direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hengelose Es Noord (Nieuwe Es)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0115-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

De Hengelose Es ligt aan de noordkant van het centrum. De wijk wordt begrensd door de Oldenzaalsestraat, de Deurningerstraat en de Bornsestraat. De wijk heeft drie woonbuurten: Hengelose Es Noord, Tichelwerk en 't Wilbert. De Hengelose Es is een begrip in Hengelo. Ooit woonden hier wethouders, onderwijzers en was het een wijk waar iedereen trots op was. De afgelopen decennia is de wijk geleidelijk in een neerwaartse spiraal terecht gekomen. Maar nu is een kantelpunt bereikt, de wijk is toe aan een nieuwe levensfase, een nieuw begin. Een groot deel van de bestaande woningen zijn gesloopt en worden vervangen door nieuwbouw met als uitgangspunt het oorspronkelijke ideologische gedachtengoed waarmee de wijk ontworpen is niet weg te gooien maar juist nieuw leven in de blazen.

In 2014 heeft Woningbouwvereniging Welbions in samenwerking met de gemeente Hengelo een proces doorlopen om een geschikte partner te zoeken om de vernieuwing van de wijk samen mee op te pakken. ERA Contour en Koopmans zijn geselecteerd en sinds 2015 wordt gewerkt aan de nieuwe plannen voor de wijk. Een deel van de Hengelose Es Noord wordt samen met ERA/Koopmans vernieuwd. Een deel van de slechte, goedkope en eenzijdige voorraad is gesloopt. In dit deel ontstaat een mix van koop en huur. Dit plandeel heet "Nieuwe Es". De flats zijn verkocht aan een belegger en Welbions zal uiteindelijk 70 nieuwe woningen afnemen in de wijk. De rest van de wijk zal bestaan uit koopwoningen in verschillende prijsklassen. Het openbaar gebied zal na realisatie overgedragen worden aan de gemeente Hengelo. De overige flats in Hengelose Es Noord ondergaan tussen 2018 en 2020 groot onderhoud en blijven in bezit van Welbions. Dit blijven allemaal betaalbare huurwoningen. Door deze vernieuwingsslag ontstaat een meer gevarieerde en vitale buurt.

Aan SVP Architectuur in samenwerking met Adviesbureau Haver Droeze is gevraagd om een stedenbouwkundig plan, inrichtingsplan en beeldkwaliteitplan op te stellen voor de wijkvernieuwing. De opgave richt zich op een deel van de Hengelose Es Noord die begrensd wordt door de Van Alphenstraat, de Coba Ritsemastraat en de H. Leefsmastraat: de Nieuwe Es. Twee bestaande flats, de hoogbouw aan de rand van de wijk en de lange flats aan de Jan Voermanstraat moeten op een vanzelfsprekende manier worden ingepast tussen nieuwe grondgebonden woningen. De wijk dient een nieuwe, frisse identiteit te krijgen die maximaal profiteert van de bijzondere ligging in Hengelo; goed bereikbaar, tegen het Weusthag park en midden in de stad met alle voorzieningen in de directe nabijheid!

Het geldende bestemmingsplan Naoorlogse wijken biedt vanwege het sterk conserverende karakter geen mogelijkheden voor de wijkvernieuwing. Om die reden wordt er voor de Hengelose Es Noord, deel Nieuwe Es een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Het bestemmingsplan Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) is op de onderstaande afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de H. Leefsmastraat, C. Ritsemastraat, Van Alphenstraat, J. Tooropstraat en F. Versterstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Na-oorlogse wijken, vastgesteld door de raad op 10 maart 2009. Hieronder is een fragment van de plankaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ruimtelijke karakteristiek

Ooit was de Hengelose Es een begrip. Nu worden dit soort stempelwijken vaak ervaren als monotoon en saai. Deze ervaring contrasteert met de aandacht en zorg die architecten en stedenbouwkundigen indertijd hebben besteed aan de opzet, structuur en invulling van deze wijken. De naam Hengelose Es is afgeleid van de es die vroeger ten noorden van de Drienerbeek lag. In de 19e eeuw was het een open gebied met hier en daar een boerderij. Vanaf 1900 werden in Nederland sanatoria opgericht voor de verpleging van tuberculosepatiënten. Het Weusthag vormde een geschikte plek voor zo'n herstellingsoord vanwege de omliggende open ruimte. Pas na de oorlog groeide Hengelo in noordelijke richting. In 1949 was door Ir. Poederoijen het uitbreidingsplan van Hengelo opgesteld. Hierop stonden gebieden waar nieuwe woningbouw plaats kon vinden. Door woningnood en geldgebrek moesten die woningen snel en goedkoop gebouwd worden. In Hengelo was in de jaren '60 de wijk Klein Driene II net opgeleverd. Vanwege het succes van deze wijk mochten de ontwerpers Van den Broek en Bakema een vervolgopdracht doen, de Hengelose Es Noord.

In 1963 presenteerden zij een plan voor 1345 woningen. In stedenbouwkundig opzicht was het plan gebaseerd op het oorspronkelijke plan van Poederoijen. Het plan viel onder de categorie 'arbeidsbesparende bouw' door het optimale gebruik van standaardiseringprincipes zoals het gebruik van standaard plattegronden en bouwdelen, de zogenaamde systeembouw. De flatwoningen waren van een voor die tijd revolutionair nieuw type – de split level woning. Dat hield in dat de flat met 5 bouwlagen 3 woningen boven elkaar had. Ook revolutionair waren de 'overdekte' straten, de galerijen die de bovenwoningen ontsloten. Deze waren door de architecten zo breed gemaakt dat ook de bovenwoningen goed bereikbaar waren voor de bakker en de melkboer met hun handkarren. De flats waren onderling verbonden met luchtbruggen.

Voor het ontwerp van de Hengelose Es gebruikten Van den Broek en Bakema het zogenaamde 'vriendschapsmodel'. In dit model vormde hoogbouw, middelhoogbouw en laagbouw samen een 'visual group' of 'stempel'. De Hengelose Es kreeg er drie. Elke visual group bestond uit 179 eengezinswoningen, 144 woningen in 5 bouwlagen en 64 woningen in 13 bouwlagen. Ze hebben een sterke onderlinge relatie, die door Van den Broek en Bakema uitgelegd werd als de relatie tussen ouders en kinderen in een gezin.

Van den Broek en Bakema hebben een uitgesproken helder idee over de functie van hoogbouw in het landschap. Zij zien hoogbouw als de markering van de stadsranden. De flats zouden de noordelijke stadsrand van Hengelo gaan vormen. De geleding van de gevels met krachtige horizontale lijnen moesten de blokken schaal geven en monotonie voorkomen. De infrastructurele drager bestond uit slechts 1 straat voor doorgaand verkeer, de rest uit doodlopende straten ter ontsluiting van de woningen. De grondgebonden woningen kregen een modernistisch uiterlijk, strakke vormen onder platte daken. Iedere woning kon op 4 verschillende manieren worden ingericht en had een berging aan de voorzijde om al te grote monotonie tegen te gaan. Ook kreeg elke woning een groot stuk tuin.

In de stedenbouwkundige opzet van de Hengelose Es ligt de nadruk vooral op de drie composities (visual groups) rond de drie flatgebouwen. Zij vormen de hoofdlijn (kapstok) waaraan de rest van de stempels van de wijk als het ware opgehangen is. De grondgebonden woningen zijn in kleinere stempels in een kamstructuur geplaats. Vooral aan de noordgrens (Van Alphenstraat) is door de plaatsing van de woningen in een strokenverkaveling de relatie met het publieke groen (het Weusthagpark) heel sterk. De oost-west geplaatste middelhoogbouwflats vormen samen een rug door het hele plan, herinneringen aan de ideeën van het bureau over een kernwand als drager van de wijk. De stempels aan de zuidzijde hebben deze relatie niet of nauwelijks omdat de kam daar oost-west georiënteerd is. Hier zijn binnenpleinen ontstaan die gedomineerd worden door garages en parkeerplaatsen.

In het stedenbouwkundig plan werden bestaande landschappelijke structuren als het Weusthag en Houtmaat gebruikt als begrenzing voor de nieuwe wijk. De es is afgegraven, in de wijk is geen hoogteverschil meer te ervaren. In de wijk zijn met name langs de flatgebouwen publieke groenstroken aangelegd. Deze bestaan uit grasvelden met solitaire bomen en her en der wat struiken. De wijk werd in 1968 opgeleverd en in 1969 door het blad 'Cobouw' als prettige wijk ervaren. Het predicaat 'prettig' heeft de wijk echter niet lang gehad. Al snel na de oplevering kwamen er klachten van vochtproblemen in de woningen en midden jaren '80 had de wijk te kampen met diverse problemen. De aanpak van deze problemen resulteerden in maatregelen zoals het plaatsen van vuilcontainers, het aanbrengen van liften en het instellen van huismeesters. Maar alle maatregelen ten spijt keerde het tij niet voor de wijk. Het slechte imago bleef en de wijk viel ten prooi aan de vernieuwingslust van de jaren 90. De flat aan de Piet Mondriaanstraat werd in 1993 afgebroken voor nieuwe grondgebonden woningen en de flat aan de Nico Werkmanstraat kreeg nieuwe liften en een nieuwe entree. Met de herstructurering van de Hengelose Es noord waar we nu voor staan breekt een volgende fase aan in de geschiedenis van de wijk.

2.2 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Van Alphenstraat, Coba Ritsemastraat, H. Leefsmastraat, Floris Versterstraat en Jan Tooropstraat tot ongeveer de Nico Werkmanstraat. Het gebied binnen deze begrenzing, inclusief de Van Alphenstraat, kent een verblijfskarakter door middel een sobere 30 km/u zone inrichting. Het hele plangebied valt binnen de bebouwde kom.

De H. Leefsmastraat welke aan de zuidwest zijde over gaat in de Coba Ritsemastraat is een 50 km/u buurt ontsluitingsweg met aanliggende rode fietsstroken waarop zich tevens een HOV buslijn bevindt (doorstroomas Vossenbelt, zie paragraaf 4.3.7). De hoofdontsluiting en belangrijkste oriëntatie van het plangebied zijn de twee aansluitingen Jan Voermanstraat met de H. Leefsmastraat en de Floris Versterstraat met de H. Leefsmastraat.

De Van Alphenstraat grenst aan het Weusthagpark en kent een beperkte verkeersfunctie. De Van Alphenstraat loopt voor gemotoriseerd verkeer dood door middel van een dubbele 'knip' ter hoogte van de entree langzaam verkeer en fietsparkeerplaats van de kinderboerderij. De Van Alphenstraat heeft een ontsluitingsfunctie voor aangelegen woningen en percelen en functies zoals de kinderboerderij, de tennisvelden, combibaan, volkstuinen en het Weusthagpark zelf.

In toenemende mate kent de Van Alphenstraat een steeds belangrijkere functie als schakel in diverse fietsroutes en als onderdeel van het Hengelose Fietsnetwerk. De Van Alphenstraat verbindt de belangrijke fietsverbindingen tussen bedrijverterrein Westermaat (Zuidoost), de wijken Medaillon en de Hengelose Es.

De Van Alphenstraat en de H. Leefsmastraat zijn qua wegenstructuur voor gemotoriseerd verkeer alleen verbonden via de Jan Voermanstraat en de Jan Wiegersstraat.

De Coba Ritsemastraat gaat in noordelijk richting over in de Johannes Vermeerstraat binnen het plangebied Medaillon (30 km/ u zone regime). Parallel aan de Johannes Vermeerstraat begint en ligt de vrijliggende en beveiligde HOV busbaan (Hoogwaardig Openbaar Vervoer).

Het plangebied kent een centraal aan de zuidzijde gelegen HOV halteplaats, gesitueerd aan beide zijden van de H. Leefsmastraat.

2.3 Wonen

De oorspronkelijke woningen in de Hengelose Es Noord zijn gebouwd in een tijd waarin sprake was van woningnood. De woningen moesten snel en goedkoop kunnen worden gebouwd. Daarbij is er –voor die tijd- gekozen voor een innovatieve opzet. Een mix van laag- en (middel)hoogbouw. De buurt werd als prettig ervaren, maar al snel bleek dat de bouwkundige kwaliteit van de woningen niet voldoende was en doken allerlei problemen op. De buurt ging er zowel in ruimtelijke als sociale kwaliteit op achteruit. Voor Welbions, eigenaar van de woningen, aanleiding om in te zetten op herstructurering van deze buurt. Het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) omvat een aanzienlijk deel van de buurt Hengelose Es Noord en omvat naast 235 laagbouwwoningen 2 middelhoogbouw complexen met daarin 144 woningen en 1 hoogbouw complex met daarin 64 woningen. Alle woningen behoorden tot de sociale voorraad. De 235 laagbouwwoningen zijn inmiddels gesloopt en er is gestart met het groot onderhoud van de (middel)hoogbouw die in het nieuwe plan worden ingepast. Verder wordt 1 middelhoogbouwcomplex met daarin 72 woningen gesloopt.

2.4 Voorzieningen

In de directe nabijheid van het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) zijn allerlei voorzieningen te vinden zoals bijvoorbeeld de kinderboerderij, sportvoorzieningen, scholen, een gezondheidscentrum en een winkelcentrum.

2.5 Water

Het plangebied ligt in het noorden van Hengelo en maakt onderdeel uit van de woonwijk Hengelose Es. Het gebied heeft een oppervlakte van circa 11.4 ha. De maaiveldhoogte ligt tussen NAP +15.5 m en NAP +16.5 m. De maaiveldhoogte ten noorden van het plangebied ligt lager dan ten zuiden van het gebied. De hoogste grondwaterstanden bevinden zich op 20/40 cm onder maaiveld. De Representatief Hoogste Grondwaterstand is vastgesteld op NAP +15.18 m.

Het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) ligt net ten zuiden van het grondwaterbeschermingsgebied van de grondwaterwinning Hasselo. Het plangebied is gelegen in het grondwaterintrekgebied. In de onmiddellijke omgeving bevindt zich de Houtmaatleiding. Deze watergang is in beheer en onderhoud bij het waterschap Vechtstromen. De Houtmaatleiding stroomt door het grondwaterbeschermingsgebied. Bij de kinderboerderij is een vijver aanwezig. Deze vijver wordt gevoed met afstromend hemelwater van afgekoppeld oppervlak van de Hengelose Es gelegen ten zuiden van de H.Leefsmastraat. De bergende schijf van de vijver wordt afgevoerd naar de Houtmaatleiding door middel van een pomp. Ook de vijver ligt in het grondwaterbeschermingsgebied.

2.6 Groen en spelen

Het plangebied is van oorsprong opgezet als een wijk met stroken hoog- en laagbouw, met daartussen veel licht, lucht en groen. Deze opzet is kenmerkend voor de stempelwijken die in de jaren '60 werden gebouwd. De groene zones tussen de bebouwing bestonden uit een afwisseling van gazons, bomenrijen en beplantingsstroken. Met name de noord-zuid gerichte stoken vormden belangrijke groene verbindingen met het ten noorden van het plangebied gelegen Weusthagpark, met zijn afwisseling van bos en open agrarisch gebied in een netwerk van bosjes, houtwallen en bomen. In het plangebied bevonden zich verspreid liggend speelvoorzieningen voor zowel de jonge, als voor de oudere jeugd.

2.7 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Concept: een levende, groeiende en bloeiende wijk

De Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) wordt een stoer stuk stad. Een wijk waar het verleden nog zichtbaar en voelbaar is en niet wordt ontkend maar ook een wijk met een totaal nieuwe identiteit. De unieke ligging van de wijk aan de rand van het Weusthag park vormt een belangrijk vertrekpunt voor de nieuwe identiteit van de wijk. Maar ook de principes ‘licht, lucht en ruimte’ waar de oorspronkelijke wijk op was gebaseerd worden nieuw leven ingeblazen.

Park Weusthag heeft letterlijk en figuurlijk haar wortels in de wijk. Het park kan gezien worden als de kroonbladeren van een grote boom, de boom wortelt in de Hengelose Es Noord (Nieuwe Es). De twee bestaande flats staan in het hart van de wijk in een groene parkachtige ruimte die zich geleidelijk verder vertakt. Deze ‘wortels’ dringen diep door in de woonbuurten.

De bebouwing in de wijk bestaat uit eigentijdse, stoere stadswoningen. De uitlopers van Park Weusthag dringen diep door in de wijk waardoor iedereen of wel aan de rand van het park woont of in een straatje dat uitkomt bij het park. Zo is bewegen, vrijheid en ontspanning voor iedereen binnen handbereik! Informele ontmoeting is een belangrijk uitgangspunt in de wijk, mensen wordt uitgenodigd de openbare ruimte te gebruiken voor allerlei doeleinden. Zo staan niet meer de gebouwen ‘hand in hand in de wijk’ als leden van een gezin zoals in het vriendschapsmodel in de oorspronkelijke wijk van Van Broek en Bakema maar gaat het nu om de relaties tussen mensen!

De orthogonale structuur van de bouwblokken en de stoere en robuuste architectuur vormt een mooi contrast met de landschappelijke en informele inrichting van het park met haar vloeiende lijnen en kleine hoogteverschillen met wadi’s en glooiingen in het terrein. Zo ontstaat een voor Hengelose begrippen uniek woonmilieu dat complementair is aan bestaande woonmilieus. Een buurt voor mensen die op zoek zijn naar ‘iets anders’ en ‘iets bijzonders’, mensen die houden van de stad en het landschap, die open staan voor nieuwe dingen en het leuk vinden om in een gedifferentieerde wijk te wonen met een mix van verschillende mensen. Stads, stoer en met lef!

3.2 Stedebouwkundig plan

Aanhechting omgeving

De nieuwe woonbuurt heeft een sterke eigen identiteit die bepaald wordt door een samenspel van de stedenbouwkundige opzet, de landschappelijke inrichting en de architectuur. De bestaande flats die zijn ingepast vormen een deel van het 'stedenbouwkundig geraamte' van de wijk waarbij de flats als een herkenbaar relict van het Broek en Bakema plan blijven staan in de wijk. Tussen de flats zijn in de loop der jaren nieuwe buurtjes ontstaan met een eigen signatuur die zich voegen in de oorspronkelijke orthogonale opzet van de wijk. De Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) is ook zo'n nieuwe buurt. Door nadrukkelijk de verbinding te zoeken met de omgeving, enerzijds met de routes vanuit Park Weusthag maar ook met de Oude Bornseweg vanuit de stad wordt de nieuwe wijk verankerd in de omgeving. Door de Van Alphenstraat deels autovrij te maken en hier het profiel anders in te richten ter plekke van de aanhechting met de wijk gaan wijk en park nog meer bij elkaar horen.

In onderstaande afbeelding is het stedebouwkundig plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0003.jpg"

Bebouwingsstructuur

In de nieuwe structuur van de wijk is ruimte voor een achttal nieuwe bouwblokken. De bouwblokken variëren in diepte. In de meeste bouwblokken is ruimte voor parkeren binnen in het bouwblok, in het bouwblok in het midden van het gebied grenzen tuinen aan tuinen en zijn juist parkeerkoffers tussen de woningen opgenomen. Ieder bouwblok biedt ruimte aan een mix van woningen, rijenwoningen met verschillende beukmaten maar ook tweekappers en vrijstaande woningen. De bouwblokken kunnen gefaseerd ontwikkeld worden waarbij het definitieve programma op basis van behoefte kan worden bepaald. De bebouwingsstructuur leidt tot een rafelige rand aan het centrale park waardoor het contrast tussen het landschappelijke park en de stoere bebouwing versterkt wordt.

Inpassing bestaande flats

In de twee bestaande flats die worden ingepast binnen het plangebied komen beleggers huurwoningen. De flats worden gerenoveerd waarbij de binnenzijde wordt opgeknapt tot de huidige woonstandaard. Ook de buitenzijde van de flats wordt aangepakt. Het uitgangspunt hierbij is de flats weer terug te brengen in de oorspronkelijke staat. De twee bestaande flats liggen als bijzondere blokken in het park en vormen een markant herkenningspunt en verwijzing- naar het verleden van de wijk. Deze twee flats vormen één familie met de andere vijf bestaande flats in Hengelose Es Noord, waar Welbions groot onderhoud gaat uitvoeren.

3.3 Verkeer en infrastructuur

Regime

Binnen het plangebied, inclusief de Van Alphenstraat, blijft het 30 km/u zone regime behouden en ingericht met een verblijfskarakter conform de principes van Duurzaam Veilig. De verkeerskundige aansluitingen ter hoogte van de 50 km/u wegen Coba Ritsemastraat en H. Leefsmastraat krijgen uiteraard de bekende en herkenbare 'poorten' om het verschil in regime voor alle weggebruikers te benadrukken.

Ontsluitingsstructuur

Volgens de principes van Duurzaam Veilig moet doorgaand verkeer in verblijfsgebieden vermeden worden. Uitgangpunt is daarom geen lange 'doorgaande' 30 km/u wegen binnen het plangebied te creëren, welke het plangebied doorsnijden en daarmee de kans op mogelijk wijkvreemd gemotoriseerd verkeer doen toenemen. Om het parkachtige karakter te krijgen en te benadrukken, is het aantal ontsluitingen tot een minimum beperkt. De oriëntatie van deze ontsluitingen voor gemotoriseerd verkeer is primair gericht op de 50 km/u wegen H. Leefsmastraat en de Coba Ritsemastraat.

De Van Alphenstraat behoudt de beperkte verkeersfunctie en blijft voor gemotoriseerd verkeer doodlopen door middel van een 'knip' ter hoogte van de langzaam verkeer entree van de kinderboerderij.

Langzaam verkeer structuur

De hele wijk is goed toegankelijk en vriendelijk ontworpen voor fietsers en voetgangers. Er lopen diverse belangrijke (stads)fietsroute en (wandel)paden rondom het plangebied. Binnen het plangebied lopen vele routes voor langzaam verkeer welke logisch, speels en organische aansluiten op de rondom gelegen structuur van fietsroutes en (wandel)paden.

Openbaar vervoer

Het plangebied behoudt de HOV halteplaats welke gesitueerd is aan beide zijden van de H. Leefsmastraat.

Parkeren

Uitgangpunt is dat de verschillende parkeerbalansen per logische deelgebied of blok 'gesloten' en dus in evenwicht moeten zijn. Hier horen ook aanvaarbare loopafstanden bij voor bewoners alsmede de bezoekers van deze bewoners bij bijvoorbeeld parkeeroplossingen zoals parkeerkoffers.

Parkeernormering conform Bijlage 3 van de door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren Hengelo met de volgende uitgangspunten

  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom;
  • Parkeernorm aandeel bezoekers van bewoners: altijd 0,30 pp van die parkeernorm.

Fragment Bijlage 3 Parkeernormering voor de functie 'wonen'

  • Woning differentiatie goedkoop: parkeernorm 1,6 pp/woning (waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel)
  • Woning differentiatie midden: parkeernorm 1,7 pp/woning (waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel)
  • Woning differentiatie duur: parkeernorm 1,9 pp/woning (waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel)

Overige uitgangspunten

  • Parkeernormering huur appartement / huurflat: maatwerk;
  • Opritten van grondgebonden woningen met elk een diepte van tenminste 10 meter binnen de perceelsgrens, zijn geschikt voor het parkeren van twee auto's op eigen terrein;
  • Garages tellen niet mee in de parkeerbalans berekening, carports tellen wel mee;
  • Bezoekersparkeren moet altijd (24/7) openbaar toegankelijk zijn.

Maatwerk benadering

De bestaande differentiatie vanuit de hierboven genoemde Nota Autoparkeren Hengelo kent echter beperkingen met slechts enkele standaard woning typologieën. Daarmee zijn deze niet altijd even goed bruikbaar voor een nauwkeurige parkeertoets naar doelgroep, verscheidenheid woonvorm, samenstelling huishouden, autobezit en kenmerken stedelijk gebied. Maatwerk benadering is daarom aan te bevelen en kleine afwijkingen in die vastgestelde parkeernormen zijn daarom toegestaan (zie ook paragraaf 4.3.8.1).

  • Appartement huurflat (max. 1-2 persoonshuishoudens): parkeernorm 1,1 pp/woning (waarvan 0,25 pp bezoekersaandeel);
  • Rijwoning: parkeernorm 1,5 pp/woning (waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel);
  • Twee onder een kap woning: parkeernorm 1,9 pp/woning (waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel)
  • Vrijstaande woning: parkeernorm 1,9 pp/woning (waarvan 0,30 pp bezoekersaandeel).

Deze bovengenoemde maatwerk regeling is door middel van een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels met betrekking tot de bestemming 'wonen'.

Fietsparkeren

De eigen fiets(en) of e-bike goed, veilig, droog en op maaiveld niveau zonder hindernissen kunnen stallen is belangrijk. Zeker bij de hoogbouw en middelhoogbouw complexen met centrale entrees speelt dit nadrukkelijk. Als aan deze randvoorwaarden wordt voldaan, stimuleert dit uiteraard het fietsgebruik, zeker voor de korte ritten. Dit is gunstig voor de werkelijke parkeer- en ritgeneratie cijfers, maar natuurlijk ook voor bijvoorbeeld het milieu en de eigen gezondheid (zie ook paragraaf 4.3.9).

3.4 Wonen

Nadat de herstructurering is afgerond is de Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) een vitale, wijk met een mix aan leefstijlen en woningtypen. Een mix ook van oud en nieuw: waardevolle elementen uit het oorspronkelijk plan, zoals het verkavelingsprincipe en de beeldbepalende (middel)hoogbouw zijn ingepast en aangevuld met moderne nieuwbouwwoningen. Van de oorspronkelijk 2 (middel)hoogbouwcomplexen wordt één middelhoogbouwcomplex gesloopt (72 woningen). De overige complexen worden door middel van renovatie op het niveau van nieuwbouw gebracht. De laagbouw (229 woningen) gaat bestaan uit een mix van rijwoningen, twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. De keuze voor de te ontwikkelen woningtypes is afhankelijk van de wensen vanuit de markt.

Het programma (verdeling laagbouwtypes is indicatief) ziet er als volgt uit:

Type     aantal   segment   eigendom  
laagbouw   rijwoningen   70   Sociale huur   Welbions  
  rijwoningen   136   Koop   Particulier  
  2-1 kap   14   Koop   Particulier  
  Vrijstaand   9   Koop   Particulier  
middelhoogbouw     72   Vrije sector huur of koop   Belegger/particulier  
hoogbouw   Renovatie   64   Vrije sector huur of koop   Belegger/particulier  
Totaal     365      

In totaal worden er in het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) 307 woningen gesloopt (235 laagbouwwoningen en 72 middelhoogbouw appartementen). Er worden maximaal 229 woningen teruggebouwd. Per saldo is sprake van verdunning in het plangebied en neemt het aantal woningen af met 78.

3.5 Groen

Het groengebied van de Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) bevindt zich vooral rond de twee flats waar een groot groengebied ligt. Zo vormt het een centraal groen hart van het plan, dat aanhaakt op alle ruimtelijke onderdelen van de Hengelose Es en omgeving. Het vormt als zodanig een uitloper van het Weusthagpark dat hier in de buurt een ontmoetingsplek wordt voor wandelen, spelen, zitten van de natuur genieten: als het ware de groene long van de wijk! Het park heeft een informeel karakter, licht glooiend, wadi’s, heuveltjes. Via het slingerend padenstelsel is het hele park te doorkruisen en worden de straten, achterpaden en tuinpaden als vanzelfsprekend aangehaakt. Zo wordt het groene park een echt hart van de buurt.

Vooral in het groene hart worden zoveel mogelijk bestaande bomen behouden, belangrijk voor de continuïteit van sfeer en natuurlijk leven. Van een aantal jonge bomen is aangegeven dat ze kunnen worden verplant en van een aanzienlijk aantal is door de gemeente bepaald dat ze gekapt moeten worden. Een aantal karakteristieke bomen, langs de van Alphenstraat en de kapitale eik aan de H. Leefsmastraat worden uiteraard ingepast. Maatregelen voor behoud dienen nog nader bepaald te worden, afhankelijk van de nieuwe inrichting, bodemgesteldheid en waterhuishouding. Ook dient e.e.a. afgestemd te worden met de aan te leggen nieuwe nutstracé’s. Voor ontwerp en inpassing van nieuwe (laan-en straat)bomen wordt verwezen naar het Handboek Bomen 2014, dat de gemeente hiertoe hanteert. Van de bomen wordt hierin de standplaatsfactoren omschreven op basis van de uiteindelijke boomgrootte. De informele losse boomstructuur in het groene hart wordt doorgezet in de woonstraten in groene bermen. Ook langs de randen van het plan ligt een (meestal) brede berm met losse boombeplanting. De parksfeer vouwt zich zo als het ware om de nieuwe buurt heen, zodat een grote samenhang in identiteit ontstaat. Al van de start van de nieuwe wijk zal dan ook de sfeer van rand en groene hart mede worden bepaald door de inpassing van bestaande bomen.

In de nieuwe situatie wordt opnieuw nadrukkelijk de verbinding gezocht met het Weusthagpark, terwijl in het gebied zelf ook belangrijke groene wandel- en verblijfszones worden gerealiseerd. De groene gebieden en verbindingszones in de wijk zorgen voor herkenbaarheid en oriëntatie, schaduw en verkoeling, biodiversiteit, schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, vlinders, insecten en andere dieren, en ontspanning voor bewoners.

3.6 Speelplekken

Van alle Hengeloërs is 22,6% jonger dan 19 jaar. In de wijk Hengelose Es is dit 22,7%. Goede speelmogelijkheden zijn belangrijk. Het gaat daarbij zowel om informele speelruimte, als om de formele speelruimte die is ingericht met speeltoestellen of -aanleidigen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2016.

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen, en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogeheten verzorgingsgebied markeert. De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden, daar waar dat mogelijk is. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat daarbij om zowel de formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als om informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden, zoals groenzones, grasvelden, stoepen of pleintjes). In het nieuwe plan moet opnieuw rekening worden gehouden met voldoende ruimte voor informeel spel, terwijl in het hart van het gebied ruimte wordt gereserveerd voor met speeltoestellen of- aanleidingen ingerichte, formele speel- en ontmoetingsplekken.

3.7 Water

Voor het plangebied is gekozen voor een duurzame waterhuishouding. Afstromend hemelwater van de afgekoppelde verhardingen van wegen, daken en parkeerplaatsen wordt afgevoerd naar wadi's in de centraal gelegen parkzone. Oppervlakkige afvoer is vanwege de afstanden en de beschikbare hoogteverschillen nauwelijks mogelijk. Daarom vindt afvoer plaats middels IT-leidingen. Dit heeft als voordeel dat tijdens neerslag in droge perioden aanvulling van het grondwater plaats vindt. In natte perioden werken de leidingen drainerend. Teneinde calamiteiten en foutieve aansluitingen te voorkomen wordt het hemelwater zichtbaar afgevoerd op de wadi.

In het gebied dient 20 mm waterberging te worden gerealiseerd. De bergingscapaciteit van de wadi's voldoet aan deze eis. De opvang en infiltratie bij de meeste buien vindt volledig in het plangebied plaats. Alleen bij zeer hevige buien (circa 1 keer per jaar) is de waterberging in de wijk onvoldoende en wordt overtollig water afgevoerd naar de vijver bij de kinderboerderij. Vanuit de vijver wordt de bergende waterschijf middels een pompje afgevoerd naar de Houtmaatleiding.

De vijver ligt in het grondwaterbeschermingsgebied. Afvoer van afstromend hemelwater naar een grondwaterbeschermingsgebied is aan provinciale regels gebonden. Het afstromende hemelwater en het overtollige grondwater dat naar een grondwaterbeschermingsgebied afvoert zal moeten worden gemonitord. Het monitoringsplan wordt met de provincie Overijssel afgestemd. Ook worden nadere eisen gesteld aan de kwaliteit van de vijverbodem.

Het plangebied is gelegen in het grondwaterintrekgebied. Het duurzame watersysteem geeft geen extra risico's voor de functie van intrekgebied. Er worden wadi's toegepast die het water zuiveren voordat infiltratie plaatsvindt.

De droogweerafvoer kan onder vrij verval worden aangesloten op de bestaande riolering in de omgeving. Het westelijk deel kan aansluiten op de riolering onder de H.Leefsmastraat en het oostelijk deel op de riolering onder de Jan Tooropstraat.

De hoogst gemeten grondwaterstanden zijn hoger dan het normpeil. (70 cm onder weg-peil). Daarom wordt drainage aangelegd. De IT-leidingen voor afvoer van hemelwater dienen incidenteel ook voor ontwatering bij hoge grondwaterstanden. Onder de paden in het park wordt drainage aangelegd. De drainage mondt uit in de wadi's.

Het waterhuishoudingsplan Nieuwe Hengelose Es d.d. 24 april 2017 is als Bijlage 1 opgenomen.

3.8 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

De leidingen die in de oorspronkelijke woonstraten liggen worden gerooid. Er is inmiddels een nieuw nutstracé bepaald. Deze ligt in openbaar gebied onder de trottoirs en onder de voetpaden of in de grasstrook langs de voorzijde van de woningen in de parkzone.

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu dan ook als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd:
ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel,
woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

4.1.3.1 Laddertoets Hengelose Es Noord (Nieuwe Es)

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van 229 woningen en daarmee is sprake van een stedelijke ontwikkeling.

De tweede vraag is of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling: de Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het een functiewijziging betreft, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.

Het voorliggende plan maakt minder woningen mogelijk dan in de oorspronkelijke situatie, weliswaar worden woningen op andere plekken gebouwd dan oorspronkelijk, maar daarmee is er geen sprake van 'nieuw beslag op de ruimte'. Ook is er geen sprake van een grote functiewijziging. Het gebied was bestemd ten behoeve van wonen, met de daar bijbehorende functies (verkeer, parkeren, groen, spelen, tuin en erf) en ook in de nieuwe situatie is dat het geval. Het ruimtebeslag verandert niet wezenlijk.

Voor het voorliggende plan hoeft geen laddertoets te worden doorlopen. Overigens is het plan wel meegenomen in het gemeentelijk woningbouw programma (hard plan) en maakt het onderdeel uit van de regionale woningbouwafspraken. In dat verband is afgesproken dat sloop-nieuwbouw opgaven (zoals herstructurering) geen nadere regionale afstemming vragen en dat het aantal minder terug te bouwen woningen elders mag worden ingezet (uitgangspunt is 1 op 1 terugbouwen). Het voorliggende plan geeft daarmee ruimte voor 78 woningen elders in Hengelo.

4.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 5.1).

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

4.2.1.1 Sturingsfilosofie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0004.png"

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie.

Normstellend: randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar – ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Richtinggevend: ruimte voor lokale afweging

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe – gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Hierbij worden vier lagen onderscheiden; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van beleving.

Norm, richting of inspiratie

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van afgeweken worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Men kan, bij het maken van een plan, hierdoor geïnspireerd worden, maar dit hoeft niet.

4.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot Hengelose Es Noord (Nieuwe Es)

Generieke beleidskeuzes - of -

Algemene beleidskeuzes:

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit
  • toekomstbestendigheid
  • concentratiebeleid
  • (boven)regionale afstemming
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Deze Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking geeft een nadere invulling aan de stappen die gemeenten in de onderbouwing van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) moeten doorlopen. Deze Ladder voor duurzame verstedelijking stelt immers ook eisen aan het onderbouwen van de (regionale) behoefte en de regionale afstemming van stedelijke ontwikkelingen. De Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden. In paragraaf 4.1.3.1 Laddertoets Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) is hierop al ingegaan. De algemene generieke beleidskeuzes belemmeren de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) niet.

Gebiedsspecifieke beleidskeuzes:

Voor het plangebied is de gebiedsspecifieke beleidskeuze "intrekgebieden met stedelijke functies" van toepassing. Dit is in onderstaande afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0005.jpg"

Drinkwater is van levensbelang. De provincie is verantwoordelijk voor de bescherming van het grondwater dat hiervoor wordt gebruikt en wil elk risico op verontreiniging voorkomen. Dit betekent dat in Overijssel de gebieden waar (oever-)grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken en de gebieden die daarvoor gereserveerd zijn, beschermen. Ook worden de gebieden rondom de drinkwaterwinningen (een waterwinning trekt grondwater aan uit een groter gebied) en gebieden waar grondwater onttrokken wordt voor de levensmiddelenindustrie beschermd. Het ruimtelijk beleid richt zich in deze gebieden onder meer op het weren van strijdige functies (functies met risico op grondwaterverontreiniging).

Het betreft hier een intrekgebied – een gebied dat feitelijk het grondwater voor de drinkwatervoorziening levert – waar van oorsprong al stedelijke functies en bijbehorende risicofactoren aanwezig zijn. Hier geldt dat als een ingreep uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig wordt geacht en de nieuwe functie, in relatie tot de al aanwezige risicofactoren in het gebied, geen extra risico’s met zich meebrengt, realisatie van de ingreep kan worden toegestaan. De Omgevingsverordening heeft hierover regels opgenomen. Zie paragraaf 4.2.2.2 Omgevingsverordening met betrekking tot Hengelose Es Noord (Nieuwe Es).

Ontwikkelingsperspectieven - waar

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) is op onderstaande kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0006.jpg"

Het plangebied is aangemerkt als 'woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Het gaat hier om bestaand woongebied, waar ruimte is voor herstructurering en transformatie. Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Gebiedskenmerken - hoe -

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand gebied geen rol. Dit geldt ook voor de laag van het agrarisch cultuurlandschap. Uit onderstaande afbeelding is af te lezen dat het plangebied op basis van de stedelijke laag is aangewezen als 'Woonwijken 1955-nu'. Herstructurering van naoorlogse wijken is een belangrijke opgave voor vitale steden. Hierbij behouden de wijken hun eigen karakter. De laag van beleving is niet van toepassing op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0007.jpg"

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2017
4.2.2.1 Algemeen

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening Overijssel 2017 heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
4.2.2.2 Omgevingsverordening met betrekking tot Hengelose Es Noord (Nieuwe Es)

Woningbouw

Het betreft hier een woningbouwplan. Volgens de verordening mag een bestemmingsplan uitsluitend voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw. De behoefte aan nieuwe woningen wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming. Het genoemde plan past binnen deze woningbouwafspraken, zoals ook al is aangegeven in 4.1.3.1 Laddertoets Hengelose Es Noord (Nieuwe Es).

Intrekgebied

Het plangebied is gelegen in een intrekgebied. Volgens de verordening moeten bestemmingsplannen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening. Binnen intrekgebieden met stedelijke functies kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe. In het bestemmingsplan Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) is het intrekgebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - intrekgebied'. In paragraaf 3.7 Water, paragraaf 5.1 Watertoets en Bijlage 1 Waterhuishoudingsplan Nieuwe Hengelose Es wordt nader ingegaan op de watersituatie en de wijze waarop daarmee in dit plan wordt omgegaan.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;
4.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0008.png"

4.3.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3 Archeologie en cultuurhistorie 

4.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met eeErfgoedverordening n paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

4.3.5 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.

Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

4.3.6 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
4.3.7 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
4.3.8 Nota Autoparkeren (2008-2012)
4.3.8.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

4.3.8.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012, zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

4.3.9 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)
4.3.9.1 Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

4.3.9.2 Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

4.3.10 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

4.3.11 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

4.3.11.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel)
4.3.11.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

4.3.12 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes) en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' (beeldkwaliteitseisen) of een beeldkwaliteitplan vastgesteld, inclusief toetsingsniveau. Voor het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) is een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat door de raad zal worden vastgesteld.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

4.3.13 Kadernota Spelen 2016

De gemeente stelt in de kadernota dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren. Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa's en oma's ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

4.3.14 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

4.3.15 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen en dergelijke naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

4.3.16 Handhavingsprogramma 2017

Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.

Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

4.4 Conclusie

Het bestemmingsplan Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) past binnen de vastgestelde beleidskaders op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. In het kader van de watertoets is het waterschap Vechtstromen nauw betrokken geweest bij het opstellen van het waterhuishoudingsplan Nieuwe Hengelose Es (definitieve versie d.d. 24 april 2017). Dit waterhuishoudingsplan is als Bijlage 1 Waterhuishoudingsplan Nieuwe Hengelose Es opgenomen in de toelichting.

5.2 Natuur

Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 3,5 kilometer afstand van het plangebied.

Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort. Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten. De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Instrumenten bij ruimtelijke ontwikkelingen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten. In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing. Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen. Een omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning. Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag. Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Advies voor het plangebied

Op basis van een veldbezoek, de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna en de Quickscan Flora en Fauna uit Bijlage 2 worden negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura-2000 gebieden niet verwacht.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

5.3.1 Archeologie; beleid

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is in paragraaf 5.3.2.1 weergegeven.

5.3.2 Archeologie; het plangebied
5.3.2.1 Verwachtingswaarden

Het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) ligt binnen een gebied van dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen hogere dekzandruggen ten zuiden van het plangebied en het voormalige beekdal van een voorloper van de huidige Houtmaatleiding. Dekzandwelvingen en –vlakten kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen, maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0009.jpg"

Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

5.3.2.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS twee archeologische waarnemingen bekend. Het gaat hier om twee fragmenten steengoed die zijn aangetroffen tijdens een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek binnen het plangebied (zie ook paragraaf 5.3.2.3). Binnen het plangebied liggen geen terreinen van archeologische waarde.

5.3.2.3 Uitgevoerd onderzoek

Vanwege de voorgenomen herinrichting van het plangebied hebben in 2011 en 2017 twee archeologische onderzoeken plaatsgevonden. In 2011 is door BAAC een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek werd vastgesteld dat in het plangebied sprake was van een middelhoge archeologische verwachting voor alle perioden. Voor een deel van het plangebied gold tevens een hoge verwachting op resten van een historisch erf uit de periode late middeleeuwen-nieuwe tijd. Op basis van het verkennend booronderzoek is gebleken dat in grote delen van het plangebied diepe bodemverstoringen aanwezig zijn. Op deze locaties zijn geen intacte archeologische resten meer te verwachten. Binnen 1,6 ha van het plangebied was sprake van een deels intact bodemprofiel waar de kans op het aantreffen van intacte archeologische resten uit de periode laat paleolithicum en nieuwe tijd aanwezig bleef zodat voor deze delen een vervolgonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek is geadviseerd. Dit onderzoek heeft in juli 2017 plaatsgevonden. Het onderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting opgenomen. Uit het karterend booronderzoek is gebleken dat in het plangebied de top van de natuurlijke ondergrond (tot soms meer dan 0,5 m in de C-horizont) in de bovengrond is opgenomen. De op basis van het in 2011 uitgevoerde verkennende booronderzoek verwachte enkeerdgrond en/of podzolbodem is slechts op enkele puntlocaties aangetroffen. Bij het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Vanwege de bodemverstoringen en het niet aantreffen van archeologische indicatoren worden in het plangebied geen archeologische resten meer verwacht. Derhalve is geadviseerd het plangebied vrij te geven voor wat betreft het omgevingsaspect archeologie. De gemeente heeft dit advies overgenomen. Het plangebied is hiermee voldoende onderzocht waarbij is aangetoond dat er sprake is van een lage trefkans op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden.

5.3.2.4 Vertaling naar planregels

Vanwege het eerder uitgevoerd onderzoek is het plangebied op de Archeologische waarden- en verwachtingskaart van de Gemeente Hengelo als 'grootschalig onderzocht' aangemerkt (zie afbeelding in paragraaf 5.3.2.1 (horizontale arcering)), waarna het terrein is vrijgegeven dan wel het onderzoek definitief is afgerond. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Het opnemen van planregels is dan ook geen vereiste.

5.3.3 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen. De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.3.4 Cultuurhistorie; het plangebied
5.3.4.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde. Als onderdeel van de gemeente Hengelo viel de marke Woolde onder het richterambt Delden. Tot het begin van de 19e eeuw maakte het plangebied deel uit van de woeste gronden in het buitengebied van Hengelo. Rond 1830 was het grootste gedeelte van het plangebied in eigendom van Willem Christiaan Lantman, de burgemeester van Borne in de periode van 1811 - 1843. Binnen het plangebied waren zijn huis en erf gelegen alsook enkele bouw- en weilanden. De Van Alphenstraat was reeds in deze periode aanwezig. Tot aan de tweede helft van de 20e eeuw veranderde er weinig binnen het plangebied. Het gebied bleef in gebruik als weiland en bouwland en aan de zuidzijde van de Van Alpenstraat lagen enkele kleinschalige erfjes. Met de bouw van de woonwijk Hengelose Es Noord is het oorspronkelijke verkavelingspatroon grotendeels verloren gegaan en zijn weinig elementen meer bewaard gebleven van voor 1950.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0115-0301_0010.jpg"

Uitsnede van de Topografische en Militaire Kaart 1864 (TMK 1864)

5.3.4.2 Historisch geografische kenmerken

Zoals vermeld resteren er geen historisch-geografische kenmerken en structuren meer in het plangebied.

5.3.4.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM) (waarvan 10 met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Voor deze objecten is in het bestemmingsplan een sloopregeling opgenomen, dat wil zeggen dat de objecten alleen onder voorwaarden kunnen worden gesloopt. Behoud is echter de insteek. De Monumentencommissie heeft een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

Binnen het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) bevinden zich geen monumenten of karakteristieke panden. Wel zijn de twee hoogbouw flats, met split-level woningen, aangemerkt als waardevolle gebouwen, ontworpen door architectenbureau Van den Broek en Bakema.

5.3.4.4 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

5.4 Milieu

In de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is milieuhygiëne een belangrijk aspect. In de milieuaspectenstudie, die als Bijlage 4 Milieuaspectenstudie is opgenomen, zijn de relevante milieuaspecten in relatie toe de ontwikkeling van het plangebied in beeld gebracht en beoordeeld. Hieronder worden de beoordelingen van de verschillende milieuaspecten samengevat.

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Er moet voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden tussen milieubelastende activiteiten en woningen om te voorkomen dat a) bij woningen ontoelaatbare overlast ontstaat en/of b) bedrijven onevenredige maatregelen moeten treffen om aan milieuregels te kunnen voldoen. Hierbij is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). In de omgeving van het plangebied bevinden zich het Geerdink (bestemming “Maatschappelijk”) en de kinderboerderij (bestemming “Cultuur en ontspanning”), beide categorie 2-activiteiten met een geadviseerde afstand van 30 meter. Beide bestemmingen liggen op ca. 20 meter. Ook in het onderliggende plan bevonden zich op min of meer gelijke afstand woonbestemmingen. Daarom is er ook geen sprake van verzwaring van de milieu-eisen waaraan beide instellingen moeten voldoen. Ook gaf de situatie geen aanleiding tot klachten. De conclusie is daarom dat de afstand tot de categorie-2 activiteiten niet leidt tot een verstoring van het goede woon- en leefklimaat.

5.4.2 Geluid

De nota geluid van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. In Hengelo zijn vijf verschillende gebiedstypen onderscheiden waarvoor ambitie- en plafondwaarden zijn vastgesteld. De meeste geprojecteerde woningen in het plangebied liggen in het gebiedstype “wonen”. De eerstelijnsbebouwing langs de H. Leefsmastraat en Coba Ritsemastraat ligt binnen het gebiedstype “verkeerszone”. De ambitiewaarde, het geluidniveau dat wordt nagestreefd, voor het gebiedstype wonen bedraagt 48 dB; de ambitiewaarde voor het gebiedstype verkeerszone 58 dB. De plafondwaarde, het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan, bedraagt respectievelijk 58 dB en 63 dB.

Een belangrijk deel van het plangebied ligt binnen de in Wet geluidhinder definieerde zone van de H. Leefsmastraat en Coba Ritsemastraat, beide 50-km wegen. Bij het realiseren van woningen binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen. In beginsel geldt de zogenoemde voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om, onder voorwaarden, een hogere grenswaarde vast te stellen. De voorwaarden waaronder dit kan, zijn vastgelegd in het gemeentelijk geluidbeleid. De overige wegen in en rond het plangebied betreffen 30 km-wegen en kennen geen wettelijke geluidzone.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door ingenieursbureau Aveco de Bondt, en is in Bijlage 5 Akoestisch onderzoek opgenomen. De geluidbelasting van de woningen direct langs genoemde wegen is hoger dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de ambitiewaarde uit het geluidbeleid voor het gebiedstype verkeerszone waarbinnen de woningen liggen. Burgemeester en wethouders hebben daarom geconstateerd dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld. Het ontwerp-hogere grenswaardebesluit is tegelijk met het ontwerp van het bestemmingsplan Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) ter inzage gelegd, en daarna vastgesteld door het college van B&W.

De overige 30 km-wegen in en rond het plangebied geven een geluidbelasting ruim onder de ambitiewaarde uit het gemeentelijk geluidbeleid. Het plangebied ligt niet binnen de wettelijke zones van het spoor, van industrieterreinen of van het vliegveld Twente. Deze geluidaspecten spelen daarom geen rol.

5.4.3 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie

Het plan is getoetst aan de luchtkwaliteitseisen die het bevoegd gezag op grond van titel 5.2 van de Wet milieubeheer bij het nemen van ruimtelijke besluiten moet betrekken. Omdat de ontwikkeling zeer veel minder dan 1500 nieuwe woningen betreft, draagt het volgens de ministeriele regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit en vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering. Het aantal geprojecteerde woningen neemt niet toe ten opzichte van het aantal woningen in het onderliggende plan. Er is daarom geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op het Natura2000-gebied het Lonnekermeer.5.4.2

5.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen).

Ingenieursbedrijf Aveco de Bondt heeft een quick scan externe veiligheid uitgevoerd, dat als Bijlage 6 Quickscan Externe Veiligheid bij de toelichting is opgenomen. In de omgeving zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig met invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied. Het spoortraject Almelo – Hengelo – Oldenzaal, de snelwegen en buisleidingen liggen op ruime afstand van het plangebied. Het aspect externe veiligheid geeft daarom geen aanleiding tot maatregelen die verder gaan dan de reguliere brandwaarzorg.

5.4.5 Bodem

Met uitzondering van de twee aangetroffen gevallen van ernstige bodemverontreinigingen (PCB-verontreinigingen) geven de onderzoeksresultaten geen aanleiding tot vervolgonderzoek. De bodemkwaliteit in het bestemmingsplangebied komen overeen met de waarden die verwacht worden op basis van de bodemkwaliteitskaart en vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.

De twee gevallen van ernstige bodemverontreinigingen (PCBverontreinigingen) zullen moeten worden gesaneerd alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden. Op basis van een op te stellen saneringsplan/BUS wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt verwacht dat de sanering van de twee verontreinigingsgevallen geen belemmering vormen voor de financiële haalbaarheid van de geplande ontwikkeling.

5.4.6 Hoogtebeperking i.v.m. radarverstoring en vliegveiligheid

Het gebouw ligt ruim onder hoogtebeperkingen die gelden op grond van het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en van het Luchthavenbesluit Twente Airport.

5.4.7 Fysieke veiligheid en brandweer

Gezien de locatie is de aanrijroute en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed. Ook voor wat betreft bluswatervoorziening is er geen aanleiding tot het treffen van aanvullende ruimtelijk maatregelen.

5.4.8 Vormvrije mer-beoordeling

Uit de Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject” beoordeeld moet worden of een milieueffectrapport moet worden opgesteld. De omvang van dit het project ligt ruim onder de drempelwaarden waarboven een formele mer-beoordeling nodig is. Het college heeft, gelet op de kenmerken en locatie van het project en op de beperkte omvang van de nadelige gevolgen voor het milieu, besloten dat geen milieueffectrapport behoeft te worden opgesteld. De vormvrije mer-beoordeling is als Bijlage 7 vormvrije mer-beoordeling bij de toelichting gevoegd.

5.5 Integrale veiligheid

In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.

Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:

  • geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
  • de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
  • open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
  • doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
  • zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.

De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.

Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

5.6 Duurzaam bouwen

Het Programma Nieuwe Energie Hengelo 2017 - 20121, Samenwerken aan een gezond, groen en energieneutraal Hengelo (vastgesteld door de raad op 26 september 2017) noemt doelstellingen en ambities die bijdragen aan klimaatdoelstellingen en energietransitie. Dit legt de basis om nieuw te ontwikkelen gebied zo duurzaam mogelijk te bouwen, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.

De uitgangspunten zijn:

  • energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
  • waterbesparing;
  • duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
  • flexibiliteit in het gebruik van woningen;
  • binnenmilieu, comfort en gezondheid;
  • een integratie van bovenstaande punten.

De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument "Gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen", verkort GPR-Gebouw 3.2. Op basis van 6 thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd. Door de ontwikkelaar dient onderbouwd te worden hoe invulling is gegeven aan deze uitgangspunten voor duurzaam bouwen.

Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.

Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.

Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.

Duurzaamheid en het plangebied

Om de ambities op het gebied van ecologie en duurzaamheid te formuleren, te beheersen en te monitoren wordt In de Hengelose Es Noord deelgebied Nieuwe Es gebruik gemaakt van de tool GPR Stedenbouw. Het ambitieniveau wordt vastgesteld op minimaal een zeven (7) met een ondergrens van zes (6). Doel is een hoger resultaat te behalen dan GPR-standaard. Het staat de ontwikkelaar vrij een ander Rijkserkend instrument voor te stellen en na instemming in te zetten om de duurzaamheidsopgave op Project-, buurt- en woningniveau te monitoren en de opgave meetbaar te maken.

Bij de ontwikkeling en uitvoering van de woningen en bij de inrichting van de openbare ruimte wordt door de ontwikkelaar de Trias Energetica gebruikt. Eerst wordt de energievraag zoveel mogelijk beperkt, vervolgens wordt ingezet op gebruik van duurzame energie en indien alsnog nodig wordt het gebruik van fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk gehouden. 

Uitgangspunt voor de Hengelose Es Noord deelgebied Nieuwe Es is dat iedereen de duurzaamheid van de wijk blijvend moet kunnen ervaren. Dit vertaalt zich ondermeer in het door dan wel namens de ontwikkelaar:

a.     Toepassen van materialen en materialisatie voor de opstallen die duurzaam zijn: ondermeer gebruikmakend van de FSC-certificering van de ontwikkelaar, toepassen van goed en deugdelijk metselwerk, duurzaamheid in vormgeving en details, onderhoudsvriendelijk en onderhoudsbeperkend met duidelijke instructies voor de bewoners en eigenaren;

b.     Toepassen van op duurzaamheid gerichte installatieprincipes, simpel en doelmatig in gebruik voor eigenaren en bewoners;

c.     Toepassen van duurzame en energiearme materialen en producten in de openbare ruimte;

d.     Toepassen van duurzame sierraden;

e.     Tijdens de looptijd van het Project met de kinderen uit de omgeving en daarbuiten meedoen aan de Nationale Boomfeestdagen;

f.      Nieuw groen in het Plangebied toe te voegen en daar waar het kan de bestaande bomen inpassen;

g.     Bewust omgaan met water;

h.     Onttrekken van geparkeerde auto's aan het zicht, en daar waar dit niet goed mogelijk is, de parkeervakken zo goed mogelijk afschermen met groen conform Stedenbouwkundig- en Beeldkwaliteitsplan;

i.      Inzet te plegen op bewustwording respectievelijk het leren omgaan met duurzaamheid voor jong en oud, bijvoorbeeld door inzet van energiecoaches en het (doen) realiseren van een moestuin.

5.7 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan zal worden uitgevoerd door een derde. Met betrekking tot dit bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst gesloten met een ontwikkelaar. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken is de ontwkkeling van de Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het voorliggende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

6.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

6.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.2.1 Bedrijf-Nutsvoorziening

De bestaande nutsvoorzieningsgebouwtjes, die groter zijn dan 25 m2, zijn bestemd als Bedrijf - Nutsvoorziening. Binnen het bouwvlak mogen nutsgebouwtjes worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

6.3.2.2 Groen

De gronden met de bestemming Groen zijn bestemd voor de groenvoorzieningen, met voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, waterbergingsvoorzieningen enzovoort.

6.3.2.3 Verkeer-Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn bedoeld voor de ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen etc. Hierbinnen is onder andere ook groen en waterbergingsvoorzieningen toegestaan.

6.3.2.4 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen te bouwen, met de daarbij behorende aan-, uit en bijgebouwen. Ook kunnen de gronden worden gebruikt voor tuinen, wegen, straten, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen etc.. Voor wat betreft het aantal minimaal te realiseren parkeerplaatsen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het totale aantal woningen dat gebouwd mag worden is 229. Om spreiding van de woningen in het plangebied te creëren is per fase het maximaal aantal te bouwen aangegeven. Er kunnen per fase maximaal 10 woningen onderling worden uitgewisseld, indien het totale aantal te bouwen woningen van 229 niet wordt overschreden. Het type woningen is niet voorgeschreven, en is afhankelijk van de wensen van de markt. Om het gewenste stadse en stoere beeld van de nieuwe wijk te bewerkstelligen is voor de hoofdgebouwen een minimale goothoogte en een minimale en maximale bouwhoogte aangegeven. Uitsluitend bij de aanduiding "gestapeld" mogen gestapelde woningen worden gebouwd. De bestaande flats zijn voorzien van deze aanduiding.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

6.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

6.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de aanduiding 'milieuzone-intrekgebied'.

6.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

6.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

6.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.5 Retrospectieve toets

6.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

6.5.2 Plangebied

Het plangebied Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) betreft een grotendeels nieuw te ontwikkelen gebied met een nagenoeg geheel nieuwe invulling. Voor een deel (te handhaven flats) is de huidige situatie bestemd. Deze huidige situatie komt dan overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Er zijn binnen het plan geen strijdige situaties ontstaan.

6.6 Vooroverleg, zienswijzen en verder verloop van de procedure

6.6.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, is er vooroverleg gevoerd met de provincie, het waterschap en andere overleginstanties. In Bijlage 8 Verslag van vooroverleg is het verslag van vooroverleg opgenomen.

6.6.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Hengelose Es Noord (Nieuwe Es) heeft, na publicatie in Staatscurant en Hengelo's weekblad, van 17 januari tot en met 27 februari 2018 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode zienswijzen indienen. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. De behandeling van de zienswijzen is te lezen in de Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Hengelose Es Noord (Nieuwe Es), die als Bijlage 9 Nota zienswijzen is opgenomen in de toelichting.

6.6.3 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.