direct naar inhoud van 7.3 Implementatie Omgevingsvisie en -verordening Overijssel
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

7.3 Implementatie Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

In paragraaf 2.3 is reeds ingegaan op het relevante provinciale ruimtelijk beleid. In navolging op de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel moeten nieuwe ontwikkelingen een bijdrage leveren aan "duurzaamheid" en "ruimtelijke kwaliteit". Aan de geboden ontwikkelruimte worden voorwaarden gesteld om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. In dit bestemmingsplan is dit vormgegeven in de bestemmingsregels.

Duurzaamheid  

Ontwikkelingen moeten voldoen aan de "Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik" (conform Omgevingsverordening artikel 2.1.4). Dit betekent dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in andere dan stedelijke ontwikkelingen die extra ruimtebeslag leggen op de Groene omgeving door bebouwing en verharding als blijkt dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de Groene omgeving redelijkerwijs niet mogelijk is en dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut. Alle ontwikkelingen moeten aan dit principe worden getoetst. Bijvoorbeeld, bij nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf moet worden bekeken of bestaande locaties kunnen worden hergebruikt. Dit is ook als voorwaarde opgenomen in de betreffende wijzigingsbevoegdheden.

Ruimtelijke kwaliteit

Het basisprincipe van ruimtelijke kwaliteit is dat er ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen, onder voorwaarde dat de ontwikkeling bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. De definitie "ruimtelijke kwaliteit" is concreet gemaakt aan de hand van het "uitvoeringsmodel". Uit dit uitvoeringsmodel blijkt "of" een ontwikkeling past binnen beleid, "waar" de ontwikkeling past en "hoe" de ontwikkeling kan worden uitgevoerd op basis van de gebiedskenmerken.

Vanuit de Omgevingsvisie gelden twee uitgangspunten bij nieuwe ontwikkelingen:

  • Elke ontwikkeling moet bijdragen aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
  • De ontwikkelingsruimte moet in evenwicht zijn met investeringen (prestaties) in de ruimtelijke kwaliteit.

De basisinspanning voor de ruimtelijke kwaliteit is een goede ruimtelijke inpassing van de locatie (het totale erf) volgens de gebiedskenmerken die op elke ontwikkeling van toepassing is.

De kwaliteitsprestaties zijn van toepassing als naast de basisinspanning ook aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. Hiervan is sprake als met de basisinspanning (investeringen in de ontwikkeling zelf, op het "eigen erf") dat evenwicht niet kan worden bereikt. In dat geval zijn aanvullende investeringen (kwaliteitsprestaties) in de omgeving nodig. De kwaliteitsprestaties zijn materiële en immateriële prestaties die bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Dit betekent dat bij grootschalige ontwikkelingen de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (conform Omgevingsverordening artikel 2.1.6) wordt toegepast. Hiervan is in ieder geval sprake als een agrarisch bouwperceel ontstaat dat groter is dan 1,5 ha. Voor het overige laat het provinciebestuur de gemeenten zelf bepalen wat onder grootschalig kan worden verstaan. Daarvoor is de impact van de ontwikkeling op de omgeving bepalend, waarbij kan worden gekeken naar functionaliteit, verschijningsvorm, gebiedskwaliteiten en ontwikkelingsperspectief.

Bij de toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Primair doel kwaliteitsverbetering (voorbeelden: Rood voor Groen op bestaande landgoederen, nieuwe landgoederen, Rood voor Rood, knooperven).
  • Primair doel ontwikkelingsruimte (voorbeelden: nieuwvestiging van diverse functies, grootschalige uitbreiding van bedrijvigheid, functiewijziging van boomteelt en ondersteunend glas of vrijkomend agrarisch bedrijf).

De ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestaties moeten in evenwicht zijn. Het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving biedt hiervoor richting en inspiratie door middel van aanbevelingen en voorbeelden. Het resultaat is, naast meer kwaliteit, een eenduidige toepassing van ruimtelijke kwaliteitsprincipes. Gemeenten kunnen daarvoor beleid opstellen afgestemd op de eigen specifieke kenmerken en voor maatwerktoepassingen.

Implementatie in het bestemmingsplan

Uitvoeringsmodel

Hieronder is uiteengezet op welke wijze het uitvoeringsmodel met de benadering "of", "waar" en "hoe" is doorgevoerd in dit bestemmingsplan.

  • 1. Of een ontwikkeling gewenst is: In de Omgevingsverordening is aangegeven of een bepaalde ontwikkeling gewenst is. Dit betreft de generieke beleidskeuzes. In de verordening is bijvoorbeeld aangegeven dat de ontwikkeling van nieuwe agrarische bedrijven en uitbreiding van agrarische bedrijven sociaal-economisch verantwoord is in het landelijk gebied. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met de EHS, de waterveiligheid en de externe veiligheid. In dit bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met de EHS door nieuwe agrarische bedrijven alleen toe te staan binnen de bestemmingen "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden - Landschap". Binnen deze bestemmingen ligt geen EHS. Tevens is in dit bestemmingsplan gelet op externe veiligheid doordat bij de flexibiliteitsregels als voorwaarde geldt dat de wijziging niet mag plaatsvinden binnen de aanduiding "veiligheidszone". Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen grondwaterbeschermingsgebieden, waterbergingsgebieden en dergelijke. Zodoende is ook getoetst aan de waterveiligheid.
    De vraag of een ontwikkeling gewenst is, is hiermee beoordeeld. In de overige gebieden wordt de wijziging namelijk niet mogelijk gemaakt.

