Plan: | Buitengebied, Enschedesestraat 406 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0158-0303 |
Op het perceel Enschedesestraat 406, gelegen in het buitengebied van Hengelo, was voorheen een paardenfokkerij gevestigd. Met het beëindigen van de paardenfokkerij enkele jaren geleden, zijn de agrarische bedrijfsgebouwen leeg komen te staan. Op het erf zijn momenteel nog een monumentale woonboerderij en een karakteristieke schuur (die inmiddels is verbouwd tot woonhuis) aanwezig. Tot eind 2019 waren op het erf ook nog meerdere landschapontsierende agrarsiche bedrijfsgebouwen aanwezig. Nadat aan de eigenaar van het perceel per brief is bevestigd dat deze gebouwen, met een gezamenlijke oppervlakte van 1.487 m2, ingezet konden worden in het kader van de Rood voor Rood-regeling zijn deze landschapontsierende gebouwen vooruitlopend op deelname aan de regeling gesloopt. Naast deze sloop wordt in het kader van het Rood voor Rood-project ook nog 1.459 m2 landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen in de gemeente Tubbergen gesloopt. In totaal voorziet het project hiermee in de sloop van 2.946 m2 landschapontsierende agrarische gebouwen. Ter compensatie voor deze sloop ontstaat het recht op twee extra woningen.
Naast het Rood voor Rood-project wordt in dit bestemmingsplan de verleende ontheffing voor het gebruiken van een bestaande schuur als woning ingepast (VAB). Onderdeel van de totaalontwikkeling is een landschappelijke verbetering in het gehele plangebied.
Het bestemmingsplan Buitengebied, Enschedesestraat 406 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
De grens van het plangebied Buitengebied, Enschedesestraat 406 is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Enschedesestraat aan de noordzijde, de achtertuinen van de woonpercelen aan de Kettingbrugweg aan de oostzijde, de spoorlijn aan de zuidzijde en de Belderweg aan de westzijde.
Afbeelding: Luchtfoto (met begrenzing) plangebied
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan "Buitengebied" (vastgesteld op 21 september 2010) en het bestemmingsplan "Veegplan Buitengebied" (vastgesteld op 19 april 2016). In onderstaande afbeelding is een uitsnede opgenomen van de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied".
Afbeelding: Verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied" met daarin weergegeven het plangebied
Op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied" zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Agrarisch' en is een deel van het plangebied voorzien van een bouwvlak ten behoeve van een agrarisch bedrijf (paardenfokkerij). Daarnaast is binnen het bouwvlak als nevenactiviteit een hobbymatige autowerkplaats toegestaan. Binnen deze bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee op basis van het gemeentelijk VAB-beleid, afgeweken kan worden van het bestemmingsplan waardoor bijvoorbeeld in karakteristieke schuren een woning gerealiseerd kan worden. Echter, is in dit plan niet vastgelegd welke bebouwing als karakteristiek moet worden aangemerkt.
Verder zijn de gronden in het plangebied voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie Middel', deze bestemming voorziet in de bescherming en instandhouding van eventueel in de grond aanwezige archeologische waarden. In paragraaf 4.4 wordt nader hier op ingegaan.
In het oostelijk deel van het plangebied loopt een hoge druk gasleiding, de bij deze gasleiding behorende belemmeringenstrook is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Deze bestemming voorziet in de aanleg, instandhouding en bescherming van de hoge druk gastransportleiding.
Daarnaast komen binnen het plangebied nog enkele gebiedsaanduidingen voor. Voor zover relevant, zullen deze aanduidingen in dit bestemmingsplan worden overgenomen.
Het bestemmingsplan "Veegplan Buitengebied" heeft in de basis niets gewijzigd aan de in paragraaf 1.3.1 beschreven (dubbel)bestemmingen. Wel zijn met dit bestemmingsplan de monumentale woonboerderij en de schuur voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. In de bestemmingen zijn daarbij nadere regels opgenomen die tot doel hebben om de karakteristieke panden zoveel mogelijk in stand te houden en te beschermen. Doordat de schuur met het veegplan ook voorzien is van de aanduiding 'karakteristiek', zijn met het veegplan ook mogelijkheden ontstaan voor het hergebruik van de schuur als zijnde woning.
Het erf aan de Enschedesestraat betreft een voormalig agrarisch erf waar voorheen een paardenfokkerij gevestigd was. Op het erf zijn momenteel nog een monumentale woonboerderij en een karakteristieke schuur aanwezig, de voorheen aanwezige landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen zijn eind 2019 al gesloopt. Deze sloop heeft plaatsgevonden nadat de gemeente schriftelijk te kennen heeft gegeven dat deze gebouwen, ook na sloop, kunnen worden ingezet in het kader van de Rood voor Rood regeling. In totaal is op het erf 1.487 m2 aan landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Daarnaast is circa 894 m2 aan kelders, erfverhardingen en mestopslag verwijderd van het erf, conform het beleid moeten deze voorzieningen verwijderd worden maar de oppervlakte hiervan telt niet mee in de sloopnorm. In de volgende afbeelding is met letters weergegeven welke gebouwen gesloopt zijn in het kader van de Rood voor Rood regeling wordt ingezet. In de tabel onder de afbeelding staan de oppervlaktes per gebouw benoemd.
Afbeelding: Overzicht gesloopte bebouwing erf Enschedesestraat 406
Schuur | Omschrijving | Sloopoppervlak |
A | Voormalige paardenmanege | ± 726 m2 |
B | Paardenstal/berging/opslag | ± 369 m2 |
C | Paardenstal | ± 229 m2 |
D | Berging/ opslag | ± 111 m2 |
E | Berging/ opslag | ± 46 m2 |
F | Paardenstal | ± 6 m2 |
Naast de sloop van 1.487 m2 landschapontsierende agrarishe bedrijfsgebouwen in het plangebied, voorziet het Rood voor Rood-project ook in de sloop van 1.459 m2 landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen in de gemeente Tubbergen. Concreet gaat het om de sloop van 866 m2 aan de Loleeweg 15 in Albergen en 593 m2 op de loatie Zekteweg 12 in Tubbergen. De gemeente Tubbergen heeft bevestigd dat de betreffende gebouwen gesloopt kunnen worden en niet eerder zijn ingezet in het kader van een Rood voor Rood regeling of andere vergelijkbare regeling. Om juridisch-planologisch vast te leggen dat de te slopen gebouwen niet kunnen worden teruggebouwd, wordt voor beide locaties het bestemmingsplan herzien.
De sloop van in totaal 2.946 m2 landschapontsierende agrarische gebouwen geeft het recht op de bouw van twee Rood voor Rood woningen (2500 m2 slopen geeft recht op 2 woningen). De meerdere m2 boven de 2.500 m2, te weten 446 m2, wil initiatiefnemer inzetten om de inhoud van de woningen te vergroten. Op basis van de spelregels kan de inhoud van de woningen hiermee met in totaal met 223 m3 (iedere extra m3 is twee m2 sloop) vergroot worden. Op de beoogde bouwlocaties is het daarnaast vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet gewenst om vrijstaande bijgebouwen op te richten. Dit doet namelijk afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten en het bebouwingsbeeld langs de Enschedesestraat. De bijgebouwen moeten dan ook inpandig in het woonvolume worden ingepast. Door uit te gaan van één volume zonder losse bijgebouwen wordt voorkomen dat er veel verspreide bebouwing en daarmee een verdere verdichting ontstaat in het gebied. Het feit dat de bijgebouwen inpandig in het woonvolume worden ingepast betekent wel dat de inhoud van de woningen verruimd moet worden. Om deze reden en vanwege het feit dat de extra sloop boven de 2.500 m2 al recht geeft op een extra inhoud van 223 m3, is in dit bestemmingsplan geregeld dat de woningen (inclusief inpandig bijgebouw) een inhoud mogen hebben van maximaal 1.000 m3. Het toestaan van een dergelijke inhoud is mogelijk door hiervoor maatwerk toe te passen.
In het kader van het gemeentelijk beleid voor functieverandering van vrijkomende en/of vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB-beleid) kan de karakteristieke schuur verbouwd worden tot woning. Voor het verbouwen van een karakteristieke schuur tot woning geldt dat dit uitsluitend kan worden toegestaan indien geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke kenmerken. Herbouw is uitsluitend mogelijk indien uit een bouwtechnisch rapport blijkt dat de schuur redelijkerwijs niet als zodanig te verbouwen dat deze gebruikt kan worden als woning. In dit geval is een dergelijk bouwtechnisch keuringsrapport overlegd en is aangetoond dat de schuur bouwtechnisch gezien in (zeer) slechte staat verkeerd. Bij herbouw zal op dezelfde locatie gebouwd moeten worden, in een zelfde hoofdvorm/ bouwenveloppe, in dezelfde afmetingen en met gebruikmaking van alle goede her te gebruiken materialen. Voor de herbouw van de schuur is inmiddels een omgevingsvergunning verleend en er is gestart met de bouw. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen die juridisch borgen dat het gebouw op dezelfde locatie, met een zelfde hoofdvorm en in dezelfde afmetingen moet worden gebouwd.
Voor deze ontwikkeling is een Ontwikkelplan opgesteld. Hierin wordt aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van het rood voor rood project. In onderstaande inrichtingsschets is te zien hoe de landschappelijke inpassing gaat plaatsvinden:
Met de inrichting van de nieuwe situatie wordt er nadrukkelijk ingezet op de landschappelijk inpassing. Zo wordt het plangebied versterkt met verschillende waterpartijen, solitaire bomen, boomgroepen en heesters, wordt het erf afgeschermd door beplanting en wordt er een ecologische meerwaarde gecreëerd. Op de plek waar een gasleiding loopt wordt niet gebouwd, maar afgeschermd doormiddel van een groenstrook. In de nieuwe situatie ontstaan verschillende nieuwe erven, deze erven krijgen voldoende privacy en worden met elkaar verbonden middels opgaand groen bestaande uit heesters, solitaire bomen en erfbeplanting. Rondom het erf zijn verschillende dichte bosschages te vinden die onderdeel zijn van de overgangszone tussen de stad en het buitengebied. Met de beoogde nieuwe situatie wordt bijgedragen aan kwaliteit en uitstraling van deze overgangszone. Er worden 2 nieuwe landschapselementen aangelegd, een kikkerpoel en een grondwal.
Kikkerpoel
Ten zuidwesten van de nieuwe zuidelijk gelegen woning wordt een poel gegraven met aan de oostkant natuurvriendelijke oevers en aan de westkant iets strakkere oevers. De plekken met flauwe taluds kennen een geleidelijk overgang van een plasdras zone naar (wilgen)struweel en water minnende houtopstand. Met de aanleg van de poel wil de initiatiefnemer de ecologische meerwaarde op de plek verbeteren en hiermee aansluiten en inspelen op de vormgeving van de landgoederenzone in de omgeving. De onderzoeken laten zien dat de potenties van deze locatie om een poel in te richten een hoge verwachtingswaarde kent.
Grondwal
De grond die vrijkomt bij het graven van de hierboven beschreven waterpartij wordt gebruikt voor de aanleg van een aardenwal. Het plangebied ligt tussen het treinspoor dat Enschede en Hengelo met elkaar verbindt. Met de inrichting van het nieuwe erf is hier nadrukkelijk rekening mee gehouden. Zo komt langs het spoor een grondwal die over de gehele oppervlakte wordt beplant met inheemse bomen en -struiken die als streekeigen aangemerkt worden. De bestaande boswilgen aan de voet van deze wal worden geintegreerd. De aarden wal wordt ingericht met als doel de inkijk vanaf het spoor en fietssnelweg te voorkomen (borging privacy), het verhogen van de landschappelijke beleving van het gebied en het reduceren van de geluidbelasting. In paragraaf 4.5.3 Geluid wordt ingegaan op het effect dat de aanleg van de wal heeft op het woon- en leefklimaat. De wal mag maximaal 2 meter hoog worden. Dit is de hoogte waar initiatiefnemer ook van uit is gegaan. Een wal van 2 meter hoog vormt geen onevenredig grote inbreuk op het open landschap, omdat deze maar minimaal uitsteekt boven het spoortalud (Het spoor ligt op een talud van ca. 1 meter boven het maaiveld. De grondwal van 2 meter steekt dan ook slechts ca. 1 meter uit boven het spoor). Met een grondwal van maximaal 2 meter hoog wordt enerzijds het zoveel mogelijk behouden van de landschapswaarden bewerkstelligd en anderzijds heeft het een gunstige invloed op het woon- en leefklimaat.
Beplantingsplan
Voor de realisatie van dit plan is voor de nieuwbouwlocatie een uitgebreid beplantingsplan (zie afbeelding hieronder) met plantsoorten opgenomen. Ook zijn er hoeveelheden in percentages aangegeven waaruit het assortiment bestaat. Het assortiment is zodanig samengesteld dat de kwaliteit en ontwikkeling van het landschapselement de landschappelijke inpassing van het toekomstige erf borgt. Er is op hoofdlijnen onderzoek gedaan naar gebiedseigen soorten. Het assortiment is daarom in de basis algemeen gehouden. Indien in de toekomst blijkt bijzondere en unieke soorten voor deze streek relevant zijn kunnen deze natuurlijk worden aangeplant.
Dit ontwikkelplan is opgenomen in Bijlage 1. De uitvoering van het ontwikkkelplan is als voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan opgenomen.
Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, daarbij moet gedacht worden aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen en geeft het richting op de vier prioriteiten; ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden" komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect water in relatie tot het plangebied.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt raakt geen rijksbelangen uit het NOVI of het Barro. Met de toevoeging van maximaal twee woningen is daarnaast geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artijkel 3.1.6, lid 2 Bro. Een nadere motivering in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
De 'Omgevingsverordening Overijssel' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen. Op de voor dit plan relevante artikelen uit de verordening wordt hierna nader ingegaan.
Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3)
De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.
Met de ontwikkeling wordt in totaal 2.946 m2 aan landschapontsierende agrarische bebouwing gesloopt en ter compensatie hiervoor mogen twee woningen gerealiseerd worden. Verder mag in de karakteristieke schuur een woning worden gerealiseerd. Daarnaast wordt het huidige agrarische bouwvlak aan de Enschedesestraat, met een omvang van circa 7.000 m2, wegbestemd. De woonpercelen voor de Rood voor Rood woningen krijgen een oppervlakte van 1.000 m2 en de gezamenlijk oppervlakte van de woonpercelen behorende bij de monumentale woonboerderij en de karakteristieke schuur bedraagt 2.500 m2. Per saldo wordt er dan ook, naast de sloop van 2.946 m2 aan landschapontsierende agrarische gebouwen, circa 2.500 m2 planologische bouwmogelijkheid terugggeven aan de groene omgeving. Gelet hierop voldoet dit bestemmingsplan dan ook aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5)
In het kader van dit artikel moet onderbouwd worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Tevens moet inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze uitvoering is gegeven aan het provinciaal uitvoeringsmodel en of de ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief.
De opbouw van deze paragraaf volgt het provinciaal uitvoeringsmodel, daarnaast wordt hierna nader ingegaan op het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief en de wijze waarop dit plan past binnen dit perspectief. Voor een nadere toelichting op de bijdrage die dit bestemmingsplan levert aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit wordt verwezen naar hoofdstuk 2. Samengevat bestaat deze bijdrage uit de sloop van in totaal 2.946 m2 aan landschap ontsierende gebouwen in het buitengebied en de landschappelijke inpassing van de totale ontwikkeling aan de hand van het ontwikkelplan. Hier wordt dan ook geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 2.1.5. van de Omgevingsverordening Overijssel.
Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (artikel 2.1.6)
De provinciale Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is op gemeentelijk niveau nader uitgewerkt in de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente, vastgesteld door de gemeenteraad van Hengelo op 15 september 2021. Deze regionale spelregels zijn in lijn met het bepaalde in artikel 2.1.6 van Omgevingsverordening. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2. Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt past binnen het bepaalde in artikel 2.1.6. van de Omgevingsverordening.
Realisatie nieuwe woningen (artikel 2.2.2)
In artikel 2.2.2 van de verordening is geregeld dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw. De behoefte aan woningen wordt geacht te zijn aangetoond als realisatie van de nieuwe woningen past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming. Zoals uit paragraaf 3.3.3 blijkt is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid en -programma. Het gemeentelijk woonbeleid en -programma passen binnen de geldende woonafspraken, gelet hierop voldoet dit bestemmingsplan aan het bepaalde in artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Beperkingengebied Twente Airport (artikel 6.13, 6.14 en 6.15)
Het plangebied ligt binnen een gebied waar beperkingen geldend in verband met Twente Airport. De beperkingen die in dit geval van toepassing zijn betreffen; hoogtebeperking van maximaal 100 meter, vogelaantrekkende bestemmingen en grondgebruik, laserstraalvrije zone.
De maximale bouwhoogte in het plangebied is ruim minder dan 100 meter. Van een vogelaantrekkende bestemming of gebruik als bedoeld in artikel 6.14 is geen sprake en tot slot voorziet dit bestemmingsplan niet in een ontwikkeling die een risico vormt voor de laserstraalvrije zone. Geconcludeerd wordt dan ook dat het beperkingengebied van Twente Airport geen belemmering vormt voor dit plan.
Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied kent de volgende ontwikkelingsperspectieven:
Afbeelding: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart
Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem
Stads- en dorpsrandgebieden
De stads- en dorpsrandgebieden vormen de overgang tussen de Stedelijke en de Groene Omgeving, en zijn daarmee zowel entree van de stad als verbinding naar het buitengebied. Het vormgeven als entree van zowel de Groene als de Stedelijke Omgeving is een belangrijk kwaliteitsdoel.
