direct naar inhoud van 3.4 Ecologie
Plan: Het Meer 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991086-VB01

3.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieƫn in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

Onderzoek en activiteitenplan

Sinds 2004 zijn door EcoGroen Advies diverse ecologische onderzoeken in het plangebied uitgevoerd. In verband met de aanwezigheid van Rugstreeppad, Bittervoorn en Kleine modderkruiper, is in 2008 ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd welke is verleend (kenmerk: FF/75C/2007/0376). In datzelfde jaar zijn ten behoeve van de aanleg van een bouwweg in het plangebied ook diverse maatregelen uitgevoerd, waaronder de aanleg van een compensatiegebied voor Rugstreeppad en het wegvangen en overzetten van Rugstreeppadden vanuit het plangebied naar dit 'compensatiegebied'. Door het uitstellen van de realisatie van de woonwijk zijn de Rugstreeppadden in de tussentijd echter weer teruggekeerd naar het plangebied.

Daarnaast zijn de plannen enigszins gewijzigd, zodat extra onderzoeksinspanning nodig was.

Aangezien de gemeente Kampen voornemens is om in 2012 alsnog te gaan starten met de uitvoering van de plannen, dienen maatregelen te worden genomen om overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet te voorkomen.

Bij een ontheffingsaanvraag op de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet is het verplicht een zogenaamd activiteitenplan op te stellen. In het activiteitenplan dient een nadere toelichting te worden gegeven op diverse onderdelen die juridisch of procedureel noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de ontheffingsaanvraag.

Het 'Activiteitenplan woningbouwlocatie Het Meer, IJsselmuiden' (Ecogroen, kenmerk: 11-116, status: definitief, datum: 29 november 2011, bijlage 4) gaat in hoofdzaak in op de volgende onderdelen.

  • De ecologisch toezichthouder houdt een logboek bij waarin de toegepaste mitigerende maatregelen worden beschreven (onder andere datum, locatie werkzaamheden, aantal overgezette dieren en terugplaatslocatie). Ook dient op de plaats van uitvoering altijd een exemplaar van het werkprotocol aanwezig te zijn en dient het werkprotocol onder betrokken werknemers bekend te zijn.
  • Werkzaamheden worden zo veel mogelijk uitgevoerd buiten de meest kwetsbare voortplantingsperiode van Bittervoorn, Kleine modderkruiper en verschillende broedvogels.
  • Het (vangen en) overzetten van fauna vindt plaats onder begeleiding van een ecologisch toezichthouder.

In paragraaf 5.3 van het activiteitenplan is ten aanzien van enkele soort(groep)en beschreven welke mitigerende maatregelen worden genomen.

Een belangrijk aspect hierbij is dat de functie van de Trekvaart als vliegroute van de lichtschuwe Meervleermuis dient te worden behouden. Door verlichting kan de vliegroute van Meervleermuis in onbruik raken, wat kan leiden tot aantasting van de functionaliteit van een vaste verblijfplaats.

Verlichting van de Trekvaart wordt voorkomen door geen verlichting aan te brengen die uitstraalt op de Trekvaart.

De gemeente heeft inmiddels mede op grond van het ingediende activiteitenplan een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en Faunawet ontvangen (zie bijlage 6).