direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Gors Almelo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00061-BP31

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de gewenste vestiging van een supermarkt bij winkelcentrum De Gors in het Windmolenbroek. Een extra supermarkt is gewenst om het winkelcentrum te versterken. De supermarkt is beoogd ter plaatse van het huidige gezondheidscentrum aan de zuidwestzijde van het winkelcentrum. Het gezondheidscentrum gaat verhuizen richting het winkelcentrum en het gebouw zal worden gesloopt ten behoeve van de realisatie van een nieuwe supermarkt.

De bouw van de supermarkt past echter niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan 'Windmolenhoek - Groeneveld' (zie paragraaf 1.4). Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken wordt voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "De Gors Almelo", met identificatienummer NL.IMRO.0141.00061-BP31 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • 1. regels;
  • 2. verbeelding.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn bepalingen en voorwaarden opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Ligging van het plangebied

Winkelcentrum De Gors ligt in het zuiden van de stad Almelo in het Windmolenbroek. Het winkelcentrum is centraal gelegen in de woonwijk aan de doorgaande Leemslagenroute die onderdeel uitmaakt van het stedelijke fietsnetwerk. Aan de westzijde wordt het winkelcentrum begrensd door de wijkontsluitingsweg Zeven Bosjes.

Het plangebied beslaat de gronden van het huidige gezondheidscentrum en een deel van het naastgelegen park. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. In figuur 1.2 is de begrenzing van het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Google Earth)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0002.png"

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (bron: Google Earth)

1.4 Huidige planologische situatie

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Windmolenbroek - Groeneveld'. Dit plan is vastgesteld op 5 april 2011. Het huidige gezondheidscentrum is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk - 5'. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor medische doeleinden en kinderopvang. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m. Voor de gronden rond het gezondheidscentrum gelden de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - 1'. Voor het noordwestelijke puntje van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' van toepassing. Deze gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van waardevolle bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Windmolenbroek - Groeneveld'

Paraplubestemmingsplannen

Parapluherziening parkeren

Voor de gehele gemeente Almelo is een paraplubestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren' op 5 juni 2018 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling voor de gemeente Almelo opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er is als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd. De parkeerregeling is ook van toepassing op dit bestemmingsplan.

Parapluherziening wonen

Voor de gehele gemeente Almelo is op 23 maart 2020 het paraplubestemmingsplan  'Parapluherziening Wonen' vastgesteld. In dit parapluplan is voor de funtcie wonen het verbod op woningsplitsen en kamerverhuur voor de gehele gemeente Almelo opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er is als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd. Met de beoogde ontwikkeling worden geen woningen mogelijk gemaakt, deze regeling is dan ook niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld. In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing, geldt voor de beoogde ontwikkeling (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie behandeld. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 6 worden algemene uitgangspunten voor het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 7 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 8 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 9 beschrijft het proces en de resultaten omtrent de procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt op enige afstand ten zuidwesten van de binnenstad van Almelo, in het Windmolenbroek. De Gors betreft een buurtwinkelcentrum met een Albert Heijn en diverse kleinere winkels zoals Kruidvat, Primera en enkele afhaalrestaurants. Met het toevoegen van een extra supermarkt wordt De Gors opgewaardeerd van buurtwinkelcentrum naar een wijkwinkelcentra.
Het totale winkelvloeroppervlak van het (gehele) winkelcentrum bedraagt 2.272 m2. De winkels bevinden zich rondom een centraal middenplein. Het plein is bereikbaar vanaf de westzijde (Zeven Bosjes) en de oostzijde (De Gors). Boven de winkels zijn 33 appartementen gerealiseerd: langs de Zeven Bosjes twee woonlagen en aan de overige zijden één woonlaag. Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van het winkelcentrum ligt een parkeerterrein.

Voor de beoogde ontwikkeling is het nodig om de verkeersstructuur aan te passen, paragraaf 3.1 en 5.2 gaan hier nader op in. Dit biedt kansen om de openbare ruimte van het gehele winkelcentrum op te knapen. De gemeente en de initiatiefnemer hebben daarom een analyse gemaakte van het bestaande winkelcentrum. Hieruit blijkt dat:

Onduidelijk winkelplein door:

1. Een veelheid kleuren, materialen en pui-indelingen;

2. Horizontale gelaagdheid in de gevel (puien-luifel-terrasrand-spijlenhekken);

3. Smalle band luifel, waardoor reclames de gehele hoogte of zelfs meer innemen.

Rommelige gevel bij oostelijk entree door veel storende elementen en diverse kleuren en materialen:

4. Luchtafvoer snackbar horizontaal en verticaal over de gevel;

5. Stalen kooi vluchttrappenhuis woningen;

6. Opgestelde containers in openbaar gebied;

7. Diverse storende elementen in het gevelvlak (rolluik, luik, betonnen gevelpanelen;

8. Onduidelijk gebied rond entree en trappenhuis bovengelegen woningen.

Achterzijde winkels rommelig en afleidend door:

9. Veel verschillende kleuren en toegepaste materialen;

10. Opvallend kleurgebruik in de borstweringen van bovengelegen woningen;

11. Vervuild en verouderd metselwerk met slechte uitstraling.

Het winkelcentrum is gelegen te midden van woonbebouwing, variërend van eengezinswoningen (twee bouwlagen met kap) tot appartementen (vier bouwlagen). Aan de oostzijde wordt het winkelcentrum begrensd door een rijtje sociale huurwoningen (De Gors 8-18) en een gezondheidscentrum. Rond de huurwoningen staan enkele waardevolle bomen die zijn beschermd in het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0004.png"

Figuur 2.1 Huidige ligging plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

Plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de zuidoostzijde van het winkelcentrum (zie figuur 2.1). Momenteel is het plangebied ingevuld met een gezondheidscentrum en achterliggend park. Het gezondheidscentrum Windmolenbroek heeft een bruto vloeroppervlak van 305 m2 en bestaat uit één bouwlaag met plat dak. In het centrum zijn onder andere praktijken voor (kinder)fysio- en manuele therapie, logopedie, rouw- verliesverwerking, stresscounselling en een consultatiebureau gevestigd. Ter plaatse van het plangebied bestaat het park uit grasland met enkele bomen. Verder naar het oosten ligt een speeltuin met glijbaan en klimtoestel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0005.png"

Figuur 2.2 Gezondheidscentrum Windmolenbroek

2.2 Noodzaak supermarkt

Winkelcentrum De Gors is op basis van het aanbod te typeren als buurtwinkelcentrum. Omvang van het winkelaanbod bedraagt circa 2.000 m² wvo (10 winkels). Er is één supermarkt: Albert Heijn (± 1.000 m² wvo). Overig dagelijks en aanvullend boodschappenaanbod is redelijk compleet (onder andere speciaalzaken, Kruidvat, Ter Stal). De Gors ligt in de wijk Windmolenbroek (ruim 14.000 inwoners). In de 'Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018' (zie paragraaf 4.4) is gesteld dat Windmolenbroek voldoende bewoners heeft om een compleet wijkwinkelcentrum met 2 supermarkten als publiekstrekker te realiseren. Een alternatieve structuur is onderzocht, bestaande uit een scenario met twee buurtwinkelcentra (De Gors en Heraclesstadion). Een structuur met één wijkwinkelcentrum (twee supermarkten) biedt inwoners van Windmolenbroek echter een sterker, duurzamer en completer boodschappenaanbod. Het winkelcentrum De Gors is, ondanks de decentrale ligging in de woonwijk, het gewenste boodschappencentrum voor deze wijk, doordat De Gors in de woonwijk ligt (op fiets en loopafstand voor een groot deel van de bewoners) en de verzorgingsfunctie van het Van Goghplein niet aantast. Uitbreiding op de huidige locatie van het winkelcentrum voor een tweede supermarkt is fysiek mogelijk en beleidsmatig gewenst om ook naar de toekomst een compleet dagelijks winkelaanbod te kunnen bieden voor de inwoners van de wijk Windmolenbroek.

