling

De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemmingen goed inzicht geven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De bij de bestemming horende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk 1 is een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van dit plan. In hoofdstuk 2 volgt een overzicht van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

In hoofdstuk 3 worden de verschillende omgevingsfactoren uiteengezet en de uitkomsten van verrichte onderzoeken. In hoofdstuk 4 wordt het plan beschreven. De juridisch technische aspecten van de (juridisch bindende) regels worden in hoofdstuk 5 toegelicht. Hoofdstuk 6 sluit af met gegevens over de voorbereiding van het plan en de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader en onderzoek

2.1 Algemeen

Omdat het hier gaat om een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Nagele', wordt in dit hoofdstuk volstaan met een toelichting op het beleid van het Rijk, de provincie als ook het gemeentelijk beleid dat gewijzigd is ten opzichte van het moederplan bestemmingsplan 'Nagele' én dat relevant is voor de inhoud van de voorgestelde aanpassingen.

In hoofdstuk 4 wordt als toelichting op de plannen ingegaan op de achtergronden van de aanpassingen waarvoor deze partiële herziening is opgesteld. Voor een uitgebreide toelichting op de historische ontwikkeling van Nagele, de ontstaansgeschiedenis, het ontwerp(proces), de architectuur en de functies wordt verwezen naar de toelichting van het 'moederplan' bestemmingsplan 'Nagele'.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR), vastgesteld op 13 maart 2012, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.

In de SVIR is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking, die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In totaal zijn dertien onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening en buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en een klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

Toepassing op het plan

Van de in het SVIR genoemde nationale belangen is nummer 10 van belang voor het plangebied. Het SVIR zet in op ruimte voor behoud van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Voor de periode 1940-1965 zijn 30 'wederopbouwgebieden' geselecteerd die gezamenlijk de maatschappelijke dynamiek van de Wederopbouw van ons land na de Tweede Wereldoorlog verbeelden.

Zowel de Noordoostpolder als 'landelijk gebied' als de kern Nagele als 'naoorlogse woonwijk' zijn als wederopbouwgebied aangemerkt. In de Visie Erfgoed en Ruimte (zie:2.2.3) worden de kernkwaliteiten van deze gebieden toegelicht. Het Rijk zet in op bestuurlijke afspraken met gemeenten over een ontwikkelingsgerichte bescherming in bestemmingsplannen van deze wederopbouwgebieden. Bij de totstandkoming van de plannen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden is overleg gevoerd met ondermeer de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

2.2.2 Besluit ruimtelijke ordening - ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is de ladder voor duurzame verstedelijking als extra motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ontwikkeling (Bro) opgenomen. De ladder voor duurzame ontwikkeling is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Door het volgen van de 'ladder' wordt getracht te komen tot een optimale benutting van de ruimte in het stedelijk gebied. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt.

De locatie 'Schokkererf' is een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Het betreft een herontwikkeling van een gebied dat nu is bestemd als 'Horeca' naar een centrumfunctie waarbinnen zowel detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke functies als horeca mogelijk is. Daarnaast worden achttien appartementen mogelijk gemaakt.

Toepassing op het plan (appartementen)

  • Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.

Het plan bevat 18 woningen en is daarmee aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

  • Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het om een functiewijziging gaat, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.

Het plan betreft een functieverandering in combinatie met een verplaatsing van de voetprint van de bebouwing en een verhoging van de toegestane bouwhoogte. Het plan is daarmee aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

  • Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de woningen die mogelijk worden gemaakt bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Voor wonen kan dit schaalniveau de gemeentegrens overstijgen. Verhuisbewegingen geven hiervoor een goede indicatie. De Ladder verplicht niet in alle gevallen tot regionale afstemming. Op basis van de aard en de omvang van het woningbouwplan moet bepaald worden of regionale afstemming nodig is. Bij kleinschalige ontwikkelingen die geen gemeentegrens overstijgend effect hebben, is bovengemeentelijke afstemming niet nodig.

Het plan voorziet met name in de lokale vraag. Het dorp heeft al lange tijd geen nieuwbouwmogelijkheden. Bovendien zijn er elders in het dorp nog geen appartementen aanwezig. De groep één-persoonshuishoudens en senioren wordt met de huidige woningvoorraad onvoldoende bediend. De potentiële kopers die zich reeds hebben aangediend zijn in hoofdzaak afkomstig uit Nagele zelf.

  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

De behoefte bij een woonplan wordt bepaald door de confrontatie van de lange termijn prognose van de vraag naar woningen, met het woningaanbod in de bestaande plancapaciteit om in die vraag te voorzien. Naast kwantitatieve aspecten, kunnen ook aspecten een rol spelen bij de beschrijving van de behoefte. Bij woningen kan daarbij vooral worden gedacht aan specifieke woontypen, wooncategorieën en woonmilieu's.

Voor het bepalen van deze vraag voor het onderdeel wonen verwijzen wij naar de 'Woonvisie Noordoostpolder 2.0'. Het dorp Nagele heeft geen uitbreidingslocaties. Voor woningbouw moet volgens de woonvisie gezocht worden naar ruimte voor inbreiding. Ook moet er gezocht worden naar een passend programma voor de centrumontwikkeling. Op grond van de woonvisie is er in de kleinere kernen (dus uitgezonderd Emmeloord) jaarlijks ruimte voor gemiddeld drie woningen. Het totale programma in het voorliggende bestemmingsplan betreft achttien woningen. In Nagele speelt ook de ontwikkeling van de locaties Noorderwinkels en Mierenhoop. Het bestemmingsplan voor deze locaties is reeds vastgesteld en hier is een programma van circa tweeëntwintig woningen voorzien. Op grond van de groeiruimte die de woonvisie biedt zouden deze twee plannen samen voor een periode van ongeveer dertien jaar voorzien in de lokale nieuwbouwbehoefte.

Hiernaast moet er ook rekening gehouden worden met het feit dat er sinds 2001 jaar geen bouwmogelijkheden meer zijn geweest in Nagele. Dit heeft een stuwend effect op de actuele behoefte aan nieuwbouwwoningen in het dorp.

Aangezien er verder geen ruimte is voor nieuwbouw in Nagele is hiermee de lokale behoefte aan nieuw te bouwen woningen voldoende aangetoond.

  • Ligt de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Als de woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied, dan wordt voldaan aan 'de ladder'.

De locatie 'Schokkererf' betreft een herontwikkellocatie binnen de bebouwde kom van Nagele. De behoefte aan nieuwe woningen wordt dus opgevangen binnen het bestaande stedelijke gebied. Hiermee is de locatiekeuze wat betreft de ladder van duurzame verstedelijking voldoende gemotiveerd.

Toepassing op het plan (centrumfuncties)

  • Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voorziet het winkelplan in de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2.

In het nieuwe plan zijn de uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan overgenomen. Er is een bouwvlak voor een centrumbestemming opgenomen van circa 1.385 m2. De begane grond kan voor maximaal 900 m2 bvo gebruikt kan worden voor detailhandel. Dit is geborgd in de overeenkomst die gesloten is met initiatiefnemers. Omdat er op de begane grond ook vier appartementen toegestaan worden zal het feitelijke oppervlakte voor centrumdoeleinden in de praktijk waarschijnlijk lager liggen (circa 485 m2 bvo). De begane grond wordt echter flexibel bestemd in die zin dat indien gewenst een groter oppervlakte gebruikt mag worden voor detailhandel en overige centrumfuncties. In deze toelichting gaan we dan ook van 900 m2 bvo uit.

  • Is de stedelijke ontwikkeling 'nieuw'?

De Laddertoets moet alleen worden uitgevoerd wanneer de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is.

De betreffende ontwikkeling is in het kader van de laddertoets aan te merken als 'nieuw'.

  • Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, dient de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de detailhandel die mogelijk wordt gemaakt te bevatten. De behoefte dient te worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de detailhandelsontwikkeling. Dit kan soms een wijk, soms een gemeente en soms een grotere regio zijn. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Bij detailhandel bieden koopstromen vaak goede handvatten voor de afbakening van het verzorgingsgebied.

De Ladder verplicht niet in alle gevallen tot regionale afstemming. Op basis van de aard en de omvang van het winkelplan moet bepaald worden of regionale afstemming nodig is. Bij kleinschalige ontwikkelingen die geen gemeentegrens overstijgend effect hebben, is bovengemeentelijke afstemming niet nodig.

De verwachte voorzieningen op de locatie Schokkererf richten zich op de lokale markt. Het betreft functies als kapperszaak, bakker, gezondheidscentrum of snackbar. Dit zijn functies die een verzorgingsgebied hebben op het schaalniveau van het dorp en het omliggende buitengebied. Regionale afstemming is niet nodig.