Toetsing van het plan aan het ontwikkelingsperspectief
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
In het kader van de Rood voor Rood regeling wordt in totaal 2.946 m2 aan landschapontsierende agrarische bebouwing gesloopt. Ter compensatie hiervan mogen binnen het plangebied twee nieuwe woningen worden gebouwd. Daarnaast is de karakteristieke schuur herbouwd tot woning. De functie wonen is passend binnen het hier geldende ontwikkelingsperspectief. Daarnaast wordt binnen het gebied de ruimtelijke kwaliteit fors verbeterd door de sloop van landschap ontsierende gebouwen en de landschappelijke inpassing in het gebied. In hoofdstuk 2 is hier al op ingegaan. Geconcludeerd wordt dan ook dat de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, passend zijn binnen het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief.
De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:
Natuurlijke laag
Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van het gebiedskenmerk 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.
Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart natuurlijke laag
Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf.
Toetsing van het plan aan de natuurlijke laag
Met de situering van de woningen wordt rekening gehouden met het natuurlijk reliëf, zo worden de Rood voor Rood woningen op de hogere gronden binnen het plangebied gesitueerd en worden de natuurlijke laagtes benut door hier natte natuur te realiseren. In paragraaf 2.3 is hier al op ingegaan. Gelet op de aard van dit bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van strijdigheid met het gebiedskenmerk van de natuurlijke laag.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Op basis van de laag van het agrarisch cultuurlandschap is er sprake van 'jonge heide en broekontginningslandschap'. In het agrarisch cultuurlandschap gaat het om het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarisch cultuurlandschap; het palet van agrarische cultuurlandschappen versterken en contrasten tussen de landschappen behouden en ontwikkelen.
Ontwikkelingen in het agrarische ontginningsplandschap dragen bij aan het behoud en de versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en kenmerkende ruimtematen. De provincie schrijft voor deze gebieden voor dat de gebieden met weidevogels een beschermde bestemmingsplanregeling moeten krijgen, gericht op instandhouding van de openheid.
Toetsing van het plan aan de laag van het agrarisch cultuurlandschap
Voor de voorgenomen ontwikkeling is deze laag minder van belang, aangezien deze maar over een klein deel van het plangebied ligt.
Stedelijke laag
Het plangebied kent op basis van de stedelijke laag geen gebiedskenmerken, deze laag is dan ook niet van toepassing op dit plan.
Laag van de beleving
Op basis van de laag van de beleving is in het plangebied sprake van het gebiedskenmerk 'Stads- en dorpsranden'. Bij de laag van de beleving gaat het over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving.
Afbeelding: Uitsnede gebiedskenmerkenkaart laag van de beleving
De stads- en dorpsranden zijn overgangsgebieden. In de stads- en dorpsranden is de ambitie om woon-, werk- en recreatiemilieus te verbinden aan hun omgeving met landschappelijke structuren en routes. Plaatselijk is ruimte voor ontwikkelingen, mits deze voortbouwen aan de versterking van de stad-land relatie.
Toetsing van het plan aan de laag van de beleving
In het plangebied worden nieuwe woningen toegevoegd. Deze toevoeging van woningen gaat samen met een forse landschappelijke kwaliteitsverbetering. In paragraaf 2.3 is hier al uitgebreid op ingegaan. Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling passend is binnen het gebiedskenmerk van de Laag van de beleving.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeenteraad heeft op 7 oktober 2020 de omgevingsvisie Hengeloos Buiten vastgesteld. De omgevingsvisie Hengelo wordt gefaseerd opgesteld. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten vormt de eerste fase. De tweede fase wordt gevormd door het visiegebied Binnnenstad en Hart van Zuid. In de derde en laatste fase wordt een omgevingsvisie opgesteld voor het resterende stedelijke gebied. Voor het opstellen van de omgevingsvisie Hengeloos Buiten is sprake geweest van een open en transparant participatieproces. De samenleving is op verschillende momenten betrokken. De omgevingsvisie Hengeloos Buiten bestaat uit:
Voor de toekomstige ontwikkeling van het Hengelose buitengebied worden vier hoofddoelen centraal gesteld om als ontwikkelprincipe te hanteren:
Op basis van de vraagstukken die met de samenleving zijn bepaald, zijn een zestal integrale thema's benoemd waar een gerichte visie op is ontwikkeld:
Meest relevant in dit kader is het thema 'Regels voor ruimte', hierna wordt nader op dit thema ingegaan.
Nieuwe functies bieden de kans om het buitengebied levendig en vitaal te houden en bieden nieuwe perspectieven en verdienmodellen. We zien kansen voor extensieve vormen van recreatie, zorg, welzijn, wonen en bedrijvigheid als deze passen bij de aard, schaal en uitstraling van het buitengebied en onze gezamenlijke waarden.
Tegelijkertijd willen we ook dat het buitengebied haar open, landelijke en groene karakter behoudt en niet verder versteent, en dat karakteristieke en waardevolle agrarisch bebouwing dat vrijkomt, voor de toekomst zoveel mogelijk behouden blijft. We willen de functionele mogelijkheden die we bieden dan ook zoveel mogelijk benutten om deze bestaande panden een goed tweede, derde of vierde leven te geven op het moment dat deze vrijkomt.
Bij herbestemming van vrijkomende en vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB) maken we onderscheid in karakteristieke bebouwing, waardevolle bebouwing en landschapsontsierende bebouwing. Nieuwe functies en activiteiten kunnen uitsluitend plaats vinden in karakteristieke en waardevolle bebouwing. Er zijn veel nieuwe functies mogelijk mits deze functioneel en ruimtelijk passen bij het buitengebied en de waarden die we hebben bepaald. Landschapsontsierende bebouwing komt in aanmerking voor sloop en kan worden ingezet voor de nieuwbouw van woningen (rood voor rood regeling).
De visie op hoofdlijnen en visie op thema's zijn generiek en gelden voor het hele plangebied. Wel kan de visie op een bepaald thema in het ene gebied een groter belang hebben dan in het andere gebied. Zo is de visie per gebied ingekleurd en genuanceerd. Samen met de samenleving zijn de uitgangspunten vertaald naar de volgende vijf deelgebieden:
Afbeelding: Uitsnede visiekaart
Het plangebied is gelegen in het deelgebied Driene, subgebied Spoor - kanaalzone. Het buitengebied Driene bestaat uit diverse subgebieden met elk een eigen karakter. Het gebied Oud-Driene bestaat uit een agrarisch cultuurlandschap. Dit is een aantrekkelijk landschap door de combinatie van agrarisch gebruik, beken, houtwallen en bosjes. De gebieden ten noorden en zuiden van Oud-Driene (het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied ten zuiden van Oud-Driene) zijn typische uitloopgebieden van de stad met een grote diversiteit aan functies. Wonen wordt gecombineerd met functies als een landgoed, golfbaan, camping, sportvereniging, kristalbad en een aantal agrarische gronden. Voor dit gebied wordt ingezet op het gebiedsdoel 'Sporten en recreëren aan de rand van de stad". Hier ligt het accent op wat grotere recreatie- en sportvoorzieningen, in balans met de overige functies in de gebieden.
In dit geval is sprake van een vrijgekomen agrarisch erf met landschapontsierende bebouwing, een karakteristieke schuur en een monumentale woonboerderij. In de karakteristieke schuur wordt een woning gerealiseerd.
Zoals in 3.3.1.3 ook wordt benoemd komt landschapontsierende bebouwing in aanmerking voor sloop en kan daarbij worden ingezet op de nieuwbouw van woningen (Rood voor Rood). De landschapontsierende bebouwing op het erf is inmiddels al gesloopt, deze sloop geeft tezamen met de sloop van landschapontsierende bebouwing in de gemeente Tubbergen recht op de bouw van twee woningen in het kader van Rood voor Rood. In paragraaf 3.3.2 wordt nader ingegaan op het beleid ten aanzien van Rood voor Rood.
Het toevoegen van woonfuncties binnen het plangebied past binnen het gebiedsdoel zoals geformuleerd in de omgevingsvisie, de nieuwe woonfuncties belemmeren de overige functies (waaronder recreatie- en sportvoorzieningen) niet en zijn in balans met deze en de overige functies in het gebied. Dit plan is in overeenstemming met het bepaalde in de omgevingsvisie Hengeloos Buiten.
De gemeente Hengelo heeft samen met andere gemeenten in Zuidwest-Twente in regionaal verband de wens uitgesproken om het beleid voor ruimtelijke ontwikkelingen het buitengebied meer te harmoniseren. De mogelijkheden voor het harmoniseren van beleidskaders op regionaal niveau zijn vertaald naar regionale uitgangspunten passend bij de gemeenten in Zuidwest-Twente en vervat in de beleidsregel "Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente". Binnen de regionale beleidsuitgangspunten blijft er op gemeentelijk niveau ruimte voor eigen invulling en maatwerk. De "Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente" vervangt het beleid voor VAB, Rood voor Rood en nieuwe landgoederen uit 2008.
Elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Wanneer nieuwe ontwikkelingen niet direct kunnen leiden tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit, is het mogelijk om maatregelen te nemen die leiden tot een verhoging van de sociale kwaliteit of een meerwaarde hebben binnen het thema duurzaamheid.