  • 2. Waar een ontwikkeling gewenst is: Aan de hand van de ontwikkelingsperspectieven wordt getoetst waar een bepaalde ontwikkeling wenselijk is. De groen-blauwe hoofdstructuur betreft gebieden binnen de EHS, deze zijn bestemd als "Bos", "Natuur" en "Agrarisch met Waarden - Landschap". Binnen de zone buitengebied accent productie is ontwikkelingsruimte voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven. In het voorliggende bestemmingsplan is nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven alleen mogelijk binnen het verwevingsgebied, zie ook paragraaf 5.2.3. Dit komt grotendeels overeen met de zone buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte - schoonheid van de moderne landbouw.
    De vraag waar een ontwikkeling gewenst is, is in het bestemmingsplan nader geregeld.

  • 3. Hoe een ontwikkeling gewenst is: De manier waarop kwaliteitsopgaven en -voorwaarden worden gesteld ten aanzien van inpassing en uitvoering wordt gedaan door middel van gebiedskenmerken. In de flexibiliteitsregels is als voorwaarde opgenomen dat sprake moet zijn van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie. Over het algemeen betreft dit situaties waarvoor maatwerk geldt. Onder de kop "Toepassing versterking ruimtelijke kwaliteit" is een voorbeeld opgenomen hoe dit in de praktijk kan worden benaderd.

Basisinspanning

In het voorliggend bestemmingsplan is de basisinspanning gewaarborgd doordat bij flexibiliteitsregels als voorwaarde is opgenomen dat sprake moet zijn van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals opgenomen in de provinciale Omgevingsvisie.

Kwaliteitsprestaties 

Bij grootschalige ontwikkelingen is tevens als voorwaarde opgenomen dat sprake moet zijn van een kwaliteitsprestatie, waarbij de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt gehanteerd. In dit bestemmingsplan worden als grootschalige ontwikkelingen gezien flexibiliteitsregels waardoor een agrarisch bouwperceel groter dan 1,5 ontstaat en uitbreidingen van niet-agrarische functies groter dan 250 m2.

Concreet voor dit bestemmingsplan worden de kwaliteitsprestaties uit de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving toegepast bij:

  • Wijzigingsbevoegdheid voor nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf in de bestemmingen "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden - Landschap".
  • Wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van een intensieve veehouderij in het Landbouwontwikkelingsgebied naar een oppervlakte groter dan 1,5 tot en met 2 ha.
  • Wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van een intensieve veehouderij waarvoor een sterlocatie geldt (aanduiding "sba-amv1") in de bestemmingen "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden - Landschap".
  • Afwijkingsmogelijkheid in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" voor het bouwen van gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten met een oppervlakte groter dan 250 m2.
  • Afwijkingsmogelijkheid in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" voor het oprichten van teeltondersteunende kassen met een oppervlakte groter dan 250 m2.
  • Wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" voor een sterlocatie (aanduiding "sba-amv1") in het verwevingsgebied.
  • Afwijkingsmogelijkheid in de bestemming "Agrarisch - Paardenhouderij" voor het oprichten van een rijhal met een oppervlakte groter dan 250 m2.
  • Afwijkingsmogelijkheid voor het uitbreiden van de bestaande oppervlakte tot de opgenomen maximale oppervlakte in de bestemmingen "Bedrijf", "Detailhandel", "Detailhandel - Tuincentrum", "Horeca", "Maatschappelijk", "Sport", "Sport - Manege" indien de oppervlakte groter is dan 250 m2.
  • Afwijkingsmogelijkheid in de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" voor het uitbreiden van de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte met meer dan 250 m2.
  • Afwijkingsmogelijkheid in de bestemming "Wonen" voor locaties met de aanduiding "bedrijf" voor het uitbreiden van de bestaande oppervlakte tot de opgenomen maximale oppervlakte indien de oppervlakte groter is dan 250 m2.
  • Wijzigingsbevoegdheid in de bestemming "Wonen" voor het wijzigen naar een bedrijfsbestemming, maatschappelijke bestemming of een recreatieve bestemming.

Bij de flexibiliteitsregels in het kader van de regeling Rood voor Rood gelden de voorwaarden uit de beleidsnota Rood voor Rood. In deze beleidsnota is nader omschreven welke kwaliteitsinpassing vereist is. Zodoende is voor die gevallen de kwaliteitsprestatie gegarandeerd.

Voor het bepalen van de hoogte van aanvullende kwaliteitsprestaties zijn drie variabelen te hanteren:

  • is de ontwikkeling gebiedseigen of gebiedsvreemd;
  • wat is de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving; en
  • dient het initiatief slechts een eigen belang of ook maatschappelijke belangen.

Voor nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen wordt dus een meer gebiedsgerichte benadering gevraagd met investeringen in de ruimtelijke kwaliteit buiten de eigen locatie. Het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving bevat vertrekpunten die kunnen worden gebruikt voor het bereiken en meten van een goede balans. Aan de ontwikkelingskant van de balans staan "gebiedseigen/gebiedsvreemd" en "schaal/impact". Daartegenover staan aan de kwaliteitskant van de balans "basisinspanning", "maatschappelijk belang" en "aanvullende kwaliteitsprestaties". De balans dient tenminste in evenwicht te zijn.

Toepassing versterking ruimtelijke kwaliteit

Bij de versterking van de ruimtelijke kwaliteit geldt dat per ontwikkeling sprake is van maatwerk. Het is onder andere van belang wat de ontwikkeling exact betreft, op welke locatie de ontwikkeling plaatsvindt en hoe de inrichting wordt vormgegeven. Per ontwikkeling en per gebied zijn verschillende waarden van belang. De toetsing van een bepaalde ontwikkeling aan de gebiedskenmerken vindt daarom plaats bij de aanvraag van een concrete ontwikkeling.

Door dit maatwerk wordt tevens ingezet op de toepasbaarheid en leesbaarheid van de flexibliteitsregels. Indien de regeling per gebiedskenmerk zou zijn opgenomen in de regels, dan zou aan een flexibiliteitsregel een grote hoeveelheid voorwaarden worden gekoppeld en moet dit voor alle verschillende gebieden worden gedaan. Hierdoor kan de ontwikkelingsruimte zodanig worden beperkt dat in de praktijk geen ontwikkeling mogelijk is binnen dit bestemmingsplan. Tevens zouden de regels daarmee zeer moeilijk leesbaar zijn. In dit bestemmingsplan is daarom aangegeven dat een ontwikkeling moet voldoen aan de basisinspanning (versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie) en dat bij bepaalde ontwikkelingen ook kwaliteitsprestaties nodig zijn (toepassen van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving).

Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke toepassing van de voorwaarde voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie is een voorbeeld weergegeven:

Voorbeeld: Nieuwvestiging van een agrarisch grondgebonden bedrijf voor een gebied binnen de bestemming "Agrarisch"

  • 1. indien de gronden zijn gelegen binnen de natuurlijke laag "dekzandvlakte" (conform Catalogus Gebiedskenmerken behorende bij de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel) de volgende voorwaarden gelden:
    • a. er dient een beplantingsplan te worden ingediend waaruit blijkt dat gebruik gemaakt wordt van natuurlijke soorten;
    • b. de (strekkings-)richting van het landschap moet worden benut;
  • 2. indien de gronden zijn gelegen binnen de natuurlijke laag "beekdalen en natte laagtes" (conform Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) de volgende voorwaarde geldt:
    • a. er dient een inrichtingsplan te worden ingediend waarbij ook het vasthouden en bergen van regenwater is opgenomen;
  • 3. indien de gronden zijn gelegen binnen de laag agrarisch cultuurlandschap als "jonge heide- en broekontginningen" (conform Catalogus Gebiedskenmerken behorende bij de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel) de volgende voorwaarde geldt:
    • a. er dient een inrichtingsplan te worden ingediend waaruit blijkt dat een impuls wordt gegeven aan de ruimtelijke kwaliteit - en indien nodig een transformatie - door een stevige landschappelijke inpassing;
  • 4. indien de gronden zijn gelegen binnen de laag agrarisch cultuurlandschap als "oude hoevenlandschap" (conform Catalogus Gebiedskenmerken behorende bij de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel) de volgende voorwaarde geldt:
    • a. er dient een inrichtingsplan te worden ingediend, waaruit blijkt dat een ontwikkelingsimpuls wordt gegeven aan kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap, bestaande uit open esjes, routes over de erven en erf- en landschapsbeplantingen;
  • 5. indien de gronden zijn gelegen binnen de laag agrarisch cultuurlandschap als "essenlandschap" (conform Catalogus Gebiedskenmerken behorende bij de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel) de volgende voorwaarden gelden:
    • a. de gronden niet zijn aangeduid als "landschapswaarden";
    • b. het nieuwe agrarisch bedrijf mag uitsluitend worden gesitueerd op de flank van de es, met dien verstande dat de karakteristieke structuur van de erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt;
  • 6. indien de gronden zijn gelegen binnen de laag lust en leisure als "donkerte" (conform Catalogus Gebiedskenmerken behorende bij de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel) de volgende voorwaarde geldt:
    • a. voor wat betreft ligboxen, het stellen van beperkingen in verband met de toename van lichtemissie.