  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

Bij de beoordeling van de behoefte dient het bestaande aanbod betrokken te worden. Voor detailhandel betekent dit dat er moet worden gemotiveerd, dat rekening is gehouden met (de effecten op) winkelleegstand. Daarbij dient inzichtelijk te worden gemaakt dat het plan geen zodanige leegstand tot gevolg zal hebben, dat dit tot een onaanvaardbare situatie zal leiden uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

In het plangebied verschillende centrumfuncties mogelijk gemaakt. Deze vierkante meters worden overgeheveld van de voormalige centrumlocatie 'Noorderwinkels'. In het bestemmingsplan 'Nagele' had deze locatie de bestemming 'Centrumdoeleinden' en was er circa 1.900 m2 beschikbaar voor o.a. detailhandel, dienstverlening en horeca. Deze vierkante meters zijn wegbestemd middels het bestemmingsplan 'Noorderwinkels' (vastgesteld 14 november 2016). De achterliggende gedachte daarbij was dat een gedeelte van deze vierkante meters weer terug zouden komen in het voorliggende bestemmingsplan 'Schokkererf'. Dit is voorgelegd aan de provincie in het kader van het aantonen van de regionale behoefte aan centrumfuncties bij de ontwikkeling van de locatie 'Schokkererf'. In het bestuurlijk overleg van 14 juli 2016 is het volgende afgesproken;

Op de locatie 'Schokkererf' mag nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt worden. Dit onder de voorwaarde dat het aantal vierkante meters detailhandel niet meer bedraagt dan wat op de locatie 'Noorderwinkels' onder de bestemming 'Centrum' al was toegestaan op grond van de oude planologische regeling (bestemmingsplan 'Nagele').

Het plan geeft ruimte aan circa 1.385 m2 bvo. Dat is bijna 73% minder oppervlak dan eerder mogelijk was. De feitelijke invulling zal in verband met het realiseren van vier appartementen op de begane grond waarschijnlijk uitkomen op circa 485 m2. Dat komt neer op ongeveer 28% van het areaal dat voorheen beschikbaar was voor centrumfuncties. Daarmee wordt voldaan aan de afspraak tussen gemeente en provincie ten aanzien van het aantonen van de regionale behoefte.

  • Ligt de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Als de centrumontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied, dan wordt voldaan aan 'de ladder'.

De locatie 'Schokkererf' betreft een herontwikkellocatie binnen de bebouwde kom van Nagele. De behoefte aan nieuwe centrumfuncties wordt dus opgevangen binnen het bestaande stedelijke gebied. Hiermee is de locatiekeuze wat betreft de ladder van duurzame verstedelijking voldoende gemotiveerd.

2.2.3 Visie Erfgoed en Ruimte

In 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' (vastgesteld op 15 juni 2011) schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg wordt hiermee voortgezet. Voor de komende vijf jaren heeft het Rijk vijf prioritaire belangen benoemd:

  • werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  • eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  • herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  • levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie;
  • wederopbouw: tonen van een tijdperk

Toepassing op het plan

Voor de Noordoostpolder en daarmee voor het plangebied is het vijfde belang (wederopbouw) relevant. Met uitzondering van Schokland en Urk is de gehele polder aangewezen als wederopbouwgebied (zie: afbeelding 2). Nagele is opgenomen als een naoorlogse woonwijk. Doelstelling van het Rijk is dat de periode 1940-1965 in de toekomstige inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft op gebiedsniveau. Ondanks – of misschien ook dankzij - de massale en soms nietsontziende ontwikkelingen, zijn er in deze periode veel ideeënrijke, innovatieve en ongekende ontwerpen gerealiseerd, zowel bij stedelijk herstel en uitbreiding als bij de herinrichting van het landelijk gebied en de aanwinst van nieuw land. De bijzondere eigenschappen van deze gebieden verdienen meer publieke aandacht en de meest bijzondere gebieden een publieke bescherming. De Noordoostpolder is op grond van de volgende karakteristieken aangemerkt als nationaal erfgoed:

  • grootschalige droogmakerij met verspreide, rationeel geordende agrarische bebouwing en erven;
  • ring van dorpen rond de hoofdkern Emmeloord;
  • functioneel patroon van wegen en waterwegen met bijbehorende beplantingsprofielen.

Voor Nagele als naoorlogse woonwijk zijn in de visie fysieke kwaliteiten genoemd die de kenmerken beschrijven die het gebied van nationale betekenis maken. Deze beschrijvingen zijn indicatief en worden in overleg met de betrokken gemeenten nader geduid en uitgewerkt. Voor Nagele betreft het de volgende kwaliteiten:

  • structuur en bebouwing volgens de principes van het Nieuwe Bouwen;
  • groepering van geclusterde bebouwing met platte daken rondom een centrale open groene ruimte;
  • omsluiting van het dorp door opgaande beplanting.

Het voorliggende bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel om het dorp Nagele te revitaliseren. Bij het opstellen van de plannen is nadrukkelijk rekening gehouden met de specifieke kwaliteiten van Nagele als wederopbouwgebied. De structuur en stedenbouwkundige opzet van het nieuwe bouwen worden voortgezet en er wordt uitsluitend gewerkt met platte daken. Bij de totstandkoming van de plannen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden is intensief overleg gevoerd met ondermeer de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede kaartbeeld wederopbouwgebieden. Bron: Visie Erfgoed en Ruimte.

2.2.4 Wet Natuurbescherming

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur worden zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, dit overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. De grootste veranderingen treden op bij de soortenbescherming. Zo vervalt de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Daarnaast krijgt een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) juist een beschermde status. Provincies krijgen meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming vervalt de status van Beschermde Natuurmonumenten. De bescherming van Natura 2000-gebieden verandert niet.

Voor zo ver kan worden ingeschat gaat benutting van reeds bestaande mogelijkheden niet gepaard met effecten op beschermde natuurwaarden. Wet- en regelgeving voor bescherming van natuur verplichten vooraf te toetsen of activiteiten conflicteren met beschermde natuurwaarden. Deze natuurtoets is bedoeld om inzicht te verkrijgen in aanwezige natuurwaarden en mogelijke effecten van het plan of voorgenomen activiteiten

Toepassing op het plan 

In paragraaf 3.5 Ecologie wordt nader ingegaan op dit onderwerp.

2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving),
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).


Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken


De voorgenomen ontwikkeling sluit goed aan bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie FlevolandStraks. Het plan betreft het realiseren van detailhandel, dienstverlening en woningen op de begane grond en het realiseren van een aantal woningen op de eerste en tweede verdieping. Een plan dat als passend wordt gezien binnen het Uitvoeringslab Nagele, zoals verwoord in hoofdstuk 4. De voorgenomen ontwikkeling past binnen alle de genoemde kernopgaven van de Omgevingsvisie.

Vooralsnog is de beleidsmatige kant van de Omgevingsvisie FlevolandStraks in uitwerking. Daarom wordt wat betreft het beleid nog verwezen naar het omgevingsplan Flevoland 2006.

Omgevingsplan Flevoland 2006

Het beleidskader van de provincie Flevoland voor het totale omgevingsbeleid is omschreven in het Omgevingsplan Flevoland 2006. In dit plan is het integrale omgevingsbeleid voor de periode 2006-2015 neergelegd met een doorkijk naar 2030. Het belangrijkste doel hiervan is het creëren van een goede woon- en leefomgeving.

Voor de provincie zijn speerpuntgebieden opgesteld. Het plangebied ligt in het speerpuntgebied 'Noordelijk Flevoland'. Dit gebied is van oudsher primair op landbouw en visserij georiënteerd. Het gebied heeft nieuwe impulsen nodig om het gebied vitaal te houden en kansen te bieden voor een verdere economische ontwikkeling.

In het gebied werkt de provincie met de twee gemeenten Urk en Noordoostpolder en het waterschap Zuiderzeeland aan een gezamenlijke aanpak van omgevingsvraagstukken. Daarmee wordt gevolg gegeven aan de constatering dat in dit deel van de provincie extra impulsen nodig zijn. Het accent ligt op economie en waterhuishoudkundige opgaven. Oplossingen worden zoveel mogelijk gezocht in combinatie met perspectieven voor de landbouw, recreatie en toerisme, landschap, natuur, verstedelijking met ruimte voor wonen en werken. gebied'.

Verordening voor de fysieke leefomgeving

In de provinciale Verordening voor de fysieke leefomgeving vindt een juridische vertaling plaats van het beleid van provinciaal niveau. In de verordening is een aantal regels opgenomen met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Het betreft onder meer aspecten als: bijzondere gebieden, waterhuishouding, waterkeringen, bescherming landschap et cetera.

Stedelijk gebied

Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt tevens de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten.

De vitaliteit van steden en dorpen wordt mede bepaald door het voorzieningen- en werkgelegenheidsaanbod binnen de stedelijke hoofdstructuur waarin de steden en dorpen functioneren. Van belang is dat de Flevolandse steden en dorpen hierin een eigenstandige positie hebben. Dit betekent een compleet basisaanbod van voorzieningen in de hoofdkernen. Voor de overige kernen geldt dat het voorzieningenniveau en het aanbod van werkgelegenheid compleet moet zijn in samenhang met kernen in de nabijheid.

Toepassing op het plan en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied voorziet in het realiseren van achttien appartementen en centrumfuncties in het kerngebied van Nagele. Hiermee wordt voorzien in een meer gedifferentieerd woningaanbod. Het geven van ruimte aan kleinschalige centrumfuncties draagt bij aan een duurzaam voorzieningenaanbod. Dit draagt bij aan de leefbaarheid van kleine kernen als Nagele en wordt als passend gezien binnen het Uitvoeringslab Nagele (zie ook hoofdstuk 5). Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling in lijn is met de hiervoor beschreven ambities uit het Omgevingsplan Flevoland.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Noordoostpolder 2025

De 'Structuurvisie Noordoostpolder 2025' is op 9 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie, die de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten beschrijft. De visie heeft als doel de verschillende belangen, zoals het landschap, de kernen en de gemeenschap, zorgvuldig af te wegen en hieruit een integrale ontwikkelingsrichting te bepalen voor de periode tot 2025. De structuurvisie is vooral gericht op het behoud en de verbetering van de bestaande ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten en daarmee op het versterken van het landschap en de leefbaarheid in de gemeente Noordoostpolder.