Bij alle nieuwe ontwikkelingen dient een ruimtelijk kwaliteitsplan/erfinrichtingsplan aangeleverd te worden. In dit plan worden de kwaliteiten van de ontwikkellocatie beschreven en aanbevelingen gedaan voor de verbetering hiervan.
Bij de sloop van minimaal 1.000 m² aan landschapsontsierende (agrarische) bebouwing kan één nieuwe woningbouwkavel worden uitgegeven. De nieuwe woning en bijbehorend bijgebouw mogen respectievelijk maximaal 750 m3 en 150 m2 zijn. Een tweede bouwkavel kan worden gerealiseerd, mits er in totaal minimaal 2.500 m2 wordt gesloopt . Naast de sloop van de genoemde 1.000 m2 (voor 1 woning) of 2.500 m2 (voor 2 woningen) is het uitgangspunt dat alle landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van de (bedrijfs-) woning of karakteristieke, beeldbepalende of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Voor de meer te slopen m² geldt dat er een compensatiemogelijkheid is in de vorm van een grotere woning (meer inhoud) en/of een groter bijgebouw, mits passend in de omgeving. Voor de uitbreiding van een woning geldt dat voor iedere m3 uitbreiding twee m2 aan landschapsontsierende bebouwing moet worden gesloopt.
Het uitgangspunt voor nieuwe woningen is dat deze worden gerealiseerd op de slooplocatie. Er kunnen omstandigheden zijn dat er wordt gezocht naar een locatie elders in het gebied. Dit is echter wel een uitzonderingssituatie waar terughoudend mee om wordt gegaan. Er dient sprake te zijn van een aantoonbare extra ruimtelijke kwaliteitsslag. Hierbij moeten nieuwe woningen altijd aansluiten op bestaande bebouwing. Hiermee wordt bedoeld dat wordt aangesloten bij een bestaand erf (silhouet), lint of andersoortige bebouwingsconcentratie. Realisatie van een solitaire woning (een nieuw erf) in het buitengebied wordt hiermee uitgesloten.
Uitbreiden van een woning is mogelijk tot een maximum van 2.000 m3, mits dit architectonisch en landschappelijk is in te passen in het gebied. Voor de uitbreiding van een woning geldt dat voor iedere m³ uitbreiding twee m² aan landschapsontsierende bebouwing moet worden gesloopt.
Het hoofddoel van functieverandering van vrijkomende en/of vrijgekomen agrarische bebouwing (VAB) is sociaaleconomisch. Voormalige, karakteristieke, agrarische bebouwing en agrarische bedrijfswoningen kunnen in principe voor hergebruik als woonruimte in aanmerking komen. Ook kunnen ze worden gesplitst in meerdere woningen. Als voorwaarde geldt wel dat de karakteristieke/ monumentale waarden van de buitenzijde behouden blijven. Splitsing in twee afzonderlijke woningen kan plaatsvinden wanneer de inhoud van de voormalige bedrijfswoning tenminste 1000 m3 bedraagt. Naast het hoofdgebouw kan het hierbij ook gaan om karakteristieke bedrijfsbebouwing. In het bijzonder karakteristieke stallen en schuren waarvan het niet wenselijk is dat ze gesloopt worden. Ook hier gelden dezelfde inhoudsmaten.
In uitzonderlijke gevallen past een wenselijke ontwikkeling niet binnen de beschreven beleidsregels. Wanneer de beleidsregels niet voldoende ruimte bieden om een gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dan kan maatwerk worden toegepast. Afwijken van de beleidsregels gebeurt op basis van kwalitatieve criteria, bijvoorbeeld een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit.
Op het erf aan de Enschedesestraat 406 is eind 2019 in totaal 1.487 m2 landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Deze inmiddels gesloopte bebouwing kan, dit is bevestigd door de gemeente per brief, worden ingezet in het kader van de Rood voor Rood regeling. Naast deze sloop wordt in de gemeente Tubbergen nog eens 1.459 m2 landschapontsierde agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Sloop in een andere gemeente dan de gemeente Hengelo of een deelnemende gemeente aan de regionale spelregels is mogelijk. Aangezien er meer gesloopt wordt dan 2.500 m2, namelijk 2.946 m2, mogen er twee woningen van 750 m3 met elk een bijgebouw van 150 m2 gebouwd worden.
De meerdere m2 boven de 2.500 m2, te weten 446 m2, wil initiatiefnemer inzetten om de inhoud van de woningen te vergroten. Op basis van de spelregels kan de inhoud van de woningen hiermee met in totaal met 223 m3 (iedere extra m3 is twee m2 sloop) vergroot worden. Op de beoogde bouwlocaties is het daarnaast vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet gewenst om vrijstaande bijgebouwen op te richten. Dit doet namelijk afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten en het bebouwingsbeeld langs de Enschedesestraat. De bijgebouwen moeten dan ook inpandig in het woonvolume worden ingepast. Door uit te gaan van één volume zonder losse bijgebouwen wordt voorkomen dat er veel verspreide bebouwing en daarmee een verdere verdichting ontstaat in het gebied. Het feit dat de bijgebouwen inpandig in het woonvolume worden ingepast betekent wel dat de inhoud van de woningen verruimd moet worden. Om deze reden en vanwege het feit dat de extra sloop boven de 2.500 m2 al recht geeft op een extra inhoud van 223 m3, is in dit bestemmingsplan geregeld dat de woningen (inclusief inpandig bijgebouw) een inhoud mogen hebben van maximaal 1.000 m3. Het toestaan van een dergelijke inhoud is mogelijk door hiervoor maatwerk toe te passen.
De eerste gesprekken met initiatiefnemer over de Rood voor Rood ontwikkeling hebben plaatsgevonden in 2018. In 2018 gold een andere Rood voor Rood regeling dan de nu geldende “Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente”. Binnen de vorige regeling was het mogelijk om alle sloopmeters (100%) uit een andere gemeente in te zetten in de gemeente Hengelo. Initiatiefnemer begon aan de ontwikkeling van de Enschedesestraat 406 doordat hij beschikte over de aanvullende sloopmeters uit Tubbergen. In de anterieure overeenkomst die de gemeente is aangegaan met initiatiefnemer is vastgelegd dat initiatiefnemer de sloopmeters uit Tubbergen en Hengelo mag inzetten en dat hiervoor twee woningen mogen worden gerealiseerd overeenkomstig het Beleidskader Rood voor rood uit 2006. In de toelichting van het bestemmingsplan is een onderbouwing gegeven van het nu geldende beleid (vastgesteld in 2021). In dit beleid wordt gehanteerd dat 60% van de sloopmeters uit Hengelo moet komen en 40% elders vandaan mag komen. Aangezien het hier een lopende aanvraag betrof, waarbij de verdeling 50-50% is, en het nieuwe beleid over een paragraaf “maatwerk” beschikt, is er geen reden om het plan met het nieuwe beleid in overeenstemming te laten brengen.
In het kader van functieverandering wordt in de karakteristieke schuur een woning mogelijk gemaakt. Om te verzekeren dat dit karakteristieke gebouw in stand blijft of op een nagenoeg zelfde wijze wordt her- of verbouwd, zijn in dit plan bouwregels opgenomen die ertoe strekken dat de bestaande hoofdvorm, inhoud en afmetingen het uitgangspunt zijn. Hiervoor is inmiddels al een omgevingsvergunning afgegeven en er is gestart met de bouw.
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.
Voor de toetsing van nieuwe initiatieven in bestaand stedelijk gebied is het 'afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven' van toepassing. Het afwegingskader is gericht op het beoordelen van de bijdrage van een plan aan de ruimtelijke en volkshuisvestelijke opgave van de stad. Echter, initiatieven waarop het Rood voor Rood beleid of VAB-beleid van toepassing is, zijn uitgesloten van het doorlopen van het kwalitatieve afwegingskader. Voor dergelijke initiatieven zijn immers de specifieke beleidskaders Rood voor Rood en VAB van toepassing die gericht zijn op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat in overeenstemming is met de woningbouwafspraken zoals gesloten met de provincie, wordt ruimte geboden aan woningbouwontwikkelingen in het kader van Rood voor Rood en VAB.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.4
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018. Op de wijze waarop met erfgoed wordt omgegaan wordt verwezen naar paragraaf 4.4.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan. Een uitsnede van deze kaart is hierna opgenomen.
Afbeelding: Uitsnede kaart hoofdgroenstructuur
Binnen het plangebied zelf is geen sprake van een hoofdgroenstructuur. Net buiten het plangebied is sprake van groenstructuren die onderdeel uitmaken van de hoofdgroenstructuur. De ontwikkeling in het plangebied doet hier geen afbreuk aan. Onderdeel van de ontwikkeling betreft een forse verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, onder meer door de landschappelijke inpassing van de totale ontwikkeling. Deze landschappelijke inpassing sluit op onderdelen aan bij de hoofdgroenstructuur, hiermee wordt per saldo de groenstructuren in en om het plangebied versterkt.