2.3 Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

De belangrijkste ontsluitingsweg rondom winkelcentrum De Gors is Zeven Bosjes. Vanaf Zeven Bosjes kunnen via De Gors (zuidzijde) en De Geelgors (noordzijde) de parkeerterreinen van het winkelcentrum worden bereikt. Deze wijkontsluitingsweg sluit aan de noordzijde aan op de Weezebeeksingel. Aan de zuidzijde sluit Zeven Bosjes via de Broekerheide aan op de Henriëtte Roland Holstlaan (N349). De N349 sluit op haar beurt aan op de A35.

Bevoorradend vrachtverkeer rijdt vanaf Zeven Bosjes het zuidelijke parkeerterrein op via De Gors. Ter hoogte van de toegang naar de losdock keert de vrachtwagen en rijdt dan achteruit de losdock in. Na het lossen rijdt het vrachtverkeer het parkeerterrein via De Gors terug naar Zeven Bosjes.

Langzaam verkeer

De Zeven Bosjes beschikt aan beide zijden van de weg over fietssuggestiestroken, aangegeven door middel van een rode markering en een wit-onderbroken lijn. De overige wegen in de wijk zijn ingericht als 30 km/uur-gebied. Langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer zijn hier niet van elkaar gescheiden. Ten zuiden van het winkelcentrum (en plangebied) ligt een fietspad dat onderdeel uitmaakt van het stedelijke fietsnetwerk (doorgaande Leemslagenroute). De Leemslagenweg vormt de oost-west verbinding voor fietsers in Windmolenbroek en de aanliggende wijk Nijrees.

Openbaar vervoer

Voor de ingang van het winkelcentrum ligt langs Zeven Bosjes een bushalte. Hier halteert de openbaarvervoersdienst in de richting van het centraal station.

Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten

3.1 Inrichting

In dit bestemmingsplan wordt een nieuwe vestiging van een extra supermarkt mogelijk gemaakt met een oppervlakte van 1.477 m2 (1.100 m2 winkel en 377 m2 magazijn/kantoor) en een hoogte van 5,6 m. Daartoe wordt het bestaande gezondheidscentrum gesloopt. Het gezondheidscentrum krijgt een plek in het bestaande winkelcentrum. De supermarkt wordt ingepast tussen de rijwoningen aan de noordzijde (De Gors 8-18) en de Leemslagenweg aan de zuidzijde. Een deel van het bestaande park zal eveneens worden bebouwd. Aan de zuidkant van de nieuwe supermarkt wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd met 41 parkeerplaatsen. Tussen de parkeerplaatsen komen opstelplaatsen voor winkelwagens.

De aanrijroute van vrachtwagens ten behoeve van de supermarkt loopt via het bestaande parkeerterrein ten westen van het plangebied. Om onveilige situaties te voorkomen, is besloten om dit parkeerterrein opnieuw in te richten en sommige parkeerplaatsen anders te oriënteren. Met deze nieuwe inrichting wordt dit parkeerterrein vergroot tot circa 60 parkeerplaatsen. Met de herinrichting ontstaat meer ruimte en biedt gelijk de mogelijkheid om dit parkeerterrein en omgeving ruimtelijke te verbeteren. Deze herinrichting is op basis van het geldende bestemmingsplan reeds mogelijk. Omdat onderhavige ontwikkeling niet los van dit gebied kan worden gezien, is dit openbare gebied wel meegenomen in de plan toelichting. In figuur 3.1 wordt een schets weergegeven van de mogelijke ieuwe inrichting van het gebied.

Zoals beschreven in paragraaf 2.1 wordt de nieuwe supermarkt deels gerealiseerd in bestaand groen. Het terrein aan de noord en oostzijde van het nieuwe gebouw zal daarom met nieuw groen worden ingericht en vormt op die manier een natuurlijke overgang naar het naastgelegen park.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0006.png"

Figuur 3.1 Schets inrichting

Zoals beschreven in paragraaf 2.1 is voor het bestaande winkelcentrum een analyse uitgevoerd. In deze analyse is gekeken op welke manier het winkelcentrum kwalitatief kan worden verbeterd zonder dat er grote ingrepen worden voorgesteld.

Op basis van deze analyse is besloten om de nieuwe supermarkt in de richting van het bestaande winkelcentrum te oriënteren. De entree van de winkel bevindt zich in de noordwesthoek van het gebouw en het laden en lossen is gesitueerd aan de zuidzijde. Met deze situering ontstaat de beste verbinding met de bestaande winkels en draagt de nieuwe supermarkt het best bij aan de kwaliteit van het winkelcentrum wat ten goede komt aan alle functies is in dit gebied. In figuur 3.2 en 3.3 worden impressie van de nieuwe supermarkt weergegeven.

Materiaal en kleurgebruik is grote deel in de huisstijl van de supermarkt, maar wordt afgestemd op het winkelcentrum en de mogelijke nieuwe uitstraling. De bouwhoogte (circa 5,6 m) is afgestemd op de bestaande woning ten noorden van het plangebied. De bestaande bebouwing van het winkelcentrum ligt hoger (maximaal 12 m).

Aan de noord en oostzijde van het plangebied wordt het bestaande groen op nieuw ingericht. Naast nieuw groen wordt een hoogte accent (glooiingen) aangebracht om de beleving van het park te versterken en het zicht op de (achterzijde) van de supermarkt te verminderen. Door deze landschappelijke inpassing zal het gebouw zich gemakkelijk voegen in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0007.png"

Figuur 6.2 Impressie parkeerplaats zijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0008.png"

Figuur 6.3 Impressie winkelgebied zijde

3.2 Omgeving

Naast de realisatie van het nieuwe gebouw zal ook de openbare ruimte opnieuw worden ingericht. Daarnaast zijn er plannen, om op termijn, om de openbare ruimte van het gehele winkelcentrum op nieuw in te richten.


Het parkeerterrein aan de zuidzijde zal landschappelijk worden ingepast door middel van een groenstrook. Het bestaande groen langs de Leemslagenweg zal zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. De inrichting van het naastgelegen park wordt aangepast aan de nieuwe situatie. Daarbij wordt het terrein aan de oostzijde van het nieuwe gebouw ingericht met een glooiing, waardoor een natuurlijke hoogte accent ontstaat. Op deze glooiing worden bomen en beplanting aangeplant. Het nieuwe gebouw wordt aan de parkzijde deels afgeschermd door groene begroeiing langs de achtergevel van het gebouw.

Op deze manier wordt vanuit het park het zicht op het plangebied grotendeels weggenomen. De bomen aan de noordzijde van het plangebied, die in het bestemmingsplan als 'waardevol' zijn aangeduid, blijven waar mogelijke behouden. Tijdens de bouw zullen maatregelen worden getroffen ter bescherming van deze bomen.

De huidige parkeersituatie aan de zuidzijde van het winkelcentrum wordt zoals beschreven in 3.1 aangepast. In aansluiting op de bestaande parkeerplaats zal een nieuw parkeerterrein worden ingericht. Op het parkeerterrein is ruimte voor de stalling van winkelwagens. Verder is naast de entree (aan de westzijde van het gebouw) een winkelwagen- en fietsenstalling voorzien.

Zoals beschreven, zijn er plannen om op termijn het gehele winkelcentrum op te waarderen. Vooruitlopend hierop, hebben de gemeente en de initiatiefnemer een analyse gemaakte van het bestaande winkelcentrum. In paragraaf 2.1 zijn de resultaten beschreven. De voorlopige plannen bestaan uit:

  • het verbeteren van de verblijfskwaliteit en de uitstraling van de openbare ruimte;
  • Entreegebied(en) opwaarderen en/ of vrijmaken van obstakels;
  • Uniforme bestrating, met een warme uitstraling.

Deze plannen staan los van de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, maar versterken elkaar wel.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader.

4.2 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
    In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik en waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten.
    De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.
    Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap.
    Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit.
    Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Uitvoering

De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.

De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken, wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke functies mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Voorliggend plan maakt een nieuwe supermarkt mogelijk. De supermarkt maakt deel uit van een buurtwinkelcentrum waar zich reeds een Albert Heijn bevindt. In bijlage 1 is de ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat met de ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik en een goede ruimtelijke ordening in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Hieronder zijn de conclusies opgenomen.

Behoefte

Met de beoogde ontwikkeling wordt invulling gegeven aan de beleidsmatige behoefte aan versterking van het winkelcentrum met een tweede supermarkt. In het gemeentelijke detailhandelsbeleid is beschreven dat een tweede publiekstrekker (supermarkt) leidt tot een versterking en opwaardering van de dagelijkse winkelstructuur voor de wijk Windmolenbroek. Momenteel is hier enkel de full-servicesupermarkt Albert Heijn gevestigd. Het harddiscountsegment is een wezenlijk onderdeel van een complementair dagelijks winkelaanbod en betreft een aanvulling op het aanwezige winkelaanbod in winkelcentrum De Gors. Als harddiscounter heeft de supermarkt een bijzondere positie binnen de Nederlandse supermarktstructuur en onderscheidt zich qua winkelomvang, assortiment en service waardoor de harddiscounter ook een specifieke aanvullende functie heeft voor de consument.

Uit het distributieplanologisch onderzoek worden geen onaanvaardbare effecten verwacht op het ondernemersklimaat als gevolg van de vestiging van een nieuwe supermarkt. De komende planperiode is er voldoende marktruimte voor dagelijkse goederen binnen de wijk Windmolenbroek. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van zowel een kwalitatieve als kwantitatieve behoefte om de dagelijkse goederensector van Windmolenbroek te behouden en te versterken op een beleidsmatig gewenste locatie.

Locatieafweging

In hoofdstuk 4 van het ruimtelijk-economisch onderzoek (bijlage 1) is geconcludeerd dat binnen de huidige leegstand geen ontwikkelingsmogelijkheden voor harddiscounter supermarkt zijn. De ontwikkeling vindt plaats in het bestaand stedelijk gebied aansluitend op een bestaand winkelcentrum. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde van de ladder voor duurzame verstedelijking. Beleidsmatig is versterking van dit winkelgebied met een tweede supermarkt gewenst. Met de ontwikkeling wordt het dagelijkse goederenaanbod geclusterd in het winkelcentrum, waardoor het wijkwinkelcentrum haar verzorgingsfunctie kan behouden en versterken in de wijk Windmolenbroek. Met de ontwikkeling kan positief worden bijgedragen aan de beleidsmatig gewenste voorzieningenstructuur in Almelo.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling van harddiscounter supermarkt in winkelcentrum De Gors voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Met de ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

4.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. De drie grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid, sociale kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een integrale aanpak en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele belangen. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Het thema sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Zaken die daarbij een belangrijke rol spelen zijn gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. Binnen het thema sociale kwaliteit zijn vier categorieën van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving: de behoefte aan geborgenheid en veiligheid, de behoefte aan contact en communicatie, de behoefte aan informatie en variatie en tenslotte de behoefte aan duidelijkheid en herkenning. De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Dit is uitgewerkt in 9 centrale beleidsambities in 3 categorieën, namelijk welzijn, welvaart en natuur.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (geconsolideerd vanaf 2017)

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie onderstaande afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is. De volgende niveaus komen aan de orde:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0009.png"

Figuur 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt (zie paragraaf 4.2).

  • 2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met deze perspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid hiervoor is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' wat zich richt op herstructurering en transformatie om het gebied vitaal en aantrekkelijk te houden en de diversiteit aan milieus te versterken.

  • 3. Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

Natuurlijke laag (Beekdalen en natte laagtes)

Het plangebied is gelegen in een beekdal/ laagte waar het water zijn weg zocht over het maaiveld. De ambitie is om deze gebieden als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven en afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen.

Stedelijke laag (Woonwijken 1955 - nu)

Het plangebied is met betrekking tot de stedelijke laag aangewezen als 'Woonwijken 1955 - nu'. De kernmerken van deze woonwijken zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter. Een belangrijkste opgave voor deze wijken is herstructurering. Nieuwe bebouwing dient zich te voegen naar de aard, maat en het karakter van het grotere geheel. Kwaliteit van de buitenruimte en parkeervoorzieningen vraagt bijzondere aandacht.

Laag van de beleving (Recreatieve routes en vaarwegen)

Het plangebied grenst aan een recreatieve route. De Leemslagenweg maakt onderdeel uit van het stedelijke fietsnetwerk. De ambitie is het opheffen van de discontinuïteiten in het padennetwerk. Ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en verkleining van de maaswijdte van het padennetwerk.

Thematische beleidskeuzes

Binnen de thematische beleidskeuze 'Woonomgeving' is het plangebied gelegen binnen 'Wonen in de stedelijke netwerken' en 'Voorzieningen in stedelijke netwerken'. Netwerkstad Twente bestaat uit Enschede, Hengelo, Almelo, Borne en Oldenzaal. Het beleid binnen de stedelijke netwerken is met name gericht op concentratie van de (boven)regionale woningbehoefte. Detailhandel is in principe alleen toegestaan in kernwinkelgebieden. Een wijkwinkelcentrum valt ook onder de noemer kernwinkelgebied.

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling past goed in het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' aangezien sprake is van herstructurering. Met de toevoeging van een supermarkt wordt de vitaliteit van het winkelcentrum vergroot. Voor de ladderonderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.2. Het ontwerp van de supermarkt is afgestemd op de omgeving wat betreft aard en maat. Ontsluiting en parkeren komt in paragraaf 5.2 aan de orde. De ontwikkeling heeft geen invloed op de Leemslagenweg ten zuiden van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op het aspect water vanwege de ligging van het plangebied in een beekdal/ laagte.

Omgevingsverordening

De uitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. De volgende regels zijn op het bestemmingsplan van toepassing:

  • Overijsselse Ladder voor duurzame verstedelijking (titel 2.1 principe van concentratie en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik);
  • concentratie van (boven)regionale voorzieningen in stedelijke netwerken (artikel 2.1.2 principe van concentratie en titel 2.4 detailhandel);
  • concentratie van detailhandel in kernwinkelgebieden (titel 2.4).

Conclusie beoogde ontwikkeling

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening. Het betreft de toevoeging van detailhandel aan een bestaand kernwinkelgebied. Voor de ladderonderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

4.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Almelo 2020-2040

De omgevingsvisie Almelo is op 29 september 2020 door de gemeenteraad van Almelo vastgesteld. De Omgevingsvisie is een richtinggevend koersdocument binnen de nieuwe Omgevingswet die vanaf 2022 inwerking zal treden. De Omgevingsvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Almelo. In de omgevingsvisie wordt gewerkt met overkoepelende thema's namelijk:

  • We doen het samen;
  • De basis onder ons bestaan;
  • Blauwgroen netwerk;
  • Alle (vaar-, spoor-, snel- en digitale) wegen leiden naar Almelo
  • Voorrang voor de fiets, ruimte voor de auto
  • Dorpen, stad en ommeland zijn ons podium en decor
  • Samen gezond en verzorgd
  • Wendbare woningen
  • Veilig als voorwaarde

Omdat het grondgebied van de gemeente Almelo erg verschillend is, wordt in de omgevingsvisie gewerkt met vier gebieden:

  • het buitengebied,
  • de bedrijventerreinen,
  • de wijken & dorpen, en
  • de binnenstad.

Onderhavig plangebied valt in het gebied Wijken & Dorpen. Hieronder vallen de dorpen binnen de gemeente Almelo en de verschillende wijken in de stand Almelo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0010.png"

Figuur 4.2 Gebieden kaart omgevingsvisie (bron: omgevingsvisie Almelo)

De wijken & dorpen

Prettig wonen begint natuurlijk met een passende woning. Met de kans om woonwensen te vervullen, doordat er voldoende keuze is. Daarom wil de gemeente we wijken creëren met gemengde woonmilieus, waar genoeg aanbod is voor elke doelgroep.

De gemeente is van mening dat dorpen en wijken een belangrijke functie hebben. Dorpen en wijken moeten een fijne woonomgeving bieden. Ieder dorp en wijk heeft haar eigen sfeer, eigen voorzieningen en unieke sociale samenhang.

Binnen het thema Wijken & dorpen spelen drie subthema's:

  • Samen wonen en Samenleven:

Bewoners hoeven idealiter hun wijk of dorp niet uit voor hun dagelijkse boodschappen en behoeften. In elk van deze leefgemeenschappen zijn en blijven de voorzieningen zo dichtbij mogelijk. De inwoners en de ondernemers versterken elkaar hierin.

  • Werken dichtbij huis:

Veel wijken zijn rustig op doordeweekse dagen, wanneer de bewoners naar hun school of werk zijn vertrokken. Daarom wil de gemeente stimuleren op het werken in of dichtbij huis. Ideaal voor zzp’ers en startups, die (nog) geen grote werkruimte nodig hebben. Of die elkaar juist graag opzoeken en een leegstaand pand in de wijk omvormen tot verzamelgebouw.

  • Via klimaatbestendig naar energieneutraal:

Zoals heel Nederland maakt ook de gemeente Almelo de woningen voor 2050 aardgasvrij. Deze wijken worden gerealiseerd in samenwerking met de bewoners. Zoals het plaatsen van zonnepanelen, installeren van een warmtepomp of isoleren van vloer, muren, ramen en dak. Maar ook het vergroenen van daken en ‘ontstenen’ van de tuin, want elke vergroening draagt bij aan de gezamenlijke klimaatbestendigheid en biodiversiteit.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Onderhavige ontwikkeling past binnen de thema's en ambities die in de omgevingsvisie voor Wijken & Dorpen zijn vastgelegd. De realisatie draagt bij aan de leefbaarheid van een wijk, een heeft een aantrekkende werking voor het bestaande winkelcentrum. De nieuwe supermarkt wordt gerealiseerd met de nieuwste technologie waardoor het niet noodzakelijk is de supermarkt op het gas aan te sluiten. Met de inrichting van het openbaar gebied, wordt rekening gehouden met het klimaat, zo wordt momenteel onderzocht of het haalbaar is, daarnaast worden onder het nieuwe parkeerterrein waterinfiltratie kratten geplaatst wat ten goede komt aan de waterinfiltratie capaciteit van het gebied.

Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018

In 2013 is de 'Detailhandelsstructuurvisie Almelo 2013-2018' vastgesteld. De structuurvisie gaat uit van de omslag van een groei- naar een verdringingsmarkt. Trends die daarbij centraal staan zijn schaalvergroting, wijzigende bestedingen en minder behoefte aan winkels (door de groei van internet en demografische ontwikkelingen).

De wijk- en buurtwinkelcentra in Almelo hebben een duidelijke boodschappenfunctie voor de wijk. Supermarktaanbod vormt de basis voor inwoners uit de wijk. Winkelcentrum De Gors wordt getypeerd als een wijkgericht boodschappencentrum met een uitgebreid overig aanbod, maar slechts één supermarkt als publiekstrekker. De toevoeging van een tweede supermarkt (1.800 m2 bvo) wordt als initiatief genoemd waarvoor nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Een tweede supermarkt moet de omvang van het winkelcentrum beter laten aansluiten op het bijbehorende verzorgingsgebied (omvang van de wijk). Realisatie van een compleet nieuw wijkwinkelcentrum op een nieuwe locatie wordt niet reëel geacht. Als gewenste acties worden daarom genoemd:

  • toevoegen tweede supermarkt met goede relatie overige winkels;
  • uitbreiden parkeercapaciteit;
  • opknappen bestaande winkelcentrum;
  • onderzoek integrale herontwikkeling winkelcentrum.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Door de cruciale trekkersrol van supermarkten in wijkwinkelcentra, kan de toevoeging van een tweede supermarkt een positieve invloed hebben op het winkelcentrum en leegstand terugdringen. Uit het detailhandelsonderzoek komt naar voren dat er ruimte is voor een tweede supermarkt in Windmolenbroek. Twee (elkaar aanvullende) supermarkten bieden kansen voor de versterking van dit winkelgebied. Met dit bestemmingsplan worden de aanbevelingen uit de detailhandelsstructuurvisie verder ingevuld.

 

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

5.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);

  • de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van circa 1.477 m2. De beoogde ontwikkeling overschrijdt de drempelwaarden niet. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beoordelingsbeslissing is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze notie is opgenomen in bijlage 10. Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven of een volledige m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden.

5.2 Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het plan voorziet in de realisatie van een nieuwe supermarkt. Dit heeft een verkeerstoename tot gevolg. Deze verkeerstoename is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2012). In 2018 zijn deze kencijfers geactualiseerd in CROW publicatie 381. Onderstaande berekening toont echter een worst-case benadering op basis van de oude, hogere CROW kencijfers (2012).

Uitgangspunt is een ligging in het restgebied van de bebouwde kom. Tevens geldt voor de gemeente Almelo de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De kencijfers van het CROW geven een bepaalde bandbreedte. Gezien het gemiddeld autobezit binnen de gemeente Almelo in vergelijking met gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de gestelde bandbreedte. De te realiseren supermarkt wordt getypeerd als 'discountsupermarkt'. Op basis van deze gegevens geldt een verkeersgeneratie van 116,8 mvt/etmaal per 100 m2 bruto vloeroppervlak op een gemiddelde weekdag. De te realiseren supermarkt heeft een bruto vloeroppervlak van 1.477 m2. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van circa 1.725,1 mvt/etmaal op een weekdag. Omrekening naar een werkdag vindt plaats op basis van een omrekenfactor van 1,2. De verkeersgeneratie op een werkdag bedraagt dan 2.070,1 mvt/etmaal.

Dit verkeer wordt afgewikkeld op het kruispunt Zeven Bosjes - De Gors. Op basis van capaciteitsberekeningen is onderzocht of dit kruispunt over voldoende afwikkelingscapaciteit beschikt. Dit onderzoek is vastgelegd in een memo en is opgenomen in bijlage 2. Uit de berekeningen blijkt dat de gemiddelde wachttijd op een werkdag maximaal 12 seconden bedraagt en op een zaterdag 15 seconden. Deze wachttijden gelden voor het verkeer afkomstig van De Gors naar de Zeven Bosjes. Een dergelijke wachttijd is acceptabel. De wachttijd voor verkeer vanaf de Zeven Bosjes naar De Gors is beperkt (3 tot 4 seconden). Hier ontstaan geen wachtrijen. Op basis van de berekeningen wordt geconcludeerd dat het kruispunt in de toekomstige situatie, inclusief discountsupermarkt, over voldoende afwikkelcapaciteit beschikt. Wel vraagt de toegang van het parkeerterrein vanaf de Zeven Bosjes om een aanpassing om het bezoekersparkeren vrachtverkeer efficiënt en veilig af te kunnen wikkelen. Voldoende aandacht dient hierbij ook uit te gaan naar het langzaam verkeer. Een aanpassing van deze toepassing is reeds in voorbereiding.

Parkeren

In de 'Parapluherziening parkeren' (vastgesteld 2018-06-05) wordt voor de parkeernormering verwezen naar de meest actuele CROW kencijfers. Dit zijn de kencijfers uit CROW-publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren, 2018). Een uitgangspunt dat in het gemeentelijk beleid is opgenomen, is dat er moet worden aangesloten bij het kencijfer voor stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'. De Gors ligt in de rest bebouwde kom van Almelo. Gewoonlijk hanteert de gemeente Almelo altijd de maximale parkeernormen die het verkeerskundige kenniscentrum CROW hanteert voor een bepaalde functie. Die maximale norm is in dit geval 6,4 parkeerplek per 100 m2 bvo.

Aangezien er in de Gors sprake is van een bestaand winkelaanbod en een bestaand parkeerterrein, zal er voor een aanzienlijk deel sprake zijn van dubbelgebruik van parkeerplekken (Veel bezoekers van de nieuwe supermarkt zullen ook één of meerdere andere winkels bezoeken, terwijl ze tijdens dit winkelbezoek maar één parkeerplek bezet houden). Met het oog op dit dubbelgebruik, is daarom besloten om voor de nieuwe supermarkt uit te gaan van een minimale parkeernorm, volgens dezelfde CROW-specificaties. Die norm is 4,0 parkeerplek per 100 m2 bvo.

De supermarkt heeft een bruto vloeroppervlak van circa 1.477 m2 (1.100 m2 winkelvloeroppervlak). De totale parkeerbehoefte van de supermarkt bedraagt dan 59 parkeerplaatsen.

Het plan voorziet in de realisatie van 41 nieuw ingerichte parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het gebied, daarnaast wordt het bestaande parkeerterrein uitgebreid van 54 parkeerplaatsen naar 60 parkeerplaatsen. In totaal worden er dus 47 nieuwe parkeerplaatsen aan het gebied toegevoegd.

In 2016 is in het gebied rondom wijkcentrum De Gors een parkeeronderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten (zie bijlage 3) blijkt dat op het drukste moment op de parkeerplaatsen direct rondom het wijkcentrum nog een restcapaciteit beschikbaar is van in totaal 32 parkeerplaatsen. Hiervan kan gebruik worden gemaakt. Daarmee is er voldoende parkeergelegenheid aanwezig om de resterende 12 parkeerplaatsen op te vangen.

Er zal ook gedacht moeten worden aan het stallen van fietsen voor bezoekers die per fiets naar de supermarkt komen. Op basis van kencijfers van het CROW geldt dat per 100 m2 minimaal 1,6 stallingsplekken aanwezig dienen te zijn (Fietsparkeerkencijfers, versie 3, 2019). Dit leidt tot een minimale stallingsbehoefte van 23 plaatsen. Het fietsparkeren is beoogd aan de noordzijde van de te realiseren winkel.

Bevoorradend vrachtverkeer

Bevoorradend vrachtverkeer rijdt vanaf Zeven Bosjes het zuidelijke parkeerterrein op via De Gors. Vrachtwagens maken dan een 180 graden draai om vervolgens achterwaarts de laad/losplaats in te rijden. Van hieruit rijden de vrachtwagens voorwaarts dezelfde zuidelijke route uit het parkeerterrein, noordelijk de Zeven Bosjes weer uit. De opgestelde rijcurve is opgenomen in figuur 4.1. Hieruit blijkt dat de manoeuvre haalbaar is binnen de beschikbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0011.png"

Figuur 5.1 Rijcurve bevoorradend vrachtverkeer

Conclusie

De realisatie van de nieuwe supermarkt heeft een verkeerstoename tot gevolg. Echter is deze toename niet dusdanig dat hierdoor knelpunten ontstaan op het omliggend wegennet. Het voorrangskruispunt Zeven Bosjes - De Gors beschikt over voldoende capaciteit om het huidige verkeer en het verkeer van en naar de nieuwe supermarkt af te kunnen wikkelen. Voor de toegang van het parkeerterrein vanaf de Zeven Bosjes is een aanpassing van de aansluiting in voorbereiding. Binnen het gebied is voldoende ruimte aanwezig voor het bevoorradend vrachtverkeer om de losdock te kunnen bereiken. De ontwikkeling zal ook leiden tot een toename van de parkeerbehoefte. Om deze parkeerbehoefte op te kunnen vangen worden 47 extra gemarkeerde parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast is op de bestaande parkeerterreinen direct rondom het wijkcentrum voldoende restcapaciteit aanwezig om de overige parkeerbehoefte op te kunnen vangen.

5.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

In het verleden is er op een deel van het plangebied een boerenerf geweest waar sloop heeft plaatsgevonden. Daarnaast is er bebouwing gerealiseerd in een tijd dat asbest nog mocht worden toegepast. Hierdoor is sprake van een verdachte locatie en dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied is gelegen in een deel van Almelo waar volgens de bodemkwaliteitskaart de achtergrondwaarden voor boven- en ondergrond moeten voldoen aan de klasse “schoon”.

Voor de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Op basis van dit verkennende bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • In de grond zijn geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen;
  • Visueel is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen;
  • De grond is licht verontreinigd met zink;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en/of de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Als extra aanvulling op het verkennende bodemonderzoek is ook een asbest in bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat:

  • In het vrijgegraven en geïnspecteerde materiaal uit de inspectiegaten is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen;
  • In de grond is plaatselijk een verhoogd gewogen asbestgehalte aangetoond van 0,1 mg/kg ds. In de overige onderzochte grondmonsters is geen verhoogd gewogen asbestgehalten aangetoond;
  • Het aangetoonde gewogen gehalte asbest in de grond (0,1 mg/kg ds) is lager dan 0,5 x de interventiewaarde (50 mg/kg ds), en vormt geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest.

Het aangetoonde gehalte asbest ligt ver onder de interventiewaarde waardoor vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

Op basis van de uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Regelgeving en beleid

Op grond van de Erfgoedwet, het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1 lid 1) en het beleid van de gemeente Almelo dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische en cultuurhistorische waarden. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Er moet een inventarisatie gemaakt worden van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen van archeologische waarden. Daarnaast moet worden aangegeven welke conclusies daaraan verbonden kunnen worden en op welke wijze deze waarden geborgd worden in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden.

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het deel van de Erfgoedwet dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek

Uit de archeologische waardenkaart van de gemeente Almelo blijkt dat Windmolenbroek voor het merendeel een lage archeologische verwachting heeft. Op basis van deze verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek noodzakelijk indien er bodemingrepen worden gedaan dieper dan 40 cm en meer dan 5 hectare. De bodemingrepen beslaan een kleiner oppervlak dan 5 hectare waardoor nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. In het plangebied zijn daarnaast geen archeologische vindplaatsen of archeologische onderzoeken in de landelijke database Archis3 geregistreerd. Tevens zijn binnen het plangebied geen terreinen van archeologische waarden bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0012.png"  








afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0013.png"  

Figuur 5.2 Uitsnede archeologische waardenkaart gemeente Almelo

Cultuurhistorie

Toetingskader

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Onderzoek

Historisch geografische kenmerken, waardevolle structuren en objecten

De oudste goede cartografische informatie over het gebied is te vinden in de kadastrale minuutkaarten uit het begin van de 19e eeuw. Hieruit en uit latere topografische kaarten is de ontwikkeling van het gebied te volgen. Daaruit is te zien dat het plangebied vanaf het begin van de negentiende eeuw deel uitmaakte van een uitgestrekt heidegebied, de Windmolenbroek Laage. Pas rond 1930 wordt het heidegebied ter plaatse van het plangebied in ontwikkeling genomen en raakt het in gebruik als weiland. Enkele jaren later wordt er binnen de contouren van het plangebied een boerenerf gebouwd. Met de realisatie van de woonwijk Windmolenbroek, medio jaren 80 van de 20e eeuw, verdwijnt het boerenerf en is de oorspronkelijke verkaveling van het gebied niet meer als zodanig aanwezig.

Gebouwde objecten en monumenten

In het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten en monumenten aanwezig.

Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Vanwege de afwezigheid van cultuurhistorische waarden hoeven er geen bestemmingen en bepalingen te worden opgenomen in dit plan.

Conclusie

Op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart kan worden geconcludeerd dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Daarnaast zijn er geen gemeentelijke of rijksmonumenten in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de archeologische en cultuurhistorische waarden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

5.5 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard;
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied bevindt zich niet in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Wierdense veld en ligt op een afstand van circa 8 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 2 kilometer afstand.

Vanwege de stedelijke ligging en de afstand tot natuurgebieden zijn directe negatieve effecten zoals areaalverlies en versnippering op voorhand uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn echter niet op voorhand uit te sluiten. De nieuwe woningen worden gasloos gebouwd waardoor er geen gebouwemissies zijn. Dat betekent dat het plan enkel stikstofemissies veroorzaakt als gevolg van de toename in verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie en in de sloop- en aanlegfase door het nodige gebruik van mobiele werktuigen en verkeersbewegingen. Om te berekenen hoe hoog de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied zal zijn als gevolg van de aanleg- en gebruiksfase van de ontwikkeling, is met AERIUS een berekening uitgevoerd. Deze berekening is bijgevoegd in bijlage 6.

Uit de rekenresultaten blijkt dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Derhalve is in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunning noodzakelijk. De stikstofdepositie vormt voor een omgevingsvergunning bouwen geen probleem.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden worden vastgesteld aan de hand van een quickscan en een veldonderzoek (zie bijlage 7). Er is vastgesteld dat de aanwezigheid van nationaal beschermde soorten is uitgesloten. De te slopen bebouwing bevat geen gaten waarin vleermuizen zich zouden kunnen ophouden. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Wel komen er algemene broedvogels voor. In verband met het voorkomen van deze vogels is het van belang om te starten met werken buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. Er kunnen daarnaast algemeen voorkomende beschermde zoogdieren voorkomen. Voor deze algemene soorten bestaat in provincie Overijssel een algemene vrijstelling van de Wet natuurbescherming.

Verder kan het niet worden uitgesloten dat het gebied van de uitbreiding en parkeerplaats van essentieel belang is als foerageer- en vlieggebied voor vleermuizen. Effecten op vleermuizen kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie uitgevoerd (zie bijlage 8. Op grond van de veldanalyse worden effecten op vleermuizen uitgesloten; de realisatie en uitvoering van de ruimtelijke veranderingen in het gebied van winkelcentrum De Gors zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De Wet natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg. Wel dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van algemene broedvogels te worden gestart of dient te worden gewerkt op een manier dat vogels niet tot broeden komen.

5.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

Gemeentelijk beleid

Bij het opstellen van de externe veiligheidsparagraaf is uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Door de gemeente Almelo is in maart 2014 het externe veiligheidsbeleid 2015-2018 vastgesteld. Dit beleid is op 19 november 2019 verlengd tot en met 2021. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit dit veiligheidsbeleid.

Onderzoek

Ten westen van het plangebied, aan de oostzijde van het kanaal, ligt een hogedrukaardgasleiding (N-531-30). De buisleiding heeft een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar, het invloedsgebied bedraagt 70 meter. Het plangebied ligt op circa 450 meter afstand van deze leiding en ligt derhalve niet in het invloedsgebied.

Volgens de professionele risicokaart (zie figuur 5.3) zijn er op grotere afstand van het plangebied risicovolle inrichtingen gelegen. Ter plaatse van het ziekenhuis is een drukvat met zuurstof aanwezig en aan de Weezebeeksingel is een LPG-tankstation gesitueerd. Beide risicobronnen liggen op een grote afstand zodat zij niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied. In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg of het water.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0014.png"

Figuur 5.3 Uitsnede kaart externe veiligheid (bron: Professionele risicokaart)

Conclusie

De aanwezige risicobronnen liggen op een grote afstand van het plangebied waardoor deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

5.7 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een supermarkt en leidt tot een toename van verkeer van 1.725 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde zoals opgenomen in paragraaf 5.2). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1 % (laden en lossen). Middels de NIBM-tool is berekend of de toename niet in betekenende mate is.

Tabel 5.1 NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0015.png"

Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 1,37 µg/m³ en van fijn stof van 0,28 µg/m³ (zie tabel 5.1). De fijn stof toename blijft onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor N02 wordt overschreden.

Uit de nibm-tool blijkt dat niet zondermeer gesteld kan worden dat de realisatie van de supermarkt niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Om de effecten van de supermarkt op de luchtkwaliteit te bepalen is onderzocht wat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de dichtstbijzijnde weg bedroegen. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Weezebeeksingel, ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool 2020 blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2018; 17,5 µg/m³ voor NO2, 16,6 µg/m³ voor PM10 en 10,1 µg/m³ voor PM2,5.

De jaargemiddelde waarden voor stikstof zijn dermate laag dat een zeer lichte toename van 1,37 µg/m³ stikstof acceptabel is. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 lag op 6 dagen. De concentratie N02 zal toenemen tot 18,79 µg/m³ (17,5 + 1,37), de bijdrage van het plan leidt derhalve niet tot overschrijding van de grenswaarden zoals opgenomen in tabel 4.2. Hierdoor is er ter plaatste van het projectgebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.9 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen te kunnen maken, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn woningen en andere functies gelegen als horeca en winkels. De richtafstanden gelden daarom ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied krijgt met dit bestemmingsplan de bestemming 'centrum'. Deze gronden zijn bestemd voor detailhandel ten behoeve van de beoogde supermarkt. Dit type bedrijf valt in milieucategorie 1, waarbij richtafstanden worden gehanteerd voor geur, stof en geluid. Voor deze aspecten gelden richtafstanden van 0 meter in 'gemengd gebied'.

Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de supermarkt wordt aan de richtafstand van 0 meter voldaan. Wel kunnen verkeersbewegingen, laden en lossen en het gebruik van winkelwagens leiden tot geluidhinder ter plaatse van woningen in de omgeving. Ter voorkoming van geluidhinder zal het laden en lossen aan de zuidzijde van het complex plaatsvinden waar de omliggende woningen op een grotere afstand (> 50 m) liggen. Tevens worden opstelplaatsen van de winkelwagentjes aan de west- en zuidzijde gerealiseerd om zo geluidsoverlast te beperken.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9.

Uit het onderzoek blijkt dat de vestiging van de supermarkt bij enkele woningen leidt tot overschrijding van de richtwaarden voor geluid, zoals deze worden aanbevolen in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Uit maatregelenonderzoek blijkt dat het mogelijk is om maatregelen te treffen aan de winkelwagenverzamelplaats bij de ingang van de supermarkt. Door het verplaatsen en afschermen van de verzamelplaats, zijn de overschrijdingen van de richtwaarden door het nesten van winkelwagens opgelost.

Er resteren nog wel overschrijdingen van de richtwaarden. De richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau worden overschreden door met name bewegingen met personenauto's, winkelwagens en vrachtwagens. De richtwaarden voor het maximaal geluidniveau worden overschreden door vrachtwagenbewegingen. Uit hoofdstuk 5 van het rapport blijkt dat er in redelijkheid geen maatregelen mogelijk zijn om deze overschrijdingen op te lossen.

De geluidniveaus voldoen wel aan de aanbevelingen uit stap 3 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Dit betekent dat de geluidniveaus niet leiden tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat.

De grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit het Activiteitenbesluit worden bij een aantal woningen overschreden. Het bevoegd gezag kan de berekende geluidbelasting vastleggen in maatwerkvoorschriften. Voor het maximaal geluidniveau kan de supermarkt voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Geluidbeleid gemeente Almelo

De gemeente Almelo heeft op 30 juni 2015 haar eigen geluidbeleid vastgesteld. Dit beleid wijkt op sommige onderdelen af van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering en het hier bovengenoemde activiteitenbesluit.'

In het gemeentelijke beleid wordt er uitgegaan van gebiedsgerichte aanpak. Hierin is de gehele gemeente Almelo opgedeeld acht gebieden. Op basis van dit beleid ligt het plangebied in het gebiedstype Wonen, Wijkcentrum.

Voor ieder gebied is in het geluidbeleid voor de thema’s bedrijven en verkeer een passende geluidkwaliteit opgenomen. De ambitietabel (zie hieronder) geeft aan wat de ambitiewaarde is voor dat gebied. Daarnaast geeft de tabel ook aan waar, indien onvermijdelijk, de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitiewaarde (bovengrens). Om hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten te voorkomen hanteert de gemeente Almelo de systematiek en richtafstanden uit de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG en heeft dit vertaalt naar de gebiedsgerichte aanpak.

Tabel 5.2: Ambitieniveau (bron: geluidbeleid gemeente Almelo)

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0017.png"

Figuur 5.4: Uitsnede kaart bij geluidbeleid met legenda

Het winkelcentrum en de daar aanwezige woningen vallen binnen het gebiedstype ‘wijkcentrum’. De omliggende woningen in het gele gebied vallen binnen het gebiedstype ‘wonen’.

 

Voor woningen in het blauwe gebied geldt de ambitiewaarde ‘redelijk rustig’. Bij de woningen in het gele gebied geldt in beginsel de ambitiewaarde ‘rustig’. In een toelichting op bladzijde 24 van de nota staat echter het volgende: Rond bedrijventerreinen en winkelcentra liggen de ambitiewaarde en de bovengrens binnen 50 meter of bij de eerstelijns woningen op ‘redelijk rustig’ en ’onrustig’. De geluidbelastingen die bij deze typeringen horen staan in tabel 5.3.

Dit betekent dat voor alle relevante woningen in de omgeving van de supermarkt een ambitiewaarde van 50 dB(A) geldt en een bovengrens van 55 dB(A). Dit zijn etmaalwaarden, die zijn te vertalen als 50/45/40, respectievelijk 55/50/45 dB(A) voor de dag-/avond-/nachtperiode.