De structuurvisie is een document voor de langere termijn. Daarom kent deze een zekere mate van globaliteit en abstractie. De visie vormt de basis voor het toekomstig gemeentelijk beleid. Ter uitwerking van de structuurvisie zijn gebiedsvisies, masterplannen, uitwerkingsplannen, bestemmingsplannen en beleidsplannen nodig om concrete (plan)ontwikkelingen in gang te zetten.

De structuurvisie richt zich hoofdzakelijk op het landelijk gebied, op de relatie tussen het landelijk gebied en de kernen en op de relatie tussen Emmeloord en de dorpen. Hier is vooral voor gekozen omdat voor Emmeloord en de dorpen al door de bewoners - met ondersteuning van de gemeente - wordt gewerkt aan dorpsvisies. Dit betekent dat de structuurvisie voor Emmeloord en de dorpen alleen op hoofdlijnen ingaat op de relevante thema's (wonen, werken, voorzieningen en infrastructuur).

Toepassing op het plan 

Het voorliggende bestemmingsplan kent geen strijdigheden met de uitgangspunten die in de structuurvisie omschreven zijn.

2.4.2 Dorpsvisie Nagele

Voor Nagele is in 2012 een dorpsvisie opgesteld. Het college van B en W heeft op 8 mei 2012 kennisgenomen van deze dorpsvisie en ingestemd met de uit deze visie voortvloeiende uitvoeringsactiviteiten. In de dorpsvisie wordt met betrekking tot het centrumgebied uitgegaan van de ontwikkeling van een integraal centrumplan:

  • renovatie van de Zuiderwinkels;
  • een nieuwe verdeling van voorzieningen;
  • herbestemming van de Voorhof;
  • woningen op de locatie Noorderwinkels, vooraf analyse behoefte binnen Nagele;
  • openbare ruimte opwaarderen.

Toepassing op het plan 

De in het voorliggende bestemmingsplan voorgestelde ingrepen geven uitvoering aan de uitgangspunten van de dorpsvisie Nagele. Meer specifiek betreft het hier de herbestemming van de locatie 'Voorhof' (nu bekend onder de naam 'Schokkererf'.

2.4.3 Projectplan 'Uitvoeringslab Nagele'

In 2012 is door de gemeente het projectplan 'Uitvoeringslab Nagele' 2013 -2015 opgesteld. Dit projectplan is opgesteld om een noodzakelijke revitalisering van Nagele integraal vorm en inhoud te geven.

Toepassing op het plan 

De aanpassingen waarvoor onderhavige partiële herziening is opgesteld vallen direct terug te voeren op de ambities, doelstellingen en resultaten die in dit projectplan zijn benoemd. Een verdere toelichting vindt u in hoofdstuk 3.

2.4.4 Welstand

Op 14 november 2016 heeft de gemeenteraad de 'Welstandsnota 2016 gemeente Noordoostpolder' vastgesteld. De Welstandsnota geeft richting aan het welstandstoezicht in de Noordoostpolder en voor de inwoners van de gemeente biedt het plan helderheid over de welstandsbeoordeling van hun bouwplannen.

In dat kader is bepaald dat een groot deel van het grondgebied van de gemeente welstandsvrij of welstandsluw is. In deze gebieden hoeven bouwplannen niet meer of slechts beperkt te worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Naast woonwijken die zijn gebouwd na de jaren 50 van de vorige eeuw geldt dit ook voor bedrijventerreinen, achterkantsituaties en het buitengebied. In de Welstandsnota is bepaald dat achterkanten van gebouwen in deze gebieden niet onder de welstand vallen.

Toepassing op het plan 

Nagele valt vanwege haar uitzonderlijke karakter, in tegenstelling tot de algemene lijn, wel in het geheel onder het welstandsregime. Hiertoe heeft de gemeenteraad van Noordoostpolder op 6 oktober 2015 'Beeldkwaliteitsplan Nagele' vastgesteld. Bij de vaststelling is bepaald dat het beeldkwaliteitsplan onderdeel is gaan uitmaken van de welstandsnota. Concrete initiatieven zullen hieraan getoetst worden.

2.4.5 Kwaliteitsteam Nagele en Beeldkwaliteitsplan Nagele

In het projectplan 'Uitvoeringslab Nagele' is binnen het thema 'wonen' de borging van de stedenbouwkundige kwaliteiten en beeldkwaliteitseisen van de woonhoven als impuls opgenomen. Om deze borging te waarborgen is het 'Kwaliteitsteam Nagele' in het leven geroepen. Ook het opstellen van een beeldkwaliteitsplan geeft uitvoering het uitvoeringslab.

Toepassing op het plan: 

Kwaliteitsteam Nagele 

Om de kwaliteit en samenhang van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte van (deel)projecten, in relatie tot de cultuur- en architectuurhistorische achtergrond van Nagele, zeker te stellen is een kwaliteitsteam (hierna: KW-team) ingesteld. Het KW-team Nagele is het 'geweten van Nagele' en moet ruimte geven aan individuele vrijheid en ruimte voor ontwikkeling binnen het collectieve belang om de identiteit en cultuur- en architectuurhistorische waarde van Nagele te behouden. Om dit te kunnen doen, werkt het kwaliteitsteam nauw samen met de Rijksdienst voor Cultureelerfgoed, 't Oversticht en de supervisor Nagele.

Het KW-team Nagele presenteert zich als kritische, meedenkende bondgenoot. Het KW-team Nagele stelt zich tot doel om door middel van advies samenhang en consistentie in plannen aan te brengen én om de voortgang te versnellen van planvorming met kwaliteit. Het KW-team Nagele voorziet plannen bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium van een schriftelijk advies. Ook tijdens het planproces is advies mogelijk, bijvoorbeeld om de keuze tussen alternatieven beter te kunnen onderbouwen.

Het KW-team Nagele heeft uitdrukkelijk niet de intentie om in de plaats te treden van de formele welstandsadvisering zoals die nu geregeld is. Die procedure en advisering blijft ongewijzigd. Het Kwaliteitsteam Nagele vervult vooral een sturende en adviserende rol; zij begeleidt de planvorming en geeft waar nodig advies. Het beelkwaliteitsteam heeft ingestemd met de voorlopige ontwerpen voor de locatie 'Schokkererf'.

Beeldkwaliteitsplan Nagele 

Het welstandsbeleid is door de loop der jaren verouderd geraakt. Het paste niet goed meer bij de hernieuwde kijk op Nagele. Het bleek onvoldoende flexibel en paste in sommige gevallen niet meer bij de opgedane kennis over Nagele uit het 'Onderzoekslab Nagele', 'Ontwerplab Nagele' en nu het 'Uitvoeringslab Nagele'. Om die reden is op 6 oktober 2015 'Beeldkwaliteitsplan Nagele' vastgesteld. De voorlopige ontwerpen voor de locatie 'Schokkererf' zijn getoetst aan het beeldkwaliteitsplan en passen binnen de gestelde kaders.

2.4.6 Archeologie

Op 4 oktober 2007 heeft de gemeenteraad van Noordoostpolder de 'Archeologische basis- en beleidsadvieskaart' inclusief bijbehorende rapportage vastgesteld als gemeentelijk toetsingskader. Op de archeologische beleidsadvieskaart is duidelijk aangegeven in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Ook wordt vermeld in welke mate er archeologische waarden verwacht worden of beschermd zijn.

Toepassing op het plan

In paragraaf 3.6 'Cultuurhistorie/archeologie' wordt ingegaan op de verwachtingswaarde voor het plangebied. In de planregels zal de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' opgenomen. Op deze wijze word de archeologie naar de toekomst toe goed beschermd. Voor de locaties Noorderwinkels, Schokkererf en Mierenhoop is verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, dit onderzoek wordt in paragraaf 3.6 besproken.

2.4.7 Woonvisie Noordoostpolder 2.0

De gemeenteraad heeft in februari 2013 in de 'Woonvisie Noordoostpolder 2.0; Vernieuwing van binnenuit' vastgesteld. Hierin verwoordt de gemeenteraad haar visie op wonen, hoe zij haar rol ziet en op welke wijze zij wil samenwerken met haar partners.

Voor wat betreft de herstructureringsopgave in het voorliggende plan is paragraaf 3.3 'Vernieuwen van binnenuit' van belang. Er komt een grote en complexe vernieuwingsopgave op de gemeente af:

  • Veel woningen en woongebieden zijn tegelijk gerealiseerd. Zij passeren in groten getale de leeftijdsgrens van 60 jaar. Daardoor vragen zij in grote aantallen tegelijk om technische en energetische vernieuwing. De oudere woonbuurten zijn stedenbouwkundig en soms ook architectonisch erfgoed en daarom moeten we ze bij vernieuwing extra zorgvuldig behandelen. Hier ligt een duidelijke relatie met het DNA van de dorpen en het DNA van Emmeloord;
  • Het 'gewoon goed wonen' blijft beslist mensen aanspreken, maar de vraag neemt af en het aanbod is nu al te groot. Dat geldt vooral voor de dorpen en in iets mindere mate voor de wijken van Emmeloord. Mensen vragen om meer variatie, ruimte en groen, of juist om 'rustig maar stedelijk' wonen.

