direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Balkbrug, woningbouw locatie Takens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer is voornemens om 25 woningen te realiseren als herontwikkeling van de voormalige locatie 'Takens', in de kern van Balkbrug. De locatie dankt haar naam aan de discotheek die op deze locatie gehuisvest was. Inmiddels ligt het terrein braak en wordt het gebouw niet gebruikt. Het bestaande gebouw zal grotendeels worden gesloopt en worden herontwikkeld tot woningbouw. De parkeerplaats achter het gebouw zal in de herontwikkeling worden meegenomen. De huidige planologische regeling voorziet niet in woningbouw, dit bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de voorziene ontwikkeling.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in de kern van Balkbrug, aan de noordzijde van de splitsing van de Hoogeveenseweg en Meppelerweg. Op de volgende afbeelding is het plangebied in het rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0001.jpg"

Figuur Ligging plangebied

1.3 Geldende regeling

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Balkbrug' van kracht, vastgesteld door de gemeenteraad van Hardenberg op 12 maart 2013 en bekend onder NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding weergegeven. Daarnaast is het bestemmingsplan 'Facetherziening parkeren Hardenberg' van toepassing. Dit betreft een parkeerregeling die moet gelden voor het gehele grondgebied van de gemeente Hardenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0002.jpg"

Figuur: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Balkbrug

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Centrum', waarbinnen functies zoals detailhandel, dienstverlening, bedrijvigheid, horeca, kantoren en bestaand wonen zijn toegestaan. Daarnaast is de 'Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3' van kracht. Deze regeling beschermt de eventuele archeologische waarden in het gebied, bij ontwikkelingen moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan en worden aangetoond dat er geen archeologische waarden worden geschaad. Het noordelijk deel van het plangebied is aangeduid met de functieaanduiding 'parkeerterrein', het zuidelijk deel van het plangebied is aangeduid met de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3'.

De voorziene ontwikkeling waarbij nieuwe woningen worden gerealiseerd is niet passend in het huidige bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 ingegaan op de voorziene ontwikkeling. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 4 beschrijft de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan en Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Voorgeschiedenis

Discotheek Takens was lange tijd een begrip in de regio Balkbrug en omstreken. De discotheek is in 2015 failliet verklaard. In 2016 kwam de discotheek na een veiling in eigendom van de huidige eigenaar. De eigenaar is voornemens woningbouw te realiseren op het perceel.

Beschrijving plangebied

Het plangebied bestaat uit een inbreidingslocatie in Balkbrug. De locatie ligt op de splitsing van de Hoogeveenseweg aan de oostzijde en de Meppelerweg aan de westzijde. Het gebied valt onder te verdelen in de locatie waar het voormalige discotheekgebouw is gesitueerd en het parkeerterrein achter het gebouw.

Op de volgende afbeelding is het plangebied weergegeven, gezien vanaf de splitsing Meppelerweg / Hoogeveenseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0003.png"

Figuur: plangebied vanaf splitsing Meppelerweg-Hoogeveenseweg (bron: Google)

Het voormalige discotheekgebouw neemt een prominente plek in in het dorp, het is goed zichtbaar vanaf de N377. Het gebouw staat in het verlengde van de Meppelerweg, een zijstraat van de N377. Het front van het pand heeft een directe ruimtelijke en visuele relatie met de belangrijkste kruising van het dorp, de kruising van de Zwolseweg/Coevorderweg. Doordat het gebouw rechthoekig van vorm is en met de voorzijde georiënteerd is op de splitsing, hebben de gesloten zijgevels van het gebouw geen directe relatie met de Meppelerweg of Hoogeveenseweg. Dit is weergegeven op de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0004.png"

Figuur: plangebied vanaf de kruising van de Zwolseweg/Coevorderweg (bron: Google)

De bestaande woningen aan de Meppelerweg staan in eenzelfde rooilijn en hebben een bepaalde ritmiek, het bestaande gebouw in het plangebied doorbreekt deze structuur. De inrichting van het plangebied dat grenst aan de Meppelerweg en de Hoogeveenseweg bestaat uit een verhard voorterrein dat driehoekig van vorm is.

Aan weerszijden van het gebouw is een relatief smalle doorgang naar het voormalige parkeerterrein. Dit ligt aan de noordzijde, achter het gebouw en is volledig omsloten door achtertuinen van de omliggende woningen. In de huidige situatie is het gehele terrein geheel verhard met betonklinkers. Er zijn een aantal bomen aanwezig op het voormalige parkeerterrein.

Op de volgende afbeelding is de begrenzing en huidige inrichting van het plangebied weergegeven met rode belijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0005.jpg"

Figuur: luchtfoto plangebied en omgeving

2.2 Ontwikkelingen

Uitgangspunten

Het plangebied wordt ingericht als woningbouwlocatie, met ruimte voor maximaal 25 woningen. In de huidige situatie heeft het voormalige parkeerterrein een geïsoleerde ligging. Mede door de smalle toegangen en doordat het geheel omsloten is door tuinen van aangrenzende woningen. Het gebied is niet waarneembaar vanuit de openbare ruimte. Een belangrijk ontwerpuitgangspunt is dat voor het achterterrein de ruimtelijke en fysieke relatie wordt gezocht met de Meppelerweg en Hoogeveenseweg. Dit komt tot uitdrukking in fysieke (langzaam)verkeersverbindingen tussen het achterterrein en Meppelerweg en Hoogeveenseweg. De ruimtelijke relatie wordt gezocht door het versterken van zichtlijnen, op deze manier wordt visueel de koppeling met de omgeving gemaakt. Een ander uitgangspunt is dat het voormalige voorcafé van het discotheekgebouw qua volume wordt behouden. Op deze plek worden drie woningen onder één kap gerealiseerd, met eenzelfde orientatie als het huidige voorcafé. Daarnaast zal de bestaande fundering van het discotheekgebouw deels hergebruikt worden.

