direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Noordwest - Christinalust
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00128-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Natuurbegraven Nederland (hierna te noemen NBN) is voornemens op Landgoed Christinalust een natuurbegraafplaats te ontwikkelen. NBN pacht deze grond van de familie Jordaan, eigenaar van het landgoed. Deze ontwikkeling past binnen de visie die de familie Jordaan op het landgoed heeft.

In de toekomstige situatie wordt het plangebied in gebruik genomen als een natuurgebied waarbinnen natuurbegraven mogelijk is. Dit zijn natuurgebieden waar mensen een laatste rustplaats kunnen vinden en de ruimte hebben om met respect voor de natuur een persoonlijke invulling aan de afscheidsceremonie te geven, waar eeuwigdurende rust gegarandeerd is en waar duurzame aandacht is voor natuurontwikkeling en natuurbehoud. Het is daarom vanbelang dat de gronden de bestemming "Natuur" krijgen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt dit mogelijk.

Natuurbegraven is een relatief nieuwe wijze van begraven, waarbij wordt begraven in een natuurlijke omgeving. Een natuurbegraafplaats is in de eerste plaats een bos of een natuurgebied en in de tweede plaats een begraafplaats.

Het initiatief is in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied - Noordwest'. Voor de realisatie van Natuurbegraafplaats Christinalust is daarom een partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest nodig ex artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust is hiervoor ontworpen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Hofdijk in het noorden, de Zwartevennenweg in het oosten, de Windmolenweg in het zuiden en de Haimersweg in het westen en ligt in het westelijk deel van het Enschedese buitengebied.

Het plangebied beslaat circa 28 hectare en wordt voornamelijk gekenmerkt door naaldhoutproductiebossen (met name fijnspar, grove den, Japanse lariks en douglas) van verschillende leeftijden. Daarnaast bestaat het gebied onder andere uit een heideterrein, een waterplas en een aantal landbouwpercelen. Het is gelegen in het buurtschap Twekkelo (ten westen van de stad Enschede).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0002.png"

Afbeelding: Ligging plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied valt onder het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest”, dat op 10 maart 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Op 24 februari 2016 is het bestemmingsplan na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden.

De gronden binnen het plangebied hebben de bestemmingen Bos, Natuur, Water, Agrarisch met Waarden - Agrarische functie met landschapswaarden, en - Agrarische functie met ecologische waarden. Aan de zuidwestzijde van het plangebied liggen de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanningsverbinding en Leiding - Gas. Aan de zuidoostzijde van het plangebied heeft de Gebiedsaanduiding - Geluidzone Industrie een kleine overlap met het plangebied. In het noordwesten van het plangebied heeft de gebiedaanduiding Overige zone- bodemdalingsgebied een overlap met het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0003.jpg"

In dit bestemmingsplan wordt soms de term "Landgoed Christinalust" of "Christinalust" gebruikt. Het daadwerkelijke landgoed Christinalust is wat betreft eigendomsgrenzen groter (7 hectare groter) dan het plangebied. Vanwege de leesbaarheid is ervoor gekozen om in voorliggend bestemmingsplan ook de term "Landgoed Christinalust" te gebruiken voor het plangebied.

Een klein gedeelte van het plangebied is gelegen buiten Landgoed Christinalust. Om de gronden van de natuurbegraafplaats met elkaar te verbinden is een erfdienstbaarheid van overpad gevestigd ten behoeve van Landgoed Christinalust en de daarop te realiseren natuurbegraafplaats.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ” is de Vereniging Behoud Twekkelo actief.

Met de de Vereniging Behoud Twekkelo heeft op 30 januari 2017 overleg plaatsgevonden. Het onderhavige bestemmingplan zal tevens toegezonden worden aan de Vereniging Behoud Twekkelo in het kader van de bestemmingsplanprocedure zodat ze, indien nodig, hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het initiatief om binnen het plangebied een natuurbegraafplaats te realiseren is voorbesproken met daartoe bevoegde medewerkers van de Provincie Overijssel. Zij hebben te kennen gegeven zich in principe te kunnen vinden in deze planontwikkeling. Het concept-ontwerp bestemmingsplan is daarnaast in het kader van het wettelijk vooroverleg aan de provincie voorgelegd.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan, genaamd Buitengebied Noordwest - Christinalust ” in voorbereiding te nemen op 2 november 2016 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal gepubliceerd worden in de Huis aan Huis, in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Een van die belangen betreft 'Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten'.

Conclusie

Door verhoging van de ecologische waarden van het plangebied en door de borging van de duurzame instandhouding van deze ecologische waarden geeft de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats Christinalust invulling aan het nationale belang om ruimte voor een nationaal netwerk van natuur te realiseren voor het overleven en ontwikkelen van flora en faunasoorten. In het plangebied voor natuurbegraafplaats Christinalust wordt door NBN ruim 3 hectare landbouwgrond omgevormd naar natuurterrein. Deze ruim 3 hectare nieuwe natuur levert een substantiële bijdrage aan het nationale netwerk van natuur.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

In het Bro staat onder meer het volgende:

  • 1. de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl. Er is overgangsrecht opgenomen in het Bro;
  • 2. de vormgeving en inrichting van ruimtelijke plannen;
  • 3. gedetailleerde bepalingen over de inhoud van een bestemmingsplan;
  • 4. overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik;
  • 5. de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek;
  • 6. bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

2.1.4 Wet op de lijkbezorging

De wet op de lijkbezorging regelt de lijkbezorging in ruime zin. Hieronder vallen onderdelen zoals de locatie en beheer van een bijzondere begraafplaats. De wet geeft aan dat een bijzondere begraafplaats kan worden aangelegd en in stand kan worden gehouden door een privaatrechtelijke rechtspersoon. De wet regelt voorts dat de gemeenteraad bevoegd gezag is in het aanwijzen van de locatie van de begraafplaats. De wet schrijft daarnaast voor dat er een register dient te worden bijgehouden met de begraven lijken en een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. In de administratie van de natuurbegraafplaats zal een register worden bijgehouden van de exacte locatie van de reserveringen en de begravingen op de natuurbegraafplaats. Dit wordt gedaan omdat er na verloop van tijd geen zichtbare herkenningspunten meer zullen zijn op de plek van het graf.

2.1.5 Besluit op de lijkbezorging

Het Besluit op de lijkbezorging regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van het graf. Zo regelt dit besluit dat bij het begraven geen gebruik mag worden gemaakt van kunststof of metalen omhulsels. Dit sluit aan bij het concept van 'natuurbegraven', waarbij alleen gebruik gemaakt mag worden van natuurlijke materialen die gemakkelijk afbreken en vergaan in de bodem.

Er zijn diverse uitgangspunten waar rekening mee gehouden dient te worden bij de inrichting van een graf. Zo wordt aangegeven dat er minimaal 65 centimeter grond bovenop de kist of het omhulsel moet worden aangebracht. De afstand tussen kisten bedraagt minimaal 30 centimeter. Daarnaast zal de kist of het omhulsel zich 30 centimeter boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand moeten begeven. In het besluit wordt tevens aangegeven dat de afstand van een graf tot aan de erfafscheiding ten minste één meter dient te bedragen.

2.1.6 Inspectierichtlijn Lijkbezorging

De Inspectierichtlijn lijkbezorging kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de volksgezondheid voor de milieu hygiënische aspecten van de lijkbezorging. In deze richtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreiniging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten. In de richtlijn komt naar voren dat een bodem van zand- of zavelgrond het meest geschikt is voor een begraafplaats. Ook wordt aangegeven dat de afstand tussen de begraafplaats en een woning, 20 tot 30 meter dient te bedragen en er een erfafscheiding dient te zijn die de privacy waarborgt. Verder wordt in deze inspectierichtlijn aangegeven dat geluidshinder vanuit de nabije omgeving voorkomen dient te worden. Het is bijvoorbeeld ongewenst dat een begrafenis(toespraak) door geluidhinder wordt verstoord. Er moet daarom worden gestreefd naar een geluidbelasting van niet meer dan 40 dB(A).

2.1.7 Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven

De bijlage 'Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven' behorend bij de Inspectierichtlijn Lijkbezorging is in 2014 geactualiseerd. In deze bijlage zijn adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen opgenomen waaronder adviezen over een adequaat ontwaterings- en afwateringssysteem. In deze bijlage is opgenomen dat de grond- en grondwatercriteria bij natuurbegraven geen belemmerend thema zijn, omdat bij natuurbegraven sprake is van eeuwigdurende grafrust.

Conclusie

Bij de inrichting van de natuurbegraafplaats worden de regels uit de Wet op de lijkbezorging en het Besluit op de lijkbezorging in acht genomen. Met de adviezen uit de Inspectierichtlijn Lijkbezorging wordt bij de inrichting van de natuurbegraafplaats nadrukkelijk rekening gehouden.

De bodem van het plangebied bestaat voornamelijk uit zand en is bij uitstek geschikt voor begraven. Uitgangspunt is een goede inpassing van de natuurbegraafplaats in de omgeving. Om de privacy van het terrein te waarborgen en het zicht vanaf de openbare weg te beperken wordt er rondom, een piëteitszone van 10 meter in acht genomen waar geen begravingen plaatsvinden. Van geluidsoverlast op de natuurbegraafplaats zal vrijwel geen sprake zijn. De dichtstbijzijnde weg, de Windmolenweg, ligt op ongeveer 300 meter van de ceremonieruimte, waar de plechtigheden plaatsvinden. Ook de geluidszone van het nabijgelegen bedrijventerrein Marssteden ligt op ruime afstand van de ceremonieruimte. Aan het afstandscriterium voor een burgerwoning wordt ruimschoots voldaan. Bij de realisatie van Natuurbegraafplaats Christinalust wordt de vereiste begravingsafstand tot de gemiddeld hoogste grondwaterstand uit het Besluit op de Lijkbezorging in acht genomen. Delen van het landgoed zal worden opgehoogd om te kunnen voldoen aan het besluit op de lijkbezorging. Daarbij nadrukkelijk rekening gehouden met de aanwezige ecologische en cultuurhistorische waarde

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0004.png"

Afbeelding 2.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • 1. Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit bet Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • 2. Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsggebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.1.1 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats op landgoed Christinalust wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Ontwikkelingsperspectieven

In het plangebied zijn het ontwikkelingsperspectief Groene omgeving en Stedelijke omgeving van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0005.png"

Kaart ontwikkelingsperspectieven omgevingsvisie Overijssel met plangebied.

Ontwikkelingsperspectieven "Groene omgeving"

In de Groene omgeving staat de volgende uitdaging centraal: behoud en versterking van landschap en het realiseren van een samenhangend netwerk met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.

Het perspectief op provinciaal/regionaal niveau is om, via private initiatieven en de realisering van het Natuur netwerk Nederland (NNN), gebieden met hoge natuurwaarden (weer) in een onderling verband te brengen en gelijktijdig de regionale economie te versterken. Landgoederen maken hier in Overijssel lokaal een onderdeel van uit en combineren natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en economische waarden.

Het NNN (incl. de Natura 2000-gebieden) en het watersysteem liggen in deze zone, die zijn dooraderd met beken, waterlopen, bronnen en vennen. Binnen het NNN staat het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten en de wateropgaven centraal. Daarnaast maken van deze zone ook gebieden deel uit met een agrarische functie. In deze buiten het NNN gelegen gebieden wordt ruimte geboden aan de ontwikkeling van (nieuwe) economische dragers waaronder de landbouw en initiatieven van waterschappen. Door toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving kunnen buiten het NNN nieuwe ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan beheer en versterking van de landschaps-, natuur- en wateropgave worden gerealiseerd.

Toetsing van het initiatief aan het Ontwikkelingsperspectief '"Groene Omgeving"


De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats op het landgoed past binnen het provinciaal beleid voor Kwaliteitsimpuls Groene omgeving en draagt bij aan een versterking van de landschappelijke en natuurwaarden binnen het NNN. Voor de realisatie van de ceremonieruimte vindt een herbegrenzing van het NNN plaats. Ter compensatie wordt ruim 3 hectare landbouwgrond omgezet naar natuur. Deze gebieden liggen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water. De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats Christinalust gaat gepaard met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële waarden van het gebied.Door de realisatie van natuurgraven maakt Natuurbegraven Nederland verbetering van de natuurkwaliteit en een duurzame instandhouding van het natuurgebied mogelijk. Er wordt geïnvesteerd in het uitvoeren van extra natuurherstelmaatregelen voor een versnelde natuurontwikkeling tijdens de gebruiksfase, bijvoorbeeld door het aanbrengen van heideplagsel op schrale bodems voor een verbeterde vegetatieontwikkeling. Daarnaast beheert zij de natuurbegraafplaats als natuurgebied, zowel tijdens als na de gebruiksfase van het gebied als natuurbegraafplaats. Het natuurbeheer is voor minimaal 100 jaar geborgd.

De ontwikkeling betreft een evidente vorm van groen ondernemerschap en een menging van functies waarbij de ecologische en de recreatieve waarden van het gebied versterkt worden. Door het Planbureau voor de Leefomgeving wordt Heidepol (een locatie van NBN) gezien als voorbeeld hoe een bedrijf kan bijdragen aan het in instand houden en versterken van natuur1 . Bij de inrichting van de natuurbegraafplaats wordt aangesloten bij de oorspronkelijke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied welke kenmerkend zijn voor Zuidoost-Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven "Stedelijke omgeving"

In de Stedelijke omgeving zijn enkele bijzondere gebiedscondities die specifieke kansen met zich meebrengen. Het stadsrandgebied is de overgang tussen bebouwd gebied en groene omgeving, zowel entree van de stad als verbinding met het buitengebied. Hier liggen kansen voor recreatiemogelijkheden, nieuwe landgoederen en eventueel stedelijke uitbreiding volgens gebiedskenmerken, bijv. woon-/werklandschappen.

Toetsing van het initiatief aan het Ontwikkelingsperspectief "Stedelijke Omgeving"

De realisatie van de natuurbegraafplaats past binnen de ambitie die geldt voor het stadsrandgebied. Door de aanleg en verbetering van de recreatieve routes door landgoed Christinalust verbeteren de recreatiemogelijkheden. Daarnaast is een natuurbegraafplaats een passende functie in een stadsrandgebied.


Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (Natuurlijke laag, Laag van het agrarisch-cultuurlandschap, Stedelijke laag en Lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast gelden ook gebiedskenmerken van provinciaal belang.


Gebiedskenmerkenkaart "Natuurlijke laag"
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bijvoorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

Het plangebied Christinalust is op de gebiedskenmerkenkaart Natuurlijke laag aangeduid als:

  • Dekzandvlakten en ruggen
  • Beekdalen en natte laagten

"Dekzandvlakte en ruggen'"

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

"Beekdalen en natte laagtes"

Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water.

Toetsing van het initiatief aan de "Natuurlijke laag"
Het kenmerkende reliëf en het verschil tussen droog en nat in het landschap wordt deels hersteld door deze ontwikkeling. Daarnaast wordt met de te treffen landschapsmaatregelen uitsluitend gebruik gemaakt van soorten die van nature voorkomen in het gebied. Het beekdal wordt, als verbinding, versterkt door gebruik te maken van de juiste plantensoorten. Geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de gebiedskenmerken van de "Natuurlijke laag".

Gebiedskenmerkenkaart "Laag van het agrarisch cultuurlandschap"
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart "Laag van het agrarisch cultuurlandschap" aangeduid als:

- Jonge heide- en broekontginningslandschap


"Jonge heide- en broekontginningslandschap"

Veel heidegebieden en nattere delen van het landschap zijn ontgonnen en/of vergaand ontwaterd. Daarmee is een nieuw landschap ontstaan. De dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende grote ruimtematen bepalen nu het beeld.


Toetsing van het initiatief aan de "Laag van het agrarisch cultuurlandschap"

Het initiatief hersteld en versterkt de bestaande landschapskenmerken en de cultuurhistorisch waarden van het landgoed Christinalust. De hoofdstructuur van lanen, bosstroken en waterlopen van het gebied blijft in stand en wordt verder versterkt. De ontwikkeling is in overeenstemming met de gebiedskenmerken van de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'. Zie hiervoor bijlage 1 van de regels voor een nadere onderbouwing.

Gebiedskenmerkenkaart "lust- en leisurelaag"

Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart lust- en leisurelaag aangeduid als:

  • stads- en dorpsranden
  • recreatieve routes en vaarwegen


"Stads- en dorpsranden"

In de stads- en dorpsranden komen stad en land elkaar tegen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden en dorpen als het landschap daaromheen. In de stads- en dorpsranden sluiten recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad / het dorp aan op de binnenstedelijke / dorpsstructuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.


"Recreatieve routes en vaarwegen"
De hoofdstructuur van recreatieve routes (wandelpaden, fietspaden, etc.) en vaarwegen maakt onderdeel uit van het informele trage netwerk. Dit netwerk maakt Overijssel toegankelijk en beleefbaar voor inwoners en toeristen.

Toetsing van het initiatief aan de "Lust- en leisurelaag"

Het initiatief hersteld en versterkt de recreatieve routes op het landgoed Christinalust. Tevens wordt het gebied openbaar toegankelijk. De functie natuurbegraafplaats is passend in de zone "stads- en dorpsranden". De ontwikkeling is in overeenstemming met de gebiedskenmerken van de "Lust- en leisurelaag".

2.2.1.2 Conclusies initiatief in relatie tot Omgevingsvisie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie verwoorde ruimtelijk beleid.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
2.2.3 Inleiding

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

In deze paragraaf is aan de hand van de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel onderbouwd op welke wijze de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats Christinalust voldoet aan de regels uit de omgevingsverordening.

De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats vindt plaats in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Dit betekent dat artikel 2.1.6 (KGO) van de Omgevingsverordening Overijssel van belang is.

Naast artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel is tevens artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Voor sociaal-economische ontwikkelingen in het kader van de KGO wordt immers ruimte geboden indien deze ontwikkeling vanuit 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' verantwoord is.

Door de ligging in het NNN (Natuurnetwerk Nederland) is artikel 2.7 van de Omgevingsverordening van toepassing.

Vanwege de ligging van een recreatieve route in het plangebied is artikel 2.17 van toepassing (Fiets- en wandelroutestructuren).

Vanwege de ligging van een gasleiding in het plangebied is artikel 2.18 van toepassing (Externe veiligheid)..

Op de hiervoor genoemde artikelen wordt hierna nader ingegaan.

Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (Art. 2.1.3)

In artikel 2.1.4 van de Omgevingsverordening is opgenomen "Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut."

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3

De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn een variant op de SER-ladder ten behoeve van de toepassing binnen de groene omgeving. Bij de ontwikkeling van natuurbegraafplaats Christinalust krijgt de bestaande bosbouwschuur een nieuwe functie als beheerschuur voor de natuurbegraafplaats. De ceremonieruimte zal worden gerealiseerd op basis van de Rood-voor-Rood regeling uit de Gids Buitenkans van de gemeente Enschede. In ruil voor de bouw van de ceremonieruimte zijn elders in de gemeente Enschede agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt (voor een nadere toelichting op de rood-voor-rood regeling zie paragraaf 2.3.4 Gids Buitenkans). Per saldo neemt het bebouwde oppervlakte af door deze ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat hiermee wordt voldaan aan de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Kwaliteitsimpuls Groene omgeving (Art. 2.1.6 lid 1)

"Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen -met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4. en het bepaalde in artikel 2.1.5.- voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving."

Zoals uit het voorgaande blijkt is artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening in het voorliggende geval ook van toepassing. Artikel 2.1.5. stelt - samengevat - dat nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen mogelijk kunnen worden gemaakt, indien deze de ruimtelijke kwaliteit versterken en wordt gemotiveerd dat de ontwikkeling past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief. De mogelijkheid bestaat om van het ontwikkelingsperspectief af te wijken, indien er sprake is van een sociaal-economisch en/of maatschappelijk belang en voldoende verzekerd is dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Toetsing van het initiatief aan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bij de ontwikkeling van natuurbegraafplaats Christinalust is sprake van nieuwvestiging van een ceremonieruimte in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Er is sprake van een maatschappelijke belang inzake deze nieuwvestiging vanwege het feit dat er vraag naar natuurbegraven bestaat (zie paragraaf 7.1). Tevens gaat de ontwikkeling van natuurbegraafplaats Christinalust gepaard met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële waarden van het gebied en in samenhang gebracht met het omliggend gebied. Te denken aan de zwarte ven en het ecoduct wat wordt gerealiseerd.

Door het natuurgebied de functie van natuurbegraafplaats te geven kan Natuurbegraven Nederland extra natuurherstelmaatregelen uitvoeren voor een versnelde natuurontwikkeling in de inrichtings- en gebruiksfase, bijvoorbeeld door de aanplant van inheemse boom- en struiksoorten met een gunstige uitwerking op de mineralenbalans van de bodem. Daarnaast kan het gebied duurzaam instand worden gehouden, zonder gebruik te maken van bijvoorbeld SNL subsidie.

Verder wordt 3 hectare nieuwe natuur gerealiseerd en wordt het landgoed opengesteld, waardoor groter gebied ontstaat waar mensen in de natuur kunnen wandelen.

Natuurnetwerk Nederland artikel 2.7

In artikel 2.7 van de Omgevingsverordening bevinden zich de regels voor de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ruimtelijke ontwikkelingen in het NNN dienen hieraan te worden getoetst. Het plangebied is gelegen in het NNN en voorliggend bestemmingsplan dient derhalve te strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0006.png"

kaartje begrenzing NNN met plangebied.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.7 Natuurnetwerk Nederland

Door de nieuwe inrichting en het nieuwe beheer van het gebied als natuurbegraafplaats wordt in ecologisch opzicht winst behaald. Er worden door eenmalige inrichtingsmaatregelen en het doorvoeren van het bosomvormingsbeheer meer en waardevollere natuurtypen gerealiseerd: Diverse heidevegetaties en droog schraalland, gemengd loofbos en mantel-zoom vegetaties. Hierdoor ontstaan meer overgangen tussen open en gesloten vegetaties. De omvorming van bos naar heide en droog schraalland past bij de ambitie van de provincie.

De aanleg en het gebruik van de natuurbegraafplaats tasten de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN niet aan, maar versterken deze door de voorgenomen inrichtings- en beheermaatregelen.

Een uitzondering vormt de realisatie van een ceremonieruimte met een oppervlakte van maximaal 550 m² gelegen binnen een aangegeven bouwvlak van 1000 m². Voor deze activiteit dient afgeweken te worden van het beschermingsregime uit artikel 2.7.3. Daarnaast worden een tweetal parkeerterreinen gerealiseerd.

Door de relatief beperkte oppervlakte van de ceremonieruimte worden de wezenlijke kenmerken in beperkte mate aangetast. De ceremonieruimte en de realisatie van de parkeervoorziening worden gerealiseerd in combinatie met de verbetering van de landschappelijke en natuurlijke waarden in het plangebied als geheel. Daarnaast wordt binnen het plangebied van natuurbegraafplaats Christinalust door NBN 3 hectare nieuwe natuur gerealiseerd op gronden, welke momenteel een agrarische bestemming hebben en buiten de NNN zijn gelegen. Dit ter compensatie van het verlies aan oppervlakte van NNN door de realisatie van de ceremonieruimte. De nieuwe natuur levert een substantiële bijdrage aan het Natuur Netwerk Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0007.png"

kaartje compensatie (agrarisch wordt natuur)

Ten behoeve van de bestemmingswijziging voor Natuurbegraafplaats Christinalust wordt gebruik gemaakt van het artikel '2.7.4 Afwijkingsmogelijkheden' uit de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel 2016. Dit artikel maakt afwijking van het beschermingsregime van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) mogelijk middels een saldobenadering waarbij aangetoond wordt dat de combinatie van samenhangende handelingen leidt tot een vergroting van het oppervlak en de verbetering van de kwaliteit van het NNN in dit gebied.

In de toelichting op de Omgevingsverordening is opgenomen dat het ruimtelijk beleid van het NNN (voorheen EHS) gericht is op het behoud en de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden die als NNN zijn aangewezen. Om te voorkomen dat aanwezige en potentiële natuurwaarden worden aangetast, zijn in principe geen ontwikkelingen toegestaan die significant negatieve effecten hebben op deze waarden.

Er kan echter aanleiding zijn om toch ontwikkelingen toe te staan. De mogelijkheid om een uitzondering te maken op de algemene lijn van behoud en duurzame ontwikkeling van wezenlijke kenmerken en waarden is aan strikte voorwaarden gebonden. Dit ‘nee, tenzij-beleid' is vastgelegd in artikel 2.7.3 in combinatie met artikel 2.7.4 (voorwaarden waaronder afwijking van het beschermingsregime mogelijk is).

De gemeenteraad is op grond van artikel 2.7.4, lid 3 bevoegd om bij vaststelling van bestemmingsplannen af te wijken van het beschermingsregime dat op grond van artikel 2.7.3 van toepassing is via toepassing van de saldobenadering. In het afwegingskader voor het NNN worden plannen, projecten of handelingen afzonderlijk beoordeeld. Om een meer ontwikkelingsgerichte aanpak te bevorderen kan hiervan worden afgeweken door middel van het instrument ‘saldobenadering NNN’. Dit kan als sprake is van een combinatie van projecten of handelingen die tevens tot doel heeft de kwaliteit en/of kwantiteit van het NNN op gebiedsniveau per saldo te verbeteren, waarbij het areaal minimaal gelijk blijft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in combinatie met andere ruimtelijke ingrepen tevens een fysieke barrière in het NNN wordt opgeheven of de condities voor de natuur worden verbeterd. Door middel van deze saldobenadering kan een meer aaneengesloten NNN worden verkregen of kunnen NNN-gebieden beter met elkaar worden verbonden. Door ruimtelijke ingrepen op gebiedsniveau met elkaar in verband te brengen, kunnen functies of activiteiten elders in het NNN of daarbuiten betere ontwikkelingsmogelijkheden krijgen terwijl potenties voor kwaliteitsverbetering van de natuur beter benut worden. Deze benadering is alleen toepasbaar als:

  • de combinatie van bestemmingswijzigingen binnen één gebiedsvisie wordt gepresenteerd;
  • er een onderlinge samenhang bestaat tussen de betreffende plannen en activiteiten;
  • een schriftelijke waarborg voor de realisatie van de plannen kan worden overgelegd;
  • binnen het NNN een kwaliteitsslag gemaakt kan worden waarbij het oppervlak natuur minimaal gelijk blijft;
  • in de gebiedsvisie is aangegeven op welke wijze het verlies van ecologische waarden en kenmerken en areaal wordt gecompenseerd.


Het NNN is van groot provinciaal belang. Als een gemeente van plan is om af te wijken van het beschermingsregime voor het NNN, dan dient dit in een vroeg stadium afgestemd te worden met de provinciale diensten als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hiervoor is het ruimtelijke vooroverleg tussen provincie en gemeente het meest geëigende forum. In dit overleg kan worden bezien of aan alle relevante voorwaarden voor afwijking kan worden voldaan.

Artikel 2.7.4 lid 6 van de Omgevingsverordening bevat de opdracht aan de gemeente om na de vaststelling van een bestemmingsplan (actief) bij Gedeputeerde Staten via het daarvoor ontwikkelde Meldingsformulier te melden dat gebruik is gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden van artikel 2.7.4. Deze gegevens worden gebruikt voor de herbegrenzing van het NNN.

In artikel 2.7.4 van de Omgevingsverordening is opgenomen wat de gebiedsvisie ter onderbouwing van de saldobenadering moet beschrijven:

  • 1. de omvang van het gebied waarop de gebiedsvisie betrekking heeft;
  • 2. de doelen van de gebiedsvisie, in het bijzonder wat betreft de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van de ecologische hoofdstructuur waardoor een beter functionerende ecologische hoofdstructuur ontstaat;
  • 3. op welke wijze het verlies van ecologische waarden wordt gecompenseerd;
  • 4. op welke wijze de uitvoering van de gebiedsvisie is verzekerd.

Voorliggend plan is in een vroegtijdig stadium afgestemd met de betreffende provinciale dienst. Dat heeft mede geresulteerd in de 'Onderbouwing Saldobenaderig Natuurbegraafplaats Christinalust' (zie bijlage 5 van deze toelichting).

Per saldo kan geconcludeerd worden dat er zowel sprake is van een toename van de totale oppervlakte van het NNN in het plangebied als dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN versterkt worden.

Artikel 2.17.1 Bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren

In artikel 2.17.1 van de Omgevinsgverordening staan de regels voor bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren. In de toelichting op bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen wordt aangegeven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met bestaande bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren zoals aangegeven op kaart Recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0008.png"

Kaart omgevingsverordening "Recreatie" met plangebied.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.17.1 Bovenlokale fiets- en wandelroutestructuren

De bestaande bovenlokale wandelroute door het plangebied blijft behouden en wordt verbeterd. Daarnaast wordt de gehele padenstructuur door landgoed Christinalust uitgebreid en versterkt en de toegankelijkheid wordt verruimd.

Artikel 2.18 Externe veiligheid

Artikel 2.18.2 geeft het volgende aan:

Bestemmingsplannen voorzien in een specifieke bestemming en/of aanduiding voor de in het plangebied aanwezige buisleidingen gevaarlijke stoffen en de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding.

Voor nieuwe ontwikkelingen geeft artikel 2.18.3 de volgende regels:

  • 1. Bestemmingsplannen voorzien alleen in de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object als is aangetoond dat de grenswaarde van 10-6 met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in acht genomen wordt.
  • 2. Bestemmingsplannen voorzien alleen in de aanleg, bouw of vestiging van een beperkt kwetsbaar object of van een buisleiding met gevaarlijke stoffen als rekening is gehouden met de richtwaarde van 10-6 met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0009.png"

Kaart omgevingsverordening "Externe veiligheid" met plangebied

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.18 externe veiligheid

De bestaande gasleiding is samen met de belemmeringenstrook in dit bestemmingsplan opgenomen. In paragraaf 5.1.6 Externe veiligheid van deze toelichting is aangetoond dat de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats voldoet aan de grenswaarden voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.

2.2.4 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

In deze paragraaf is onderbouwd op welke wijze de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats Christinalust voldoet aan de regels uit de omgevingsverordening.

De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats vindt plaats in het kader van Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.

Bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestigingen en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Bij de ontwikkeling van natuurbegraafplaats Christinalust is sprake van nieuwvestiging van een ceremonieruimte in het NNN. Er is sprake van een maatschappelijk belang als bedoeld in deze regeling vanwege de vraag is naar natuurbegraven (zie paragraaf 7.1). Door natuurbegraven kan er extra natuurherstelmaatregelen worden uitgevoerd voor een versnelde natuurontwikkeling in de inrichtings- en gebruiksfase, bijvoorbeeld door de aanplant van inheemse boom- en struiksoorten met een gunstige uitwerking op de mineralenbalans van de bodem. Daarnaast kan het geied duurzaam instand worden gehouden, zonder gebruik te maken van bijvoorbeld SNL subsidie.

Tevens is de ontwikkeling passend binnen "zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik".

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden van combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn een variant op de SER-ladder ten behoeve van de toepassing binnen de groene omgeving. Bij de ontwikkeling van natuurbegraafplaats Christinalust krijgt de bestaande bosbouwschuur een nieuwe functie als beheerschuur.

De ceremonieruimte zal worden gerealiseerd op basis van de Rood voor Rood regeling uit de Gids Buitenkans van de gemeente Enschede. In ruil voor de bouw van de ceremonieruimte zijn elders in de gemeente Enschede agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Per saldo neemt het bebouwde oppervlakte af door deze ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat hiermee wordt voldaan aan de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.4 Gids Buitenkans

Algemeen

Voor het buitengebied zijn twee bestemmingsplannen van kracht: bestemmingsplan Buitengebied Noordwest (vastgesteld op 10 maart 2014) en bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost (vastgesteld op 27 mei 2013). Een bestemmingsplan is vaak conserverend van aard. Voor nieuwe initiatieven is daarom meestal een planologische procedure nodig. Om te kunnen beoordelen of nieuwe initiatieven in het buitengebied wenselijk zijn, biedt de Gids Buitenkans 2014 een kader. In deze gids staat, meer dan in eerdere versies, de gedachte van de weegschaal centraal. Met de Gids Buitenkans 2014 is de functie en de reikwijdte verder vergroot. Met de Gids Buitenkans 2014 is de meerwaarde vergroot door meer flexibiliteit en maatwerk te bieden, waarbij de kwaliteit leidend blijft. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied zijn mogelijk, mits ze leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en een bijdrage leveren aan het publieke en maatschappelijke belang.

De Gids Buitenkans 2014 (gids-buitenkans-2014.pdf (enschede.nl)) formuleert het beleid aan de hand waarvan wordt nagegaan of er bij nieuwe ideeën, wensen en ontwikkelingen sprake is van een kwaliteitsimpuls voor het buitengebied. Bij de toetsing hanteert de gemeente Enschede de weegschaalmethode: is er sprake van een evenwicht tussen privébelang van individuele bewoners en gebruikers van het buitengebied en het publieke belang?

De weegschaal is gebaseerd op het gedachtengoed van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). De KGO is ontstaan binnen de Omgevingsvisie Overijssel en biedt de mogelijkheid tot initiatieven in de Groene Omgeving, zolang deze bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Regels m.b.t. het KGO zijn opgenomen in de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel. Met betrekking tot het Natuur Netwerk Nederland (NNN) zijn regels opgenomen in de provinciale Verordening. In de Gids Buitenkans 2014 is, in aansluiting op de omgevingsverordening van de provincie Overijssel, het uitgangspunt dat er in principe niet wordt gebouwd in het NNN. Indien het gaat om een ontwikkeling die niet zal leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, kan er van dit uitgangspunt worden afgeweken. In de Omgevingsverordening wordt hiervoor de mogelijkheid geboden middels de afwijkingsmogelijkheden (artikel 2.7.4) en in de Gids Buitenkans 2014 middels de Weegschaal. Er dient dan in beide gevallen sprake te zijn van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, een kwaliteitsimpuls. Hiervoor dient er een gedegen afweging plaats te vinden met bijbehorende onderbouwing. In de Gids Buitenkans 2014 is plaats voor flexibiliteit om in bepaalde gevallen maatwerk te kunnen leveren.

In de Gids Buitenkans van de gemeente Enschede wordt de landschappelijke identiteit inzichtelijk gemaakt met onder andere landschapstypenkaarten en ansichtkaarten. Ansichten geven richtlijnen over hoe iets eruit moet zien. Ansichten zijn richtinggevend voor de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.

Landgoed Christinalust ligt op de landschapstypenkaart nagenoeg geheel in het 'Boslandschap'. Hiervoor is o.a. Ansicht 2c 'Landgoederen - Boslandgoed' van toepassing. Zie bijlage 3 van de regels. Hierin zijn de volgende doelen geformuleerd:

• Natuur verbeteren en versterken • Levendige bosbeelden • Wandelmogelijkheden • Voorzichtig bosbeheer

Verder is ook Ansicht 4 'Beken en matenlanden' van toepassing. Hiervoor zijn voor het boslandschap de volgende doelen geformuleerd:

• Beeksysteem benadering • Waterkwaliteiten verbeteren • Oevers ecologisch beheren • Versterken beleefbaarheid beek • Water vasthouden in natuurgebieden • Oorspronkelijke loop herstellen


Werkwijze van de Weegschaal Buitenkans

De Gids gaat na of er bij nieuwe ideeën, wensen en ontwikkelingen sprake is van een kwaliteitsimpuls. Hierbij hanteert de gemeente Enschede de weegschaal. Met de weegschaal wordt ruimte gegeven aan sociaaleconomische ontwikkeling mits deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en leidt tot versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
De bekende regelingen als Rood voor Rood, Voormalige Agrarische Bebouwing (VAB) en Nieuwe landgoederen (Rood voor Groen) zijn concrete uitwerkingen voor specifieke situaties van deze weegschaalgedachte. De voornoemde regelingen zijn uitgewerkt omdat het hierbij gaat om initiatieven/ontwikkelingen die vaker voorkomen in het buitengebied. Voor andere initiatieven/ontwikkelingen zijn de concrete uitwerkingen niet van toepassing en kan gebruik gemaakt worden van de weegschaal Buitenkans. Overigens geldt ook dat ook de voornoemde, uitgewerkte regelingen in de Gids Buitenkans ruimte bieden om af te wijken van de - soms zeer strikt geformuleerde - randvoorwaarden. Dit om ook ruimte te laten om initiatieven die nét niet voldoen aan de randvoorwaarden voor dergelijke specifieke gevallen tóch goed te kunnen keuren, omdat ze om andere redenen toch zeer wenselijk zijn voor het buitengebied. Vandaar dat er bij de toepassing van de Gids Buitenkans uitgangspunten zijn geformuleerd en geen harde eisen. Er is dus enige flexibiliteit in en buiten deze specifieke regelingen in de Gids Buitenkans om in bepaalde gevallen maatwerk te kunnen leveren. Dergelijke afwijkingen van de specifieke regelingen zijn daarom niet aan te merken als een afwijking van het beleid, maar zijn daarentegen onderdeel van het beleid volgens de Gids Buitenkans.