Er zijn te weinig middelen beschikbaar om alle opgaven volledig aan te pakken; met oog op de bezuinigingen weegt de gemeente goed af hoe ze de schaarse middelen inzet. De gemeenteraad kiest daarom voor effectieve maatregelen voor de bestaande bebouwde omgeving waarop we invloed hebben. Daarbij werkt de gemeente samen met (professionele) partners zoals: corporatie, zorgpartijen, onderwijsorganisaties en bewonersvertegenwoordigers.

Niet elke wijk en dorp in Noordoostpolder vraagt om dezelfde aandacht. Voor Nagele is het tweede punt 'transformatie in dorpen' van belang. Hier wordt ingezet op een gemengd programma rondom en in de dorpskern.

Toepassing op het plan: 

Voor Nagele zijn in hoofdstuk 6 'Programma woningvoorraad' van de woonvisie geen uitbreidingslocaties aangewezen. Wel wordt gezocht naar ruimte voor inbreiding voor enkele kavels en wordt er gewerkt aan een passend programma voor de centrumontwikkeling.

Het voorliggende bestemmingsplan is tot stand gekomen op grond van een overlegtraject waar verschillende partners inclusief de bewoners van Nagele intensief bij betrokken zijn. Uitgangspunten hierbij zijn het behoud van het stedenbouwkundig erfgoed en het verbeteren van de kwaliteit van de woonomgeving. Het plan kan gezien worden als de ruimtelijk planologische uitwerking van dit proces en is daarmee in lijn met de woonvisie.

2.5 Waterbeleid

2.5.1 Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • Een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • Het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • Een goede toestand van het grondwater;
  • Een duurzaam gebruik van water;
  • Afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheersysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

2.5.2 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding;
  • Wet op de waterkering; Grondwaterwet;
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
  • Wet verontreiniging zeewater;
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904);
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte');
  • Waterstaatswet 1900;
  • Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming.

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

2.5.3 Nationaal Waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties binnen de bebouwde kom wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.

2.5.4 Het Nationaal Bestuursakkoord Water

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

2.5.5 Beleid Watercshap Zuiderzeeland

Op 8 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken in werking getreden. Deze wet maakt inmiddels onderdeel uit van de Waterwet. De al bestaande gemeentelijke zorgplicht voor het doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater is "verbreed". De gemeente heeft ook een zorgplicht voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater in welke situaties zij redelijkerwijs van de particulier niet kan verlangen om het hemelwater zelf te verwerken. Daarnaast heeft de gemeente de zorg om in het openbaar gebied maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken voor zover deze verantwoordelijkheid bij de gemeente gelegd kan worden.

In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

Toepassing op het plan 

Het plan past binnen de kaders van het Europese, het nationale en het waterschapsbeleid voor het aspect water.

2.6 Waterparagraaf

Het plan heeft als onderdeel van het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' al eens voorgelegen aan het waterschap. Gelezen de aard van het plan en op basis van de toelichting, de regels en de verbeelding van het destijds voorgelegde voorontwerpbestemmingsplan achtte het waterschap de korte procedure in het kader van de watertoets van toepassing.

De aard, de bestemming en de grootte van de plannen hebben een dusdanig geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen dat op basis van de volgende standaard waterparagraaf/uitgangspuntennotitie het waterschap een positief wateradvies geeft.

Nader overleg in het kader van de watertoets achtte het waterschap dan ook niet noodzakelijk.

2.6.1 Veiligheid

Primaire -en regionale waterkeringen op orde 

Het plan ligt niet buitendijks of in de keurzones van een waterkering. Het plan zal daarom niet van invloed zijn op de veiligheid van een waterkering.

2.6.2 Voldoende water

Wateroverlast 

Het waterschap streeft naar robuuste watersystemen. De plangebieden bevinden zich niet binnen een aandachtsgebied voor wateroverlast 2050. Binnen de plangebieden is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het plangebied ligt in het stedelijk gebied van Nagele. Met het ontwerpbestemmingsplan worden op de genoemde locaties ontwikkelingen (betreffende herstructurering en revitalisering) mogelijk gemaakt. Ten opzichte van de huidige situatie zullen de ontwikkelingen mogelijk slechts in geringe mate leiden tot een toename van het verhard oppervlak. Zodoende is er geen compensatie nodig om piekafvoeren van hemelwater op te vangen.

Goed functionerend watersysteem 

Het functioneren van het huidige watersysteem (doorstroming, afwatering, etc.) zal door de planuitvoering niet verslechteren. Het streefpeil zal als gevolg van de plannen niet veranderen.

Indien voor de plannen grondwerk benodigd is dient opbarsten of het (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket voorkomen te worden. Dit om de kans op instabiliteit van de bodem of ongewenste kwel of inzijging te voorkomen.

Hoewel het mogelijk is om binnen de gebieden met bestemming 'Groen' een watersysteem aan te leggen is dit op basis van de toelichting en de verbeelding van voorliggend voorontwerpbestemmingsplan vooralsnog niet het voornemen.

2.6.3 Schoon water

Goed omgaan met afvalwater

Voor de te (her)ontwikkelen terreinen wordt uitgegaan van het afkoppelen van schoon hemelwater en is de aanleg van een 'zuiverend' gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water. Oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is (wegen, parkeerplaatsen, etc.) worden bij voorkeur afgevoerd via een lokale zuivering bijvoorbeeld een (in)filtratievoorziening naar het oppervlaktewater. De afvoer van minder schone oppervlakken via het vuilwaterstelsel vindt plaats op basis van expert-judgement.

Onder schoon hemelwater wordt verstaan:

  • Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag;
  • Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
  • Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • Hemelwater van onverhard terrein;
  • Hemelwater van centrumgebieden (m.u.v. marktterreinen).

Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.

Toepassing op het plan 

Het omgevingsaspect water staat vaststelling van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Milieuaspecten

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:

  • bodem;
  • geluid (Wet geluidhinder);
  • hinder in de relatie bedrijven en gevoelige functies;
  • luchtkwaliteit;
  • ecologie;
  • cultuurhistorie/archeologie;
  • externe veiligheid;
  • verkeer en parkeren;
  • handhaving.

3.1 Bodem

Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem en toetsen van de te verwachten milieu hygiënische bodemkwaliteit aan het (toekomstige) gebruik. Soms moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.

Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan.

Toepassing op het plan 

Kwaliteit bodem en herkomst verhoogde stoffen 

Tijdens de sloop- en graafactiviteiten om de voormalige bebouwing te verwijderen is een ondergrondse tank waargenomen. Door Eco Reest BV is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen ter plaatse van de ondergrondse tank. Zintuiglijk zijn ter plaatse van de ondergrondse huisbrandolietank in het opgeboorde materiaal zwakke tot sterke olie-waterreacties waargenomen. In de oliehoudende monsters van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan minerale olie gemeten. In het monster van het grondwater ter plaatse van de ondergrondse huisbrandolietank zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie en/of vluchtige aromaten gemeten. Er bestaat geen wettelijke saneringplicht voor de minerale olie verontreiniging in de grond.

De ondergrondse huisbrandolietank en de verontreiniging met minerale olie in de grond zijn op 11 september 2014 onder milieukundige begeleiding van Eco Reest BV verwijderd. Uit de analyseresultaten van de controlemonsters blijkt dat in één mengmonster van de wand en het mengmonster van de putbodem heel licht verhoogde gehalten aan minerale olie zijn gemeten. In overleg met cluster VTH van de gemeente Noordoostpolder is besloten dat de geconstateerde verontreiniging in voldoende mate is verwijderd en dat de sanering kan worden afgerond.

Bovengenoemde rapporten staan bekend als:

  • Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van Voorhof 1 te Nagele, projectnummer 141115, 21 augustus 2014, Eco Reest BV (zie: Bijlage 1);
  • Plan van aanpak bodemsanering t.p.v. Voorhof 1 te Nagele, kenmerk 141115/PvA, 22 augustus 2014, Eco Reest BV (zie: Bijlage 2);
  • Begeleiding grondsanering t.p.v. Voorhof 1 te Nagele, kenmerk 141115/eva, Eco Reest BV (zie: Bijlage 3).

De locatie valt binnen de bodemkwaliteitszone 'Woonkernen' en de ontgravingskwaliteitsklasse betreft 'Landbouw/natuur'. Uit het door de gemeente uitgevoerde dossier onderzoek blijkt dat er voor zover bij de gemeente bekend ter plaatse verder:

  • geen bodemonderzoek is uitgevoerd;
  • geen calamiteiten hebben voorgedaan
  • dempingen zijn verricht;
  • activiteiten hebben plaatsgevonden met een bodembedreigend karakter.

Conclusie

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De geplande nieuwe bestemming 'Centrum' (met op de begane grond een winkelfunctie) staat voor de eisen behorend bij bodemonderzoek qua gebruik gelijk aan de bestaande bestemming 'Horeca'. Er is al sprake van verblijfsfuncties.

Het uitgevoerde bodemonderzoek, evaluatierapport van de bodemsanering en tankverwijdering en het dossieronderzoek geven samen met de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Noordoostpolder voldoende informatie over de te verwachten milieuhygiënische kwaliteit ter plaatse van de geplande bouwlocatie.

Voor wat betreft de kwaliteit van de bodem hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen te worden gesteld aan het gebruik van de onderzochte locatie en bestaan er geen bezwaren tegen de voorgenomen bouw van winkelruimten met bovengelegen appartementen ter plaatse.

3.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Dit betekent dat er geluidseisen worden gesteld aan de milieubelastende functies en gelijktijdig dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In dit geval wordt uitsluitend ingegaan op geluidsaspecten met betrekking tot het wegverkeer. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van een zonering industrieterrein of vanwege een spoorweg.

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft iedere weg in beginsel een geluidszone. En dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of voor wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt.

Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidsgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten.

Op de locatie 'Schokkererf' wordt met voorliggend bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies (woningen) toegestaan. Door Goudappel Coffeng is een akoestisch onderzoek uitgevoerd genaamd 'Akoestisch onderzoek Schokkererf te Nagele' d.d. 2 augustus 2018 zie bijlage 4.

Toepassing op het plan 

De locatie 'Schokkererf' maakt deel uit van het kerngebied van Nagele. Voor dit gebied wordt een herontwikkeltraject gevolgd. Op de locatie 'Schokkererf' zijn achttien woningen geprojecteerd.

Onderzoek 

De beoogde woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van de hoofdroute Akkerstraat - Ploegstraat. Dit betreft een binnenstedelijke situatie en alle wegen kennen een maximumsnelheid van 50 km/h. Deze hoofdroute heeft een geluidszone van 200 m aan weerzijden van de weg. Daarnaast is het plan Schokkererf gelegen binnen de geluidszone van de Eggestraat. Ten gevolge van het verkeer op deze wegen is dan ook onderzoek uitgevoerd op de gevels van de nieuwbouw.

Resultaten 

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.

Voor de beoogde appartementen boven de winkels is ten gevolge van het verkeer op de route Akkerstraat – Ploegstraat een maximale geluidsbelasting berekend van 54 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt met maximaal 6 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. Omdat sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is nader onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen noodzakelijk.

De maximaal berekende geluidsbelasting ten gevolge van de Eggestraat bedraagt 44 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden en aanvullend akoestisch onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen ten gevolge van de Eggestraat is niet noodzakelijk.

Conclusie 

Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en de geluidsbelasting redelijkerwijs niet kan worden teruggebracht, kan een ontheffing tot een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 54 dB worden verleend, een zogenaamde hogere waarde. Er is onderzocht of maatregelen kunnen worden getroffen om de geluidsbelasting te reduceren. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig zijn. Voor de locatie 'Schokkererf' zal een hogere waarde vastgesteld moeten worden. Het ontwerpbesluit hogere waarde wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan voor zienswijzen ter inzage gelegd.

3.3 Milieuhinder

Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.

Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit 

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.

Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen 

In het plangebied kunnen alleen binnen de bestemming 'Centrum' activiteiten plaatsvinden die voor hinder kunnen zorgen. De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen. Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

Toepassing op het plangebied

De locatie 'Schokkererf' transformeert van de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Centrum'. Op de begane grond resulteert dat in ruimte voor detailhandel, dienstverlening, lichte horeca en appartementen. Op de eerste en de tweede verdieping worden uitsluitend appartementen mogelijk gemaakt. Winkels vallen op basis van de lijst van de VNG onder de categorie 'Detailhandel voorzover n.e.g.' (SBI-2008, code 47) met hieraan verbonden een richtafstand van 10 meter. Supermarkten worden specifiek uitgeloten. Voor lichte horeca geldt op basis van de lijst (SBI-2008, code 561 en 563) een vergelijkbare richtafstand. Ook voor maatschappelijke functies als artsenpraktijken of dagopvang (SBI-2008, code 8621, 8622 en 8623) geldt een richtafstand van 10 meter. Omdat het plangebied een winkelcentrum in een dorpskern betreft kan het gebied aangemerkt worden als een gebied met functiemenging. Op grond hiervan kan de richtafstand met een stap worden verlaagd. In dit geval van 10 naar 0 meter. De afstand van de commerciële functies ten opzichte appartementen voldoet hiermee wat betreft milieuzonering aan de voorwaarden voor een goed woon- en leefklimaat.

3.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • a. woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • b. infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • c. kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Toepassing op het plan 

Het plan blijft ruim onder de hierboven genoemde grenzen. Het plan draagt 'in niet betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van luchtkwaliteit bestaat er geen bezwaar tegen de op basis van dit plan mogelijke invulling van het plangebied.

3.5 Ecologie

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur worden zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, dit overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. De grootste veranderingen treden op bij de soortenbescherming. Provincies krijgen meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming vervalt de status van Beschermde Natuurmonumenten. De bescherming van Natura 2000-gebieden verandert niet.

Toepassing op het plan 

Het plangebied ligt niet binnen of in de directe nabijheid van een Natura 2000 gebieden. Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van reeds grotendeels bebouwde kavels mogelijk. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor dieren of planten, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0003.png"

Afbeelding 3 Ligging Natura 2000-gebieden

3.6 Cultuurhistorie / Archeologie

3.6.1 Archeologie

Aspecten van de cultuurhistorie zijn archeologie, historische geografie en historische bouwkunde. Samengenomen leveren ze een meerwaarde op. Vooral bij ontwikkelingen dient te worden bezien in hoeverre aanwezige cultuurhistorische waarden kwetsbaar zijn voor geplande bodemingrepen. Niet ongebruikelijk is dat dan aangegeven wordt op welke manier de cultuurhistorische waarden behouden, hersteld of verder ontwikkeld kunnen worden.

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK). Hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Er zijn in het plangebied geen archeologische monumenten bekend. Complementair aan deze kaart is de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart (ABB) voor het grondgebied van Noordoostpolder.

Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder in 2007 ontwikkelde en door de raad vastgestelde beleidskaart is aangegeven welke gebieden een hoge, een gematigde, dan wel een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen.

Toepassing op het plan 

In opdracht van de gemeente Noordoostpolder heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in maart 2015 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (zie: Bijlage 5) uitgevoerd in verband met de geplande ontwikkeling van drie locaties in de kern van Nagele (Schokkererf, Noorderwinkels en Mierenhoop). Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Steentijd (Laat Paleolithicum t/m Neolithicum). Ten aanzien van vindplaatsen uit de (Volle en) Late Middeleeuwen gold een lage archeologische verwachting. Voor resten uit andere perioden (Bronstijd t/m Romeinse tijd en Nieuwe tijd) gold een zeer lage archeologische verwachting. Voor scheepsresten die zich op de bodem van de voormalige Zuiderzee(/Almere) kunnen bevinden, gold een onbekende archeologische verwachting. Binnen geen van de drie locaties waren archeologische vindplaatsen bekend. Tijdens het veldonderzoek zijn tien boringen verspreid over de drie locaties gezet. De top van de pleistocene ondergrond is aangetroffen vanaf 2,75 m -Mv (boring 2: locatie Schokkererf), in de overige boringen ligt het dekzandoppervlak dieper dan 3,65 m -Mv. Uit het booronderzoek blijkt verder dat de top van het veen is geërodeerd. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen.

Op grond van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van het bouwplan (graafwerkzaamheden) geen archeologische resten zullen worden verstoord. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen voor geen van de drie locaties archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

3.6.2 Monumenten en cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was al voorgeschreven dat moet worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan.

Toepassing op het plan 

In het plangebied liggen geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Wel liggen nabij het plangebied scholen (Ring 1, 11 en 17) en een kerk (Ring 15) die zijn aangewezen als monument. Bij het ontwerpen van het plan is nadrukkelijk rekening gehouden met de unieke stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische kwaliteiten van Nagele. In hoofdstuk 4 wordt hier uitvoerig op ingegaan (bij voorbeeld in het Onderzoeks-, ontwerp- en uitvoeringslab Nagele). De onderwerpen monumenten en cultuurhistorie zijn nadrukkelijk betrokken in het planproces. Het plan voldoet hiermee aan een goede ruimtelijke ordening.

3.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • 1. inrichtingen.
  • 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
  • 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0004.png"

Afbeelding 4 Uitsnede Risicokaart IPO

3.7.1 Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • a. of voldoende afstand in acht genomen wordt tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • b. of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Toepassing op het plan 

In of aangrenzend aan het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen gevestigd en het plan biedt hiertoe ook geen mogelijkheid (zie: Afbeelding 4).

3.7.2 Buisleidingen

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden of er ten opzichte van buisleidingen voldoende afstand wordt aangehouden.

Toepassing op het plan

In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd (zie: Afbeelding 4).

3.7.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

De routering gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen worden aangewezen. Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld.

Toepassing op het plan

Binnen of grenzend aan het voorliggend plangebied is geen route aangewezen waarvoor een routeplicht gevaarlijke stoffen geldt (zie: Afbeelding 4). Vanuit een oogpunt van externe veiligheid bestaat er geen bezwaar tegen de op basis van dit plan mogelijke invulling van de gronden in de verschillende plangebieden.

3.8 Verkeer en parkeren

Bij een plan moet aangetoond worden dat de verkeersafwikkeling en het parkeren op een doelmatige en veilige wijze geregeld zijn.

Het parkeren wordt middels een voorwaardelijke verplichting geborgd in de planregels van het bestemmingsplan. Hieronder wordt voor de planlocatie aan de hand van de geldende parkeernormen inzichtelijk gemaakt dat er voldoende parkeerruimte is. Wat betreft de verkeersafwikkeling volstaat de opmerking dat de bestaande infrastructuur volstaat om de verkeersstromen ten gevolge van de nieuwe invulling veilig af te wikkelen.

Toepassing op het plan. 

Op de voorliggende locatie worden waarschijnlijk 18 appartementen en circa 485 m2 aan winkelruimte gerealiseerd. Het bestemmingsplan laat echter ook toe dat er minder appartementen (14) en meer winkelruimte (maximaal 900 m2) gerealiseerd wordt. Vandaar dat hier onder beide scenario's in beeld worden gebracht.

Er is getoetst aan de Nota Parkeernormen. Het gebied wordt aangemerkt als 'weinig stedelijk'. In de meest recente tekeningen worden 28 parkeerplaatsen voorzien. Bovendien zijn er in direct omgeving in ieder geval 10 parkeerplaatsen in de openbare ruimte waar gebruik van gemaakt kan worden. Dit geeft een totale capaciteit van 38 parkeerplaatsen. Bij de beoordeling is getoetst aan de minimale behoefte. Bovendien is er rekening gehouden met verschillende piekmomenten wat betreft parkeerdruk. Voor de woningen zullen die op andere momenten liggen dan voor de winkelruimten. Als maatgevend moment is aangewezen een koopavond met een bezettingsgraad van 75% voor detailhandel en 80% voor wonen. Op dit moment geldt de hoogste parkeerdruk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0005.png"

Figuur 1. Berekening parkeerdruk

Uitgaande van het maatgevend moment is er zowel voor de meest waarschijnlijke invulling als voor de maximale planruimte een behoefte (respectievelijk 26,4 en 35,1) die lager ligt dan de totaal aanwezige parkeercapaciteit van 38 plaatsen.

Alle besproken parkeerplaatsen in de openbare ruimte zijn gelegen binnen een straal van 100 meter rond het plangebied. Hiermee wordt volgens de Nota Parkeernormen voldaan aan een acceptabele loopafstand. Op deze wijze is voorzien in voldoende parkeerruimte. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' zal via het bestemmingsplan getoetst worden aan de Nota Parkeernormen.

3.9 Handhaving

Politiek en samenleving onderkennen de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van regels en realiteit. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de hierop betrekking hebbende jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak tot handhaving benadrukt. Een vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Daarom is gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zodanig geredigeerd dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn.

Regels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn.

Op 26 januari 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder het 'Handhavingsbeleidsplan Noordoostpolder 2016 - 2019 vastgesteld. Het plan bevat beleid dat burgemeester en wethouders voeren voor toezicht en handhaving van regelgeving voor de fysieke woon-, werk- en leefomgeving.

Het beleid kenmerkt zich door integraal, programmatisch, gebieds- en klantgericht werken en is een samenspel tussen de geformuleerde doelstellingen, prioriteiten, naleefstrategie en werkwijzen.

Doelstellingen van het beleid zijn het creëren van een veilige, gezonde en leefbare woon- en werkomgeving en het bevorderen van de rechtsorde. Prioriteiten worden per toezichts- en handhavingsdiscipine op basis van daarop toegesneden risicoanalyses bepaald.

Ook is er aandacht voor niet-geprioriteerde zaken als klachten, clandestiene bouw, overtreding van gebruiksregels van bestemmingsplannen en voor handhaven van regelgeving bij overtredingen door overheden.

Verschillende onderdelen in deze nota worden zijn nader uitgewerkt in actieplannen. Daarmee wordt concreet invulling gegeven aan de doelstellingen van de nota.

Toepassing op het plan

Vanuit een oogpunt van handhaving bestaat er geen strijdigheid met het voorliggende plan.

Hoofdstuk 4 Het plan

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de plannen. Om deze plannen te begrijpen worden eerst de achtergronden en aanleiding voor de veranderingen toegelicht alvorens de eigenlijke plannen te beschrijven.

4.1.1 Projectplan 'Uitvoeringslab Nagele'

In 2012 is door de gemeente het projectplan 'Uitvoeringslab Nagele' 2013 - 2015 opgesteld. Dit projectplan is opgesteld om een noodzakelijke revitalisering van Nagele integraal vorm en inhoud te geven. Ook de aanpassingen waarvoor onderhavige partiële herziening nu is opgesteld vallen direct terug te voeren op de ambities, doelstellingen en resultaten die in dit projectplan zijn benoemd. Hieronder volgt daarom een samenvatting van dit projectplan waarbij met name achtergrond, aanleiding, ambities, doelstellingen en resultaten worden belicht.

Achtergrond 

Nagele staat nationaal en internationaal bekend als een icoon van het Nieuwe Bouwen. Veel ontwerpprincipes en bouwmethoden hebben doorwerking gekregen in dorpen en steden in naoorlogs Nederland.

Maar nu, meer dan vijftig jaar later, staat Nagele aan de vooravond van een nieuw hoofdstuk in haar geschiedenis. Nagele is geen landarbeidersdorp meer. Het dorp heeft te maken met een lichte daling van de bevolking. Het woningen- en voorzieningenaanbod sluit onvoldoende aan bij de vraag van de hedendaagse samenleving. Gebouwen staan leeg en op sommige plekken maakt het dorp een enigszins vervallen indruk. Tegelijkertijd is het besef aanwezig dat Nagele bijzonder is en wordt er hard gewerkt aan de toekomst van het dorp. Dorpsbewoners dragen actief bij aan het creëren van een prettige woon- en leefomgeving.

Met het Onderzoekslab in 2009 is begonnen met de vernieuwing van Nagele. Dit lab stond in het teken van inspireren door onderzoek te doen naar ontwikkelingsmogelijkheden. Het Ontwerplab (2010) richtte zich op het concretiseren van de onderzochte ideeën. Met het Uitvoeringslab wordt nu de volgende stap gezet, namelijk de implementatie en realisatie van verschillende ideeën. Gezamenlijk werken aan het behoud van het bijzondere karakter en een prettige leefomgeving staat hierbij centraal. Nagele heeft kwaliteiten die uitzonderlijk zijn en met het Uitvoeringslab krijgt het dorp de impuls die het verdient.

Aanleiding

  • Veroudering

Nagele staat onder druk. De woningvoorraad sluit niet aan bij de behoeften, de bevolking krimpt, het voorzieningenniveau daalt en gebouwen staan leeg. Sommige gebouwen staan er verwaarloosd bij en het dorp maakt op sommige plekken een verloederde indruk. De unieke kenmerken van Nagele zijn langzaam aan het vervagen. De noodzaak tot herstructurering en revitalisering zijn nadrukkelijk aanwezig.

  • Stagnatie van de bevolkingsgroei

De prognoses laten zien dat de bevolkingsgroei van Nagele stagneert en het aantal inwoners stabiliseert en zelfs gaat dalen. Dit betekent nogal wat voor het dorp de komende jaren. In de contourennota van de woonvisie worden de hoofdlijnen al uiteengezet: dit raakt Nagele, want Nagele breidt niet uit. Door de gemeente wordt gekozen voor het versterken van de bestaande woonkwaliteit om zo de leefbaarheid in het dorp te behouden. De tijd van het aantrekken van mensen door in grote getalen nieuwe woningen te bouwen is voorbij. Het gaat nu om het behouden van de mensen die er al wonen. Hierbij komen vragen naar boven als: Hoe voorkomen we leegstand op termijn en hoe houden we Nagele in de toekomst vitaal en leefbaar?

  • Belang samenwerking

Meer samenwerking vergroot de kansen op behoud van bepaalde functies, voorzieningen of faciliteiten. Samenwerken vergroot wederzijds begrip voor de problematiek, creëert draagvlak en levert nieuwe kansrijke initiatieven op. Bijvoorbeeld het concentreren en samenvoegen van functies en voorzieningen. Belangrijk daarbij is dat zo'n proces bottum-up georganiseerd wordt, dus vanuit de bewoners en bedrijven zelf. In de praktijk blijkt dat initiatieven die op die manier georganiseerd zijn, sneller zijn en duurzamer resultaat opleveren. Men is trots op wat men zelf heeft bereikt. Het is een uitdaging om zo'n proces op gang te krijgen. De Dorpsvisie speelt hierin een belangrijke rol; acties worden benoemd en samen georganiseerd.

  • Identiteit versterken

Het onderscheidend vermogen, de identiteit van Nagele kan meer benadrukt worden ter versterking van het dorp. Voor de toekomst vormt het benutten en versterken van die unieke erfenis van Nagele de opgave. Het verschaft Nagele identiteit en vormt een drager voor nieuwe ontwikkelingen. De kernwaarden en kernkwaliteiten moeten benoemd en veelvuldig uitgedragen worden. Dit kan leiden tot meer bewustwording en een grotere aantrekkingskracht van Nagele.

  • Aanwijzing Wederopbouw- en voorbeeldgebied Nagele

Nagele is in de Visie Erfgoed en Ruimte "Kiezen voor karakter" (VER) aangewezen als nationaal wederopbouwgebied (1940-1965) en vormt daarbinnen een voorbeeld. Het dorp is van nationaal cultuurhistorisch belang vanwege haar kwaliteiten/karakteristieken: haar structuur en bebouwing volgens het principe van het nieuwe bouwen; de groepering van geclusterde bebouwing met platte daken rondom een centrale groene ruimte; omsluiting van het dorp met groene beplanting.

