direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk gebied 2004, Weteringweg 16 te Luttelgeest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00556-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en vigerend bestemmingsplan

Aanleiding

Aanleiding voor voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van de heer
T.M. Groen om grondgebonden zonnepanelen te plaatsen op het perceel achter de woning aan de Weteringweg 16 te Luttelgeest (percelen kadastraal bekend onder de gemeente Noordoostpolder, sectie B, perceel 3808 en 3810).

Tot op heden wordt zonne-energie hoofdzakelijk toegepast bij kleinverbruikers binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB) en bij particulieren. Het totaal aandeel van zonne-energie bedraagt momenteel ongeveer 0,3% van de totale elektriciteitsproductie in Nederland. Het betreft hoofdzakelijk zonnepanelen op daken waarbij de geproduceerde elektriciteit hoofdzakelijk voor eigen gebruik wordt benut. Het surplus wordt aan het netwerk geleverd.

 

Het op grootschalig wijze opwekken van zonne-energie, dat wil zeggen het opwekken van zonne-energie door middel van zonnecellen in een opstelling van 1 hectare (ha) of meer, is op dit moment in Nederland nog niet erg gangbaar. Dit is onder andere het gevolg van de technologische staat waarin zonne-energie zich momenteel nog bevindt. Ieder jaar weer worden nieuwe innovaties gedaan op het gebied van zonne-energie waardoor de efficiency van zonnecellen continue verbeterd. Ook het subsidieregime speelt daarin een belangrijke rol. Tot voor kort was het daarom in Nederland nog niet goed mogelijk om een bedrijfseconomisch rendabel zonnepark te realiseren met een omvang van meer dan 1 ha. Met de huidige stand van de techniek is dat sinds kort wel mogelijk geworden.

 

Vigerend bestemmingsplan

Vigerend bestemmingsplan is het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 (onherroepelijk geworden op 11 januari 2008). De gronden zijn hierin bestemd als Agrarisch Gebied (gedeeltelijk in het bebouwingsvlak van Weteringweg 16 en Kalenbergweg 7-1) met de nadere aanduiding 'staand glas toegestaan'. Op grond van deze bestemming is een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan. Verder is de instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatroon omschreven als bestemmingsdoeleinde. Door de aanduiding 'staand glas toegestaan' gelden er voor de percelen geen bijzondere regels ten aanzien van erfbeplanting. Het gebruik van de gronden ten behoeve van energieopwekking door middel van zonnepanelen is in strijd met de toegekende bestemming. Derhalve is een partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Met deze partiële herziening wordt aan het perceel een aanduiding toegevoegd, waardoor de zonnepanelen op het perceel zijn toegestaan. De onderliggende agrarische bestemming (met mogelijkheid voor glastuinbouw) blijft behouden.

1.2 Leeswijzer

In deze toelichting komen achtereenvolgens de huidige en toekomstige situatie van het perceel aan bod, wordt een beschrijving gegeven van het relevante provinciale en gemeentelijke beleid, wordt omschreven op welke wijze voldaan wordt aan verschillende onderzoeksaspecten en wordt ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de gemeente Noordoostpolder, ten oosten van het dorp Luttelgeest. Op navolgende afbeelding is aangegeven waar de locatie gelegen is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00556-VS01_0001.jpg"

De planlocatie is gelegen in een glastuinbouwgebied; aan zowel de west- als aan de oostzijde staan kassen. Ook op het perceel zelf zijn kassen met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 10 meter toegestaan (en op 20% van het perceel hiernaast nog bedrijfsbebouwing met een goothoogte van 8,5 meter en een nokhoogte van 10 meter).

Huidige gebruik

Voorheen hebben ter plaatse kassen gestaan. Momenteel zijn de percelen ingericht als grasland. Aan zowel de noordzijde als aan de zuidzijde staat een woning met enkele bijgebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00556-VS01_0002.png"

2.2 Toekomstige situatie

De zonnepanelen zijn voorzien op het gedeelte van het perceel achter de woning; het naast de woning gelegen gedeelte van het perceel blijft onbebouwd. De smalle strook aan de westzijde van de woning (Weteringweg 16) zal voor de ontsluiting van het veld met zonnepanelen gebruikt worden.

De panelen worden geplaatst in beton verankerde bouwwerken. De bouwwerken, waarop de panelen worden geplaatst, mogen maximaal 10 meter hoog worden gebouwd. Initiatiefnemer is voornemens om de panelen op ruime afstand van de grond te plaatsen teneinde de mogelijkheid te hebben om multifunctioneel ruimtegebruik toe te kunnen passen. De grond onder het bouwwerk, waarop de panelen worden gemonteerd, kan zodoende gebruikt worden voor teeltactiviteiten.

Twee voorbeelden van de contructie die initiatiefnemer wil toepassen zijn in de navolgende afbeeldingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00556-VS01_0003.png"

In de definitieve vorm kan het zo zijn dat de kolommen hoger worden dan dat ze op de afbeeldingen staan weergegeven zodat het mogelijk is om eventueel kwekerijactiviteiten eronder te laten plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00556-VS01_0004.png"

Het totale oppervlak met zonnepanelen is circa 3,17 ha.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028:

  • 1. de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • 2. de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • 3. de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

Naast de in de SVIR opgenomen rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028), wordt in de structuurvisie aangegeven dat het schaarser worden van fossiele brandstoffen, CO2-uitstoot, geopolitieke verhoudingen en een gelijktijdige verdere groei van de energievraag het noodzakelijk maakt om de aanwezige capaciteit aan energie op Europese schaal beter te benutten. Ruimte moet worden gegeven aan de transitie naar andere energiebronnen (wind, zon, biomassa, bodemenergie, geothermie) in combinatie met het werken aan energiebesparing en energierecycling.

De Nederlandse overheid stimuleert toepassing van zonnestroom. De Nederlandse doelstellingen uit het werkprogramma Schoon & Zuinig zijn voor zonnestroom onder meer uitgewerkt in:

  • De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE).
  • Het Innovatieprogramma Zonnestroom (IPZ); de basis van het IPZ is de Innovatie Agenda Energie en daarbij uitgevoerde marktanalyse.

Het beoogde zonnepark is in overeenstemming met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, aangezien er sprake is van een duurzame wijze van het opwekken van energie. Deze wijze van energieopwekking heeft bovendien een gunstig effect op het terugdringen van de CO2-uitstoot.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (geconsolideerd) is het ruimtelijke beleid van de provincie opgenomen. In betreffend beleid zijn geen uitspraken gedaan over de toelaatbaarheid van zonneweides in het landelijk gebied. Echter in de zienswijze ten aanzien van het ontwerp van de Structuurvisie Noordoostpolder 2025 merkt de provincie Flevoland op dat het provinciaal beleid met betrekking tot (grootschalige) zonnepanelen ruimte biedt in glastuinbouwgebieden.

De doelstelling van de provincie is om in 2020 energieneutraal te zijn. Belangrijke peilers voor de realisatie van dit doel zijn grote windparken als Zuidlob, Sternweg en de Noordoostpolder, maar ook de Duurzame Energie en Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (DE-on). Duurzaamheid bereik je enkel door samenwerking en draagt bij aan de gewenste versnelling van de verduurzaming van de energiehuishouding in Flevoland.

Bij het omgevingsplan zijn enkele kaarten gevoegd, waarop het beleid van de provincie verbeeld wordt. Het plangebied is gelegen in een gebied waar geen bijzondere aanduidingen op liggen.

In het algemeen is de kwaliteit van de omgeving erg belangrijk, het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in Flevoland. Denk hierbij aan:

    • 1. voorzieningen voor werkgelegenheid en inkomen
    • 2. goede maatschappelijke dienstverlening, onderwijs en cultuur
    • 3. aandacht voor het milieu
    • 4. aandacht voor de inrichting van het landschap, de steden, dorpen en de natuur

Om dit te bereiken moeten de provincie, gemeenten, waterschap, maatschappelijke organisaties en instellingen, bedrijfsleven en inwoners een bijdrage leveren.

Het voornemen is niet in strijd met het provinciaal beleid.

Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012

In deze verordening (geconsolideerde versie per 1 maart 2015) staat de juridische vertaling van het omgevingsplan. Ook in de verordening zijn geen specifieke regels met betrekking tot zonnepanelen opgenomen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Landelijk gebied 2004

In het vigerende bestemmingsplan wordt niet ingegaan op mogelijkheden om in het buitengebied zonnepanelen op te richten. Sinds de vaststelling van dit plan heeft de gemeenteraad zich echter wel uitgelaten over de mogelijkheden voor het oprichten van grootschalige zonne-energie projecten in het buitengebied. Hiervoor is in 2012 beleid vastgesteld, te weten het duurzaamheidsplan 2012-2015. Voor wat de ruimtelijke inpassing van duurzame initiatieven in het buitengebied betreft, zijn de doelstellingen uit het duurzaamheidsplan door vertaald naar de Structuurvisie Noordoostpolder 2025 (9 december 2013).

3.3.2 Structuurvisie Noordoostpolder 2025

In de Structuurvisie Noordoostpolder 2025 (vastgesteld op 9 december 2013) staat de integrale ruimtelijke visie verbeeld en verwoord.

In de paragraaf 'duurzame energie' wordt gesteld dat zonnepanelen in glastuinbouwgebieden zonder beperkingen worden toegestaan. Uit de bijbehorende plankaart blijkt dat het plan gelegen is in een dergelijk glastuinbouwgebied ('ontwikkelingsgebied glastuinbouw'). De gestippelde aanduiding staat voor 'recreatief ontwikkelingsgebied'.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00556-VS01_0005.png"

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. In deze bedrijvenlijst zijn richtafstanden opgenomen die gelden tussen bedrijven en milieugevoelige functies, zoals woningen.

Velden met zonnepanelen zijn echter niet terug te vinden in deze lijsten (niet onder activiteiten en niet onder installaties), er zijn dus geen standaard richtafstanden bekend voor deze activiteit. Er zal dus nader afgewogen moeten worden in hoeverre het plan op deze locatie inpasbaar is.

Het plangebied kent momenteel een agrarische bestemming waarop al de nodige bedrijfsactiviteit mogelijk is. Wat betreft aard en omvang van de milieuhinder en gevaarzetting van energieopwekking met zonnepanelen is goed te verdedigen dan dit qua ruimtelijke impact de reeds toegestane agrarische bedrijfsactiviteiten niet overtreft. Het plan veroorzaakt weinig tot geen geluidsoverlast en heeft een lage verkeersaantrekkende werking. De eventuele schittering van de panelen zal vergelijkbaar zijn met de schittering van de reeds toegestane kassen.

Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het erf van de initiatiefnemer, aan de zuidzijde grenst het plangebied direct aan het bouwvlak van Kalenbergweg 7-I.

De kortse afstanden tot bestaande agrarische bedrijfswoningen zijn 27 meter (woning iniatiefnemer) en 32 meter (Kalenbergerweg 7-I) en de korste afstand tot een bestaande burgerwoning is 121 meter (Kalenbergerweg 7-II). Het plan gaat niet ten koste van een goed woon- en leefklimaat van deze woningen. Ook worden de huidige uitbreidingsmogelijkheden bij omliggende bedrijven en woningen door dit plan niet ingeperkt.

Op het vlak van milieuzonering zijn er geen belemmeringen.

4.2 Bodem

In het geval er nieuwe gebouwen opgericht worden, waar mensen gemiddeld langer dan 2 uur per dag verblijven, dient voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouw, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt te zijn bevonden voor het toekomstig gebruik. In het onderhavige geval worden dergelijke gebouwen niet opgericht. Een bodemonderzoek kan achterwege blijven.

4.3 Geluidhinder

Het plan maakt niet de oprichting van geluidsgevoelige gebouwen mogelijk. Een onderzoek naar wegverkeerslawaai kan achterwege blijven.

Ook zorgen de panelen zelf niet voor geluidhinder richting de omgeving.

 

4.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als deel van de Wet milieubeheer (titel 5.2 in de Wm). Met de inwerkingtreding van deze wet is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) vervallen.

De kern van deze wet bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen en voorziet in het zogenaamd Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het bevat een gebiedsgerichte aanpak en zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van NIBM zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM.

Met het onderhavige plan kunnen zonnepanelen worden opgericht. Deze hebben geen verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg. Een nader onderzoek kan daarmee achterwege blijven.

4.5 Externe veiligheid

Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden, daarbij hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het Revi is in 2007 herzien, de afstanden met betrekking tot bestaande situaties zijn hierin verkleind ten opzichte van nieuwe situaties. Het besluit heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening en dus ook voor het bestemmingsplan. Bij het plannen van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi op bindende wijze rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. Op grond van het besluit gelden bepaalde normeringafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies.

Het plan zorgt niet voor de realisatie van een risicovol of risicogevoelige functie. Ook zijn er geen inrichten op buisleidingen aanwezig, welke voor een belemmering van het plan zorgen. Nader onderzoek kan achterwege blijven.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet.

Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het navolgende wordt aangegeven op welke wijze met de aspecten archeologie en cultuurhistorie rekening wordt gehouden.

Archeologie

Het projectgebied ligt volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart (december 2006) in een gebied met een lage archeologische verwachting. Het is hier niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00556-VS01_0006.png"

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig, waar rekening mee moet worden gehouden.

4.7 Ecologie

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming (gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten:

  • beschermde Natuurmonumenten;
  • Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden): de Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische,esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS): de EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

In een straal van 3 km rondom het plangebied zijn dergelijke gebieden niet aangetroffen op de kaart. Overigens zorgt de plaatsing van zonnepanelen niet voor negatieve effecten op nabijgelegen natuur.

 

Soortenbescherming Flora- en faunawet

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten – die in de wet zijn aangewezen – niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten zijn de ontheffingsvoorwaarden zeer streng. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn – in het kader van de Flora- en faunawet – de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

Het perceel is momenteel in gebruik als grasland. Opgaande beplanting komt in het plangebied niet voor. Er wordt ruime afstand aangehouden tot de bestaande bomen langs weerszijde van het plangebed (nabij de wegen en woningen).

Voldoende aannemelijk is dat er geen te beschermen flora en fauna kan voorkomen. Een nader onderzoek is daarom niet zinvol.

4.8 Water

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het waterschap vroegtijdig op de hoogte gebracht te worden. Via de online watertoets is het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. Hieruit blijkt dat de normale procedure van het waterschap gevolgd moet worden. Het waterschap Zuiderzeeland is met de online watertoets op de hoogte gebracht van het voornemen. In het kader van het vooroverleg zal opnieuw het plan voorgelegd worden aan het waterschap. De resultaten van het overleg zullen in deze paragraaf verwerkt worden.

In algemene zin kunnen de volgende zaken opgemerkt worden met betrekking tot de waterhuishouding:

  • er worden geen sloten gedempt;
  • het regenwater kan in de bodem infiltreren;
  • de verharding bestaat uit de betonnen verankeringspunten voor bouwwerken waarop de panelen geplaatst worden;
  • voorheen hebben op de locatie ook kassen gestaan.

4.9 Vormvrije MER-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen. De beoogde activiteit wordt niet in deze lijst genoemd. Een vormvrije m.e.r. beoordeling kan daarmee achterwege blijven.

 

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Initiatiefnemer dient op grond van de legesverordening van de gemeente een vast bedrag aan leges te voldoen en daarmee worden de kosten voor de gemeentelijke procedure gedekt.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente zal een planschade overeenkomst gesloten worden, zodat bij een eventuele tegemoetkoming in de planschade van derden de gemeente de kosten kan verhalen op indiener.

Vanuit het aspect economische uitvoerbaarheid worden dan ook geen beperkingen verwacht voor de realisatie van de plannen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode hebben belanghebbende de mogelijkheid gehad om te reageren. Ook is het voorontwerp bestemmingsplan verzonden naar diverse overleginstanties.

Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Er is enkel een overlegreactie van het waterschap ontvangen.

Het waterschap geeft in de overlegreactie aan dat er "geen waterschapsbelang" is en dat het waterschap het niet noodzakelijk acht om in vooroverleg te treden omtrent voorliggend plan. De reactie is als bijlage toegevoegd.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 19 november 2015 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.