Op onderstaande afbeelding is het inrichtingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0006.png"

Figuur: schets van de inrichting van het plangebied

Planbeschrijving

In de inrichtingsschets worden 25 woningen voorzien. Ten behoeve van de ontwikkeling wordt het huidige discotheekgebouw gesloopt. Het voorcafé wordt in eenzelfde volume en oriëntatie teruggebouwd in de vorm van drie woningen onder één kap. Aan de Meppelerweg wordt met de nieuwbouw aangesloten op de bestaande structuur aan de Meppelerweg. Deze bestaat uit vrijstaande woningen georiënteerd op de Meppelerweg die in een bepaalde ritmiek de Meppelerweg begeleiden. De nieuwe bebouwing versterkt dit beeld waardoor een eenduidig beeld ontstaat aan de oostzijde van de Meppelerweg.

Haaks op de Meppelerweg is de hoofdentree voor het achtergebied voorzien, dit is een eenrichtingsweg. Deze hoofdentree wordt aan de zuidoostelijke zijde begeleid door een blok met rijwoningen. Deze woningen zijn georiënteerd op de nieuwe ontsluiting, waardoor deze weg een bepaalde mate van betekenis krijgt.

Aansluitend op de entree van het gebied ligt centraal in het plan een groen pleintje, waaromheen een viertal blokken met rijwoningen zijn voorzien. De woningen zijn met de voorgevel georiënteerd op het groene plein. De achtertuinen sluiten aan op de omliggende tuinen. Gedeeltelijk worden achterpaden gerealiseerd, op deze manier kunnen de bestaande aangrenzende tuinen ook een achterom krijgen.

Vanaf het groene plein is een eenrichtingsweg voorzien in zuidelijke richting, aansluitend op de Hoogeveenseweg. Deze verbinding volgt de richting van het voormalige discotheekgebouw. Dit is visueel een belangrijke verbinding, die kan worden begeleid met bomen of ander opgaand groen. Vanaf de Hoogeveenseweg is een directe zichtlijn op het groene pleintje op het achterterrein.

De westzijde van deze eenrichtingsweg wordt begeleid door een blok van rijwoningen, deze woningen worden gebouw op de bestaande fundering van het discotheekgebouw. De achtertuinen grenzen aan de tuinen van de woningen aan de Meppelerweg en de nieuwe entree. De woningen zijn met de voorzijde georiënteerd op een groene ruimte. Op deze manier ontstaat een alzijdig georiënteerd bouwblok op het voorterrein van het plangebied, met aan weerszijden fysieke en ruimtelijke verbindingen met het achterterrein.

Voor de bebouwing in het gebied wordt uitgegaan van grondgebonden woningen van maximaal twee bouwlagen met een kap. Het merendeel zal worden uitgevoerd als rijwoning, aansluitend op de vraag naar starterswoningen en woningen in het lage of midden segment. Een mix van huur en koop is mogelijk.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie gooit het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Het SVIR heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. Geen van de 14 nationale belangen zijn van toepassing op het plangebied.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit twee hoofdvragen:

  • Bestaat behoefte aan een voorgenomen stedelijke ontwikkeling?
  • Zo ja, kan die dan binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd?

De Overijsselse gemeenten gebruiken een geactualiseerde huishoudensprognose als basis voor het vaststellen van de vraag naar nieuwe woningen en de programmering daarvan. Daarvoor is een systematiek ontwikkeld waarbij 1) actuele marktinzichten worden betrokken, 2) ontwikkelingen op regionaal niveau worden meegewogen en 3) op lokaal niveau een stabieler beeld ontstaat over de verwachte huishoudensontwikkeling als basis voor programmering. Omdat prognoses gepaard gaan met enige onzekerheid werken gemeenten in Twente/West-Overijssel daarbij met een bandbreedte die onder voorwaarden kan worden gebruikt.

De ontwikkeling voorziet in maximaal 25 nieuwe woningen in de gemeente Hardenberg. In de gemeente Hardenberg is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 1.380 tot 1.680 woningen voor de periode 2017 t/m 2026.  De harde plancapaciteit, inclusief de plancapaciteit van het voorliggende bestemmingsplan, blijft binnen deze bandbreedte. 

Zoals aangegeven werken gemeenten in Overijssel met dezelfde uitgangspunten om overprogrammering te voorkomen. Binnen de RWP's is de afspraak gemaakt maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen beschikbaar te maken in harde plannen.

Door te programmeren voor de eigen behoefte zorgen gemeenten ervoor dat er geen overaanbod in harde plannen ontstaat op de (regionale) woningmarkt. Hierdoor gaat er in principe geen extra aanzuigende werking uit naar huishoudens van andere gemeenten. Daarbij zijn migratiecijfers verwerkt in de huishoudensprognose en daarmee ook de regionale behoefte.

Toetsing

De ontwikkeling voorziet in maximaal 25 woningen in de kern van Balkbrug, dit is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Dit aantal woningen is in overeenstemming met de Woonvisie Hardenberg 2013-2020, zie paragraaf 3.3.3 Woonvisie Hardenberg 2013-2020. De behoefte aan de woningen is daarmee aangetoond. De ontwikkeling vindt tevens plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is in de Dorpsvisie Balkbrug 2025 aangeduid als 'witte vlek', dit zijn lege, verpauperde gebouwen of terreinen. Het speerpunt uit de dorpsvisie is het herontwikkelen van deze witte vlekken, om de vitaliteit in de kern te vergroten en verpaupering tegen te gaan. De ontwikkeling voorziet daarmee in efficiënt ruimtegebruik en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Op 1 mei 2017 is de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' in werking getreden. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Hieronder worden deze thema's beschreven.

Duurzaamheid

Binnen de provincie wordt de volgende definitie van duurzaamheid gehanteerd: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.” Inzet op een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving is hard nodig. De manier waarop de Provincie op dit moment voorziet in economische en maatschappelijke behoeften leidt op termijn tot schaarste aan grondstoffen en tot grote milieuproblemen. Mede door de klimaatverandering brengt dit ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid. Met het vooruitzicht op een veilige, gezonde en aantrekkelijke omgeving voor mensen, dieren en planten - voor nu én in de toekomst - is duurzaamheid voor de provincie Overijssel dan ook een leidend principe bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. De voorziene ontwikkelingen in het plangebied sluiten aan op deze ambitie.

Ruimtelijke kwaliteit

Naast duurzaamheid is ruimtelijke kwaliteit een rode draad in de Omgevingsvisie. Ruimtelijke kwaliteit definieert de Provincie als: “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.” Ruimtelijke kwaliteit gaat voor ons dus niet zozeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: functioneel, mooi en toekomstbestendig. Overigens is deze benadering van ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gangbare definitie. Deze is een optelsom van:

  • gebruikswaarde: functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid, nut en noodzaak van een initiatief dat ontwikkeld wordt;
  • belevingswaarde: beeldkwaliteit, het ‘mooie’, de identiteit van een gebied, het gevoel van (toekomstige) gebruikers en bewoners;
  • toekomstwaarde: het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen (flexibiliteit, beheersbaarheid).

Ruimtelijke kwaliteit is geen luxe, maar maatschappelijke noodzaak. Ruimtelijke kwaliteit is van grote betekenis voor het vestigingsklimaat voor bedrijven, bewoners en de toeristische mogelijkheden van een gebied. En daarmee ook voor de werkgelegenheid. Met andere woorden: de inzet op ruimtelijke kwaliteit draagt bij aan versterking van de sociaaleconomische positie van Overijssel.

Sociale Kwaliteit

De rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie wordt het aspect 'sociale kwaliteit' beperkt tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving. Hierbij worden vier categorieën onderscheiden, van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving:

  • 1. De behoefte aan geborgenheid, privacy, beschutting en veiligheid. Deze behoefte hangt onder meer samen met maat en schaal van de omgeving.
  • 2. De behoefte aan contact, communicatie. Deze behoefte hangt samen met de wijze waarop de omgeving wordt ingericht, met de ontsluiting van de omgeving, de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en medemensen.
  • 3. De behoefte aan (nieuwe) informatie, zintuiglijke prikkels, variatie en verrassing. Deze behoefte hangt onder meer samen met de diversiteit of complexiteit van de omgeving.
  • 4. De behoefte aan duidelijkheid, ordening, inzicht en herkenning. Deze behoefte hangt onder meer samen met de structuur, eigenheid en identiteit van de omgeving.

Sociale kwaliteit gaat ook over leefbaarheid in bredere zin, over binding met de buurt en betrokkenheid bij de eigen leefomgeving.

Centrale Beleidsambities

De onderstaande beleidsambities staan centraal in de Omgevingsvisie.

  • 1. Woonomgeving: Goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst.
  • 2. Economie en vestigingsklimaat: Een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met flexibele vestigingsmogelijkheden; naast kennisintensieve maakindustrie, mkb en logistiek ook voor topsectoren, ondernemingen, start-ups en zzp'ers.
  • 3. Natuur: Een gezonde en aantrekkelijke natuur voor mensen, dieren en planten; een natuur die beleefd en gebruikt kan worden, kan profiteren van (economische) ontwikkelingen en rijk is aan plant- en diersoorten (biodiversiteit).
  • 4. (Binnen-)steden en landschap: Versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijk, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel.
  • 5. Mobiliteit: Een veilige, betrouwbare (tijdsduur) en vlotte (keten)reis van personen en goederen van en naar stedelijke netwerken binnen en buiten Overijssel.
  • 6. Regionaal waterbeheer : Watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig, veilig en beleefbaar zijn.
  • 7. Veiligheid en gezondheid: Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen.
  • 8. Energie: Een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen.
  • 9. Ondergrond: Balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

Uitvoeringsmodel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kan aan de hand van deze drie

stappen worden bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. Eerst wordt gekeken of het past in de generieke beleidskeuzes, waar de ontwikkeling kan plaatsvinden, en hoe. Zie het volgende schema.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0007.png"

Figuur: schema uitvoeringsmodel provincie Overijssel

Of - generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in ons handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties - en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten - te voorkomen. In omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd.

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de provinciale visie op de toekomst van Overijssel worden zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Hoe - gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype verstaan die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel worden in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken vanuit provinciaal belang van belang wordt geacht en welke behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

Toetsing

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Op diverse terreinen verlangt de provincie van gemeenten dat ze goede afspraken maken over plannen met buurgemeenten. Zo blijft het evenwicht bewaard tussen ruimte voor gemeenten en anderzijds het voorkomen van inefficiënte concurrentie. Op deze manier bereikt de provincie een goed afgestemd en zuinig ruimtegebruik en wordt overcapaciteit voorkomen. Daarnaast zorgt de provincie voor reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden en begrenzing van nationale landschappen. Deze beleidskeuzes zijn vaak normstellend.