De beoogde ontwikkeling van een natuurbegraafplaats is een initiatief waar de uitgewerkte regelingen niet in voorzien. Het gaat niet over het afbreken van landschapsontsierende bebouwing op eigen erf in ruil voor één of meerdere woningbouwkavels (Rood voor rood-regeling), een ander gebruik voor bestaande agrarische bebouwing (VAB) of om het realiseren van een nieuw landgoed met een landhuis/bijgebouw of een beheergebouw (Rood voor Groen-regeling). Voor het realiseren van een natuurbegraafplaats op landgoed Christinalust is geen specifieke regeling van toepassing . Daarom is de weegschaalmethode van de Gids Buitenkans toegepast en niet één van de uitgewerkte regelingen.

Bij nieuwe initiatieven in het buitengebied gaat het meestal om private ontwikkelingen op het gebied van wonen en/of werken. Het gaat om de ruimtelijke gevolgen van fysieke of functionele veranderingen voor privé- of commercieel belang. Deze veranderingen moeten in evenwicht zijn met de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit: de inpasbaarheid en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (de publieke kant).


Bij de investering in de ruimtelijke kwaliteit die geldt als verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gaat het om de volgende punten:

Bijdrage aan het landschap, natuur, ecologie en biodiversiteit;

Bijdrage aan recreatief medegebruik;

Bijdrage aan behoud van cultuurhistorie;

Deze zijn ook in de Ansichten beschreven.

Landgoed Christinalust en de Gids Buitenkans

Landgoederen zijn voor een groot deel bepalend geweest voor de ruimtelijke ontwikkeling en kwaliteit van Enschede. Het stedelijke gebied wordt begrensd door een gordel van landgoederen. Veel  landgoederen zijn ruimtelijk  ontworpen en bevatten naast agrarische gronden veel  natuur en bijzondere landschapselementen. Landgoederen zijn daarmee van doorslaggevend belang  voor  de natuurlijke kwaliteit en ruimtelijke identiteit van Enschede.

In het beleidskader voor het buitengebied, de Gids Buitenkans Enschede, worden de landgoederen, ook die zonder landhuis, dan ook  gekoesterd. En om de kwaliteit van landgoederen in stand te houden is er in de Gids ruimte gelaten voor verdienmodellen en kan er gebruik gemaakt worden van de Weegschaal. De tijd dat landgoederen konden bestaan van de winsten van de textielbaronnen en bosbouw en pacht is voorbij. Het beheer en onderhoud van een landgoed is erg kostbaar. Omdat landgoederen een belangrijk onderdeel vormen van het uitloopgebied van de stedeling, wordt ook een zekere mate van kwaliteit verwacht. Mede om die reden zijn er nieuwe verdienmodellen nodig.  Dat gaat om het opzetten van ondernemingen die passen bij een gunstige ontwikkeling van natuur en het  landschap. Ook woningbouw is een beleidsmatige mogelijkheid, mits de bebouwing de juiste kwaliteit en omvang (in relatie tot het landschap)  heeft en de opbrengsten uit de bebouwing in verhouding staan tot de langjarige kosten van beheer en onderhoud van landgoederen. Daarnaast is er momenteel in veel gebieden sprake van achterstallig onderhoud. Het vestigen van een natuurbegraafplaats is een ontwikkeling die passend is bij het landschap en de natuur. Het plan brengt een aanzienlijke ecologische en landschappelijke kwaliteitsverbetering met zich mee. Hierdoor past dit plan goed bij de bedoeling en de ambities van de Gids Buitenkans. De natuurbegraafplaats is een tijdelijke onderneming (ong. 40 jaar) die geen nadelige sporen nalaat in het landschap en met de opbrengsten van de natuurbegraafplaats is de (duurzame) instandhouding van het landgoed ook na die 40 jaar geborgd.

Het initiatief draagt bij aan diverse doelen van de, van toepassing zijnde, Ansichten. Zo zijn onder andere grote kapvlaktes, zoals nu zijn toegestaan conform de bestemming “Bos” (houtproductiebos), niet wenselijk in het gebied. De huidige bestemming “Bos” zal verwijderd worden en de gronden krijgen de bestemming “natuur” waarbinnen geen houtproductie meer is toegestaan. Ook maakt het bestemmingsplan het mogelijk dat de beekzone opnieuw wordt ingericht. Initiatiefnemer is voornemens om de beek weer te laten meanderen en de oevers natuurvriendelijk en ecologisch waardevol in te richten waarbij de aanwezige Japanse duizendknoop ingedamd en verwijderd wordt.

Landgoed Christinalust en de weegschaal Buitenkans

Toelichting

In de Gids buitenkans (2008) is de weegschaalgedachte voor een aantal veel voorkomende initiatieven uitgewerkt zoals de Rood-voor-Roodregeling; de sloop van landschap ontsierende bebouwing zoals oude kassen en of schuren geeft de mogelijkheid een nieuwe woning te realiseren. In het onderhavige geval gaat het niet om te realisatie van een woning (maar om het toevoegen van een natuurgerelateerde functie: het natuurbegraven) en derhalve kan de regeling niet rechtstreeks toegepast worden. In de herziene Gids Buitenkans (2014) blijven deze regelingen, voor zover van toepassing, als richtinggevend kader van kracht, maar is er ook flexibiliteit in de gestelde regelingen gebracht om in bepaalde gevallen maatwerk te kunnen leveren. Er is bewust gekozen om de uitkomsten van regelingen niet verder te kwantificeren. De weegschaalmethodiek is meer gericht op kwaliteit en minder op kwantitatieve normen. Dit zorgt voor meer flexibiliteit en maatwerk om de juiste initiatieven op de juiste plek te laten plaatsvinden. Het initiatief natuurbegraafplaats is geen veelvoorkomend initiatief en valt niet onder een uitgewerkte regeling. Vanuit de Gids Buitenkans is er maatwerk geleverd.

Bij de weging in de weegschaal Buitenkans kan gekeken worden naar de methodiek zoals die wordt toegepast in de Rood voor Rood-regeling m.b.t. de sloopvereisten en het terug te bouwen oppervlak. Deze methodiek hoeft niet overgenomen te worden bij het toepassen van de weegschaal Buitenkans, maar geeft wel een indicatie van de zwaarte van weging buiten de speciale regeling om die er bijvoorbeeld is voor nieuwe permanente bebouwing in relatie tot (Rood-voor-Rood) uitgevoerde sloop van landschapsontsierende bebouwing.

In de Rood voor Rood-regeling kan bij afbraak van in principe 850 m² aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen, het recht ontstaan op één bouwkavel. Als er een veelvoud van 850 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, kan een extra bouwkavel worden toegekend, wanneer hierdoor een grotere bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geleverd mits er geen strijdigheid is met de Stedelijke Koers. Een bouwkavel heeft een standaard oppervlakte van 1000 m2. De bouwkavel mag worden bebouwd met een woning van maximaal 750 m3. Een gebouw met daarin een werk-, recreatieve- of toeristische functie met een inhoud van maximaal 750 m3, is ook toegestaan. Zowel bij een woning als bij een gebouw met een andere functie, is een bijgebouw tot een maximum van 100 m2 (ruim 400m3) toegestaan. Deze methodiek heeft betrekking op nieuwe permanente functies en bebouwing in het buitengebied. Bij een veelvoud van 850 m2 aan te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen zouden dus, binnen de specifieke Rood-voor-Rood regeling, meerdere woningbouwkavels met bebouwing gerealiseerd kunnen worden.

In het geval van de ontwikkeling van Christinalust is de Rood-voor-Rood regeling niet van toepassing. Zou deze echter bij wijze van theoretische exercitie zoveel mogelijk analoog worden toegepast, dan zou de sloop in het buitengebied ten behoeve van Christinalust, in dit geval 5600 m2 (dit is ruim 6x de benodigde oppervlakte voor één woningbouwkavel), ruimschoots opwegen tegen de bouw van een ceremoniegebouw van 2500 m3, indien in de weging alleen het oppervlak van gesloopte en op te richten bebouwing zou worden betrokken. Het gaat dan ook nog om een tijdelijk ceremoniegebouw.

Aangezien de inhoud van het tijdelijke ceremoniegebouw is begrensd tot maximaal 2500 m3 (vergelijkbaar met 2 á 3 woningen met bijgebouwen), en de bouw is voorzien op een afgebakend deel van het plangebied met een maatschappelijke bestemming dat een oppervlakte heeft van 1000 m2 (vergelijkbaar met één bouwkavel), sluit de weging van sloop van landschapsontsierende bebouwing met een omvang van 5600 m2 tegen de bouw van een ceremoniegebouw van 2500 m3 naar analogie aan bij de wegingsmethodiek in het kader van de hier niet van toepassing zijnde Rood-voor-Rood regeling. Daarnaast is er, zoals vermeld, enige flexibiliteit in de regeling mogelijk om in bepaalde gevallen maatwerk te kunnen leveren. Dit geldt ook voor de toepassing van de weegschaal Buitenkans voor gevallen die niet onder een specifieke regeling vallen.

Bij de onderhavige ontwikkeling gaat het niet om het toestaan van één of meer woningbouwkavels die permanente bebouwing en gebruik met zich meebrengen in ruil voor sloop van een bepaalde omvang. Het betreft de realisatie een tijdelijk ceremoniegebouw en tijdelijk gebruik van omliggende gronden (graven uitgeven) en daarvoor is landschapsontsierende bebouwing permanent gesloopt. Bij het toepassen van de weegschaal Buitenkans weegt deze tijdelijkheid mee. Het tijdelijke gebruik en de tijdelijke bebouwing hebben ook maar tijdelijk impact, terwijl daar tegenover de sloop van ontsierende bebouwing staat.

Het belang van de initiatiefnemer leidt naast het negatieve effect van een tijdelijk gebouw van 550 m2 tot het realiseren van een tijdelijke parkeervoorziening.

De initiatiefnemer investeert daar tegenover dusdanig veel in compenserende maatregelen, dat per saldo de omvang en de kwaliteit van de NNN toeneemt. Binnen het planvoornemen wordt 3 hectare landbouwgrond omgevormd naar natuur waarmee het NNN met 3 hectare wordt vergroot (de parkeerplaats en bebouwing legt tijdelijk beslag op 0.3 hectare NNN). Van deze 3 ha is slechts een klein gedeelte noodzakelijk in verband met de Saldobenadering, te weten 0,32 ha. Het overgrote deel van de uitbreiding van NNN, te weten 2,68 ha die daaraan wordt toegevoegd, buiten de saldobenadering, is meegewogen binnen de weegschaal Buitenkans. Door aankoop van de slooprechten van een voormalig kassencomplex van 5.600 m2 buiten het plangebied (Veldbeekweg 85 Enschede) neemt het totale versteende oppervlakte van het buitengebied in Enschede af. In een anterieure overeenkomst is vastgelegd dat het te bouwen ceremoniegebouw zal worden verwijderd nadat de laatste natuurbegrafenis heeft plaatsgevonden. Dit is inmiddels ook in een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Net als een maximum inhoud voor het ceremoniegebouw van 2500 m3 en lagere maximale bouwhoogtes (goothoogte 4 meter en bouwhoogte 7,5 meter) voor het ceremoniegebouw. Verder kan aangegeven worden dat er ook een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat de parkeervoorzieningen verwijderd dienen te worden nadat de laatste natuurbegrafenis heeft plaatsgevonden.

Daarnaast is in de anterieure overeenkomst opgenomen dat de gemeente een onherroepelijke volmacht heeft om de bestemming terug te brengen naar de oorspronkelijke bestemming nadat alle graven zijn uitgegeven. Naast het verwijderen van het ceremoniegebouw zal aldus ook de bestemming “Maatschappelijk” verwijderd worden, nadat alle graven zijn uitgegeven.

Verder zijn de aspecten openbaarheid van het landgoed, het recreatieve medegebruik, het investeren in cultuurhistorische aspecten op het landgoed en het duurzaam toekomstig behoud van het landgoed meegewogen in het kader van het algemeen belang.

Weging

In de Gids Buitenkans 2014 staat dat nagegaan moet worden of bij nieuwe ontwikkelingen ook sprake is van een kwaliteitsimpuls. Daarbij wordt de weegschaal gehanteerd: bezien wordt of er sprake is van evenwicht tussen het privébelang van de individuele bewoners en gebruikers van het buitengebied en het publieke belang. Met de weegschaal wordt ruimte gegeven aan sociaaleconomische ontwikkeling. als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en leidt tot versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Elk nieuw initiatief wordt goed afgewogen. Is het initiatief hier wenselijk? Kan het goed ingepast worden? En wat is de maatschappelijke bijdrage van het initiatief? Om deze afweging te visualiseren maken we in deze gids gebruik van de al eerder genoemde weegschaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0010.png"

De hierboven genoemde punten hebben verschillende “gewichten”. Dit hangt af van de mate waarop het initiatief past in het landschap. Het gaat niet om permanente bebouwing en permanent gebruik bij de natuurbegraafplaats waardoor dit minder zwaar meeweegt dan een permanente functie. De negatieve impact van het tijdelijk bouwen in NNN is kleiner dan de positieve impact voor de natuur met de uiteindelijke kwaliteitsimpuls die het buitengebied krijgt. Daarnaast is er sprake van een vergroting van het oppervlak van het NNN, een verbetering van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied en de verbetering van de samenhang tussen de NNN gebieden in de omgeving. Dit wordt onderschreven in de natuurtoets (toelichting Bijlage 4 paragraaf 8.2) en in de Aanvullende notitie saldobenadering (toelichting Bijlage 13). Bovenstaande is meegewogen binnen de weegschaalmethodiek. Verder is er een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen dat het landgoed ingericht dient te worden conform het Inrichtings- en beheerplan om het ceremoniegebouw te kunnen gebruiken. Ook is de sloop en het verwijderen van het ceremoniegebouw en de parkeerplaatsen geregeld in de regels van het bestemmingsplan. De maatschappelijke behoefte speelt ook een belangrijke rol bij de weging. Steeds meer mensen willen zich verbinden met de natuur. Er is een groeiende groep mensen die ook hun laatste rustplaats graag in die natuur zouden willen hebben. Binnen de gemeente Enschede zijn deze mogelijkheden er niet. De komst van de natuurbegraafplaats geeft invulling aan deze maatschappelijke behoefte.

Bij de weging wordt ook gekeken naar de beleidsuitgangspunten en het maatschappelijk belang. Deze zijn onder andere vertaald in de ambities zoals die zijn opgenomen in de Gids Buitenkans.

Het initiatief draagt bij aan de ambities die in de Gids Buitenkans benoemd worden, te weten:

  • landschappelijke kwaliteit behouden en versterken;
  • een ecologisch interessant landschap
  • zorg voor het beheer van het landschap
  • toegankelijkheid van het landschap
  • cultuurhistorische waarde behouden en indien mogelijk versterken
  • het herstellen van landschappelijke patronen
  • treffen van maatregelen t.b.v. natuur en biodiversiteit
  • aanleg, verbetering en verbinding van leefgebieden van diverse soorten
  • het langer vasthouden van water (infiltreren, retentie), de waterkwaliteit verbeteren en het verbeteren van de inrichting van beken en andere waterlopen ten behoeve van natuurwaarden en beleefbaarheid
  • landgoederen in de toekomst duurzaam beheren
  • de stadsrand nog meer tot een belevingsgebied te maken
  • het creëren van nieuwe werkgelegenheid
  • verdere verstening in het buitengebied tegen te gaan

Naar mening van de gemeenteraad, slaat de balans na weging van het belang van initiatiefnemer en het algemene belang in voldoende mate door naar het algemene belang en voldoet dit initiatief aan de uitgangspunten van de Gids “Buitenkans”.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling van een natuurbegraafplaats is vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord en leidt tot versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats op Christinalust levert een duidelijke bijdrage aan de versterking van het landschap, natuur, ecologie en biodiversiteit. Ook levert de ontwikkeling een bijdrage aan het recreatief medegebruik en het behoud en herstel van cultuurhistorie en komt tegemoet aan een steeds grotere maatschappelijke behoefte aan een laatste rustplaats in de natuur.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer, groenstructuur, ecologie en landschapswaarden en water.

3.1 Ruimtelijke structuur

Christinalust vormt een natuurlijke buffer tussen het buurtschap Twekkelo en het naastgelegen industrieterrein de Marssteden. Daarnaast draagt het landgoed bij aan de groene verbinding tussen de steden Hengelo en Enschede.

Het landgoed Christinalust beslaat eigenlijk een groter gebied dan het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Ten zuiden van de Windmolenweg ligt nog zeven hectare die bij Landgoed Christinalust hoort en vrij geïsoleerd is gelegen. Deze zeven hectare grond is daarom niet in het plangebied meegenomen.

Het plangebied is gelegen in het buurtschap Twekkelo (ten westen van de stad Enschede) en wordt grofweg begrensd door de Hofdijk, de Zwartevennenweg, de Windmolenweg en de Haimersweg.

Aardkunde

Aardkundig waardevolle gebieden zijn gebieden waar de natuurlijke ontstaanswijze herkenbaar is doordat de aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen. Aardkundige verschijnselen maken deel uit van de onderste laag en zijn medebepalend voor de landschappelijke waarden. Vanuit oogpunt van natuur en/of wetenschap verdienen deze bijzondere bodemstructuren bescherming tegen verstoring door de mens.

Op de aardkundige waardenkaart van de provincie Overijssel (opgenomen in de Omgevingsvisie) valt het overgrote deel van Christinalust onder het stuwwallenlandschap. Ook het beekdal van de Twekkelerbeek is herkenbaar en de spoordijk als onderbroken structuur. Provincie Overijssel wil balans houden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

De functie natuurbegraafplaats is niet van invloed op het aardkundig waardevolle reliëf dat kenmerkend is voor het stuwwallenlandschap.

Het veldpodzolgrond kent een overstoven profiel. Een dergelijk profiel bestaat uit een humusrijke bovenlaag waaronder een grijze uitspoelingslaag en daaronder een donkere inspoelingslaag. De onderste laag bestaat uit het moedermateriaal, vaak het gele zand.

Het ophogen wordt gedaan met respect voor de aanwezige aardkundige waarde. Met het ophogen wordt geprobeerd daar waar mogelijk het natuurlijke reliëf te herstellen/ na te bootsen. Met het ophogen wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische elementen.

Conclusie

Het aspect aardkunde vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Landschap

Het plangebied ligt in een gebied van dekzandvlakten en ruggen. De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

Het landschapstype waarin Christinalust ligt wordt omschreven als een jong heide- en broekontginningslandschap. Kenmerkend voor dit landschap waren de oorspronkelijk grote oppervlakten aan natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap. Vanaf 1750 werden door de landgoedeigenaren veel heidegronden voor de jacht en houtproductie bebost, ook op Christinalust. Dit heeft geresulteerd in grote boscomplexen in rechthoekige of driehoekige kavelvormen, afgewisseld met (nooit ontgonnen) heidevelden. De ontsluiting bestond uit lange rechte lanen en zandpaden.

Het plangebied beslaat circa 28 hectare en bestaat grotendeels uit naaldhoutproductiebos (ruim 14 ha, grove den, douglas, fijnspar en Japanse lariks) dat vanaf begin 20-ste eeuw is aangeplant in een heidelandschap. Tevens zijn er enkele opstanden van Amerikaanse eik aanwezig. Aan de westkant in het bos ligt een waterplas. Op het landgoed is 1,8 ha vergrast en verbost heideterrein aanwezig.

In het noordelijk deel (langs de Hofdijk) is een oud, overgroeid rabattenbos aanwezig. In het noordwesten is een oude beukenlaan aanwezig, parallel aan de Hofdijk. Deze beukenlaan is overgroeid en nauwelijks toegankelijk en beleefbaar. Daarnaast bestaat het gebied onder andere uit heideterrein, een aantal landbouwpercelen en een waterplas aan de westkant in het bos.

Water


Door het gebied stroomt van oost naar west de Twekkelerbeek, een grotendeels gegraven, ondiepe en traag stromende beek met zandbodem. De Twekkelerbeek (voormalige Makkenbroekenbeek) was vroeger een afvoer van een textielfabriek. Deze beek is in de jaren '30 gekanaliseerd. De beek vindt zijn oorsprong in het stedelijk gebied van Enschede. Via de vlak bij de stad gelegen bergingsvijver Christinalust (niet in het plangebied gelegen) komen afvoerpieken vertraagd tot afvoer. Stroomafwaarts, aan de westgrens van de projectlocatie, bevindt zich een kleine stuw. Hier komt de Twekkelerbeek samen met de watergang die uit zuidelijke richting langs de zuidwestkant van het plangebied stroomt. Tot 1928 had de Twekkelerbeek een natuurlijke, meanderende loop. Op de kaart uit 1936 is te zien dat de beek volledig gekanaliseerd is. De afgelopen decennia is de beek rondom de projectlocatie op verschillende plaatsen natuurvriendelijker ingericht. Op de projectlocatie zelf is deze nog volledig gekanaliseerd. Doordat de Twekkelerbeek relatief diep ingesneden in het landschap ligt en een strakke, rechte loop heeft, is de belevingswaarde relatief laag. De beek is van waarde voor het functioneren van het watersysteem in de omgeving.

In het westelijk deel van Christinalust ligt een geïsoleerd gelegen waterplas met een oppervlakte van ongeveer 6.000 m². De plas is maximaal 1.50 m diep. De waterplas is in de jaren '70 gegraven en wordt gevoed door grond- en regenwater. Het water is helder. Rondom zijn smalle rietvegetaties aanwezig. Dit duidt op de aanwezigheid van matig voedselrijk water. Door middel van een overloop wordt het water bij hoogwater afgevoerd naar de Twekkelerbeek. Doordat de randen van de waterplas nagenoeg volledig dichtgegroeid zijn, is de plas nauwelijks beleefbaar.

3.2 Functionele structuur

Landgoed Christinalust in de omgeving

Het landgoed Christinalust ligt aan de rand van een veel groter bos- en landgoederengebied. Het gebied wordt aan twee zijden omsloten door zandwegen, namelijk de Hofdijk en de Zwartevennenweg. Deze zijn recent halverwege afgesloten om sluipverkeer uit het gebied te weren. Aan de zuidoost zijde van het landgoed is in het kader van de Herinrichting Enschede-Zuid een parkeerplaats aangelegd. Een groot deel van de recreanten trekt vanaf de parkeerplaats langs Christinalust verder het bos- en landgoederengebied in. Landgoed Christinalust is wel opengesteld, maar beperkt toegankelijk. Het landgoed is ontsloten door middel een van het oost-west georiënteerd hoofdpad dat binnen het plangebied 1 kilometer lang is. Dit pad is ook onderdeel van een lange-afstand-wandelroute. De overige paden zijn afgesloten door middel van een hek of bordje 'verboden toegang'. Christinalust is niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Langs de noord- en westgrens van het gebied loopt een lange-afstand-fietsroute.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Landgoed Christinalust is een relatief jong landgoed. Op de kaart van 1850 is te zien dat de percelen behorende bij Christinalust nog niet waren ontgonnen en deel uitmaakten van heidevelden (zogenaamde woeste gronden). Vanaf 1829 werden de marke-gronden verkocht en verdeeld. Er werden lange rechte wegen aangelegd (zoals ook te zien is aan de structuur van de Hofdijk en de Zwartevennenweg). Dit was eveneens de tijd dat rijke koop- en handelslieden, hoofdzakelijk textielfabrikanten, buitenplaatsen lieten aanleggen. Grote delen van de woeste gronden werden gebruikt voor de aanleg van deze buitenplaatsen en landgoederen, zo ook voor Christinalust.

Landgoed Christinalust is sinds circa 1880 in bezit van de familie Jordaan. Rond 1898 waren de eerste beginselen van ontginning zichtbaar en de aanplant van (naald)bos op Christinalust.

In die tijd was Christinalust nog onderdeel van een veel groter aaneengesloten landgoed. Door verdeling bij vererving en door de aanleg van infrastructurele werken (o.a. A35) is het huidige Christinalust gevormd. De heer Jeroen Jordaan is nu eigenaar en beheerder. De oppervlakte van Christinalust is circa 35 ha. Het plangebied voor de natuurbegraafplaats beslaat niet het gehele landgoed en is 28 ha groot.

Vanaf begin 20e eeuw is het grootste deel van het landgoed stapsgewijs omgevormd van een open, onontgonnen heideterrein naar voornamelijk productiebos. Het landgoed was vanaf dat moment voor inkomsten hoofdzakelijk afhankelijk van opbrengsten uit houtverkoop en jacht. In de huidige tijd zijn deze opbrengsten niet meer toereikend voor het beheer en het onderhoud.

Waar het landgoed werd aangelegd als buitenruimte voor houtproductie en recreatie, wil de familie voor toekomst zorgen voor een duurzaam voortbestaan van het landgoed zodat het gezond en toekomstbestendig kan worden doorgegeven aan volgende generaties. Daarbij is het van belang dat het kan voorzien in zijn eigen voortbestaan en een functie heeft die voorziet in een maatschappelijke behoefte en het een bijdrage levert aan de versterking van de kwaliteit van het landschap en natuur in deze regio.

Cultuurhistorie

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Enschede zijn de belangrijke cultuurhistorische objecten en structuren weergegeven. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met deze waarden. Christinalust is weergegeven als een gebied met 'attentie waarde groen'. Daarnaast is de spoordijk is als historische infrastructuur op de kaart aangegeven.

De 'Nota Erfgoed 21' beschrijft het gemeentelijk beleid voor cultureel erfgoed. De bescherming van het cultureel erfgoed is vastgelegd in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest zijn voor Christinalust geen beperkingen opgenomen.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Een klein gedeelte van een perceel net buiten het plangebied (ten noorden van de Windmolenweg, eigendom van derden) heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor het plangebied zelf geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. (mw. Boers, beleidsadviseur archeologie gemeente Enschede, mei 2014).

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Monumenten in het plangebied

In het monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en op de gemeentelijke monumentenlijst staan twee objecten (zwerfsteen en markepaal) vermeld die op het landgoed aanwezig zijn (status rijksmonument). Echter in werkelijkheid liggen deze objecten buiten de eigendomsgrens van het landgoed.

Conclusie

De ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt houden rekening met de aanwezige cultuurhistorische waarden. De natuurbegraafplaats geeft landgoed Christinalust een nieuwe economische functie waardoor de instandhouding van het landgoed geborgd is. De spoordijk met spoorbrug wordt beter beleefbaar gemaakt.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

De gronden in het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" hebben in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Noordwest de bestemmingen Bos, Natuur en Agrarisch met òf landschappelijke òf ecologische waarden. Op deze gronden zijn diverse beschermwaardige bomen aanwezig. De bomen waren niet expliciet apart als beschermwaardig aangewezen. Deze oude, beeldbepalende bomen staan verspreid over het plangebied. Deze bomen hebben een hoge belevingswaarde, maar zijn in de loop der jaren onderdeel geworden van de boscomplexen.

Tussenuitspraak Raad van State

Een deel van de bestaande bosopstanden wordt omgevormd naar halfopen tot open natuur en een deel wordt omgevormd naar loofbos. Na kap van het bestaande productiebos worden deze percelen aangeplant met inheemse boom- en struiksoorten. De nu aanwezige markante en waardevolle bomen blijven bij de omvorming gespaard en vormen in de nieuwe inrichting van het terrein waardevolle structuurelementen.

Markante en waardevolle bomen worden geselecteerd vanuit cultuurhistorie, of loofbomen die speciale natuurwaarden vertegenwoordigen met holen, een hoge ouderdom of een grote omvang hebben. Belangrijke waardevolle en markante bomen zijn, naar aanleiding van de tussenuitspraak, in beeld gebracht en ingemeten en verwerkt op een bomenkaart. Hierbij is met name gefocust op de delen waar de bosopstanden worden omgevormd naar halfopen tot open natuur en die worden omgevormd naar loofbos door eenmalige kap en aanplant. Bij de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats Christinalust zijn op voorhand bomen aangewezen die markant zijn en bomen die ecologisch waardevol zijn. Daarnaast zal er, voor aanvang van de kapwerkzaamheden, een toetsing plaatsvinden door een ter zake kundige ecoloog om alle te behouden markante en waardevolle bomen te markeren. De bomenkaart met bijhorende onderbouwing en werkwijze is opgenomen in het Inrichtings- en beheerplan. Het Inrichtings- en beheerplan is gekoppeld aan de regels (voorwaardelijke verplichtingen en aanlegvergunningstelsel) van het bestemmingsplan.

Door de werkwijze conform de criteria van het Norminstituut Bomen te volgen bij het ophogen worden nadelige effecten voor de bomen voorkomen. De werkwijze is als volgt:

  • Voor het ophogen wordt de vegetatie en het humusdek weggehaald om schijngrondwaterstanden te voorkomen.
  • De ophoging vindt plaats met gebiedseigen grond welke zeer waterdoorlatend is (zanderig). Een afvoer loze kom rond een te behouden boom kan hierdoor niet ontstaan.
  • Binnen de kroonprojectie van waardevolle en markante bomen wordt niet opgehoogd.

Hiermee is de bescherming van waardevolle en markante bomen geborgd en voldoet hiermee aan de doelstelling van de gemeente om de waardevolle en markante bomen te behouden.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Behalve dat het landgoed een prachtige natuur herbergt bevinden zich binnen het plangebied ook mooie waterpartijen en een beek. Verder loopt er door het landgoed een vervallen spoorlijn. De spoorlijn liep van Boekelo naar Haaksbergen en is rond 1884 aangelegd. In de 2e Wereldoorlog is de spoorlijn opgebroken. De spoordijk ligt er nog grotendeels en is cultuurhistorisch waardevol. Ook een spoorbrug van bielzen over de Twekkelerbeek is aanwezig, echter wel in vervallen staat. Momenteel is de spoorlijn nauwelijks beleefbaar en niet toegankelijk door overgroeiing met opslag en bos.

De bestaande bosbouwschuur (gebouwd tussen 1889 en 1908) is een cultuurhistorisch waardevol bouwwerk. Door functionele ingrepen is de loop van de jaren een aantal karakteristieke kenmerken verloren gegaan. In het verleden was er ook een theehuis aanwezig op het landgoed. Het theehuis is tussen 1965 en 1977 verdwenen. De fundering van het theehuis is nog aanwezig, maar is beperkt zichtbaar in het heideterrein. In het plan wordt dit wel zichtbaar gemaakt, mogelijk met informatievoorziening.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de het gebruik van het landgoed als natuurbegraafplaats verschillende cultuurhistorische verbeteringen met zich mee brengt. Zo wordt onder andere de oude dijk spoorlijn weer zichtbaar gemaakt, de spoorbrugen de bosbouwschuur worden hersteld en de fundering van het voormalige theehuis van het landgoed wordt zichtbaar gemaakt.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke ontwikkelingen (projecten en nieuwe initiatieven) beschreven die in de komende tien jaar in het plangebied gerealiseerd zullen worden en waarvoor in dit bestemmingsplan een passende bestemmingsregeling is opgenomen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een samenvatting gegeven van het toekomstbeeld voor het plangebied, zoals dat is beschreven in de Structuurvisie en/of andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's.

4.1 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Per 1 juli 2017 kent het Besluit ruimtelijke ordening een aangepaste regeling voor de toepassing van de ladder.

De nieuwe ladder houdt kortgezegd in:

  • De huidige definities worden niet gewijzigd. De uitgezette lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand.
  • De begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt.
  • De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
  • Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht.
  • Er is een nieuw artikellid toegevoegd voor de Laddertoets bij uitwerkings- en wijzigingsplannen. De Laddertoets kan dan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.


De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1,  Bro) luidt als volgt:


'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'


De natuurbegraafplaats Christinalust kan gezien de bovenstaande definitie niet aangemerkt worden als een “stedelijke ontwikkeling”. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

4.2 Projecten en nieuwe initiatieven

4.2.1 Toekomstige situatie

In deze paragraaf wordt toegelicht wat natuurbegraven inhoud en op welke wijze Natuurbegraven Nederland hieraan invulling wenst te geven binnen het plangebied.

4.2.2 Natuurbegraven volgens Natuurbegraven Nederland

Natuurbehoud

Met de keuze voor natuurbegraven levert de mens ook na de dood een bijdrage aan natuurontwikkeling en natuurbehoud. Op alle locaties van Natuurbegraven Nederland is het beheer gericht op een toename van de biodiversiteit en het versterken van ecologische waardes. Omdat de natuurcentraal staat wordt om de natuur zo min mogelijk te belasten zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen en is enkel een houten, vergankelijk gedenkteken toegestaan. Deze en andere voorwaarden voor een natuurgraf zijn in de bestemmingsregels vastgelegd

Rust

Het grafrecht van de plek wordt notarieel vastgelegd bij het Kadaster. Het bij Natuurbegraven Nederland aangeschafte natuurgraf zal dus nooit worden geruimd, er heerst eeuwige grafrust. Na het vergeven van alle natuurgraven blijven de locaties behouden als opengestelde natuurgebieden. Het landgoed blijft ten alle tijden opengesteld als natuurgebied. Hierdoor zijn de natuurgraven voor altijd bereikbaar voor nabestaanden.

Aanpak locatieontwikkeling

Natuurbegraven Nederland hecht er veel waarde aan dat in alle fasen van de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats zorgvuldig gehandeld wordt. Bij de ontwikkeling van een nieuwe natuurbegraafplaats worden belanghebbenden vroegtijdig betrokken (door onder andere een informatieavond).

Onafhankelijke onderzoeksbureaus worden ingeschakeld om onderzoek te doen naar de ecologische, archeologische, aardkundige en maatschappelijke waarden, waterhuishouding en de verkeerssituatie van de locatie. De uitkomsten van de onderzoeken vormen de basis voor een waardevolle inrichting van de natuurbegraafplaats. Het bestaande boslandschap is een belangrijke vormgever voor een natuurbegraafplaats.

Als er bijzondere natuur- en landschappelijke waarden aanwezig zijn in een gebied, is dat het uitgangspunt bij het ontwerp. Niet-natuurlijke ingrepen staan louter in functie van de natuurbegraafplaats en beperken zich tot de aanleg van een goede onverharde slingerpadenstructuur, halfverharde parkeer plaatsen, een ceremonieruimte/informatieruimte (indien mogelijk in een bestaand gebouw) en enkele verrassende elementen zoals een mooie zichtlijn, bijzondere boomgroep of fraaie laan. Er wordt alleen inheemse, gebiedseigen beplanting aangebracht.

Samenwerking Natuurmonumenten en Natuurbegraven Nederland

Vereniging Natuurmonumenten en Natuurbegraven Nederland hebben op woensdag 12 maart 2014 een overeenkomst getekend waarmee de ontwikkeling van natuurbegraafplaatsen in onder andere de natuurgebieden van Natuurmonumenten beoogd wordt. Na een periode van ongeveer 40 tot 60 jaar zijn alle graven uitgegeven en verdwijnt de functie van natuurbegraafplaats. De functie van natuurgebied blijft behouden. De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats op Landgoed Christinalust past binnen de kaders van het beleid van Natuurmonumenten en de overheid.

4.2.3 Natuurbegraafplaats Christinalust

Natuurbegraven Nederland (NBN) wil samen met de familie Jordaan van het landgoed een aantrekkelijker natuurgebied maken met hoogwaardige natuur. Ook wil Natuurbegraven Nederland de cultuurhistorische waarden van het landgoed versterken en beleefbaar maken.

De natuurpotenties die Christinalust herbergt en de kwaliteiten van de omliggende natuurgebieden, vormen de basis voor de voorgenomen natuurontwikkeling en omvatten de volgende maatregelen.

Ten eerste vindt omvorming van een groot gedeelte van de bestaande naaldhoutopstanden naar een natuurlijk en soortenrijk loofbos plaats. Daarnaast wordt het heideterrein vergroot door aansluitend aan het bestaande heideterrein bos te kappen. De oevers van de waterplas worden meer natuurlijk ingericht zodat het voor meer doelsoorten geschikt is. Door meer structuurrijke gradiënten te ontwikkelen (hoog-laag, nat-droog, mantel-zoom vegetatie) levert het gebied in de toekomstige situatie een belangrijke bijdrage aan de realisatie van het NatuurNetwerk Nederland (verbinding Buurserzand & Haaksbergerveen - Lonnekermeer). De inrichtingsmaatregelen worden zoveel mogelijk/waar nodig gecombineerd met het verwijderen van Japanse duizendknoop.

Om deze natuurontwikkeling en het beheer ervan mogelijk te maken, krijgt het terrein de functie van natuurbegraafplaats. Ten behoeve van deze functie wordt de bestaande padenstructuur verbeterd en uitgebreid en wordt er een ceremonieruimte gebouwd en worden er parkeervoorzieningen aangelegd. Bij het ontwerp zijn de versterking van de natuur- en landschapswaarden en het behoud van de cultuurhistorische waarden van het gebied leidend geweest. Met de inrichtingsmaatregelen worden naast de kwaliteitsverbetering van natuur en landschap de belevingswaarden voor bezoekers en recreanten verhoogd en krijgt het landgoed een nieuwe economische drager in de vorm van natuurbegraven. Deze nieuwe functie moet ervoor zorgen dat het natuurgebied voor lange tijd duurzaam in stand wordt gehouden.

Bij de inrichting van Natuurbegraafplaats Christinalust kan onderscheid worden gemaakt in verschillende maatregelen die hierna worden toegelicht. Voor de inrichting en het beheer van de natuurbegraafplaats id het Inrichtings- en beheersplan opgesteld.

In het kader van het herstel van de natuurkwaliteit en het creëren van de natuurlijke verbinding parallel aan de Twekkelerbeek worden de volgende inrichtingsmaatregelen uitgevoerd:

  • graven van drie amfibieënpoelen van 850, 500 en 300 m2;
  • vergroten van de bestaande vijver naar 16.700 m2;
  • bosomvorming naar inheems loofbos (78.300 m2);
  • bosomvorming naar halfopen natuur door eenmalige kap (25.500 m2).

Om natuurbegraven mogelijk te maken worden de volgende inrichtingsmaatregelen genomen:

  • bouw van een ceremonieruimte/informatieruimte (550m2);
  • restauratie van de bosbouwschuur;
  • aanleg twee parkeerplaatsen met boskarakter: Een kleine parkeerplaats voor 10 auto’s (300 m2) en een

grote voor 50 auto’s (1.900m2);

  • aanleg nieuwe en herstel bestaande halfverharde paden (padlengte totaal 5,2 km);
  • ophogen gronden (42.000 m3).

Het natuurbeheer op de natuurbegraafplaats is gericht op beschermen van natuur, het versterken van het NNN en het realiseren van de streefdoelen die gesteld zijn door Natuurbegraven Nederland en die genoemd zijn in het provinciale Natuurbeheerplan. Natuurbegraven Nederland hecht er veel waarde aan het natuurbeheer in te passen binnen de beleidskaders van de diverse overheidsinstanties. Zo sluit de natuurontwikkeling op het landgoed aan bij andere natuurontwikkelingsinitiatieven in de regio, zoals het natuurbeheer rondom het Zwarte Ven, de realisatie van het ecoduct over de A35 en in algemene zin bij een waardevolle invulling van het NNN. Natuurbegraven is een tijdelijke functie. Na de laatste natuurbegrafenis verdwijnt de functie natuurbegraven en wordt het gebouw verwijderd.

Van elk natuurgraf dat wordt aangekocht, wordt door Natuurbegraven Nederland een bedrag gestort in het fonds 'Stichting Nieuwe Natuur'. Met geld uit dit fonds wordt nieuwe natuur in de omgeving van de natuurbegraafplaats gerealiseerd. Deze nieuwe natuur is openbaar toegankelijk en heeft geen functie als natuurbegraafplaats. Daarnaast wordt een fonds opgericht waarmee de kosten voor het natuurbeheer op de natuurbegraafplaats voor minimaal 100 jaar gebord wordt.

Bij het delven van natuurgraven wordt zorgvuldig gewerkt volgens een ecologisch werkprotocol (zie bijlage 7 van deze toelichting), zodat geen schade aan bomen, cultuurhistorisch waardevolle relicten en kwetsbare habitats optreedt.

Het reguliere beheer van de natuurbegraafplaats zal gericht zijn op een goed onderhoud van de aanwezige padenstructuur, extra terreintoezicht en het regelmatig verwijderen van afval. Het grijpt niet in op de natuurontwikkeling en past binnen de natuurdoelen van de provincie.

Voor een uitgebreide toelichting van de inrichting van de natuurbegraafplaats wordt verwezen naar het Inrichting- en beheerplan voor Natuurbegraafplaats Christinalust. Deze is al bijlage 1 van de regels bij dit plan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0011.png"

Afbeelding Inrichtingsschets Natuurbegraafplaats Landgoed Christinalust

4.2.3.1 Natuurontwikkeling

Bij de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats wordt uitgegaan van het behoud van bestaande waardevolle ecologische elementen en het verbeteren van de algehele natuurkwaliteit in het plangebied. Daarnaast worden landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen die passen bij het landgoedkarakter hersteld en beleefbaar gemaakt. Het herstel van de natuurkwaliteit wordt zorgvuldig aangepakt. Eerst wordt een deel van het plangebied opnieuw ingericht waarbij waardevolle bestaande elementen behouden blijven. Vervolgens wordt de natuurontwikkeling in het gehele plangebied door middel van een omvormingsbeheer begeleid naar het gewenste eindbeeld. Wanneer dit eindbeeld bereikt is, wordt het plangebied beheerd door middel van een zogenaamd ‘eindbeheer’.

Herstel geomorfologische situatie dekzandrug

De afgegraven dekzandrug in het zuidelijke bosperceel op de natuurbegraafplaats wordt hersteld. Hier wordt de bodem opgehoogd met gebiedseigen zand en wordt een afdeklaag aangebracht bestaande uit heideplagsel uit nabijgelegen natuurgebieden en/of strooisel. Hiermee wordt een natuurlijke uitgangsituatie nagebootst waarop zich een berken-eikenbos (passend bij droge omstandigheden) kan gaan ontwikkelen.

Graven amfibieënpoelen

De drie amfibieënpoelen worden aangelegd als ‘stepping stones’ voor amfibieën in de richting van het ecoduct. Ze hebben een beperkte omvang van 850, 500 en 300 m2 en hebben flauwe taluds van minimaal 1:3. De noordelijke oevers zijn het flauwst. Hierdoor ontstaan opwarmplekken voor amfibieën. De diepte van de poelen zijn maximaal 2 meter onder het maaiveld. Maximaal 25% van de oevers zijn begroeid met houtige gewassen. Hierdoor wordt de bladinval beperkt en de zoninstraling verhoogd.

Het bestaande ven wordt vergroot tot 16.700 m2 en de oevers van het ven worden aangepast, zodat een flauwer talud ontstaat. Hierdoor wordt de vijver ecologisch waardevoller.

Bosomvorming

De omvormingsmaatregelen in het bestaande bos zijn drieledig. Het gaat om een omvorming naar half open tot open natuur door eenmalige kap, een omvorming naar inheems loofbos door eenmalige kap en herplant, en om een omvorming naar inheems loofbos enkel door middel van beheermaatregelen. Voor de laatste categorie van omvorming zijn geen inrichtingsmaatregelen nodig, deze categorie wordt in hoofdstuk vijf behandeld.

Een deel van de bestaande bosopstanden wordt omgevormd naar halfopen tot open natuur. Hier vindt geen nieuwe aanplant van bomen en struiken plaats. Markante en waardevolle bomen blijven bij de omvorming gespaard en vormen in de nieuwe inrichting van het terrein waardevolle structuurelementen, bijvoorbeeld voor broed- en schuilgelegenheid voor vogels en kleine zoogdieren. In dit halfopen tot open landschap wordt gestreefd naar droge heidevegetaties en het zeldzame natuurtype heischraal grasland.

Het deel van de bestaande bosopstanden dat om wordt gevormd naar loofbos bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit monotone naaldhoutopstanden. Na kap worden deze percelen aangeplant met inheemse boom- en struiksoorten. De meest waardevolle en markante bomen en struiken blijven ook hier gespaard.

Het streefbeeld voor de bossen op de hoger gelegen gronden is een berken-zomereikenbos, in het beekbegeleidende bos is dit een vogelkersen-essenbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0012.png"

Afbeeding Maatregelenkaart.

4.2.3.2 Water


De aan de westzijde van het plangebied gelegen waterplas waarvan de huidige oevers veelal steil zijn krijgt flauwe oevers. Tevens wordt de bosrand met een dichte struiklaag van rododendrons teruggezet. De plas wordt ontwikkeld naar een voedselarme waterplas dan wel een matig voedselrijke waterplas. De aanwezige visfauna wordt afgevist. Daar waar mogelijk worden de oevers van de Twekkelerbeek verflauwd (lengte ca. 500 meter). Het water is daardoor beter zichtbaar en in de oevers ontstaat een meer natuurlijke begroeiing.

Aandachtspunt is de aanwezigheid van veel Japanse duizendknoop in de omgeving van de beek, die met de herinrichting van het gebied wordt bestreden om verdere overwoekering van natuurlijke vegetaties te voorkomen.

Ter versterking van de natte corridor worden in het terrein natte plekken ontwikkeld en onder meer nieuwe poelen gegraven als stapsteen tussen de waterplas, de Zwarte Ven en de nog te realiseren ecoduct over de A35. De drie amfibieënpoelen worden aangelegd als ‘stepping stones’ voor amfibieën in de richting van het ecoduct. Ze hebben een beperkte omvang van 850, 500 en 300 m2 en hebben flauwe taluds van minimaal 1:3. De noordelijke oevers zijn het flauwst. Hierdoor ontstaan opwarmplekken voor amfibieën. De diepte van de poelen zijn maximaal 2 meter onder het maaiveld. Maximaal 25% van de oevers zijn begroeid met houtige gewassen. Hierdoor wordt de bladinval beperkt en de zoninstraling verhoogd.

Het bestaande waterplas zal tevens vergroot worden tot 16.700 m2 en de oevers van het ven worden aangepast, zodat een flauwer talud ontstaat. Hierdoor wordt de vijver ecologisch waardevoller.

4.2.3.3 Natuurbegraven

Om landgoed Christinalust te kunnen gebruiken als natuurbegraafplaats is een aantal voorzieningen nodig, zoals een ceremonieruimte en een parkeerplaats. Ook dienen delen van het terrein te worden opgehoogd om begraven mogelijk te maken. Daarnaast moet de aanwezige padenstructuur worden uitgebreid. Het is wenselijk om de wandelafstanden voor bezoekers van de natuurbegraafplaats zo kort mogelijk te houden. Daarom wordt de ceremonieruimte op een centrale plek op de natuurbegraafplaats gerealiseerd.

4.2.3.4 Piëteitszone

Langs de buitenrand van de natuurbegraafplaats wordt een piëteitszone aangelegd. Dit is een zone van circa tien meter breed met dichte begroeiing. In de piëteitszone wordt niet begraven. Het dient als waarborg voor privacy van zowel bezoekers van de natuurbegraafplaats als van aangrenzende percelen. In het plangebied ligt plaatselijk een gasleiding. Om eventuele overlast bij werkzaamheden aan de leiding tot een minimum te beperken wordt, naast de door de nutsbedrijven vastgestelde zogenaamde belemmerende strook (zoals bijvoorbeeld bij de gasleiding), ook langs deze leidingstroken een piëteitszone van tien meter in acht genomen.

4.2.3.5 Grafdichtheid

Voor natuurbegraafplaats Christinalust zal circa 28 hectare gebruikt worden voor natuurbegraven . De dichtheid van het aantal graven binnen het gebied wisselt echter sterk. Op delen zal niet worden begraven (natte gradiënten), op delen zeer extensief (hoge kans op verstoring/ bijvoorbeeld loofbos) en delen intensiever (beperkte verstoring/ bijvoorbeeld schaalgrasland). De natuur ter plaatse is leidend en bepaalt uiteindelijk de draagkracht. Door natuurontwikkeling kan dit in de loop van de tijd veranderen. Zeker gezien de exploitatie duur van naar verwachting circa 40 jaar. Het op voorhand vastleggen van een grafdichtheid heeft om die reden weinig waarde, maar is het ecologisch werkprotocol van grote betekenis. Voor het openen van een graf wordt aan de hand van het protocol gekeken of dit een significant verstorend effect heeft. Is dit het geval, dan wordt er op die plek geen graf uitgegeven en wordt er uitgeweken naar een andere plek op de natuurbegraafplaats. Dit is ook als voorwaarde opgenomen in de overeenkomst met mensen die op voorhand een plek hebben uitgekozen. De natuur is leidend en niet de mens.

Het sturen op natuurdoelen en -kwaliteit gebeurt op basis van het inrichtings- en beheerplan en het ecologisch werkprotocol. Om de bescherming van de natuur en kwetsbare flora en fauna juridisch te borgen koppelt Natuurbegraven Nederland het inrichtings- en beheerplan aan de planregels. Het ecologisch werkprotocol schrijft bijvoorbeeld voor dat een graf alleen gerealiseerd mag worden buiten de kroonprojectie.

Natuurbegraven Nederland kiest ervoor om maximaal 10% van het plangebied met de functieaanduiding natuurbegraafplaats daadwerkelijk te gebruiken voor natuurgraven.

Na een aanloop van circa 5 jaar na opening van de natuurbegraafplaats wordt uitgegaan van gemiddeld 250 tot 350 begrafenissen per jaar. De natuurbegraafplaats zal over een periode van 30 tot 40 jaar in gebruik zijn. Dit is een inschatting, gebaseerd op de gemiddelde en ervaringen op andere natuurbegraafplaatsen

In het kader van de functie natuurbegraven worden in het plangebied natuurgraven gerealiseerd. Als borging dat natuurbegraven een tijdelijke functie betreft en daarmee eindig als actieve natuurbegraafplaats, is ervoor gekozen om een percentage van 10% als maximum op te nemen in de planregels. Dit houdt in dat maximaal 10% van het gebied met functieaanduiding natuurbegraafplaats daadwerkelijk gebruikt kan worden voor natuurgraven.

4.2.3.6 Ceremonieruimte

Om te kunnen functioneren als natuurbegraafplaats is een voorziening nodig op het terrein van waaruit uitvaarten georganiseerd kunnen worden en waar informatie over natuurbegraven verstrekt kan worden. Hiertoe wordt één nieuw gebouw gebouwd in het centrum van het landgoed. Centraal op het landgoed wordt een ceremonieruimte voorzien waar afscheidsceremonies en koffietafels plaatsvinden. In dit gebouw zal ook de beheerder van de natuurbegraafplaats verblijven. Het gebouw heeft zo min mogelijk impact op de omgeving. Ten behoeve van het ontwerp voor de ceremonieruimte is NBN in gesprek met IAA architecten in Enschede.

Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame technieken en materialen. Het gebouw zal een oppervlakte van maximaal 550 m² krijgen. Het bouwvlak waarbinnen dit gebouw kan worden gerealiseerd is 1000 m² groot. De goothoogte zal maximaal 5 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 8 meter.

Nadat er op Christinalust niet meer begraven wordt, wordt het gebouw verwijderd. Bij de oprichting van het gebrouw wordt hier rekening mee gehouden.

Het gebouw is een rustig element dat qua externe vormgeving refereert aan de voor de regio karakteristieke hallenhuisboerderij en zouthuisjes. Het gebouw is gesitueerd half in het open veld en half in het bos. Bij de plaatsing van het gebouw is zo veel mogelijk rekening gehouden met bestaande waardevolle bomen.

De huidige Natuurnetwerk Nederland-begrenzing komt op de plek van de ceremonieruimte te vervallen. Elders op Christinalust wordt er ruim 3 ha landbouwgrond omgevormd naar natuur. Deze percelen zullen als compensatie toegevoegd worden aan het Natuurnetwerk Nederland.
Voor het ceremoniegebouw is door IAA Architecten een ontwerp gemaakt. Het als Bijlage 3 geeft de gewenste beeldkwaliteit van het nieuwe gebouw.

4.2.3.7 Wijze van begraven

De laatste bestemming van een overledene is het moment dat het lichaam begraven wordt. Het besluit op de lijkbezorging regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van een graf. Er zijn diverse uitgangspunten waar rekening mee gehouden dient te worden bij de inrichting van een graf. Zo wordt aangegeven dat er minimaal 65 centimeter grond bovenop de kist moet worden aangebracht. De afstand tussen kisten bedraagt minimaal 30 centimeter. Daarnaast zal de kist zich 30 centimeter boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand moeten begeven. Voor een afbeelding zie 5.2.7 van deze toelichting

Bij cremeren is de laatste bestemming van een overledene het moment dat het lichaam gecremeerd wordt. Nadat de as is vrijgegeven is de rechthebbende van de asbus vrij om te doen met de as wat de rechthebbende wil omdat de Wet op de Lijkbezorging en het Besluit op de Lijkbezorging niet meer van toepassing is. Zo mag de as in een urnen muur geplaatst worden of eventueel thuis worden gehouden. Mocht de wens van de overledene zijn om begraven te worden in het bos, dan kan dat op de daarvoor bestemde gronden op een natuurbegraafplaats.

Voor het begraven van een urn zijn vanuit Het besluit op de lijkbezorging geen restricties. Wel dient er uiteraard rekening gehouden te worden met de wet natuurbescherming. Voor het begraven van een urn is het ecologisch werkprotocol dan ook van toepassing. Ook worden urnen meegerekend in de 10% norm.

4.2.3.8 Ontsluiting, parkeren en paden

De hoofdentree van de natuurbegraafplaats ligt aan de Windmolenweg.

De natuurbegraafplaats is te bereiken via het bestaande halfverharde pad (6 meter breed) dat haaks op de Windmolenweg ligt. Bezoekers worden naar een van de twee ‘bosparkeerplaatsen’ geleid.

Bezoekers van het informatiecentrum en nabestaanden kunnen op de kleine parkeerplaats bij de ceremonieruimte terecht. Bezoekers van een ceremonie van de natuurbegraafplaats worden naar de grote parkeerplaats, verder verwijderd van de ceremonieruimte, geleid. Op de ‘bosparkeerplaatsen wordt tussen landschappelijke beplanting geparkeerd. De grote parkeerplaats krijgt een oppervlakte van 1.900m2 en zal plaats bieden aan 50 auto’s, de kleine parkeerplaats krijgt een oppervlakte van 300 m2 en zal plaats bieden aan 10 auto’s. De kleine parkeerplaats zal tevens worden voorzien van een fietsenstalling. Deze aantallen zijn gebaseerd op ervaringen op natuurbegraafplaats Heidepol, Maashorst en Schoorsveld en hiermee wordt voldaan aan het in het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng geadviseerde minimum aantal parkeerplaatsen van 44.

Er zal geen verlichting langs wegen en paden op het landgoed worden aangebracht, anders dan het aanlichten van het toegangspad van de parkeerplaats naar het ceremoniegebouw.

4.2.3.9 Recreatie

Het beter beleefbaar maken van bestaande waarden is alleen mogelijk als het gebied met deze waarden beter toegankelijk is voor bezoekers en recreanten. De natuurbegraafplaats wordt openbaar toegankelijk. De toegankelijkheid wordt vergroot door de uitbreiding van de padenstructuur. De lange-afstand-wandelroute die over het terrein loopt blijft behouden. Het toelaten van intensievere recreatievormen zoals recreatie te paard of mountainbiken past niet bij de beleving van de natuurbegraafplaats. Deze vormen van recreatie zijn daarom hier niet toegestaan. Recreanten worden bij het betreden van het gebied erop gewezen dat ze op een natuurbegraafplaats komen.

Ook voor het functioneren als natuurbegraafplaats is uitbreiding van paden nodig. In de nieuwe padenstructuur zijn de bestaande paden opgenomen. De route gaat langs de functionele elementen van de natuurbegraafplaats (zoals parkeerplaats en ceremonieruimte), maar maakt ook beleving van de natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogelijk. Er wordt ruim 2 kilometer aan wandelpaden toegevoegd. Hierbij wordt een zonering van de recreatieve routes aangebracht ten behoeve van het veiligstellen van kwetsbare vegetaties en soorten. Er wordt geen verlichting langs de paden aangebracht.

4.2.3.10 Ophogen gronden

Om natuurbegraven mogelijk te maken op landgoed Christinalust is het nodig bepaalde delen van het plangebied op te hogen. Het ophogen gebeurt zoveel mogelijk met gebiedseigen materiaal en gaat uit van de natuurlijke morfologie van de bodem. Zo wordt in het zuiden van het plangebied een vergraven dekzandrug hersteld. De ophogingen in het noorden van het plangebied zijn soortgelijk van aard. Bij de ophogingen wordt de bodem opgehoogd met zand en wordt een afdeklaag aangebracht bestaande uit heideplagsel uit nabijgelegen natuurgebieden en/of compost. Hiermee wordt een natuurlijke uitgangssituatie nagebootst waarop zich een berken-eikenbos (passend bij droge omstandigheden) of een droge heide-vegetatie kan gaan ontwikkelen. Op onderstaande afbeelding is te zien welke delen van het plangebied opgehoogd worden. Grond die vrijkomt bij het aanleggen van de poelen en het vergroten van het ven wordt gebruikt voor het ophogen van andere delen van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0013.png"

Afbeelding Ophoogkaart

4.3 Cultuurhistorie

Natuurbegraven Nederland wil van het landgoed een aantrekkelijker natuurgebied maken met hoogwaardige natuur. Ook wil Natuurbegraven Nederland de cultuurhistorische waarden van het landgoed versterken en beleefbaar maken.

4.3.1 Bebouwing en structuren

De cultuurhistorisch waardevolle structuur van de spoordijk en spoorbrug wordt vrij gemaakt van beplanting en opgenomen in de routestructuur (lengte ca. 600 meter). Hiermee wordt het voormalig spoortracé als lijnelement beter zichtbaar en beleefbaar. De spoorbrug wordt gerestaureerd.

De bestaande cultuurhistorische waardevolle bosbouwschuur blijft behouden en krijgt een functie t.b.v. het beheer van de natuurbegraafplaats. Karakteristieke elementen die in het verleden verloren zijn gegaan worden hersteld.

De fundamenten van het oude theehuis worden zichtbaar gemaakt en op deze plek kunnen eventueel informatieborden neergezet worden met informatie over de geschiedenis van het landgoed.

4.3.2 Beschermwaardige bomen

In het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale en beschermwaardige bomen. De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In het plangebied zijn geen beschermenswaardige bomen aanwezig. De bomen kunnen beschouwd worden als productiebos conform de vigerende planregels.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten binnen de bebouwde kom wordt rekening gehouden met de aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.

4.4 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt globaal beschreven welke (de voornaamste) welstandsidentiteiten en eventuele beeldkwaliteitplannen in het plangebied van toepassing zijn met de daarbij behorende belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen.

4.4.1 Welstand

Voor het gebied geldt het welstandsprofiel 'Buitenplaatsen en landgoederen', zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.

Vanaf de 17e eeuw lieten de meest welgestelden van het land een landgoed of buitenplaats buiten de stad bouwen. In Enschede waren het vooral industriëlen die zich zo'n romantisch woonparadijs konden veroorloven. De meeste landgoederen en buitenplaatsen zijn dan ook gebouwd of uitgebouwd in de glorietijd van de textielindustrie. Slechts een aantal daarvan ligt nog ongeschonden in zijn oorspronkelijke omgeving. Veel landgoederen en buitenplaatsen zijn inmiddels opgenomen in de stad en vormen landelijke enclaves tussen de dichte bebouwing. Als ze zijn opengesteld, functioneren ze als stadsparken. Op een buitenplaats werd meestal alleen gewoond. Een typische buitenplaats heeft een chique hoofdhuis met een of twee bijgebouwen, bijvoorbeeld een koetshuis en een thee koepel, in een speciaal aangelegde parktuin. Op een landgoed werd – en wordt – ook gewerkt en geproduceerd. Een landgoed heeft daarom meer bijgebouwen, zoals een pachtboerderij en een oranjerie, en behalve een park ook landerijen. Maar kenmerkend voor zowel een landgoed als een buitenplaats is dat gebouwen en park onderdeel zijn van een specifiek ontworpen harmonische compositie. De gebouwen zelf hebben een bijzondere, expressieve architectuur en esthetiek. Omdat door de eeuwen heen steeds veranderingen hebben plaatsgevonden, zijn bij veel landgoederen en buitenplaatsen sporen van allerlei stijlen te zien. De eclectische architectuur en het samenspel tussen bebouwing en landschap maakt elk landgoed en elke buitenplaats uniek en een cultuurhistorisch monument op zich.

De instandhouding van een landgoed of buitenplaats vergt veel onderhoud en is kostbaar. Eigenaren zoeken daarom vaak naar nieuwe of nevenbronnen van inkomsten. Hierdoor verandert de functie van gebouwen en park, waarbij (ingrijpende) verbouw nodig is en mogelijk zelfs nieuwbouw. Voor bestaande gebouwen en park is vooral restauratie of reconstructie te verwachten. Er zijn ook landgoederen en buitenplaatsen die hun 'goed' en 'plaats' zijn kwijtgeraakt doordat ze te intensief zijn bebouwd. Zij hebben een groot stuk van hun identiteit verloren en verdienen extra aandacht.

4.4.2 Beeldkwaliteitsplan

Onderdeel van de natuurbegraafplaats is een ceremoniegebouw. In deze ruimte vinden afscheidsceremonies en koffietafels plaats. In dit gebouw zal ook de beheerder van de natuurbegraafplaats verblijven. Door IAA Architecten is een ontwerp gemaakt voor de ceremonieruimte. Het ontwerp is als bijlage3 opgenomen bij deze toelichting.

4.4.2.1 Uitgangspunten ontwerp

Natuur en landschap zijn de belangrijkste waarden van het gebied voor het gebruik als natuurbegraafplaats. Voor het ontwerp is dan ook gekozen zo veel mogelijk aan te haken bij enerzijds het huidige gebruik van het gebied als natuurterrein, maar ook bij het landbouwkundig gebruik uit het verleden en waarvan nog duidelijk sporen aanwezig zijn.

4.4.2.2 Ontwerp ceremonieruimte

Voordat het gebied ontgonnen werd, maakte het deel uit van een uitgestrekte heideterrein waar een smalle kronkelende heidebeek doorheen liep. Rond 1900 is het gebied ontgonnen en (gedeeltelijk) in gebruik genomen door de landbouw in de vorm van akkers omzoomd door houtwallen afgewisseld door heide en bos. Er is dan sprake van een rationeel rechthoekig stelsel van perceelsgrenzen, wegen en houtwallen met als opvallend detail een spoorlijn die van noord naar zuid over het terrein loopt. De oorspronkelijk kronkelende heidebeek is grotendeels recht getrokken, genormaliseerd.

Het lineaire gebouw is zo gesitueerd dat zoveel mogelijk van de verschillende natuurtypen in het gebied vanuit het gebouw of dicht bij het gebouw beleefd kunnen worden. De entreezijde ligt ingebed in het boslandschap. De andere zijde, de kop van het gebouw waarin de ceremonieruimte zich bevindt, opent zich naar het water met een weidse blik. In feite ligt diagonaal door het gebouw de overgang van gesloten naar open landschap.

Bij de benadering van het gebouw wordt de bezoeker even een blik gegund op de beek die van oost naar west over het terrein stroomt. De beek heeft daarbij weer een meer natuurlijk karakter gekregen met natuurvriendelijke oevers. Direct aan de overzijde van de beek strekt een deel van de heide op de natuurbegraafplaats zich uit.

De vormgeving van het gebouw sluit aan bij het onderliggende landschap. Gekozen is voor een heel eenduidige en karakteristieke vorm, die aansluit bij het archetype van het Hallehuis, een veel voorkomende boerderijvorm in het gebied. Op deze manier refereert het gebouw ook aan het oude landbouwkundig gebruik.

Ook de materialisatie van het gebouw sluit nauw aan bij de gebouwen zoals deze van oudsher voorkomen in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0014.png"

Visualisatie ceremonieruimte: (bron: IAA Architecten, Beeldambitie Natuurbegraven Twekkelo, juni 2017, zie bijlage 3 van deze regels)

4.5 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.5.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van van de gemeente.

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50% .
  • de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

  • Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlast beheersbaar te houden.
  • Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
  • Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.
  • Via de MIO (majeure inversteringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
  • Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
  • De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!'

In het coalitieakkoord 2014-2018, 'Duurzaam, Samen, Sterker!' is duurzaamheid een centraal thema. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu; duurzaam gedrag staat in het coalitieakkoord synoniem voor niet teren op de zak van toekomstige generaties. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. In de voorgaande collegeperiode werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem geen aandacht was, maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake.

Actieplan Duurzaamheid

De wens om een meer omvattend duurzaamheidsbeleid te voeren, dat richtinggevend is voor het gemeentelijk handelen, vraagt om kaderstelling. Hiertoe wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.5.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

4.5.2.1 Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

4.5.2.2 Energie

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

4.5.2.3 Klimaatadaptie

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

4.5.2.4 Circulaire economie

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

4.5.2.5 Biodiversiteit

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

4.5.2.6 Overige actiepunten

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

4.5.3 Duurzaamheid binnen het plangebied

Om binnen het plangebied de natuurontwikkeling en het beheer ervan mogelijk te maken, krijgt het terrein de bestemming "Natuur" met een functieaanduiding "natuurbegraafplaats". Ten behoeve van deze functie wordt de bestaande padenstructuur verbeterd en uitgebreid en wordt een ceremonieruimte gebouwd en parkeervoorzieningen aangelegd. Bij het ontwerp zijn de versterking van de natuur- en landschapswaarden en het behoud van de cultuurhistorische waarden van het gebied leidend geweest. Met de inrichtingsmaatregelen worden naast de kwaliteitsverbetering van natuur en landschap de belevingswaarden voor bezoekers en recreanten verhoogd. Door natuurbegraven kan het landgoed duurzaam instant worden gehouden.

Bij de bouw en inrichting van het ceremoniegebouw zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van duurzame materialen. Het ceremoniegebouw verliest zijn functie op het moment dat alle begrafenissen hebben plaatsgevonden. Het gebouw zal dan worden afgebroken. Het landgoed blijft een opengesteld natuurgebied

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen
5.1.2.1 Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is door middel van nader dossieronderzoek beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is.

5.1.2.2 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder ten aanzien van omliggende bedrijven. Om de natuurbegraafplaats Christinalust mogelijk te maken wordt een gebouw gerealiseerd, in de vorm van een ceremonieruimte, dat hinder kan veroorzaken ten aanzien van omliggende bedrijven.

Voor de bepaling of de beoogde ontwikkelingen belemmerend werken ten aanzien van de omliggende bedrijven is een inventarisatie gemaakt van de bedrijven in de omgeving en de bijbehorende richtafstanden uit de uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). In “Bedrijven en Milieuzonering” wordt onderscheid gemaakt tussen omgevingstype rustige woonwijk (geldt ook voor een rustig buitengebied) en het omgevingstype gemengd gebied.

5.1.2.3 Afstanden bedrijven t.o.v. natuurbegraafplaats

De gevoelige bestemmingen binnen het plangebied, de ceremonieruimte, wordt opgericht nabij het bedrijventerrein Marssteden. Dit bedrijventerrein is in het vigerende bestemmingsplan Marssteden 2005 voorzien van een milieuzonering. In een strook langs de zuidzijde van de Windmolenweg met een breedte van 50 meter zijn alleen bedrijven tot en met categorie 3.1 (richtafstand 50 meter) toegestaan. Achter deze strook zijn ook bedrijven tot en met categorie 3.2 (richtafstand 100 meter) toegestaan. Op grotere afstand zijn op het bedrijventerrein ook zwaardere categorieën toegestaan. De milieuzonering in het bestemmingsplan De Marssteden is zodanig opgezet dat de uitwaartse zonering maximaal 50 meter bedraagt, gerekend vanaf de grens van de bedrijfskavels. Dit betekent dat de invloed van de bedrijven niet verder reikt dan de noordzijde van de Windmolenweg. Er vindt geen overlap plaats met het plangebied van natuurbegraafplaats Christinalust. De ceremonieruimte is gelegen op een afstand van ca. 400 meter vanaf het bedrijventerrein De Marssteden waardoor de belangen van de inrichtingen op bedrijventerrein De Marssteden in voldoende mate beschermd zijn.

5.1.2.4 Afstanden natuurbegraafplaats t.o.v. woningen

In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' kan voor een natuurbegraafplaats worden aangesloten bij de categorie begraafplaats (categorie 1). De grootste richtafstand, voor bedraagt geluid 10 meter. De afstand van de natuurbegraafplaats tot aan omliggende woningen is veel groter dan 10 meter.

5.1.2.5 Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

De op te richten natuurbegraafplaats heeft geen belemmerende werking ten opzichte van nabij gelegen bedrijven waarbij tevens in voldoende mate sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een goed woon- en leefklimaat ter hoogte van de rond het plangebied gelegen woningen wordt in voldoende mate geborgd, aangezien de dichtstbijzijnde woning op ruim 250 meter afstand is gelegen.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Christinalust

Het bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Christinalust betreft de realisatie van een natuurbegraafplaats op het landgoed Christinalust, waarbij de hoofdbestemming van het gebied natuur is. Dit houdt in dat het gehele plangebied wordt omgevormd naar een natuurbestemming. Momenteel heeft dit tevens een agrarische en bosbestemming.

Van de aangegeven terreindelen zijn geen bodemonderzoekgegevens in het gemeentelijke bodemarchief aanwezig. Er zijn naast de aanwezigheid van het voormalige spoorwegtracé Boekelo-Hengelo binnen het plangebied, geen potentieel bodembedreigende activiteiten bekend die binnen de betreffende terreindelen zouden hebben plaatsgevonden. De betreffende terreindelen zijn wat historische activiteiten betreft op basis daarvan onverdacht wat de aanwezigheid van bodemverontreiniging betreft.

Over een deel van het plangebied was in het verleden het voormalige spoortracé Boekelo-Hengelo gelegen. In 1994 is op een deel van dit voormalige tracé een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzochte tracédeel is buiten het plangebied gelegen.

Conclusie

De bodemonderzoekresultaten uit 1994 geven geen aanleiding te verwachten dat er sprake is van bodemverontreiniging die dusdanig belemmerend is dat de herontwikkeling financieel niet haalbaar is. Omdat de terreindelen buiten het voormalige spoorwegtracé historisch gezien als onverdacht bestempeld kunnen worden, is er naar verwachting op die delen eveneens geen sprake van bodemverontreiniging die dusdanig belemmerend is dat de herontwikkeling financieel niet haalbaar is. Indien er in de toekomst bodemverontreinigingen worden aangetroffen, dan kunnen deze indien nodig functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip, aard en omvang van een realisatie van een herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 verricht dient te worden. Voor de realisatie van de ceremonieruimte is dit van toepassing.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

5.1.4.1 Externe werking


Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Deze wet geeft aan hoe er bij een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling om dient te worden gegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie, spoorwegen en luchtvaart. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd, de zogenoemde geluidsgevoelige objecten. De volgende objecten worden in de Wet geluidhinder beschermd:

  • woningen
  • geluidsgevoelige terreinen
  • andere geluidsgevoelige gebouwen


Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën zijn te scharen, zijn op basis van de Wgh niet beschermd tegen geluidhinder. In twijfelgevallen (valt een bepaalde bestemming onder een bepaalde categorie) is een goede motivering van belang. De natuurbegraafplaats wordt in het kader van de Wet geluidhinder niet beschouwd als een geluidgevoelig object. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

5.1.4.2 Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust " is gelegen in de nabijheid van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein De Marssteden. 

Rondom het industrieterrein Marssteden ligt een geluidzone. Over een gedeelte van ca. 45 meter vanaf de Windmolenweg ligt deze geluidzone over een klein deel van het plangebied. Binnen de geluidzone industrie zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan. De natuurbegraafplaats wordt in het kader van de Wet geluidhinder niet beschouwd als een geluidgevoelig object. De geluidzone industrie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats Christinalust.

5.1.4.3 Overig

De natuurbegraafplaats zal naar verwachting nauwelijks geluidhinder gaan geven voor gevoelige objecten in de omgeving. Het geluid wat geproduceerd wordt heeft met name betrekking op verkeersbewegingen. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat er in de beginperiode maximaal circa 100 verkeersbewegingen per dag zijn te verwachten. Dit op basis van gemiddeld één ceremonie per dag alsmede van de bezoekers van de begraafplaats. De ceremonies op het terrein zijn daarbij ingetogen, zoals bij begrafenissen gewoon is. Uitgaande van de worstcase-situatie (3 ceremonies per dag) zijn er maximaal 286 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten. Aangegeven dient te worden dat deze verkeersbewegingen verspreid zullen plaatsvinden met name bij aanvang van de ceremonies.


Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Het initiatief betreft de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats met een ceremonieruimte. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat er maximaal circa 100 verkeersbewegingen per dag zijn te verwachten. Dit op basis van gemiddeld één ceremonie per dag alsmede van de bezoekers van de begraafplaats. Het betreft hier een zeer beperkte ontwikkeling ook indien uitgegaan wordt van de worst-case situatie zoals in paragraaf 5.1.4.3 is aangegeven.. Kleine ontwikkelingen dragen nauwelijks bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Gezien het feit dat de grens voor 'niet in betekende mate'-categorie voor 'woningbouwlocaties' op 1500 woningen ligt, kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats in de categorie 'niet in betekende mate' valt. De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats zal dus geen significant negatief effect op de luchtkwaliteit veroorzaken. Derhalve hoeft geen onderzoek naar luchtkwaliteit plaats te vinden.

Geur

Vanaf 1 januari 2007 vormt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het toetsingskader als het gaat om geurhinder afkomstig van dierenverblijven en veehouderijen. De geuremissie is afhankelijk van het aantal en soort dieren dat binnen de inrichting aanwezig is. In de aan de Wgv gekoppelde Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is per diercategorie een geuremissiefactor vastgesteld. Daarnaast zijn minimale afstanden opgenomen vanaf een veehouderij tot een geurgevoelig object. Hierin is bepaald dat de minimale afstand voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in het buitengebied 100 meter moet bedragen.

De beheerschuur/bosbouwschuur is geen object waar mensen permanent of langere tijd verblijven en valt zodoende niet onder de geurgevoelige objecten. Alleen de ceremonieruimte valt onder de geurgevoelige objecten. Vanwege het feit dat het dichtstbijzijnde bedrijf met intensieve veehouderij op ruim 800 meter afstand is gelegen kan geconcludeerd worden dat er geen veehouderijen in hun belangen worden geschaad.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.


De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

5.1.6.1 Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.

In de nabijheid zijn de inrichtingen Van der Wurp, Marssteden 216 (op 300 meter), Gasolieopslag Twente, Marssteden ongen (op 700 metr), Vinepa / Scorpion, Kopersteden14 (op 400 meter) en de Grolsche Bierbrouwerij Nederland BV aan de Brouwerslaan 5 (op 700 meter) gelegen. Dit betreffen inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is. De planlocatie ligt niet binnen risicocontouren (PR-contour / invloedsgebied) van deze inrichtingen. Met betrekking tot externe veiligheid ten aanzien van dit plangebied vormt het bedrijf derhalve geen belemmeringen.

5.1.6.2 Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest - Christinalust  ” is een buisleiding aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Het is een leiding van de Gasunie, de N-569-76 met een diameter van 6” en een werkdruk van 40 bar. De leidingen kennen ter plaatse van het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour. Binnen de inventarisatieafstand van 45 meter vinden geen bestemmingswijzigingen plaats die leiden tot een toename van het aantal aanwezigen.

Ten zuidwesten van het plangebied zijn een 24” en een 36” buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Beide leidingen (A646 en A670) hebben geen 10-6-contour ter hoogte van het plangebied. Binnen de inventarisatieafstand van respectievelijk 330 en 470 meter vinden geen bestemmingswijzigingen plaats die leiden tot een significante toename van het aantal aanwezigen.

Daarnaast laten berekeningen van voornoemde leidingen zien dat er met betrekking tot het groepsrisico (rapport Carolaberekeningen Enschede van september 2013) geen belemmeringen zijn. De ligging van deze aardgasleidingen vormen op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig plan.

5.1.6.3 Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent drie vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Wel is direct ten zuidwesten van het gebied de A35 gelegen. De weg kent geen 10-6 contour en geen plasbrandaandachtsgebied. Met betrekking tot het aantal aanwezigen vindt er geen significante wijziging plaats binnen het invloedsgebied van deze weg. Het plan heeft derhalve ten aanzien van het, al geringe, groepsrisico geen consequenties.

Tabel: Gegevens Basisnet Weg

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0015.png"
 afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0017.png"
 

5.1.6.4 Luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest - Christinalust” is hemelsbreed op ruim 7500 meter van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans, vanwege de ligging ten opzichte van de baan, op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

5.1.6.5 Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.7 Milieueffecten begraafplaatsen

Natuurbegraafplaats Christinalust wordt ingericht conform de Wet op de lijkbezorging, het Besluit op de lijkbezorging en de Inspectierichtlijn Lijkbezorging. Met name in het Besluit op de lijkbezorging en de Inspectierichtlijn Lijkbezorging zijn voorschriften en adviezen opgenomen ten aanzien van milieu hygiënische aspecten van een begraafplaats.


De inrichtingsadviezen in de Inspectierichtlijn Lijkbezorging en dan met name in de bijlage 'Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven' zijn voor natuurbegraafplaatsen minder uitvoerig dan voor gewone begraafplaatsen vanwege de veel geringere effecten op het milieu. In de bijlage van de inspectierichtlijn zijn adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen opgenomen waaronder adviezen over een adequaat ontwaterings- en afwateringssysteem.

In de bijlage 'Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven' is opgenomen dat "de grond- en grondwatercriteria bij natuurbegraven geen belemmerend thema zijn omdat bij natuurbegraven sprake is van eeuwigdurende grafrust en ruiming op natuurbegraafplaatsen daardoor niet aan de orde is". Onder andere door het feit dat lichamen niet worden geruimd is de intensiteit van begraven op een natuurbegraafplaats en daarmee de milieueffecten van het begraven, immers veel lager dan op een reguliere begraafplaats.

Uit onderzoek uitgevoerd door RIVM naar de samenstelling van het grondwater, oppervlaktewater en drainagewater bij vijf begraafplaatsen in samenwerking met de toenmalige Regionale Inspectie Milieuhygiëne Zuid-Holland en het Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden (1986) is geen meetbare vervuiling gebleken door medicijnen of andere stoffen die in de bodem terechtkomen (Alterra 2009, pagina 41).

Dit wordt nog eens bevestigd in een recent afstudeeronderzoek van AGEL adviseurs, uitgevoerd naar de milieueffecten van begraafplaatsen in Noord-Brabant waaruit blijkt dat een begraafplaats naar alle waarschijnlijkheid beperkte tot geen gevolgen heeft voor de bodemkwaliteit (grond en grondwater).

In 2013 is door Alterra een onderzoek verricht (Haas & de Vries, 2013), waarin Alterra heeft geconcludeerd dat de grafdichtheid niet van belang is bij natuurbegraafplaatsen, maar dat het belangrijker is dat er spreiding van de graven in tijd en ruimte mogelijk is. Om met respect voor de natuur te kunnen begraven is flexibiliteit vereist waardoor het mogelijk is om te begraven waar de natuurwaarden het toelaten. De natuurbegraafplaats Heidepol van NBN is in het onderzoek van Alterra aangewezen als een echte natuurbegraafplaats, waarbij natuur het voornaamste kenmerk is. Ook bij de Natuurbegraafplaats Landgoed Christinalust zal net als op Heidepol inrichting en gebruik in het teken staan van natuurontwikkeling en natuurbeheer.

Conclusie

Uit genoemde onderzoeken komt naar voren dat de milieueffecten van begraafplaatsen naar alle waarschijnlijkheid gering zijn. De milieueffecten van natuurbegraafplaatsen zijn daarnaast geringer dan van reguliere begraafplaatsen. In de bijlage 'Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven' bij de Inspectierichtlijn Lijkbezorging wordt dit onderkend.

Door inrichting van de natuurbegraafplaats conform het Besluit op de lijkbezorging en de Inspectierichtlijn Lijkbezorging zijn eventuele milieueffecten van de natuurbegraafplaats zeer gering of zelfs nihil.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

5.2.1 Bodem

Uit de bijlage bij de Inspectierichtlijn Lijkbezorging 'Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven' blijkt dat een bodem van zand- of zavelgrond het meest geschikt is voor een begraafplaats. Dit is de meest geschikte grond omdat het poriënvolume daarvan in de regel voldoende is om de vereiste gaswisseling op peil te houden. De bodem is geclassificeerd als veldpodzolgrond en beekeerdgrond. De veldpodzolgronden zijn zandgronden met fijn en zwak lemig zand en hebben een humushoudende bovenlaag. De beekeerdgronden binnen het plangebied bestaan uit lemig fijn zand en hebben ondiep grind (minder dan 40 cm beneden maaiveld) in de bodem. Dit wordt bevestigd door het geohydrologisch onderzoek, waarin wordt aangegeven dat de bodem in het plangebied overwegend bestaat uit zand. Het bodemmateriaal mag voorts het proces van de lijkvertering niet in ongunstige zin beïnvloeden. Aangezien de aanwezige grond uit de juiste samenstelling bestaat hoeven er geen bodemingrepen plaats te vinden.

5.2.2 Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding.

Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden geborgen en vertraagd afgegeven aan de omgeving. In het buitengebied bedraagt de bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

De nieuwe functie van natuurbegraven zal naast afvalwater vanuit de ceremonieruimte ook hemelwater opleveren. Voor hemelwater zal een bergingsvoorziening worden getroffen. Voor de ceremonieruimte wordt voorzien in een extra bebouwd oppervlakte van maximaal 550 m². Dit betekent dat 550 * 0,04 m geborgen moet worden in de omgeving en of infiltreren in de bodem.

5.2.3 Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater (drukriolering). In dat geval moet op eigen terrein het afvalwater verwerkt worden. De ceremonieruimte wordt voorzien van toiletten en een keuken. Het afvalwater zal via een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen.

5.2.4 Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van de Twekkelerbeek en de waterplas. Daarnaast zijn in het plangebied meerdere sloten aanwezig.

5.2.5 Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

5.2.6 Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

De parkeervoorziening en de oprijlaan wordt uitgevoerd in halfverharding, waarbij het hemelwater tussen en naast de halfverharding in de naastgelegen natuur kan infiltreren Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.

De padenstructuur in het gebied bestaat grotendeels uit zandpaden. De hoofdwandelroute krijgt een gestabiliseerde ondergrond en wordt halfverhard met natuurlijke materialen. Gezien het materiaalgebruik en het aflopen naar het groen, wordt er vanuit gegaan dat met betrekking tot de paden het hemelwater in het gebied kan infiltreren.

5.2.7 Grondwater

Ter bescherming van de bodem- en grondwaterverontreiniging is voor de realisatie van een natuurbegraafplaats, conform het Besluit op de lijkbezorging, een GHG van 1,45 meter minus maaiveld of dieper maatgevend. Deze maat is gebaseerd op de wettelijke normen voor begraven. Bovenop de kist of het omhulsel moet 65 centimeter grond worden aangebracht. De afstand tussen kisten bedraagt minimaal 30 centimeter. Daarnaast zal de kist of het omhulsel zich 30 centimeter boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand moeten begeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00128-0003_0018.png"

Dwarsdoorsnede maaiveld, kist en grondwater.

5.2.8 Het Zwarte Ven

Om aan te geven of de ontwikkeling van Natuurbegraafplaats Christinalust gevolgen heeft voor grond- en oppervlaktewaterpeilen buiten het ontwikkelgebied waarbij specifiek gekeken is naar het aangrenzende natuurgebied “Het Zwarte Ven” is een aanvullende notitie (bijlage 10 behorende bij deze toelichting) opgesteld.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat op basis van het gesommeerde effect van het gehele maatregelenpakket en de toch al zeer geringe reikwijdte daarvan, is het zeer onwaarschijnlijk dat zich hydrologische effecten voordoen die reiken tot buiten de begrenzing van ontwikkellocatie Natuurbegraafplaats Christinalust. Om die reden is er ook geen directe aanleiding om, buiten de reeds bestaande monitoringsmeetpunten, aanvullende monitoring op te starten. De hydrologische situatie ter plaatse van “Het Zwarte Ven” wordt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet merkbaar beïnvloed voor de voorgenomen ontwikkelingen op Landgoed Christinalust.

5.2.9 Conclusie

Op grond van het uitgevoerde onderzoek (geohydrologisch veldonderzoek door Landslide milieu-adviesbureau, zie bijlage 8 van deze toelichting ) kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

- Tijdens het veldwerk en op basis van aanvullende monitoring in de periode 2015 - 2017 kon de variatie in GHG voor het gebied nauwkeurig in kaart gebracht worden. Wanneer deze peilen vergeleken worden met de inrichtingsschets en met de van nature aanwezige variatie in maaiveldhoogten volgt hieruit dat delen van het gebied opgehoogd moeten worden om voldoende ontwateringsdiepte boven de GHG te genereren. Deze ophoging wordt gecombineerd met omvorming van bos naar meer open gebied en nieuwe aanplant.

- De overwegend zandige bodemopbouw met lokaal enkele sterk zandige leemlagen vormt geen belemmering voor een goede afwatering en infiltratie. Geohydrologisch beschouwd is de bodemopbouw geschikt voor (natuur)begraven.

- De beoogde inrichtingsmaatregelen om tot een functionele natuurbegraafplaats te komen, beïnvloeden het waterhuishoudkundig systeem niet of nauwelijks. Bij de detailuitwerking is het van belang om telkens de mogelijke effecten op de waterhuishouding te bezien en indien nodig tijdig compenserende maatregelen te treffen.

 

5.3 Natuur

5.3.1 Beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

5.3.2 Beschermde natuurgebieden en het plangebied "Buitengebied Noordwest-Christinalust

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Dinkelland” zijn op ruime afstand ten zuidoosten en respectievelijk ten noordoosten van het plangebied gelegen. De Natura 2000 gebieden Lonnekermeer en Buurserzand & Haaksbergerveen liggen op respectievelijk 6,4 en ongeveer 5 kilometer afstand tot het plangebied. Het Vörgersveld, onderdeel van het Beschermd Natuurmonument Heideterreinen Twickel ligt op circa 4,7 kilometer afstand tot Christinalust.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om op het landgoed Christinalust een natuurbegraafplaats te realiseren.

Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling(en) in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie(s) tot de genoemde Natura 2000 gebieden kunnen significant negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van deze worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

5.3.3 Beschermde planten- en dierensoorten

In de Wet naruurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

5.3.4 Beschermde planten- en diersoorten en het plangebied "Buitengebied Noordwest-Christinalust

Door Bureau Waardenburg is voor Natuurbegraafplaats Christinalust een natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage 4 en 9) waarbij beoordeeld is of er mogelijk beschermde soorten en natuurwaarden aanwezig zijn in het plangebied en wat de mogelijke effecten zijn van de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats op deze soorten. De natuurtoets is gericht op het in beeld brengen van de mogelijke consequenties vanuit natuurwetgeving en -beleid.

De aanwezige natuurwaarden zijn in beeld gebracht op basis van een verkenning van bestaande inventarisatiegegevens (o.a. het Flora & Faunaonderzoek uitgevoerd door Eelerwoude, zie bijlage1 ) en een verkennend veldbezoek en . De belangrijkste conclusies en advies uit de natuurtoets zijn hieronder opgenomen.

Tussenuitspraak Raad van State

Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State (31 maart 2021) is in opdracht van de initiatiefnemer door bureau Waardenburg een aanvullende notitie opgesteld op de natuurtoets genaamd; 'Aanvullende notitie effectbeoordeling Natuurbegraafplaats Christinalust' aan de hand waarvan een nadere beoordeling door de raad is uitgevoerd. Hierin wordt met name de effecten van het ophogen en de aanleg en gebruik van de padenstructuur nader gemotiveerd. De 'Aanvullende notitie effectbeoordeling Natuurbegraafplaats Christinalust' is als bijlage 12 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

In de aanvullende notitie wordt geconcludeerd dat het uitbreiden van de padenstructuur in halfverharding en het ophogen van 10,2 hectare met gebiedseigen grond (zanderig) geen afbreuk zal doen aan de kwantiteit van het NNN. Het oppervlak natuur blijft na de ingrepen gelijk. De effecten worden als neutraal beoordeelt. Dit onderschrijft de conclusies uit de Saldobenadering bijlage 5 van de Toelichting zoals die hieronder zijn beschreven.

In de 'Saldobenadering' (bijlage en een 'Nee, tenzij-toets' als onderdeel van de natuurtoets is het kwantitatieve en kwalitatieve effect op het NNN uitgewerkt. Hiervoor is naar aaneliding van de tussenuitspraak een aanvullende notitie opgesteld, te weten; 'Aanvullende notitie saldobenadering Natuurbegraafplaats Christinalust' . Deze is als bijlage 13 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

5.3.4.1 Wet natuurbescherming


Geconcludeerd wordt dat het plangebied een geschikt leefgebied vormt voor diverse beschermde planten- en diersoorten in het kader van de Wet natuurbescherming. Het plangebied is in potentie geschikt voor buizerd, havik, sperwer, boomvalk, boombewonende vleermuizen, diverse soorten grondgebonden zoogdieren waaronder ook boommarter en das, diverse soorten amfibieën waaronder heikikker en tot slot reptielen zoals de levendbarende hagedis. Het plangebied bevat voor deze soorten (in potentie) geschikt habitat, zoals bos, bosranden en open water.

De voorgenomen plannen hebben naar verwachting een positief effect op aanwezige beschermde soorten en natuur- en landschapswaarden, ondermeer door de omvorming van eenvormige naaldhoutopstanden naar gevarieerde en meer natuurlijke, open bostypen. Ook de aanleg van natuurvriendelijke oevers, de ontwikkeling van heidevegetaties en bloem- en faunarijke graslanden draagt bij aan een versterking en vergroting van bestaande natuurwaarden. Dit is belangrijk voor ondermeer het aangrenzende natuurterreintje van het Zwarte Ven, dat door isolatie ten opzichte van omliggende natuurterreintjes verloren dreigt te gaan. Ontwikkeling van Christinalust geeft ook een impuls aan het versterken van een natuurverbinding op een regionale schaal van de natuurgebieden van het Buurserzand & Haaksbergerveen met de natuurterreinen rond Vliegveld Twente (na realisatie van het ecoduct over de A35 net ten westen van het plangebied in 2016).

De aanwezigheid van een aantal beschermde soorten vraagt echter wel om maatregelen tijdens de planrealisatie. Relevant in het kader van deze toetsing Wet natuurbescherming zijn de volgende uitgangspunten en voorwaarden.

5.3.4.2 Uitgangspunten en voorwaarden bij toetsing Wet natuurbescherming

De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats vindt plaats in een natuurrijke omgeving waarin diverse zeldzame, kritische en vaak strikt beschermde soorten voorkomen. Om te voorkomen dat sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming en mogelijk een ontheffing noodzakelijk is, gelden bij de toetsing de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden. Het afwijken hiervan kan alleen in overleg met en op advies van een ter zake kundige ecoloog of adviseur.

  • 1. De verlichting van het plangebied, waar nu nog grotendeels duisternis heerst, wordt niet gewijzigd of aangepast. In het bijzonder gaat het om de omgeving van de waterplas. In overleg met een ter zake kundige ecoloog kan eventueel op beperkte schaal wel markerende verlichting worden aangebracht langs de toegangsweg naar de ceremonieruimte.
  • 2. Oude bomen (zeker exemplaren met zichtbare holten, takkennesten en loshangend schors) blijven gehandhaafd en worden bij de planrealisatie ingepast. Indien een (enkele) boom toch gekapt moet worden, wordt voorafgaand aan de kap een inspectie uitgevoerd naar (verblijfplaatsen van) beschermde soorten.
  • 3. De nestboom van havik (en mogelijk ook van buizerd) blijft gehandhaafd, evenals enkele bomen hier omheen. Met de aanleg van nieuwe (wandel)paden wordt rekening gehouden met de nestlocatie(s) en wordt indien nodig de situering van het pad aangepast om verstoring te voorkomen.
  • 4. Binnen het plangebied blijft naaldhout (met name grove den en douglas) aanwezig, ondermeer ten behoeve van eekhoorn. Niet al het naaldhout wordt dus gekapt.
  • 5. In de waterplas worden geen waterplanten aangebracht in verband met de functie als belangrijk foerageergebied voor watervleermuis.
  • 6. Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden.
5.3.4.3 Conclusie Wet natuurbescherming

Uit het onderzoek komt naar voren dat:

  • Met name de opstanden met loofbomen binnen het plangebied zijn in potentie van belang voor boombewonende vleermuizen, Hier bevinden zich potentiële verblijfplaatsen.
  • Verblijf- en voortplantingsplaatsen van heikikker bevinden zich buiten het plangebied. Wel kunnen enkele delen van het plangebied door heikikker worden gebruikt om te migreren tussen voortplantingshabitat en winterverblijven.
  • Binnen het plangebied komt eekhoorn voor en het plangebied vormt mogelijk onderdeel van het leefgebied van steenmarter, boommarter en das. Burchten en nesten van deze soorten zijn momenteel niet aanwezig.
  • Het plangebied vormt onderdeel van het leefgebied van buizerd, sperwer, havik en boomvalk. In gebruik zijnde nesten van deze soorten zijn momenteel niet aanwezig.
  • Levendbarende hagedis heeft zijn lokale kernverspreidingsgebied rond het Zwarte Ven (buiten het plangebied. Maar een zeer beperkt deel van het plangebied vormt geschikt leefgebied voor de levendbarende hagedis. Binnen het plangebied is deze niet waargenomen.
  • De bosvijver vormt voortplantingshabitat voor algemeen voorkomende amfibieën (bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander. Niet voor heikikker.
  • Binnen het plangebied komen verder nog diverse algemene beschermde soorten voor als konijn, egel, haas, vos, ree en diverse muizensoorten.

Op basis van de natuurtoets en bijbehorende aanvullingen kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling van een natuurbegraafplaats op het landgoed Christinalust. Daarbij geldt als dwingende voorwaarde de hiervoor beschreven uitgangspunten en voorwaarden worden uitgevoerd en in acht genomen. Deze maatregelen en randvoorwaarden zijn uitgewerkt in ecologische werkprotocollen (zie bijlage 6 en 7 behorende bij deze toelichting) en het uitvoeren ervan dient te worden geborgd in de werkprocessen (aanbesteding, bestekken etc.).

5.3.5 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het Natuurnetwerk Nederland en het plangebied “Buitengebied Noordwest - Christinalust

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ” is gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland. Directe effecten op de NNN zijn niet op voorhand uit te sluiten. Voor uitvoering van de plannen zal er daarom een ‘Nee, tenzij toets’ moeten worden opgesteld. Deze ‘Nee, tenzij toets’ maakt onderdeel uit van de natuurtoets (zie bijlagen 4 en 12). In de 'Saldobenadering' (onderbouwing zie bijlage5 van de toelichting) en een 'Nee, tenzij-toets' als onderdeel van de natuurtoets is het kwantitatieve en kwalitatieve effect op het NNN uitgewerkt. Tevens is voorzien in de schriftelijke borging van uitvoering van de plannen. De ecologische effecten zijn daarbij in beeld gebracht in een natuurtoets en een aanvullende notities daarop.

Om die reden heeft nader onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezige waarden en de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige of potentiële ecologische waarden. In het kader van de toetsing aan de Wet natuurbescherming is onderzocht of de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN aantast. Middels de natuurtoets en de aanvullingen daarop is een geïnformeerd beeld verkregen van de mogelijke consequenties vanuit de natuurwetgeving en -beleid. Op basis daarvan zijn uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkeling en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen. De conclusies uit de natuurtoets zijn verder uitgewerkt en toegelicht in paragraaf 5.3.4.

De 'Aanvullende notitie saldobenadering Natuurbegraafplaats Christinalust' is als bijlage 13 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

De inrichting wordt niet uitgevoerd volgens een gedragscode, het gebruik als natuurbegraafplaats en het beheer daarna wel. Voor de inrichting en later na inrichting voor het gebruik worden ecologische werkprotocollen opgesteld. In deze protocollen wordt aangegeven hoe om te gaan met aanwezige natuurwaarden waaronder de beschermde soorten. De protocollen zorgen er voor dat beschermde soorten geen nadelig effect zullen ondervinden. De protocollen zijn daarbij mede afgestemd op relevante soortenstandaarden / kennisdocumenten en gedragscodes. Deze werkprotocollen voor de inrichting en het gebruik zijn als bijlage bij deze toelichting toegevoegd (Bijlage 6 en7)

Conclusie Natuurnetwerk Nederland

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat het Natuurnetwerk Nederland geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.4 Hoogspanningslijnen

5.4.1 Beleid

Voor het grootschalige transport van elektriciteit wordt met name gebruik gemaakt van bovengrondse elektriciteitslijnen die op masten staan. Al naar gelang de capaciteit van de lijn, zijn de masten hoger. In het (rijks)beleid rond hoogspanningsleidingen spelen twee zones een rol; de indicatieve zone en de belemmeringenstrook.

Op grond van het voorzorgbeginsel, heeft het ministerie van VROM met een brief d.d. 3 oktober 2005 gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetvelden hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden. Dit is de zogenaamde indicatieve zone.

Daarnaast is er de belemmeringenstrook. Binnen deze zone is in principe geen bebouwing (of werkzaamheden) toegestaan en is altijd schriftelijk toestemming van de netbeheerder noodzakelijk. Deze zone is kleiner dan de indicatieve zone en is opgenomen om onder meer het onderhoud aan leidingen te kunnen plegen.

De gemeente Enschede hanteert het beleid zoals dat door het Rijk wordt geadviseerd.

5.4.2 Plangebied versus hoogspanninglijnen

Door een deel van het plangebied lopen hoogspanningslijnen. Het betreft een gecombineerde 380/110 kV lijnGronau-Hengelo/Enschede Marssteden-Hengelo Oele, gelegen langs de A 35. Deze hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 2 x 145 meter. De nieuwe ceremonieruimte komt buiten deze zone te liggen, op circa 325 meter van de hoogspanningslijn. Binnen de belemmeringenstrook zullen de gronden niet ingezet worden voor de realisatie van graven.

5.4.3 Conclusie

De binnen het bestemmingsplangebied gelegen bestaande hoogspanningslijnen vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.5 Verkeer

5.5.1 Verkeerskundige aspecten

De verkeersgeneratie wordt bij de natuurbegraafplaats voornamelijk bepaald door de bezoekers. Deze bezoekers zullen er vooral zijn wanneer er plechtigheden plaatsvinden.

Door Goudappel Coffeng is een verkeersonderzoek uitgevoerd naar de ontsluiting, het parkeren en de verkeersgeneratie van Natuurbegraafplaats Christinalust. Dit onderzoek is als bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.

5.5.2 Ontsluiting en verkeersgeneratie

De natuurbegraafplaats wordt bereikbaar via de Windmolenweg. Ten oosten van de Haimersweg wordt de natuurbegraafplaats aangesloten op de Windmolenweg. De Windmolenweg is een belangrijke verbindingsweg tussen Boekelo en Enschede. De Windmolenweg is uitgevoerd als een gebiedsontsluitingsweg en kent een maximaal toegestane snelheid van 80 km per uur.

Door Goudappel Coffeng is onderzocht (zie bijlage 2) wat het aantal extra verkeersbewegingen zal zijn na realisatie van de natuurbegraafplaats. In het verkeersonderzoek is een verkeersgeneratie van circa 286 verkeersbewegingen per dag gehanteerd.

Het uitgangspunt is dat bezoekers voor het merendeel via de A35 of vanuit Enschede komen, en een kleiner gedeelte uit Hengelo binnendoor of via de N18. Het merendeel van het verkeer gaat van en naar het terrein via de Windmolenweg, dit is vanuit oriëntatie bezien de meest logische route.

Ook verkeerskundig gezien is de route via de Windmolenweg voor veel bezoekers de meest logische, omdat verkeer namelijk zo lang mogelijk blijft rijden via wegen van hogere orde (gebiedsontsluitingsweg). Dit past in het principe van Duurzaam Veilig. Om te zorgen dat verkeer deze routes gaat rijden, dient er bebording aangebracht te worden, in combinatie met routebeschrijvingsinformatie door de natuurbegraafplaats (bijvoorbeeld op een website).

De verkeersintensiteiten op de Windmolenweg blijven ruim onder de maximale grenswaarde voor gebiedsontsluitingswegen. De toename als gevolg van de natuurbegraafplaats zal ook niet merkbaar zijn, omdat de relatieve toename laag is. Het gebruik sluit aan bij de functie van de weg.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het verkeer goed kan worden afgewikkeld via de Windmolenweg. Het wegtype voldoen aan de Duurzaam Veilig criteria. Vanuit deze conclusie zijn daarom ook geen aanvullende maatregelen vereist.

5.5.3 Conclusie

Uit het onderzoek van Goudappel Coffeng kan worden geconcludeerd dat het verkeer goed kan worden afgewikkeld via de Windmolenweg. Verkeerskundig gezien zijn er geen zaken geconstateerd die de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats bij Christinalust belemmeren.

5.5.4 Parkeren

Nabij de ceremonieruimte kan er op het terrein geparkeerd worden. In het planontwerp is uitgegaan van 60 parkeerplaatsen, verdeeld over twee parkeerplaatsen.

In het verkeersonderzoek is de parkeerbehoefte bepaald. Al met al verschilt de parkeerbehoefte van de natuurbegraafplaats zeer sterk van moment tot moment. In de algemene reguliere situatie zijn naar verwachting 44 parkeerplaatsen benodigd. Deze parkeerplaatsen zijn beschikbaar om de parkeervraag van werknemers, reguliere bezoekers, en de bezoekers van één reguliere plechtigheid op te vangen.

In het huidige plan zijn er 60 parkeerplaatsen gepland. In de reguliere situatie met een plechtigheid is de parkeervraag 44 parkeerplaatsen. Er is dus voldoende parkeergelegenheid aanwezig in het huidige plan. In extreme situaties kan het voorkomen dat de parkeervraag de parkeercapaciteit overstijgt (hoogstens één keer per jaar).

Naast autoparkeervoorzieningen wordt ook voorzien in het realiseren van 15 tot 20 fietsparkeervoorzieningen.

Gelet op de parkeervraag voor de natuurbegraafplaats en het aantal parkeerplaatsen dat wordt gerealiseerd moet worden geconstateerd dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn bij de realisatie van de natuurbegraafplaats. In extreme gevallen kan het voorkomen dat de parkeervraag het aanbod overstijgt. In dat geval kan incidenteel gebruik worden gemaakt van de ruimte naast de oprijlaan.

5.5.5 Conclusie

Binnen het huidige plan worden 60 parkeerplaatsen voor auto's en 15-20 parkeerplaatsen voor fietsen gerealiseerd. De parkeerplaats biedt daarmee ruim voldoende capaciteit voor de parkeerbehoefte van de natuurbegraafplaats. Daarnaast biedt de oprijlaan voldoende ruimte om bij uitzonderlijke situaties auto's te kunnen parkeren. Parkeren langs de openbare weg zal hierdoor worden voorkomen.

5.6 Kabels en leidingen

Bij de aanleg van de natuurbegraafplaats dient rekening te worden gehouden met ondergrondse kabels en leidingen. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal daarom een KLIC-melding worden gedaan. Indien daartoe aanleiding bestaat, dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. In het projectgebied zijn planologisch relevante leidingen gelegen in de vorm van een aardgasleiding en een hoogspanningslijn. De bijbehorende hinderzones zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Dit bestemmingsplan is een zogenaamde partiële herziening. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het inpassen van een kleinschalige ontwikkeling in een groter bestemmingsplan. Vooral vanwege de geringe omvang van het plangebied heeft dit plan slechts een beperkt aantal bestemmingsregels en een relatief eenvoudig kaartbeeld. Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding met de daarbij horende planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht. De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit één kaartblad.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest - Christinalust" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest - Christinalust ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • d. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • e. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • f. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

Maatschappelijk-Begraafplaats

De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. In dit geval is de bestemming specifiek bedoeld voor levenbeschouwelijke doeleinden, zijnde een informatie- en ontvangstruimte (ceremonieruimte) ten behoeve van de natuurbegraafplaats.

Natuur

Binnen de bestemming 'Natuur' is een functieaanduiding 'begraafplaats' opgenomen, voor de delen van het terrein waar een natuurbegraafplaats mag worden gerealiseerd. Hiervoor is gekozen omdat het natuurbegraven ondergeschikt is aan de functie natuur..Het gebied met deze aanduiding mag gebruikt worden ten behoeve van het begraven van lichamen en/of het bewaren/begraven van urnen, waarbij zo veel mogelijk gebruikt wordt gemaakt van onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Ook mag het gebied gebruikt worden voor activiteiten van levensbeschouwelijke aard. Binnen de bestemming 'Natuur' mag maximaal 10% van het gebied met de functieaanduiding 'begraafplaats' daadwerkelijk gebruikt worden voor natuurgraven. Binnen deze bestemming mogen tevens (recreatieve) paden en vijvers e.d. aangelegd worden. Ter plaatse van de aanduiding 'Ontsluiting" mag de ontsluiting plaatsvinden van het terrein. In principe zijn er geen gebouwen toegestaan binnen de bestemming 'Natuur', behalve daar waar de aanduiding 'specifieke vorm van groen-beheergebouw' is opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag een parkeervoorziening gerealiseerd worden.

Water

De waterplas heeft, evenals in het vigerende bestemmingsplan, in het voorliggende plan de bestemming Water gekregen.

6.3.2 Dubbelbestemmingen

Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.

De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Dubbelbestemmingen in de vorm van een lijn of een punt komen niet voor.

In dit plan komen de dubbelbestemmingen voor ter bescherming van een hoge druk aardgastransportleidining en een hoogspanningsverbindingen.

Dubbelbestemming 'Leiding - Gas'

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de aanwezige gasleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Op de verbeelding is tevens het figuur 'hartlijn leiding-gas6 inch' opgenomen om aan te geven dat de aanwezige gasleiding een diameter van 6 inch heeft.

Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.

Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.

6.3.3 Gebiedsaanduidingen

In de Algemene aanduidingsregels zijn beperkende regels met betrekking tot het gebruik of het bouwen opgenomen voor de verwezenlijking van de bestemmingen, die zijn gekoppeld aan zones die aan ruimtelijk relevante, sectorale regelgeving zijn ontleend zoals de Wet geluidhinder en het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het betreft regels die gekoppeld kunnen zijn aan gebiedsaanduidingen, zoals geluidszones, veiligheidszones, vrijwaringszones en milieuzones. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

Bodemdalingsgebied

Een andere belangrijke gebiedsaanduiding is 'Overig - bodemdalingsgebied'. Als gevolg van de zoutwinning in de gebieden van Enschede en Hengelo zijn er locaties ontstaan waar de grond instabiel kan zijn vanwege de holtes diep in de grond, cavernes genoemd. Deze cavernes zijn ontstaan vanwege de zoutwinning. In het geval van ontwikkelingen binnen deze gebieden (zones) is vooraf schriftelijk advies vereist van het Staatstoezicht op de Mijnen. Dit orgaan adviseert over de te verwachten veiligheidsrisico's als gevolg van bodeminstabiliteit in relatie tot de perceelslocatie en de verwachte levensduur van bijvoorbeeld gebouwen. Tevens wordt gekeken of er geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden optreedt.

Geluidszone - industrie

Het plangebied van het bestemmingsplan is gelegen in de nabijheid van het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein De Marssteden. Dit industrieterrein ligt aan de andere zijde van de Windmolenweg. Rondom het industrieterrein Marssteden ligt een geluidzone. Over een gedeelte van ca. 45 meter vanaf de Windmolenweg ligt deze geluidzone over een klein deel van het plangebied. Binnen de geluidzone industrie zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied is het hoofddoel de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats..

De gronden in het plangebied zijn eigendom van particulieren.

7.1 Financieel economische uitvoerbaarheid

Behoudens kosten voor ambtelijke voorbereiding en begeleiding van het planproces zijn er geen kosten voor de gemeente in exploitatieve sfeer. De ontwikkeling bevindt zich op particulier terrein en de ontwikkeling betreft een particuliere initiatief.

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Er is tussen de initiatiefnemers en de gemeente Enschede een anterieure overeenkomst gesloten om de gemeentelijke kosten in vast te leggen. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Met de gemeente Enschede is een planschadeovereenkomst afgesloten waarin onder andere is vastgelegd dat eventuele planschade voor rekening is van de initiatiefnemers.

Van het sluiten van de anterieure overeenkomst is 2 november 2016 overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in de "Huis aan Huis" mededeling gedaan.

Omdat natuurbegraven een relatief nieuw fenomeen is in Nederland, wordt hieronder de financieel economische haalbaarheid van de natuurbegraafplaats Christinalust nader onderbouwd. Onderzoeken naar trends in de samenleving laten zien dat er behoefte bestaat om dichter bij de natuur te komen. Daarnaast wordt de wens naar verduurzaming van de maatschappij groter (bron: MOOD 2013). Door TNS Nipo is onlangs een onderzoek gedaan naar de bekendheid met en de interesse voor natuurbegraven in de omgeving van natuurbegraafplaats Christinalust. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat 66% van de onderzoeksgroep bekend was met natuurbegraven en dat 22% geïnteresseerd was in een graf op een natuurbegraafplaats. De trends in de samenleving en het onderzoek van TNS Nipo laten zien dat er vraag is naar natuurbegraafplaatsen.

Dat er vraag is naar natuurbegraven blijkt ook op de reeds bestaande natuurbegraafplaats van Natuurbegraven Nederland in Arnhem. In 2012 heeft Natuurbegraven Nederland een eerste natuurbegraafplaats in Arnhem/Ede geopend; Natuurbegraafplaats Heidepol en in 2016 Natuurbegraafplaats Maashorst en Schoorsveld. De exploitatie van de drie natuurbegraafplaatsen bewijst dat de behoefte aan natuurbegraven ook in de praktijk aanwezig is. Naast een regionale functie, komen mensen vanuit heel Nederland naar natuurbegraafplaats Heidepol toe. Door een prijszetting die vergelijkbaar is met een begrafenis op de huidige algemene begraafplaatsen, is de natuurbegraafplaats een aanvulling op bestaande vormen van begraven. Daarnaast komt uit marktonderzoek naar voren dat vaak voor cremeren wordt gekozen om de nadelen van grafrechtverlenging en grafonderhoud door nabestaanden te vermijden. De natuurbegraafplaats is hiermee ook een goed alternatief voor deze groep. De genoemde argumenten en cijfers èn de stijging van het sterftecijfer in de komende jaren leggen een goede basis voor een gezonde exploitatie van de natuurbegraafplaats. Op basis van bestaande uitgangspunten is een dekkende exploitatie van Natuurbegraafplaats Christinalust voorzien. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft op een economisch uitvoerbaar plan.

7.1.1 Maatschappelijke haalbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen, dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In dat kader heeft zorgvuldig vooroverleg plaatsgevonden met de Vereniging Behoud Twekkelo.

7.1.2 Vooroverleg


Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met het waterschap en de diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en eventueel andere gemeenten.

In het ambtelijk vooroverleg met de provincie Overijssel is het onderhavige plan aan de orde gesteld en naar voren gekomen is dat er geen officiële vooroverleg reactie van de provincie gevraagd hoeft te worden. De provincie heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het plan.


Inspraak

7.1.3 Inspraak

Er is geen voorontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd en derhalve konden er geen inspraakreacties ingediend worden.

De eerste stap in de procedure is het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Voorafgaand hieraan heeft er reeds vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Overijssel en het plan past binnen de afspraken die gemaakt zijn met het Waterschap. Verder heeft er overleg plaatsgevonden met de Vereniging Behoud Twekkelo. Daarnaast heeft Natuurbegraven Nederland voor alle directe omwonenden een informatieavond georganiseerd op 7 april 2015. Op 11 mei 2016 is er een rondleiding georganiseerd voor de buurtbewoners. Tevens is het plan voorgelegd in het kader van het vooroverleg aan de Stichting Natuur en Milieuraad Enschede.