direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk gebied 2004, Weteringweg 16 te Luttelgeest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00556-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • 1. Plan

het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004, Weteringweg 16 te Luttelgeest;

  • 2. Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.BP00556-VS01 met de bijbehorende regels;

  • 3. Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  • 4. Agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
  • b. fruitteelt:de teelt van fruit op open grond;
  • c. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;
  • d. intensieve veehouderij: agrarische bedrijvigheid bestaande uit fokkerij, houderij en/of mesterij van vee, zoals varkens, kalveren en pluimvee, die functioneel geheel of overwegend niet afhankelijk is van de ter plaatse bij het agrarisch bedrijf behorende grond als productiemiddel en die plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang;
  • e. glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • f. paardenfokkerij: het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar;
  • g. kwekerij: het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten en niet zijnde een tuincentrum;

  • 5. Agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden, met behulp van werktuigen;

  • 6. Agrarisch verwerkingsbedrijf

een bedrijf, dat is gericht op bewerken en verwerken van agrarische producten;

  • 7. Ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

  • 8. Ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

  • 9. Bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;

  • 10. Bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

  • 11. Bestaand
  • met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als aanwezig ten tijde van het
    in ontwerp ter visie leggen van het plan;
  • met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan;

  • 12. Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

  • 13. Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  • 14. Bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak, waaronder in ieder geval wordt verstaan een aanbouw, uitbouw, bijgebouw, serre en/of erker;

  • 15. Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van bebouwing, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten;

  • 16. Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

  • 17. Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • 18. Erf

het bebouwingsvlak tezamen met aansluitende erfbeplanting tot aan het hart van de (denkbeeldige) erfsloot, plus de daarbij behorende gronden gelegen tussen het bebouwingsvlak en de weg;

  • 19. Extensieve (dag)recreatie

vormen van recreatief gebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, waarbij gemotoriseerde sporten niet zijn inbegrepen;

  • 20. Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 21. Kas

opstallen van glas, of ander lichtdoorlatend materiaal, boogkassen en schermhallen met een hoogte van 1,5 meter of meer boven het maaiveld;

  • 22. Kavelgrens

grens van een kavel zoals die bekend is vanuit de oorspronkelijke cultuurhistorische verkavelingspatroon van de Noordoostpolder;

  • 23. Kavelsloot

de (denkbeeldig) aanwezige sloot gelegen langs, en ter vorming van, de kavelgrens;

  • 24. Maaiveld
  • a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land,
  • b. de bovenkant van het terrein dat bebouwing omgeeft

25. Nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

26. Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

27. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

28. Ondergeschikte nevenactiviteit, tweede tak

ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

29. Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

30. Zonnepanelen

panelen waarmee zonne-energie wordt opgevangen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bebouwing

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van bebouwing met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 goothoogte van bebouwing

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van bebouwing

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van bebouwing

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de bebouwing;

2.6 peil
  • voor bebouwing, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang,
  • voor bebouwing, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw,
  • indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. agrarische bedrijvigheid:

- in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf,

- intensieve veehouderij uitsluitend als tweede tak;

  • c. energie opwekking door middel van het gebruik van zonnepanelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - energie opwekking';
  • d. kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • e. extensieve openluchtrecreatie, zoals kavelpaden;
  • f. sloten en andere watergangen;

met daarbijbehorende:

  • g. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • h. bedrijfswoningen;
  • i. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • j. kassen;
  • k. zonnepanelen;
  • l. torensilo's;
  • m. tuinen, erven en terreinen, ter plaatse van de bedrijfskavel;
  • n. andere bouwwerken.

Onder bedrijven als bedoeld onder b zijn detailhandelsbedrijven niet begrepen, tenzij het detailhandel betreft, als ondergeschikte nevenactiviteit, in ter plaatse voortgebrachte producten en/of in AGF (aardappelen, groente en fruit), met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van de onder 3.1 genoemde gebouwen, bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven met de daarbijbehorende bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen, zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • c. binnen een bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwperceel bedragen;
  • e. ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding 'glastuinbouw' zijn toegestaan:
    • 1. kassen, waarvan de afstand tot het hart van de wegsloot niet minder mag bedragen dan 12 m, de afstand tot het hart van de kavelsloot niet minder mag bedragen dan 6 m. Indien er geen kavelsloot aanwezig is, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 4 m; bedrijfsgebouwen tot een maximum van 20% van het oppervlakte aan kassen en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8,5 m en 10 m;
    • 2. silo's met een maximale hoogte van 20 m;
    • 3. tanks ten behoeve van de opslag van water, gas en CO2   met een maximale hoogte van 15 m;
    • 4. waterbassins
  • f. de afstand van gebouwen binnen de bouwvlakken tot het hart van de erfsloot mag niet minder dan 12 m bedragen;
  • g. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een strook van 25 m vanaf de aan de wegzijde gelegen grens van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • h. de afstand van de bedrijfswoning tot de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
  • i. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 1.200 m3 bedragen;
  • j. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • k. de goothoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande goothoogte minder dan 4,5 m bedraagt de goothoogte niet minder dan de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • l. de hoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • m. de gezamenlijke oppervlakte van bij een zelfde bedrijfswoning behorende vergunningplichtige bijgebouwen mag niet meer dan 120 m² bedragen;
  • n. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd 3 m achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van de betreffende bedrijfswoning;
  • o. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij mag binnen elk bebouwingsvlak niet meer dan 2.500 m² bedragen;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - energie opwekking' mogen zonnepanelen en bouwwerken ten behoeve van het opwekken van zonne-energie geplaatst worden;
  • q. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • r. buiten het bouwvlak mogen andere bouwwerken worden gebouwd. Hieronder zijn niet begrepen:

- bouwwerken voor mestopslag, sleufsilo's en andere silo's;

- boogkassen.

  • s. de goothoogte en hoogte van gebouwen en de hoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Maximale goothoogte   Maximale hoogte  
Bedrijfsgebouwen   8,5 m   11 m  
Kassen   6 m   10 m  
Aanbouwen   3,5 m   -  
Bijgebouwen   3,5 m   6 m  
Bouwwerken voor mestopslag   -   6 m  
Silo's   -   20 m  
Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   -   1 m  
Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   -   3 m  
Overige erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - energie opwekking'   -   3 m  
Overige andere bouwwerken, binnen bouwvlak   -   4 m  
Hagelnetten, buiten bouwvlak   -   1,5 m  
Overige andere bouwwerken, buiten bouwvlak   -   1,5 m  
Bouwwerken ten behoeve van het opwekken van zonne-energie  
6 m  

10 m  

 

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 ten behoeve van:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober, mits:

- gelegen binnen een bouwvlak;

- de hoofdactiviteit agrarisch bedrijvigheid is;

  • b. de bouw van bijbehorende, niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals sanitaire ruimten, en andere bouwwerken, tot een goothoogte en hoogte van 3,5 m respectievelijk 5 m en een inhoud van 50 m3, mits: is of wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting niet minder dan 6 m mag bedragen.

3.3.2 Ander gebruik agrarische bedrijfsbebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak en uitsluitend als tweede tak, voor het volgende niet-agrarisch gebruik:

  • a. loonwerk- en veehandelbedrijven;
  • b. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • c. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis een terras, een speeltuin, een pannenkoekenrestaurant, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • d. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  • e. opslag en stalling van caravans, campers en boten e.d.;
  • f. kunstnijverheid, ateliers en musea,
  • g. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m², en
  • h. detailhandel gerelateerd aan het onder c en f genoemde ander gebruik tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • 1. de nevenactiviteit mag op ten hoogste 20% van het erf plaatsvinden met een maximum vloeroppervlakte van 2.000 m2,
  • 2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd,
  • 3. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden,
  • 4. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden,
  • 5. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden, en
  • 6. het andere gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, zoals verwoord in het “Welstandsbeleidsplan”, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

3.3.3 Uitbreiden bestaande gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen en/of uitbreiden van bedrijfsgebouwen op het bestaande erf waarbij de afstand van de gebouwen tot het hart van de erfsloot niet minder dan 6 m mag bedragen, mits:

  • is of wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting.

3.3.4 Overschrijding grens bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor een overschrijding van de op de verbeelding aangegeven zijgrenzen en achtergrens van het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering door middel van een gekwalificeerd bedrijfsplan is aangetoond,
  • b. van het bouwvlak met inbegrip van de overschrijding, de totale oppervlakte niet meer dan 1,7 ha bedraagt, waarbij:
    1. de breedte van het bouwvlak en de overschrijding niet meer dan 125 m bedraagt,
    2. de diepte van het bouwvlak en de overschrijding niet meer dan 170 m bedraagt, en 3. de verhouding breedte tot diepte is gelegen tussen de 1:2 en 2:1,
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en manoeuvreerruimte,
  • d. wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij:
  • de afstand van gebouwen tot het hart van de erfsloot niet minder dan 12 m mag bedragen, en
  • de breedte van de erfbeplanting niet minder dan 6 m mag bedragen,

3.3.5 Verplaatsing bedrijfswoning buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van een bedrijfswoning, met overschrijding van de op de verbeelding aangegeven grens van het bouwvlak aan de wegzijde, mits:

  • a. het betreft een vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning;
  • b. door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;

3.3.6 Bouwen buiten bouwvlak glastuinbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van een bedrijfswoning met bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak, binnen de op de verbeelding voorkomende aanduiding 'glastuinbouw', mits:

  • het bedrijf tenminste 20.000 m² nieuwe kassen opricht of het bedrijf 10.000 m² nieuwe kassen met daarbij 10.000 m² ingericht voor pot- en containerteelt opricht op één aaneengesloten en bij de bedrijfsbebouwing behorend perceel;
  • de bedrijfswoning op ten minste 15 en ten hoogste 40 uit de as van de weg wordt gesitueerd, en
  • de bedrijfsbebouwing voldoet aan de in lid 3.2 genoemde bepalingen voor bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen.

3.3.7 Mestverwerking en mestbewerking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het bewerken en verwerken van mest met behulp van een mestvergistingsinstallatie ten behoeve van het verkrijgen van biogas, mits

  • er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf,
  • de mestbe- en verwerking ten behoeve van het verkrijgen van biogas geen zelfstandige bedrijfsactiviteit betreft,
  • in geval van co-vergisting uitsluitend producten worden verwerkt, die zijn vermeld in bijlage Aa van de Meststoffenwet,
  • is of wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbijbehorende horecadoeleinden;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en gebouwen voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een kleinschalige beroepsmatige activiteit aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemming in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004, Weteringweg 16 te Luttelgeest" van de gemeente Noordoostpolder.