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
Parkeernormering (motorvoertuigen)
Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.
De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.
Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.
Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.
Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.
De (nieuwe)erven zijn ruim genoeg op op eigen erf te kunnen parkeren.
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau. Tezijnertijd wordt het (nieuw)bouwplan getoetst aan de van toepassing zijnde welstandscriteria.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie.
Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. In paragraaf 4.5.3 wordt nader ingegaan op het aspect geluid.
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren. Op 4 oktober 2022 is de digitale watertoets uitgevoerd. Het relsultaat is de "normale procedure". Zie Bijlage 2 Watertoets.
Op grond van artikel 12 uit het besluit op de ruimtelijke ordening worden ruimtelijke plannen voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoets-proces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Vechtstromen kijkt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies. Daarbij toetst het waterschap het plan aan het voorkeursbeleid dat is geformuleerd.
In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap wordt daarin meegenomen.
Bij het opstellen van de waterparagraaf zijn ruimtelijk relevante criteria te onderscheiden in:
• criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze;
• criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de thema's die in de waterparagraaf kunnen worden meegenomen:
Voornoemde thema's hebben niet alleen betrekking op het plangebied, maar ook op de omgeving van het plangebied.
Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft ernaar om de ingrepen binnen een deelstroomgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die niet ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het proces van de watertoets wel gesignaleerd maar niet geregeld worden. Dit houdt in dat als iets met een specifiek instrument geregeld kan worden, het niet met een ruimtelijk plan geregeld mag worden. Belangrijke regel stellende instrumenten zijn, de Keur van het waterschap, Activiteitenbesluit, peilbesluit, gemeentelijke verordening etc.
Uitgangspunten waterschap Vechtstromen.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
Algemeen
Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
Om voldoende zicht te krijgen op de werking van het natuurlijke watersysteem op locatie en omgeving is er een Landschappelijk en Ecologische systeemanalyse (LESA) uitgevoerd. Het document "Locatie bepaling compensatiekavels het Zeldam" is opgenomen in Bijlage 4. Deze bepaalt in hoge mate de locatiekeuze van de woonkavels en laat daarnaast zien wat de optimale plekken zijn voor infiltratie van water in de bodem via wadi's of wanneer infiltratie niet kan, gebieden ecologisch verantwoord ingericht kunnen worden als retentievijver bij piekafvoeren.
Bovenstaande beeldfiguur is een uitsnede uit het LESA-onderzoek en laten de locatie Het Zeldam zien met in licht groen de locaties die geschikt zijn voor waterberging. De overige delen buiten deze zones zijn gebieden waar men water kan infiltreren.
Hemelwater
Grondwater
• Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
• Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
• De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
• Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.
Oppervlaktewater
• Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
• Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.
Afvalwater
Voor waterberging hanteren wij 80mm waterberging in het plangebied van iedere m2 verharding, waarbij 55mm in de voorzieningen (zoals wadi) en 25 mm in het watersysteem (bijv. sloot) (bestrating rondom gebouw en gebouwen/ hier valt half verharding/ grind van de toegangsweg niet onder). Dit hemelwater wordt opgevangen in het plangebied zelf, dus in de wadi/ vijver of in het weiland/ tuin. Dit dient opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
Maatregelen
Oppervlaktewater
Om aan bovenstaande criteria te kunnen voldoen is een totale oppervlakte berekend van het (toekomstige)verharde oppervlak in het plangebied van het Zeldam.
Hier is uitgegaan dat per woning gemiddeld 500m2 verhard oppervlakte wordt gerealiseerd. Dit komt neer op een totaal verhard oppervlak van 2000m2. Hierbij zijn de toegangswegen met halfopen verharding buiten beschouwing gelaten. Dit is lichte toename van verhard oppervlak t.o.v. de bestaande situatie van de oorspronkelijke erfinrichting.
Volgens de berekeningen komt het toekomstige verharde oppervlak neer op een opslagcapaciteit van 160.000mm water die gerealiseerd dient te worden volgens de criteria van het waterschap. Dit houdt in dat 533m2 retentievijver en wadi's met een capaciteit van minimaal 300mm/m2 gerealiseerd dient te worden binnen het plangebied. Hieraan wordt ruimschoots voldaan in de vorm van de aanleg van een kikkerpoel (oppervlaktewater) en vochtige hooilanden (opslaan water in de bodem) in de lichtgroene zones en wadi's in de infiltratiezones. Het water wordt gedoseerd afgevoerd via een bestaande duiker/overloop richting de waterleiding langs het spoor. Het waterpeil in de retentievijver wordt zodanig ingesteld dat er voldoende drooglegging voor de woningen wordt gerealiseerd, maar daarnaast een optimale uitgangsituatie creëert voor de ontwikkeling van vochtig hooiland. Gestreefd wordt naar een drooglegging van 0.10 tot 0.20m -mv in de laagste delen.
Voorkomen wordt hiermee dat er wateroverlast ontstaat in het plangebied en de directe omgeving en voldoende drooglegging (0.80 m -mv.) voor de woningen wordt gerealiseerd.
Door de aanleg van deze retentievijver wat daarnaast dus ook dienstdoet als kikkerpoel en vochtig hooiland draagt dit nog eens bij aan de verhoging van de belevingswaarde en biodiversiteit in het gebied i.r.t. ecologie.
Hemelwaterafvoer
Het hemelwater wordt via een dakgoot en regenpijp gescheiden van het afvalwater geïnfiltreerd (indirect) geloosd op de retentievijver en de zones van vochtig hooiland. De half openverharding van de ontsluitingswegen worden kruinig (bol) aangelegd. Het water loopt rechtstreeks via de bermen langs deze wegen naar de lagere delen (retentievijver en vochtig hooiland) van het gebied.
Afvalwater
Het afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater afgevoerd via een rioolstelsel met een vrij verval tot aan de verzamelput aan de Beldersweg t.h.v. huisnummer Enschedesestraat 408.
Hier is inmiddels door de Gemeente Hengelo een nieuwe verzamelput (persgemaal) geplaatst t.b.v. de huisnummers 406 en 408. Vanaf dit punt wordt het afvalwater via een persleiding richting de RWZI gepompt. Bij de aanleg van deze verzamelput is rekening gehouden met nog twee extra aansluitingen voor de nog te realiseren nieuwbouwwoningen.
De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.
De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.
Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.
Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 3 kilometer afstand van het plangebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.
Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000- gebied Lonnekermeer, kan een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied op voorhand uitgesloten worden.
Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort. Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.
De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.
In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling, is een Quickscan uitgevoerd (Quickscan Wet natuurbescherming Rood voor Rood Enschedesestraat 406 Hengelo, Eelerwoude, 2021 (zie Bijlage 3). Hieruit komt naar voren dat geen ontheffing of nader onderzoek nodig is, mits er rekening wordt gehouden met een aantal soorten. In het Ontwikkelplan Enschedesestraat 406 (Eelerwoude, juli 2022) wordt beschreven op welke wijze geïnvesteerd wordt in het versterken van de landschappelijke waarde met respect voor de natuur. Negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten worden daardoor niet verwacht. De Wet natuurbescherming vormt derhalve geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.4. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in de volgende afbeelding.
Afbeelding: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Erfgoedwet 2016 moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
Het plangebied Buitengebied, Enschedesestraat 406 heeft geheel een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen en dekzandvlakten. Dit type ondergrond heeft een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Op de hoogste delen van dekzandwelvingen bestaat een verhoogde kans op archeologische resten uit de steentijd. Langs de randen van de dekzandhoogten en -ruggen (met een plaggendek) bestaat eveneens een kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Prehistorie, de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen. De archeologische resten bevinden zich vlak onder het maaiveld en zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn over het algemeen minder goed geconserveerd.
Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<300 m) van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend
In het plangebied zijn geen archeologische onderzoeken uitgevoerd. 175 m ten zuidenoosten van het plangebied is in 2011 een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een circa 15 tot 35 centimeter dikke bouwvoor waaronder in bijna alle boringen direct de C-horizont aanwezig is. De bouwvoor bestaat uit zwak humeus, zwak siltig zeer fijn zand, donkerbruin grijs van kleur. De C-horizont is eveneens zwak siltig en zeer fijn, en varieert van bruingeel tot lichtgrijs van kleur. In acht boringen is tussen de bouwvoor en de C-horizont nog een geroerde / verstoorde laag aanwezig. In de overige boringen gaat de bouwvoor, al dan niet met een scherpe grens, direct over op de C-horizont. Bij het booronderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in het plangebied grotendeels verstoord is. Hierdoor zijn eventuele archeologische resten die onder de bouwvoor aanwezig kunnen zijn geweest ook verstoord, dan wel vernietigd zullen zijn. Op grond van het verstoorde bodemprofiel, en de hierbij lage kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen wordt voor het plangebied geen nader archeologisch onderzoek aanbevolen. De archeologische verwachtingswaarde van het plangebied kan derhalve worden bijgesteld naar laag.
Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening 2018 geldt bij een middelhoge verwachting een onderzoeksplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2. De zone met deze middelhoge archeologische verwachtingswaarde moet in het bestemmingsplan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middel' worden gemarkeerd. In de regels van deze bestemming is bepaald dat een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uitkomen. Dit betekent in dit geval dat in principe archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5.000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
Tot in ver in de 20e eeuw lag het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Groot Driene. Marke Groote Driene maakte onderdeel uit van de gemeente Lonneker, binnen het richterambt Enschede. De splitsing van Driene in Klein Driene en Groot Driene bestond, blijkens oude registers, al in 1332. In de volgende afbeelding is de situatie omstreeks het begin van de 19e eeuw aangegeven. Te zien is dat de Enschedesestraat in deze tijd al aanwezig was. Het plangebied zelf was onderdeel van de uitgestrekte heidevelden (paarse kleur). Rondom de Enschedesestraat zijn in de omgeving enkele bouwlanden te zien, dit zijn relatief jonge kampontginningen. Op basis hiervan kan er van worden uitgegaan dat de directe omgeving van het plangebied ten zuiden van de Enschedesestraat aan het begin van de 19e eeuw in cultuur moet zijn gebracht.
Afbeelding: Situatie rond eerste kwart van de 19e eeuw (bron: Hisgis)
Met de aanleg van de spoorbaan ten zuiden van het plangebied en de verdere versnippering van de percelen in de 20e eeuw zijn de oorspronkelijke structuren binnen het plangebied verdwenen.
Er zijn geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.
Door Het Oversticht is een inventarisatie uitgevoerd van karakteristieke bebouwing in het buitengebied van Hengelo. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport 'Karakteristieke erven en panden, een inventarisatie van panden en erven in het buitengebied van de gemeente Hengelo'. Alle bebouwing die in dit rapport als karakteristiek is aangemerkt, is op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Binnen het plangebied zijn twee objecten als karakteristiek aangewezen: een boerderij en een schuur.
Er is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de twee karakteristieke objecten die in het plangebied aanwezig door beide gebouwen aan te duiden als 'karakteristiek'. Deze aanduiding is net als in het geldend bestemmingsplan gekoppeld aan het in dit kader relevante deel van de door het Oversticht uitgevoerde inventarisatie naar karakteristieke bebouwing in het buitengebied van Hengelo. In de regels zijn regels opgenomen die tot doel hebben de bescherming en het waar mogelijk in stand houden van de ruimtelijke waarden van de karakteristieke bebouwing. Aan de andere kant hoeft uitbreiding en/of aanpassing van deze panden niet in alle gevallen op bezwaren te stuiten, mits de bestaande hoofdvorm gehandhaafd blijft.
Zoals ook blijkt uit paragraaf 2.2.2, blijft de monumentale woonboerderij behouden. De karakteristieke schuur wordt vanwege de slechte bouwkundige staat herbouwd. Bij herbouw zal op dezelfde locatie gebouwd moeten worden, in een zelfde hoofdvorm/ bouwenveloppe, in dezelfde afmetingen en met gebruikmaking van alle goede her te gebruiken materialen.
Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject” (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten worden betrokken de criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn.
De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer waarboven een formele mer-beoordeling nodig is. Om te kunnen beoordelen of een milieueffectrapport nodig is, moet op grond van artikel 7.16 Wet milieubeheer degene die een activiteit wil ondernemen, rekening houdend met de relevante criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn, een beschrijving verstrekken van:
Vanuit de aangeleverde informatie wordt een goed beeld gegeven van de kenmerken en de locatie van het plan met betrekking tot de aspecten die in bijlage III van de regelgeving worden genoemd. In het ontwikkelplan en de overige aangeleverde onderzoeken wordt aannemelijk gemaakt dat er voor wat betreft de aspecten windhinder, archeologie en cultuurhistorie, bodem, ecologie, water, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, parkeren en verkeer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.
Beoogd wordt de locatie Enschedesestraat 406 om te zetten naar de bestemming wonen. Op het plan is categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage van toepassing. Door ons is beoordeeld of de activiteiten zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Er wordt ingegaan op verschillende thema's onder andere de archeologie en cultuurhistorie, bodem, water, geluid, luchtkwaliteit, flora en fauna en externe veiligheid. Ten aanzien van al deze (en overige) aspecten kan gesteld worden dat de milieueffecten vanwege de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied zeer beperkt zijn. Het initiatief heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
Gelet op:
wordt geconcludeerd dat het plan geen belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben en dat daarom voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen volledige m.e.r. procedure doorlopen hoeft te worden.
Milieuzonering is een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat nieuwe bedrijfsactiviteiten een passende locatie in de nabijheid van gevoelige bestemmingen krijgen, en anderzijds gevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geluid, geur, stof en gevaar voor een scala aan typen bedrijvigheid.
Met behulp van deze richtafstanden kan een eerste indicatie verkregen worden van de inpasbaarheid van een initiatief op een bepaalde locatie. De richtafstanden zijn gekoppeld aan de milieucategorie van een bedrijf. De systematiek hanteert de milieucategorieën en richtafstanden zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Richtafstanden aanwezige bedrijven in de omgeving van de locaties
Op basis van het milieubedrijvenbestand van de gemeente Hengelo zijn de bedrijven in de omgeving van de nieuw te bouwen woningen geïnventariseerd. Indien er nieuwe woningen in de nabijheid van agrarische bedrijven worden gerealiseerd, of agrarische bedrijfswoningen een woonbestemming krijgen, moet er altijd worden bepaald of de omliggende agrarische bedrijven niet door deze ontwikkelingen worden beperkt. Er dient onderzocht te worden of er binnen de 'contour' van een veehouderijbedrijf wordt gebouwd. Hiervoor wordt voor de ligging van de emissiepunten de rand van het bouwblok genomen. Dit uitgangspunt is in lijn met bestaande jurisprudentie waaruit volgt dat de veehouder het recht heeft overal binnen het bouwblok te bouwen. Bij ruimtelijke ordening dien je rekening te houden met gevestigde belangen, een bouwblok kan niet zomaar verkleind worden. Hierna is per locatie aangegeven welke bedrijven beoordeeld zijn en hoe groot de afstand is tussen deze bedrijven en de nieuwe woningen:
Locatie | Relevant bedrijf | Richtafstand | Werkelijke afstand |
Kwekerij de Belder Tuinscentrum Hans Balk |
Kwekerij/tuincentrum | Vgl. kassen met verwarming: 10 meter | >300 meter |
Xintertrade Koeriersdienst | koeriersdienst | 10 meter | >100 meter |
Morshoekweg 16 | Golfclub met horecagelegenheid | Golfbaan 0 meter Restaurant 0 meter |
>200 meter |
Morshoekweg overige | Geen agrarische bedrijven/manege | Max. 50 meter | >300 meter |
Teneinde de inpasbaarheid van een initiatief te toetsen, worden de volgende stappen doorlopen:
– Stap 1: richtafstanden bedrijvigheid zoals toegestaan conform bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is vastgelegd op welke plek bedrijvigheid gevestigd mag zijn en van welke milieucategorie. Hiermee kunnen de richtafstanden bepaald worden voor de "maximaal planologische situatie". Deze situatie vormt de worst-case situatie.
– Stap 2: nader onderzoek feitelijke milieuhinder (dossieronderzoek)
Indien uit stap 1 blijkt dat in de maximaal planologische situatie sprake is van een bedrijf met een richtafstand die de beoogde woningbouw overlapt, is nader onderzoek noodzakelijk.
Hierbij kan allereerst ingezoomd worden op de werkelijk aanwezige bedrijvigheid. De feitelijk gevestigde bedrijvigheid kan van een lagere milieucategorie zijn dan toegestaan conform bestemmingsplan, waardoor de bijbehorende richtafstand kleiner is. Voorts kan door middel van vervolgonderzoek (bijvoorbeeld middels dossieronderzoek) de werkelijke milieubelasting van het bedrijf concreter in beeld gebracht worden.
De locatie ligt in het zuidoosten van de stad Hengelo. De omgeving van het projectgebied kenmerkt zich voornamelijk door woonfuncties met afwisselend bos en natuur. Ook zijn er enkele bedrijfsfuncties aanwezig. Belangrijke pijlers zijn de Enschedesestraat en de spoorlijn. Volgens de VNG publicatie moet beoordeeld worden of er sprake is van gemengd gebied. De locatie ligt aan de rand van Hengelo. Omringd door landhuizen, bos en natuur. Om deze reden lijkt ons gemengd gebied niet passend. Voor het gehele perceel wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarbij het perceel wordt voorzien van een woonbestemming.
Ten aanzien van de bestaande bedrijfswoning gaat het om een bestaande situatie. De hinderafstanden tot andere bestemmingen blijft onveranderd en er kan gesteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Gekeken is naar bedrijvigheid in de omgeving. Er komen een paar bedrijvigheden naar voren, maar allen zijn gelegen op een ruimere afstand dan voorgeschreven door de VNG brochure bedrijven en milieuzonering. Op basis hiervan is geconstateerd dat de bedrijven geen belemmering vormen voor een goed woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners en dat de voorgenomen ontwikkeling van het plan geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van de diverse bedrijven.
De aanwezige bedrijven in de nabijheid van de nieuw te realiseren woningen hebben geen milieuzone die over deze woningen valt. Het aspect milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor deze plannen.
De nota geluid van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:
Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.
In drie rapporten zijn de akoestische aspecten onderzocht. Het betreft akoestisch onderzoek, geluidbelasting spoor- en wegverkeerslawaai herbestemmen naar woonfunctie, locatie Enschedesestraat 406, kenmerk 21.211.01 versie 1, Akoestisch onderzoek geluidwering nieuwbouw, woning Enschedesestraat 406 Hengelo, kavel 2157, projectnummer 22.102.01, Akoestisch onderzoek, geluidwering nieuwbouw woning Enschedesestraat 406 Hengelo, kavel 2157. Naast onderstaande onderbouwing verwijzen wij voor verdere details naar deze onderzoeken, opgenomen in Bijlage 5,Bijlage 6, Bijlage 7.
Krachtens de Wet geluidhinder zijn zones aangegeven aan weerszijden van een weg. Binnen de zones wordt geëist dat ten gevolge van die weg ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.
Voor woonfuncties bedraagt deze voorkeursgrenswaarde 48 dB (per weg). In bepaalde gevallen kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend tot een hogere geluidbelasting (een “hogere waarde”). Deze hogere geluidbelasting mag echter de in de Wet Geluidhinder gestelde maximale geluidbelastingen niet overschrijden. Voor binnenstedelijke situaties bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 63 dB (per weg), voor buitenstedelijke gebieden 53 dB en bij vervangende bouw liggen deze maxima 5 dB hoger. Gezien de locatie van het plangebied tussen bos en natuur en verspreid liggende woningen dan wel landhuizen zien wij deze locatie als buitengebied.
Het plan is gelegen tussen de spoorlijn Hengelo-Enschede en de Enschedesestraat. In voorliggende situatie is de planlocatie daarom logischerwijs gelegen binnen het gebiedstype verkeer. Overige wegen worden, gegeven de afstand tot het plangebied, de geringe verkeersintensiteit, het snelheidsprofiel of de vele tussenliggende bebouwing- op voorhand in relatie tot de Wet geluidhinder als niet relevant beschouwd.
Uit de toetsing blijkt dat voor wegverkeer niet wordt voldaan aan de ambitiewaarden die zijn vastgelegd in het geluidbeleid van de gemeente Hengelo. De geluidbelasting is wel lager dan de plafondwaarde in het gebiedstype “verkeerzone”. Als ambitiewaarde geldt in deze zone 58 dB. De plafondwaarde is 63 dB. Hieruit volgt dat alle berekende geluidbelastingen voldoen aan de ambitiewaarde dan wel de plafondwaarde. Conform het gemeentelijk geluidbeleid is sprake van een aanvaardbare situatie.
Wegverkeer hogere waarden
De volgende hogere grenswaarden zijn middels een procedure hogere grenswaarden vastgesteld;
Voor het onderhavige plan wordt voldaan aan de richtafstanden voor bedrijven in buitengebied. Zie hiervoor paragraaf 4.5.2.
Wet geluidhinder industrielawaai
De normstelling uit de Wet geluidhinder heeft alleen betrekking op geluid afkomstig van industrieterreinen waarvoor op grond van de Wet geluidhinder een geluidzone is vastgesteld. De locaties liggen niet in de nabijheid van een geluid gezoneerd industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.
Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
De geluidbelasting als gevolg van de geluidproductieplafonds op het spoortraject Hengelo Enschede is berekend met het rekenprogramma Geomilieu versie 2023.3. Met dit programma is een berekening uitgevoerd conform het Reken en meetvoorschrift geluid 2012.
In de nota geluid worden gevels van de eerstelijnsbebouwing langs het spoor gerekend tot gebiedstype “verkeerszone”. De gevels daarachter worden gerekend tot het gebiedstype wat daarachter ligt; in dit geval is dat het gebiedstype “buitengebied en stadsparken”. In onderstaande tabel staan de berekende geluidbelastingen van de geprojecteerde gevel in het gebiedstype verkeerszone (de eerstelijns bebouwing langs het spoor) en de geprojecteerde gevels in het gebiedstype buitengebied en stadsparken zonder en met een aarden wal van 2 meter. In de tabel zijn ook opgenomen de ambitie en plafondwaarden voor de gebiedstypen verkeerszone en buitengebied.
In het inrichtingsplan van de initiatiefnemer is voorzien in een grondwal. Hoewel niet expliciet benoemd in dit inrichtingsplan, is uitgegaan van een hoogte van 2 meter. Het doel van die wal is drieledig:
1) inkijk vanaf het spoor en fietssnelweg te voorkomen (borging privacy)
2) verhogen van de landschappelijke beleving van het gebied
3) reduceren van de geluidbelasting
De berekening van de geluidbelasting laat zien dat zonder maatregelen (grijze kolom in tabel 1) op de gevel in het gebiedstype 'verkeerszone' wordt voldaan aan de ambitiewaarde uit het gemeentelijk geluidbeleid, maar dat op de gevels die liggen in het gebiedstype 'buitengebied en stadsparken' de ambitiewaarde wordt overschreden. De plafondwaarde voor dat gebiedsttype wordt niet overschreden. Omdat ambitiewaarden worden overschreden is het op grond van de nota geluid nodig om te onderzoeken of er overdrachtsmaatregelen, zoals een grondwal, mogelijk zijn om de geluidbelasting terug te dringen.
Met een wal van 4 meter hoog zou kunnen worden voldaan aan de ambitiewaarde op maaiveldniveau en aan een geluidbelasting van 1 dB boven de ambitiewaarde op verdiepingsniveau (de gele kolom in tabel 1). Een wal van 4 meter vormt evenwel een onevenredig grote inbreuk op het relatief Een wal landschap.
Een wal van 2 meter, waar de initiatiefnemer in het inrichtingsplan van is uitgegaan, vormt een redelijke compromis tussen enerzijds het zoveel mogelijk behouden van de landschapswaarden en anderzijds het realiseren van een goed woon- en leefklimaat. Het spoor ligt op een talud van ca. 1 meter boven het maaiveld. De grondwal van 2 meter steekt dan ook slechts ca. 1 meter uit boven het spoor. Zeker als de grondwal begroeid raakt, zal het geen ingrijpende visuele verstoring van het landschap betekenen. De geluidbelasting op de gevels wordt met een grondwal van 2 meter ca. 2 dB teruggedrongen. Het resterende geluid op maaiveldniveau is dan 1 dB hoger dan de ambitiewaarde en op verdiepingsniveau 2 tot 3 dB hoger (de groene kolom in tabel 1). Dit geeft een voor wat betreft het geluidniveau op en bij de woningen een heel aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de regels zal worden opgenomen dat langs het spoor een grondwal van maximaal 2 meter hoog mag worden gerealiseerd.
Maar ook als de grondwal niet wordt gerealiseerd is er nog steeds sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat: de plafondwaarde wordt ook dan niet overschreden en de landelijke omgeving samen met de geluidluwe kant van de woning bieden voldoende compensatie voor de wat hogere geluidniveaus op de gevels.
De waarden uit tabel 1 – de groene kolom als de grondwal wordt aangelegd of de grijze kolom als geen grondwal wordt gerealiseerd - zullen worden betrokken bij het bepalen van het gezamenlijke geluid dat wordt verbonden aan de vergunning voor het bouwen voor de woningen in de betreffende bouwvlakken. Op grond van artikel 4.103 van het Besluit bouwwerken leefomgeving is dan de geluidwering van de gevels tenminste het verschil tussen dit gezamenlijke geluid en 33 dB.
Op grond van artikel 4.103 van het Besluit bouwwerken leefomgeving moet de geluidwering van een gevel zodanig zijn, dat uitgaande van het gezamenlijk geluid op de gevel het wettelijk binnenniveau van 33 dB in een verblijfsgebied in een woning niet wordt overschreden. Dat geldt zowel voor de situatie met als zonder grondwal van 2 meter. Het gezamenlijke geluid is in dit geval het gecumuleerde geluid van het wegverkeer en van het railverkeer. Het gezamenlijke geluid op de randen van de bouwvlakken, zowel met als zonder grondwal, is weergegeven in figuur 1 hieronder.
Figuur 1 Gezamenlijk geluid van wegverkeer en railverkeer op de randen van bouwvlakken, met en zonder grondwal van 2 meter
Een aantal stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Het gezondheidseffect is afhankelijk van de aard van de stof, de concentratie van de stof en de blootstellingsduur. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm). In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de concentraties fijn stof, stikstofdioxide, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood in de buitenlucht.
Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning) kunnen uitoefenen, indien:
Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Voorliggend plan ligt ruim onder deze grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
Ter plaatse van het plangebied is in de huidige situatie sprake van een luchtkwaliteit die ruimschoots voldoet aan de grenswaarden. De bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is "niet in betekenende mate" (NIBM). Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
De ontwikkeling betreft 2 woningen. Vanwege de geringe omvang van dit plan in relatie met de afstand tot het dichtstbij gelegen Natura2000 gebied kan zonder verder berekening worden aangenomen dat er geen sprake zal zijn van stikstofdepositie op dit Natura2000 gebied.
Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor dit plan.
De dichtstbijzijnde woning ligt op ca. 38 meter van het doorgaande spoor naar Enschede. Het spoor naar Enschede maakt geen deel uit van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Over dit traject worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat de woningen op grote afstand van de basisnetroute ligt, vormt het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen, gelet op het Bevt, geen beperking voor de bouw van de woningen.
Het emplacement beschikt over een vergunning voor het rangeren met gevaarlijke stoffen. De locatie van de woningen ligt ruim buiten het invloedsgebied plaatsgebonden rond het emplacement. Om die reden dragen de woningen niet significant bij aan het groepsrisico en vormt ook het emplacement geen beperking voor de bouw van de woningen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.
Voor de ontwikkeling van plan Het Zeldam aan de Enschedesestraat te Hengelo is een renovatie en de bouw van woningen gepland. Het betreft een ontwikkeling op de percelen N1076, N2157, N2158 en N2159. Na de renovatie en verbouwing van de bestaande woning (huisnummer 406) blijft het gebruik van dit bouwwerk ongewijzigd (wonen). Voor de overige drie woningen is er sprake van wijziging van gebruik.
Ten behoeve van de bestemmingswijziging en de bouw van de drie woningen zijn de onderstaande bodemonderzoeken uitgevoerd:
Voor contouren van de deelgebieden welke zijn onderzocht wordt verwezen naar bijlage 1 van de voornoemde onderzoeksrapportages. Op basis van de resultaten van de drie bodemonderzoeken kan de conclusie worden getrokken dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. De aangetoonde gehalten vormen geen beletsel voor de geplande bestemmingswijziging en ontwikkeling. Op basis van het uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Omdat er binnen het plangebied geen bouwwerken mogelijk worden gemaakt die dermate hoog zijn dat windhinder een relevant onderwerp is, is het aspect windhinder niet nader onderzocht en gelden er geen beperkingen.
Om vast te kunnen stellen dat er door het treinverkeer geen dusdanige trillinghinder zal zijn die schade aan gebouwen kan verrichten of hinder voor personen kan veroorzaken is er een trillingsonderzoek uitgevoerd door Jantril monitoringssystems d.d. 20 december 2021, projectnummer 21-12022 (zie Bijlage 11). Hieruit is gebleken dat conform de SBR-richtlijn deel A (schade aan gebouwen) er gedurende de meetperiode geen overschrijdingen zijn gemeten. De waarden van het treinverkeer zijn relatief laag en voldoen volledig aan de geldende SBR-A grenswaarden. Het doel van de meting was om te bepalen of de aanwezige trillingen van het passerende treinverkeer schadelijk zouden kunnen zijn voor de toekomstige woningen. Op basis van de meetgegevens blijkt dat de kans op schade zeer klein is, namelijk kleiner dan 1%. Daarnaast dient er hierbij ook nog rekening mee gehouden te worden dat als de woningen er staan, de trillingen in de woningen naar alle waarschijnlijkheid lager zijn dan er nu gemeten is. Dit omdat er nu in een open veld is gemeten in de grond, de woningen zelf zullen waarschijnlijk een dusdanige massa hebben dat deze minder beïnvloedbaar zijn door de trillingen dan een losse trillingsmeter met geofoonconus in de grond en zullen de waardes in de woningen lager zijn.
Conform de geldende SBR-richtlijn deel B (hinder voor personen) zijn er gedurende de meetperiode geen overschrijdingen gemeten van de streefwaarden op basis van de trillingen afkomstig van het treinverkeer. Conform de richtlijn, en gezien de gemeten waarden, is de kans op hinder als gevolg van de trillingen van het treinverkeer aannemelijk klein. Daarnaast dient er ook in dit kader rekening mee gehouden te worden dat als de woningen er staan, de trillingen in de woningen naar alle waarschijnlijkheid lager zijn dan er nu gemeten is. Omdat voor de dichtstbijgelegen woning een trillingsmeting is uitgevoerd, kan op basis daarvan een uitspraak worden gedaan over de verder weg gelegen woningen.
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid (zie ook paragraaf 3.2.3.1):
Het plan laat geen bouwhoogte toe welke in strijd is met de hoogtebeperkingen vanwege de vliegveiligheid en de aanwezigheid van de radar. Om deze reden is het ook niet noodzakelijk om regels op te nemen in dit bestemmingsplan die bepalen dat niet hoger gebouwwd mag worden dan de hiervoor genoemde hoogten.
Op basis van Vooronderzoek Hengelo CE-bodembelastingskaart (Riel Explosive Advice & Services Europe bv; RO-110081; 28 okt 2011) blijkt dat een deel van de ontwikkellocatie verdacht is op de aanwezigheid van afwerpmunitie. Het verdachte deelgebied is in onderstaande afbeelding rood gemarkeerd.
Afbeelding: Verdacht deelgebied ontplofbare oorlogsresten
Indien grondwerkzaamheden binnen de afgebakende verdachte deelgebied moeten worden uitgevoerd, kunnen beheersmaatregelen nodig zijn om de arbo- en openbare veiligheid te waarborgen. Geadviseerd wordt om vooruitlopend op de grondwerkzaamheden de specifieke risico’s in relatie tot de te verwachten CE in beeld te brengen door het uitvoeren van een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA).
Op basis van alle uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat er bij de planvorming sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente Hengelo vastgelegd. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.
In de voorgaande hoofdstukken is de ontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
3. Algemene regels;
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan de gronden rondom de woonpercelen. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering en voor de landschappelijke inpassing zoals omschreven in paragraaf 2.3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - grondwal", mag een grondwal van maximaal 2 meter hoog worden aangelegd. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming, uitsluitend mogen binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
Voor een aantal werken en werkzaamheden is een vergunningplicht opgenomen in de regels, hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld het aanbrengen van verhardingen of houtopstanden. Een uitzondering hierop wordt onder meer gemaakt voor de uitvoering van het landschapsplan, met dit plan is immers ingestemd en uitvoering van dit plan is een harde voorwaarde voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van dit bestemmingsplan.
Aan de monumentale woonboerderij, de karakteristieke schuur die wordt ver- of herbouwd tot woning en de beide Rood voor Rood woningen is de bestemming 'Wonen' toegekend. Om duidelijk te maken dat het gaat om een woning die is gerealiseerd middels de VAB-regeling dan wel de Rood voor Rood regeling zijn hieraan de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - vab' en 'specifieke vorm van wonen - rvr' toegekend. Conform het Rood voor Rood beleid is aan de Rood voor Rood woningen een woonperceel van maximaal 1.000 m2 toegekend.
In de bestemming is geregeld dat alle gebouwen moeten worden gebouwd binnen een bouwvlak waarbij per bouwvlak één gebouw is toegestaan. Vrijstaande bijgebouwen kunnen door deze wijze van regelen niet worden opgericht op basis van de regels in dit bestemmingsplan. Indien het gewenst is om te kunnen beschikken over een bijgebouw (schuur) dan zal deze inpanding in het woonvolume gerealiseerd moeten worden.
Verder regelen de bouwregels onder andere de maximaal te bouwen inhoud van de gebouwen, de maximale goot- en bouwhoogte en de dakhelling. Voor de karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt de bestaande maatvoering (inhoud, hoogte, dakhelling) als maximale maatvoering. Herbouw van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is op basis van dit bestemmingsplan uitsluitend toegestaan indien de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is en bij herbouw de bestaande karakteristieke hoofdvorm, bestaande uit onder meer de bestaande inhoud, goot- en bouwhoogte, kapvorm, gevelindeling en dakhelling, het uitgangspunt is.
Tot slot is binnen deze bestemming tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de landschappelijke inpassing zoals omschreven in paragraaf 2.3. Deze verplichting is gekoppeld aan het gebruik van de woningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - vab' en 'specifieke vorm van wonen - rvr' omdat deze te ontwikkelen woningen ten opzichte van de bestaande situatie nieuw zijn. Aan het gebruik van een bestaande monumentale woonboerderij als reguliere woning zijn dus geen nadere voorwaarden voor wat betreft landshappelijke inpassing gekoppeld, de functie 'wonen' van deze woning wijzigt immers niet met dit bestemmingsplan.
Gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zijn bedoeld voor de instandhouding en bescherming van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding in het oostelijk deel van het plangebied. Alvorens gebouwd mag worden op gronden met deze dubbelbestemming dient eerst advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middel' opgenomen in het plan. In de regels van deze dubbelbestemmingsplan is -samengevat- bepaald dat uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht indien hiervoor geen graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 40 centimeter en de bouwwerken een oppervlakte hebben kleiner dan 5.000 m2.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De Anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In dit artikel zijn de regels opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Conform de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen: