direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bolhaar - Roessingh 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00116-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

Binnenkort verloopt de termijn van 10 jaar voor het vigerende bestemmingsplan voor het grootste deel van het plangebied: “Bolhaar - Roessingh 2006”.

Het voorliggende bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" beoogt voor het plangebied een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast.

Het bestemmingsplan maakt op één locatie herontwikkeling mogelijk. Het betreft de wijziging van de bestemming "Bedrijf" met specifieke aanduiding "bouwbedrijf" naar "Wonen" aan de Kottendijk tussen de huisnummers 59 en 81. Op deze locatie kunnen twee woningen worden gebouwd. Deze nieuwe ontwikkeling wordt opgenomen omdat de uitwerking van het plan zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

Daarnaast maakt dit bestemmingsplan een beperkt aantal ontwikkelingen mogelijk. Voor een beschrijving van deze ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van deze toelichting.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” betrekking heeft, wordt globaal begrensd door de Horstlindelaan in het noorden, de Deurningerstraat (tot aan de Landstraat) en Kottendijk in het oosten, de Boddenkampsingel en Hengelosestraat in het zuiden en de Zomerdijksweg en Van Heeksbleeklaan in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1: begrenzing plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor het gebied Bolhaar en Roessingh gelden thans de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan   Vastgesteld   In werking getreden  
Het Roessingh   07-11-1950   28-08-1967  
Bolhaar - Roessingh 2006   11-12-2006   31-08-2007  
Bolhaar - Roessingh - herziening 1 (Dr. Zamenhoflaan 215)   11-05-2009   03-07-2009  
Bolhaar - Roessingh - herziening 2 (Boddenkampsingel 49)   28-06-2010   27-08-2010  
Maatmanweg 27   25-06-2012   24-08-2012  
Van Heekpark   25-06-2012   17-08-2012  
Van Hogendorpstraat   14-10-2013   6-12-2013  
Horstlindelaan 92   29-09-2014   21-11-2014  

Voorbereidingsbesluit Cultuurhistorie Enschede

Sinds 1 januari 2012 geldt de wettelijke verplichting om in een bestemmingsplan aan te geven hoe in dat plan rekening gehouden is met cultuurhistorisch erfgoed. Deze verplichting is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Gemeente Enschede heeft in december 2014 de beleidsnota "Erfgoed 2012" vastgesteld. Deze beleidsnota vormt de basis voor de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede" geldt alleen voor die gebieden die aangewezen zijn op de cultuurhistorische waardenkaart.

Op 27 februari 2015 is het voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede" in werking getreden. Wanneer er een voorbereidingsbesluit geldt, betekent dit automatisch een aanhoudingsplicht voor aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Daarnaast kunnen er in een voorbereidingsbesluit regels worden opgenomen ten aanzien van het slopen van bouwwerken en wijzigen van het gebruik van bouwwerken en gronden. In het voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede" is gekozen voor het opnemen van regels ten aanzien van de sloop van bouwwerken, met als doel het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede te beschermen. Het voorbereidingsbesluit betekent niet dat elke ontwikkeling in het gebied onmogelijk wordt gemaakt. Er kan medewerking aan bouw- of sloopactiviteiten worden verleend, als dit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan (bouw) en de karakteristieken van de bebouwing gehandhaafd blijven (sloop). Er wordt een advies gevraagd van de stadsbouwmeester voordat een besluit wordt genomen.

Bij de voorbereiding op een nieuw bestemmingsplan moeten de regels uit het voorbereidingsbesluit worden geïmplementeerd. In dit geval geldt het voorbereidingsbesluit voor gebieden die zijn aangewezen op de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaart. Binnen het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" gaat het om de gebieden met een "te koesteren"-waarde en om beeldbepalende panden. In paragraaf 4.3.2 worden deze gebieden nader toegelicht. Ook wordt aangegeven in deze paragraaf op welke wijze de juridische vertaalslag naar de regels van dit bestemmingsplan is gemaakt.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.

Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).

Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” is geen erkend wijkorgaan actief.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Bolhaar - Roessingh 2016” in voorbereiding te nemen op 14 oktober 2015 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 2 december 2015 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

Van de ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan is een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan is gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” is hoofdzakelijk conserverend van aard en de nieuwe ontwikkeling in het bestemmingsplangebied, de herontwikkeling van de locatie aan de Kottendijk tussen de huisnummers 59 en 81, is dusdanig kleinschalig dat een toets aan het hiervoor omschreven rijksbeleid niet noodzakelijk is.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0002.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Omdat dit bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is en de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied van kleinschalige aard is, is het niet nodig om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die van toepassing zijn op het plangebied.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, Binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer grondgebonden woningen. Daarbij ligt de focus op bouwen in de bestaande stad en met name in het Binnensingelgebied.

De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

NB Stedelijke Koers wordt opgevolgd door “Richting aan Ruimte” (RAR). Dit betekent een nieuwe prioriteringsslag voor de plannen voor woningbouw, bedrijventerreinen en kantoren. RAR zal in 2016 worden vastgesteld.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Een van de belangrijkste uitgangspunten van de Woonvisie is dat er nog slechts een beperkt aantal woningen aan de woningvoorraad van Enschede in de komende jaren behoeft te worden toegevoegd om aan de vraag te voldoen. Daarbij dient iedere nieuwe woning “raak” te zijn. Dit wordt vertaald in “toekomstgeschikt” dus niet alleen voor de huidige maar ook voor de toekomstige vraag. Toevoeging in segmenten van de woningmarkt waar reeds te veel van aanwezig is, wordt in principe niet meer voorgestaan.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Functiemenging per woonmilieu

Regeling functiemenging per woonmilieu:

  • A. de basisregeling functiemenging: max. 30 m2 bebouwde oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • B. 30% van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging, daarboven ontheffing aanvragen per geval;
  • C. binnen de kaders van de 'Gids Buitenkans' geheel vrijlaten. Deze gids maakt veel ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap;
  • D. een aantal “hotspots” in de stad aangeven waarbinnen een 49% vrijstelling toegestaan wordt (daarboven is er sprake van bestemmingswijzigingsprocedure per individueel geval).

Deze categorieën gekoppeld aan de woonmilieus geven de volgende indeling:

Woonmilieu   Regeling functiemenging  
Landelijk milieu   C.  
Dorps woonmilieu   B.  
Villa's in het groen   B.  
Suburbaan   A.  
Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten).  
Wijkcentrum wonen   A.  
Stedelijk compact   A.  
Centrum stedelijk   A.  
Stedelijke villa's   B.  
Stedelijke radialen, dorpse linten en singels   B.  
“Hot Spots” in de stad   D.  

De binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Bolhaar Roessingh 2016" liggende woonmilieus vallen op basis van de Regeling functiemenging hoofdzakelijk onder A en deels onder A met experimenten (B) in de plinten (woonmilieu Groene woonwijken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0004.png"

Afbeelding 2: Indeling woonmilieus

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Behoud 53 binnenstedelijke werklocaties

Op 3 februari 2011 is de beleidsregel voor behoud van 53 kleine werklocaties (kleiner dan 1,5 ha) op binnenstedelijke terreinen in werking getreden. In de gemeente is een groot aantal kleinere binnenstedelijke bedrijfslocaties aanwezig. In de afgelopen jaren zijn veel van deze locaties van bedrijfsbestemming naar woonbestemming getransformeerd. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat daardoor in een reeks van jaren veel bedrijfslocaties als drager van de economie van de stad verloren zijn gegaan. Om te voorkomen dat nog meer interessante binnenstedelijke bedrijfslocaties “verloren” gaan, is op basis van een aantal uitgangspunten een scan uitgevoerd naar de wenselijkheid deze te behouden als werklocatie. Op basis van de uitkomsten van deze scan wordt geconcludeerd dat voor 53 van deze locaties het wenselijk is reeds nu als uitgangspunt vast te stellen dat vanuit de gemeente niet zal worden meegewerkt aan verzoeken tot bestemmingswijziging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0005.png"

Afbeelding 3: Binnenstedelijke bedrijfslocaties

Op de kaart in afbeelding 3 wordt onderscheid gemaakt in blauwe en paarse gebieden. De blauwe gebieden zijn de te behouden binnenstedelijke bedrijfslocaties. De paarse gebieden zijn bedrijfslocaties waar functiewijziging op basis van de uitgangspunten uit de beleidsregel gewenst is. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de bedrijfslocaties binnen het plangebied.

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 is door de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen hoe Enschede vorm geeft aan "het rekening houden met archeologie". Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle zaken in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties staan op de Algemene Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede aangegeven. De Algemene Archeologische Verwachtingskaart is opgebouwd uit aparte verwachtingskaarten voor de periode waarin de mensen als jagers en verzamelaars leefden en voor de periode waarin mensen sedentair gingen leven als landbouwers. Daarnaast zijn ontgrondingsgegevens en historische elementen, zoals hoeven, molens en landweren, toegevoegd.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

De cultuurhistorische waardenkaart is de basis voor het beleid. Het doel van de cultuurhistorische waardenkaart is niet om exact aan te geven wat beschermwaardig is. De geïnventariseerde en gewaardeerde objecten en structuren geven op een consistente manier een overzicht van de cultuurhistorische waarden in Enschede om beleidsmatig keuzes te kunnen maken.

In de structuurvisie wordt het ambitieniveau bepaald hoe de Gemeente Enschede haar rol ziet in het beschermen dan wel koesteren van deze waarden. Omdat de Gemeente Enschede haar rol niet ziet in het overal regulerend en controleren optreden, zijn keuzes gemaakt. De keuzes zijn vertaald en verbeeld in de structuurvisiekaart cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0006.png"

Afbeelding 4: vertaling cultuurhistorische waardenkaart in cultuurhistorische beleidskaart

Een voorbeeld van deze benadering is de bebouwing aan de Bolhaarslaan. In deze straat liggen veel bijzondere villa's. Deze oude structuur is ingepast bij de aanleg van Bolhaar in de jaren '70 en bepaald voor Bolhaar mede de identiteit. Daarom is deze structuur opgenomen in de waardenkaart.

Andere redenen om objecten en structuren op te nemen zijn:

  • Ligging aan de stedelijke hoofdstructuur en daarmee direct beeldbepalend voor de identiteit van Enschede;
  • Identiteitsbepalende wijkstructuren dan wel gebouwen;
  • Homogene tuindorpstructuren en restanten van het textiele verleden;
  • Oude landschapsstructuren en hoeven in het buitengebied.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Nadere regels bomen(bescherming) Enschede

Op 21 september 2015 heeft het college een uitwerking van Afdeling 3 "Het bewaren van houtopstanden" van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vastgesteld. In de uitwerking van dit onderdeel van de APV zijn nadere regels opgesteld ten aanzien van het kappen/ vellen van bomen en het nemen van maatregelen tijdens projecten en bouwwerkzaamheden. Voor het bestemmingsplan is het onderdeel "beschermwaardige bomen" van belang. In paragraaf 3.3 van deze toelichting wordt een overzicht gegeven van beschermwaardige bomen in het bestemmingsplangebied "Bohaar - Roessingh 2016". Voor beschermwaardige bomen gelden (ten opzichte van niet-beschermwaardige bomen) andere regels ten aanzien van het kappen/vellen van bomen, maar ook het bouwen onder de krooprojectie van deze bomen.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. In hoofdstuk 4 zijn de beleidsdoelstellingen vertaald naar de mogelijkheden binnen dit bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in mogelijkheden voor bestaande bebouwing en nieuwe ontwikkelingen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst.

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Hoofdstructuurdragers

De hoofdstructuurdragers zijn zowel assen met een openbaar karakter die een functie voor de stad en de gehele wijk vervullen als ook accentpunten die voor de herkenbaarheid en oriëntatie staan. Binnen het plangebied zorgt een aantal doorgaande lange lijnen voor de samenhang tussen de verschillende deelgebieden en de aanhechting met de structuur van de stad. Vooral de inrichting van de openbare ruimte geeft de lijnen continuïteit.

Binnen het plangebied zijn de volgende structuurdragers te onderscheiden:

  • De begrenzende radialen Deurningerstraat en Hengelosestraat
  • De voortzetting van de Beethovenlaan met de entree aan de Deurningerstraat
  • De Kottendijk en de Mozartlaan als doorgaande noord-zuid route
  • De Roessinghsbleekweg als oost-west route

Hengelosestraat

De Hengelosestraat is de stedelijke verbinding tussen het centrum van de netwerksteden Enschede en Hengelo. Dit oude lint is van betekenis voor de samenhang binnen de netwerkstad Twente. Komend vanuit Hengelo wordt het ruimtelijke beeld bepaald door de groene wig. De Hengelosestraat werkt als scheiding tussen stad en landschap. In dit landschap ligt onder andere ook de UT Twente. Ter hoogte van Het Sander klapt de bebouwing over de straat heen en de groene wig die weliswaar doorloopt tot aan de Singel, is niet meer beleefbaar. De historisch gegroeide straatwanden worden gevormd door een overwegend aaneengesloten, kleinschalige bebouwing met een vrijwel strakke rooilijn. Het ruime profiel van de Hengelosestraat wordt matig begrensd door de lage lintbebouwing.

Deurningerstraat

De noordelijke provinciale stadsentree heeft een minder stedelijk beeld dan de Hengelosestraat. De bebouwing van het oude lint is kleinschalig en richting het centrum steeds meer aaneengesloten. Ter hoogte van Bolhaar is de bebouwing van de weg afgekeerd en onderdeel van de wijkstructuur. Achter het Stedelijk Lyceum staat de bebouwing in een vrijwel strakke rooilijn, gericht op de Deurningerstraat. De dorpse sfeer van de weg is belangrijk voor de beleving van Enschede en past bij de functie van een provinciale stadsentree.

Overige

De Beethovenlaan, de Kottendijk, de Mozartlaan en de Roessinghsbleekweg vervullen de functie van wijkontsluitingswegen. De continuïteit van de straatwanden en in de inrichting van de openbare ruimte is belangrijk voor de oriëntatie in het gebied. Deze continuïteit is in het plangebied in voldoende mate gegeven. Verbeteringen aan de oriëntatie zijn wenselijk, dan wel rond de kruispunten van deze lijnen met de radiale hoofdstructuur en met elkaar.

3.1.2 Buurtkarakteristieken

Het plangebied kent een grote diversiteit aan stedenbouwkundige en architectonische karakteristieken. Aansluitend op de Welstandsnota worden vervolgens de verschillende karakteristieken nader toegelicht. Afhankelijk van de bijzonderheid en daardoor de kwetsbaarheid van een stedenbouwkundig opzet en zijn bebouwing wordt in de plankaart gedifferentieerd op de verschillende buurtkarakteristieken ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0007.jpg"

Afbeelding 5: buurtkarakteristieken

Regenbogenwijken (A)

Het noordelijke gedeelte van Bolhaar bestaat voornamelijk uit rijwoningen en deels twee–onder–één kapwoningen met twee bouwlagen. De meeste woningen hebben een dak. Bebouwing zonder dak is meestal geclusterd bij elkaar. Een belangrijk kenmerk is de zorgvuldig ingerichte voor- en zijtuin. De halfopen tot open bebouwing kent bijna overal een zijdelingse afstand naar de erfgrens. Omdat de meeste huizen in serie zijn gebouwd, staan de gebouwen in één voorgevelrooilijn. Langs de hoofdwegen in Bolhaar zorgt dit voor een rustig en harmonisch ruimtelijk beeld.

Vrije - kavelwijken (B)

Dit gebied kenmerkt zich door de individualiteit van gebouwen. De meeste huizen zijn vrijstaand, op grote kavels, een of twee lagen hoog met een dak. De tuinen bepalen in hoge mate de sfeer van de omgeving. Kenmerkend is de situering van de gebouwen langs de Bolhaarlaan en rond het groene hart van Bolhaar. Doordat de groene inrichting de nodige samenhang vormt, kunnen de individuele gebouwen in stijl en vorm variëren. Dit geldt voor het aantal bouwlagen, de hoogte en de voorgevelrooilijn.

Stratenrijtjes (C)

De structuur van dit gebied is vrij eenvoudig. Straten met rechte rijtjes van dezelfde woningen, evenwijdig aan de straat, twee bouwlagen hoog en een kap. Soms verspringt de voorgevelrooilijn licht naar achteren. De herhaling van steeds dezelfde structuur geeft de buurt samenhang. De monotone uitstraling van de rijtjes is in de loop der jaren doorbroken door individuele toevoegingen zoals dakkapellen en de diversiteit aan de voortuinen.

Stempelwijken (D)

De bebouwing van Park de Kotten kent een herhaling van steeds dezelfde soort gebouwen, alzijdig georiënteerde meergezinswoningen in 4 bouwlagen. Dit zorgt voor een grote mate aan samenhang in het gebied.

Dorpse linten (E)

Overwegend zijn de gebouwen twee bouwlagen hoog en hebben een dak. Toch kenmerkt zich de bebouwing door een grote diversiteit in bouwstijlen. De meeste panden staan direct aan de straat, weinig kavels hebben een voortuin. Maar er is geen sprake van een strakke, doorgaande voorgevelrooilijn. Sommige panden of hele rijen verspringen licht van elkaar. Daardoor wordt het ontstaan van monotonie vermeden.

Verborgen enclaves (F)

Achter de Dorpse linten liggen de zogenaamde verborgen enclaves. Verborgen achter een aangesloten bebouwing in een meestal gesloten bouwblok is in de loop der jaren vooral ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid ontstaan. Bij de stadsvernieuwing zijn veel van deze enclaves getransformeerd naar woningbouw, parkeren of speeltuin. Doordat de bebouwing niet zichtbaar is vanaf de straat behoeven deze enclaves minder aandacht voor architectuur en uitstraling. Ze zijn bij uitstek geschikt voor het behouden en vestigen van kleinschalige bedrijvigheid in combinatie met wonen. Op die manier dragen zij bij aan de identiteit en levendigheid van de buurt. Om de verborgen ligging te handhaven mag de bebouwing niet boven de randen uitsteken.

Erkerwijken (G)

Deze bebouwing is voor de oorlog planmatig ontstaan. Deze integraal ontworpen buurten wijzen een aantal gezamenlijke kenmerken op die een gaaf beeld geven van de stedenbouwkundige stromingen uit deze periode. Meest kenmerkend is de erker aan de voorzijde van de gebouwen. Maar niet alle panden rond het Minister Dr. Kuyperplein hebben dit kenmerk. De huizen staan op één lijn en hebben dezelfde goot- en nokhoogte. De afwisseling van vrijstaande huizen en twee-onder-één- kap woningen en de voortuinen zorgen voor ritmisch en interessant straatbeeld.

3.1.3 Groenstructuur

Aan de noordwest-, noordoost- en zuidoostzijde van de stad is de structuur van stedelijke vingers en groene wiggen duidelijk aanwezig. De hoofdzakelijk groene wiggen garanderen een groot raakvlak tussen stad en buitengebied. Dat is in meerdere opzichten gunstig voor de kwaliteit van de leefomgeving. Het vergroot de recreatiemogelijkheden dicht bij huis en brengt de natuur in de stad. De groene wig is een samenhangend groen gebied dat tot aan de Singel reikt. De groene wig verdeelt stadsdeel Noord in twee grote stedelijke gebieden, Twekkelerveld en Enschede Noord. Noordelijk grenst het plangebied aan de Drienerbos, een groot samenhangend bosgebied met een hoge recreatieve waarde voor de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0008.jpg"

Afbeelding 6: Groenstructuur Bolhaar - Roessingh

De Hengelose wig bestaat uit meerdere parken en landschapstypen die een samenhangend groengebied vormen, te weten:

  • Abraham Ledeboerpark en Het Wageler
  • G.J. Van Heekpark/ Van Lochemsbleekpark
  • Cultuurlandschap met landgoederen, boerenerven
  • Stadsrand met vooral sportvoorzieningen
  • Woningen c.q. landgoederen

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0009.jpg"

Afbeelding 7: Hengelose wig

Abraham Ledeboerpark / Het Wageler

In tegenstelling tot Het Wageler met zijn landschappelijke karakter heeft het park een gecultiveerd karakter. Het Wageler vertoont kenmerken van het voor Twente typische hoevenlandschap. Vooral de afwisseling van weide, bosjes, houtwallen, akkers en verspreide boerderijen wijzen op de functie voor kleinschalige landbouw, die het gebied voorheen had en nog deels heeft.

G. J. Van Heekpark/ Van Lochemsbleekpark

De ruimtelijke opbouw van het park wordt bepaald door een grote open ruimte gevormd door gras en weiden met transparantie door solitaire bomen, boomgroepen en lage heesters. Kenmerkend is de geometrische opbouw met duidelijke hoofdassen, strakke wanden en open grasvlakten. Dit formele deel bestaat uit het ovale veld en het rechthoekige korfbalveld, de tennisaccommodatie, het jeu des boules terrein, verschillende lanen, die samenkomen bij de gedenknaald en de bomenweide, die de overgang vormt naar het Lochemsbleekpark.

Het karakter van het park is romantisch, geordend door een rangschikking van dichte massa's en open ruimtes met gebogen paden. De zichtlijnen tussen de verschillende ruimtes zijn in dit park essentieel. Aan de Hengelosestraat vormt de dierenweide de entree en een voorgebied van het romantische park. Een bijzonder element in het Van Lochemsbleekpark is de berceau. Deze markante loofgang vormt een verbindend element tussen het Van Lochemsbleekpark en het G. J. Van Heekpark. Het hele park is een rijksmonument.

Cultuurlandschap

Restanten van het agrarische cultuurlandschap zijn nog duidelijk aanwezig in de Hengelose Wig. Enkele boerderijen en landhuizen met vooral een woonfunctie liggen verspreid in het landschap. Beeldbepalend is met name de kleinschalige landschapsstructuur met houtwallen. Deels is het landschap ook nog in agrarisch gebruik. Met name de zorgboerderij “De Viermarken” neemt een groot deel van het beheer van de agrarische gronden voor haar rekening. Dit gebeurt op een zorgvuldige en kleinschalige manier die er voor zorgt dat dit oude cultuurlandschap met haar kleinschalige landschappelijke elementen in stand blijft.

Stadsrand

Tussen de stad en het landschap is een zone waarin vooral sportvelden liggen. Deze zone wordt intensief gebruikt. Daardoor is een duidelijke overgang van stad en landschap gewaarborgd. Kenmerkend voor de stadsrand is een harde rand, bebouwing die tegenover het landschap ligt, met daartussen een weg. Op die manier is de stadsrand vrijwel overal goed beleefbaar.

3.1.4 Verkeersstructuur

Wegenstructuur

De verkeersaders Deurningerstraat, Boddenkampsingel en de Hengelosestraat omsluiten de wijk en hebben tevens een belangrijke functie voor de ontsluiting van de stad. Verschillende straten uit de wijk sluiten aan op voornoemde wegen. Het wegenpatroon in de wijk is zodanig van opzet dat er veel 'dwars'verbindingen tussen de verkeersaders door de wijk mogelijk zijn.

Door deze wegenstructuur is er sprake van relatief veel doorgaand verkeer dat gebruik maakt van wegen in de wijk. Dit betreft voornamelijk de Horstlindelaan, Beethovenlaan, Mozartlaan, Lyceumlaan, Walhofstraat en de Roessinghsbleekweg. Uit een grootschalig verkeersonderzoek in 2003 kan worden geconcludeerd dat het doorgaande verkeer voornamelijk zijn herkomst heeft in omliggende wijken en in beperktere mate van buiten de stad komt.

Een bijzonder verkeersregime geldt in en rond het Ledeboerpark; hier geldt een verbod voor gemotoriseerd verkeer (met uitzondering voor bestemmingsverkeer) en is er een uitgebreid (fiets)voetpadennetwerk die deels alleen tussen zonsopgang en –ondergang toegankelijk is.

Langzaam verkeer

Voor voetgangers is in het plangebied een afzonderlijk voetpadennetwerk. Fietsers maken gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. Daarnaast is er voor fietsers een aantal fietspaden, die voor rechtstreekse aanvullende verbindingen zorgen tussen de woonbuurten en het hoofdwegennet.

Openbaar vervoer

Door het plangebied rijdt geen openbaar vervoer. De reguliere busdienst van stads- en streekvervoer maakt gebruik van de Hengelosestraat en de Deurningerstraat. Een deel van het plangebied ligt op loopafstand van een bushalte, maar voornamelijk het noordoostelijke gedeelte valt buiten dit bedieningsgebied.

Autostructuur

De huidige wegenstructuur in het plangebied is te onderscheiden in een noordelijk en een zuidelijk deel. In het zuidelijke deel is gebouwd langs oude stratenpatronen en heeft nauwelijks een hiërarchie. Uitzondering daarop zijn de Roessinghsbleekweg en het zuidelijke deel van de Mozartlaan. Deze genoemde wegen hebben geen tot zeer beperkte woonbebouwing direct aan de weg en hebben daarom een afwijkend verkeersbeeld. Het noordelijke deel is nieuwer van opzet en bestaat uit een rasterpatroon van wegen met daaraan diverse woonhofjes.

Bolhaar –Roessingh behoort grotendeels tot een verblijfsgebied met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Alleen het oostelijke deel van de Beethovenlaan heeft over een beperkte afstand de functie van verkeersader. Daar geldt een snelheid van 50 km/uur. Voor de brandweer is een aantal wegen aangewezen als brandweerroute; dit zijn wegen in het verblijfsgebied waar bepaalde inrichtingseisen gelden. Deze eisen moeten ervoor zorgen dat de brandweer niet te veel wordt gehinderd door snelheidsremmende maatregelen.

Parkeren

Voor bestaande situaties geldt het handhaven van het aantal parkeermogelijkheden. Voor nieuwe voorzieningen zal worden uitgegaan van een parkeernorm zoals die vastgesteld zijn in het kader van het Mobiliteitsplan 2004-2015. Voor nieuwe voorzieningen geldt dat de parkeervoorzieningen zoveel mogelijk worden gerealiseerd op eigen terrein. Afhankelijk van de te realiseren functie zal daarnaast voor bezoekers parkeerplaatsen geclusterd op openbaar terrein beschikbaar moeten zijn.

3.2 Functionele structuur

3.2.1 Bedrijven

Verspreid over het plangebied bevindt zich een aantal solitaire bedrijven, die van oudsher gevestigd zijn in het gebied. Daarnaast is een kleinschalig bedrijventerrein aanwezig tussen de Hengelosestraat en het Slagmanpad. Door de ligging op een binnenterrein, vormt het ruimtelijk geen samenhang met de Hengelosestraat.

Bedrijven die wat betreft milieucategorie niet aansluiten bij het gebied waarin ze gelegen zijn, worden in het bestemmingsplan specifiek bestemd waardoor alleen de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0010.jpg"

Afbeelding 8: bedrijventerrein Het Sander tussen Hengelosestraat en Slagmanpad

3.2.2 Detailhandel en dienstverlening

De Hengelosestraat is een aanrijstraat naar de binnenstad van Enschede. Aan de Hengelosestraat vindt naast het wonen een concentratie plaats van diverse kleinschalige functies, waaronder detailhandel en dienstverlening. Deze diverse lintstructuur is bijna overal langs de oude radiale invalswegen naar Enschede te vinden. Het hele gebied valt in twee deelgebiedjes uit een en zijn bestemd als "Gemengd 1" of "Gemengd 2". Deze bestemmingen maken wisselwerking van functies mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0011.jpg"

Afbeelding 9: detailhandel aan de Hengelosestraat

3.2.3 Horeca

Aan de Hengelosestraat heeft, ter plaatse van de bestemming "Gemengd 2", een aantal panden de functieaanduiding 'horeca'. Binnen deze functieaanduiding is lichte horeca toegestaan. Voor de zwaardere categorie horeca is een functieaanduiding "café" op de verbeelding aangegeven. In het plangebied hebben twee horecagelegenheden de bestemming "Horeca". In totaal is op vier locaties een café toegestaan in het plangebied: aan de Deurningerstraat, Hengelosestraat, Roessinghsbleekweg en Walhofstraat.

3.2.4 Maatschappelijke functies
3.2.4.1 Onderwijs

In het plangebied is een aantal onderwijsinstellingen gehuisvest:

Adres   Nr.   Naam   Type onderwijs   Info  
Lyceumlaan   30   Het Stedelijk Lyceum Enschede   VO   Locatie Kottenpark  
Maatmanweg   15   Prof. Huygenschool   BO   school voor doven of slechthorenden, problemen met communicatie en taal  
Maatmanweg   17-19   Kentalis Maatman college   VO   school voor doven of slechthorenden, problemen met communicatie en taal  
M. de Savornin Lohmanlaan   58   Panta Rhei college Enschede   VO   school voor leerlingen met autisme  
Mr. Troelstrastraat   9   Corylus College   VO   School voor speciaal onderwijs  
Park de Kotten   320   Ariensschool   BO   School voor kinderen met leer- of gedragsproblemen  

De hierboven aangegeven scholen zijn in het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" aangegeven met de bestemming 'Maatschappelijk'.

3.2.4.2 Sport

In het plangebied is een aantal sportfuncties aanwezig:

Adres   Nr.   functie   Naam  
Horstlindelaan   255   Voetbal   CVV Achilles  
Maatmanweg   27   Golf   Prinses Wilhelmina  
Maatmanweg   31   Hockey   Prinses Wilhelmina  
Park de Kotten   319   Gymlokaal    
Park de Kotten   325   Zwembad   Het Slagman  
Slagmanweg   12   Manege   Het Roessingh  
Zamenhoflaan   175   Voetbal   RKSV Emos  
Min. De Savornin Lohmanlaan   23   Tennis   Topspinners  
Min. De Savornin Lohmanlaan   65   Gymlokaal    
Roessinghsbleekweg   30   Korfbal   Naas  
Roessinghsbleekweg   30b   Jeu de Boules   JBV  

In het Van Heekpark heeft de afgelopen jaren een verschuiving plaats gevonden waarbij de Jeu de Boules vereniging is verplaatst en een nieuwe plek heeft gekregen nabij de korfbalvereniging. Het is mogelijk dat meer sportfuncties in het Van Heekpark zullen verschuiven, hierover bestaan echter nog geen concrete plannen. De bestaande sportfuncties worden opgenomen in dit bestemmingsplan onder de bestemming "Sport" of met een functieaanduiding 'sport' binnen de parken.

3.2.4.3 Zorg

Op het gebied van zorg zijn de volgende functies aanwezig in het plangebied:

Adres   Nr.   Functie   Naam  
Beethovenlaan   10   Fysiotherapiepraktijk   Enschede Noord  
Roessinghsbleekweg   30   Revalidatiecentrum   Het Roessingh  
Roessinghsbleekweg   153-177   Ondersteunende diensten revalidatiecentrum   Het Roessingh  
Slagmanweg   12   Manege (onderdeel revalidatiecentrum)   Het Roessingh  
Van Heeksbleeklaan   25   Dagbesteding zorgboerderij   De Viermarken  
Viermarkenweg   85   Zorgboerderij   De Viermarken  
3.2.5 Groenstructuur

In het plangebied liggen twee stadsparken, te weten het Abraham Ledeboerpark en het G.J. van Heekpark (sinds de jaren '80 van de vorige eeuw samengevoegd met het Van Lochemsbleekpark).

Abraham Ledenboerpark

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0012.jpg"

Afbeelding 10: Mamoetboom in het Ledeboerpark

De hoofdingang van het Abraham Ledeboerpark ligt aan de Hengelosestraat. Deze entree wordt gemarkeerd door een statige poort. Bij de entree is een parkeerplaats aanwezig omdat veel bezoekers met de auto komen. Het park is verder door meerdere paden vanaf alle zijden bereikbaar.

Naast de functie voor uurrecreatie (wandelen, verpozen) is het park gericht op natuureducatie. Door middel van beheer wordt gestreefd naar het vergroten van de natuurwaarden en een versterking van de karakteristieken kenmerken van het oorspronkelijke landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0013.jpg"

Afbeelding 11: Lammerinkswönner in het Ledeboerpark

In het “Lammerinkswönner” is een bezoekerscentrum ingericht. Hier wordt voorlichting gegeven en informatie verstrekt over allerlei zaken die met natuur en landschap te maken hebben. Het Lammerinkswönner is een authentiek los hoes (een Twentse vakwerkboerderij), dat geplaatst is aan de rand van de oostelijk gelegen es van het Wageler. Het bezoekerscentrum vormt een sterke trekpleister voor bezoekers van het park

Van Heekpark/Van Lochemsbleekpark

Het G. J. Van Heekpark is een in formele Franse stijl aangelegde sportpark, met als doel de inwoners van Enschede en omgeving een geschikte gelegenheid te geven om te ontspannen, te wandelen en het beoefenen van sporten als cricket, tennis, korfbal en voetbal. Tevens moet het dienen als speeltuin voor kinderen. In 1917 werd in opdracht van de familie Van Heek de aanleg van het G. J. Van Heekpark afgerond. Het ontwerp van het park is gemaakt door tuinarchitect P.H. Wattez. In 1918 werd het park door de familie geschonken aan de Gemeente Enschede. Tot 1963 bleef het G. J. Van Heekpark van het Lochemsbleekpark visueel en functioneel van elkaar gescheiden. Na 1963 werd deze scheiding opgeheven en sindsdien ziet men beide parken als één park.

Het park wordt beheerd door een gemeentelijke beheerscommissie die actief het beheer vormgeeft en de nodige vernieuwingen realiseert. Nieuwe toevoeging aan het park is onder andere de inpassing van de Roombeek geweest en de daarbij behorende waterspeelplaats. De meest recente aanpassing is de verplaatsing van de jeu de boules vereniging, inclusief banen en verenigingsgebouw naar een nieuwe locatie binnen het park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0014.jpg"

Afbeelding 12: sportvoorzieningen in het G.J. van Heekpark

3.2.6 Wonen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar Roessingh 2016" zijn een viertal grotere gebieden te onderscheiden. Deze gebieden verschillen in hun ruimtelijke hoofdopzet. Dit zijn de gebieden Het Sander (A), Kottendijk en omgeving (B), Bolhaar (C) en de Hengelose wig met erbij horende stedelijke enclaves en het Van Heekpark (D).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0015.jpg"

Afbeelding 13: ruimtelijke hoofdopzet Bolhaar Roessingh

Het Sander (A)

Het Sander is een historisch gegroeid gebied met voornamelijk een woonfunctie langs de Hengelosestraat. De bebouwing aan de Hengelosestraat is een typische lintbebouwing. Deze bebouwing kent een grote diversiteit aan kleinschalige bebouwing met een vergelijkbare hoogte. Bijzonder is de diversiteit aan grondgebonden woningen die overwegend hoger dan breed zijn. De gebouwen staan merendeels in één voorgevelrooilijn en verspringen alleen licht ten opzichte van elkaar. Daardoor ontstond een zeer harmonische verscheidenheid.

Een aantal korte straten sluit haaks aan op de Hengelosestraat. Hier is een stedelijk compact woonmilieu ontstaan. Dit milieu heeft diverse deelbuurtjes die onderling weinig samenhang vormen. De gebieden variëren van gesloten tot open en van kleinschalig, grondgebonden tot grootschalig en gestapeld. De verkaveling varieert eveneens sterk van een strokenverkaveling tot een verkaveling rond een hof. Door de smalle en langgerekte vorm van het gebied zijn veel gebouwen op de Hengelose wig en het Van Heekpark georiënteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0016.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0017.jpg"

Afbeelding 14: Het Sander

Kottendijk en omgeving (B)

In dit woongebied zijn twee deelgebieden te onderscheiden die stedenbouwkundig een andere opzet hebben, maar ruimtelijk op elkaar aansluiten zodat ze wel één gebied vormen.

De bebouwing rond het Minister Dr. Kuyperplein is een stedelijk compact woonmilieu. De bouwblokken bestaan uit grondgebonden woningen in een halfopen bebouwing met voortuinen. De opzet is gebaseerd op een bebouwing rond een centraal plantsoen met volwassen bomen die door straten is omsloten. Rond het plantsoen en in het verlengde daarvan aan de Mr. P.J. Troelstrastraat staan jaren dertig woningen (erkerwoningen) waardoor een helder beeld bestaat. Opvallend is dat er een school is gebouwd in dezelfde architectuurstijl en onderdeel uitmaakt van de structuur. De overige bebouwing bestaat uit rijenwoningen en tweekappers. De verkaveling en de situering van de gebouwen op de kavel wijken af van de strakke bebouwing rond het plein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0019.jpg"

Afbeelding 15: Kottendijk en omgeving

Het tweede deelgebied heeft een radiaalstructuur uitgaande van twee ringwegen, de singel en de Walhofstraat. Deze structuur komt voort uit het eerste uitbreidingsplan uit de jaren 30 van de negentiende eeuw. Ook dit woongebied is een stedelijk compact woonmilieu. De hoofdopzet bestaat uit een aantal in noord-zuid lopende lange lijnen met aaneengesloten lintbebouwing. Deze bebouwing vertoont de typische diversiteit van een dorps lint die in schaal en maat op elkaar aansluit. De lange lijnen komen op verschillende knooppunten bij elkaar. Deze ruimtes zijn in de huidige situatie niet of slechts matig geaccentueerd. Door de lijnvoering zijn gesloten bouwblokken ontstaan met een strokenverkaveling en grondgebonden woningen die in een vrijwel strakke voorgevelrooilijn staan. Deze bouwblokken zijn door de loop van de radialen verschillend diep. Binnen de diepe blokken zijn binnengebieden aanwezig die in de loop van de tijd verschillende functies hebben gekregen.

Bolhaar (C)

Bolhaar is een woongebied met verschillende typen grondgebonden woningen. In dit suburbane woonmilieu komen vrijstaande huizen, tweekappers en rijenwoningen voor. De halfopen tot open bebouwing met overwegend grote voortuinen maken het verschil met de overige woongebieden in het plangebied. Stedenbouwkundig kent Bolhaar een grote diversiteit aan verkavelingstructuren. Strokenverkaveling loodrecht op de weg, ruime kavels in open bouwblokken en hofjesverkaveling vertonen een divers beeld. De ruim opgezette openbare ruimte en de variatie aan fraaie tuinen vormen samen met verschillende plantsoenen een samenhangende groenstructuur die het ruimtelijke beeld van Bolhaar bepalen. Dit geeft Bolhaar een luxe uitstraling en de nodige eenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0020.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0021.jpg"

Afbeelding 16: Bolhaar

Hengelose wig (D)

Deze wig aan de noordwestzijde kan gekarakteriseerd worden als een goed toegankelijk gebied. Hij bestaat uit landgoederen (voor een deel als openbaar park in gebruik) afgewisseld met betrekkelijk gave kleinschalige landschappen. Vanaf de belangrijkste ontsluitingsweg, de Hengelosestraat is de wig goed beleefbaar. De wig beschikt over een scherpe grens aan de zuidkant door de Hengelosestraat. Met het van Heekpark raakt de wig de Singelring. Zijn noordelijke begrenzing is veel diffuser, door de aanwezige bebouwing aan de zuidzijde van de Dr. Zamenhof- en Mozartlaan en de flats in Park De Kotten. Revalidatiecentrum Het Roessingh ligt midden in het gebied, aan de Roessinghsbleekweg, een vrij drukke weg die dwars door de wig loopt. Hier is nog wel sprake van bebouwing in een groene omgeving. Door de groene omgeving van het Stedelijke Lyceum aan de Deurningerstraat reikt de groene wig in principe ook tot aan de Deurningerstraat. De sportvelden ten noorden van de school met zijn waardevolle houtwallen rondom heen zorgen voor een ruimtelijke samenhang met deze radialen.

Park de Kotten (D)

Park de Kotten is één integraal plan van Dhr. Bijhouwer. Kenmerk in het plan van Bijhouwer is de afstemming tussen bebouwing en groen. (Oude) zichtlijnen zijn versterkt of juist 'geblokt' om in het gebied openheid of eigen sferen te creëren. De woonblokken zijn daarin zo gelegen dat ze optimaal uitkijken op open groen. De woonblokken zijn visueel ietwat opgetild door een plint waarachter, half verdiept, de bergingen liggen. Deze plint wijkt in schaal en kleur af van de rest van het gebouw. Hierdoor wordt de illusie gewekt dat het landschap onder de gebouwen doorloopt. Een ander kenmerk is dat alle bijkomende functies als voetpaden, wegen en parkeren, op maaiveldhoogte liggen, zonder ze te willen verbergen of juist op te laten vallen.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het plangebied “Bolhaar - Roessingh 2016” ligt ten westen van de hoger gelegen stuwwal Enschede/Oldenzaal. Op de landgebruikskaart van 1846 was een groot deel van het plangebied van dit bestemmingsplan nog woeste grond en de rest was in gebruik als bouwland. De bodem bestaat afwisselend uit dekzand-enkeerd, dekzand-podzol, dekzand-beekdal en een beetje dekzand-keileem. Het zuidelijk deel is bebouwd in de periode 1901 – 1945. Het noordelijk deel is bebouwd in de periode 1945 – 1965 en een deel in de periode 1945 -2000. In het noordelijkste deel van het gebied is de bodem verstoord. In de periode voor 1950 gingen de fundamenten niet veel dieper dan 50 tot 60 cm. In de onbebouwde delen en onder de bebouwing kunnen in de ongestoorde bodem archeologische waarden aanwezig zijn.

Op basis van deze kennis kan een indicatie gegeven worden over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle zaken in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties staan op de Archeologische Verwachtingskaart van de Gemeente Enschede. Op de archeologische verwachtingskaart zijn archeologische vondsten, archeologisch waardevolle terreinen en de ligging van gebieden met een hoge, een middelhoge en een lage verwachtingswaarde weergegeven.

Archeologie en het plangebied "Bolhaar - Roessingh 2016"

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de Gemeente Enschede blijkt dat het gebied “Bolhaar – Roessingh” vooral een middelhoge archeologische verwachtingswaarde met daarnaast gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Dit zijn de zogenaamde “archeologische onderzoeksgebieden”. In het gebied worden resten van de verdwenen oude erven Bolhaar en Groot Wageler verwacht. Het gebied kent twee bleken: Van Heeksbleek en Roessink Bleek.

Op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid geldt binnen het plangebied grotendeels het beleidstype "Onderzoeksgebied B". Voor gebieden die vallen onder het beleidstype "Onderzoeksgebied B" is het noodzakelijk dat in het bestemmingsplan een onderzoeksplicht wordt opgenomen. Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord. In het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" is deze onderzoeksverplichting geborgd in de planregels en via aanduidingen op de verbeelding.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van de archeologie zijn er derhalve geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. In het plangebied bevinden zich geen archeologische monumenten en waardevolle archeologische terreinen waarvoor een bescherming via het bestemmingsplan noodzakelijk is. Mochten in het gebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de monumentenwet een meldingsplicht bij de gemeente. Het archeologische onderzoeksproces treedt dan alsnog in werking.

3.3.2 Monumenten in het plangebied

De rijksmonumenten in het gebied Bolhaar Roessingh zijn:

  • I. Hengelosestraat 751: tuin uit 1932;
  • II. Van Heeksbleeklaan bij 344: vakwerkschuurtje;
  • III. Minister de Savornin Lohmanlaan (ongenummerd): granieten gedenknaald;
  • IV. Minister de Savornin Lohmanlaan bij 15: park met gedenknaald;
  • V. Deurningerstraat 401: zwerfsteen (scheiding Lonneker- en Esmarke).

De gemeentelijke monumenten in het gebied Bolhaar Roessingh zijn:

  • I. Van Heeksbleeklaan bij vijver (ongenummerd): koetshuis;
  • II. Van Heeksbleeklaan (ongenummerd): Twents vakwerkboerderijtje;
  • III. Van Heeksbleeklaan 25: Twenste vakwerkboerderij;
  • IV. Hengelosestraat: Abraham Ledeboerpark;
  • V. Hengelosestraat 226- 236, Enschede: dubbele woonhuizen;
  • VI. Roessinghsbleekweg 20, Enschede: tuinmanswoning;
  • VII. Van Lochemlaan 15, Enschede: zomerhuis;
  • VIII. Hengelosestraat 410: landhuis;
  • IX. Hengelosestraat 487, Enschede: hek- en ontvangstgebouw.
3.3.3 Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" zijn diverse monumentale- en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig.

De locaties van deze bomen zijn te vinden op de interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede, bomen.enschede.nl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0022.jpg"

afbeelding 17: fragment interactieve bomenkaart

Toelichting legenda afbeelding 17:

  • Boomgebieden: gebieden waarbinnen alle bomen binnen dit gebied beschermwaardig zijn.
  • Op basis van de Boswet: beplantingen van bomen buiten de bebouwde kom die groter zijn dan 10 are of beplantingen (bij een rijbeplanting) die uit meer dan 20 bomen bestaan.
3.3.4 Cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

In het cultuurhistorisch beleid wordt aangegeven hoe bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgegaan moet worden met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede. In paragraaf 2.3.3 werd al kort ingegaan op dit beleidsdocument. Het bestemmingsplan is het instrument waarin invulling gegeven wordt aan het geschetste cultuurhistorisch kader. In het cultuurhistorisch beleid wordt bij de waardering onderscheid gemaakt in:

  • Beschermen
  • Koesteren
  • Basishouding

Hierbij is de doelstelling voor de te beschermen objecten/gebieden een conserverend regime op te nemen in bestemmingsplannen. De objecten/gebieden die benoemd zijn op het ambitieniveau "koesteren", zijn objecten en gebieden met een cultuurhistorische identiteit of worden gezien als een cultuurhistorische drager. De gemeente Enschede wil deze elementen behouden, benutten en versterken voor een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad. De basishouding voor cultuurhistorische waarden is niet opgenomen in de beleidsnota. De gemeente streeft naar een verankering van deze houding in het ontwikkelingsproces van Enschede. Oog voor cultuurhistorie leidt tot beter herkenbare plannen die bijdragen aan de identiteit van Enschede en daarmee breed worden gedragen.

Cultuurhistorisch waardevolle gebieden

In afbeelding 18 wordt aangegeven voor het plangebied Bolhaar - Roessingh 2016 welke gebieden een cultuurhistorische waarde hebben.

Het gaat de volgende gebieden:

  • 1. Abraham Ledenboerpark/Wageler: Koesteren buitengebied
  • 2. Hengelosestraat/Boddenkampsingel: Koesteren stad
  • 3. Bolhaarslaan: Koesteren stad
  • 4. Park de kotten: Koesteren stad

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0023.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0024.png"

afbeelding 18: overzicht cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken

  • 1. Abraham Ledenboerpark/Wageler: (koesteren buitengebied)

Het Abraham Ledeboerpark vormde oorspronkelijk een onderdeel van het landgoed Het Wageler. Dit landgoed behoorde tot het eigendom van de familie Ledeboer. In 1956 is het park aan de Gemeente Enschede geschonken en het draagt sindsdien de naam van Abraham Ledeboer. Het park is ontworpen door P.H. Wattez en in de jaren 80 van de negentiende eeuw aangelegd. In de schenkingsakte werd als voorwaarde opgenomen dat de villa in het park af te breken is.

  • 2. Hengelosestraat/Boddenkampsingel: (koesteren stad)

Herkenbaar voor de identiteit van de stad in de periode van de stadsbrand en textielindustrie (1862 - 1907) is bebouwing van de uitvalswegen. Boddenkampsingel en Hengelosestraat zijn voorbeelden van uitvalswegen van de stad waar de identiteit van de hiervoor geschetste tijd terug te vinden is.

De Singel is samen met het “ei” van de binnenstad de meest typerende stedenbouwkundig structuur van Enschede. Deze structuur- en identiteitsdrager dient te worden gekoesterd. Beeld- en structuurbepalende gebouwen langs de Singel dienen te worden behouden. Herbestemmen gaat voor sloop.

De Hengelosestraat is één van de hoofdstructuren van Enschede. Langs de Hengelosestraat tussen 1900 en 1970 is Enschede in de richting van Hengelo gegroeid. Tussen de spoorlijn en de Hengelosestraat werden kleinere arbeidersbuurten gebouwd. De Hengelosestraat zelf was een solitaire structuur die alleen ter hoogte van buurten een ander gezicht heeft gekregen. De straat bestaat uit typische lintbebouwing, allemaal verschillend, afwisselend in vorm en uitstraling.

Gebouwen langs deze structuren die in de cultuurhistorische waardenkaart staan krijgen een aanduiding karakteristiek. In het geval van ingrijpende veranderingen die de stedenbouwkundige dan wel architectonische waarden gaan aanpassen, is een cultuurhistorische waardenstelling verplicht op te stellen. In de afweging van de ontwikkeling dienen de onderzochte waarden als uitgangspunt voor de nieuwbouw.

  • 3. Bolhaarslaan (koesteren stad)

De Bolhaar is een wijk die in de jaren '70 bebouwd is. Daarbij werd de bestaande Bolhaarslaan ingepast waarvan de meeste gebouwen tussen 1930 en 1940 werden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0025.png"

Afbeelding 19: luchtfoto De Bolhaar 1961

Daarnaast is er een aantal panden in de beleidsnota aangemerkt als panden die gekoesterd moeten worden. In bijlage 3 bij deze toelichting is het overzicht van de betreffende panden opgenomen. De te koesteren panden liggen hoofdzakelijk in de te koesteren gebieden, met uitzondering van het pand aan Park de Kotten 317.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0026.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0027.jpg"

Afbeelding 20: Bolhaarslaan anno 2015

  • 4. Park de Kotten (koesteren stad)

Het park kent een bijzondere geschiedenis. In de 18e eeuw was het nog een gebied met bebossing, weiden en beekjes. Het was er eenzaam en verlaten en er woonden alleen een paar arme boertjes. Aan deze vroegere bewoners dankt het park zijn naam. 'Kot' is afgeleid van het woord 'kate'. Volgens het zogenaamde 'markerecht', dat in de 18e eeuw in Oost-Nederland van kracht was, was een kate een arme, zelfstandige boerenplaats met stemrecht.

Waarschijnlijk is het gebied 'Den Kotten' in de 18e eeuw gesticht door Otmar ten Cate, toenmalig burgemeester van Enschede. Na enkele malen van eigenaar gewisseld te zijn kwam het gebied in 1839 in bezit van de heer H.G. Blijdenstein. Na zijn overlijden verkocht zijn vrouw het terrein aan Gerhard Jannink, wiens dochter Wilhelmina met Helmich van Heek trouwde. Helmich zat in de directie van het textielconcern Van Heek & Co. Hij gaf begin 20e eeuw aan tuinarchitect Wattez de opdracht om het landgoed aan te leggen in de vorm zoals het vandaag de dag nog altijd bestaat. Ook liet hij de villa 'Den Kotten' bouwen, waar de familie in de zomermaanden verbleef. Na het overlijden van Helmich betrok zijn schoonzoon, Ludwig van Heek, de villa. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het huis gevorderd door de Duitse bezetters, na de oorlog woonde er een zevental gezinnen vanwege de woningnood.

Eind jaren '50 werd de villa afgebroken, om plaats te maken voor tien portiekflats die gebouwd werden in opdracht van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten. Na de oorlog vierde het gedachtegoed van het Nieuwe Bouwen hoogtij. Nieuwe woningen werden gebouwd volgens het principe 'licht, lucht en ruimte'. Park de Kotten is hier een goed voorbeeld van. De functionalistisch gebouwde flats met grote ramen staan ruim in het groen. De woningen zijn in particulier bezit. (bron: architectuurgidsenschede.nl)

Te koesteren panden

Daarnaast is er een aantal panden in de beleidsnota aangemerkt als panden die gekoesterd moeten worden. In bijlage 3 bij deze toelichting is het overzicht van de betreffende panden opgenomen. De te koesteren panden liggen hoofdzakelijk in de te koesteren gebieden, met uitzondering van het pand aan Park de Kotten 317.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke ontwikkelingen (projecten en nieuwe initiatieven) beschreven die dermate concreet zijn dat in dit bestemmingsplan hiervoor een passende bestemmingsregeling is opgenomen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een samenvatting gegeven van het toekomstbeeld voor het plangebied zoals dat is beschreven in de Structuurvisie en/of andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's.

4.1 Projecten

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" ligt één herontwikkelingslocatie en wordt op twee locaties nieuwe bebouwing binnen de bestaande bestemming gerealiseerd. In deze paragraaf worden deze ontwikkelingen kort toegelicht:

Herontwikkeling:

1: Kottendijk tussen nr 59 en 81

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0028.jpg"

Afbeelding 21: locatie Kottendijk

  • Bestaande situatie: terrein voormalig bouwbedrijf
  • Plan: 2 woningen inpassen in bestaande structuur
  • Aandachtspunt: akoestisch onderzoek (met hogere grenswaardenprocedure)
  • Het toevoegen van 2 woningen past binnen de gemeentelijke woonvisie

Nieuwe bebouwing bestaande bestemming:

  • 1. Viermarkenweg 15: sloop- en nieuwbouw vrijstaande woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0029.png"

Afbeelding 22: locatie Viermarkenweg 15

  • Bestaande situatie: boerenerf met hoofdgebouw en schuur
  • Plan: nieuwbouw één vrijstaande woning ter plaatse van het voormalige hoofdgebouw

  • 2. Viermarkenweg 85: uitbreiding bijgebouwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0030.jpg"

Afbeelding 23: locatie Viermarkenweg 85

  • Bestaande situatie: zorgboerderij met bedrijfswoning en bijgebouwen
  • Plan: herinrichting erf en nieuwbouw bijgebouwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0031.png"

Afbeelding 24: locatie Hengelosestraat 412-414

Het bestemmingsplan Het Roessingh (vastgesteld in 1950) bood de mogelijkheid tot realisatie van twee landhuizen aan de Hengelosestraat, op het perceel Hengelosestraat 410-418. In het ontwerp van dit bestemmingsplan was de mogelijkheid tot de realisatie van twee landhuizen niet opgenomen. De gemeente Enschede ziet het gebied waarin de twee woningen op basis van het bestemmingsplan Het Roessingh geprojecteerd waren, als waardevol gebied met behoudenswaardige landschapselementen vanwege de ligging in de groene wig en de directe relatie met het Ledeboerpark. Tot 16 december 2015 was er sinds de inwerking treding van het bestemmingsplan Het Roessingh geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot realisatie van één of twee landhuizen. Voor de gemeente Enschede was dit aanleiding om de bouwvlakken niet over te nemen in het bestemmingsplan.

Op 16 december 2015 is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend op basis van het op dat moment geldende bestemmingsplan (Het Roessingh). In overleg tussen initiatiefnemer en gemeente is gekozen voor een alternatieve locatie voor de westelijke kavel. Het bouwvlak was, op basis van het bestemmingsplan Het Roessingh gelegen in het gebied dat met een groene lijn omcirkeld is in afbeelding 24. De situering van het betreffende bouwvlak in deze situatie is zo dat het weiland dat grenst aan het Abraham Ledeboerpark visueel gevuld zou worden met een landhuis. De verplaatsing van het bouwvlak zorgt voor het behoud van de hoog gewaardeerde ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Die kwaliteit bestaat hier uit kleinschalige, met houtwallen omzoomde weilanden langs een beek. Deze landschappelijke inrichting is ouder dan 150 jaar en stamt uit de tijd dat deze omgeving voornamelijk uit woeste gronden bestond, behalve dan deze kleine weilanden langs de beek. Het bouwblok was in het bestemmingsplan Het Roessingh middenin een dergelijke weide gepositioneerd.

Het beoogde landhuis is op de locatie zoals ingetekend op afbeelding 24 beter op zijn plek en de impact die het zal hebben op de omgeving is vele malen kleiner. De verplaatsing van het bouwblok zorgt voor het behoud van de hoog gewaardeerde ruimtelijke kwaliteit  ter plaatse. Het toekomstige landhuis is op deze locatie vele malen beter op zijn plek en de impact die het zal hebben op de omgeving is vele malen kleiner. Het landhuis wordt gepositioneerd op een soort bestaande huiskavel tussen bestaande oude bomenrijen en niet meer op de oude cultuurgronden langs de beek.

4.2 Ontwikkelingsmogelijkheden bestaande bebouwingsmogelijkheden

In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden voor het conserverend bestemde deel van het bestemmingsplan.

Hoofdfuncties in het plangebied zijn wonen, groen/agrarisch, sport en maatschappelijk. Ten aanzien van wonen wordt de bestaande situatie vastgelegd. In het bestemmingsplan is een aantal onbebouwde bouwmogelijkheden opgenomen (Hengelosestraat, Dr. Zamenhoflaan, Van Hogendorpstraat) conform de geldende bestemmingsplannen.

Ten aanzien van de groene functies in het plangebied wordt onderscheid gemaakt in agrarisch gebied, parken, sportvoorzieningen, buurtgroen en een landgoed. Voor deze functies geldt dat er geen concrete plannen zijn ten aanzien van wijziging en/of uitbreiding van deze functies.

In het plangebied is een verhoudingsgewijs groot aandeel maatschappelijke functies aanwezig, waaronder revalidatiecentrum Het Roessingh en diverse onderwijsinstellingen. Voor de maatschappelijke functies geldt dat er geen concrete initiatieven zijn voor wijziging en/of uitbreiding.

Aan de gemeentelijke invalswegen Hengelosestraat en Boddenkampsingel is een diversiteit aan functies aanwezig. Op grond van de gemeentelijke beleidsregel "Functiemenging per woonmilieu" is langs radialen (zoals de Hengelosestraat en Boddenkampsingel) een verhoogde mate van functiemenging is toegestaan. De betreffende panden in het plangebied hebben een flexibele bestemming, waardoor vanuit de markt kan worden ingespeeld op de behoefte. Het betreft de mogelijkheid tot uitwisselen van de functies wonen (met beroep aan huis), maatschappelijke voorzieningen en, afhankelijk van de bestemming Gemengd 1 of Gemengd 2, kantoren, dienstverlening en bedrijven.

In het bestemmingsplangebied is een aantal bedrijfslocaties aanwezig. In de beleidsregel "Behoud 53 binnenstedelijke bedrijfslocaties" is een afweging gemaakt welke van de aanwezige bedrijfslocaties behoudenswaardig is. Binnen het bestemmingsplangebied is, op basis van het gemeentelijk beleid ten aanzien van binnenstedelijke bedrijfslocaties, er één locatie met deze potentie: Het Sander.

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Archeologie en het plangebied "Bolhaar - Roessingh 2016"

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de Gemeente Enschede blijkt dat het gebied “Bolhaar – Roessingh” vooral een middelhoge archeologische met verspreide gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit zijn de zogenaamde “archeologische onderzoeksgebieden”. In het gebied worden resten van de verdwenen oude erven Bolhaar en Groot Wageler verwacht. Het gebied heeft twee bleken: Van Heeksbleek en Roessink Bleek.

Op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid geldt binnen het plangebied grotendeels het beleidstype "Onderzoeksgebied B". Voor gebieden die vallen onder het beleidstype "Onderzoeksgebied B" is het noodzakelijk dat in het bestemmingsplan een onderzoeksplicht wordt opgenomen. Die onderzoeksplicht strekt ertoe dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord. In het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" is deze onderzoeksverplichting geborgd in de planregels en via aanduidingen op de verbeelding.

Projecten in het bestemmingsplangebied

Voor de in paragraaf 4.1 genoemde projecten in het bestemmingsplangebied geldt dat deze gelegen zijn in gebieden die aangeduid zijn als "onderzoeksgebied B". Zoals hierboven vermeld geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm. De projecten komen op basis van deze criteria niet in aanmerking voor een archeologisch onderzoek.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van de archeologie zijn er derhalve geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. In het plangebied bevinden zich geen archeologische monumenten, waardevolle archeologische terreinen, waarvoor een bescherming via het bestemmingsplan noodzakelijk is. Mochten in het gebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de monumentenwet een meldingsplicht bij de gemeente. Het archeologische onderzoeksproces treedt dan alsnog in werking.

4.3.2 Cultuurhistorie

Monumenten

Aan de aangewezen rijksmonumenten en gemeentelijk monumenten is in dit bestemmingsplan geen juridische betekenis toegekend. De bescherming van deze objecten vindt plaats op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Monumentenverordening.

Cultuurhistorische structuren en objecten

De cultuurhistorische structuren en objecten zijn opgenomen op de cultuurhistorische beleidskaart (zie paragraaf 3.3.4). Bij ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden is het uitgangspunt behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden (koesteren).

Cultuurhistorische objecten

Vooruitlopend op de doorvertaling van cultuurhistorie in bestemmingsplannen is op 16 februari 2015 het voorbereidingsbesluit 'Cultuurhistorie Enschede' door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is bepaald dat gebouwen met een (hoge) attentiewaarden niet geheel of gedeeltelijk gesloopt mogen worden zonder omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning kan worden verleend als de karakteristieken van het gebouw niet onevenredig worden aangetast. Een advies van de stadsbouwmeester is onderdeel van de besluitvorming. In het plangebied zijn verschillende objecten aanwezig die een attentiewaarde hebben. Deze gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding "karakteristiek". In de regels van de verschillende bestemmingen waarbinnen deze objecten gelegen zijn, is een sloopvergunningstelsel opgenomen. Een overzicht van panden met de aanduiding "karakteristiek" is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. Doel van het vergunningenstelsel is om sloop van cultuurhistorische waardevolle objecten, zonder dat eerst de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden in beeld zijn gebracht, te voorkomen.

4.4 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt globaal beschreven welke (de voornaamste) welstandsidentiteiten en eventuele beeldkwaliteitplannen in het plangebied van toepassing zijn met de daarbij behorende belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0032.png"

Afbeelding 25: overzicht welstandsidentiteiten in het bestemmingsplangebied

Bovenstaande afbeelding laat zien dat ieder woonmilieu een eigen welstandsidentiteit toegekend heeft gekregen. Het gebied Bolhaar heeft de identiteit "regenboogwijk" (met rood aangegeven). Kenmerkend voor deze categorie is dat de huizen in serie onder architectuur zijn gebouwd. Per blok of straatwand is gekozen voor een uitgesproken ontwerp. Per straat of straatwand is er daardoor een eenheid in architectuur, maar tussen de straten onderling zijn grote verschillen. De buurt heeft een heldere stedenbouwkundige structuur, waarin de openbare ruimte van straten, lanen en pleinen voor samenhang zorgt.

Het aangrenzende (met lichtgroen aangegeven) gebied kenmerkt zich door ruim opgezette vrijstaande woningen. Hiervoor geldt de identiteit "Vrije kavelwijken". Het gebied rond de Beethovenlaan/Mozartlaan en Van Hogendorpstraat heeft de identiteit "Stratenrijtjes". Kenmerkend voor dit gebied is de "stempelstructuur", het herhalingspatroon van de woonblokken/woningen.

De hoofdgroenstructuur, waar ook de parken onder vallen, heeft de identiteit "Buitenplaatsen/Landgoederen". Ten aanzien van de inpassing het landschap zijn in de Welstandsnota de volgende criteria opgenomen:

  • park en bebouwing moeten een samenhangende eenheid vormen;
  • er moet in het park in verhouding veel meer onbebouwde dan bebouwde ruimte zijn, het gaat om bebouwing in een park en niet andersom;
  • park en bebouwing moeten samen een compositie vormen van ruimten en zichten;
  • nieuwe bebouwing mag de ruimtelijke opzet van het park niet verstoren;
  • (nieuwe) bebouwing moet het landgoed ruimtelijk continu laten en mag het niet opdelen in stukken.

Het Wageler is ingedeeld in de identiteit "vrije landelijke bebouwing, nieuwe landschap". Kenmerkende bebouwingselementen in dit gebied zijn: variatie wat betreft grootte, architectuur en stijl. Woningen hebben doorgaans forse tuinen, met beplanting die de bebouwing inkadert.

De erven in Het Wageler hebben de identiteit "Boerenerven". Kenmerk van het boerenerf is het ensemble van losse bouwvolumes. De bouwvolumes zijn enkelvoudig en rechthoekig met een lage dakgoot.

Nieuwe ontwikkeling in het plangebied

In het plangebied wordt op één locatie de functie gewijzigd. Het betreft de wijziging van de bestemming Bedrijf naar Wonen aan de Kottendijk tussen de huisnummers 59 en 81. Op deze locatie worden twee woningen mogelijk gemaakt, vrijstaand of geschakeld. De bebouwing aan de Kottendijk heeft de welstandsidentiteit "Dorpse linten". Kenmerkend voor bebouwing binnen deze identiteit is dat bebouwing individueel te onderscheiden moeten zijn. Variatie is mogelijk in bouwstijl en gevellijn (lichte verspringing is mogelijk) Wel moeten de gebouwen harmoniëren in kleur- en materiaalgebruik.

4.5 Duurzaamheid

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In het vervolg van deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt aansluitend ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's. In het laatste deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op duurzaamheid in relatie tot het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016".

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

  • de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50%.
  • de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

  • in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;
  • in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;
  • in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;
  • In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

  • Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlast beheersbaar te houden.
  • Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.
  • Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.
  • Via de MIO (majeure investeringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.
  • Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.
  • De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!'

In het coalitieakkoord 2014-2018, 'Duurzaam, Samen, Sterker!' is duurzaamheid een centraal thema. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu; duurzaam gedrag staat in het coalitieakkoord synoniem voor niet teren op de zak van toekomstige generaties. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. In de voorgaande collegeperiode werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem geen aandacht was, maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake.

Actieplan Duurzaamheid

De wens om een meer omvattend duurzaamheidsbeleid te voeren, dat richtinggevend is voor het gemeentelijk handelen, vraagt om kaderstelling. Hiertoe wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016 "

Het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" draagt hooguit op indirecte wijze bij aan het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen.

Zo stimuleert het bestemmingsplan in een groot deel van het plangebied door de flexibele wijze van bestemmen hergebruik van bestaande panden, daarmee draagt het bestemmingsplan bij aan de circulaire economie.

Het bestemmingsplan draagt niet bij aan energiebesparing. In dat verband wordt opgemerkt dat de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingplan er niet aan in de weg staan dat energiebesparende maatregelen aan panden getroffen kunnen worden en dat het realiseren van zonnepanelen op daken vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd. De bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan staan er ook niet aan in de weg dat bij nieuw- of verbouw van panden groene daken kunnen worden gerealiseerd. Dat is gunstig voor de afvoer van hemelwater maar zorgt ook voor verkoeling in de stad op warme zomerdagen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de diverse milieuaspecten zoals bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Besluit m.e.r.

Het bestemmingsplan maakt in totaal drie ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. De genoemde ontwikkelingen zijn aan te merken als stedelijk ontwikkelingsprojecten in de zin van Besluit m.e.r.. Dit zijn de ontwikkelingen aan de Kottendijk tussen de nummers 59 en 81, Viermarkenweg 15 en 85. In paragraaf 4.1 worden deze ontwikkelingen nader toegelicht.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Huidig grondgebruik

De kavel aan de Kottendijk tussen de nummers 59 en 81 is momenteel nog onbebouwd en in gebruik als locatie voor opslag van bouwmaterialen ten behoeve van het bouwbedrijf dat hier gevestigd was. Aan de Viermarkenweg 15 heeft een woning gestaan; deze woning is inmiddels gesloopt. Ten behoeve van de zorgboerderij aan de Viermarkenweg 85 worden twee schuren gerealiseerd. Deze grond is thans in gebruik als opslag van landbouwmachines.

Cumulatie met andere projecten

Voor de in deze drie projecten is er geen sprake van cumulatie met andere projecten met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieu- en omgevingsaspecten

Zie paragrafen 3.1.4 (Verkeer), 5.1.2 (Milieuhinder bedrijven en inrichtingen), 5.1.3 (Bodemkwaliteit), 5.1.4 (Wet geluidhinder), 5.1.5 (Luchtkwaliteit), 5.1.6 (Externe Veiligheid) 5.2 (Waterhuishouding), 5.3 (Natuur) van deze toelichting voor een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten.

Uit de betreffende conclusies aan de hierboven genoemde omgevingsaspecten blijkt dat er geen sprake is van nadelige milieueffecten.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op grond van het voorgaande kan aan de hand van de toetsing aan alle relevante milieu- en omgevingsaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven binnen het plangebied

Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving. Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven c.q. voorzieningen (zie bijlage 1). De meeste bedrijven worden ingedeeld in categorie 1 of 2. Een aantal bedrijven zijn aanwezig met een hogere categorie. Deze bedrijven zijn nader beschouwd (bijlage 2). Hieruit is naar voren gekomen dat deze bedrijven geen belemmeringen opleveren voor het plangebied.

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven c.q. voorzieningen binnen het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Bolhaar - Roessingh.

Bedrijvigheid buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen gelegen (zie bijlage 1). Een aantal bedrijven hebben een potentiele hindercontour welke binnen het plangebied is gelegen. Uit een nadere beschouwing (zie bijlage 2) blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten opleveren voor het plangebied Bolhaar Roessingh.

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Bolhaar Roessingh.

Nieuwe ontwikkelingen

Kottendijk tussen 59 en 81

De bedrijfsbestemming van de panden aan Boddenkampsingel 59 en 61 blijft bestaan. De realisatie van de twee woningen betekent belemmeringen voor deze bedrijfsbestemming. In principe is alleen categorie 1 mogelijk. Eventueel kan een vrijstelling worden opgenomen voor categorie 2 indien aangetoond kan worden dat de milieubelasting gelijk is met een categorie 1.

Voor het overige zijn er in de omgeving van de locatie geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de realisatie van de twee woningen.

Viermarkenweg 15

In de nabijheid is zwembad Het Slagman gelegen. Voor een overdekt zwembad geldt een normafstand van 50 m tot woningen. Het zwembad is gelegen op ca. 60 meter. Er wordt dus voldaan aan de normafstand. Dus geen belemmering voor de nieuwbouw van een woning.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0033.png"

Afbeelding 26: gebiedstypenkaart

Volgens de gebiedstypenkaart valt het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" onder de gebiedstypen Woongebied, Gemengd groen en Gemengd gebied. Op basis hiervan dienen inrichtingen ten opzichte van geluidgevoelige bestemmingen de volgende richtwaarden (etmaalwaarden) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) aan te houden:

Gebiedstype/richtwaarden   Dag   Avond   Nacht  
Woongebied   45   40   35  
Gemengd groen   45   40   35  
Gemengd gebied   50   45   40  

De richtwaarden gelden ter plaatse van geluidsgevoelige objecten of op een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting, indien binnen die afstand geen sprake is van geluidsgevoelige objecten.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016"

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Het bestemmingsplan "Bolhaar-Roessingh 2016" betreft het vastleggen van de bestaande situatie en maakt woningbouw mogelijk aan de Kottendijk tussen nummer 59 en 81. Deze locatie is in 1993 voor het grootste deel onderzocht. Op basis van de onderzoekresultaten is de locatie deels ontgraven. Hierbij is de puinhoudende bovengrond met plaatselijk verbrandingsresten verwijderd. Op de locatie hebben in het verleden verschillende bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden. Als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten is de bodem plaatselijk verontreinigd geraakt. De verontreinigingen zijn zowel in de grond als in het grondwater aanwezig. Op een aantal terreindelen zijn er de afgelopen jaren bodemsaneringen uitgevoerd. Ook zijn er binnen het plangebied nog lopende bodemsaneringen van het grondwater.

Conclusie

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip van de realisatie en de aard en omvang van de herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Het bestemmingsplan Bolhaar-Roessingh 2016 betreft voornamelijk een conserverend plan. Binnen het plangebied worden geen nieuwe bronnen mogelijk gemaakt. Wel zijn binnen het plangebied drie locaties aanwezig waar (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) worden gerealiseerd. Het betreft de locaties Viermarkenweg 15 en Kottendijk tussen 59 en 81.

Viermarkenweg 15

De locatie is niet gelegen binnen de zone van een op grond van de Wgh gezoneerde weg. De Wgh is niet van toepassing. In de directe omgeving van de locatie zijn 30 km-wegen gelegen, te weten de Viermarkenweg en de Dr. Zamenhoflaan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet, ondanks dat de Wgh niet van toepassing is, wel aandacht worden besteed aan het wegverkeerslawaai van deze wegen.

In de verkeersmilieukaart (VMK) van de gemeente Enschede zijn alle wegen met een relevante verkeersintensiteit, en daarmee een mogelijk relevante geluidsemissie, opgenomen. De Viermarkenweg is niet opgenomen in de VMK. De geluidsbelasting vanwege de Viermarkenweg is daarmee niet relevant. De Dr. Zamenhoflaan is wel in de VMK opgenomen. Uit de VMK blijkt dat de 48 dB-contour van deze weg op minder dan 10 meter uit de as van de Dr. Zamenhoflaan is gelegen. De locatie Viermarkenweg 15 bevindt zich op meer dan 100 meter van de Dr. Zamenhoflaan. De geluidsbelasting vanwege de Dr. Zamenhoflaan is daarmee niet relevant.

Geconcludeerd kan worden dat wegverkeerslawaai voor de realisatie van een geluidgevoelige bestemming op de locatie Viermarkenweg 15 geen belemmering vormt.

Kottendijk tussen 59 en 81

Het voornemen bestaat om op de locatie Kottendijk tussen 59 en 81 twee woningen te realiseren. De locatie is gelegen binnen de zone van op grond van de Wgh gezoneerde wegen, te weten de Boddenkampsingel en de Deurningerstraat. Verder is de locatie gelegen aan de Kottendijk waarop de Wgh niet van toepassing is omdat het een 30 km-weg betreft.

Voor de locatie is door Akoestisch Buro Tideman een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek, Woningen Kottendijk tussen 59 en 81, Geluidbelasting wegverkeerslawaai; rapportnummer 15.113.01, versie 3 van 23 oktober 2015”. Het rapport is als bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt voor de op grond van de Wgh gezoneerde wegen het volgende. Vanwege het wegverkeer op de Deurningerstraat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. Vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 52 dB (incl. aftrek artikel 110g Wgh). Daarmee wordt vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel de voorkeursgrenswaarde met 4 dB overschreden.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige en/of financiële aard. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Kottendijk, waarop de Wgh niet van toepassing is, ten hoogste 55 dB (incl. aftrek artikel 110g Wgh) bedraagt.

De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel en de Kottendijk wordt ondervonden op de oostgevel (zijde Kottendijk)van de woningen. De cumulatieve geluidsbelasting vanwege deze wegen bedraagt 59 dB (excl. Aftrek artikel 110g Wgh). De achtergevel (westgevel) en de achter de woning gelegen buitenruimte zijn geluidsluw.

Geconcludeerd wordt dat de realisatie van de twee woningen alleen mogelijk is als vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan. Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel van ten hoogste 52 dB.

Tevens wordt geconcludeerd dat met de aanwezigheid van een geluidluwe gevel en buitenruimte een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is.

Hengelosestraat 412 en 414

Uit de verkeersmilieukaart van de gemeente Enschede blijkt dat vanwege het verkeer op de Hengelosestraat op de woning Hengelosestraat 410 wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

De bouwvlakken voor de nog te realiseren woningen aan respectievelijk Hengelosestraat 412 en 414 zijn verder van de Hengelosestraat gelegen dan de woning Hengelosestraat 410. Vanwege het wegverkeer op de Hengelosestraat zal de geluidsbelasting op de bouwvlakken daardoor lager zijn dan op de woning Hengelosestraat 410. Op de te realiseren woningen zal vanwege het geluid van het wegverkeer op de Hengelosestraat dan ook worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

De wet geluidhinder vormt dan ook zeker geen belemmering voor de bouwvlakken zolang deze verder van de Hengelosestraat zijn gelegen dan de woning Hengelosestraat 410.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Bolhaar-Roessingh 2016 is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Bolhaar-Roessingh 2016 is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Bolhaar-Roessingh 2016 is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit en het plangebied “Bolhaar - Roessingh 2016"

Het bestemmingsplan Bolhaar-Roessingh 2016 betreft voornamelijk een conserverend plan. De enige voor luchtkwaliteit relevante ontwikkeling binnen het plangebied is de realisatie van twee woningen aan de Kottendijk tussen 59 en 81. Daarnaast worden twee onbebouwde bouwvlakken ten behoeve van twee woningen opgenomen uit een gedateerd bestemmingsplan.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van maximaal twee woningen en het opnemen van twee bouwvlakken voor twee woningen uit een gedateerd bestemmingsplan zijn daarmee zondermeer ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2014 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

De realisatie van twee woningen aan de Kottendijk en het toevoegen van twee bouwvlakken op basis van een gedateerd bestemmingsplan binnen het bestemmingsplan Bolhaar-Roessingh 2016 vallen binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016” of in de directe nabijheid daarvan zijn enkele buisleidingen aanwezig / is één buisleiding aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes het wettelijk kader. De basis van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" is hemelsbreed op ca. 3 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen;
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00116-0003_0034.png"

Afbeelding 27: het gescheiden (geel) en gemengd (bruin) rioleringssysteem met de beken.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016

Het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd geldt de huidige waterhuishoudingssituatie zoals deze is beschreven in paragraaf 3.1 (Ruimtelijke structuur) van deze toelichting.

Voor de in dit plan voorkomende ontwikkellocaties gelden de hierna genoemde uitgangspunten en randvoorwaarden voor de waterhuishouding.

Projecten

Kottendijk tussen huisnummers 59 en 81

Het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat op de locatie aan de Kottendijk, tussen de huisnummers 59 en 81 twee woningen worden gerealiseerd. Aan de Van Hogendorpstraat zijn vier woningen geprojecteerd. De te bouwen hoofdbebouwing bedraagt maximaal ca. 200 m2. In de Kottendijk ligt een gemengd rioolsysteem. Het afvalwater kan afgevoerd worden naar het openbaar gemengd riool in de Kottendijk. Het afvalwater dient apart van hemelwater aangeboden te worden op de perceelsgrens.

Viermarkenweg 15

Op de locatie aan de Viermarkenweg 15 wordt ter plaatse van de gesloopte bebouwing een nieuwe woning met bijgebouw gerealiseerd. Nieuwe bebouwing kan aangesloten worden op het bestaande gemengde rioolsysteem aan de Viermarkenweg. Ook voor dit nieuwbouwproject geldt dat afvalwater apart van hemelwater aangeboden moet worden op de perceelsgrens.

Viermarkenweg 85

Aan de Viermarkenweg 85 wordt een aantal bijgebouwen bijgebouwd. Het verhard oppervlak neemt toe. Echter, gezien de geringe omvang van de toename van verharding zal dit geen gevolgen hebben voor de waterhuishouding.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Bolhaar - Roessingh 2016

Het plangebied van het bestemmingsplan “Bolhaar - Roessingh 2016” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Lonnekermeer” en “Aamsveen” zijn op respectievelijk ca. 3,5 kilometer ten noorden en 6 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Deze gebieden zijn hoofdzakelijk gevoelig voor stikstofdepositie.

Het bestemmingsplan is conserverend en maakt met uitzondering van een tweetal kleinere ontwikkelingen aan de Viermarkenweg geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Dit betreft de sloop en vervangende nieuwbouw van een woning aan de Viermarkenweg 15 en de realisatie van een tweetal schuren voor de opslag en berging van materiaal en materieel bij zorgboerderij 'De Viermarken' aan de Viermarkenweg 85. Het bestemmingsplan maakt geen uitbreiding mogelijk van agrarische bedrijfsactiviteiten. Significant negatieve effecten voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden kunnen daarom op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Het bestemmingsplan maakt geen uitbreiding mogelijk van agrarische bedrijfsactiviteiten. Significant negatieve effecten voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden kunnen daarom op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

Niet alleen de soort zelf maar ook zijn functionele leefomgeving is op grond van de Flora- en faunawet beschermd. De functionele leefomgeving van een beschermde soort bestaat vaak uit hoogwaardige natuur maar in sommige gevallen kunnen ook woningen of een industriecomplex hiertoe behoren. Zo is een overwinteringsplek van een vleermuis in een woning strikt beschermd.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Bolhaar - Roessingh 2016

Het bestemmingsplan maakt een tweetal kleinere ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Op de locatie Viermarkenweg 15 wordt de sloop en vervangende nieuwbouw van een woning mogelijk gemaakt. Op de locatie Viermarkenweg 85 wordt de realisatie van een tweetal schuren voor de opslag en berging van materiaal en materieel bij zorgboerderij 'De Viermarken' mogelijk gemaakt. Van deze twee ontwikkelingen is getoetst of de realisatie daarvan mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de functionele leefomgeving en/of de gunstige staat van instandhouding van op grond van de Flora- en faunawet (strikt) beschermde soorten. Het bestemmingsplan is voor het overige conserverend en maakt verder geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Eventuele negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van mogelijk aanwezige (strikt) beschermde planten- en diersoorten kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet kan daarom achterwege blijven.

Kottendijk tussen huisnummers 59 en 81

Op de locatie zijn geen bomen/struiken of waterpartijen aanwezig. Het perceel wordt gebruikt als opslagterrein. Er staat een wat vervallen gebouw met een oppervlakte van ongeveer 30 m2.

Binnenstedelijk zijn er naast “overige broedvogels” over het algemeen vier beschermde soorten of soortgroepen waarvan vaste rust- of verblijfplaatsen kunnen worden aangetroffen. Het betreffen: vleermuizen, steenmarter, huismus en gierzwaluw. Van deze laatste 2 soorten zijn de nesten jaarrond beschermd.

Huismus: geschikte nestgelegenheid (bv pannendak) ontbreekt; er wordt niet verwacht dat de locatie door huismussen wordt gebruikt om te nestelen.

Gierzwaluw: geschikte nestgelegenheid (hoge gevels, mansardekap) ontbreekt; er wordt niet verwacht dat de locatie door gierzwaluwen wordt gebruikt om te nestelen.

Vleermuizen: maken gebruik van spouwmuur, holle ruimtes in bomen, ruimtes achter boeien enz. Met name bouwwerken aan of bij groene elementen als houtwallen of bos worden gebruikt. Vleermuizen maken gebruik van tochtloze nagenoeg afgesloten ruimtes. De locatie is geheel versteend en er staat slechts 1 gebouwtje, dat in slechte staat van onderhoud verkeert, er zijn geen spouw of anderszins tochtvrije beschutte ruimtes aanwezig; er wordt niet verwacht dat de locatie door vleermuizen als verblijfplaats, belangrijke vliegroute of foerageergebied wordt gebruikt.

Steenmarter: deze soort is aangetroffen in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied. Steenmarter heeft een netwerk van locaties waar hij/zij kan schuilen of haar jongen kan voortbrengen. Vooral rustige rommelhoekjes of ontoegankelijke ruimten in gebouwen worden door steenmarters als verblijfplaatsen gebruikt. Van het aanwezige gebouwtje kan op voorhand niet worden uitgesloten dat het geschikt is als verblijfplaats van de steenmarter. De grondeigenaar heeft toegelicht dat het dak reeds geruime tijd geleden van het bouwwerkje is verwijderd. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat het gebouw niet (meer) geschikt is als verblijfplaats van de steenmarter. Het betreft een onbeschutte plek waar weer en wind vrij spel hebben.

Op basis van de beschikbare informatie kan na aanvulling van de grondeigenaar met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

Viermarkenweg 15

Aan de Viermarkenweg 15 was een oude woning in het groen gesitueerd. Inmiddels is deze woning gesloopt, met het oog op herontwikkeling van de locatie.

In de rapportage “Inventarisatie & Analyse ecologische en cultuurhistorische waarden in de Hengelose Wig, gemeente Enschede” van adviesbureau Eelerwoude uit 2009 wordt gesteld dat het erf ecologisch waardevol is (bijlage 6 van deze toelichting). Ten behoeve van de herontwikkeling is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd door Natuurbank Overijssel en opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting (dd. oktober 2015, projectnr. 687 versie 1.2). In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de inrichting en het gevoerde beheer het onderzoeksgebied tot een geschikt functioneel leefgebied maken voor sommige beschermde amfibieen-, grondgebonden zoogdieren en vleermuissoorten en als nestplaats voor sommige vogelsoorten. Overige beschermde flora- en faunasoorten ontbreken in het onderzoeksgebied. Werkzaamheden die leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen buiten de voortplantings- periode van vogels uitgevoerd te worden. Voor het verstoren/vernielen van bezette nesten en het verwonden/doden van vogels kan in voorliggend geval geen ontheffing verkregen worden. Mogelijk wordt het onderzoeksgebied incidenteel tijdens de nachtelijke uren benut als foerageergebied door sommige amfibieën- en grondgebonden zoogdierensoorten. Grondgebonden zoogdiersoorten bezetten geen vaste verblijf- en voortplantingslocatie in het gebied. Amfibieën benutten de buitenruimte vermoedelijk als foerageergebied en benutten de schuur mogelijk als overwinteringslocatie. Uitvoering van de voorgenomen activiteit, de realisatie van een woning, heeft geen wettelijke consequenties voor deze soorten. Aangezien de bestaande bebouwing reeds is gesloopt, is verder onderzoek niet noodzakelijk.

Viermarkenweg 85

Ook Viermarkenweg 85 betreft een erf met oudere gebouwen gelegen in een groene omgeving. In de rapportage “Inventarisatie & Analyse ecologische en cultuurhistorische waarden in de Hengelose Wig, gemeente Enschede” van adviesbureau Eelerwoude uit 2009 wordt gesteld dat het erf beperkt ecologisch waardevol is (bijlage 6 bij deze toelichting). Mogelijke beschermde waarden op het erf zijn te vinden in de gebouwen en in de bomen op of rondom het erf. De ontwikkeling betreft geen afbraak van bestaande gebouwen of de kap van bomen. De kans is daarom klein dat de geplande ontwikkeling zal leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet.

Hengelosestraat 412/414

De bouwmogelijkheid voor twee landhuizen was mogelijk op basis van het bestemmingsplan Het Roessingh. Uit dit gedateerde bestemmingsplan is één bouwvlak overgenomen (oostelijke bouwvlak). Voor de situering van het andere (westelijke) bouwvlak is gekozen voor een alternatieve locatie. Het plangebied is in 2009 onderzocht door adviesbureau Eelerwoude: Inventarisatie & analyse ecologische en cultuurhistorische waarden en de Hengelose Wig, Gemeente Enschede (bijlage 6 bij deze toelichting). In dit onderzoek is onder andere aangeven welke ecologische waarden de groenelementen in het plangebied hebben. Voor de oostelijke kavel geldt dat om de woning te realiseren, dienen er bomen verwijderd te worden. De groenelementen rondom de planlocatie zijn in het hiervoor genoemde rapport aangeduid als “zeer waardevol en oud”. Op basis van de habitiateisen en de verspreiding van beschermde soorten kunnen de te verwijderen bomen onderdeel uitmaken van het leefgebied van soorten als bijvoorbeeld eekhoorn en sperwer. Voor de westelijke kavel geldt dat de groenelementen rondom de planlocatie in het hiervoor genoemde rapport aangeduid als “vrij waardevol” (bosperceel langs de Hengelosestraat) en “zeer waardevol” (structuur rondom planlocatie). Recente waarnemingen: in de nationale databank flora en faunawet zijn meerdere waarnemingen aanwezig van de middelzwaar (tabel 2) beschermde eekhoorn in het plangebied. Uit ecologisch onderzoek moet blijken of de voorgenomen realisatie van twee landhuizen negatieve gevolgen heeft voor het functioneel leefgebied van eventueel aanwezige (strikt) beschermde soorten.

Op beide locaties is onderzoek uitgevoerd naar de impact van twee landhuizen op de beoogde locaties (Dhr. P. Oude Elferink, februari 2016). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting. Gedurende het veldonderzoek zijn geen zeldzame vegetaties aangetroffen, het voorkomen van beschermde of bedreigde planten worden derhalve niet aannemelijk geacht. Wanneer er bomen gekapt worden buiten het broedseizoen is geen Flora- en faunawet onderzoek noodzakelijk. Enkele bossages en solitaire bomen in het plangebied zijn geschikt als broedplaats voor algemene vogelsoorten. Dit betekent dat het vellen van de bomen en het rooien van de landschappelijke beplanting voor aanvang van het broedseizoen uitgevoerd moet worden. Dit voorkomt het voorkomen van nestelen van vogels. Eksters en zwarte kraaien kunnen al van af half februari tot nestbouw overgaan. Om nestbouw van deze soorten te voorkomen, zullen genoemde vellingswerken voor deze periode uitgevoerd moeten worden. Om het broeden van vogels te voorkomen zal de heester begroeiing door het afzetten voor het broedseizoen ongeschikt gemaakt moeten worden als broedplaats. Voor de velling zal middels een flora en fauna scan de mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten zoals de eekhoorn vastgesteld/uitgesloten moeten worden. Geconcludeerd kan worden dat de velling kan plaats vinden zonder ontheffing van de Flora- en Faunawet, mits er volgens de gedragscode ruimtelijke ontwikkeling van Stadswerk gewerkt wordt.

Conclusie Flora- en faunawet

Op grond van het voorgaande kan voor het gehele plangebied, met uitzondering van de ontwikkellocatie Viermarkenweg 15 met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Bolhaar – Roessingh 2016”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Bolhaar – Roessingh 2016” is (gedeeltelijk) gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. Voor zover de gronden in het plangebied onderdeel uitmaken van de EHS zijn deze conserverend bestemd. Het bestemmingsplan maakt op de tot de EHS behorende gronden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

Conclusie EHS

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" is gekozen voor de opzet van een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan aangezien het hoofdzakelijk de actualisatie van het bestaand gebied betreft.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Bolhaar - Roessingh 2016". In artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Bestemmingen

In het bestemmingsplan Bolhaar - Roessingh 2016 komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 3: Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden

Daar waar in het gebied belangrijke landschappelijke waarden voorkomen, moet de landbouw rekening houden met deze waarden. Deze gronden zijn daarom niet alleen bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, maar ook voor het behoud en het herstel van de aanwezige landschappelijke waarden.

De landschappelijke waarden worden voornamelijk bepaald door cultuurhistorische waarde, door de samenhang van het ontginningspatroon met het abiotisch patroon en door de kleinschaligheid, die is ontstaan als gevolg van de vele landschapselementen, hoogteverschillen, beken en de grillige kavel- en wegenpatronen.

De bebouwing in deze oude ontginningen is volgens een cultuurhistorisch patroon geplaatst, bijvoorbeeld rondom essen of in esdorpen. Landbouw is een essentieel onderdeel van deze landschappen en moet als functie aanwezig blijven en moet zich zo mogelijk kunnen ontwikkelen, zij het dat de bestaande waarden minimaal gehandhaafd moeten blijven. Dit betekent dat aan de agrarische sector beperkingen worden opgelegd.

De voorkomende landschapselementen bepalen mede de kleinschaligheid, de grilligheid van het landschap en de samenhang met het abiotisch patroon. Bij verdwijnen van elementen om welke reden dan ook is het van groot belang, dat deze opnieuw worden aangeplant.

Artikel 4: Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor bestaande bedrijven in het plangebied. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst (Lijst van Bedrijfstypen) die als bijlage bij de planregels is opgenomen. Deze bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2007). Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaard bedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Voor bestaande bedrijven, die volgens de bij de planregels behorende bijlage, zijn ingedeeld in de categorie 3 of hoger, geldt dat ze middels een functie-aanduiding specifiek zijn bestemd. Consequentie van deze bestemmingsmethodiek is dat de bedrijfsvoering van de bedrijven in kwestie kan worden voortgezet; wordt de bedrijfsvoering beëindigd dan kan op die betreffende locatie een zelfde bedrijf zich opnieuw vestigen.

Voor andere bedrijven geldt dat ze moeten worden genoemd in de categorieën 1 of 2 van de bedrijvenlijst, of dat ze hiermee vergelijkbaar moeten zijn.

Artikel 5: Bedrijf - Garage

In het bestemmingsplan is één garagebedrijf gevestigd. Dit bedrijf is gevestigd aan de Drienerweg 171.

Artikel 6: Bos

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor houtproductie, extensieve recreatie en voor bescherming, instandhouding, en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 2 meter hoogte toegestaan.

Er is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde.

Artikel 7: Gemengd - 1

De bestemming “Gemengd - 1” is bedoeld voor een deel van de bebouwing aan de Hengelosestraat in het plangebied, waarbinnen de volgende functies zijn toegestaan: kantoren, met dien verstande dat deze functie beperkt is tot maximaal 350 m² bruto-vloeroppervlak per bouwperceel, maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond en beperkt is tot maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 2) en het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.

Artikel 8: Gemengd - 2

Gronden die in het voorliggende bestemmingsplan zijn aangewezen voor "Gemengd - 2" zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en het wonen.

Artikel 9: Groen

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken, plantsoenen, bospercelen, bermstroken aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan.

Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan primair worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 10: Groen - Landgoedpark

Bepalend voor de in dit plan aan de grond toegekende bestemming is het feitelijke en toekomstige gebruik van grond en niet zozeer de eigendomsverhouding of de rangschikking onder de Natuurschoonwet.

Gronden, op de kaart aangewezen voor 'Groen - Landgoedpark' zijn bestemd voor de instandhouding van een landgoedpark met het zich daarop bevindende landhuis, alsmede voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke- en cultuurhistorische- en natuurlijke waarden.

Artikel 11: Groen - Park

De voor "Groen - Park" aangewezen gronden zijn bedoeld voor de stads-, wijk- en/of buurtparken en zijn bestemd voor een park met groenstroken, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing, wandel- en fietspaden en recreatief medegebruik.

Bebouwing van de voor “Groen - Park” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Artikel 12: Horeca

Ook de bestemming 'Horeca' is opgenomen voor viertal locaties in het plangebied. Deze bestemming geldt voor de volgende adressen: Deurningerstraat 547, Hengelosestraat 200 en Roessinghsbleekweg 20.

Artikel 13: Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is gegeven aan de gronden van de verspreid in de wijk aanwezige maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij de regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1).

Bebouwing ten behoeve van deze bestemming is slechts toegestaan in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met een maximale bouwhoogte zoals die op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 14: Maatschappelijk - Zorgboerderij

Binnen het plangebied wordt op het boerenerf aan de Viermarkenweg 85 de agrarische activiteit gecombineerd met (dag-)opvang van kinderen en / of volwassenen, al dan niet op therapeutische basis. Deze zorgboerderij voorziet in het geven van een aangename dagbesteding aan speciale doelgroepen en / of het geven van maatschappelijk-sociale begeleiding.

Artikel 15: Sport

Deze gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in categorieën 1 en 2 van de hoofdgroep Sport van de Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1 van de regels), voor niet-zelfstandige horeca alsmede voor bij de bestemming behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals kantines, kleedruimtes, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Middels een functieaanduiding is aangegeven dat ter plaatse een sporthal is toegestaan. Bebouwing mag worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met een maximale bouwhoogte zoals die op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 16: Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” is bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Artikel 17: Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Waar dit wel het geval is (bijvoorbeeld twee-aaneen, maximaal aantal woningen op een perceel of maximaal twee-aaneen) is dit op de verbeelding aangegeven.

In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Voor nutsvoorzieningen gelden daarvan afwijkende bepalingen.

De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen is toegestaan onder de volgende ruimtelijke en functionele randvoorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is niet groter dan 30 m²;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten zijn beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • c. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er is geen sprake van detailhandel en/of horeca;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bestemmingsregels bevatten enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in de concrete situatie af te wijken van de bouwregels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.

6.3.2 Dubbelbestemmingen

Artikel 18: Leiding - Hoogspanning

De gronden die zijn aangewezen als 'Leiding - Hoogspanning' zijn mede bestemd voor ondergrondse hoogspanningsleidingen.

Artikel 19: Waterstaat - Intrekgebied

De als 'Waterstaat - Intrekgebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.

6.3.3 Gebiedsaanduidingen

Artikel 23.1.1: milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het aanleggen van bouwwerken en het afgeven van een omgevingsvergunning ter plaatse van gronden die deze gebiedsaanduiding hebben.

Artikel 23.2.1: Archeologisch onderzoeksgebied a en artikel 23.2.2: Archeologisch onderzoeksgebied b

Voor de oude erven en verdwenen oude erven respectievelijk gebieden en terreinen met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde (al dan niet in enigermate verstoord) wordt gebruik gemaakt van de gebiedsaanduiding “archeologisch onderzoeksgebied a” (verstoringsoppervlakte > 500 m²) en “archeologisch onderzoeksgebied b” (verstoringsoppervlakte > 2500 m2). In de planregels behorende bij de gebiedsaanduidingen is een onderzoeksplicht en regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning opgenomen.

6.3.4 De Lijst van bedrijfstypen en de Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen en een Staat van bedrijfsactiviteiten, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In gebieden met een grote mate van functiemenging wordt de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging gebruikt. Deze gaat niet uit van aan te houden richtafstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies maar van de mate in hoeverre een activiteit al dan niet aanpandig met woningen of andere milieugevoelige functies aanvaardbaar is.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

De Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Deze staat van bedrijfsactiviteiten wordt toegepast voor (sterk) gemengde gebieden die gekenmerkt worden door een mix van stedelijke functies, zoals een stadscentrum of binnenstad. In een dergelijk levendig en dynamisch gebied is het de vraag welke bedrijfsmatige activiteiten en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. De VNG-brochure bevat een specifieke bedrijvenlijst met functies die passen in een gemengd gebied. Een Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden van functiemenging is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein of in een rustige woonwijk. In de Staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging wordt gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene Lijst van bedrijfstypen. De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging zijn ingedeeld in de categorieën A, B of C, waarmee een beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van activiteiten binnen een gemengd gebied mogelijk is. Binnen een dergelijk gebied wordt het werken met de van oudsher bestaande minimumafstanden niet doelmatig geacht.

De betekenis voor de toelaatbaarheid van activiteiten is als volgt:

Categorie A   Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.  
Categorie B   Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (er is sprake van afzonderlijke gebouwen of dusdanige constructieve maatregelen dat in de woningen nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd).  
Categorie C   Activiteiten, zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.  

Tabel: categorie-indeling Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het betreft veelal kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden uitsluitend in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten of Lijst van bedrijfstypen in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieu inventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op een gering aantal kleinere wijzigingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

Dat neemt niet weg dat in het voorliggende plan ook een aantal concrete projecten mogelijk worden gemaakt. Het gaat daarbij om: de bestemmingswijziging van bedrijf naar wonen aan de Kottendijk, realisatie van een nieuwe woning aan de Viermarkenweg 15 en uitbreidingsmogelijkheden voor bijgebouwen aan de Viermarkenweg 85. Het betreft hier particuliere initiatieven, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied is een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is en de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.