direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie vormt een belangrijk beleidskader voor de gewenste ontwikkelingen in de provincie Overijssel. De Omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie en is een samenvoeging van het Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan en Bodemvisie in het kader van ILG-afspraken met het Rijk.

De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling. In de Omgevingsvisie vormen "duurzaamheid" en "ruimtelijke kwaliteit" de rode draad.

Duurzaamheid

Duurzaamheid vraagt volgens de visie om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Voor duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Hierbij gaat het om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. Het gaat dan om:

  • Robuuste natuur: realisatie biodiversiteit middels de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
  • Behoud van landschapswaarden door ontwikkeling in Nationale Landschappen.
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor schaalvergroting en -verbreding van de landbouw, onder voorwaarden van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
  • Zuinig ruimtegebruik door herstructurering van bedrijventerreinen en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden.
  • Hoofdinfrastructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water).
  • Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.
  • Bevorderen van een gezond en veilig leefmilieu en behoud van balans tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de visie gerealiseerd door bescherming en verbinding van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De gehanteerde definitie is "ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is".

Overijssel is een rijke en gevarieerde provincie. De verschillende typen gebieden met hun karakteristieke en kwalitatieve kenmerken, moeten met de Omgevingsvisie worden versterkt en vernieuwd. In de Omgevingsvisie is het "spectrum aan verschillende gebiedskenmerken" gegroepeerd in vier lagen; de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijk laag en een "lust- en leisure" laag.

Aan de hand van deze lagenbenadering wordt ingezet op nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook tussen oud en nieuw, tussen rood en groen et cetera. De ambitie is het in gang zetten van een kwaliteitsontwikkeling, waarbij elk project, elke ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Indien in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. In de Catalogus Gebiedskenmerken is het provinciaal belang van alle gebiedstypen en -kenmerken beschreven en is hieraan ambitie en sturing toegevoegd.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Door middel van het Uitvoeringsmodel wordt duidelijk of een actie daadwerkelijk bijdraagt aan die gezamenlijke visie. Het model is gebaseerd op drie niveaus, namelijk:

  • 1. Generieke beleidskeuzes.
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven.
  • 3. Gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes (of-vraag)

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de Europese Unie, het rijk of de provincie. Ook wordt in deze fase de "SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur et cetera.

De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven. Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar kan worden ontwikkeld.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de flexibiliteit voor de toekomst.

Gebiedskenmerken (hoe-vraag)

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

De bijlage Catalogus Gebiedskenmerken geeft meer in detail inzicht in de kenmerken van verschillende gebieden en wat in die gebiedskenmerken van provinciaal belang is voor de wijze waarop een ontwikkeling invulling krijgt. Door ontwikkeling conform de catalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen en steden versterkt.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

Toetsing aan het uitvoeringsmodel

Op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie maken deze drie niveaus duidelijk "of", "waar" en "hoe" een ruimtelijke ontwikkeling kan worden gerealiseerd. Dus bij een initiatief kan met deze drie niveaus worden bepaald of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het kan worden uitgevoerd. Op de afbeelding "Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel" is het uitvoeringsmodel schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0002.jpg" Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien op basis van het uitvoeringsmodel wordt geconcludeerd dat een ontwikkeling mogelijk is, dan geven de ontwikkelperspectieven richting aan waar dit het beste kan worden ontwikkeld. Het plan is acceptabel als het de duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit versterkt. Daarvoor is het niveau van de gebiedskenmerken ontwikkeld. In de Catalogus Gebiedskenmerken is voor elke plek van Overijssel te zien welke gebiedskenmerken van provinciaal belang worden geacht in elk van de vier lagen (natuurlijk, agrarisch cultuurlandschap, stedelijk en lust en leisure). De kwaltiteitsopgaven en voorwaarden in deze catalogus bepalen hoe de gemeente de beoogde ontwikkelingen in grote lijnen moet uitvoeren. Uiteraard is het mogelijk om aanvullende gebiedskenmerken vanuit lokaal belang in het plan te verwerken.

Relevante beleidsuitgangspunten

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat Zuidwest-Twente een veelzijdig landbouw-, natuur- en recreatiegebied blijft met grote en kleine kernen in een karakteristiek Twents verstedelijkingspatroon. In aanvulling op de netwerkstad levert Zuidwest-Twente een belangrijke bijdrage aan de regionale sociaaleconomische ontwikkeling.

In het buitengebied van Haaksbergen wordt gericht op het landschap, natuur en recreatie. Hierbij wordt ingezet op de versterking van de gebiedskenmerken. Kansen zijn er voor de verrijking in de diversiteit aan woonmilieus rondom het stedelijk netwerk. Hierbij hoort ook de versterking van de groenblauwe structuren.

Gebiedskenmerken

Zuidoost-Overijssel heeft gebiedskenmerken met een provinciaal belang. In Zuidoost-Overijssel vormen de Twentse lanen, de kanalen en de beken het regionale ruimtelijke netwerk dat de diverse landschappen bij elkaar houdt. Dit netwerk behoeft versteviging en meer ruimtelijke expressie.

Ontwikkelingsperspectieven

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan (nieuwe) ontwikkelingen. Bij de ontwikkelingsmogelijkheden moet worden voldaan aan de voorwaarden van generiek instrumentarium (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0003.jpg"

Afbeelding: Ontwikkelingsperspectieven gemeente Haaksbergen

Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn de volgende ontwikkelingsperspectieven voor de Groene omgeving van belang:

  • 1. Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur: aaneengesloten structuur van natuurgebieden en een zoekgebied ecologische verbindingszone. EHS (bestaande natuur en nieuwe natuur) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.
  • 2. Buitengebied, accent productie: gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plaats is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).
  • 3. Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte: mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren. Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

De ontwikkeling in de Groene omgeving is niet langer gebonden aan strikte voorschriften van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Ruimte wordt geboden aan economische dynamiek en het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit. Daarom worden meervoudig ruimtegebruik en creatieve en-enoplossingen gestimuleerd. Ingezet wordt op bescherming van kwaliteiten en het benutten van ontwikkeling en dynamiek voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de Catalogus Gebiedskenmerken bepalend zijn voor ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling.

Gemeenten krijgen handelingsvrijheid als zij deze benadering doorvertalen naar de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.

Thematische uitgangspunten Groene omgeving

Voor de Groene omgeving zijn thematische uitgangspunten opgesteld. Hieronder wordt ingegaan op relevante uitgangspunten voor het plangebied.

Economie en vestigingsklimaat

In de Groene omgeving wordt ruimte geboden aan ondernemers die kansen zien voor nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied. De ambitie is vitale werklocaties, die aansluiten bij de vraag van ondernemingen. Ook worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor schaalvergroting en verbreding in de landbouw. Grootschalige ontwikkelingen (nieuwe of uitbreiding van bestaand) in de Groene omgeving, zijn uitsluitend toegestaan indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate worden gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Agrarische bedrijvigheid

In de Omgevingsvisie wordt op voorhand geen maximum gesteld aan agrarische bouwpercelen. Er is een omslag van "sturen op kwantiteit" naar "sturen op kwaliteit". Echter, voor intensieve veehouderijen geldt wel een maximum, namelijk op basis van het Reconstructieplan. De intensieve veehouderij heeft vooral ontwikkelingsmogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) en op sterlocaties in verwevingsgebieden.

Bij bijzondere landschapselementen zoals de essen en beekdalen in Twente, wringt de ontwikkeling van boomteelt en ondersteunend glas met de belangen van landschap en cultuurhistorie. In beekdalen wordt een beperkte ontwatering toegestaan gericht op het gebruik als grasland, om mogelijke bodemdaling te voorkomen en natuurlijke condities te behouden.

Bij de vestiging van nieuwe agrarische bedrijven moeten, conform het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, in eerste instantie bestaande vrijkomende agrarische locaties of andere bebouwde locaties worden benut. In bepaalde gevallen is onder voorwaarden de vestiging van een nieuw agrarische bouwperceel mogelijk.

Wonen

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving maakt het onder meer mogelijk om landschapontsierende opstallen te slopen door de mogelijkheid te bieden een gebouw met woonbestemming toe te voegen (Rood voor Rood). Hoofddoel hierbij is het versterken van ruimtelijke kwaliteit, waarbij de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gelden. Het verlies van ecologisch en landschappelijk kapitaal dient in voldoende mate te worden gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. De gemeenten hebben het voortouw bij het toepassen van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. De provincie gaat er vanuit dat kwantitatieve voorschriften op lokale schaal zijn doorvertaling krijgen en dat aspecten als inhoud van woningen en bijgebouwen, inrichting en gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en bouwperceelregels dan niet langer van provinciaal belang hoeven te zijn.

In het buitengebied is, aanvullend op de woonmilieus in de steden en dorpen, ruimte voor ontwikkeling van aanvullende woonmilieus. In het buitengebied wordt ook ingezet op ontwikkeling en ondersteuning van zorg en voorzieningen voor openbaar vervoer.

Recreatie

In de verblijfsrecreatie is een toename in de vraag naar een gevarieerd aanbod en een hogere kwaliteit een belangrijke trend. Met de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt een stimulans gegeven voor de verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit in de bestaande verblijfsaccommodaties met innovatieve concepten.

Voor de gemeente Haaksbergen is er geen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen, tenzij sprake is van een innovatief concept of indien de realisering van de recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls van bestaande recreatieterreinen. Hierbij moet het gaan om recreatiewoningen die gericht zijn op de verhuur. Permanente bewoning van recreatiewoningen en -verblijven wordt tegengegaan.

De toeristisch-recreatieve infrastructuur voor wandelen, fietsen, varen en paardrijden is erg belangrijk voor de toeristische aantrekkingskracht. De routes verbinden voorzieningen en kernen en maken het mogelijk het Overijsselse landschap te beleven. Ingezet wordt op verbetering van belevingswaarde, aansluiting op verblijfsaccommodaties, bewegwijzering en aantrekkelijkheid en landschappelijke inpassing.

Landgoederen

De landgoederen in de provincie worden gekoesterd. Ingezet wordt op het behoud en waar nodig en mogelijk het herstel van het samenhangend geheel van de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van landgoederen in samenhang met de ontwikkeling van de gebruiksmogelijkheden. Nieuwe landgoederen kunnen een bijdrage leveren aan het realiseren en versterken van andere opgaven, zoals landschapsstructuren, EHS, behoud cultureel erfgoed en recreatief medegebruik.

Natuur

In de Groene omgeving wordt gestreefd naar een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden. Binnen de EHS is alleen ruimte voor andere ontwikkelingen als deze niet ten koste gaan van de kenmerken en waarden van de EHS. Hierbij worden instrumenten gehanteerd als herbegrenzing, saldobenadering en compensatie. Voor alle Natura 2000-gebieden wordt een beheerplan gemaakt met specifiek aandacht voor verdroging. In het buitengebied van de gemeente Haaksbergen is in de EHS ruimte voor bestaande en nieuwe natuur en een nog uit te werken ecologische verbindingszone. In het buitengebied liggen ook de Natura 2000-gebieden "Buurserzand en Haaksbergerveen" en het "Witte Veen".

De provincie is bezig met de herbegrenzing van de EHS. De herijkte EHS wordt vastgelegd als onderdeel van de actualisatie van de Omgevingsvisie Overijssel.

Landschap

De identiteit en onderlinge diversiteit van landschappen en dorpen dient te worden versterkt. Het cultureel erfgoed moet worden behouden en versterkt. Gekozen wordt voor een ontwikkelingsgerichte strategie door cultuurhistorisch erfgoed te verbinden met de hedendaagse samenleving en ontwikkelingen.

Bereikbaarheid

De vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid. De wegen dienen een goede aansluiting te hebben op hoofdverbindingen van en naar stedelijke centra en streekcentra. Ingezet wordt op de ontwikkeling van een samenhangend routenetwerk met een goede aansluiting van utilitaire en recreatieve fietspaden op hoofdfietsroutes, (regionale) stations en knooppunten. Een kwaliteitsnetwerk voor goederenvervoer verbindt regionale bedrijventerreinen met de hoofdinfrastructuur.

Watersysteem en klimaat

In de provincie dienen optimale watercondities - zowel kwalitatief als kwantitatief - te zijn voor landbouw, wonen, natuur en landschap en voor een betrouwbare drinkwatervoorziening. De provincie moet voorbereid zijn op langetermijngevolgen van klimaatverandering (veiligheid en droogte).

Veiligheid en gezondheid

Het garanderen van waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid is noodzakelijk. Ook wordt gezorgd voor een gezond leefmilieu, zoals aandacht voor donkerte, het bieden van bescherming tegen wateroverlast en een goede (zwem)waterkwaliteit.

Energie en ondergrond

De provincie zet in op een innovatieve en duurzame energievoorziening (biomassa, wind, zon, bodem). Echter in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen zijn uitsluitingsgebieden voor windenergie in verband met de groenblauwe hoofdstructuur en een laagvliegroute en een funnel van Vliegveld Twente (een funnel betreft trechtervormige obstakelvrije vlakken van start- en landingsvlakken met zijkanten in de verlengden van de start- en landingsbanen waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van het oprichten van hoge obstakels). Een zorgvuldig gebruik van de ondergrond is noodzakelijk. In het buitengebied liggen een bestaande zandwinlocatie en zandwinzone, verder zijn er mogelijke zoekgebieden voor zoutwinning en zandwinning.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bij grootschalige ontwikkelingen in het buitengebied (de Groene omgeving) is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is het kwaliteitsinstrument voor de impuls in kwaliteit bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Het provinciaal beleid geeft mogelijkheden voor sociaaleconomische en/of maatschappelijke ontwikkelingen in het buitengebied, mits die bijdragen aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het verlies aan ecologisch en/of landschappelijke waarden moet in voldoende mate worden gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Naast een investering in de ontwikkeling zelf (basisinspanning, versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken), zijn dan ook kwaliteitsprestaties nodig met een investering in de omgevingskwaliteit (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving). Het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving biedt hiervoor richting en inspiratie.

In paragraaf 7.3 is aangegeven hoe rekening is gehouden met de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving in het voorliggende bestemmingsplan. In de regels zijn aan bepaalde afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden de kwaliteitsprestaties uit de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving gekoppeld.

Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening is het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen moet worden ingegaan op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de Catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De relevante lagen in het plangebied en de bijbehorende ambities zijn hieronder beschreven. Ontwikkelingen dienen te passen binnen de ambities voor de gebiedskenmerken.

  • 1. Natuurlijke laag

Dekzandvlakte, hoogveengebieden (in cultuur gebracht), beekdalen en natte laagtes

  • Dekzandvlakte: de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar maken, bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, beplanting met "natuurlijke" soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
  • Hoogveengebieden: de hoogveenrestanten in stand houden en op een aantal plekken het hoogveen opnieuw tot groei brengen. Het open natte karakter is hierbij een belangrijke kwaliteit.
  • Beekdalen en natte laagtes: de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden dient te worden voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Beekdalen zijn belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

  • 2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Jonge heide- en broekontginningslandschap, oude hoevenlandschap, essenlandschap en hoogveenontginningen

  • Jonge heide- en broekontginningslandschap: impuls geven aan de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven met een stevige landschappelijke inpassing.
  • Oude hoevenlandschap: ontwikkelingsimpuls geven aan het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: open esjes, routes over erven, erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn veel mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.
  • Essenlandschap: behoud van de es als ruimtelijke eenheid en versterking van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.
  • Hoogveenontginningen: de resterende oude hoogveenontginningslandschappen als ruimtelijk zelfstandige eenheden, herkenbaar en beleefbaar te maken. Als er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden dan bieden de kleinschalige linten met kavelbeplantingen kans voor een afwisselend woon- en werkmilieu, waar op kleinschalige en behoedzame wijze aan kan worden voortgebouwd.

  • 3. Stedelijke laag

Deze laag is niet van toepassing.

  • 4. Lust- en leisurelaag

Recreatieve voorzieningen (verblijfsrecreatie en recreatieve routes) en ervaringen (donkerte).

  • Recreatie voorzieningen:
    Verblijfsrecreatie: verblijfsrecreatie sterker verbinden met de kwaliteiten van de omgeving en onderdeel uit laten maken van het hele recreatieve netwerk. Het aanbod wordt hierdoor specifieker en sterker verbonden met de Overijsselse kenmerken. Tegelijkertijd kan de kracht van de sector dan beter worden benut om de kwaliteit van de omgeving te versterken. Zo kan het aanbod van recreatieve verblijfsmogelijkheden verbreden. Hergebruik van vrijkomende gebouwen en kwaliteitsverbetering van bestaande terreinen zijn belangrijke strategieën.
    Recreatieve routes: verschuiving in het verplaatsingsgedrag van auto naar fiets. Opheffen van de discontinuïteiten in het padennetwerk. Een schaalniveau hoger: het fiets- en wandelpaden netwerk wordt op niveau van de regio geïntegreerd tot een compleet systeem onder andere door aanleg van fietssnelwegen
    Verbinden van kernen met het buitengebied, ommetjes, gericht op het beleefbaar maken van de directe leefomgeving en het landschap en het verknopen van dit netwerk aan overstapplaatsen aan de hoofd- en regionale infrastructuur. Erfgoed langs het informele trage netwerk wordt benut om de toeristische aantrekkelijkheid van gebieden te vergroten.
  • Donkerte: donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. Huidige "donkere" gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen liever nog wat donkerder maken. Dit betekent terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en lichtbronnen selectiever richten. Het rustige en onthaaste karakter behouden. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de "lichte" gebieden.

Conclusies en aanbevelingen voor de bestemmingsplanregeling naar aanleiding van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

  • Nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies: Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen - met in achtneming van de SER-ladder, het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en de ruimtelijke kwaliteit - voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien sprake is van sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen én is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd. In dit bestemmingsplan is hiermee ook rekening gehouden. In paragraaf 7.3 is dit nader beschreven.
  • Vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen: Met inachtneming van de voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit kan de vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen worden toegestaan als een ondernemer zijn landbouwbedrijf verplaatst voor het realiseren van publieke belangen of als een ondernemer op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en een volwaardig agrarisch bedrijf verplaatst naar een locatie waar wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn op voorwaarde dat het agrarisch bouwperceel als bestemming op de uitplaatsingslocatie(s) in Overijssel wordt opgeheven. Deze voorwaarde geldt niet als er sprake is van een verplaatsing van een intensieve tak van een gemengd landbouwbedrijf naar een landbouwontwikkelingsgebied of als de uitplaatsingslocatie herbenut zal worden door een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • Ecologische Hoofdstructuur: Bestaande natuur en nieuw gerealiseerde natuur: uitsluitend behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën. Nieuwe, nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebieden: mede tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend. Nieuwe ontwikkelingen: geen mogelijkheden toestaan die significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden zullen of kunnen hebben. In het bestemmingsplan moeten regels worden gesteld ter bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden.
  • Reconstructiebeleid: De reconstructiegebieden dienen, voor wat betreft de mogelijkheden van bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, in overeenstemming te zijn met het Reconstructieplan. In de toelichting moet in elk geval expliciet worden verwoord op welke wijze de regels met betrekking tot bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen op het Reconstructieplan zijn afgestemd.
  • Verblijfsrecreatie: In het bestemmingsplan moet permanente bewoning van recreatiewoningen en recreatieverblijven worden uitgesloten. In afwijking hiervan kan permanente bewoning van recreatiewoningen worden toegestaan met een daarop gericht persoonsgebonden overgangsrecht/gedoogbeschikking/ontheffing, voor zover deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet. Overigens de persoonsgebonden gedoogbeschikking vervalt als de persoon, aan wie de beschikking is verleend, overlijdt of verhuist.
  • Duisternis: In het bestemmingsplan is voor agrarische bedrijven een regeling opgenomen dat bij nieuwe stallen de lichthinder wordt beperkt.
  • Uitsluiting windturbines: Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid van het oprichten van nieuwe windturbines binnen gebieden die vallen binnen de aangegeven laagvliegroutes en funnel vliegveld Twente.
  • Externe veiligheid: Het plangebied ligt in een laagvliegroute en funnel van vliegveld Twente.
  • Zoutwinning: Een deel van het plangebied is aangewezen als zoekgebied voor zoutwinning.

Reconstructieplan Salland-Twente

Hoofddoel van de Reconstructiewet concentratiegebieden, die op 1 april 2002 in werking is getreden, is de bevordering van een goede ruimtelijke structuur van het concentratiegebied. Dit geldt in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie en toerisme, water, milieu en infrastructuur, alsmede ter verbetering van een goed woon-, werk- en leefklimaat en van de economische structuur. De eerste stap in de reconstructie van de concentratiegebieden was het opstellen van een Reconstructieplan.

De provincie Overijssel wil met het Reconstructieplan Salland-Twente, dat op 4 november 2004 formeel van kracht is geworden, ruimte en ontwikkelingsmogelijkheden scheppen voor de landbouw en tegelijkertijd problemen op het gebied van milieu, natuur, landschap, water en leefbaarheid aanpakken. Algemeen doel is het bevorderen van een duurzame landbouw. Hierbij gaat het om het bieden van kansen voor de ontwikkeling van in principe alle agrarische sectoren en bedrijfstypen binnen randvoorwaarden vanuit leefomgeving, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Specifieke doelen zijn:

  • het bieden van een goede ruimtelijke structuur voor de landbouw. Daarbij gaat het om het bieden van voldoende geschikte bedrijfslocaties voor de toekomstbedrijven;
  • het verbeteren van de externe productieomstandigheden. Daarbij gaat het vooral om een goede verkaveling en waterhuishouding;
  • het versterken en verbreden van de economische basis van de landbouwbedrijven. Dit wordt gerealiseerd (naast het verbeteren van de ruimtelijke structuur en externe productieomstandigheden) door het bevorderen van verbreding en verdieping. Daarnaast wordt de biologische landbouw gestimuleerd;
  • het bevorderen van de rol van de landbouw als beheerder van het landschap en als leverancier van betaalde groene en blauwe diensten (waterberging) in het algemeen (nieuwe gemengde bedrijven);
  • het bevorderen van de grondgebondenheid van de landbouw, met name door extensivering van de melkveehouderij.

Gebleken is dat een grote veedichtheid en de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij kunnen leiden tot (grote) veterinaire problemen voor de sector (varkens- en vogelpest), beperking van haar ontwikkelingsmogelijkheden, stankoverlast, vermindering van het woon- en leefklimaat en vermindering van de kwaliteit van natuur, landschap en water.

Om de problematiek rond de intensieve veehouderij op een samenhangende manier aan te pakken, wordt gestreefd naar een scheiding van intensieve veehouderij en daarmee conflicterende functies en naar ruimtelijke concentratie van de intensieve veehouderij op duurzame locaties met toekomstperspectief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0004.jpg"

De gemeente Haaksbergen ligt binnen het deelgebied Zuidwest-Twente van het Reconstructieplan. Centraal voor dit deelgebied staat het versterken van de economische vitaliteit van het gebied. Daarnaast moet de kwaliteit van landschap en natuur behouden blijven en moet een gezond platteland samengaan met een gezond sociaal klimaat waar mensen van alle leeftijden en afkomst kunnen wonen en werken.

In het Reconstructieplan wordt het reconstructiegebied voor wat betreft het onderdeel intensieve veehouderij ingedeeld in een drietal zones: landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden. Zie Bijlage 5 Reconstructiezonering en Bijlage 6 Ligging LOG-gebied Haaksbergen.

In de gemeente Haaksbergen is één landbouwontwikkelingsgebied aanwezig. Dit landbouwontwikkelingsgebied is gelegen ten noordwesten van de kern St. Isidorushoeve. De (natuur)gebieden die grofweg overeenkomen met de begrenzing van de PEHS zijn als extensiveringsgebied aangemerkt. De overige gebieden zijn de verwevingsgebieden.

De hoofdlijn in landbouwontwikkelingsgebied is:

  • de intensieve veehouderij een duurzaam perspectief op bedrijfsontwikkeling geven, binnen de geldende wettelijke randvoorwaarden;
  • uitbreiding van andere functies, zoals (verspreide) woningen en recreatie en toerisme, die de ontwikkeling van de intensieve veehouderij beperkingen kunnen opleggen, zo veel mogelijk beperken;
  • ruimte bieden voor de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven en nieuwvestiging van intensieve veehouderij toestaan (initiatieven daartoe zullen zo veel mogelijk in de vorm van clusters worden gerealiseerd);
  • de ontwikkeling van andere landbouwfuncties ruimte bieden en waar mogelijk stimuleren.

Vanuit het Reconstructieplan zijn er drie soorten agrarische bedrijven die zich in een LOG willen vestigen:

  • "verplaatsers" die vanwege een knelpuntsituatie (vanwege bijvoorbeeld aanwijzing natuurgebied of stadsuitbreiding) het bestaande bedrijf moeten saneren;
  • "verplaatsers" die in bestaande situatie geen knelpunt zijn, maar wel zodra zij willen uitbreiden beperkt worden door de bestaande omgevingsfactoren;
  • agrariërs die een bedrijf starten op een nieuwe locatie, al dan niet naast hun bestaande bedrijf. Hierbij geldt wel dat de nieuwe locatie een bestaand agrarisch bouwperceel moet zijn.

De hoofdlijn in verwevingsgebied is:

  • het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
  • ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap et cetera);
  • de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden;
  • extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.

De hoofdlijn in extensiveringsgebied is:

  • bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en – waar mogelijk – van recreatief gebruik;
  • de intensieve veehouderij beëindigen en/of verplaatsen.

In het Reconstructieplan schrijft de provincie Overijssel dat de doelstellingen en de visie van het plan het karakter van richtinggevend beleid hebben. De provincie acht het hierbij van belang dat bestemmingsplannen worden aangepast aan de reconstructiezonering.