Plangebied

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” wordt het volgende opgemerkt. Onder “bestaand bebouwd gebied” wordt verstaan: “de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.

In paragraaf 3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking is reeds beschreven dat de ontwikkeling kan worden beoordeeld als stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied. In verband daarmee is er geen strijd met het begrip “bestaand bebouwd gebied” als bedoeld artikel 2.1.1. onder f. van de Omgevingsverordening. De realisatie van de bebouwing wordt niet beperkt door generieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectieven

Het projectgebied valt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werk locaties buiten stedelijke netwerken'. Het ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied en in de kernen. De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

Plangebied

De ontwikkeling van woningen in de kern van Balkbrug past binnen het ontwikkelingsperspectief. De ontwikkeling draagt bij aan het instant houden van een kern buiten de stedelijke netwerken. Er wordt voorzien in de lokale behoefte voor wonen.

Gebiedskenmerken

De gebiedskenmerken worden onderscheiden in vier lagen:

  • de natuurlijke laag
  • de laag van het agrarisch cultuurlandschap
  • de stedelijke laag
  • de laag van de beleving

Hieronder worden de laag die van toepassing is op het plangebied beschreven.

Woonwijken 1955 - nu - Stedelijke laag

Ontwikkelingen

  • Eenzijdigheid van de eigendomssituatie en de bevolkingsopbouw is in bepaalde wijken aan de orde. Daardoor ligt er een rangorde in kwaliteit(sbeleid) en stigmatisering op de loer.
  • Kwaliteit van de woningen voldoet vaak niet meer aan hedendaagse kwaliteitseisen.
  • Gebrekkig beheer en onderhoud van de (soms zeer ruim opgezette) openbare ruimte.
  • Herstructurering en verdichting van de naoorlogse woonwijken; daarbij komt soms de verankering aan het grote schaalniveau (stedelijke structuur en stedenbouwkundige eenheid van de wijk) in het gedrang.
  • Centrale wijkfuncties (winkelcentra, kerkgebouwen) verdwijnen. De bijbehorende bebouwing heeft vaak een centrale identiteitsbepalende plek in de wijk, maar dreigt door functieverlies te verdwijnen.

Ambitie

Herstructurering naoorlogse wijken is een belangrijke opgave voor vitale steden. De wijken van na de oorlog behouden hierbij hun eigen karakter. Ook al neemt bij herstructurering het bebouwd oppervlak in de wijken door meer grondgebonden woningen toe, er blijft collectieve ruimte tussen de bouwblokken. Markante gebouwen zoals leegkomende kerken en winkelstrips worden waar mogelijk behouden door ze een nieuwe functie te geven. In de wijken van de jaren ’70 en ’80 (woonerven) vereisen de kwaliteit van de buitenruimte en de parkeeroplossingen bijzondere aandacht.

Herkennen en benutten naoorlogs cultureel erfgoed (Programma Naoorlogs Bouwen in Overijssel, BoBO).

Sturing

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
  • Nieuwe functies voor markante gebouwen zoals leegkomende kerken dragen bij aan behoud van het karakter van de van de wijk.
  • Herstructurering van de wijk borduurt voort op de bestaande kwaliteiten van de bebouwing en het stedenbouwkundig ontwerp en verwijst naar de voormalige natuurlijke laag en die van het agrarisch cultuurlandschap door b.v. nog resterende sloten- en beplantingspatronen te benutten danwel te herintroduceren.

Plangebied

De voorziene ontwikkeling is een herstructureringsopgave in de kern van Balkbrug. Het plan voorziet in woningbouw voor de lokale bevolking en herontwikkeld een locatie die dreigt te verpauperen. Daarbij wordt de nieuwe bebouwing gesitueerd op een wijze waarbij de stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke relaties worden versterkt, de ontwikkeling is een verbetering ten opzichte van de huidige en oorspronkelijke situatie. Op deze manier worden kwaliteiten in de kern van Balkbrug behouden en versterkt. De ontwikkeling sluiten daarmee aan op de ambities en beleidsregels die worden gesteld in de Provinciale Omgevingsvisie.

3.2.2 Conclusie provinciaal beleid

Het plan past binnen het provinciaal beleid. In de deze situatie gaat het om inbreiding in de kern Balkbrug. Dit sluit aan bij het gebruik van de SER-ladder. Bij het plan is nadrukkelijk gekeken naar de gebiedskenmerken.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Hardenberg 2004 - 2019

In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2004-2019 (subtitel: 'Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld 27 mei 2004) en de uitwerking daarvan in het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: “de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte”. Deze visie geeft voor de grote kernen aan dat woningbouw kan worden ingezet om het draagvlak voor de voorzieningen en de bevolking op peil te houden. Dit geldt ook voor de realisatie van de woningen in het plangebied ten aanzien van de kern Balkbrug. De ontwikkelingen in het plangebied sluiten aan op deze visie.

3.3.2 Welstandsnota

Op 1 januari 2012 is de welstandsnota 'Visie op beeldkwaliteit' in werking getreden waarmee regels zijn vastgesteld ter bevordering en het bereiken van beeldkwaliteit. Hierbij wordt, waar het er toe doet, gestuurd en waar dat kan worden regels losgelaten. De gemeente wil met deze nota initiatiefnemers uitdagen plannen te ontwikkelen die de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid ten goede komen. De welstandsnota dient ook als toetsingskader voor concrete bouwplannen.

Uit de welstandsnota 'Visie op beeldkwaliteit' blijkt dat het plangebied is aangemerkt met beschermingsniveau 1 (midden). Binnen het beschermingsniveau 1 ligt het accent ligt op het handhaven en respecteren van kenmerkende karakteristieken. De beoordeling is dan vooral gericht op het handhaven en versterken van de specifieke gebiedskwaliteiten. Behoud en versterking van diversiteit in bebouwing met de daarbij behorende individuele bebouwingskwaliteit.

In de ontwikkeling wordt de kop van het plangebied herontwikkeld, hierbij wordt het bestaande beeld gehandhaafd. Het bestaande beeld, van een discotheekgebouw temidden van woonbebouwing, dat geen relatie heeft met de overige stedenbouwkundige structuur, wordt met deze ontwikkeling 'gerepareerd'. Daarbij wordt aangesloten op bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De nieuwe bebouwing sluit aan op de bestaande ritmiek van de bebouwing en het beeld van gevels georiënteerd op de Meppelerweg. Deze structuur wordt hiermee versterkt. De ontwikkeling is passend in de kern van Balkbrug en sluit aan op de uitgangspunten van de welstandsnota.

De woningen op het achterterrein maken deel uit van welstandsniveau 0. Deze gebieden worden laag gewaardeerd.

3.3.3 Woonvisie Hardenberg 2013-2020

De gemeente Hardenberg wil een landelijke en groene gemeente blijven waar het duurzaam en veilig wonen is in een woonomgeving die heel, schoon, veilig en toegankelijk is. De gemeente vervult een belangrijke regionale functie op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. De gemeente biedt allereerst aan de eigen inwoners voldoende woonmogelijkheden, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar jongeren, hulpbehoevenden en mensen met een laag inkomen. Daarnaast biedt de gemeente Hardenberg voldoende woningen voor mensen van buiten Hardenberg die hier willen komen wonen, werken en recreëren. De gemeente streeft er naar om zoveel mogelijk een energieneutrale gemeente te zijn, de woningvoorraad vormt hierbij een belangrijke factor.

Op de volgende figuur is de plancapaciteit voor de komende 1 tot 5 jaar van de gemeente Hardenberg opgenomen. Voor Balkbrug zijn 60-80 woningen voorzien. De ontwikkelingen in het plangebied zijn nog niet voorzien in deze woonvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0008.png"

Figuur: Plancapaciteit gemeente Hardenberg

Volkshuisvestelijke inpasbaarheid

Het gemeentelijke woningbouwprogramma biedt feitelijk nauwelijks ruimte voor de toevoeging van maximaal 25 woningen aan de woningvoorraad. Met de plannen die op dit moment in uitvoering en in voorbereiding zijn (harde plancapaciteit) zit Hardenberg vrijwel aan het maximum van de mogelijkheden zoals deze zijn vastgelegd in de regionale woningbouwafspraken.

Desondanks ziet de gemeente ook de noodzaak voor de ontwikkeling. Het plangebied is in onbruik geraakt, dit is een onwenselijke situatie. De huidige woningmarkt en het gemeentelijke woningbouwprogramma maken het mogelijk om op dit moment de locatie Takens te transformeren naar een woonbuurtje. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat daarmee leegstand en verpaupering van het gebied wordt voorkomen. Het is daarbij van belang dat er een woningbouwprogramma wordt gerealiseerd waarbij ruimte is voor starters en waar ook huurwoningen worden gerealiseerd. Op deze manier sluit de voorziene ontwikkeling aan op de woonvisie.

3.3.4 Dorpsvisie Balkbrug 2025

In juni 2017 is de Dorpsvisie Balkbrug 2025 verschenen. Deze visie is door inwoners zelf opgesteld. Alle elementen die bij het dorp horen worden in de visie omschreven, er worden vijf thema's onderscheiden: welkom, wonen, welzijn, werken en woonomgeving. Binnen het thema woonomgeving worden actuele thema's beschreven die aandacht behoven, zoals leegstand en 'witte vlekken'. Witte vlekken zijn lege, verpauperde gebouwen of terreinen. Het plangebied, de locatie Takens, is in de Dorpsvisie als witte vlek aangeduid. De visie zet in op herontwikkeling, om de vitaliteit van het dorp terug te brengen en verpaupering te voorkomen. De voorziene ontwikkeling sluit hiermee naadloos aan op de visie van de bewoners van Balkbrug, de Dorpsvisie Balkbrug 2025.

3.3.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Het plan past binnen gemeentelijk beleid. Zowel functioneel als programmatisch sluit de realisatie van de woningen aan op de vraag en de visie van de gemeente. Het plan draagt bij aan de instandhouding van Balkbrug.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer beoordeling

Toetsingskader

In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zie aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In het onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig (onderdeel C en D), projectm.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

In de ruimtelijke procedure worden slechts maximaal 25 woningen mogelijk gemaakt. De ruimtelijke ontwikkeling ligt daarmee ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks planm.e.r.-, projectm.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Onderzoek

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” m.e.r.-beoordeling. Daartoe is een merbeoordelingsnotitie opgesteld. Op 3 juli 2018 is een besluit genomen op de mer beoordelingsnotitie. Deze notitie is als Bijlage 3 Vormvrije mer beoordelingsnotitie opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Conclusie

In de mer beoordelingsnotitie wordt geconcludeerd dat, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten kan worden geconcludeerd dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde kunnen zijn die het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure rechtvaardigen.

4.2 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden ver richt. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Op 17 januari 2017 is door AvA milieuonderzoek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek. Hieruit blijkt dat de bovengrond geen verhoogde gehalten zijn aangetroffen. De ondergrond is licht verontreinigd met minerale olie. In het grondwater is een verhoogde gehalte van Barium aangetroffen, waarschijnlijk van natuurlijke afkomst. De verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. De verhoogde gehalte aan minerale olie is zodanig gering dat deze geen risico opleveren voor het milieu of de volksgezondheid. De beoogde ontwikkeling zelf heeft geen negatieve gevolgen voor bodemkwaliteit. Belangrijke nadelige milieugevolgen op het gebied van bodemkwaliteit kunnen dan ook worden uitgesloten.

Ten behoeve van de sloop en renovatie van het pand aan de Meppelerweg 7 is een asbestinventarisatie uitgevoerd, zie Bijlage 5 Asbest inventarisatie. Hieruit blijkt dat er asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Aanbevolen wordt om het aangetroffen asbest door een erkend asbestverwijderingsbedrijf uit te laten voeren. Daarnaast dient een aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar mogelijk asbest in de spouw voor aanvang van sloop en voor aanvang sloop riolering. Door de werkzaamheden uit te voeren volgens SC-530 gecertificeerd bedrijf worden negatieve effecten op de omgeving uitgesloten.

4.3 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Overijssel

In de provincie Overijssel wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van een aantal soorten genoemd in bijlage 7.4.I bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bosmuis, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, haas, hermelijn, huisspitsmuis, konijn, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Ten aanzien van bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker geldt dat tevens vrijstelling wordt verleend in het belang van de bescherming van wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Vecht en beneden Reggegebied bedraagt 8,8 km en tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt ruim 280 meter.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Vecht beneden Reggegebied is wel gevoelig voor stikstofdepositie. Vanwege de ligging en de kenmerken van het plan, kunnen significante negatieve effecten op beschermde gebieden worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Overijssel staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Natura2000 gebieden weergegeven, met blauw omcirkeld de globale ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0010.png"

Soortenbescherming

Adviesbureau Mertens heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd, het rapport is opgenomen als Bijlage 1 Quickscan Flora- en fauna bij de toelichting. Uit de quickscan blijkt het volgende. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen in het gebied van de Splitsing tussen de Meppelerweg en de Hoogeveenseweg te Balkbrug zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging aan de Meppelerweg en de Hoogeveenseweg en de aanwezigheid van bedrijvigheid kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied. Ten zuidoosten van het plangebied op een afstand van 25 meter is een bakkerij gelegen. Ten zuidwesten bevindt zich op een afstand van ruim 50 meter een bouwmarkt.

Conform de VNG-publicatie kan een bakkerij en een bouwmarkt geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter voor geur en 30 meter voor geluid in een gemengd gebied (SBI 1071, 4752). Aan de genoemde richtafstand wordt voldaan. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Wettelijke geluidzone wegen

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai.

De locatie ligt binnen de wettelijke geluidzone van de Meppelerweg en de Hoogeveenseweg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is eveneens onderzoek gedaan naar de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Coevorderweg / N377.

Aftrek artikel 110g Wgh

Krachtens artikel 3.4 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor alle onderzochte wegen is deze aftrek van toepassing.

Onderzoek 

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Op basis van dit akoestisch onderzoek kunnen ten behoeve van het bestemmingsplan de volgende conclusies worden getrokken:

  • ten gevolge van het verkeer op de N377 wordt op de gevels van de woningen van het nieuwbouwplan voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • ten gevolge van het verkeer op de Meppelerweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden;
  • de overschrijding bedraagt ten hoogste 9 dB en vindt voornamelijk plaats op de woningen in het zuidwestelijk deel van het plangebied;
  • ten gevolge van het verkeer op de Hoogeveenseweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden;
  • de overschrijding bedraagt ten hoogste 2 dB en vindt voornamelijk plaats op de woningen in het zuidoostelijk deel van het plangebied;
  • bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet toepasbaar, omdat zij niet doelmatig zijn of stuiten op bezwaren van verkeers- en vervoerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard;
  • de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt niet overschreden;
  • ten gevolge van het verkeer op de Wolter ter Haarstraat wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB voor een goed woon- en leefklimaat;
  • er is bij elke woning tenminste een geluidluwe buitenruimte aanwezig, te weten de buitenruimte aan de achtergevel;
  • omdat het toepassen van maatregelen niet mogelijk is, dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardenberg voor de woningen in het zuidelijk deel van het plangebied aan de Meppelerweg/Hoogeveenseweg een hogere waarde vast te stellen conform onderstaande tabel.

Tabel 4.1: Benodigde hogere waarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0011.png"

4.6 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Gemeente

  • Gemeentelijk Rioleringsplan

Waterschap

  • Beleidsnotitie stedelijk water “Water raakt”

Waterschapsbeleid

In het waterbeheerplan 2016 - 2021 is de koers beschreven hoe het waterschap de komende periode gaat zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap heeft het plan vormgegeven in dialoog en samenwerking met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstromen, die naast Drents Overijsselse Delta deel uitmaken van het stroomgebied Rijn-Oost. Ook provincies en gemeenten zijn hierbij betrokken geweest.

De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). De taken worden uitgevoerd voor én samen met de maatschappij. Dit gebeurt vanuit een brede kijk en tegen aanvaardbare kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen.

Het werk van het waterschap draagt ertoe bij dat iedereen op een veilige, gezonde, prettige en duurzame manier met water kan leven. Het waterschap wil daarbij professioneel, betrouwbaar en deskundig werken en zo de positie als lokale en regionale waterautoriteit waarmaken. Met de aanwezige middelen en mogelijkheden werkt het waterschap aan een duurzame ontwikkeling van het stedelijk en landelijk gebied. In samenwerking met gemeenten is een beleidsnotitie stedelijk water opgesteld. De beleidsnotitie stedelijk water 'water raakt' geeft handvatten voor de ruimtelijke ordening over hoe om te gaan met water in stedelijk gebied.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen binnen de kern van Balkbrug. In de huidige situatie bestaat het plangebied nagenoeg uit verhard oppervlak. Het noordelijk deel bevat een parkeerterrein, ten zuiden is bebouwing aanwezig. Het noordoostelijk deel bestaat uit tuin.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zand op veen op zand. Er is sprake van grondwatertrap III dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand binnen het plangebied 0,40 m-mv betreft en de laagste grondwaterstand tussen de 0,80 en de 1,20 m-mv is gelegen. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP 6 meter.

Waterkwantiteit

In en in de nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

In en nabij het plangebied is geen kern en beschermingszone van een kering gelegen. De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen rioolpersleidingen van het waterschap gelegen. Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

In de huidige situatie is het gehele terrein verhard. In de nieuwe situatie worden maximaal 25 woningen gerealiseerd. Door de realisatie van tuinen en openbaar groen zal het verhard oppervlak zal per saldo met circa een derde afnemen. Hierdoor zijn watercompenserende maatregelen niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Het huishoudelijk afvalwater wordt samen met het hemelwater afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioolstelstel en aangeboden voor zuivering.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Uit de uitgevoerde watertoets blijkt het volgende:

  • Het plangebied ligt niet binnen een beschermingszone van een waterkering. De ontwikkeling heeft dan ook geen gevolgen voor de waterveiligheid.
  • Het voorkomen van overlast door oppervlaktewater: In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak met ca. een derde af . Compensatie is daardoor niet noodzakelijk.
  • Het voorkomen van overlast door hemel- en afvalwater: Het huishoudelijk afvalwater wordt samen met het hemelwater afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioolstelstel en aangeboden voor zuivering.
  • Waterkwaliteit: Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt.

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Toetsing Waterschap Drents Overijsselse Delta

Het plan is toegestuurd aan het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De uitkomsten zijn als volgt.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Het verharde oppervlak neemt met ca. een derde af.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer:

  • niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel; of
  • niet wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel,

is oppervlakkige afvoer en infiltratie in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Oppervlaktewater

Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Het gebruik van materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater

In het plan vindt een lozing plaats van water door middel van infiltratie. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren.

Wetgeving grondwateronttrekking

Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen is het grondwaterbeheer wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig geldt. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

Conclusie

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Volgens de professionele risicokaart zijn er op grotere afstand van het plangebied risicovolle inrichtingen gelegen.

Uit de risicokaart blijkt dat ten oosten van het plangebied verschillende risicobronnen zijn gelegen. Het gaat hierbij om LPG tankstation "Garagebedrijf Altena en Zn" aan de Coevorderweg 1 en een opslag van ammoniak "Friesland Campina" aan de Coevorderweg 40. De inrichtingen zijn allen op dusdanige afstand van het plangebied gelegen, 220 m of meer, dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Ten oosten van het plangebied zijn de aardgasleidingen N-550-61, A-501, A-502 en A-514 gelegen. De aardgasleiding A -541 (48,3 inch; 66,2 bar) heeft een invloedsgebied van 540 meter, het plangebied ligt op meer dan 700 meter van de voorgenoemde leiding. De overige leidingen hebben een invloedsgebied van 440 meter en 70 meter. Ook deze leidingen zijn op dusdanige afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Ten oosten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, N48: Knp. Hoogeveen - afrit N377 (Balkbrug). Op dit traject vindt vervoer plaats van de stofcategorie LF1, LF2, LT2 en GF3. Het invloedsgebied bedraagt 355 meter, de stofcategorie GF3 is hier maatgevend. Het plangebied is gelegen op meer dan 1000 meter tot het midden van de weg en is dan ook buiten de PR 10-6, plasbrandaandachtsgebied en invloedsgebied gelegen.

Op de volgende uitsnede van www.risciokaart.nl zijn de potentiële risicobronnen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0012.png"

Figuur: uitsnede Risicokaart

Conclusie

De benoemde risicobronnen zijn op dusverre afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Overijssel is de gehele dorpskern van Balkbrug aangeduid als stedelijk gebied met de aanduiding 'onbekend'. Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart is het plangebied aangeduid als 'Archeologie 3', zie de paarse aanduiding op het volgende kaartbeeld. Deze aanduiding houdt in dat indien de gronden dieper dan 40cm worden geroerd, groter dan een oppervlakte van 275m2, er een archeologisch onderzoek moet worden opgesteld om aan te tonen dat er geen archeologische waarden worden verstoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0013.png"

Figuur: Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtingskaart

Echter is het gehele terrein is verhard en / of bebouwd, de gronden zijn daarmee reeds in het verleden geroerd. Het is niet te verwachten dat er archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Een aanvullend onderzoek wordt om die reden niet noodzakelijk geacht.

Cultuurhistorie

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied en in de omgeving zijn geen cultuurhistorische waarden aangewezen en aanwezig. Tevens zijn geen cultuurhistorische monumenten aanwezig. Het is niet te verwachten dat de realisatie van de bebouwing tot negatieve gevolgen leidt wat betreft het aspect cultuurhistorie.

Conclusie

Het voornemen wordt niet beperkt door het aspect Archeologie en Cultuurhistorie.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 25 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Zwolseweg, direct ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2015; 19.5 µg/m³ voor NO2, 16.7 µg/m³ voor PM10 en 9.6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00308-VG01_0014.png"

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.10 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plan voorziet in 25 woningen die worden ontsloten via twee ontsluitingen met een éénrichtingsstructuur. Aankomend verkeer bereikt het plan met een inritconstructie vanaf de Meppelerweg. Vertrekkend verkeer ontsluit via de Hoogeveenseweg met een inritconstructie. De interne wegen in het plan zijn ingericht met een 30 km/u zone. Aan deze wegen zijn tevens de langs- en gestoken parkeerplaatsen voorzien.