Het is de wens van de gemeente om aan Nagele een impuls en een gezicht van de nieuwe zakelijkheid te geven. Kortom er moeten handen en voeten worden gegeven aan een toekomstbestendige herstructureringsopgave van het dorp Nagele met behoud van de genoemde kwaliteiten.

  • Onderzoeks- en ontwerplab Nagele (2009-2011)

De aanpak van Nagele volgt op een periode waarin erkend is dat het dorp gerevitaliseerd moet worden met behoud van en respect voor de architectonische en stedenbouwkundige waarden. Er zijn veel plannen ontwikkeld voor Nagele. Het Onderzoekslab en Ontwerplab (i.o.v. het College van Rijksadviseurs) heeft in samenwerking met de gemeente, lokale organisaties en bewoners veel ideeën opgeleverd. Deze ideeën zijn samengevat in 'De Nieuwe Kaart van Nagele'. Al deze aandacht heeft in het dorp Nagele, de gemeente Noordoostpolder en ook landelijk voor meer bewustzijn gezorgd van de cultuurhistorische betekenis van Nagele.

Toegenomen aandacht en meer middelen  

Financiële middelen waren tot oktober 2012 beperkt aanwezig. Door de rijksbijdrage vanuit de Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor karakter' ontstaat er een kentering. De betrokkenheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bij Nagele en hun bijdrage hebben een aanjaagfunctie naar andere partijen. De gemeente Noordoostpolder en de RCE trekken samen op. Woningbouwvereniging Mercatus en Dorpsbelang Nagele zijn de belangrijkste partijen waarmee wordt samengewerkt. Ook de provincie Flevoland is aangehaakt bij enkele specifieke projecten, vanuit hun belang bij behoud en herstel van Flevolands cultureel erfgoed. Dat geldt ook voor Vereniging Hendrick de Keyser, het Nationaal Restauratiefonds, het Nationaal Groenfonds, het Groenhorst College, Buro Mien Ruys, Landschapsbeheer Flevoland en cineast Louis van Gasteren, de Paviljoens. Ondersteuning van bewonersparticipatie en particulier ondernemerschap krijgt eveneens vorm in een aantal specifieke projecten.

Ambities doelstellingen en resultaten  

De ambities voor Nagele zijn tweeledig. Enerzijds is de ambitie om in samenwerking met de betrokken partijen te komen tot een vitaal en leefbaar Nagele. Anderzijds is de ambitie om een duurzame verankering en uitvoering van gebiedsgericht erfgoedmanagement te bewerkstelligen. Dit houdt in het herstellen, behouden, versterken en benutten van de waardevolle betekenis en het bijzondere karakter van Nagele. Nagele moet opnieuw het icoon van het Nieuwe Bouwen worden. Erfgoedmanagement houdt in, het herkenbaar houden van het unieke concept, het nieuw leven in blazen van de innovatiewaarde en het ondersteunen van op erfgoed geïnspireerde ontwikkelingen en particulier ondernemerschap.

Doel  

Het doel van het 'Uitvoeringslab Nagele' is om uitvoering te geven aan de per thema geformuleerde impulsen, met als inzet:

  • Een nette, schone, veilige, groene woonomgeving en omliggende natuur (groen).
  • Goede woningen, passend bij de behoeften van de bewoners (wonen).
  • De voorzieningen op orde in een bedrijvig dorp (voorzieningen).
  • Sociale samenhang en gemeenschapszin (leefbaar en vitaal).
  • Een bijzonder dorp met historie (promotie en marketing).

Resultaat  

De resultaten van het uitvoeringslab zijn uitgesplitst naar bovengenoemde thema's. Voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan Nagele is feitelijk rechtstreeks terug te voeren op de gewenste resultaten genoemd onder de thema's wonen en voorzieningen.

Wonen 

  • Woonontwikkelingsplan per woonhof.
  • Overdracht, behoud en restauratie Karwijhof.
  • Renovatie van de huur- en koopwoningen van de Vlashof en Klaverhof.
  • Vernieuwing van de woningvoorraad van de Gerste-, Koolzaad-, en Lucernehof. Particuliere woningbouwverbetering stimuleren.
  • Borging van de stedenbouwkundige kwaliteiten en beeldkwaliteitseisen van de woonhoven.

Voorzieningen

  • Concentratie en invulling van de voorzieningen.
  • Herontwikkeling van Schokkererf en Noorderwinkels als visitekaartje / nieuwe entree.
  • Behoud en herstel van de Zuiderwinkels samen met pandeigenaren.
  • Behoud en invulling van de scholen / rijksmonumenten.
  • Bestemmingsplanwijziging voor vernoemde impulsen.

4.2 Bestemmingsplan en de veranderingen

De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels. Gekozen is voor een redelijk gedetailleerd bestemmingsplan, wat inhoudt dat per bestemming gedetailleerd inzicht wordt gegeven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd. De inhoud van het plan volgt uit de historie, de opgaven en stedenbouwkundige uitwerking voor de locaties.

4.2.1 Plangebied 'Kerngebied'

Het plangebied 'Kerngebied' omvat het centrum van Nagele dat bekend staat als Noorderwinkels, Schokkererf en Zuiderwinkels. Dit plangebied wordt globaal genomen begrensd door de Noorderpoort aan de noordzijde, de Noorderlaan en de Zuiderachterstraat aan de westzijde, de Ring aan de oostzijde en de Zuiderpoort aan de zuidzijde. Voorliggend bestemmingsplan regelt voor wat betreft het 'Kerngebied' uitsluitend de deellocatie 'Schokkererf'. Om toch een samenhangend verhaal te geven wordt hieronder aandacht besteed aan het gehele kerngebied.

Historie  

In 1954 kregen 'De 8' en 'Opbouw' (met enkele anderen) de opdracht de bebouwing voor het kerngebied uit te werken. Dit gebeurde samen met het bouwbureau van de Directie van de Wieringermeer. In deze periode zijn nog enkele wijzigingen doorgevoerd: een toename van het aantal woningen en een vermindering van het aantal winkels.

In Nagele werd gekozen voor het modernistische idee om functies van elkaar te scheiden en te concentreren alsmede vanuit de wens om met de winkels zowel het dorp als het buitengebied te bedienen. Er werd in Nagele ingezet op een centrale voorzieningenstrook met winkels voor dagelijkse levensbehoeften (kruidenier, bakker, slager, melkboer enz.) gelegen aan de doorgaande weg. De opzet van deze winkelstrip ontleenden Van den Broek & Bakema aan de eerder door dit bureau ontworpen Rotterdamse Lijnbaan (1948-1957). De functies wonen, werken, winkelen, ontspannen en verkeer kregen in de nieuwe opzet allemaal een eigen plek. Daarbij koppelde het plan de verschillende functies los en splitste het de verschillende verkeerssoorten op. Dat zat elkaar toch maar in de weg. In essentie resulteerde dat in een brede straat voor voetgangers met lage en transparante winkelunits aan weerszijden met verbindende luifels, expeditiestraten aan de achterzijde en groene hoven met hoogbouw (wonen en werken) in de flanken van de winkelstraat. Dit alles kreeg een doorvertaling in zijn ontwerp voor de Lijnbaan. Na oplevering in 1957 kreeg dat concept al snel veel navolging in andere steden en dorpen, vooral in de naoorlogse uitbreidingswijken. Een bijzonder en vroeg voorbeeld hiervan van dezelfde ontwerpers is het complex Zuiderwinkels in Nagele.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0006.png"

Afbeelding 5 Luchtfoto Zuiderwinkels met op de achtergrond Het Voorhof vlak na realisatie

De Noorderwinkels zijn ontworpen door E. Groosman. De winkels zijn net als de Zuiderwinkels geplaatst volgens een dambordpatroon. Door dit patroon is er tussen de winkels door zicht op het middenterrein. De Noorderwinkels bestonden uit woonhuizen volgens hetzelfde principe als in de Karwijhof, nl. U-vormige winkelwoningen met aan weerszijden van het twee lagen tellende woningblok een dieper winkelpand met een kantoorvertrek. De entrees van kantoor, winkel en woning liggen aan het centrale voetpad. Dankzij een zichtas over het voetpad bestaat er een visuele verbinding met de Voorhof en Zuiderwinkels. Het concept sluit aan op de opbouw van Zuiderwinkels. De gelede opbouw van het kerngebied is uniek en typisch voor Nagele.

De opdracht tot de bouw van een klein café-restaurant in Nagele op De Voorhof voor de Brouwerij 'd'Oranjeboom' maakte deel uit van een serie van vier dergelijke gebouwen in de Noordoostpolder. De onzekerheid ten aanzien van de exploitatie in zo'n kleine plaats maakte grote eenvoud en soberheid noodzakelijk. Het gebouwtje omvatte een café-zaal, toneelzaal, vergaderzaaltje en een woning. Het café werd geplaatst aan de winkelstraat en kreeg in afwijking van de architectuur in Nagele een ongewone, flauw hellende afdekking. In analogie met de winkels en bedrijven werd het gebouw enerzijds op de open ruimte en anderzijds op een besloten hof betrokken, in welk hof zich de expeditie met garage en bergplaats afspeelde en waar verder nog ruimte was voor een binnentuin. De locatie is nu bekend als 'Schokkererf'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00592-VS01_0007.png"

Afbeelding 6 Het Voorhof; 'Schokkererf'

De opgave voor Schokkererf

De opgave voor de locatie Schokkererf is aanzienlijk. Het moet opnieuw het visitekaartje van Nagele worden met een gecombineerde functie als hoofdentree, voorzieningencluster met de Zuiderwinkels en wonen. Dit vraagt om een hoogwaardige openbare ruimte, hoogwaardige verblijfskwaliteit en een nieuw ruimte bepalend element op het Voorhof.

Uitwerking Schokkererf  

Voor Schokkererf betekent de uitwerking een complex met op de begane grond ruimte voor functies als detailhandel, dienstverlening en lichte horeca met een maximum oppervlakte van 900 m2 bvo in totaal. Op de eerste en tweede verdieping zijn veertien appartementen voorzien. Op de begane grond kunnen aan de noordzijde vier extra appartementen gerealiseerd worden. Aan de locatie wordt de bestemming 'Centrum' toegekend. De bouwmogelijkheden van de appartementen op de eerste en tweede verdieping zijn gerelateerd aan de bouwaanduiding 'gestapeld'. Er is voor gekozen het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak op de eerste en de tweede verdieping naar boven toe steeds iets af te laten nemen (begane grond 100%, eerste verdieping 70% en tweede verdieping 60%). Het plan vindt zijn oorsprong in het Stedenbouwkundig plan van Mecanoo (25-02-2014). De uitgangspunten uit dit plan hebben aan de basis gestaan van het ontwerp dat in nauw overleg met het Kwaliteitsteam Nagele tot stand is gebracht.

4.3 Bestemmingen en aanduidingen

De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn:

  • Centrum;
  • Groen
  • Verkeer;

Voorts is in het plan sprake van bouw- en maatvoeringsaanduidingen. Deze aanduidingen worden in de regels nader verklaard.

Hoofdstuk 5 De regels

5.1 Algemeen

De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.

5.2 De regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Op 1 oktober 2010 is de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in werking getreden. Deze wet voegt diverse stelsels samen, opdat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.

Ingevolge die wet is ook een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) uitgevaardigd waar ten aanzien van daarbij aan te wijzen activiteiten geen verbod geldt. De AMvB (Besluit omgevingsrecht) kan worden gezien als een opvolger van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken.

Dit bestemmingsplan voldoet aan bovengenoemde regelgeving met begripsbepalingen (onder andere achtererfgebied) en regels met betrekking tot vergunningvrij bouwen en gebruik.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen.

De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde normen is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient het betreffende bevoegd gezag bij afwijkingen de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen zorgvuldig te vergaren.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In Hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

5.3 Nadere toelichting op de regels

Centrum 

Dit betreft de bestemmingsregeling voor de centrumvoorzieningen als detailhandel, dienstverlening en horecavoorzieningen. Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is.

De bestemmingsomschrijving geeft daarom een breed scala aan mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies binnen deze bestemming.

Ten aanzien van horecabedrijven geldt uit een oogpunt van beperking van overlast een indeling (zie begripsbepaling). De categorieën I en II zijn binnen deze bestemming toelaatbaar. Dit betekent dat onder andere restaurants, café's en hotels wel zijn toegestaan en bijvoorbeeld discotheken niet.

Binnen de bestemming is ook wonen toegestaan. Op de eerste en tweede verdieping zijn over de gehele verdieping woningen toegestaan. Op de begane grond zijn woningen uitsluitend toegestaan aan de noordzijde van het gebouw ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van centrum - woningen'. Dit is zowel op de verbeelding als in de regels vastgelegd, evenals het maximum van achttien appartementen.

De bestemming biedt tevens ruimte voor een markering door middel van een luifel aan de zijkant van het gebouw in de zichtlijn van het centrumgebied. Dit zoals verwoord in het stedenbouwkundig ontwerp.

Groen 

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn voor het plangebied, zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemmingen zijn onder meer voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen en dergelijke toegestaan.

Verkeer 

Deze bestemming heeft betrekking op alle (openbare) verkeers- en parkeervoorzieningen in het plangebied. De bestemmingsomschrijving is ruim van opzet, wat inhoudt dat naast wegen en paden ook groenvoorzieningen mogelijk zijn. Deze meer globale wijze van bestemmen maakt enige flexibiliteit binnen het openbaar gebied mogelijk.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels 

In het Besluit ruimtelijke ordening is een gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is. Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg)

Algemene afwijkingsregels 

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding (plankaart) aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst dan wel noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het toestaan van afwijkingen mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen de belangen zorgvuldig moeten afwegen en het besluit motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsregels

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 6 Voorbereiding plan en uitvoerbaarheid

6.1 Voorbereiding

6.1.1 Maatschappelijke betrokkenheid

In de toelichting van een bestemmingsplan moet ook zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. In de onderstaande paragrafen wordt hier verslag van gedaan.

6.1.2 Voorontwerp en ontwerp

Het planonderdeel 'Schokkererf' heeft onderdeel uitgemaakt van het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015'. Dit plan heeft van 21 mei 2015 tot en met 1 juli 2015 voor inspraakreacties ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is op 23 juni 2015 in Het Rietveld te Nagele een informatiebijeenkomst geweest.

De plandelen 'Noorderwinkels' en 'Schokkererf' zijn in de ontwerpfase geschrapt uit bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015'. De economische haalbaarheid van beide plandelen was destijds onvoldoende zekergesteld om het plan vast te kunnen stellen. Voor 'Schokkererf' werd met name de mogelijkheden tot een supermarkt ter discussie gesteld. Het ontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' heeft vervolgens zonder Schokkererf van 18 november 2015 tot en met 31 december 2015 ter inzage gelegen. Mede naar aanleiding van de ingediende zienswijzen op andere plandelen is vervolgens besloten de procedure voor bestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' niet verder door te zetten.

Inmiddels is voor het plandeel 'Schokkererf' de supermarkt uit het bestemmingsplan gehaald en inmiddels is de economische uitvoerbaarheid wel voldoende aangetoond (zie: paragraaf 6.2 Uitvoerbaarheid). Om deze reden is besloten voor de deze locatie een zelfstandige bestemmingsplanprocedure te doorlopen. Voorliggende toelichting onderbouwd de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.

Er zijn verder geen wezenlijke veranderingen aangebracht ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' zoals dat ter inzage heeft gelegen en er is tegemoetgekomen aan de inspraakreactie ten aanzien van de mogelijkheden voor een supermarkt.

Om deze reden is er voor gekozen om voor dit bestemmingsplan niet opnieuw een voorontwerp ter inzage te leggen maar meteen een ontwerpplan in procedure te brengen. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht.

6.1.3 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Nagele - partiële herziening 2015' is in het kader van het wettelijke vooroverleg 3.1.1 Bro opgestuurd aan de overlegpartners. Het plandeel 'Schokkererf' maakte deel uit van dit voorontwerp.

Op 16 juli 2015 is een vooroverlegreactie (zie:Bijlage 7) van waterschap Zuiderzeeland ontvangen. Het waterschap geeft aan dat de 'korte procedure' van toepassing is en dat er geen nader overleg in het kader van de watertoets nodig is.

Van zowel de provincie Flevoland als van de RCE is geen vooroverlegreactie ontvangen. Zij geven hiermee aan geen bezwaren te hebben tegen het aan hen voorgelegde plan.

Op 5 april 2017 is een aangepaste versie van het bestemmingsplan opgestuurd naar de vooroverlegpartners. In deze versie is uitsluitend het plandeel 'Schokkererf' opgenomen. Het plan bestaat dan uit 14 appartementen op de eerste en de tweede verdieping en 900 m2 winkeloppervlakte op de begane grond. Op 7 april 2017 heeft Tennet laten weten geen vooroverlegreactie in te zullen dienen (zie: Bijlage 8). Op 22 mei 2017 heeft de provincie laten weten geen aanleiding te zien voor het maken van opmerkingen (zie: Bijlage 9). Nadat deze stukken gewisseld zijn is er naar aanleiding van plan aanpassing door initiatiefnemers nog nadere afstemming geweest over met de provincie over planvarianten die respectievelijk vier, zes of acht appartementen toevoegen aan de begane grond. Op 21 januari 2018 heeft de provincie gereageerd (zie: Bijlage 10) op een variant die ziet op 8 units op de begane grond die flexibel ingevuld kunnen worden voor zowel woonfuncties als voor commerciële ruimten. De opmerkingen zien op de nieuwe Omgevingsvisie, het aantal appartementen, de 'nieuwe ladder van duurzame verstedelijking' en de houdbaarheid van onderliggende onderzoeken. Het plan is op al deze punten aangepast en verduidelijkt. Uiteindelijk kiest de gemeente voor maximaal vier extra appartementen op de begane grond. Ook deze keuze is besproken met de provincie. Afgesproken is dat voordat een ontwerpbestemmingsgplan ter inzage gelegd wordt de gemeente de provincie de gelegenheid geeft om kennis te nemen van de aanpassingen.

6.1.4 Ontwerp

Het ontwerpplan heeft gedurende de wettelijke termijn terinzage gelegen. Tegen het plan zijn geen zienswijzen ingediend. Ook zijn er ambtshalve geen wijzigingen.

6.2 Uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6. van het Bro geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

Het gehele plangebied is in eigendom van een projectontwikkelaar. Tussen de gemeente en de projectontwikkelaar is een overeenkomst gesloten. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt over onder andere planschade. Met deze overeenkomst is het kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van dit bestemmingsplan dat de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.