direct naar inhoud van 7.2 Bodem
Plan: Buitengebied 2009, wijziging Ligtenbergerweg 19
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0163.WPBULIGTENBW19-VG01

7.2 Bodem

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is het van belang om te beoordelen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit, zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

7.2.1 Verkennend bodemonderzoek

Aangezien in voorliggend wijzigingsplan agrarische gronden worden gewijzigd naar de woonbestemming is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Door Ecoreest is op 13 juli 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 1 aan het plan toegevoegd.

Uit het onderzoek blijkt dat tijdens de veldwerkzaamheden geen asbesthoudenden materialen zijn aangetroffen. Wel zijn lokaal enkele lichte puinmengingen waargenomen. Uit onderzoek van de bovengrond blijkt dat een verhoogd gehalte aan PAK is gemeten. Nader onderzoek is echter niet noodzakelijk. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen. In het grondwater is in één van de peilbuizen een gehalte aan zink gemeten boven de interventiewaarde, een gehalte aan barium boven de tussenwaarde en een gehalte aan cadmium boven streefwaarde.

De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, wordt gelet op de gemeten verhoogde gehalten verworpen.

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu t.g.v. de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn.

De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein. Wel wordt geadviseerd om het grondwater ter plaatse veiligheidshalve niet op te pompen ten behoeve van drinkwater, gewasbesproeiing en veedrenking.

7.2.2 Asbestonderzoek

Gelet op de waarnemingen aan asbest verdacht materiaal als dakbedekking op de schuurtjes is de locatie aan te merken als verdacht voor verontreiniging aan asbest. Naar aanleiding van deze verdenking is gelijktijdig met onderhavig onderzoek een asbestonderzoek (13 juli 2011) uitgevoerd. Het asbestonderzoek is als Bijlage 2 aan het plan toegevoegd.

Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek kan worden geconcludeerd dat, getoetst aan de normen zoals verwoordt in de beleidsbrief ‘Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)’ er geen asbestverontreiniging aanwezig is in het plangebied. De resultaten van het onderzoek vormen formeel geen aanleiding tot nader onderzoek en geen belemmering voor het beoogde gebruik.

Op twee locaties in het plangebied is asbest aangetoond beneden de norm, respectievelijk 1,6 en 63,0 mg/kg ds. Hierbij wordt opgemerkt dat de grens van 100 mg/kg ds. volgens de huidige stand van zaken de grens betreft voor aanvaardbare/onaanvaardbare risico’s wat betreft asbest in bodem. Gelet op het beoogde woongebruik en de aanwezigheid van losse vezels (weliswaar beneden de norm) adviseren wij om de asbesthoudende grond ter plaatse van de twee locaties op een verantwoorde wijze te verwijderen.

Gelet op de bovenstaande onderzoeksresultaten en met inachtneming van de aanbevelingen vormt het aspect bodem geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.