De 25 woningen hebben een verkeersgeneratie wat als toename zal worden toebedeeld op de ontsluitende wegen. Conform het CROW (publicatie 317 kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012), geldt per woning een verkeersgeneratie van gemiddeld 7,4 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal). Uitgegaan van een weinig stedelijk karakter en de ligging rest bebouwde kom. De totale verkeersgeneratie bedraagt hierdoor 186 mvt/etmaal, wat wordt verdeeld over de Meppelerweg (circa 90 mvt) en de Hoogeveenseweg (circa 90 mvt). In het drukste uur van de dag wordt doorgaans circa 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Deze toename is hiermee relatief beperkt, de ontsluitingswegen beschikken over voldoende capaciteit om dit goed te kunnen afwikkelen.

Parkeren

Voor de parkeernorm wordt aangesloten bij de parkeernormennota 2018 gemeente Hardenberg. Bij het bepalen van de parkeernorm wordt uitgegaan van een 'weinig stedelijk gebied in rest bebouwde kom'.

De parkeernormen zijn als volgt:

Koop – vrijstaand: 1,90 pp per woning

Koop - twee onder een kap: 1,80 pp per woning

Koop - tussen/hoekwoning: 1,60 pp per woning

Op basis van het plan zijn de volgende aantallen parkeerplaatsen benodigd:

Koop - twee onder een kap: 4 woningen x 1,80 pp per woning: 7.20 pp

Koop - tussen/hoekwoning: 21 woningen x 1,60 pp per woning: 33.60 pp

Totaal: 40.8 pp = 41 pp

Er wordt 1 parkeerplaats opgeheven ter hoogte van de inrit op de Hoogeveenseweg.  Die moet gecompenseerd worden. Daarmee wordt de parkeereis: 42 parkeerplaatsen.

In het inrichtingsplan worden 34 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd en 10 parkeerplaatsen op eigen terrein. Volgens de parkeernormennota 2018 is er een correctiefactor voor het parkeren op eigen terrein, bewoners gebruik namelijk niet altijd hun oprit ook daadwerkelijk als parkeerplaats. Voor een enkele oprit, zonder garage geldt een correctiefactor van 0.8. Met 10 parkeerplaatsen op eigen terrein, betekent dit dus 8 parkeerplaatsen.

Concluderend

Aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte (incl. compensatie): 34 parkeerplaatsen

Berekeningsaantal parkeerplaatsen op eigen terrein: 8 parkeerplaatsen

Totaal: 42 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de planvorming.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemming

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Woongebied

Bij de planregels van dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Balkbrug (NL.IMRO.0160.0000BP00006-VG01). De gronden rondom het plangebied zijn eveneens bestemd als woongebied. Voor de bestemming woongebied is aangesloten bij de bestemming woongebied uit dat plan. Omdat er nog geen sprake is van een uitgekristalliseerd plan is er voor gekozen een bepaalde mate van flexibiliteit in het plan. Daarmee is nog niet exact vastgelegd waar de kavels van de woningen komen, waar het groen komt en waar de ontsluitingsweg wordt geregeld. Ook is er op deze manier ruimte om te schuiven met parkeerplaatsen en groenvoorzieningen. Wat wel vaststaat is dat er binnen de bestemming maximaal 25 woningen zijn toegestaan. De bouwhoogte is maximaal 10 meter, de goothoogte is maximaal 6 meter. Naast wonen biedt deze bestemming ook ruimte voor verkeer en parkeren en groenvoorzieningen.

Naast de bestemming woongebied zijn er ook algemene bestemmingsregels van toepassing. Deze worden hieronder kort beschreven.

Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Algemene gebruiksregels

In deze regels wordt benoemd wat ten alle tijde als strijdig gebruik wordt gezien in relatie tot dit bestemmingsplan

Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van bepaalde regels in het bestemmingsplan. Op welke manier, wordt beschreven in deze regels.

Overige regels

Aansluitend op het bestemmingsplan 'Facetherziening parkeren Hardenberg' is in dit bestemmingsplan ook de parkeerbepaling opgenomen. Deze regels zijn opgenomen onder de overige regels. Daarnaast wordt uitgesloten dat er een seksinrichting kan worden gerealiseerd en wordt er afstemming gezocht met de Algemene Plaatselijke Verordening.

Overgangs- en slotregels

In deze regels wordt het overgangsrecht bepaald en is de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Informatieavond

Omdat de gemeente en de initiatiefnemer participatie van burgers en belangenorganisaties belangrijk vindt is 12 juni 2018 een informatieavond georganiseerd. De uitgangspunten van de planontwikkeling zijn uiteengezet, waardoor de omwonenden een zo goed mogelijk beeld hebben gekregen van de ontwikkelingen. De opkomst was goed, er waren zowel omwonenden aanwezig als geinteresseerden voor een woning in het plan. Opmerkingen van omwonenden op het conceptplan hebben geleid tot kleine aanpassingen waardoor mogelijke negatieve aspecten ten gevolge van de plannen voor omwonenden zijn beperkt.

Ontwerpbestemmingsplan

Dit ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Vaststelling bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft op 7 mei 2019 het bestemmingsplan vastgesteld. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Het kostenverhaal voor de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen is anderszins verzekerd middels een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente Hardenberg. In de anterieure overeenkomst worden kostenafspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer en de gemeente.