Plan: | Dikkersterrein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0135-0301 |
EMGA Holding B.V. is van plan om het Dikkersterrein te herontwikkelen tot een gebied waar 300 woningen gerealiseerd mogen worden met hierbij behorende ondersteunende (commerciële) functies. Een deel van de bebouwing zal worden gesloopt en plaats maken voor nieuwbouw, de historische bebouwing zal worden getransformeerd en zullen nieuwe functies krijgen.
Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan Hart van Zuid en dient derhalve te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan Dikkersterrein voorziet in deze herziening.
Het bestemmingsplan Dikkersterrein bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
De grens van het plangebied Dikkersterrein is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Laan Hart van Zuid, Industriestraat, het terrein van Stork, het Dikkersgebouw en het Esrein.
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de bestemmingsplannen Hart van Zuid, dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2008. En het bestemmingsplan Parapluplan parkeren Hengelo, dit plan is vastgesteld op 22 mei 2018.
In het bestemmingsplan Hart van Zuid zijn de percelen bestemd als 'Maatschappelijk' met een bouwvlak en een maximum bouwhoogte van 12 meter en een bebouwingspercentage van 70%. Het perceel heeft ook de aanduidingen 'horeca' en 'onderwijs'. De voorgenomen herontwikkeling past niet binnen deze bestemming waardoor het bestemmingsplan Hart van Zuid dient te worden herzien.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hart van Zuid
Het parapluplan parkeren Hengelo bevat een dynamische verwijziging naar de nota autoparkeren van de gemeente Hengelo uit 2008, dit plan is vastgesteld op 22 mei 2018.
De betreffende ontwikkeling past niet in deze Nota autoparkeren waarnaar het parapluplarn parkeren verwijst. De ontwikkeling loopt vast vooruit op de in voorbereiding zijnde aanpassing van deze Nota autoparkeren. Zie hiervoor ook paragraaf 2.5.
Het Dikkersterrein is een restant van het rijke industriële verleden van Hengelo eind 19e en 20ste eeuw, toen de stad floreerde dankzij de textielindustrie en in latere tijd door de zware maakindustrie van onder andere Stork en Thermeq.
De oorsprong van de fabrieksgebouwen van Stork ligt in de vestiging van een ijzerfabriek achter het station van Hengelo in 1868. In die tijd hadden de gebouwen nog een vrijstaande situering. Deze waren onderling verbonden met spoorrails. Door de forse groei van het complex ontstond al snel een onoverzichtelijke samenklontering van grotere gebouwen. Rond 1900 werd het complex van Stork aanzienlijk uitgebreid in zuidoostelijke en noordwestelijke richting.
De onderlinge samenhang van de gebouwen wordt mede ondersteund door de gevelbehandeling in ijzeren vensters en ijzeren vakwerken met invullingen in baksteen. Dit is in het huidige beeld nog goed terug te zien. Voor het merendeel van de bestaande gebouwen geldt de kwalificatie “karakteristiek” een aantal heeft zelfs een monumentale kwaliteit.
Bijzonder vooral is de grote schaal van het gehele industriële complex. Complexen van dergelijke omvang zijn in Nederland uiterst zeldzaam. Kenmerkend voor deze complexen zijn de typische bebouwing, smalle industriestraten, kruisingen van leidingen en relicten van oude spoorrails, draaischijven, koeltorens en enkele portiersgebouwen. Deze vinden we ook nu nog terug in het complex van Dikkers.
In 1879 richtte J.O.G. Dikkers een fabriek op voor de afsluiters van stoomketels. De twee voornaamste gebouwen aan de Industriestraat zijn al in 1910 op de kaart terug te vinden. De ijzergieterij en de appendagefabriek. Deze gebouwen getuigen van meerdere verbouwingen en aanpassingen. Uitbreidingen hebben in die tijd nauwelijks plaatsgevonden. In het zuidelijk deel van het plangebied zijn vanaf 1930 en vooral in de jaren 50 nieuwe fabriekshallen neergezet. Voor de appendagefabriek aan de Industriestraat verrees een representatief kantoor. Tot 1983 was Dikkers aan de Industriestraat en Esrein in bedrijf, en heeft dus een lange tijd een grote stempel gedrukt op de omgeving.
Vervolgens zijn de gebouwen overgenomen door de EMGA. Die heeft voor alle hallen een nieuwe functie gevonden, variërend van een school in het oude kantoorgebouw (Dikkerscollege) tot een bedrijfsverzamelgebouw, een toneelgroep voor acteurs met een verstandelijke beperking (Kamak) en een techniekmuseum, kunstenschool en kunstpodium (Oyfo).
Ten noorden van de stationsomgeving ligt de binnenstad, ten zuiden van het spoor ligt Hart van Zuid. Dit zijn dé twee prioritaire gebieden van Hengelo waar focus op ligt.
Ruim 20 jaar geleden werd gestart met de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid. In 2020 is aan “de tweede helft” begonnen van de transformatie van een 50 ha groot verouderd gesloten industriegebied naar een dynamisch stadsdeel, strategisch gelegen nabij de Hengelose binnenstad en het OV knooppunt van Twente.
Belangrijke spelers in het gebied zoals bijvoorbeeld Stork Thermeq, Thales en het High Tech Systems Park zorgen ervoor dat de economische aantrekkingskracht van dit gebied onveranderd groot is gebleven. Het komt mede door de optimale bereikbaarheid van Hart van Zuid, waarmee het samen met de Universiteit van Twente, het Kennispark en Technology Base van grote waarde is voor de Hightech regio Twente. Hart van Zuid biedt een unieke plek aan de mensen die hier willen wonen en werken. Het industrieel erfgoed geeft het gebied daarbij een eigen identiteit.
Hart van Zuid biedt ruimte aan eigentijds en toekomstgericht wonen, werken, leren én ontmoeten. Nieuwe gebruikers vinden hun plek in oude panden. Zoals de leerlingen van het ROC van Twente, die hun toekomst smeden in de oude IJzergieterij van Stork. En het voormalige Vereenigingsgebouw van Stork, dat wordt omgetoverd tot brasserie en hotel met goed uitgeruste vergaderfaciliteiten. Met het poppodium Metropool, creatief centrum Oyfo, een winkelcentrum en een skatelandschap in het gebied is er volop gelegenheid voor ontmoeting en ontspanning.
Belangrijke voorzieningen en verbindingen zijn de afgelopen jaren gerealiseerd, er is een solide basis voor de tweede helft van de gebiedsontwikkeling gelegd. Zo is de bereikbaarheid van het gebied Hart van Zuid de afgelopen periode sterk verbeterd. Het Centraal Station heeft zich, met een goed aanbod van openbaar vervoer en goed uitgeruste transferiumvoorzieningen voor auto en fiets, ontwikkeld tot een euregionaal vervoersknooppunt. De nieuwe Laan Hart van Zuid en de nieuwe Boekelosebrug vormen dé verbinding tussen de A35, het Centraal Station Twente en de centrumring van Hengelo.
Vanuit die basis willen we verder bouwen. Een goed en gevarieerd woningbouwprogramma is daarin van groot belang. Want uiteindelijk zijn het de mensen die in het gebied wonen en werken die ervoor gaan zorgen dat het stadsdeel ook echt gaat leven. Hierbij willen we het verschil maken door volop aandacht te geven aan belangrijke thema's als duurzaamheid en slimme toepassingen op het gebied van mobiliteit; vasthouden en uitbouwen van de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het industrieel erfgoed; en het realiseren van aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen.
Hart van Zuid biedt de combinatie van wonen, werken, leren en ontmoeten met een goede bereikbaarheid en ligging nabij de binnenstad. De historische kwaliteiten geven het gebied een eigen identiteit. Hart van Zuid onderscheidt zich hiermee van een 'doorsnee' woonwijk. Dit biedt kansen voor een uniek woonmilieu en trekt daarmee een eigen publiek. Er wordt ingezet op het creëren van een dynamisch woonmilieu met onder meer tot doel de talenten die de stad van de toekomst (de urban creators, kenniswerkers en studenten) vormgeven, hier een woonomgeving te bieden die ze bindt aan Hengelo en aan de regio.
Daarnaast biedt het Businessdistrict, gelegen aan het Centraal Station Twente, bij uitstek kansen om als vestigingsplaats verder te ontwikkelen tot hét centrum voor internationaal zakendoen in Twente.
De cruciale opgave voor de komende jaren is het gebied vanuit de (historische) identiteit verder te positioneren als de plek voor eigentijds en toekomstgericht wonen, werken, leren én ontmoeten, waarbij wij ons richten op de komst en het binden van de doelgroep 'urban creator'. Deze is naast de goede woning op zoek naar een specifieke leefomgeving. We investeren daarvoor in ruimtelijke kwaliteit en fysieke opgaven, maar het vraagt op korte termijn vooral ook inzet op de placemaking om de kwaliteit van het gebied verder te laden.
De basis is en blijft het Masterplan Hart van Zuid. Daarin staan de visie en uitgangspunten voor de transformatie van het gebied geformuleerd: 'Hart van Zuid staat voor grootschalige herontwikkeling van 50 hectare binnenstedelijk gebied. Er ontstaat een nieuw dynamisch duurzaam en levendig stadsdeel met een menging aan functies als wonen, werken, onderwijs en recreëren. Nieuwe infrastructuur en een hoogwaardige ingerichte openbare ruimte maken evenzeer onderdeel uit van de plannen' (geactualiseerd Masterplan 2008).
Tweede helft Hart van Zuid – woningbouw
De gebiedsontwikkeling Hart van Zuid is gestart aan de tweede helft, samen met marktpartijen. Sinds het najaar van 2018 werken de gemeente Hengelo en marktpartijen samen in de markttafel Hart van Zuid. Dit heeft geleid tot het handelingsperspectief in het najaar van 2019. Met het ondertekenen van dit document in het najaar van 2019, hebben gemeente Hengelo en de grondeigenaren/ marktpartijen in Hart van Zuid hun gedeelde ambitie vastgelegd. Voor alle partijen staat vast dat Hart van Zuid geen 'gewone Hengelose stadswijk' gaat worden. Het doel is om de ontwikkelingen van vandaag zo goed mogelijk in de pas te laten lopen.
Met de stip op de horizon uit het masterplan Hart van Zuid, waarbij ook flexibel kan worden ingespeeld op kansen en uitdagingen die zich voordoen in de toekomst.
Daarbij focussen de partijen zich op de ontwikkeling van een gevarieerd en toekomstbestendig woningbouwprogramma met een stedelijk karakter, met oog voor de geldende marktomstandigheden. Partijen willen een woonmilieu creëren dat nog niet te vinden is in Hengelo waarmee ze het verschil maken, mede omdat er volop aandacht wordt gegeven aan:
Het Dikkersterrein is één van de ontwikkelvlekken van Hart van Zuid. De ontwikkeling als geheel sluit aan op de korrel van Hart van Zuid.
Het plangebied grenst aan vier zeer verschillende kanten, waar in het plan op is gereageerd: de oostzijde van het plan ligt aan de Laan Hart van Zuid, de westzijde aan de Industriestraat, (met tussen de nieuwbouw en de straat het Dikkersgebouw), de zuidzijde aan Esrein en aan de noordzijde aan het Storkterrein en het Techniekmuseum met op het achterterrein de zo kenmerkende koeltorens van Stork (landmark).
De bestaande gebouwen zijn niet zonder meer te transformeren tot hedendaagse woningen. Desalniettemin is het streven het industriële verleden een plek te geven in het nieuwe gebied. Zo ook voor het Dikkersterrein welke naadloos aansluit op het DNA van Hengelo. De uitdaging hier is dan ook zoveel mogelijk van de bestaande gebouwen en karakteristiek te behouden dan wel te transformeren tot een stedelijk woonmilieu.
Enerzijds door een aantal gebouwen, zoals de directiekantine, het portiersgebouw en uiteraard het Dikkerskantoor aan de Industriestaat te behouden, en anderzijds door industriële elementen bestaand of nieuw, in het ontwerp te verwerken. Ook zal met de architectuur van de nieuwbouw ingespeeld worden op het verleden van deze plek.
Het dikkersgebouw
Laan Hart van Zuid is de nieuwe drager van het gebied, zoals te zien is op de Ontwikkelkaart Hart van Zuid. De ontwikkeling op het Dikkersterrein gaat uit van wandvorming langs de Laan en realisatie van een nieuw woongebied dat reageert op de aanwezigheid van de Laan. Op het belangrijke knooppunt van de Laan met de Esrein vormt de bebouwing een hoogteaccent, een nieuwe landmark aan de Laan.
In het stedenbouwkundig ontwerp wordt het Dikkersterrein vormgegeven als een ensemble van gebouwen. In Hart van Zuid vormt het terrein een eenduidig deelgebied met een herkenbare identiteit en architectuur. De gebouwen vormen een eenheid maar reageren ook op de vier verschillende aangrenzende gebieden en wegen.
Plan in hoofdlijnen
In de opzet van het plan is ingespeeld op de structuur van het organisch gegroeide industriegebied aan de zuidkant van Hengelo. Robuuste industriegebouwen staan ogenschijnlijk willekeurig in verschillende richtingen, waardoor veel verschillende, grote en kleinere, restruimtes zijn ontstaan. De nieuwe Laan Hart van Zuid is een nieuw, sterk structurerend, element door het gebied, maar het informele karakter met grote complexen in verschillende richtingen is nog steeds zeer herkenbaar. In het plan is hierop ingespeeld, de volumes, vormgegeven als robuuste gebouwen, staan in verschillende richtingen, waardoor interessante buitenruimtes ontstaan.
Centraal in het nieuwe complex/cluster komt een verhoogde, autovrije oost-west route die ervoor zorgt dat het gebied als een samenhangend geheel wordt ervaren. De openbaar toegankelijke route maakt daarnaast een diagonaal door het gebied, vanaf de kruising laan Hart van zuid Esrein via de oost-west route, achter het Dikkersgebouw langs richting het techniekmuseum.
Het gebied is doorwaadbaar, via informele routes door het gebied. De hiërarchie van de verschillende gebieden zal in de verschillende principes voor architectuur en inrichting zichtbaar worden gemaakt.
Met het behoud van enkele gebouwen uit de Dikkers-tijd, zoals het hoofdgebouw, het portiersgebouw en de directiekantine, krijgt het gebied sfeer en wordt het industriële karakter van toen behouden. Ook het Techniekmuseum, en de koeltorens op het Storkterrein zullen via de openbaar toegankelijke route achter het Dikkersgebouw meer zichtbaar zijn. Het verleden zal daarnaast ook in de nieuwe bebouwing terug te lezen zijn, het zal als inspiratie dienen voor de nieuwe architectuur.
Aan de oostzijde van het plangebied vormt de Laan Hart van Zuid een grootschalig, stedelijk element. Daarom hebben de gebouwen hier een grootschalig karakter, robuuste gebouwen met een hoge, stevige plint en een formele overgang tussen openbaar en privé. De entree, naar de meer besloten oost-west route, kent hier een verhoogd maaiveld en wordt gemarkeerd door een hoogteverschil.
Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Industriestraat, een oude route in het gebied, deels woonstraat, met daaraan het Dikkersgebouw, het voormalige hoofdkantoor, en het Techniekmuseum. De hoofdingang en de entrees naar de commerciële plint in dit gebouw liggen aan de Industriestraat, maar een toegang vanaf de oostkant is niet ondenkbaar. De oriëntatie van het Dikkersgebouw is tweezijdig. Aan de Industriestraat wordt de entree van het nieuwe Dikkersterrein gemarkeerd door de voormalige portiersloge met poort, waardoor het gevoel van binnenkomst wordt benadrukt en het industriële verleden voelbaar is. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan Esrein, een belangrijke oost-west verbinding in Hart van Zuid tussen de Industriestraat en Laan Hart van Zuid.
Behalve op de hoek Esrein-Laan Hart van Zuid heeft het nieuwe complex geen directe functionele relatie met Esrein, de woningen worden juist ontsloten vanuit de (semi)openbare ruimtes in het gebied. De gebouwen hebben uiteraard wel een 'gezicht' naar Esrein, hier komen geen achterkanten maar alzijdige gebouwen in het groen en het gebied is toegankelijk/doorwaadbaar. Een kleinere parkeervoorziening op maaiveld is toegankelijk vanaf de Esrein. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan het Storkterrein met de monumentale koeltorens en het Techniekmuseum. Aan deze zijde is het grootste deel van de parkeeropgave opgelost, gescheiden van de looproute achter het Dikkersgebouw en bereikbaar vanaf de Industriestaat. De Koeltorens zullen behouden blijven en dus zichtbaar zijn vanaf het Dikkersterrein.
Stedenbouwkundige concepten
Dikkersterrein
De centrale ontsluitings-as vanuit de Industriestraat naar de Laan Hart van Zuid is de structurerende ruimte van het complex. Alle nieuwe gebouwen zijn langwerpig van vorm en staan zowel aan de noord- als zuidzijde, min of meer haaks op deze ontsluitings-as of middengebied.
De gebouwen staan telkens met enkele graden verschil ten opzichte van elkaar, dus niet parallel, waardoor het bijna lijkt alsof ze willekeurig zijn geplaatst. De gebouwen zijn echter zo gepositioneerd dat, lopend door het middengebied, telkens tussen de gebouwen zicht is naar de randen. Dit is kijkend het noorden het voormalige Storkterrein, en kijkend naar het zuiden Esrein.
Deze open ruimtes zijn door de plaatsing van de gebouwen schegvormig en hebben volle grond voor bomen. De nieuwe bouwblokken variëren enigszins in hoogten, en hebben allen een kop aan de ontsluitings-as met de mogelijkheid voor invulling als kleinschalige commerciele ruimte.
In de zuid-oost hoek van het plangebied, diagonaal ten opzichte van het voormalige Dikkersgebouw, is een hoogte-accent gepositioneerd. Dit komt voort uit de Ontwikkelkaart Hart van Zuid, waarin de grote lijnen voor heel Hart van Zuid zijn geschetst. Op de kruising van de Laan HvZ met Esrein zijn accenten op alle hoeken van de kruising voorzien. Deze kruising vormt de schouders van de hoofdstructuur van heel Hart van Zuid.
Het maaiveld (stedelijk tapijt) loopt vanaf Esrein richting het noorden langzamerhand een beetje op, zodat de meerlaagse parkeergarage die aan de noordzijde geplaatst is, deels door het oplopende maaiveld afgedekt wordt.
In principe, neemt de hoogte van de bouwblokken vanaf het oosten (aan de Laan Hart van Zuid) richting het westen (aan de Industriestraat) af. Binnen de bovenbeschreven concept zijn twee ontwerpvarianten mogelijk. Namelijk, voorkeursvariant 1, de 'Stokken-variant', en variant 2, de 'U-blokkenvariant'.
Stokken-variant
Bij de 'Stokken-variant' zijn alle nieuwbouw blokken langwerpig van vorm, noord zuid gericht met beperkte breedte van ca. 17-22 meter. In deze variant komen drie nieuwbouw blokken aan de noordzijde van de oost-west verbinding (exclusief hergebruik Dikkersgebouw), en drie aan de zuidzijde (inclusief het hoogte-accent in de zuidoost hoek). De breedte van de blokken is zodanig dat er zowel woningen van gevel-tot-gevel als aan twee zijden appartementen aan een midden corridor kunnen worden gerealiseerd.
U-blokkenvariant
De variant met U-blokken is een tweede mogelijkheid binnen het stedenbouwkundige concept. In plaats van drie langwerpige, relatief ondiepe blokken (de zogenaamde 'stokken') is het mogelijk aan de noordzijde van het plangebied twee U-vormige blokken te bouwen. Deze variant is mogelijk gemaakt in verband met de hoge geluidsbelasting. In de U-blokken kunnen alle woningen een geluidsluwe zijde aan een binnenhof hebben. In deze variant blijven de blokken ten zuiden van de ontsluitings-as identiek aan de eerder beschreven Stokken-variant. Hierdoor ontstaat tussen de bouwvolumes een nieuw soort ruimte in de vorm van een binnentuin.
De openbare ruimte
In het plan zijn drie type open(bare) ruimte te onderscheiden, met een verschillende mate van openbaarheid, inrichtingsprincipes en materiaal. Deze zijn in het beeldkwaliteitsplan verder uitgewerkt.
Uitgangspunt voor de terreininrichting is een beperkt (twee) aantal materialen die in verschillende verhoudingen worden toegepast. Hierdoor ontstaan verschillende type gebieden, met een meer of minder formeel, openbaar of besloten karakter, maar blijft het gebied een geheel.
Architectuur
Robuuste, stoere volumes waarbij toevoegingen stevig en herkenbaar kunnen zijn, maar niet het gebouw te veel opknippen. De gebouwen worden gezien als één volume, met beperkte geleding. Toevoegingen en plasticiteit versterken de eenheid van het gebouw. De binnenkant van de blokken kan meer geleed zijn, afgestemd op de intimiteit van de ruimtes.
De mate van geborgenheid komt tot uitdrukking in de vormgeving van de plinten en de toegangen. Aan de Laan Hart van Zuid zijn de plinten hoog, en de toegangen formeel. De plinten aan het binnengebied zijn lager en daardoor intiemer. De plinten van de gebouwen zijn zoveel mogelijk transparant, uitnodigend en een 'oog' naar buiten toe. Aan de binnenstraat kunnen op de koppen van de plinten, commerciële ruimtes en/of woon-werk woningen worden ondergebracht.
De zeven á acht gebouwen op het Dikkersterrein zullen in fasen worden ontworpen, ontwikkeld en gebouwd. Het Dikkers Hoofdgebouw en het ensemble van Portiersloge en Directiekantine zijn historische gebouwen van baksteen en beton. Ook de nieuwe gebouwen gaan, door de aangedragen richtlijnen, qua vorm, materiaal, plinten en balkons, deel uitmaken van het complex van bestaande bouw en nieuwbouw. De samenhang in architectuur zal worden bereikt, niet door de gebouwen identiek aan elkaar te maken, maar juist door een zekere mate van variatie toe te passen.
Parkeervoorziening aan de noordkant is hybride, open en demonteerbaar vormgegeven, met gebruik van beton, staal en glas, in combinatie met begroeiing en zonnepanelen. De uitstraling is innovatief en industrieel. De parkeergarage is voor de bewoners en bezoekers vanaf alle kanten benaderbaar. De toegangen naar de parkeervoorzieningen (aan de Esrein en Industriestraat) zijn vormgegeven als industriële poorten, bijvoorbeeld in de vorm van de voormalige dakspanten of met gebruik van hergebruikte industriële artefacten.
Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Industriestraat, vanaf hier is de te realiseren parkeergarage bereikbaar en kunnen de ondergrondse parkeervoorzieningen onder de woongebouwen worden bereikt. Het binnengebied is niet bereikbaar met de auto en is dus een autoluwgebied, de openbare ruimte krijgt hierdoor een sterke mate van woonkwaliteit.
De kleinschalige parkeervoorziening in het zuiden van het plangebied is bereikbaar via het Esrein.
In deze paragraaf wordt de verkeersgeneratie van de ontwikkeling en het parkeervraagstuk beschreven.
Als gevolg van de ontwikkeling zal de hoeveelheid verkeer in de omgeving toenemen. De gemeente Hengelo heeft hier geen eigen kentallen voor opgesteld zoals voor het parkeren. Daarom is op basis van de CROW 381 is bepaald hoeveel verkeersbewegingen er te verwachten zijn, op basis van dezelfde uitgangspunten als voor het parkeren is aangehouden. Om de impact ervan op de omgeving inzichtelijke te maken is voor de omliggende straten, in overleg tussen Aveco de Bondt en de gemeente Hengelo, een inschatting gemaakt naar de verdeling van dit verkeer. Dit is vervolgens input voor de berekeningen voor geluid en luchtkwaliteit.
De uitkomst van Tabel 1 is afgrond 1680 verkeersbewegingen, welke als input is gebruikt voor de verdere uitwerking en berekeningen zoals het akoestisch onderzoek.
Om te komen tot een verkeersaanbod inclusief de verkeersgeneratie van het plan, is op basis van door de gemeente beschikbaar gestelde telgegevens voor de verschillende wegen in de omgeving de hoeveelheid verkeer bepaald. Deze gegeven zijn met 6% opgehoogd om te komen tot het verwachte verkeersaanbod in 2030 te komen. Dit getal is gebaseerd op de Trendprognose Wegverkeer 2020-2025 (KiM, april 2020), waarin een aantal groeiscenario's staan beschreven. Daar de groei in de regio zal lager zijn dan het landelijk gemiddelde en is de groei in de stad lager dan die op het hoofdwegennet is uitgegaan van 6%.
Verder is er rekening mee gehouden dat de Industriestraat tussen de Lansinkesweg en de inrit ROC een éénrichting-straat is worden door de aangeleverde verkeerstellingen te corrigeren. Het gaat om 1800 voertuigbewegingen die niet meer via de Lansinkesweg plaatsvinden maar via de Esrein en Laan Hart van Zuid.
Op basis van bovenstaande geeft dit een totaal verkeersaanbod in 2030 (weekdag) zoals hieronder staat weergegeven in Figuur 4. In Bijlage 3 zijn de overzichten van de huidige situatie, situatie 2030 zonder plan Dikkers en de verdeling van het verkeer vanuit het plan Dikkers opgenomen.
Voor de geluidsberekeningen is het van belang goed inzicht te hebben in zowel het verkeerspatroon als de verhouding tussen de verschillende voertuigcategorieën. Voor het berekenen van milieueffecten zijn de totale wegvakbelasting en de verhouding tussen de verschillende voertuigcategorieën nodig.
De figuren 5 en 6 geven een indicatie van het verkeerspatroon gebaseerd op verkeerscijfers van verschillende gemeenten. Voor het autoverkeer valt de ochtendspitsperiode op werkdagen tussen 07.00 en 09.00 uur (circa 13 procent). De avondspitsperiode ligt ongeveer tussen 16.00 en 18.00 uur, over die periode bedraagt het percentage circa 17 procent. Deze gemiddelde patronen blijken over de jaren heen vrijwel constant te zijn. Alleen de intensiteit overdag lijkt steeds verder toe te nemen. Het verkeerspatroon is sterk locatieafhankelijk, zo kan de wegvakbelasting in de buurt van bijvoorbeeld een ziekenhuis of bedrijventerrein een geheel ander patroon opleveren. Daarom is door adviesbureau Aveco de Bondt geadviseerd altijd lokaal verkeersonderzoek uit te laten voeren om het exacter inzicht te krijgen.
Het aandeel vrachtauto's overdag is veelal hoger dan in de spits, maar veelal lager dan in de nacht. Uit onderzoek blijkt dat het aandeel vrachtauto's van plaats tot plaats heel sterk kan variëren. Er kunnen verschillen optreden van meer dan 100 procent per periode. Een gemeente kan middels zogenaamde geclassificeerde tellingen metingen uitvoeren naar de verhouding personenauto's, middelzware en zware vrachtauto's.
De wegvakken waarvoor de verkeersintensiteiten zijn bepaald, hebben voldoende capaciteit (op basis van de wegkenmerken) om het toegenomen verkeersaanbod te kunnen verwerken. Omdat de kruispunten daarin maatgevend zijn is voor het kruispunt Industriestraat – Esrein een berekening gemaakt om te toetsen of deze het verwachte verkeersaanbod kan verwerken zonder aanpassingen. Dit is gedaan via de methode Slob.
Bij de berekening is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Hieruit blijkt dat op het kruispunt geen maatregelen noodzakelijk zijn. (Zie Bijlage 4)
Dikkers wordt een plek waar een grote verscheidenheid aan mensen zich thuis zullen voelen. Mensen die zich niet laten definiëren door leeftijd, inkomen of achtergrond, maar vooral dezelfde leefstijl delen. Jong van geest en zien de stad als een verlengstuk van hun huiskamer. Deze doelgroep laten zich omschrijven als “urban creators”.
De levendigheid binnen dit gebied wordt mede mogelijk gemaakt door de diverse kleine
commerciële units, zodat er altijd leven is en een werkplek dichtbij is. De invulling van
deze ruimten zijn vooral als ondersteuning van het wonen.
De nieuwe appartementen genereren een parkeervraag. In deze paragraaf wordt de vraag
en het aanbod van parkeren toegelicht. Eerst beschrijven we het programma, vervolgens de parkeerbalans en tot slot de parkeeroplossing.
In deelgebied A wordt op de begane grond een Horecaconcept (of samenstelling van verschillende concepten) gerealiseerd met een maximale grootte van 1.000 m2. Mocht het horeca concept niet of volledig worden ingevuld dan zijn er ook nog andere commerciele functies in mogelijk. Deze functies hebben alleen een lagere norm dan de parkeernorm die voor horeca van toepassing is.
In de plinten van alle deelplannen bevinden zich verschillende ruimtes die voor commerciële doeleinden worden ingezet. Samen zijn de ruimtes (die bestaan uit kleinere ruimtes van ca. 130 m2) groot ca. 1.000 m2. De horecavoorziening is een echt bezoekdoel. De overige commerciële functies als invulling van de plinten zijn vooral ondersteunend aan het gebied en haar directe omgeving. Totaal bevindt in het gebied max. 2.000m2 aan commerciële ruimten.
Uitgangspunten parkeren
Parkeervraag en aanbod zijn berekend op basis van het nieuwe nog vast te stellen parkeerbeleid zoals verstrekt in concept door de gemeente Hengelo. De ontwikkelaar maakt geen gebruik van de mogelijkheid om deelauto’s te plaatsen. Verder is het niet mogelijk om een reductie voor de stationsligging toe te passen. Het uitgangspunt is dat de directe omgeving van de ontwikkeling wordt toegevoegd aan het gereguleerd gebied (betaald parkeren of minimaal blauwe zone). Dit laatste om de voorgestelde oplossing: een werkende parkeeroplossing voor deze locatie te ondersteunen. Onderdeel van het gereguleerd parkeren is dat de bewoners en ondernemers van plan Dikkers niet in aanmerkingen kunnen komen voor een parkeervergunning op straat.
Voor de mobiliteitsoplossing wordt uitgegaan van de nieuwe normen die momenteel in voorbereiding zijn. Daarvoor zal gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid om een gemotiveerd af te wijken van het vigerende parkeerbeleid.
- toepassen concept nieuwe parkeernormen in afwijking van vigerende beleid
- oplossen van het parkeren op afstand bij Q-Park
Parkeerbalans
De parkeerbalans is gemaakt op basis van bovenstaand programma. Als beleidsuitgangspunt is gewerkt met de nieuwe normen die op dit moment in procedure zijn.
De parkeerplaatsen voor woningen worden niet dubbelgebruikt. De commerciële dienstverlening en plekken voor de horecafunctie wel. Dat betekent dat de plaatsen voor deze functies in onderling overleg gebruikt kunnen worden. De toekomstige eigenaren krijgen desgewenst de beschikking over een slim parkeersysteem waarin het gebruik geregeld kan worden. De eigenaren besluiten zelf of ze van deze mogelijkheid gebruik willen maken. Op basis van deze nieuwe normen zijn er 418 parkeerplaatsen nodig.
Parkeeraanbod
De parkeervraag wordt als volgt ingevuld:
Er komt een bovengrondse stallingsgarage i.c.m. privé parkeren op maaiveld (t.p.v. deelplan G) van ca. 300 pp. die alleen voor de vaste functies (wonen volgens norm en kantoor en horeca volgens norm) beschikbaar is.
De plekken worden gekoppeld aan de woningen als appartementsrechten verkocht en een aantal plekken worden toebedeeld aan de commerciële functies en met deze functies meeverkocht. Naast de garage wordt aan de randen van het gebied zoveel mogelijk bezoekers parkeren (kort - parkeren) opgelost. Voor de deur van het restaurant en aan de zijde van winkelcentrum Esrein worden openbare straatparkeerplaatsen gerealiseerd (ca. 40) en deze worden op termijn overgedragen aan de gemeente. De intentie van de gemeente is om een parkeerregime in het gebied in te voeren, waarbij het voor de bewoners niet mogelijk is om een parkeervergunning op straat te krijgen. Zoals eerder aangegeven is het mogelijk voor het bezoek om te parkeren in de nabije Q-Park garage of te parkeren op de openbare straatparkeerplekken in het plan Dikkers.
Daarnaast zijn er in parkeergarage WTC van Q-Park (op 400 tot 650 meter afhankelijk van locatie binnen ontwikkeling) voldoende parkeerplaatsen beschikbaar. Er zijn door de ontwikkelaar intentieafspraken gemaakt over de beschikbaarheid en toegankelijk van deze plekken. Er is inzicht in de capaciteit en is er in overleg met Q-Park een reserveringssysteem voor parkeerplaatsen beschikbaar in de parkeergarage WTC. De intentie is om tegen een interessant dagtarief de bezoekers (goedkoper dan straatparkeren) te parkeren in de garage. Om dit te kunnen waarborgen is tussen Q-Park en ontwikkelaar een intentieovereenkomst gesloten. In deze garage zijn ook voldoende parkeerplaatsen vrij voor bewoners of medewerkers van het plan Dikkers die meer dan 1 parkeerplaats willen afnemen. Alsook voor bewoners van de kleinere woningen die niet voor een parkeerplaats in aanmerking kwamen.
Concreet:
- In de gebiedscommunicatie van plan Dikkers wordt de parkeeroplossing toegelicht. De doelstelling van de gebiedscommunicatie is om de direct omgeving en voornamelijk de toekomstige eigenaren en gebruikers te informeren over het concept, programma en overige gebiedseigenschappen.
- Bij start van de verhuur/ verkoop wordt in de brochure deze bovenstaande parkeeroplossing duidelijk weergegeven.
- Via de website van Q-Park kan straks door de bewoners ingelogd worden op hun account, zodat dat zij gemakkelijk hun parkeerzaken kunnen regelen voor het bezoek en eventueel extra parkeerplaatsen. In hun account kunnen bewoners/ ondernemers tegen een gereduceerd tarief parkeerplaatsen reserveren voor hun bezoek.
- Voor bewoners/ huurders die meer parkeren willen dan 1 plek op eigen terrein, is er een arrangement voor abonnementen afgesproken met Q-Park.
Bovenstaande resulteert in de volgende verdeling op basis van de nieuwe normen:
Geconcludeerd kan worden dat op basis van de nieuwe parkeernormen (gemotiveerd afwijking van de vigerende parkeernorm) een passende parkeeroplossing geboden kan worden op de locatie van plan Dikkers. In- en rondom het plangebied zijn voldoende alternatieven beschikbaar, mits een parkeerregime wordt ingevoerd.
Deze bovengenoemde maatwerk regeling is door middel van een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels met betrekking tot de bestemmingen 'gemengd' en'wonen'.
Gezien de ervaring in vergelijkbare steden zal met het toepassen van de nieuwe norm en het actief sturen van bezoekers naar de vrije plekken in de Q-Park garage (via techniek en aanbiedingen) gaan leiden tot de gewenste duurzame bereikbaarheid. De gekozen locaties voor bezoekersparkeren (voor de horeca voor het gebouw) en voor de commerciële functies aan de Esrein zijn strategisch gekozen zodat de buurt rondom de ontwikkeling ook kan meeprofiteren van extra parkeren. Tot slot zal ook dit stuk stad in Hengelo gaan zorgen voor het aantrekken van een gedeeltelijk nieuwe doelgroep bewoners die genegen zijn om op een andere manier te reizen dan nu de ervaring is van de gemeente Hengelo.
In het plan voor het dikkerterrein is rekening gehouden met voldoende capaciteit voor het stallen van fietsen in de bergingen welke zich bevinden op de begane grond van de diverse deelplannen. De bergingen zijn van verschillende richtingen gemakkelijk en veilig te bereiken voor voetgangers en fietsers vanaf het omliggende autoluwe openbare gebied. Per appartement wordt een berging toegewezen conform de daarvoor geldende regelgeving, waarin ruimte is voor het stallen van fietsen. Voor de appartementen die geen berging toegewezen krijgen wordt een inpandige fietsenstalling voorzien.
Extra fietsplekken in het openbaar gebied worden meegenomen in het ontwerp van de nader te bepalen openbare ruimte.
Op het Dikkersterrein mogen maximaal 300 appartementen worden gerealiseerd. De appartementen worden zowel als koop- als ook als huurappartementen aangeboden.
Het Dikkersterrein kan voorzien in het beperkte aanbod van appartementen door zijn flexibele, gedifferentieerde en stedelijke programma. Het Dikkersterrein is een plek waar de doelgroep de dynamische stedeling zijn plek zal vinden: wonen in een kwalitatief hoogwaardig stedelijke omgeving. De bovengenoemde doelgroepen laten zich omschrijven als de dynamische stedeling. Leeftijd, achtergrond en inkomen verschillen, maar delen dezelfde leefstijl. De verscheidenheid zal het Dikkersterrein versterken en identiteit geven. De leefbaarheid, stedelijke dynamiek en toekomstbestendigheid wordt onderstreep doordat diverse functies mogelijk zijn.
Het Dikkersterrein biedt de ruimte om de passende leefomgeving te creëren: bruisend, levendig en sociale verbondenheid. Deze levendigheid binnen dit woongebied wordt mede mogelijk gemaakt door de diverse kleine commerciële units. Door een goede invulling van deze compacte units ontstaan er verschillende ondersteunende functies die motiveren om binnen het gebied te bewegen, vergroot de doordringbaarheid, geeft eigenheid en maakt verbinding mogelijk met de directe omliggende omgeving. Maar dit heeft ook een positieve uitwerking op de sociale veiligheid en maatschappelijke cohesie van het gebied. Succesvol stedelijke gebied functioneert tenslotte goed als het intensief en meervoudig gebruikt kan worden, maar ook als zijn bewoners zich er hun thuis van kunnen maken.
De invulling van de commerciële units zijn ondersteunend aan de woonfunctie. Dat betekent dat dit functies kunnen zijn met betrekking tot o.a. lichte horeca, dienstensector, cultuur/ontspanning, maatschappelijke of (para-)medische functies. In de huidige planvisie zijn circa 5 units met oppervlaktes tussen de ca. 100m2 en ca. 170m2 opgenomen verspreid binnen het gebied en ca. 330 m² in de voormalige portiesloge en directiekantine, welke vervolgens indeelbaar zijn in kleinere units. De flexibiliteit bestaat om deze ruimten ook te realiseren als woon-werk woning.
Met betrekking tot de lichte horeca valt te denken aan een broodjeszaak, koffiebar (Barista), sappen- of smoothiesbar, ijssalon, wijnbar of een traiteur waar ter plaatse bereide (verse) producten genuttigd kunnen worden. ook worden er voor een deel functies zoals een dansschool, atelier en een klein theater mogelijk gemaakt. Deze zijn uitlsuitend toegestaan in het voormalig Dikkers gebouw, de portierslodge en directiekantine met een totale oppervlakte van 1000m2.
Als aanvullende diensten valt te denken aan een naaiatelier, sportgerelateerde diensten (personal trainer), persoonlijke verzorging (barbier, manicure, pedicure) en individuele of gezamenlijke werkplekken. Dit laatste kan interessant zijn voor mensen die wel thuis willen werken, maar daar of geen plek voor hebben of dit liever op een locatie nabij de woning willen doen.
Ook een invulling met maatschappelijke en (para-)medische functies kan een toevoeging zijn voor het gebied en de omgeving. Denk hierbij aan een fysiotherapeut, diëtist, ergotherapeut, logopedist, audioloog, audicien, podoloog, mondhygiënist of juist een combinatie hiervan.
Het is niet de doelstelling om binnen het gebied retail hun plek te laten vinden. Aan de zuidzijde van het plangebied is reeds een winkelcentrum gevestigd, waarin onder andere 2 supermarkten en andere dagwinkels zijn gevestigd.
In het voormalige kantoor van Dikkers aan de rand van het gebied is in de huidige planvisie ruimte voor ca. 1.000m2 commerciële invulling op de begane grond waaronder lichte horeca.
Op het terrein zelf bevinden zich geen watergangen of dergelijke. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater bevindt zich aan de overzijde van de Laan Hart van Zuid, dit betreft de Balkstbeek. Ook in de toekomstige situatie zal het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de woningen en de commerciële ruimten rechtstreeks op het riool worden geloosd. Het hemelwater dat op het verharde oppervlak valt zal ter plaatse worden geborgen en vervolgens (vertraagd) worden afgevoerd naar de Balktsbeek.
Hoe verder wordt omgegaan met de waterhuishouding is beschreven in paragraaf 4.1
Het Dikkersterrein kent verschillende buitenruimtes met elk een eigen karakter en openbaarheid. Tussen de bouwblokken bevinden zich groene scheggen, die elk grenzen aan de centrale oost-west verbinding in het gebied. Deze centrale ruimte is een van oudsher belangrijke industriële straat/erf van het Dikkerterrein.
Aan de zuidzijde van het centrale, openbaar toegankelijke Dikkersterrein, bevinden zich de meer openbaar toegankelijke groene scheggen. De hoogteverschillen tussen het zuidelijke deel, de centrale as en het noordelijke deel vormen een natuurlijke overgang van openbaar naar gemeenschappelijk en semi-openbaar. De semi-privé ingerichte gebieden bevinden zich aan de noordzijde van het plangebied op het dek van de daar aanwezige parkeerlaag. De scheggen tussen de bouwblokken in het zuidelijk deel zijn groener dan de centrale middenas. Deze hebben groepen bomen in de volle grond, en hebben kleinschalige bestrating, zoals straatklinkers in patronen en beperkte beton-elementen. De groene ruimten tussen de bouwblokken in het zuidelijke deel vormen een informeel toegankelijk overgangsgebied tussen Esrein aan de zuidkant en de gemeenschappelijke openbare ruimte. Ze geven toegang tot (fiets)parkeren en hebben een tuinachtige groene/zachte uitstraling. Langs Esrein wordt de bebouwing verzacht met een groene aankleding die tevens de groene verbinding langs Esrein helpt vormgeven richting de Buigerij.
Voor de verharde gebieden, met name het openbare gemeenschappelijke Gedeelte op het Dikkersterrein is er relatief veel klinkermateriaal, met toevoegingen van beton.
De noordelijke scheggen zijn semi-openbaar toegankelijk, zijn ook tuinachtig en groen, maar kennen een meer privé ingerichte groene ruimte bestemd voor de bewoners.
De centrale oost-west verbinding in het gebied kent een overwegend verharde ruimte, waar groen een belangrijke rol speelt om de ruimte aantrekkelijk te maken en verblijfskwaliteit te geven. Dit kan middels plantvakken op het verhoogde maaiveld en langs de trappen met bordes.
Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.
Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden" komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Wonen
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van 300 woningen en daarmee is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.
De eerste vraag is of er sprake is van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling: de Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het een functiewijziging betreft, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.
Ten opzichte van het voorheen vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak aanzienlijk teruggebracht. Het bouwvlak was, met een maximaal bebouwingspercentage van 70% gelegen over nagenoeg de gehele bestemming. In zoverre is de maximaal toegelaten oppervlakte die het plan aan gebouwen mogelijk maakt, aanzienlijk teruggebracht. Anderzijds is de maximale bouwhoogte wel verruimd van 12 meter naar respectievelijk 12.5, 15.5, 18.5, 21.5 en 33.5 meter, en bevat het voorliggend bestemmingsplan een functiewijziging van maatschappelijk naar wonen (300 appartementen) met commerciële functies (2000m2). Gezien de aard en omvang van de totale ontwikkeling, vergroting van de maximale bouwhoogte en de functiewijziging wordt ervan uitgegaan dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Door bureau Tellers en Benoemers is in 2020 de Hengelose woningmarkt in kaart gebracht. In het rapport wordt geconstateerd dat Hengelo op een kantelpunt staat. Door goed in te spelen op de behoeftes van doelgroepen die nu nog onvoldoende worden bediend kan een stap worden gemaakt naar een volgende stedelijkheidsklasse. Wordt die keuze niet gemaakt, dan is de kans groot dat als gevolg hiervan op termijn krimp zal optreden. Het onderzoek van Tellers en Benoemers noemt de 'urban creator' als belangrijke doelgroep voor Hengelo en specifiek Hart van Zuid. Deze doelgroep bestaat uit hoogopgeleide jongeren die op zoek zijn naar een dynamische woonomgeving en betaalbare woningen. Het binden van deze doelgroep sluit aan bij de visie en strategie van de gemeente en regio om talent te binden en te behouden voor de regio.
Dit geeft een stevige impuls aan het draagvlak voor bestaande en nieuwe (commerciële) voorzieningen.
Behoefte
Voor de beschrijving van de behoefte voor de appartementen wordt verwezen naar bijlage 1. Uit deze marktanalyse wordt het volgende geconcludeerd;
De ontwikkeling op het Dikkersterrein voldoet aan de toekomstige marktvraag. Op dit moment heeft de Gemeente Hengelo ruim 80.000 inwoners, naar verwachting stijgt dit inwonersaantal tot 2035 met 1,9%. Het concept van Dikkers sluit aan op de het beleid en de besluitvormingen van de gemeente Hengelo alsmede het beleid van de provincie. Binnen de gemeente wordt gestreefd naar voldoende diversiteit in (stedelijke) woonmilieus, dynamiek in woningvoorraad, betaalbaar wonen en het langer zelfstandig thuis wonen. De ontwikkeling op het Dikkersterrein vult de criteria van het kwalitatief afwegingskader positief aan.
Graag wil de gemeente Hengelo nieuwe doelgroepen aantrekken en binden die nog niet een plek hebben kunnen vinden in Hengelo. Met name wordt ingezet op het binden van de jonge doelgroep van de Urban Creators, zodat op deze manier de sociale en economische situatie van Hengelo versterkt wordt. Daarnaast richt de gemeente zich op het beter blijvend kunnen binden van de groep jongeren van 15 t/m 20 jaar alsmede de groep boven de 30 jaar (3e en 4e verhuizers).
Hengelo mist vooral een stedelijke woonomgeving om beoogde doelgroepen aan zich te (blijven) binden. Door het realiseren van nieuwe stedelijke gebied, zoals het plan Dikkersterrein, in Hengelo wordt de mogelijkheid gecreëerd voor het binden van doelgroepen die nog geen plek hebben kunnen vinden in Hengelo.
Bovendien is er op dit moment een zeer beperkt aanbod in appartementen, dit leidt tot een krapte op de markt. De meest kansrijke doelgroepen voor appartementen in het plan op het Dikkersterrein zijn, naast de nieuwe doelgroep Urban Creators, de huishoudensgroepen (doelgroep Dynamische stedeling) I, G, F, en J. Zie onderstaande tabel voor een korte omschrijving per doelgroep. De doelgroepen zijn erg uiteenlopend in gezinssamenstelling, inkomen, opleiding, huur/koop. Dit maakt het mogelijk om verschillende typen appartementen te realiseren.
De ontwikkeling op het Dikkersterrein kan voorzien in het beperkte aanbod van appartementen door zijn flexibele, gedifferentieerde en stedelijke programma (zie bijlage 2). Dikkers is een plek waar de doelgroep de dynamische stedeling zijn plek zal vinden: wonen in een kwalitatief hoogwaardig stedelijke omgeving. De bovengenoemde doelgroepen laten zich omschrijven als de dynamische stedeling. Leeftijd, achtergrond en inkomen verschillen, maar delen dezelfde leefstijl. De verscheidenheid zal Dikkers versterken en identiteit geven. De leefbaarheid, stedelijke dynamiek en toekomstbestendigheid wordt onderstreept doordat diverse functies mogelijk zijn.
In onderstaande tabel worden indicatieve bandbreedtes met verschillende groottes van de te realiseren appartementen weergegeven (bijgaand is het indicatief programma verder toegelicht). Dit zorgt voor een grote diversiteit in woonmilieus en dynamiek in de woningvoorraad. De ontwikkeling op het Dikkersterrein kan voorzien in de mogelijkheid om langer zelfstandig thuis te wonen en met de realisatie van betaalbare appartementen/studio’s kan een deel van de scheve huurders doorstromen.
Door middel van een gefaseerde bouw en flexibiliteit in het bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om tijdens het proces te kijken naar eventuele veranderingen in de huidige behoeften in de markt.
Commerciële functies;
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Het voorliggende plan voorziet in het toevoegen van 300 woningen en verschillende commerciële functies. Volgens een overzichtsuitspraak geldt dat dergelijke functies hiertoe worden gerekend en dat in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling als stedelijke voorzieningen in de vorm van een gebouw met een bruto vloeroppervlakte groter dan 500 m2 worden gerealiseerd. Het voorliggende plan voorziet onder andere in de toevoeging van een aantal gebouwen waarvan het totale bruto vloeroppervlak meer dan 500 m2 bedraagt en worden er meer dan 500m2 aan commerciële functies toegevoegd waardoor sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Van belang is of het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de mogelijkheid voor diverse functies al was voorzien in het voorgaande bestemmingsplan. Uit jurisprudentie blijkt dat onbenutte planologische mogelijkheden die bij recht waren voorzien in het voorgaande bestemmingsplan niet worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor niet hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, lid 2 Bro genoemde eisen. Het gaat hierbij om de volgende functies;
Het toevoegen van de extra vierkante meters horeca van categorie 1, kantoren, dienstverlening en publiekverzorgend ambacht (met de hierbij behorende ondergeschikte functies) met in totaal een gezamenlijk oppervlakte van 2000m2 is een dusdanige toevoeging dat er voor deze functies vanuit wordt gegaan dat er sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling. De functies mogen in totaal een oppervlakte hebben van 2000m2. Dit mag verdeelt worden over het Dikkersgebouw en enkele kleine plinten op de begane grond van de nieuwbouw. Deze plekken zijn aangeduid met een speciale aanduiding op de verbeelding.
Behoefte
In Hart van Zuid wordt een nieuw stadsdeel ontwikkeld om te wonen, leren, werken en ontmoeten. Het Dikkersgebouw maakt onderdeel uit van de totale planontwikkeling van Hart van Zuid. Hart van Zuid is een gebied met een stedelijk karakter dat uniek en onderscheidend is. Het industriële verleden geeft het gebied een eigen identiteit en het doel is om de programmering dusdanig te laten zijn dat het aansluit bij de doelgroep 'urban creators'. Ook commerciële functies zijn een programmatisch onderdeel van dit milieu. Het ondersteunende commerciële programma is complementair aan de binnenstad.
Opgave: Hart van Zuid als boost voor de stad
Hart van Zuid en het centrum zijn dé twee ontwikkelingsgebieden in de koers voor de gehele stad. Onderdeel van het onderscheidende woon-/werk-/leefmilieu voor 'urban creators' in Hart van Zuid is een hierbij passend kwalitatief retailprogramma. Plannen voor nieuwe retailmeters in een krimpende lokale retailmarkt gaan gepaard met onzekerheid voor de bestaande aanbodstructuur en het gebied zelf. Om gewenste ontwikkelingen in de (binnen)stad en juist ook binnen Hart van Zuid van de grond te krijgen is het belangrijk dat de daadwerkelijke invulling van de retail op het Dikkersterrein en omgeving van toegevoegde waarde is. Het industriële erfgoed; in het gebied aanwezige commerciële ruimten (o.a. Industriestraat), ontwikkeling van hoogwaardige openbare ruimten en de nabije binnenstad bieden reeds een goede basis voor het gewenste 'urban creators'-milieu, waardoor het benodigde aanvullende commerciële programma naar verwachting beperkt van omvang hoeft te zijn.
Retail in Hart van Zuid dient complementair te zijn aan de binnenstad en ten dienste aan het beoogde leefmilieu te zijn. Standaard functies in standaard meters wil de gemeente daarom ook voorkomen. In het te behouden erfgoed kunnen kleinschalige, specifieke vormen van retail de ontmoetingsfunctie voor Hart van Zuid versterken waardoor de plek een hotspotfunctie krijgt.
Het (selectief) kunnen toevoegen van retailfuncties in het gebied is een voorwaarde om het beoogde stedelijke urban creators'-milieu te realiseren. Hierbij valt te denken aan het creëren van een hotspot in het historische Dikkersgebouw waarin een functiemix met atelierachtige/creatieve werk- en ontmoetingsplekken worden gerealiseerd. Horeca activiteiten in het Dikkersgebouw kunnen dit concept verder versterken.
Horeca;
In het plangebied kan 1000m2 aan horeca van categorie 1 worden gerealiseerd. Onder het bestemmingsplan Hart van Zuid uit 2008 was al 400m2 mogelijk. Hieraan wordt 600m2 toegevoegd. In de horecavisie is aangegeven dat binnen Hart van Zuid ruimte is voor nieuwe horeca met als kanttekening dat het geen nieuw horeca cluster moet worden maar wat kleinere horecazaken die versterkend zijn voor het gebied en in dit geval aansluiten bij de behoefte van de doelgroep 'urban creators'. Bovenop de al toegestane horeca kan maximaal 600m2 worden toegevoegd. De horeca is hierbij uitsluitend toegestaan op de begane grond van het voormalig Dikkersgebouw. Ook dit sluit aan op de uitgangspunten van het toevoegen van horeca buiten het centrum. Dit is namelijk mogelijk mits het gaat om het toevoegen van horeca op een bijzondere plek, in dit geval het voormalig Dikkersgebouw.
De toe te laten horeca moet goed functioneren met andere functies in het gebouw en de directe woonomgeving. Dag- en avondhoreca, zoals een barrista bar, sapjesbar, lunchzaak en/of eetcafé sluiten het beste aan binnen het te realiseren concept. Deze vormen van horeca dragen tevens bij aan de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en versterken het straatbeeld.
Kantoren, dienstverlening, publiekverzorgend ambacht
De ontwikkeling op het Dikkersterrein is een binnenstedelijke stationslocatie gelegen op loopafstand (ca. 500 a 700m) van het NS station. Zoals in de bovenstaande toelichting omschreven wordt plan Dikkers een nieuw gebied waar de dynamische stedeling en onder andere de Urban Creator zich thuis voelt. Deze doelgroepen zoeken een omgeving die levendig is en passende functies die dicht bij huis te vinden zijn. Deze functies zijn niet alleen van waarde voor de bewoners van plan Dikkers maar kunnen ook een rol spelen voor de direct omliggende omgeving. De verschillende nieuwe functies zorgen er voor dat deze nieuwe wijk blijft bruisen en zorgt voor stadse reuring. Het toevoegen van kleine werkruimten is een kwalitatieve versterking voor het gebied en ondersteunend aan de ontwikkelingen in Hart van Zuid.
Omdat het Dikkersterrein centraal gelegen ligt in Hart van Zuid draagt het met zijn menging van functies bij aan de ontwikkeling van dit nieuwe stadsdeel door het aantrekken van de dynamische stedeling en onder andere de Urban Creator. Bovendien sluit het plan op deze wijze aan op de visie en uitgangspunten van het Masterplan Hart van Zuid. In het Masterplan Hart van Zuid (geactualiseerd 2008) staat geformuleerd:
'Hart van Zuid staat voor grootschalige herontwikkeling van 50 hectare binnenstedelijk gebied. Er ontstaat een nieuw dynamisch duurzaam en levendig stadsdeel met een menging aan functies als wonen, werken, onderwijs en recreëren. Nieuwe infrastructuur en een hoogwaardige ingerichte openbare ruimte maken evenzeer onderdeel uit van de plannen'.
Vanwege zijn ligging (dicht bij een OV knooppunt) is het Dikkersterrein ook zeer geschikt als werkplek. Een belangrijke trend is dat mensen graag werken in een prettige en creatieve omgeving die makkelijk te bereiken is met het OV. De vraag naar kleine werkruimten hoort hierbij.
Juist waar weinig marktruimte voor kleine kantoorruimte aanwezig is, is vernieuwing en versterking nodig om het aanbod aan de veranderende vraag aan te passen
Ondergeschikte detailhandel en productiegebonden detailhandel
Dit zijn functies die ondersteunend zijn aan de hierboven beschreven hoofdfuncties. Hierbij valt te denken aan een bijvoorbeeld een edelsmid die ook wat sieraden kan verkopen in zijn atelier. Deze ondergeschikte functies dragen bij en ondersteunen de hoofdfuncties bij de kwalitatieve versterking van de gemengde functies in het gebied waar de dynamische stedeling zich thuis voelt.
Conclusie toevoegen commerciële functies
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen en bovenstaande omschreven functies passen binnen het huidige beleid en voorzien in een kwalitatieve behoefte. Daarnaast zijn de functies passend bij de beoogde doelgroepen en dragen bij de ambitie van een levendig, veelzijdig en dynamische nieuwe stadswijk. Het plan op het Dikkersterrein speelt in op de behoefte van Hengelo om nieuwe doelgroepen te binden en doelgroepen een leefomgeving te bieden die er nog niet is. Daarbij hoort ook het toevoegen van nieuwe functies die complementair zijn aan Hengelo en in het bijzonder aan de directe omgeving. Omdat het vooral gaat om het toevoegen van nieuwe kleine functies die de woonfunctie ondersteunen zijn de effecten op de leegstandsontwikkeling in de directe leefomgeving niet van die aard dat er sprake is negatieve effecten voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Daarbij kan opgemerkt worden dat de commerciële ruimten in het middengebied van plan Dikkers dubbel bestemd worden, zodat daar ook appartementen gerealiseerd kunnen worden en zo het leegstand risico in het gebied zelf te verwaarlozen is.
Door de gebiedsontwikkeling op het Dikkerterrein en de gehele ontwikkeling van Hart van Zuid zal tevens het verzorgingsgebied van het huidige aanbod van commerciële functies vergroot worden en daarmee een positieve werking hebben. De ontwikkeling Hart van Zuid en daarbij de ontwikkeling op het Dikkersterrein zullen bijdragen aan onder andere een versterking van de sociaal economische positie van Hengelo. Het toevoegen van de commerciële functies voorziet hiermee in een kwalitatieve behoefte voor Hart van Zuid, past binnen de opgave
Hart van Zuid als boost voor de stad en veroorzaakt geen onaanvaardbare effecten op de leegstand in de omgeving.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.
De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening heeft de status van:
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Of - generieke beleidskeuzes
Maatschappelijke opgaven zijn leidend. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie.
Normstellend: randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Waar – ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
Richtinggevend: ruimte voor lokale afweging
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Hoe – gebiedskenmerken
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Hierbij worden vier lagen onderscheiden; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van beleving.
Norm, richting of inspiratie
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van afgeweken worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Men kan, bij het maken van een plan, hierdoor geïnspireerd worden, maar dit hoeft niet.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening Overijssel 2017 heeft de status van:
Bij de afwegingen in de eerste stap 'generieke beleidskeuzes' gaat het om de vraag of er beleidsmatig sprake is van grote belemmeringen.
In artikel 2.1.1 onder l van de Omgevingsverordening zijn stedelijke ontwikkelingen als volgt gedefinieerd: het realiseren van stedelijke functies zoals woningbouw, bedrijventerreinen, detailhandel, horeca, maatschappelijke, educatieve en religieuze voorzieningen met de daarbij behorende infrastructuur met bijbehorende groen en water en het hiertoe bouwrijp maken van gronden;
Artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening regelt dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
De groene omgeving wordt in artikel 2.1.1 onder j. van de Omgevingsverordening gedefinieerd als de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
Bestaand bebouwd gebied wordt in artikel 2.1.1. onder h. van de Omgevingsverordening als volgt gedefinieerd: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.
Er is sprake van een herontwikkeling ten behoeve van 300 woningen en 2000m2 aan commerciële functies binnen bestaand stedelijk gebied. Er is geen sprake van een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving en het plangebied is gelegen buiten de hoofdgroenstructuur van de gemeente Hengelo. De herontwikkeling past binnen bestaand stedelijk gebied en past binnen de kaders van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Voorliggend plan is dan ook in overeenstemming met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Behoefte woningbouw
De ontwikkeling van het gebied is getoetst aan de uitgangspunten van het woonbeleid en past daar binnen en zal aan het woningbouwprogramma worden toegevoegd. Tevens zijn met de provincie –ten opzichte van de lopende afspraken- aanvullende afspraken zijn gemaakt over het woningbouwprogramma in Hart van Zuid
De verdere gevolgen zijn beschreven in paragraaf 3.1.3 waaruit ook volgt dat de vraag binnen het aanbod blijft. Er wordt binnen de behoefte uit het gemeentelijk beleid en de gemaakte afspraken met de provincie en Twentse gemeenten gebleven.
Behoefte commerciele functies
Hiervoor wordt verwezen naar de onderbouwing in paragraaf 3.1.3
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.
Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven
Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten). Voorliggend bestemmingsplan sluit hier goed op aan. Het gaat hier om een hestructurering/transformatie van een gebied naar een woon- en werklocatie.
Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijvigheid met een (boven)regionaal profiel'. Dit houdt in dat op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer ruimte is voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Aangezien het bij het voorliggend bestemmingsplan een woningbouwontwikkeling met kleinschalige commerciele functies betreft, is dit specifieke perspectief niet van toepassing.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
In de stedelijke laag is het plangebied aangewezen als bebouwingsschil 1900-1955.
De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden. Op sommige plaatsen liggen (voormalige) grootschalige fabriekscomplexen direct aansluitend aan woonwijken. Deze stadswijken kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter.
De wijken worden van elkaar gescheiden door doorgaande lanen, singels en stadsstraten. Kenmerkend in de bebouwing is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De schil is op te delen in wijken met indviduele panden, gekenmerkt door veel variatie in bebouwing en veel (individueel en openbaar) groen wijken op basis van de fabrieksdorp-/ tuindorp-principes zijn juist herkenbaar aan een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes. Stationsomgevingen (§3.12) liggen vaak in deze schil. De stadsassen doorkruisen deze bebouwingsschil veelal en vormen belangrijke verbindingsassen tussen de stedelijke centra, stationsgebieden en het hoofdinfrastructuurnetwerk rond de steden.
Voorliggend plan is een herontwikkeling van een bestaand bebouwd gebied. Deels wordt de voormalige bebouwing gesloopt en een deel wordt getransformeerd naar appartementen en commerciële functies. Door de ontwikkeling blijft het voormalige Dikkersgebouw behouden. De ontwikkeling draagt bij aan het toevoegen van een gemengde stadswijk in de directe nabijheid van het centrum.
Derhalve is de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming met de uitgangspunten vanuit de stedelijke laag.
Gebiedskenmerk Stedelijke laag, bebouwingsschil 1900-1955
Het plangebied is in de natuurlijke laag gelegen in het gebiedskenmerk dekzandvlakten en -ruggen.
De dekzandvlakten en ruggen worden gekenmerkt door de afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van de ruggen en dalen. Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied. In het plangebied en in de omgeving daarvan zijn door de functionele en efficiënte inrichting geen natuurlijke kenmerken meer aanwezig. Het terrein en omgeving is vlak en functioneel ingericht en van grote verschillen in reliëf is geen sprake meer.
In de laag van het agrarisch cultuurlandschap gelden geen specifieke gebiedskenmerken voor het plangebied. Het plangebied is aangeduid als bebouwing.
Ook in de lust en leisurelaag gelden geen specifieke gebiedskenmerken voor het plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
De uitwerking vanuit het handelingsperspectief Hart van Zuid wat betreft ruimtelijke kwaliteit heeft geresulteerd in een geactualiseerde ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030, vastgesteld op 7 juli 2021. Dit is een vervanging van de ontwikkelkaart uit het Masterplan Hart van Zuid 2008.
Het Masterplan Hart van Zuid is van 2008. Omdat het al ruim 10 jaar geleden is dat het Masterplan door de gemeenteraad is vastgesteld, is het van belang om vast te stellen waar we nu staan (ten opzichte van het vastgestelde Masterplan), en waar we naar toe willen. Het Masterplan blijft daarbij het uitgangspunt, maar op sommige punten is voortschrijdend inzicht ontstaan en is sprake van veranderende omstandigheden met wijzigingen in de ruimtelijke structuur als gevolg.
De ambitie is om er daarmee voor te zorgen dat het totale resultaat van de geleidelijke en gefaseerde gebiedsontwikkeling Hart van Zuid gekenmerkt wordt door een hoge ruimtelijke kwaliteit. De uitwerking hiervan vormt, samen met het programma, het kader voor het ruimtelijk ontwerp en uitwerking van de diverse deelgebieden. Zowel de structuur van het gebied, de bebouwing, het raamwerk voor de openbare ruimte als de verbindingen moeten op orde zijn. Het industriële erfgoed in bestaande gebouwen, structuren en materialen is daarnaast richtinggevend voor nieuwe gebouwen, transformatie en hergebruik. De intentie van de transformatie van Hart van Zuid is om de essentiële kwaliteiten van het bestaande te gebruiken als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen.
Wijzigingen ten opzichte van het ruimtelijk kader uit Masterplan Hart van Zuid 2008.
Op basis van de actuele stand van zaken, voortschrijdend inzicht en veranderende omstandigheden zijn de wijzigingen in de ruimtelijke structuur in de geactualiseerde ontwikkelkaart Hart van Zuid samengebracht zodat dit voor de komende periode opnieuw het kader kan vormen voor de verdere ontwikkeling van Hart van Zuid. Enkele voorbeelden van wijzigingen zijn:
Hoe ziet het geactualiseerde ruimtelijk kader eruit? Een toelichting op de ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030
Ambitie
De ontwikkelkaart vat in een enkele kaart de hoofdstructuur en belangrijkste accenten voor de verdere vormgeving van het gebied. De Laan Hart van Zuid is de belangrijkste drager hier. Langs deze Laan worden de nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd. Langs de Laan willen we wandvorming en een hoge ambitie realiseren. De Laan heeft een duidelijke kop aan het Industrieplein, waar de Laan aan de Centrumring komt. Hier komen een aantal belangrijke lijnen samen, waarbij het station met het nieuwe Industrieplein de schakel vormt naar de binnenstad.
Structuur van de Laan
Naast de kop van de Laan aan het Industrieplein heeft de Laan ook een belangrijk accent in de vorm van de kruising met de Esrein. We zouden dit de schouders van het gebied kunnen noemen. Hier is een belangrijke Oost-West verbinding met aan de noordzijde het beeld op de industriebebouwing van Stork en de koeltorens. Aan deze kruising willen we hoogteaccenten in de bebouwing waardoor dit punt nog meer betekenis krijgt aan de Laan.
Verder naar het zuiden vormt de kruising met de Breemarsweg een accent in de Laan. De ruimte voor grote gebaren is hier vrij beperkt, maar ook hier zoeken we naar accent in de bebouwing. Dit zodat de bezoeker uit het zuiden een inleiding ervaart op de nieuwe bebouwing in het noordelijk deel van het plangebied. In de presentatie hebben we dit de knieën van de structuur genoemd.
Tenslotte vormt de nieuwe Boekelosebrug het sluitstuk van de accenten aan de tenen van de Laan Hart van Zuid. De structuur van de Laan wordt verder ondersteund door de groenstructuur met laanbeplanting en de waterstructuur in de vorm van de Balkstbeek.
Accenten
Naast deze accenten op de belangrijkste kruisingen zijn er ook landmarks te vinden in het plan. Oude landmarks in de vorm van de koeltorens van Stork, maar ook nieuwe landmarks als de DEC.
Op een aantal delen in het plan willen we accenten in de bebouwing aanbrengen, deze zijn ook met een symbool aangegeven op de kaart, omdat deze stedenbouwkundige betekenis hebben.
Op een aantal plekken zijn er naast de kruisingen ook nieuwe langzaam verkeersroutes aangegeven. Deze zijn met stippellijnen aangegeven en maken het gebied doorwaadbaar voor fietsers en voetgangers.
Bebouwingsbeeld
Gradiënten Noord -Zuid
Overgangen Oost West
Kansen en belemmeringen
In Hart van Zuid zijn inmiddels de nodige voorzieningen aangelegd. Niet alleen de Laan Hart van Zuid is inmiddels gerealiseerd, maar ook de nieuwe Boekelosebrug en tal van onzichtbare voorzieningen onder de grond.
Erfgoed en historie
Groen en Water
Deelplannen
In de bijgevoegde ontwikkelkaart is de hoofdlijn zoals voorgaand beschreven weergegeven. Per deelgebied zal vervolgens in samenspraak met de ontwikkelende partij in uitwerkingsplannen een gedetailleerdere versie worden gemaakt. Thema's die bij de uitwerking aan de orde komen:
Op de ontwikkelkaart zijn voor zover bekend een structuurbeeld geschetst en de belangrijkste ingrediënten voor de deelplannen genoemd. In de uitwerking van de deelplannen zal dit meer gedetailleerd worden.
Hoe gaat het geactualiseerde ruimtelijk kader gebruikt worden?
Hart van Zuid is een gebied in ontwikkeling. Een aantal ontwikkelingen is gerealiseerd, een aantal deelgebieden is in voorbereiding voor uitvoering en voor een aantal deelgebieden geldt dat de planvorming is opgestart.
Het beeld voor Hart van Zuid, zoals wordt geschetst in de geactualiseerde ontwikkelkaart, geeft geen definitief eindbeeld. Het gewenste ruimtelijk kader wordt op hoofdlijnen aangegeven en is flexibel en in tijd inpasbaar aan zich wijzigende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer nieuwe kansen ontstaan. De geactualiseerde ontwikkelkaart is de inspiratiebron. Het benoemt de kansen en randvoorwaarden waarmee rekening moet worden gehouden met het transformeren van de verschillende deelgebieden. Het wordt aan de diverse ontwikkelaars in Hart van Zuid meegegeven als startpunt voor de verdere uitwerking van diverse deelgebieden.
Het ruimtelijk kader vormt daarmee de basis voor de toetsing van de planuitwerkingen van de diverse deelgebieden. Gedurende het proces zal steeds getoetst worden aan de in de geactualiseerde ontwikkelkaart opgenomen uitgangspunten en randvoorwaarden. Indien nodig wordt bijgestuurd. Uitwerkingen worden vervolgens gebruikt als basis voor het opstellen van een bestemmingsplan. Bestemmingsplannen volgen de reguliere bestemmingsplanprocedure.
Woningbouw EMGA Dikkers, inclusief ondersteunende functies
Om te komen tot de gedifferentieerde wijk met aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen zijn er verschillende woningbouwprojecten in Hart van Zuid in voorbereiding. Het gebied EMGA Dikkers is er daar één van.
Deze ontwikkeling biedt woningen aan diverse groepen. Daarnaast is er in het stedenbouwkundig plan aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, onder andere door het behoud/transformatie van het Dikkers gebouw. Daarnaast is er rekening gehouden met de belangrijke structuren in het gebied, zoals het aansluiten bij de Laan Hart van Zuid, en al bestaande bebouwing in het gebied zoals de hallen van Stork en het winkelcentrum.
Niet alleen woningen zullen hier verrijzen, ook diverse ondersteunende functies krijgen een plek om te komen tot een dynamisch gebied. Dat sluit aan bij de ambitie van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid; een gebied waar men kan wonen, werken, leren en ontmoeten. In verschillende fases komt dit gebied tot ontwikkeling, waarbij uiteindelijk circa 300 woningen worden toegevoegd.
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.
Het woningbouwprogramma, dat regelmatig door het college van Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, is een nadere uitwerking van het woonbeleid. Het woningbouwprogramma kijkt steeds tien jaar vooruit en geeft inzicht in de woningbouwplannen die de gemeente in deze periode wil realiseren.
Het college heeft op 30 juni 2020 het woningbouwprogramma 2020 vastgesteld. Dit woningbouwprogramma heeft een looptijd van tien jaar en beslaat de periode 2020-2029. Hengelo kent een aanzienlijke binnenstedelijke opgave, met name gericht op de binnenstad en Hart van Zuid. In het woningbouwprogramma 2020-2029 zijn voor de locatie ''Marskant Walhof'' 35 woningen voorzien.
Momenteel is er een ontwerp structuurvisie Woonagenda 2021-2030. Dit is een aanvulling op de huidige Woonvisie en woningbouwprogrammering waar door middel van doelgroeponderzoek door adviesbureau Tellers en Benemoers is aangetoond dat er in Hengelo een aanvullende behoefte bestaat voor bepaalde doelgroepen. Een van die doelgroepen zijn de senioren in en rondom de binnenstad. Voorgenomen ontwikkeling in het plangebied sluit op deze behoefte.
Hoewel de voorgenomen ontwikkeling voorziet in 43 wooneenheden in plaats van 35 wooneenheden is dit vanwege de doelgroep en het feit dat het aansluit op het woonklimaat in de binnenstad een ontwikkeling die aansluit op de behoefte.
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het gemeentelijke (archeologische) aspecten wordt verwezen naar paragraaf 4.3.
Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.
Beleid in het kort:
Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.
Dagelijks winkelen
Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.
Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.
Recreatief winkelen
De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.
In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.
Doelgericht winkelen
Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.
Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.
In het plangebied wordt geen reguliere detailhandel toegestaan, enkel een beperkte mogelijkheid tot productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel. Zie ook paragraaf 3.1.3
De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.
Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.
Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.
Hengelo heeft de volgende missie:
Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.
Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:
De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.
Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
De hoofdgroenstructuur uit het Groenplan is qua groenstroken en vlakken niet gelegen is in het plangebied.
Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022 (GRP) vastgesteld.
In het GRP is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidsmaatregelen zoals beekherstel, subsidie voor afkoppelen van hemelwater van de gemengde riolering, subsidie voor de aanleg van groene daken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige neerslag). In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook onderzocht of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van een kunststof kous. Het rioolvervangingsplan is meer risico gestuurd. Hierbij worden de onderhoudsinspanningen gestuurd op de gevolgen van schade.
In het GRP zijn ook voorstellen gedaan voor de invulling van de gemeentelijke grondwaterzorgplicht. Bij grondwateroverlast wil de gemeente meewerken aan oplossingen. Ook wil de gemeente een duidelijk aanspreekpunt zijn voor burgers en bedrijven betreffende de grondwaterproblematiek.
De wijze waarop, conform het GRP, wordt omgegaan met afvalwater, hemelwater en grondwater is verwoord in paragraaf 4.1 .
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:
De verkeersstructuur in de omgeving van het Dikkersterrein blijft gehandhaafd.
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
Parkeernormering (motorvoertuigen)
Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.
De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.
Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.
Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.
Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.
In artikel 3.3.2 en artikel 6.3.2 van de bij dit bestemmingsplan behorende regels zijn de parkeernormen vastgelegd. Het plan voldoet aan de toekomstige parkeernormering (zie paragraaf 2.5.3).
Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.
In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.
Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.
Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.
De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenplein. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.
In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.
Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.
Toevoeging horeca in plangebied Dikkers terrein
In het plangebied kan 1000m2 aan horeca van categorie 1 worden gerealiseerd. Onder het bestemmingsplan Hart van Zuid uit 2008 was al 400m2 mogelijk. Hieraan wordt 600m2 toegevoegd. In de horecavisie is aangegeven dat binnen Hart van Zuid ruimte is voor nieuwe horeca met als kanttekening dat het geen nieuw horeca cluster moet worden maar wat kleinere horecazaken die versterkend zijn voor het gebied en in dit geval aansluiten bij de behoefte van de doelgroep 'urban creators'. Bovenop de al toegestane horeca kan maximaal 600m2 worden toegevoegd. De horeca is hierbij uitsluitend toegestaan op de begane grond van het voormalig Dikkersgebouw. Ook dit sluit aan op de uitgangspunten van het toevoegen van horeca buiten het centrum. Dit is namelijk mogelijk mits het gaat om het toevoegen van horeca op een bijzondere plek, in dit geval het voormalig Dikkersgebouw.
De toe te laten horeca moet goed functioneren met andere functies in het gebouw en de directe woonomgeving. Dag- en avondhoreca, zoals een barrista bar, sapjesbar, lunchzaak en/of eetcafé sluiten het beste aan binnen het te realiseren concept. Deze vormen van horeca dragen tevens bij aan de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en versterken het straatbeeld.
In de Kunst en cultuurvsie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Wij willen we de culturele identiteit van hengelo verder versterken. Wij willen zorg dragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Wij willen het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen, en wij willen kansen geven aan kunstenaas om in hengelo te werken of hun werk te presenteren.
In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.
Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.
Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.
Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.
Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:
Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.
De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.
Beeldkwaliteitsplan
Er is een Beeldkwaliteitplan opgesteld omdat nu het plangebied binnen de welstandsnota onder 'complexen' valt en de grootschalige gebiedsontwikkeling van het Dikkersterrein niet toetsbaar is binnen dit kader. Het Beeldkwaliteitplan is bedoelt om de ruimtelijke kwaliteit van het woongebied te toetsen en te bewaken en zal worden vastgesteld door de gemeenteraad. De bedoeling is later, als alles ontwikkeld is, het binnen de welstandsnota op te nemen.
De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.
De effecten van geluid op de herontwikkeling van het Dikkersterrein zijn opgenomen in paragraaf 4.4.3.
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.
Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).
Hoe er met de bodemkwaliteit voor het plangebied wordt omgegaan staat omschreven in paragraaf 4.4.5.
De kantorenvisie is kaderstellend voor het programma kantoren in de Netwerkstad Twente. Naast een vraag-aanbod inventarisatie is ook het aanbod van kantoren kwalitatief nader geanalyseerd.
De analyse van de kantorenmarkt in de Netwerkstad wijst uit dat de plancapaciteit van de nog in ontwikkeling te nemen m² kantoren veel hoger is dan de verwachte vraag en dat de leegstand van kantoren in de Netwerkstad voor meer dan de helft bestaat uit panden die langer dan 3 jaar leeg staan en daarmee als incourant worden aangemerkt.
Op Netwerkstadniveau zijn daarom onder andere onderstaande beleidsafspraken gemaakt, waarbij de faserings- c.q. programmeringsvoorstellen per gemeente verder worden uitgewerkt.
Per stad wordt de nieuwbouw van kantoren geconcentreerd op twee typen kantoorlocaties, namelijk centrum/stationslocaties en stadsrandlocaties. Buiten deze locaties zal nieuwbouw en vernieuwbouw worden ontmoedigd. In Hengelo is Hart van Zuid/Stationsomgeving aangewezen als centrumlocatie en (delen) van Westermaat als stadsrandlocatie.
Hengelo neemt buiten de prioritaire locaties geen nieuwe kantoorplannen meer in voorbereiding. Een uitzondering kan gemaakt worden voor monumentale panden die door een kantoorfunctie behouden kunnen blijven.
De gemeente maakt zelf binnen de bestaande plancapaciteit faseringsvoorstellen. Deze worden daarna op Netwerkstad-niveau afgestemd. De deelnemers in de Netwerkstad hebben zich reeds uitgesproken over de prioritaire positie van de kantorenlocatie WTC/Hart van Zuid (positie als boegbeeldproject en projectonderdeel van de Innovatiedriehoek).
De gemeente stimuleert renovatie en vervangende nieuwbouw op prioritaire locaties, boven nieuwbouw. Kleinschalige kantoorontwikkelingen langs de invalswegen zijn onder voorwaarden beperkt mogelijk.
In het plangebied worden maximaal 2000m2 aan kleine kantoorunits mogelijk gemaakt.
Algemeen
Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.
Afbeelding 4.8: Nieuwe Energie Hengelo
Hengelose doelstellingen
Klimaatadaptatie
Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Het waterbeleid van de gemeente Hengelo is vastgelegd in het 'Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022' d.d. 30 mei 2017. Het Gemeentelijk Rioleringsplan beschrijft hoe de zorgtaken voor afvalwater, hemelwater en grondwater worden uitgevoerd in de periode van 2018 tot en met 2022.
Voor het verwerken van hemelwater dat afstroom van verharde oppervlakten binnen de bebouwde kom geldt dat bij alle nieuwe woningen en bedrijfspercelen (in- en uitbreidingen) de ontwikkelaar moet zorgen voor berging, zodat het water vertraagd wordt afgevoerd.
Bij herinrichtingen is tenminste 30 mm berging vereist. Als de hemelwaterberging leegloopt dan moet dit geleidelijk gebeuren. Het toegestane debiet is 2,4 liter per seconde voor elke (bruto) hectare van het woongebied of bedrijventerrein. Bij nieuwe ontwikkelingen aan of nabij een beek of ander oppervlaktewater (afstand tot 100 meter vanaf de grens), moet de ontwikkelaar het regenwater bergen volgens de bovengenoemde richtlijnen en vervolgens vertraagd afvoeen naar het oppervlaktewater.
Voor het onderhavig plan is de door het Waterschap Vechtstromen opgestelde 'Uitgangspuntennotitie waterschap Vechtstromen' van toepassing. Hierin zijn de volgende uitgangspunten opgenomen ten aanzien van afvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater.
Huidig en toekomstig waterhuishoudkundig systeem.
Op het huidige terrein bevinden zich enkele industriehallen en kantoorgebouwen. Verder bestaat het terrein uit enkele rijbanen en parkeerterreinen. Een zeer beperkt oppervlak bestaat uit openbaar groen. Op het terrein zelf bevindt zich geen watergangen of dergelijke. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater bevindt zich aan de overzijde van de Laan Hart van Zuid, dit betreft de Balksbeek. Het normpeil grondwater bevindt zich op ca. 0,7 meter beneden lokaal maaiveld (niveau parkeerplaatsen). De gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt zich op ca. 0,85 cm beneden lokaal maaiveld. Hemelwater wordt in de huidige situatie afgevoerd via het riool.
Ook in de toekomstige situatie zal het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de woningen en de commerciële ruimten rechtstreeks op het riool worden geloosd. Het hemelwater dat op het verharde oppervlak valt zal ter plaatse worden geborgen en vervolgens (vertraagd) worden afgevoerd naar de Balksbeek.
Voor de hemelwaterberging is uitgegaan van 30 mm zoals voorgeschreven door de gemeente en het waterschap. De maximale hoeveelheid te lozen water op oppervlaktewater bedraagt 2,4 l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 55 mm.
Het plangebied zal waar nodig opgehoogd worden (met grond van binnen het plangebied) om voldoende ontwatering te waarborgen. De te nemen maatregelen om water op te vangen zullen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand worden aangelegd (deze ruime is aanwezig). Vanuit deze voorzieningen zal vertraagde afvoer plaatsvinden naar het oppervlaktewater. Er wordt hiermee geen grondwateroverlast verwacht. Afstromend hemelwater is in principe schoon. Voor de grondwaterkwaliteit is het van belang geen uitlogende (bouw)materialen toe te passen in het plangebied. Omdat het gebied homogeen is vervuild zal het hemelwater niet worden geïnfiltreerd. Daarnaast zijn op wisselende dieptes en wisselende diktes– leem- of kleilagen aanwezig welke het infiltreren kunnen bemoeilijken.
De exacte technische uitvoering en locatie(s) van de waterberging (30 mm) dient nog nader bepaald te worden.
Enkele bergingsmogelijkheden welke onderzocht worden zijn het toepassen van bijvoorbeeld kratten, rioolbuizen en/of het aanbrengen van een puinbed. De benodigde wateropvang van 560 m3 mag ook in een andere vorm/materiaal toegepast worden, als het maar gesloten constructies zijn.
Watertoets
Teneinde de gevolgen voor de waterhuishouding goed in beeld te krijgen is een waterhuishoudkundig plan voor deze locatie opgesteld (definitief d.d. 20-10-2020, zie bijlage 5).
In het kader van de wettelijk verplichte watertoets is het waterschap Vechtstromen in een vroegtijdig stadium betrokken geweest bij het opstellen van dit waterhuishoudkundig plan. Het waterschap kan instemmen met dit plan.
Wet Natuurbescherming
De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.
De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.
Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.
Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4 kilometer afstand van het plangebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Provincies hebben hiervoor soms een andere benaming.
Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Wanneer bij een ontwikkeling mogelijke effecten op de NNN denkbaar zijn, is het noodzakelijk een NNN-toetsing uit te voeren.
Soortenbescherming
Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.
Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.
De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.
Ruimtelijke ontwikkeling
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.
In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
- Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
- Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
- Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
- Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Conclusie
In het kader van de betreffende ontwikkeling is een ecologische toetsing uitgevoerd (Quickscan flora en fauna, Industriestraat 19 - Otte Groen Advies, 10 september 2019, zie bijlage 6).
Hieruit blijkt dat de planlocatie niet binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland ligt. De dichtstbijzijnde gebieden betreft deelgebied Twickel op circa 2,5 kilometer ten westen van de planlocatie. De ingrepen vinden plaats buiten deze provinciaal beschermde gebieden en hebben geen effect op de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen. Nader onderzoek naar externe effecten is niet nodig.
Er liggen geen Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied. Dichtbij zijnde gebied is het Lonnekermeer, ongeveer 4 kilometer ten noordoosten van de planlocatie. Gezien de aard en schaal van de ingreep zijn effecten op doelstellingen van Natura 2000-gebieden op voorhand uitgesloten. Nader onderzoek naar effecten op doelstellingen van Natura 2000-gebieden is niet nodig.
Uit de Quickscan blijkt verder dat negatieve effecten op vleermuizen op voorhand niet uitgesloten kunnen worden en dat nader onderzoek nodig is. Dit nader onderzoek is in het najaar van 2019 en in het voorjaar van 2020 uitgevoerd (Eindrapportage Nader onderzoek vleermuizen & steenmarter Industriestraat 19 te Hengelo - Otte Groen Advies, juli 2020, zie bijlage 7).
Hieruit komt naar voren dat op de planlocatie verschillende (massa)winterverblijfplaatsen, een kraamkolonie en twee zomer- en paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aanwezig zijn.
Omdat met de ontwikkeling een verbodsbepaling in de Wet natuurbescherming wordt overtreden, is een ontheffing nodig. De ontheffing is op 11 februari 2021 aangevraagd bij de Provincie en is verleend (zie blijage 8).
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.4. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in onderstaande afbeelding.
Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Erfgoedwet 2016 moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
Het plangebied Dikkersterrein ligt binnen een zone met een grotendeels middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding in paragraaf 4.3.2.).
Geomorfologisch gezien ligt het plangebied grotendeels in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandopduikingen aanwezig waren. Dergelijke gebieden kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Vanwege de aanwezigheid van een plaggendek zijn archeologische resten mogelijk goed geconserveerd. In het uiterste zuidwesten ligt een gebied met dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek. Het betreft hier een relatief hoge dekzandrug waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan. Dergelijke dekzandruggen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden.
Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<400 m) van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend.
Voorafgaand aan het opstellen van de bestemmingsplanwijziging is een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Laagland Archeologie, 2020 – bijlage 9 en 10). Onderstaande informatie is afkomstig uit dit bureauonderzoek:
Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat het westelijke deel van het plangebied zich grotendeels op een dekzandhoogte bevindt. Op dit deel was een plaggendek opgebracht dat mogelijk tot in de Late Middeleeuwen is terug te voeren. Binnen het plangebied lag Erve Langeler, dat in 1461 voor het eerst is genoemd.
Het plangebied heeft op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor de periode midden-Neolithicum tot en met Nieuwe Tijd, met een specifieke verwachting voor resten van erve Langeler. Deze verwachting staat of valt met de mate waarin het bodemprofiel nog intact is. Naar verwachting zijn grote delen van het plangebied verstoord, met name onder dragende constructies; tijdens WOII is het plangebied bovendien doelwit van bombardementen geweest en uit bronnen is bekend dat gebouwen door de bombardementen zijn beschadigd. Door de bombardementen, herbouw en het mogelijk ruimen van blindgangers is ook bodemschade ontstaan. Daarbuiten echter zijn nog redelijk intacte delen te verwachten.
Hierop is vervolgens een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een verkennende fase. Onderstaande passage is uit het verkennend onderzoek overgenomen:
Uit dit [bureau]onderzoek blijkt dat in het plangebied een historisch erf was gelegen (Erve Langeler), dat in historische bronnen terug is te voeren tot 1461. Naast resten van dit erf kunnen ook oudere resten worden verwacht (vanaf het midden Neolithicum). In het plangebied hebben met name in de afgelopen eeuw diverse bodemingrepen plaatsgevonden en de kans is aanzienlijk dat overal in het plangebied sprake is van een geheel tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel.
In alle vijf boringen is echter sprake van een tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel. Er zijn geen resten gevonden van een plaggendek of sporen van bodemvorming. Het verwachtingsmodel kan voor wat betreft de verstoring dan ook worden bevestigd. Dit betekent dat de archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar 'laag'. Weliswaar kunnen nog resten van zeer diepe grondsporen bewaard zijn gebleven in de nog resterende C-horizont. Echter, het oorspronkelijke leefniveau en daarmee de mobiele vondstenlaag en ondiepe grondsporen zijn waarschijnlijk overal verdwenen.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek heeft Laagland Archeologie geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te laten voeren en het plangebied vrij te geven voor het aspect archeologie. De regio-archeoloog heeft bovengenoemd advies overgenomen en het plangebied vervolgens vrijgegeven.
Vanwege de lage archeologische verwachting die op basis van het veldonderzoek aan het plangebied is toegekend worden er geen intacte archeologische resten meer verwacht. Er hoeven dan ook geen planregels opgenomen worden ten aanzien van de archeologie.
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappelijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde. Als onderdeel van de gemeente Hengelo viel de marke Woolde onder het richterambt Delden. Tot het begin van de 19e eeuw maakte het plangebied deel uit van de woeste gronden in het buitengebied van Hengelo. Op de eerste kadastrale kaart (circa 1832, zie onderstaande afbeelding) is in het plangebied een huis met erf aanwezig, in eigendom van de Erven Rouwenhorst. Het overige deel van het plangebied bestond destijds uit bouw- en hooiland. De boerderij, Erve Langeler, gaat terug tot in de Middeleeuwen, met een eerste vermelding in 1461. Wanneer dit erf onbewoond raakt is niet duidelijk.
Situatie rond eerste kwart van de 19e eeuw (bron: Hisgis)
Met de realisatie van het fabrieksterrein rond 1925 is de oorspronkelijke structuur van het plangebied volledig verdwenen.
Zoals vermeld zijn er geen historisch-geografische kenmerken en structuren in het plangebied meer aanwezig.
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld (W). Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Volgens de Cultuur Historische waardenkaart van de gemeente Hengelo (www.hengelo.nl/cultuurwaarden) is aan het Dikkerscomplex een waardevolle status toegekend.
Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.
De gemeente verleent medewerking aan een initiatief om maximaal 300 woningen mogelijk te maken op het voormalige EmgaDikkers-terrein gesitueerd tussen de Industriestraat, Esrein, het noordelijke deel van de Laan Hart van Zuid en het industrieterrein van Stork. Het terrein heeft nu nog een maatschappelijke bestemming.
In het onderdeel vormvrije mer-beoordeling (paragraaf 4.4.1) wordt gemotiveerd waarom er bij dit plan geen sprake is van zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat voorafgaan aan het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
In het onderdeel milieu-aspectenstudie worden de milieu-aspecten onderzocht die samenhangen met de inpassing van het plan in de omgeving: de toetsing aan milieuregelgeving en de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Wettelijk kader
Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject" (kolom 1 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer) beoordeeld moet worden of er zodanige belangrijke nadelige milieueffecten zijn te verwachten dat het nodig is om eerst milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij de beoordeling moeten worden betrokken de criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn.
De omvang van het project ligt ruim onder de drempelwaarden genoemd in kolom 2 van onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit mer waarboven een formele mer-beoordeling nodig is.
Om te kunnen beoordelen of een milieueffectrapport nodig is, moet op grond van artikel 7.16 Wet milieubeheer degene die een activiteit wil ondernemen, rekening houdend met de relevante criteria uit bijlage III van de mer-richtlijn, een beschrijving verstrekken van :
Beschikbare informatie
De initiatiefnemer heeft de volgende informatie verstrekt; de stukken zijn als bijlage bij deze beoordeling gevoegd:
Beoordeling en motivering
In de aanmeldingsnotitie (het betreft rapportnummer HA 6820-10-RA-001, datum 22 maart 2021, referentie TKe/CD/ /HA 6820-10-RA, zie bijlage 18) wordt door de initiatiefnemer een goed beeld gegeven van de kenmerken en de locatie van het plan met betrekking tot de aspecten die in bijlage III van de regelgeving worden genoemd. In hoofdstuk 4 van de aanmeldingsnotitie wordt aannemelijk gemaakt dat er voor wat betreft de aspecten windhinder, archeologie en cultuurhistorie, bodem, ecologie, water, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, parkeren en verkeer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.
Daarnaast is ook de winning en de verbranding van aardgas een (milieu) effect dat verband houdt met het gebruik van natuurlijke hulpbronnen zoals bedoeld in bijlage III van de mer-richtlijn. Inmiddels is duidelijk dat de nieuw te bouwen woning niet zullen worden aangesloten op het aardgasnet
Conclusie
Beoogd wordt de locatie Dikkersterrein te Hengelo te herontwikkelen tot woningbouw en commerciële ruimten. Op het initiatief is categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage van toepassing. In de aanmeldingsnotitie (m.e.r.-beoordeling) is beoordeeld of de activiteiten zodanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk is.
In de notitie is ingegaan op onder andere de windhinder, verkeer- en parkeeraspecten, geluidaspecten, luchtkwaliteit en natuur. Ten aanzien van al deze (en overige) aspecten kan gesteld worden dat de milieueffecten vanwege de voorgenomen ontwikkelingen in het
plangebied zeer beperkt zijn. Het initiatief heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
Gelet op:
heeft het college geconcludeerd dat het plan geen belangrijke gevolgen voor het milieu zal hebben en dat daarom voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld.
Milieuzonering is een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat nieuwe bedrijfsactiviteiten een passende locatie in de nabijheid van gevoelige bestemmingen krijgen, en anderzijds gevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geluid, geur, stof en gevaar voor een scala aan typen bedrijvigheid. Met behulp van deze richtafstanden kan een eerste indicatie verkregen worden van de inpasbaarheid van een initiatief op een bepaalde locatie.
De richtafstanden zijn gekoppeld aan de milieucategorie van een bedrijf. De systematiek hanteert de milieucategorieën en richtafstanden zoals weergegeven in onderstaande tabel. In voorliggende situatie is sprake van een gemengd gebied (het gebied Hart van Zuid kenmerkt zich door een mix van wonen, werken, onderwijs en ontspanning en rondom het plangebied Dikkers is sprake van duidelijke functiemenging, naast woningen liggen diverse gemengde bestemmingen en bedrijfslocaties, het plangebied ligt voorts in de zone van een industrieterrein en is gelegen langs een belangrijke ontsluitingsroute voor het gebied) en worden dus de richtafstanden behorende bij die gebiedstypering toegepast. Inzake het aspect gevaar is enige voorzichtigheid geboden bij het verlagen van de richtafstanden. Voor inrichtingen met een gevaarscomponent is vrijwel altijd specifieke (aanvullende) regelgeving van toepassing.
Teneinde de inpasbaarheid van een initiatief te toetsen, worden de volgende stappen doorlopen:
- Stap 1: richtafstanden bedrijvigheid zoals toegestaan conform bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is vastgelegd op welke plek bedrijvigheid gevestigd mag zijn en van welke milieucategorie. Hiermee kunnen de richtafstanden bepaald worden voor de "maximaal planologische situatie". Deze situatie vormt de worst-case situatie.
- Stap 2: nader onderzoek feitelijke milieuhinder (dossieronderzoek)
Indien uit stap 1 blijkt dat in de maximaal planologische situatie sprake is van een bedrijf met een richtafstand die de beoogde woningbouw overlapt, is nader onderzoek noodzakelijk.
Hierbij kan allereerst ingezoomd worden op de werkelijk aanwezige bedrijvigheid. De feitelijk gevestigde bedrijvigheid kan van een lagere milieucategorie zijn dan toegestaan conform bestemmingsplan, waardoor de bijbehorende richtafstand kleiner is. Voorts kan door middel van vervolgonderzoek (bijvoorbeeld middels dossieronderzoek) de werkelijke milieubelasting van het bedrijf concreter in beeld gebracht worden.
Overigens wordt opgemerkt dat het vigerende bestemmingsplan van de planlocatie Dikkers reeds milieugevoelige bestemmingen toestaat. Het plangebied is immers mede bestemd ten behoeve van "onderwijsdoeleinden". In die zin is formeel geen sprake van de introductie van gevoelige bestemmingen die beperkend zijn, deze zijn bij recht immers reeds mogelijk.
In de analyse is de beoordeling uitgevoerd. Het betreft Woningbouwplan Dikkers te Hengelo - milieuzoneringsanalyse, datum: 25 januari 2021, referentie : TKe/TKe/KS/HA 6820-3-NO-002 (zie bijlage 13). De conclusie wordt hieronder weergegeven.
Het plangebied is aangemerkt als gemengd gebied in de zin van de milieuzonering. Om te waarborgen dat de commerciële functies in de, hoofdzakelijk, woongebouwen in overeenstemming met de Handreiking Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009, hun plek kunnen vinden zijn bij de regels (gemengde doeleinden en wonen) voorwaarden gesteld op basis van de systematiek volgens de Staat Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.
Categorie-indeling functiemenging
In de lijst voor functiemenging zoals bedoeld in de VNG-publicatie Handreiking Bedrijven en milieuzonering van 2009 is gekozen voor een andere Categorieaanduiding dan in de algemene lijst. De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A. B of C.
De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:
Categoríe A
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend. Echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C
De activiteiten zoals genoemd onder B. waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
2. productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
Conclusie
Op basis van een analyse conform de systematiek Bedrijven en Milieuzonering is geconstateerd dat alleen de hinderafstanden van het Stork-complex (Stork, Siemens-VDL, gasontvangststation) overlappen met de woningbouwlocatie.
In het onderzoek is nader ingezoomd op de activiteiten die op het complex plaatsvinden, een en ander aan de hand van de toegestane bedrijvigheid op grond van het bestemmingsplan en aan de hand van de milieuvergunningen die aan de betreffende bedrijven zijn verleend.
Dit geeft de volgende aandachtspunten, die in specifiek op dat milieuaspect gerichte milieuonderzoeken nader onderzocht dienen te worden:
- geluid vanwege het gehele Stork-complex;
- externe veiligheid van de gasleiding naar het gasontvangststation.
Voor de resultaten wordt verwezen naar de betreffende onderzoeken. Daaruit blijkt dat het ontwikkelen van woongebouwen mogelijk is.
Bij de regels voor gemende doeleinden en wonen zal de ABC systematiek worden toegepast.
De nota geluid van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:
Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.
De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen. In beginsel moet worden voldaan aan de zogenoemde voorkeursgrenswaarde uit de Wet. Als maatregelen om te voldoen aan deze voorkeursgrenswaarde niet mogelijk zijn of stuiten op overwegende bezwaren dan kunnen burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen. In het geluidbeleid hebben burgemeester en wethouders vastgelegd onder welke voorwaarden zij een hogere grenswaarde vaststellen.
In twee rapporten en een oplegnotitie zijn alle akoestische aspecten onderzocht. Het betreft het verkeersonderzoek Dikkers te Hengelo (zie paragraaf 2.5), het akoestisch onderzoek rapportnummer HA 6820-11-RA-003, datum 9 maart 2021 (zie bijlage 19), referentie TKe/LL/ /HA 6820-11-RA-003 en Plan Dikkers te Hengelo; Akoestische aspecten "Boomstammen"van 16 maart 2021 en referentie: TKe/ LL/ / HA 6820-13-NO-001 en Woningbouwplan Dikkers Hengelo (zie bijlage 20).; Aanvullende beoordeling geluid, datum: 25 maart 2021 en referentie : TKe/MT/KS/HA 6820-14-NO ( zie bijlage 21).
Wegverkeerslawaai
Krachtens de Wet geluidhinder worden zones aangegeven aan weerszijden van een weg. Binnen de zones wordt geëist dat ten gevolge van die weg ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen een zekere maximale geluidbelasting (voorkeursgrenswaarde) niet wordt overschreden.
Voor woonfuncties bedraagt deze voorkeursgrenswaarde 48 dB (per weg). In bepaalde gevallen kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend tot een hogere geluidbelasting (een "hogere waarde"). Deze hogere geluidbelasting mag echter de in de Wet Geluidhinder gestelde maximale belastingen niet overschrijden. Voor binnenstedelijke situaties bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting in eerste aanleg 63 dB (per weg).
Bepaalde wegen zijn niet zoneplichtig. Dit zijn wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km/uur geldt en wegen die binnen een woonerf liggen. Op deze wegen is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Wel dient de geluidbelasting van deze wegen in het kader van goede ruimtelijke ordening bij een planologisch besluit betrokken te worden.
In voorliggende situatie is de planlocatie gelegen binnen de zone van de Laan Hart van Zuid en de Industriestraat. Overige wegen worden, gegeven de afstand tot het plangebied, de geringe verkeersintensiteit, het snelheidsprofiel of de vele tussenliggende bebouwing- op voorhand in relatie tot de Wet geluidhinder als niet relevant beschouwd.
Onderdeel van het gemeentelijk beleid is een systeem van ambitie- en plafondwaarden. Voor dit plan zijn de gebiedstypen wonen en verkeerszone van belang. In de grafische weergave van de verkeerszones in het gemeentelijk beleid is de Laan Hart van Zuid nog niet opgenomen. In analogie met andere wegen heeft ook deze weg een verkeerszone. Bij de realisatie van de Laan Hart van Zuid is daar van uitgegaan.
Aldus is het voor de hand liggend de buitenste gevels van het plan aan de westzijde (grenzend aan de Industriestraat, aan de zuidzijde, grenzend aan de Esrein, en aan de oostzijde, grenzend aan de Laan Hart van Zuid, te kenmerken als verkeerszone. De overige gevels binnen het plan worden getoetst als gebiedstype wonen.
Voor gebiedstype wonen bedraagt de ambitiewaarde voor verkeerslawaai 48 dB en de plafondwaarde 58 dB.
Voor gebiedstype verkeerszone bedraagt de ambitiewaarde voor verkeerslawaai 58 dB en de plafondwaarde 63 dB.
Zoneplichtige wegen
De rekenresultaten voor de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer over de Laan Hart van Zuid en de Industriestraat (zoneplichtig deel) zijn weergegeven in figuur 4.1, 4.2 en 4.3 in de rapportage.
De geluidbelasting vanwege wegverkeer is weergegeven inclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder. Voor wegen met een maximumsnelheid van minder dan 70 km/uur bedraagt deze aftrek 5 dB.
Niet-zoneplichtige wegen
Bijlage 3 van het rapport geeft de rekenresultaten voor de beschouwde 30 km/uur wegen. Blijkens de rekenresultaten bedraagt als gevolg van de Industriestraat de geluidbelasting tot 60 dB, exclusief aftrek. De hoogste geluidbelasting treedt daarbij op bij blok A. Als gevolg van de Esrein bedraagt de hoogste geluidbelasting 61 dB, eveneens exclusief aftrek, en treedt op bij de zuidgevel van blok E.
Wegverkeer toets grenswaarden Wet geluidhinder
Zoals op te maken uit figuur 4.3 wordt als gevolg van het in het kader van de Wet geluidhinder relevante deel van de Industriestraat de geldende voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
Voor de Laan Hart van Zuid geldt dat bij de blokken C (oostgevel en deel noord- en zuidgevel) en bij blok D (oost- en zuidgevel en deel noordgevel) de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Aan de maximale ontheffingswaarde wordt in beide gevallen voldaan.
Met een geluidbelasting die inclusief aftrek bij blok C en D beperkt blijven tot respectievelijk 58 en 55 dB wordt verder voldaan aan de ambitiewaarde behorende bij de gebiedstypering verkeerszone.
Wegverkeer hogere waarden
Te verlenen hogere waarden voor wegverkeer zijn beperkt tot de Laan Hart van Zuid. Gezien de constatering dat wordt voldaan aan de ambitiewaarde gelden hier, behoudens het uiteindelijk realiseren van de maximale binnenwaarde, geen aanvullende eisen.
Industrielawaai
Industrieterrein Wilderinkshoek is een gezoneerd industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder. Het gehele plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het industrieterrein.
Op het industrieterrein zijn bedrijven t/m categorie 2 toegestaan. Uitzondering vormen een aantal expliciet aangewezen t/m categorie 4 bedrijven: uitsluitend voor zover het bestaande bedrijven betreft, met op de plankaart de aanduiding "Zwaardere bedrijven" zijnde de volgende bedrijven:
-(zb1) - het produceren van industriële koelventilatoren
-(zb2) - compressor-, turbine en pompinstallaties
-(zb3) - machinebouw
-(zb4) - bouw van ketels en aanverwante thermische apparaten
In principe is daarmee op dit moment nog zware bedrijvigheid toegestaan. Het gekozen planologische regime resulteert er echter in dat geen nieuwe zware bedrijvigheid zich kan vestigen en dat op termijn normaliter ook thans aanwezige zware bedrijvigheid zal verdwijnen.
Verder kan worden gesteld dat de huidige zware bedrijvigheid leidt tot een relatief hoge te toetsen geluidbelasting als gevolg van een specifieke activiteit (proefdraaien) die slechts een beperkt aantal dagen per jaar (maximaal 20) optreedt.
Een deel van de gronden van het gezoneerde industrieterrein is thans reeds niet meer in gebruik als industrieterrein. Op die delen, nu in het bezit van de gemeente, zijn panden geamoveerd en zijn wegen aangelegd.
Door de gemeente is verder een traject ingezet waarbij het doel is het terrein te dezoneren danwel te komen tot een kleinere zone.
Gezien het bovenstaande is bij de beoordeling van de inpasbaarheid in relatie tot industrielawaai uitgegaan van de op dit moment aan de op het industrieterrein gevestigde bedrijven vergunde geluidruimte en is niet getoetst aan de maximale invulling van de zone Wgh.
De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen binnen een zone is in eerste aanleg 50 dB(A) (de "voorkeursgrenswaarde"). In bepaalde gevallen kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend tot een hogere geluidbelasting. Deze hogere geluidbelasting, de zogenaamde 'hogere waarde', mag voor nieuwe woningen echter de in de Wet geluidhinder gestelde maximale belasting van 55 dB(A) niet overschrijden.
In dit kader wordt verder nog gewezen op het feit dat de binnen de systematiek van het Bouwbesluit voor toekomstige woningen waar een hogere waarde dient te worden verleend eisen gelden ten aanzien van het maximale binnengeluidniveau in de woningen en daarmee derhalve extra eisen aan de geluidswering van de gevel. De te realiseren gevelwering wordt dan gebaseerd op de situatie met gesloten ramen, echter wel rekening houdend met de minimale ventilatievoorzieningen.
Voor gebiedstype wonen bedraagt de ambitiewaarde voor industrielawaai 45 dB(A). Voor verkeerszone is de ambitiewaarde voor industrielawaai 50 dB(A). De plafondwaarde is voor beide gebiedstypen 55 dB(A) hetgeen overeenkomt met de conform de Wet geluidhinder maximaal te verlenen hogere waarde. De rekenresultaten voor de geluidbelasting ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein Wilderinkshoek zijn weergegeven in figuur 4.4, 4.5 en 4.6 van de rapportage.
Industrielawaai toets grenswaarden Wet geluidhinder
In eerste instantie is van belang dat een aantal geluidbelastingen wordt berekend hoger dan de maximale ontheffingswaarde.
Een dove gevel is aldaar niet zondermeer binnen het geluidbeleid van de gemeente mogelijk door het ontbreken van een geluidluwe gevel. De gemeente heeft evenwel aangegeven om, mede gezien het karakter van het industrielawaai, in dit specifieke geval af te zien van de strikte noodzaak voor het hebben van een geluidluwe gevel indien een gevel van een woning doof dient te worden uitgevoerd. Overeenkomstig het gemeentelijk beleid wordt in dat geval gedacht aan een vorm van compensatie. Hierop wordt later nader ingegaan.
Mede rekening houdend met de daadwerkelijk heersende akoestische situatie bij nadere uitwerking van het plan (Omgevingsvergunningaanvraag bouwen), zal zoals eerder aangegeven naar huidige inzichten de geluidbelasting industrielawaai in de toekomst afnemen en kan hier ook naar andere passende oplossingen gezocht worden of is mogelijk het hebben van een dove gevel in het geheel geen voorwaarde meer. In alle gevallen is sprake van plaatselijk nog beperkt te hoge waarden, vaak alleen de bovenste bouwlaag. Een passende oplossing zou in een plaatselijke maatregel kunnen worden gevonden.
In het geval van de U-blokken zal sprake zijn van galerijen en is het meest voor de hand liggend deze plaatselijk dicht te zetten. Vaak zal een dichte borstwering in combinatie met eventueel geluidabsorptie boven de galerij al afdoende zijn. Daar waar geen sprake is van een galerij, dat zal met name bij de Boomstammen zijn maar kan zich ook nog voordoen bij de U-blokken, zal altijd sprake zijn van een buitenruimte in de vorm van een balkon. Middels bijvoorbeeld eenzijdige afscherming van dergelijke balkons kan ook daar ter plaatse van de daadwerkelijk gevel reductie worden gerealiseerd.
Deze aangegeven maatregelen lijken het meest voor de hand liggend. De uiteindelijke oplossing zal echter mede afhangen van de indeling van de woningen. In voorkomende gevallen kan dan eventueel ook nog gedacht worden aan toepassing van plaatselijk een koude onzuivere vliesgevel, harbour fenster-achtige oplossingen of plaatselijke schermen.
Industrielawaai hogere waarden
Zoals op te maken uit de figuren 4.4 t/m 4.6 is voor alle blokken, behoudens blok F, vaststellen van hogere waarden industrielawaai nodig.
Met aan ambitiewaarde voor industrielawaai van 45 dB(A) voor woongebied en 50 dB(A) voor verkeerszone is conform het gemeentelijke beleid als voorwaarde voor een hogere waarde in eerste instantie een geluidluwe gevel nodig.
Voor een groot deel van het plan is, mede door de stedenbouwkundige opzet in U-vorm, een geluidluwe 'binnenzijde' gerealiseerd. Voor een beperkt deel van het plan is dat echter niet realiseerbaar door industrielawaai danwel wegverkeerslawaai. Als alternatief voor een geluidluwe gevel geeft het gemeentelijk geluidbeleid het gelijkwaardigheidsprincipe.
Mogelijke voorzieningen
Bronmaatregelen
Bij bronmaatregelen voor wegverkeerslawaai dient in voorliggende situatie met name gedacht te worden aan de toepassing van stillere wegdekken. In dat kader wordt o.a. opgemerkt dat deels sprake is van relatief recent aangelegde nieuwe wegen en verder ook plaatselijk sprake is van wegdekken waar mede stedenbouwkundige aspecten aan ten grondslag liggen. Verder kan worden gesteld dat zaken als alternatieve wegdekken buiten de invloedssfeer van de initiatiefnemer liggen.
In relatie tot de ingevolge de Wgh te verlenen hogere waarden voor wegverkeer wordt opgemerkt dat de in dat kader enige relevante weg, de Laan Hart van Zuid, thans reeds is voorzien van een stil wegdek.
Bronmaatregelen teneinde de geluidbelasting vanwege het industrieterrein te beperken, zijn in voorliggend onderzoek niet nader beschouwd.
Overdrachtsmaatregelen
Maatregelen in de overdracht kunnen bestaan uit het plaatsen van schermen. Gegeven het grote aantal bouwlagen van de gebouwen op de planlocaties, de benodigde geluidreductie, en de ligging ten opzichte van de omliggende wegen, wordt toepassing van schermen om de geluidbelasting van wegverkeer te reduceren niet realistisch geacht.
Volledigheidshalve wordt als het gaat om toepassing van schermen wel gewezen op de vorm van de blokken B en C waar door afschermende bouwdelen ten opzichte van het industrieterrein een stille binnenzijde wordt verkregen.
Verder is op blok B nog een scherm voorzien met een hoogte van 2 m teneinde de geluidbelasting op de hogere bouwlagen aan de binnenzijde van het U-blok verder te reduceren.
Maatregelen bij de ontvanger
Zoals eerder aangegeven zal mede gezien het gemeentelijk geluidbeleid sprake zijn van een aanzienlijk pakket van maatregelen als het gaat om het realiseren van voldoende geluidwering bij de woningen. In alle gevallen een pakket dat verder gaat dan op basis van reguliere regelgeving gevergd zou worden. Al hoeft dat formeel gezien volgens de huidige wetgeving nog niet (met de Omgevingswet verandert dat), gaan wij er in de praktijk van uit dat een ontwikkelaar die kwaliteit wil leveren en bij de beoordeling van de geluidwering rekening houdt met het gecumuleerde geluidniveau. Minder is ons inziens geen goede ruimtelijk ordening.
Compenserende maatregelen
In het gemeentelijk geluidbeleid is zowel ten aanzien van te verlenen hogere waarden als het toepassen van dove gevels opgenomen dat in die gevallen een geluidluwe gevel aanwezig dient te zijn. Verder is in het beleid sprake van indelingseisen, denk aan het situeren van verblijfsruimen aan de geluidluwe zijde e.d.
De gemeente is evenwel bereid dat mede gezien het karakter van het industrielawaai in dit specifieke geval (zie ook paragraaf 2.3) af te zien van de noodzaak voor het hebben van een geluidluwe gevel en van de indelingseisen.
Overeenkomstig het gemeentelijk beleid dient in dat geval een vorm van compensatie te worden toegepast: De woning moet zo zijn gesitueerd en zodanige kenmerken hebben dat dit voor de doelgroep waarvoor de woning is bedoeld voldoende compensatie geeft om een gelijkwaardige kwaliteit van het woon- en leefklimaat te waarborgen.
Om een goed leefklimaat te waarborgen wordt daarbij gedacht aan verbeteren van de onderlinge geluidisolatie van de woningen, bepreken van galm in de gemeenschappelijke ruimten, en verlaging van het installatiegeluid. Volledigheidshalve de toevoeging dat uiteraard ook de eisen ten aanzien van de binnengeluidniveaus voor wegverkeer en industrielawaai onverkort blijven gelden.
Streven bij akoestische compensatie is het voor de genoemde aspecten: luchtgeluid- en contactgeluidisolatie, galm in gemeenschappelijke ruimten en installatiegeluid, te komen tot Kwaliteitscijfer II in plaats van het conform het Bouwbesluit geldende Kwaliteitscijfer III. In de praktijk betekent dit een verbetering van 5 dB ten opzichte van de Bouwbesluiteisen nieuwbouw.
Ter informatie kan nog worden aangegeven dat er bij de standaard bouwbesluiteisen (klasse III) altijd nog 10 - 25 % gehinderden zijn. Bij het toepassen van klasse II is dit 5 - 10%. Een welkome verbetering die in de worst-case situatie nodig zal zijn om het gebrek van een geluidluwe gevel te compenseren.
In dit stadium van het plan is de uiteindelijke bouwkundige uitwerking nog niet bekend. Het is daarom ook nog niet mogelijk de consequenties van de gewenste verbeteringen inzichtelijk te krijgen. Het gaat hier om (bouw)technische gevolgen, financiële gevolgen, maar ook de invloed van eventuele bouwkundige maatregelen op andere duurzaamheidseisen. Een eerste beoordeling toont dat verbeteringen tot ca. 3 dB normaliter realiseerbaar zullen zijn. Verdergaand zal nader beschouwd dienen te worden als de bouwkundige uitwerking bekend is, derhalve bij komende Omgevingvergunningaanvragen binnen het plan. Ook dan zal steeds aan de hand van de dan daadwerkelijk situatie voor wat betreft industrielawaai worden gezien in hoeverre en voor welke woningen compensatie nog aan de orde is. Voor wat betreft compensatie wordt gezien het bovenstaande uitgegaan van het streven naar Kwaliteitscijfer II in plaats van het conform het Bouwbesluit 2012 geldende Kwaliteitscijfer III, voor de aspecten luchtgeluid- en contactgeluidisolatie, galm in gemeenschappelijke ruimten en installatiegeluid, met ten minste een verbetering van ca. 3 dB ten opzichte van de eisen voor nieuwbouw.
Aan te vragen Hogere waarden
Het verlenen van hogere waarden is gekoppeld aan het vaststellen van het bestemmingsplan. Voor het onderhavige plan, waarbij de daadwerkelijk uitwerking op woningniveau nog niet bekend is, is het vaststellen van een hogere waarde per toekomstig adres niet mogelijk. In dit geval is het meest voor de hand liggend het vaststellen van hogere waarden per te onderscheiden woonblok.
Navolgende tabel geeft een overzicht van de hoogst optredende geluidbelasting voor de te onderscheiden gebouwblokken voor de conform de Wgh te toetsen geluidbronnen Laan Hart van Zuid en Industrielawaai. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bij Blok F nergens een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, en verder als gevolg van het zoneringsplichtige deel van de Industriestraat nergens de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Cumulatie van geluid
Omdat sprake is van meer dan één geluidbron, kan tevens de gecumuleerde geluidbelasting van belang zijn. Het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 beschrijft een methode om deze cumulatie uit te voeren, rekening houdend met verschillen in dosis-effectrelaties van de verschillende geluidsbronnen (verschillende geluidbronnen worden immers niet allemaal even hinderlijk ervaren).
De rekenresultaten voor de gecumuleerde geluidbelasting zijn weergegeven in bijlage 4 van het rapport. In deze bijlage is de geluidbelasting per rekenpositie op elke beoordelingshoogte opgenomen in tabelvorm.
Navolgende figuur toont de per rekenpositie berekende hoogste gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer en industrielawaai. Per gevel is de hoogste optredende geluidbelasting (van alle bouwlagen op die positie) weergegeven. Dit is niet voor elke rekenpositie dezelfde bouwlaag.
De weergegeven geluidbelasting is exclusief aftrek voor het wegverkeer, en omvat zowel de zoneplichtige als niet zoneplichtige wegen.
De hoogste belasting treedt daarbij op aan de gevels grenzend aan de omliggende wegen. Met een waarde die inclusief aftrek tot 58 dB zou bedragen wordt juist voldaan aan de ambitiewaarde voor verkeerszones. Dergelijke waarden zijn ook in algemene zin binnenstedelijk als alleszins gangbaar aan te merken.
Ook op dit punt wordt volledigheidshalve gewezen op de constatering dat conform het gemeentelijke geluidbeleid 30 km/uur wegen die hier voor relatief hoge geluidbelastingen zorgen, worden meebeschouwd als het gaat om te realiseren binnengeluidniveaus in de woningen, en aldus het te realiseren akoestisch woon- en leefklimaat in de woningen altijd beter is dan de algemeen geldende regelgeving (Bouwbesluit, Wet geluidhinder) nastreeft.
Oplegnotitie
De beoordeling van de akoestische inpasbaarheid van het Plan Dikkers te Hengelo is gedaan op basis van een stedenbouwkundige planvisie aangeduid met de "U-blokken".
Naast deze opzet is sprake van een stedenbouwkundig alternatief, aangeduid met de "Boomstammen" waarbij de opzet is dat deze binnen de planologische kaders ook uitvoerbaar moet zijn. Zoals bij de U-blokken is op dit moment ook bij de Boomstammen de uiteindelijke indeling, bouwkundige uitwerking e.d. nog niet bekend. Navolgend wordt in hoofdlijnen ingegaan op de akoestische aspecten van de Boomstammen.
Wegverkeer
De rekenresultaten aan de zijde van de Laan Hart van Zuid en Industriestraat zijn vergelijkbaar met de opzet met de U-blokken. Geen waarden boven maximale grenswaarde, wel hogere waarde nodig voor enkele gevels blokken D en E.
De maximaal vast te stellen hogere waarden passen binnen de waarden cfm de U-blokken, met dien verstande dat Blok D bij de Boomstammen voldoet aan de vast te stellen hogere waarde voor Blok C bij de U-blokken, en Blok E bij de Boomstammen voldoet aan de vast te stellen hogere waarde voor Blok D bij de U-blokken.
Industrie
Het algemene beeld bij de Boomstammen is vergelijkbaar met de U-blokken: een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde op een deel van de richting industrieterrein gerichte gevels. Voor zover daar woningen voorzien zijn zullen deze gevels doof dienen te worden uitgevoerd. Verder is plaatselijk, wederom vergelijkbaar met de U-blokken, op zijgevels nog sprake van overschrijdingen van de maximale grenswaarde.
De overschrijding van de maximale ontheffingswaarde (55 dB(A)) blijkt relatief beperkt. Bij de zijde van blok A wordt tot 57 dB(A) berekend, echter is daar sprake van een trappenhuis. De hoogste geluidbelasting bij de zijden van de blokken B, C en D bedraagt tot 56,5 dB(A), derhalve slechts 1 dB(A) te hoog. Hier zijn bij nadere uitwerking plaatselijke maatregelen mogelijk om te komen tot een geluidbelasting onder de maximale ontheffingswaarde.
De benodigde hogere waarden passen ook hier binnen de reikwijdte die nodig is voor de U-blokken.
Conclusie
Met de nu voorziene opzet past een stedenbouwkundige invulling met de Boomstammen als het gaat om de geluidaspecten binnen de planolgische randvoorwaarden zoals die gelden voor de U-blokken. Ook daar geldt uiteraard dat bij eventueel ontbreken van geluidluwe gevels waar dat volgens het gemeentelijk geluidbeleid bij voorkeur wel zou moeten, wederom sprake zal moeten zijn van de ook bij de U-blokken aangegeven compenserende maatregelen.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
Railverkeerlawaai
Het plangebied ligt op grote afstand van het spoor. Het aspect railverkeerslawaai vormt dan ook geen belemmering.
Conclusie
Betreffende de voorziene woningen binnen het plan 'Dikkers' zijn uit akoestisch oogpunt wegverkeer en industrielawaai relevant.
Voor industrielawaai betreft dit het geluidgezoneerde industrieterrein Wilderinkshoek en is in eerste aanleg toetsing aan de Wet geluidhinder aan de orde. Voor wegverkeer is in relatie tot de Wgh met name de Laan Hart van Zuid relevant. In het kader van de beoordeling van het akoestisch woon- en leefklimaat zijn verder een tweetal 30 km/uur wegen in de beschouwingen betrokken: Esrein en een deel van de Industriestraat.
Op basis van in dit rapport nader aangegeven argumentatie is bij de beoordeling van industrielawaai uitgegaan van de actueel vergunde geluidbelasting van de op het industrieterrein gelegen bedrijven. Binnen het plan dient voor een deel van de bouwblokken sprake te zijn van zogenaamde dove gevels als gevolg van plaatselijke overschrijding van de maximale grenswaarde voor industrielawaai. Verder dienen voor een aantal woonblokken voor industrielawaai hogere waarden verleend te worden.Voor twee aan de zijde van de Laan Hart van Zuid gelegen woonblokken dienen hogere waarden verkeerslawaai verleend te worden. De maximale grenswaarde voor verkeerslawaai wordt nergens overschreden.
Voor een groot deel van het plan is, mede door de stedenbouwkundige opzet met gebouwen in U-vorm, een geluidluwe 'binnenzijde' gerealiseerd. Voor een beperkt deel van het plan is dat echter niet realiseerbaar en wordt daarmee niet aan het in eerste aanleg geldende gemeentelijk beleid voldaan die bij dove gevels en vast te stellen hogere waarden uitgaat van het hebben van een geluidluwe gevel.
Het gemeentelijk beleid kent in dat geval de mogelijkheid middels compensatie te komen tot een gelijkwaardige kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Voor het plan Dikkers is in overleg met de gemeente gekozen voor compenserende maatregelen met betrekking tot onderlinge geluidisolatie, beperken van galm in de gemeenschappelijke ruimten en verlaging van het installatiegeluidniveau. Deze compensatie heeft betrekking op de woningen waar een dove gevel nodig is of een hogere waarde vastgesteld moet worden en een geluidluwe gevel ontbreekt. Het streven voor de compenserende maatregelen is om op de genoemde aspecten te komen tot Kwaliteitscijfer II in plaats van het conform het Bouwbesluit geldende Kwaliteitscijfer III. In dit kader is verder nog relevant dat bij de te realiseren gevelwering van de woningen wordt uitgegaan van de totale gecumuleerde geluidbelasting en aldus ook het in de woningen heersende geluidniveau als gevolg van geluid van buiten beter is dan de algemeen geldende regelgeving zoals het Bouwbesluit nastreeft.
Om toch een acceptabel leefklimaat te waarborgen is het volgende van kracht. Bij het bepalen van de geluidwering gaan wij er in de praktijk van uit dat een ontwikkelaar die kwaliteit wil leveren en bij de beoordeling van de geluidwering rekening houdt met het gecumuleerde geluidniveau. Minder is ons inziens geen goede ruimtelijk ordening. Een wettelijk binnenniveau van 33 dB resp. 35 dB(A) bij wegverkeer en industrielawaai blijft uiteraard onverkort van kracht. Daarmee is er nog geen sprake van akoestische compensatie. Indien de geluidbelasting op enige gevel van een woning en/of appartement hoger is dan 50 dB(A) voor industrielawaai en een geluidluwe gevel ontbreekt, dient bij de omgevingsvergunningaanvraag te worden aangetoond dat sprake is van akoestische compensatie. Die kan bij nieuwbouw uitstekend worden gevonden door niet van de standaardeisen, klasse III, uit te gaan maar van een klasse beter, dus klasse II. Dit geldt tevens voor galm in openbare ruimtes en installatiegeluid in een woning en/of appartement. De klasseindeling conform NEN 1070. Indien voldoende onderbouwd, kan mogelijk worden afgeweken van klasse II om vervolgens, altijd nog beter dan klasse III, met ten minste een verbetering van ca 3dB ten opzichte van de eisen vooprnieuwbouw tussen klasse II en III uit te komen.
Als de geluidzone vervalt en er geen hogere grenswaarden en/of dove gevels meer gelden, vervallen e akoestische compensatiemaatregelen.
De twee bovenstaande punten dienen te worden opgenomen in een voorwaardelijke verplichting.
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De regelgeving voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De regelgeving rond de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de regelgeving voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd.
Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting, de weg of de buisleiding.
In de bijlagen is nader onderzoek gedaan naar de effecten. Het betreft rapportnummer HA 6820-5-RA-002, Datum 8 September 2020, referentie TKe/CD/ /HA 6820-5-RA-002 (zie bijlage15)
Conclusie
Er is vanwege de nieuwbouw van het plan "Dikkers" een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. De QRA is uitgevoerd omdat het plangebied zich binnen het invloedsgebied van de betreffende hogedruk aardgastransportleiding bevindt.
Op basis van deze QRA kan worden geconcludeerd dat er voor de hogedruk aardgastransportleiding geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar berekend wordt. Aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt derhalve voldaan.
Het groepsrisico bedraagt 0,212 maal de oriëntatiewaarde voor de huidige situatie en 0,216 maal de oriëntatiewaarde voor de toekomstige situatie. Het groepsrisico meer dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt, maar omdat er geen sprake is van een toename van meer dan 10% is het niet noodzakelijk het groepsrisico te verantwoorden. Wel dienen de mogelijkheden tot voorbereiding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen die zich bevinden binnen het invloedsgebied beschouwd te worden.
Aandachtpunten
De toekomstige bewoners moeten worden gewezen op de aanwezigheid van de hogedruk aardgas transportleiding. Eveneens dienen de bewoners op de hoogte te zijn dat bij een calamiteit van de gasleiding af gevlucht moet worden. Het is hierbij noodzakelijk dat nooduitgangen zich in elk geval aan de west zijde van het gebouw bevinden, zodat het mogelijk is om van de gasleiding af te vluchten.
Voor de bestrijding van een eventuele calamiteit van de hogedruk aardgas transportleiding zal bij de planinrichting voor zover mogelijk rekening moeten worden gehouden dat het plangebied van meerdere zijden bereikbaar moet zijn en dat er voldoende bluswater beschikbaar is.
Omdat het plangebied ook gelegen is binnen het invloedsgebied van het spoor (toxische stoffen) dienen de toekomstige bewoners op de hoogte te zijn dat als een toxisch scenario zich voordoet men de ramen en deuren moet sluiten en de mechanische ventilatie moet uitschakelen. De toekomstige bewoners moeten hierover worden geïnformeerd.
In het kader van een herziening van het bestemmingsplan Dikkerscomplex (EMGA Noord) is een bodemtoets uitgevoerd. Het ontwikkelgebied is gelegen tussen de Industriestraat, Esrein en de Laan Hart van Zuid te Hengelo. Het betreft de kadastrale perceel D15317 (19.256 m2). De bestemming van de bovenvermelde percelen wordt gewijzigd van bedrijven naar de bestemmingen Wonen, Groen en Verkeer.
Binnen het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van het meest recente bodemonderzoek (Actualisatieonderzoek bodemkwaliteit Esrein EMGA-Noord in Hengelo; Ortageo Noordoost; 212518/R01; 26 juni 2020, zie bijlage 11) kan de conclusie worden getrokken dat er op het terrein meerdere bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Er is sprake van een ernstig, historisch geval van bodemverontreiniging.
Voorafgaand aan de bestemmingswijziging zal de locatie geschikt moeten worden gemaakt voor het beoogde gebruik. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd. De wijziging van het gebruik kan pas ingaan wanneer het bevoegd gezag Wet bodembescherming (gemeente Hengelo) heeft ingestemd met het uitgevoerde sanering (beschikking op de evaluatie van de bodemsanering).
Op basis van het actualisatie onderzoek en het al opgesteld en beschikte Deel(raam)saneringsplan Dikkerscomplex in Hengelo (Envita; 201947-19/R01; 29 februari 2016), met inachtneming van de saneringsverplichting, kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal het bevoegd gezag Wet bodembescherming moeten instemmen met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage).
Een eventuele wijziging of aanpassingen van het beschikte saneringsplan zal door Bevoegd Gezag Wet bodembescherming worden getoetst. Hierbij zal ook wordt beoordeeld of na uitvoering van de aangepaste saneringsinspanning het terrein voldoende geschikt is voor het beoogde toekomstige gebruik.
Luchtkwaliteit
Een aantal stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Het gezondheidseffect is afhankelijk van de aard van de stof, de concentratie van de stof en de blootstellingsduur. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm).
In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de concentraties fijn stof, stikstofdioxide, benzeen, zwaveldioxide, koolmonoxide en lood in de buitenlucht. Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning) kunnen uitoefenen, indien:
- uitoefening niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden, of
- bij uitoefening de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof bij uitoefening, door een met die uitoefening samenhangende maatregel de luchtkwaliteit per saldo verbetert, of
- uitoefening niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht, of
- uitoefening is genoemd in een vastgesteld programma (Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL) dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.
In de bijlagen is nader onderzoek gedaan naar de effecten. Het betreft: Woningbouwplan Dikkers te Hengelo - onderzoek luchtkwaliteit, datum: 18 september 2020, referentie: TKe/EdW/KS/HA 6820-6-NO-003 (zie bijlage 14).
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is in de huidige situatie sprake van een luchtkwaliteit die ruimschoots voldoet aan de grenswaarden. De bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is
"niet in betekenende mate" (NIBM).
Er bestaan derhalve inzake luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de planvorming.
Stikstofdepositie
In het kader van de toets aan de Wet Natuurbescherming wordt bepaald of een plan (mogelijke) significant negatieve effecten veroorzaakt op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Voor plannen dient middels een voortoets, eventueel gevolgd door een passende beoordeling, getoetst te worden of het plan mogelijk significant negatieve effecten kan hebben op gevoelige habitattypen die gelegen zijn binnen omliggende Natura 2000-gebieden.
De beoordeling van plannen is uitgewerkt in paragraaf 2.3 van de Wet natuurbescherming. Op enige afstand van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden gelegen. Het meest nabijgelegen natuurgebied betreft Lonnekermeer, op ca. 4 km ten noordoosten van het plangebied. Overige Natura 2000-gebieden zijn gelegen op minimaal 10 km afstand.
De Natura 2000-gebieden herbergen diverse habitattypen en -soorten die gevoelig zijn voor vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie.
Als een plan ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, dan dienen de gevolgen van die toename voor de vaststelling van het plan te worden onderzocht. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan de feitelijk bestaande en planologisch legale situatie als referentiesituatie heeft te gelden.
Blijkt vervolgens dat significante gevolgen op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten, dan kan volstaan worden met een voortoets. Is dat niet het geval, dan dient een passende beoordeling opgesteld te worden.
Voortoets
Bij de voortoets draait het om de vraag of sprake kan zijn van significante gevolgen. De significantie van de gevolgen voor een gebied als gevolg van een plan worden afgezet tegen de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, die zijn neergelegd in het aanwijzingsbesluit en zijn uitgewerkt in het beheerplan voor dat gebied. Wanneer een plan gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelstellingen daarvan niet in gevaar brengt, zijn significante gevolgen uitgesloten. Bij de voortoets wordt bekeken of het bestemmingsplan afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben.
In hoeverre stikstofdepositie voor significante negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden kan zorgen, wordt in eerste instantie bepaald door te bezien of de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt tot een toename van stikstofdepositie leiden ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Van een bestemmingsplan dat ten opzichte van de referentiesituatie geen toename van de stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden, waarvan de Kritische Depositie Waarde (KDW) wordt overschreden, zijn significante gevolgen met zekerheid uit te sluiten. In dat geval kan volstaan worden met een voortoets. En is een passende beoordeling derhalve niet nodig.
Passende beoordeling
Wanneer een plan significante negatieve gevolgen kan hebben, moet het bestuursorgaan ingevolge de Wet natuurbescherming een passende beoordeling opstellen vóórdat het plan kan worden vastgesteld. Deze passende beoordeling moet de zekerheid geven dat de natuurlijke kenmerken van het betreffende gebied niet worden aangetast. Het bestemmingsplan zal rekening moeten houden met de in het aanwijzingsbesluit voor het betrokken gebied vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en de wijze waarop deze zijn uitgewerkt in het voor het gebied vastgestelde beheerplan. De aanwijzingsbesluiten worden vastgesteld door de Minister van Economische Zaken. De beheerplannen worden over het algemeen vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie waarin het gebied geheel of grotendeels is gelegen, behalve voor zover de verantwoordelijkheid voor het beheer bij het Rijk ligt.
Als het bevoegd gezag op grond van de passende beoordeling niet de vereiste zekerheid heeft verkregen dat een plan de natuurlijke kenmerken niet zal aantasten, kan het plan in beginsel niet worden vastgesteld. Dat is alleen anders als er geen alternatieve oplossingen beschikbaar zijn, sprake is van dwingende redenen van openbaar belang en compenserende maatregelen worden getroffen, dan kan een plan toch worden vastgesteld (de zogenaamde ADC-toets).
Er is nader onderzoek gedaan naar de effecten. Het betreft rapportnummer HA 6820-4-RA-003, datum 25 januari 2021, referentie TKe/TKe/KS/HA 6820-4-RA-003.
Conclusie
In het onderzoek zijn de stikstofemissies vanuit het plangebied bepaald voor zowel de bouwfase en de gebruiksfase. De bouwfase is maatgevend voor de Nox-emissies. Op basis van de bepaalde Nox-emissie is voor de twee situaties de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden berekend.
Uit de rekenresultaten volgt dat zowel voor de bouw- als gebruiksfase situaties sprake is een stikstofdepositie (afgerond op 2 decimalen) van 0,00 mol/ha/jaar ter plaatse van de omliggende Natura 2000-gebieden.
Significant negatieve effecten op stikstofgevoelige habitattypen zijn om die reden dan ook uitgesloten. In het kader van het bestemmingsplan zijn er derhalve inzake stikstofdepositie geen belemmeringen.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:
Voor het plangebied is een analayse - radarverstoring uitgevoerd. Zie bijlage 12. De afstand van het plangebied tot de locatie van de radar bedraagt ca. 7,6 kilometer. De top van de radarantenne bevindt zich op 71 meter + NAP. Dit geeft voor het plangebied een hoogtebeperking voor bouwwerken van 104 meter + NAP. Uitgaande van een maaiveld dat gelegen is op ca. 18 meter + NAP zijn derhalve bouwwerken toegestaan tot een hoogte van 86 meter. Aangezien de beoogde bouwhoogtes in het plangebied (ruim) lager zijn dan 86 meter is geen sprake van radarverstoring en vormt dit aspect geen belemmering bij de verdere planvorming.
Er is met behulp van Computational Fluid Dynamics (CFD) een indicatief onderzoek verricht naar de te verwachten windklimaatsituatie rondom het concept stedenbouwkundig plan "Dikkers" op het voormalige terrein van Dikkers te Hengelo.
Voor het vervaardigen van het CFD model is onder meer gebruik gemaakt van een door de opdrachtgever aangeleverd 3D model. Het bestemmingsplan Hart van Zuid maakt tevens een variant mogelijk met extra geplande bebouwing binnen het gebied Hart van Zuid. De worst-case situatie is in de voorliggende studie is beschouwd, omdat deze bebouwing niet is meegenomen (dus onbebouwd gebied is verondersteld). De stedenbouwkundige omgeving en de begroeiing is meegenomen aan de hand van gegevens uit openbare bronnen. In totaal is een gebied gemodelleerd is van circa 650 bij 750 meter.
Het doel van het onderzoek was het vaststellen en beoordelen van het te verwachten windklimaat in de directe omgeving van de geplande bebouwing. Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving.
In het rapport wordt verslag gedaan van het verrichte onderzoek. Het betreft rapportnummer HA 6820-8-RA-003, datum 29 januari 2021, referentie LA/ JA/ /HA 6820-8-RA-003 (zie bijlage 17).
Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Het aspect windhinder is zowel in en buiten het plangebied geen belemmering. Wel zijn er een aantal aandachtpunten.
De Brandweer Twente, als onderdeel van de Veiligheidsregio, heeft op 8 maart 2021 een advies uitgebracht. Advies bestemmingsplan 'Dikkers terrein', Kenmerk 2021-D4353 (zie bijlage22) .
Het advies:Nabij het plangebied bevinden zich enkele risicobronnen. Wij constateren dat het spoorwegemplacement niet expliciet is opgenomen in de QRA, terwijl hier activiteiten met gevaarlijke stoffen kunnen plaatsvinden. Wij adviseren om deze risicobron op te nemen in de QRA. De kans op incidenten met hogedruk aardgastransportleiding en op het spoortracé zijn klein, echter kunnen incidenten niet voorkomen worden, met slachtoffers tot gevolg. Onderstaande maatregelen kunnen, naast de benoemde maatregelen in de ontvangen documenten, de kans op incidenten verkleinen en de effecten beperken.
1. Borg dat de werkzaamheden van het plan worden afgestemd met de leidingbeheerder en zorg dat eventuele aanvullende maatregelen worden uitgevoerd.
2. Realiseer vluchtroutes van de risicobron af, dit geldt eveneens voor de parkeergarage.
3. Onderzoek de maatregelen in kader van bestrijdbaarheid op basis van alle voorgenomen ontwikkelingen in het stationsgebied.
Daarnaast adviseren wij om ons advies mee te nemen bij de besluitvorming voor het voorgenomen plangebied en te borgen. Naast de externe veiligheidsaspecten, adviseren wij te borgen dat het plan voldoet aan de Handreiking Bluswatervoorziening & bereikbaarheid van Brandweer Nederland. Rekening moet worden gehouden dat een willekeurig adres in basis via twee zijden bereikbaar is, er een geschikte bluswatervoorziening aanwezig is en voldoende geschikte opstelplaatsen voor de brandweervoertuigen. Indien er een concreter plan voorhanden is kunnen wij u hierin van advies voorzien.
Onze overweging
Voor wat betreft het opnemen van het emplacement in de QRA kan worden gemotiveerd het advies niet over te nemen. Dat heeft geen toegevoegde waarde.
Zoals ook in het advies staat zijn er drie scenario's op het spoor:
1. Een plasbrand; invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) op 35 meter;
2. Een explosie (Bleve); invloedsgebied 460 meter;
3. Een toxisch scenario; invloedsgebied > 4000 meter.
De rand van het plangebied ligt op ca. 420 meter van het spoor. Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes hoef je het groepsrisico alleen te berekenen als de ontwikkeling plaats vindt binnen 200 meter van het spoor.
Het Bevi (waar het emplacement onder valt) stelt een dergelijke grens niet. Maar omdat het om dezelfde ketelwagens gaat, is er wel wat voor te zeggen om de verschillen niet al te groot te maken.
De ontwikkeling vindt plaats helemaal aan het uiterste randje van het invloedsgebied voor wat betreft explosie (het maatgevende scenario). In de praktijk zal het plan aan het groepsrisico dan ook nauwelijks bijdragen. Het toevoegen aan een QRA heeft in de praktijk dan ook geen toegevoegde waarde. Ook al omdat toepassen van de geadviseerde maatregelen niet terugkomt in de QRA (de maatregelen kun je in het model niet doorrekenen).
Verder in het advies wordt opgemerkt: "Het plangebied ligt op grotere afstand van het spoortracé waardoor met name het toxisch scenario voor dit plangebied relevant is". De hoeveelheid toxische stoffen die wordt vervoerd is zeer beperkt. Het risico van dit scenario is dan ook heel klein. Als maatregelen hiervoor gelden ramen en deuren sluiten en de ventilatie afschakelen. De ventilatie kunnen afschalen is een verplichting die al volgt uit het Bouwbesluit.
Voor wat betreft de vluchtroutes kan er voor het emplacement ook praktisch mee worden omgaan. In het advies staat dat de woongebouwen liggen buiten de zone waar branden kunnen optreden. En dat personen binnen beter beschermd zijn dan buiten. Vluchten heeft dan ook geen prioriteit bij een calamiteit op het spoor.
De overige aanbevelingen kunnen worden meegenomen bij de invulling van het gebied en de omgevingsvergunningaanvragen van de verschillende onderdelen.
Op basis van alle door de ontwikkelaar uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat er bij de planvorming sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening.
Er zijn wel een aantal punten te benoemen die aandacht behoeven. Deze zijn:
Windhinder:
Geluid in relatie tot hogere grenswaarden, dove gevels en het gemeentelijke geluidbeleid:
Externe veiligheid:
De ontwikkeling van het plangebied betreft een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanherziening, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dit is in een overeenkomst vastgelegd. In deze overeenkomst is tevens geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. Aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is hoeft de raad geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vast te stellen.
In de voorgaande hoofdstukken is de herontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
De bestemming 'Gemengd' ligt op het voormalige Dikkers kantoor, de voormalige portierslodge en de directiekantine. Binnen de bestemming Gemengd is een verzameling van stedelijke bestemmingen toegestaan, zoals bijvoorbeeld horeca van categorie 1, kantoren, publiekverzorgend ambacht en dienstverlenende instellingen, culturele voorzieningen en wonen. Op bepaalde delen binnen de bestemming Gemend is het wonen uitgesloten. dit is aangegeven met de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
Het totale aantal woningen binnen het plangebied is geregeld via een gebiedsaanduiding. Ook is het maximaal aantal vierkante meter toegestane commercieëe ruimten geregeld met een gebiedsaanduiding.
De bestemming verkeer heeft de aanduiding 'parkeergarage' gekregen zodat hier ook een parkeergarage gerealiseerd kan worden ten behoeve de bestemming wonen en gemengd.
Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden.
Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te realiseren. Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximum bouwhoogten opgenomen. Ook is er voor twee bouwblokken een gezamenlijk maximum bebouwd oppervlak opgenomen.
Om beide varianten mogelijk te maken, zoals beschreven in paragraaf 2.4, zijn in het noordelijke deel van het plangebied twee ruimere bouwvlakken opgenomen op de verbeelding met een maximum bebouwd oppervlak welke aan elkaar zijn gekoppeld door de aanduiding 'relatie'.
Op deze manier kunnen beide stedenbouwkundige varianten worden gebouwd zonder dat de mogelijkheid er is om de gehele bouwblokken te bebouwen.
Om de commerciële functies in bepaalde plinten binnen de bestemming 'Wonen' mogelijk te maken is er de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengde functies' opgenomen. Met een gebiedsaanduiding is hier het maximale aantal vierkante meters geregeld.
Het totale aantal toegestane woningen binnen het plangebied is geregeld via een gebiedsaanduiding.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een wijziging van het plan
In dit artikel regelt zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.
Vooroverleg het waterschap Regge en Dinkel
Er is afstemming geweest met het waterschap waarbij het waterschap heeft aangegeven met de principe uitwerking te kunnen instemmen.
Vooroverleg provincie Overijssel
De provincie gaf aan dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid en ook past binnen de met de gemeente Hengelo gemaakte aanvullende woonafspraken.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen: