direct naar inhoud van 7.2 Nadere toelichting op de planregels
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

7.2 Nadere toelichting op de planregels

Hieronder wordt per thema ingegaan op de doorwerking van de visie in de regels.

7.2.1 Landbouw

Het plangebied vervult een belangrijke agrarische functie. Deze functie wordt bestemd door middel van het opnemen van agrarische gebiedsbestemmingen:

  • 1. Agrarisch: terreinen met een agrarische gebruikswaarde; hier bevinden zich weinig tot geen aaneengesloten terreinen, die landschapswaarden dan wel natuurwaarden van enig belang hebben.
  • 2. Agrarisch met waarden – Landschap: terreinen met een agrarische gebruikswaarde die tevens bijzondere landschapswaarden bevatten.

Grondgebonden veehouderij

Veeteelt is de tak van landbouw waarbij men vee houdt voor het verkrijgen van melk, eieren, vlees of bont. Onder vee verstaat men door de mens gedomesticeerde dieren, zoals koeien, varkens, schapen, geiten, paarden en ezels. Wanneer het vee uit vogelsoorten bestaat, spreekt men van pluimvee: kip, kalkoen, parelhoen, gans en eend. Wanneer de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden, spreekt men van een grondgebonden veehouderij. In de gemeente Haaksbergen gaat het met name om melkveebedrijven. Deze bedrijven hebben een agrarische bestemming gekregen. Onder een grondgebonden veehouderij worden ook paardenbedrijven verstaan, die zich richten op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het fokken van dieren. Het gaat dan veelal om paardenfokkerijen, opfokbedrijven en stoeterijen. Deze paardenfokkerijen maken onderdeel uit van de agrarische bestemming en hebben daarom geen aparte bestemming op de verbeelding gekregen. Maneges, paardrijscholen en pensionstalling kennen deze agrarische productiefactor niet en hebben daarom géén agrarische bestemming, maar een bedrijfs- of recreatieve bestemming gekregen.

Intensieve veehouderij

Intensieve veehouderij betreft het houden van vee zoals dat in de Wet milieubeheer staat aangegeven. Het gaat dan met name om het houden van slacht-, fok-, of legdieren in gebouwen zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de grond als productiemiddel. Voor intensieve veehouderij geldt het beleid zoals dat in het Reconstructieplan is opgenomen. Daarom zijn intensieve veehouderijen alleen toegestaan in het "landbouwontwikkelingsgebied" of op reeds bestaande locaties, aangegeven als "intensieve veehouderij". De begripsomschrijving zoals deze in de regels is opgenomen, sluit aan bij het Reconstructieplan. Dit betekent dat bijvoorbeeld "biologische" landbouw niet onder de definitie van en intensief bedrijf valt. Een (melk)geitenhouderij is echter wel een intensieve veehouderij.

Reconstructie intensieve veehouderij

Het Reconstructieplan Salland-Twente heeft voor wat betreft het aspect intensieve veehouderij een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. De in het Reconstructieplan vastgelegde zonering (landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied) is bepalend voor de regeling van intensieve veehouderij in het bestemmingsplan. Deze zonering is op de verbeelding weergegeven. Voor een correcte regeling van de intensieve veehouderij is een duidelijke begripsomschrijving nodig, mede om het te onderscheiden van andere agrarische bedrijfsactiviteiten. Afgeleid van de verklarende woordenlijst in het Reconstructieplan, wordt intensieve veehouderij in de bestemmingsplanregels als volgt omschreven:

  • het moet gaan om een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlakte;
  • er is sprake van veehouderij volgens de Wet milieubeheer;
  • er worden geen melkrundvee, schapen en/of paarden gehouden;
  • er vindt geen "biologische" veehouderij plaats;
  • er worden geen dieren gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

Mogelijkheden
intensieve veehouderij (=iv )  
Landbouw-
ontwikkelings- gebied  
Verwevings-
gebied  
Sterlocaties in verwevings-
gebied  
Extensive-
ringsgebied  
Vestiging iv-bedrijf op nieuw agrarisch bouwperceel
 
Nee   Nee   n.v.t.   Nee  
(Her)vestiging iv-bedrijf op bestaand agrarisch bouwperceel
zonder aanduiding iv (omschakeling)  
Ja   Nee   n.v.t.   Nee  
Uitbreiding iv-bedrijf binnen bestaand iv-bouwperceel   Ja, als recht   Ja, als recht   Ja   Nee*  
Wijziging omvang iv-bouwperceel   Ja, max. 2 ha, via ontwikkelings-
regeling  
Ja, max. 1,5 ha, via ontwikkelings-
regeling
 
a. max. 1,5 ha
b. >1,5 ha voor zover nodig voor een goede be- drijfsontwikkeling en na herziening van het bestemmingsplan  
Nee  
Beperken omvang bouwperceel op basis van bebouwing iv (met kleine uitbreiding ivm milieu of dierwelzijn)   Nee   Nee   Nee   Ja  

* = Een dergelijke uitbreiding is alleen mogelijk als is gebleken dat dit dient ter verbetering van het dierwelzijn en het aantal dierplaatsen gelijk blijft. Hiervoor is in het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Dit betekent dat veehouderijen met een intensieve hoofd- of neventak onder de regels van het Reconstructieplan vallen. Op de verbeelding is in het verwevingsgebied en in het extensiveringsgebied aangegeven waar, in welke bouwpercelen, intensieve veehouderij plaatsvindt en is toegestaan. Dat is gebeurd door het opnemen van de aanduiding "intensieve veehouderij" in de betreffende bouwpercelen. In het landbouwontwikkelingsgebied is deze aanduiding niet expliciet opgenomen, aangezien daar op alle agrarische bouwpercelen intensieve veehouderij is toegestaan.

Sterlocaties

Behalve in de landbouwontwikkelingsgebieden, komt intensieve veehouderij ook veel voor in het verwevingsgebied. Voor een aantal hiervan is het in het Reconstructieplan mogelijk gemaakt om deze extra ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Dit om extra kansen en garanties te bieden voor een verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij. Deze bedrijven kunnen als "sterlocatie" worden aangewezen. Een sterlocatie is een ruimtelijk geschikte en milieuverantwoorde locatie in een verwevingsgebied. Met de aanwijzing van een agrarisch bouwperceel tot sterlocatie kan worden voorkomen dat zich in de omgeving daarvan ontwikkelingen voordoen die de toekomstige groei van de intensieve veehouderij belemmeren. Er kan dus ruimte worden gereserveerd voor groei van het bedrijf in de toekomst. Het zal daarbij vooral gaan om het voorkomen van stankgevoelige functies in de omgeving van het bedrijf.

Agrarische bouwpercelen

Op de verbeelding zijn agrarische bouwpercelen opgenomen. Het bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is toegestaan binnen de op de kaart aangegeven bestemmingsvlakken voor agrarische bedrijven, namelijk binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". Wel is een aanduiding opgenomen met een toegelaten bebouwd oppervlakte (grootte van het bouwperceel). In principe dient alle bebouwing en verharding, inclusief mestbassins, sleufsilo's, opslag van kuilvoer en erfverharding, binnen het bestaande bestemmingsvlak te worden gesitueerd. Er is een afwijkingsregeling opgenomen om dergelijke bouwwerken buiten het bestaande bestemmingsvlak te realiseren.

Voor intensieve veehouderijen geldt een regeling voor de toegelaten oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij. De regeling is gebaseerd op de zonering uit het Reconstructieplan Salland - Twente.

  • voor agrarische bedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied is in principe op alle agrarische bouwpercelen intensieve veehouderij toegestaan;
  • voor agrarische bedrijven in het verwevingsgebied is voor de betreffende locaties de aanduiding "intensieve veehouderij" opgenomen met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1, 2, 3, 4 of 5", waarbij geldt dat voor het perceel sprake is van een sterlocatie ("sba-amv1"), een bouwperceel met een toegelaten bebouwd oppervlakte van 1 hectare ("sba-amv2"), 0,5 hectare ("sba-amv3"), 0,25 hectare ("sba-amv4") of een specifieke grootte van het bebouwde oppervlakte op grond van de vergunde situatie ("sba-amv5");
  • voor agrarische bedrijven in het extensiveringsgebied is voor de betreffende locaties de aanduiding "intensieve veehouderij" opgenomen en geldt een toegelaten bebouwd oppervlakte voor de intensieve veehouderij zoals die is opgenomen in de regels in de tabel bij de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf".

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten of wijzigen van het agrarisch bouwperceel in het extensiveringsgebied en het verwevingsgebied ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven, mits:

  • dit noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 1,5 ha;
  • er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten of wijzigen van het agrarisch bouwperceel in landbouwontwikkelingsgebied, mits:

  • dit noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 2 ha;
  • er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten of wijzigen van het agrarisch bouwperceel ten behoeve van intensieve veehouderij in verwevingsgebied, mits:

  • dit noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 1,5 ha
  • er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • met voorgaande regelingen dient conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel voldoende te worden aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  • is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.

Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het vergroten of wijzigen van het agrarisch bouwperceel ten behoeve van agrarische bedrijven. De aanduiding "sba-amv 1 tot en met 4" kan hiermee worden gewijzigd. Voor de bedrijven met de aanduiding "sba-amv5" is het mogelijk om het agrarisch bouwperceel te verruimen tot de grootte van het bouwperceel conform het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" (door gemeenteraad vastgesteld op 29 november 2000). Bij de wijzigingsbevoegdheden geldt het volgende:

  • de verruiming van het bouwperceel noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.

Nge   Bestemming   Grootte bestem-
mings-
vlak  
Bebouwings-
mogelijkheid  
Wijzigings-
bevoegdheid  
Tot 10 nge   Woonbestemming        
Meer dan 10 nge   Agrarisch - Agrarisch bedrijf   1,5 ha   - 1,0 ha (sba-amv2)
- 0,5 ha (sba-amv3)
- 0,25 ha (sba-amv4)  
- in verwevingsgebied 1,5 ha
- in landbouwontwikkelingsgebied 2,0

- 1,0 ha (sba-amv2)
- 0,5 ha (sba-amv3)
- 0,25 ha (sba-amv4) ha  
Meer dan 10 nge met bouwperceel op basis van vergunde situatie   Agrarisch - Agrarisch bedrijf   1,5 ha   - bouwperceel op basis van vergunde situatie (sba-amv5)   - 1,0 ha (sba-amv2)
- 0,5 ha (sba-amv3)
- 0,25 ha (sba-amv4)

- oppervlakte bouwperceel verruimen afhankelijk van het agrarische bouwperceel van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 29 november 2000)  

Overschrijding bestemmingsvlak agrarische bedrijven

Uit oogpunt van flexibiliteit is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee een bestemmingsvlak voor een agrarisch bedrijf met ten hoogste 20 meter mag worden overschreden. Voor de toepassing van deze afwijking gelden enkele voorwaarden zoals het aantonen van de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

Splitsing agrarische bouwpercelen en bestemmingsvlak agrarische bedrijven

Het splitsen van een bouwperceel en/of een bestemmingsvlak voor agrarische bedrijven in twee aparte bouwpercelen/bestemmingsvlakken wordt niet mogelijk gemaakt. Een splitsing wordt geïnterpreteerd als het oprichten van een agrarisch bedrijf. Dit is niet toegestaan in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen.

Agrarische bedrijfswoning

Bij ieder agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoudsmaat van 750 m3. Bouwpercelen waar geen bedrijfswoning aanwezig is en waar een nieuwe agrarische bedrijfswoning niet is toegestaan, zijn voorzien van de aanduiding (-bw). Indien een extra wooneenheid noodzakelijk is, kan ten behoeve van inwoning de inhoud van de agrarische bedrijfswoning worden vergroot tot 1.000 m3. Uiterlijk dient er sprake te blijven van één woning. In het bestemmingsplan is de extra wooneenheid via een afwijking mogelijk gemaakt.

Nieuwe (tweede) agrarische bedrijfswoning

De huidige moderne bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf maakt een tweede agrarische bedrijfswoning steeds minder noodzakelijk. In de praktijk blijkt dat tweede agrarische bedrijfswoningen vaak van het bedrijf worden afgesplitst en in gebruik worden genomen als burgerwoning. Toch kan het in uitzonderingsgevallen noodzakelijk zijn dat een tweede agrarische bedrijfswoning wordt opgericht. Hiertoe is een afwijkingsregeling in het plan opgenomen, waaraan onder andere de volgende voorwaarden zijn gekoppeld:

  • 1. de noodzaak van de woning voor de agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond; in ieder geval moeten minimaal twee volwaardige arbeidskrachten fulltime op het agrarisch bedrijf werkzaam zijn en het bedrijf dient een omvang van minimaal 120 nge te hebben;
  • 2. het dient te gaan om een agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren, waarbij permanent toezicht en begeleiding van de dieren noodzakelijk is;
  • 3. de tweede bedrijfswoning dient op het bouwperceel of direct aangrenzend aan het bouwperceel (op maximaal 25 m vanaf de rand van het bouwperceel) te worden gebouwd;
  • 4. er is geen sprake van een afgesplitste tweede bedrijfswoning.

Woningen die in het verleden als (tweede) bedrijfswoning zijn gebouwd, maar die inmiddels van het agrarisch bedrijf zijn afgesplitst, krijgen conform de feitelijke situatie een woonbestemming. Dit kan gevolgen hebben voor naastgelegen bedrijven. Het gebruik is hierbij echter bepalend, niet de geldende bestemming.

Agrarische bedrijfsbebouwing

Agrarische bedrijfsgebouwen zijn binnen het bouwperceel rechtstreeks toegestaan (uiteraard is wel een omgevingsvergunning nodig). Ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn voedersilo's, mestsilo's, luchtwassers en sleufsilo's bij recht toegestaan. In de planregels zijn hiervoor wel maximale hoogtematen opgenomen.

In verband met de toenemende vraag voor het realiseren van kuilvoerplaten buiten het bestemmingsvlak voor agrarische bedrijven, is hiervoor een afwijking met bijbehorende voorwaarden opgenomen zoals dat de kuilvoerplaat aansluitend aan het bestemmingsvlak moet zijn.

Ten aanzien van schuilstallen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het oprichten van één schuilstal per 1 hectare. Hierbij vindt een belangenafweging plaats. De bestaande waarden mogen niet worden geschaad. In een agrarisch gebied met waarden (natuur en/of landschap) wordt het "nee, tenzij"-principe gehanteerd, in verband met de aanwezige waarden.

Rijhallen

De oprichting van een rijhal (binnenrijbak) kan vanuit ruimtelijk opzicht grote consequenties hebben. Rijhallen hebben in het algemeen een flinke omvang en dienen goed landschappelijk te worden ingepast. Het bouwen van een rijhal is binnen de bestemmingen "Agrarisch – Agrarisch bedrijf" en "Agrarisch – Paardenhouderij" alleen toegestaan via een afwijkingsmogelijkheid. Als voorwaarde geldt dat de noodzaak via een bedrijfsplan moet worden aangetoond. De oppervlakte van een rijhal mag niet meer dan 1.000 m2 bedragen.

Buitenrijbakken

Voor het houden van paarden bestaat bij bewoners en gebruikers van het buitengebied een toenemende belangstelling. Dit heeft tot gevolg dat ook de behoefte aan buitenrijbakken toeneemt. Binnen de bestemmingsvlakken van zowel burgerwoningen als agrarische bedrijfspercelen zijn buitenrijbakken bij recht toegestaan. Ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is ervoor gekozen om buitenrijbakken weliswaar net buiten het bestemmingsvlak toe te staan, maar wel via een afwijking. Daarmee kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van onder andere landschappelijke inpassing.

Beginsel van bebouwingsconcentratie en nadere eisen-regeling

Via de nadere eisen regeling kunnen B&W eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ten behoeve van het beginsel van de bebouwingsconcentratie, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen. Op deze manier kan eventueel worden voorkomen dat problemen met milieuvergunningen ontstaan of dat de eigenaar/gebruiker van een aangrenzend perceel wordt gehinderd in zijn gebruiksmogelijkheden. Ook kan de eis worden gesteld om te komen tot een goede landschappelijke inpassing van het bedrijf. Het is belangrijk dat bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd wordt gebouwd, zodat geen rommelig overkomende verspreide bebouwing wordt gerealiseerd.

Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

Agrarische activiteiten richten zich steeds meer op andere dan de reguliere agrarische activiteiten (houden van vee, teelt van gewassen). Met deze "nieuwe" activiteiten, waarbij gedacht moet worden aan kamperen-bij-de-boer, bed & breakfast, zorgactiviteiten, detailhandel, maar ook de levering van diensten op het gebied van natuur- en waterbeheer, wordt ingespeeld op veranderende wensen van de consument. Niet-agrarische nevenactiviteiten zijn deels bij recht en deels na afwijking toegestaan.

Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen

Vanwege de beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering zullen de komende jaren een aantal agrarische bedrijfsgebouwen hun agrarische functie verliezen. In het bestemmingsplan worden daarom mogelijkheden opgenomen om deze vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB) - onder voorwaarden - te gebruiken voor agrarisch verwante of zelfs niet-agrarische functies. Welke functie toegestaan wordt, is afhankelijk van de ligging in het landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied of extensiveringsgebied. De nieuwe functie mag uitsluitend in de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen plaatsvinden. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van een nieuwe functie in VAB wordt onder meer getoetst aan onder meer de gevolgen voor natuur en landschap en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

7.2.2 Natuur en Landschap

De bestaande bos- en natuurgebieden hebben de bestemming "Bos" en de bestemming "Natuur" gekregen. Deze bestemmingen zijn onder meer opgenomen voor de bos- en natuurgebieden die in eigendom en beheer zijn van natuurterreinbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, dan wel waarvoor een particuliere natuurbeheerovereenkomst is afgesloten. Het ruimtelijk beleid is gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van de natuurwaarden.

Ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden zal een aantal werken en werkzaamheden eerst moeten worden getoetst op hun effect op de natuur- en landschapswaarden. Door een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" te eisen heeft de gemeente een dergelijk toetsingsmoment, zie hiervoor de afwegingscriteria in paragraaf 8.1.2. Deze werkzaamheden zijn dus niet bij voorbaat strijdig met de natuur- en landschapswaarden. Wanneer de werkzaamheden geen blijvende, wezenlijke invloed hebben op de natuur- en landschapswaarden, zal een vergunning worden verleend.

Een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er sprake is van normaal onderhoud of beheer. Onder normale onderhoudswerkzaamheden worden werkzaamheden verstaan die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden, zoals deze blijken uit de opgenomen bestemming.

7.2.3 Wonen

De bouwpercelen die in gebruik zijn voor burgerwoondoeleinden, zijn bestemd voor "Wonen". Binnen het bestemmingsvlak zijn behalve de woning (en eventuele aan- en uitbouwen) ook bijgebouwen, tuin en erf toegestaan. Daar waar meerdere burgerwoningen zich binnen hetzelfde bestemmingsvlak bevinden, is dit aangegeven met een vierkant symbool.

De inhoud van burgerwoningen mag maximaal 750 m3 bedragen. De oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn. Binnen het bestemmingsvlak van een burgerwoning mag een buitenrijbak worden opgericht. Deze dient uitsluitend voor een hobbymatig gebruik.

In het plangebied komt een aantal kleinere burgerwoningen voor, die in het verleden oorspronkelijk zijn gebouwd als recreatiewoning. Omdat deze woningen in veel gevallen zijn gelegen in gebieden met bijzondere (natuur)waarden, in combinatie met het recreatieve gebruik van weleer, is destijds bewust een lagere inhoudsmaat toegestaan dan bij burgerwoningen. Om te voorkomen dat de bebouwingsmassa bij het (legale) gebruik als burgerwoning explosief kan toenemen, mogen deze woningen maximaal 450 m3 bedragen. Qua aan- en bijgebouwen is de oppervlakte beperkt tot 50 m2. Er is een afwijkingsregeling opgenomen om de maximale inhoud van de woningen te vergroten tot 750 m3, mits er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan.

Woningsplitsing (verbouwen tot twee afzonderlijke, zelfstandige woningen, met een eigen voordeur en huisnummer) wordt niet toegestaan. Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin door splitsing een voormalige boerderij (woongedeelte met aangebouwde deel) kan worden behouden. Bij een inhoud van meer dan 1.000 m3 zijn twee wooneenheden toegestaan.

Het hoofddoel van Rood voor Rood is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. Hierbij dient te worden voldaan aan het vastgestelde beleid omtrent Rood voor Rood. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapontsierende (agrarische en niet-agrarische) bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om die realisatie mogelijk te maken, kunnen op planologisch verantwoorde locaties één of meer bouwkavels voor een woning worden toegekend. Om een nieuwe woning te kunnen realiseren dient er minimaal 850 m2 voormalige bedrijfsbebouwing (of 4.500 m2 aan kassen) te worden gesloopt. De toepassing van een dergelijke regeling is maatwerk, welke mogelijk is gemaakt in een ontwikkelingsregeling, waarbij de gemeente onder meer de volgende aspecten beoordeelt:

  • de hoeveelheid te slopen gebouwen;
  • de sloopkosten;
  • de waarde van de bouwgrond;
  • en de locatie van de nieuwe woning.

In plaats van in zorginstellingen vindt steeds meer zorg en begeleiding aan huis plaats. Daarnaast blijven mensen langer zelfstandig thuis wonen. Dit zorgt ervoor dat de vraag naar mantelzorg toeneemt. Mantelzorg is het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Er is een afwijkingsregel opgenomen voor de mogelijkheid om een bijgebouw tijdelijk te bewonen ten behoeve van mantelzorg. Er mag maximaal 100 m2 in gebruik worden genomen als afhankelijke woonruimte. Nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is niet mogelijk. Bewoning van een bijgebouw ten behoeve van mantelzorg is altijd een tijdelijke situatie en zal nooit tot een woonbestemming leiden.

7.2.4 Bedrijf

Alle niet-agrarische bedrijven die legaal en bij wijze van hoofdactiviteit worden uitgeoefend (niet zijnde beroep of bedrijf aan huis), hebben een bedrijfsbestemming gekregen. Het gaat daarbij veelal om ambacht, handel en nijverheid. In de regels is per adres opgenomen welke activiteit is toegestaan, welke bebouwingsmogelijkheden in dat geval zijn toegestaan (het toegestane aantal bedrijfswoningen, de toegestane oppervlakte bebouwing inclusief bedrijfswoningen en de maximale goothoogte en bouwhoogte). De uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven is per geval beoordeeld (maatwerk). Daarbij is gelet op:

  • op welke wijze het bedrijf ter plaatse is ontstaan;
  • de vergunde activiteiten op basis van milieuwet- en regelgeving;
  • de binding met het landelijk gebied;
  • de ruimtelijke inpasbaarheid (ontsluiting, uitstraling et cetera).

In geval van bedrijfsbeëindiging, dan wel in die gevallen waarin handhaving van de bestaande bedrijfsfunctie minder wenselijk is, is het mogelijk om een ander soort bedrijf toe te staan door middel van een afwijkingsmogelijkheid. Bedrijfsactiviteiten worden in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering ingedeeld naar categorieën. Bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn in het algemeen inpasbaar in het landelijk gebied. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om:

  • 1. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, imkerij;
  • 2. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij, hovenieren, boomverzorgingsbedrijven;
  • 3. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • 4. opslag- en stallingsbedrijven;
  • 5. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau.

Bij beëindiging van de bedrijfsfunctie zoals genoemd in de regels kan dan met een afwijking worden omgeschakeld naar één van de hierboven genoemde bedrijfsfuncties.

7.2.5 Infrastructuur

De in het plangebied voorkomende (spoor)wegen zijn bestemd tot "Verkeer" of "Verkeer - Railverkeer".

De wegen die op de verbeelding zijn bestemd als "Verkeer" hebben een categorienummer (2, 3 of 4) gekregen. Dit nummer heeft betrekking op:

  • de functie van de weg, zoals deze op basis van "duurzaam veilig" is aangegeven (de provinciale en gemeentelijke wegen zijn gebiedsontsluitingswegen en de overige wegen zijn erftoegangswegen);
  • de langs de wegen in acht te nemen bebouwingsbeperking. Hoe belangrijker de weg, des te breder de bebouwingsvrije zone, samenhangend met de intensiteit van en het gewenste vrije uitzicht voor het verkeer.

De bestemming van de wegen is als volgt:

  • bestemming "Verkeer - 2" voor de aanwezige N-wegen, dit betreft de N18 (Eibergsestraat/Enschedesestraat), N315 (Needseweg), N347 (Goorsestraat) en N739 (Hengelosestraat);
  • bestemming "Verkeer - 3" voor de wegen met een bovenlokale functie, dat zijn de Buurserstraat, Haaksbergerweg, Alsteedseweg en Noordsingel;
  • bestemming "Verkeer - 4" voor de Broekheurnerweg, Beckummerweg en Rietmolenweg;
  • de overige wegen zijn opgenomen binnen de gebiedsbestemmingen.

Met het oog op de verkeersveiligheid is in de algemene bouwregels een bebouwingsvrije zone voor gebouwen opgenomen, afhankelijk van de opgenomen bestemming.

In het gebied voorkomende leidingen (zoals aardgas, hoogspanning et cetera) die ruimtelijk relevant zijn en in hun directe omgeving gevolgen hebben voor het grondgebruik (en de bebouwingsmogelijkheden), zijn op de verbeelding opgenomen. Binnen de belemmerende stroken geldt een vergunningplicht voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarbij advies van de leidingbeheerder nodig.

Voor de hoogspanningsleidingen geldt een belemmeringenstrook en een onderzoekszone. De belemmeringenstrook is 25 meter aan weerszijden van de leiding, deze zone is op de verbeelding opgenomen. De (indicatieve) onderzoekszone is 50 meter aan weerszijden van de leiding. Deze zone is gebaseerd op het voorzorgprincipe. Binnen deze zone geldt een onderzoeksplicht voor nieuwe woningen, scholen en kinderdagverblijven.

7.2.6 Algemene regels

Verbeeldingen

Op de verbeelding zijn de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen. In de regels die aan de verbeelding zijn verbonden, wordt ingegaan op de regeling die hierbij geldt. De bestemmingslegging is gebaseerd op verschillende aspecten: het huidige grondgebruik, de aanwezige waarden, het toegestane grondgebruik in het vigerende bestemmingsplan, het ruimtelijk beleid, verleende ontheffingen en bouwvergunningen et cetera. De verbeelding is opgesteld volgens de verplichte landelijke standaarden (IMRO2008 en SVBP2008).

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Een verdichting kan zich met name voordoen wanneer een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan een keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Bebouwingsgrenzen

In dit artikel zijn enkele voor alle bestemmingen geldende bepalingen gegeven voor de plaatsing van bouwwerken. Zo wordt bijvoorbeeld per wegencategorie aangegeven welke afstand ten opzichte van de as van de weg in acht genomen dient te worden. Van deze afstandseisen mag worden afgeweken (via een afwijking), mits daar uit hoofde van de wegbeheerder geen bezwaar bestaat. Voor zover binnen deze grenzen reeds aanwezig is, moet de afwijking als verleend worden beschouwd.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving (lid 1 van elk artikel) voldoende duidelijkheid schept. Bij de meeste artikelen is aangegeven wat in elk geval onder "verboden gebruik" moet worden verstaan.

 

Algemene afwijkingsbepaling

Deze afwijkingsbepaling is opgenomen om als toetsingskader te dienen bij het toepassen van afwijkingen. Zo kan voor ontwikkelingen in landschappelijk waardevol gebied verwezen worden naar voorwaarden uit een Landschapsontwikkelingsplan.

Overgangsregels

Bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op de momenten reeds verleende bouwvergunning/omgevingsvergunning bouwen, mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard en omvang niet worden vergroot. Bij de vraag of ook de afwijking wordt vergroot, kan ook het gebruik relevant zijn.

In het vierde lid is het overgangsrecht met betrekking tot gebruik opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.