 

De nota stelt het volgende over de maximale geluidniveaus van bedrijven: De ambitiewaarde voor piekgeluiden bij bedrijven ligt 10 dB(A) boven de ambitiewaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, met maximale bovengrenzen van 70, 65 en 60 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode

In het akoestisch onderzoek (bijlage 9) zijn in tabel 4.1 Rekenresultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau de langtijdgemiddeld beoordelingsniveau per gebied/ woningen weergegeven. Hieruit blijkt er een overschreden met 4 en 1 dB(A) bij woningen aan De Gors 39-105 en respectievelijk bij woningen aan de Karekiet 55-309 in de dagperiode is. De overige woning blijft onder de 50dB en voldoen daarmee aan de streefwaarde die behoord bij 'redelijk rustig'. De grenswaarde van de bovengrens 'onrustig' worden nergens overschreden.

De belangrijkste geluidbronnen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn de bewegingen met personenauto’s, winkelwagens en vrachtwagens op de parkeerterreinen. Voor de woningen aan De Gors 39-105 zijn de bewegingen op het bestaande parkeerterrein het belangrijkste. Voor de woningen aan de Karekiet 55-309 zijn de bewegingen op zowel de nieuwe als de bestaande parkeerterreinen van belang.

De woningen aan De Gors 39-105 ondervinden door het bestaande parkeerterrein door oprijden van auto's in de dicht slaande deuren al geluidshinder. Het toevoegen van de supermarkt veranderd deze situatie niet. Voor de woningen aan de Karekiet 55-309 zijn de bewegingen door het bestaande en het nieuwe parkeerterrein van belang.

Bij het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen tot en met de geluidsklasse “onrustig” worden de volgende voorwaarden bij de afweging betrokken:

  • 1. indien mogelijk bronmaatregelen (bijvoorbeeld stillere asfalttypen) en/ of overdrachtsmaatregelentreffen (bijvoorbeeld geluidschermen of -wallen) treffen;
  • 2. indien mogelijk de afstand tussen de geluidbron en de nieuwe woning(en) vergroten;
  • 3. in ieder geval dient bij woningen/appartementen de buitenruimte (tuin/balkon) te voldoen aan de ambitiewaarde van het betreffende gebied;
  • 4. het stedenbouwkundig ontwerp vormgeven waarbij zoveel mogelijk afscherming voor het achterliggende gebied ontstaat en
  • 5. vanaf de geluidklasse ‘onrustig’ dient bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een woning en scholen een bouwakoestisch onderzoek te worden gevoegd en wordt getoetst of wordt voldaan aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit.

Afweging

In het akoestisch onderzoek (zie bijlage 9) is in hoofdstuk 5 een maatregelenonderzoek opgenomen. Hieruit blijkt dat maatregelen aan de bron en de overdracht niet mogelijk zijn. Afschermende maatregelen zijn in theorie mogelijk, maar deze schermen zouden heel hoog moeten zijn, omdat de woningen en appartementen niet grondgebonden zijn. Vanuit de woningen is er dan al snel zicht op de bron achter het scherm. Daarnaast stuiten schermen op parkeerterreinen op bezwaren van stedenbouwkundige aard en op bezwaren uit het oogpunt van de verkeersveiligheid.

In het akoestisch onderzoek is beoordeeld of er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hiervoor is het stappenplan gebruikt dat is opgesteld door de VNG. Het beoordelingsniveau voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat komt overeen, met de maximale waarde van de geluidsklasse ' onrustig' namelijk langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tot 55 dB(A) in de dagperiode en 50 dB(A) in de avondperiode. Aan deze waarden wordt voldaan. Tevens wordt opgemerkt dat de omwonende reeds gewend zijn aan de voertuigbewegingen op de bestaande parkeerplaats. De nieuwe supermarkt met parkeerplaats is een uitbreiding van het bestaande winkelcentrum en het geluid dat wordt geproduceerd is qua aard passend in de huidige omgeving.

 

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt de vestiging van de Aldi bij enkele woningen leidt tot overschrijding van de

ambitiewaarden voor geluid, zoals deze zijn gesteld in de gemeentelijke nota Gebiedsgericht

geluidbeleid. Uit maatregelenonderzoek blijkt dat het mogelijk is om maatregelen te treffen aan de

winkelwagenverzamelplaats bij de ingang van de supermarkt. Door het verplaatsen en afschermen van de verzamelplaats, zijn de overschrijdingen van de ambitiewaarden door het nesten van winkelwagens opgelost.

 

Er resteren nog wel overschrijdingen van de ambitiewaarden. De ambitiewaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau worden overschreden door bewegingen met personenauto’s,

winkelwagens en vrachtwagens. Deze voldoen wel aan de bovengrenzen. De bovengrenzen voor het maximaal geluidniveau worden overschreden door vrachtwagenbewegingen. Uit hoofdstuk 5 blijkt dat er in redelijkheid geen maatregelen mogelijk zijn om deze overschrijdingen op te lossen en dat er geen sprake zal zijn van een onaanvaardbaar akoestisch klimaat.

 

De grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit het Activiteitenbesluit worden bij een aantal woningen overschreden. Het bevoegd gezag stelt de berekende geluidbelasting vast in maatwerkvoorschriften. Voor het maximaal geluidniveau kan de Aldi voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Er zal echter wel sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

 

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Almelo, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met beide waterbeheerders over de voorgestane ontwikkeling.

6.2 Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterprogramma
  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Partiële herziening omgevingsvisie voor kaderrichtlijn water en richtlijn overstromingsrisico's

Gemeentelijk

  • Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2021 (GRP4)
  • Waterplan Almelo (2002)

Waterschapsbeleid

Waterschap Vechtstromen verzorgt sinds 1 januari 2014 het waterbeheer in Twente, Noordoost Overijssel en Zuidoost Drenthe. Vechtstromen is ontstaan door de fusie van de waterschappen Velt en Vecht en Regge en Dinkel. Op het gebied is het waterbeheerplan 2016-2021 van toepassing.

Het waterschap is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat ervoor gezorgd wordt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het waterschap de doelstellingen wil realiseren.

Door klimaatverandering komen extreme buien vaker voor, met als gevolg grotere risico's op wateroverslast. Daarmee ligt een opgave om in de toekomst extreme situaties die vaker gaan voorkomen het hoofd te kunnen bieden. Daarom zijn maatregelen niet alleen nodig in het watersysteem en in de ruimtelijke ordening maar wil het waterschap ook werken aan een groter bewustzijn bij inwoners over de risico's op wateroverlast.

KlimaatActieve Stad (KAS)

Als Klimaat Actieve Stad Stedenband Twente, kortweg KAS, hebben de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo, waterschap Vechtstromen en provincie Overijssel de krachten gebundeld. De rode draden uit de ‘Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen’ zijn als uitgangspunten genomen.

De gemeente Almelo streeft een grondwaterstand na, die geen structurele overlast veroorzaakt bij bewoners en bedrijven. Nieuwe ontwikkelingen, zowel openbaar als particulier, moeten zodanig worden ontworpen en ingericht dat de toekomstige bewoners/gebruikers geen hinder ondervinden van (te) hoge grondwaterstanden. Het oplossen van grondwaterproblemen achteraf kost een veelvoud van maatregelen tijdens de bouwfase. De grondwateroverlast wordt bestreden (en bij nieuwbouw voorkomen) volgens de voorkeursstrategie:

  • ophogen;
  • aanleggen extra oppervlaktewater;
  • aanleggen grondwatertechnische maatregelen.

Pas als ophogen of extra oppervlaktewater in een deelgebied niet realistisch is, komen grondwatertechnische maatregelen zoals drainages, in beeld. Bij nieuwbouw worden in principe geen grondwatertechnische maatregelen aangeleg. Voor de ontwatering gelden de volgende criteria:

  • wegen minimaal 0,80 m boven de GHG;
  • openbaar groen minimaal 0,50 m boven de GHG;
  • vloerpeilen minimaal 1,00 m boven de GHG.

Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2021De gemeentelijke doelstellingen op gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater staan in het verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP) 2016-2021. Met dit vGRP geeft de gemeente Almelo invulling aan een duurzame inzameling en verwerking van afvalwater, hemelwater en overtollig grondwater en een duurzaam beheer van het gemeentelijk rioolstelsel. Riolering draagt namelijk bij aan de Volksgezondheid, de kwaliteit van de leefomgeving en beschermt de bodem, het grond- en oppervlaktewater. De aanleg en het beheer van riolering zorgt dat verontreinigd afvalwater uit de directe leefomgeving wordt verwijderd en voorkomt de directe ongezuiverde lozing van afvalwater op bodem- of oppervlaktewater. Daarnaast zorgt riolering voor de ontwatering van de bebouwde omgeving door naast het afvalwater van huishoudens en bedrijven ook het overtollige regenwater van daken, pleinen, wegen e.d. en het overtollige grondwater apart in te zamelen en af te voeren.

Waterplan Almelo

Het Waterplan is in 2002 vastgesteld en beschrijft de samenhangende visie op het integrale watersysteem en de waterketen in de omgeving. Het plan zet in op het verbeteren van milieukwaliteit, het vergroten van belevingswaarde en het scheiden van waterstromen in waterketen en watersysteem.

6.3 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen ten noorden van de A35 in het stedelijk gebied van Almelo en bestaat uit een nieuw te realiseren supermarkt met parkeervoorzieningen.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zwak en sterk lemig fijn zand. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 40 en 80 cm beneden de maaiveldhoogte bevindt en de laagste meer dan 120 cm beneden het maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP +10,25 m.

Uit het de grafieken van https://grondwater.webscada.nl/twentswaternet/ blijkt dat ten noorden van het plangebied peilbuis: pb19.07 aanwezig is. Het normpeil bedraagt 9.580, RHG 9.450 en het RLG 8.720. Het maaiveld op deze locatie is +10.250 m (NAP). Ten westen van het plangebied is peilbuis: pb19.03 gelegen. Het normpeil bedraagt 9.610, RHG 9.210 en het RLG 8.730. Het maaiveld op deze locatie is +10.220 m (NAP).

Waterkwantiteit

In de nabijheid van het plangebied zijn watergangen aanwezig die zijn opgenomen op de legger. Op een afstand van 500 m van het plangebied is de kwelsloot van het Twentekanaal aanwezig. Het Twentekanaal heeft door kwel impact op het grondwater in het plangebied. Langs de Leemslagenweg liggen twee greppels, de greppels hebben een afwaterende functie via de sloot langs de Leemsterweg naar de kwelsloot van het Twentekanaal.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In de omgeving van het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen gelegen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in of nabij een waterkering of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is gedeeltelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

6.4 Toekomstige situatie

Algemeen

Voor de beoogde ontwikkeling is een advies waterberging opgesteld. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11. Uit dit advies blijkt dat het verhard oppervlak door de totale ontwikkeling toeneemt met 1.699 m². Het Waterschap Vechtstromen hanteert hierbij de 10% vuistregel. Dit betekent dat 10% van de toename verhard oppervlak, voor waterberging ingericht dient te worden. Dit komt neer op een waterberging van 169.9 m2. De gemeente Almelo hanteert de eis dat waterberging wordt gerealiseerd van 40 mm. Op basis van de bergingseis van 40 mm voor een verhard oppervlak van 1.699 m2 moet 68 m3 waterberging worden gerealiseerd.

De ruimte tussen GHG en huidig maaiveld kan worden benut voor waterberging. Geadviseerd wordt de bodem van het infiltratiesysteem op ca. 10 cm. boven GHG (= ca. 0,84 m. onder maaiveld) aan te brengen. Voor de ontwikkeling is gekozen om de waterberging door middel van infiltratie kratten te realiseren.

Over een oppervlak van 265 m² worden 353 infiltratie kratten aangelegd, deze kratten voorzien in 72,28 m3 waterberging. In overleg is besloten om aan de voorzijde onder de terrein verharder de waterberging te realiseren. In onderstaand figuur 6.1 en bijlage 12 zijn de 'zoek' gebieden weergegeven waar minimaal 72,27 m3 aan waterberging wordt gerealiseerd. Regenwater wordt eerst opgevangen in deze bufferzone voordat het wordt afgevoerd naar het omliggende oppervlaktewater. Daarmee wordt voldaan aan de benodigde waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00061-BP31_0018.png"

Figuur 6.1 zoeklocaties waterberging

Waterkwaliteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling vindt niet plaats binnen of nabij een waterkering en heeft derhalve geen invloed op de veiligheid.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

De openbare ruimte wordt als geheel klimaatbewust ontworpen. Het hemelwater zal na berging in het plangebied worden afgevoerd op de greppels langs de Leemslagenweg, die het water afvoeren richting de kwelsloot langs het Twentekanaal. Ter plaatse van het nieuw aan te leggen parkeerterrein wordt circa 41 parkeerplaatsen aangelegd met water doordringbare tegels. Aan de noord en oostzijde van het plangebied wordt het bestaande groen op nieuw ingericht. Naast nieuw groen wordt aan de achterzijde van de supermarkt worden hoogte accenten aangebracht.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

 

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'De Gors Almelo' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op het vigerende bestemmingsplan 'Windmolenbroek - Groeneveld' en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

7.2 Juridische systematiek

Dit bestemmingsplan maakt de vestiging van een supermarkt mogelijk in aansluiting op het bestaande winkelcentrum De Gors in de wijk Windmolenhoek. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op het beoogde ontwerp voor de supermarkt.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

7.3 Verantwoording van de planregels

Inleidende regels

Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Bestemmingsregels

Centrum

Het plangebied is conform het naastgelegen winkelcentrum voorzien van de centrumbestemming. Ook de parkeergelegenheid is in deze bestemming meegenomen. Binnen deze bestemming is uitsluitend een supermarkt toegelaten.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de supermarkt mag worden opgericht. Het bouwplan is hiervoor als uitgangspunt genomen. De maximale bruto-vloeroppervlakte bedraagt 1.477 m2 zoals beschreven in hoofdstuk 3. Ruimte voor laden en lossen en een fietsenstalling zijn ook in het bouwvlak opgenomen.

In de regels zijn bepalingen opgenomen omtrent de hoogten voor zowel de hoofdbebouwing als de vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor de hoofdbebouwing is een maximale bouwhoogte van 5,6 meter opgenomen, wat voldoende is voor de beoogde supermarkt. Anders dan voor het bestaande winkelcentrum, biedt de maximale bouwhoogte voor de supermarkt geen ruimte voor woningen op de verdieping.

De parkeernorm voor een discountsupermarkt is opgenomen in de specifieke gebruiksregels om te garanderen dat het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd op eigen terrein. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het gebouw.

Groen

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de supermarkt, is aan de gronden ten noorden en oosten van de centrumbestemming de bestemming Groen toegekend. Groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan betreft een bedrijfsmatig initiatief. De kosten van dit plan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Voor zover de gemeente kosten maakt, zullen deze kosten door leges worden gedekt. Bovendien zijn afspraken over kostenverhaal vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Verder wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee komen eventuele planschadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer.

Omdat het verhaal van exploitatiekosten en planschade is verzekerd door gesloten anterieure overeenkomsten met de initiatiefnemer, is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Het plan wordt als economisch uitvoerbaar beschouwd.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Inspraak- en vooroverlegprocedure

Vooroverleg

Het plan is overeenkomstig het bepaalde in bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan verschillende instanties toegezonden. De provincie heeft in het kader van het vooroverleg akkoord gegeven.

Belanghebbenden

In het kader maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft op 16 september 2019 een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Aan het eind van deze informatiebijeenkomst is aan de aanwezigen gevraagd een vragenformulier in te vullen. Hieruit bleek dat de plannen positief waren ontvangen, daarnaast zijn er enkele opmerkingen aangegeven. Op basis van deze bijeenkomst en de ontvangen reacties is het plan (gedeelte) aangepast en op 26 mei 2021 opnieuw voorgelegd aan omwonenden en belanghebbenden. In bijlage 13 zijn de genoemde reacties van de eerste bijeenkomst en de daaropvolgende planaanpassingen beschreven. Aan het eind van de tweede informatiebijeenkomst d.d. 26-05-2021 is wederom aan zowel de online – als aan de fysiek aanwezigen gevraagd een vragenformulier in te vullen. Deze enquetelijst is opgenomen in bijlage 14. Hieruit blijkt dat het plan, op enkele na, positief is ontvangen.

9.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen.

9.3 Ambtshalve wijzigingen

Tijdens de zienswijzentermijn is het bestemmingsplan door de gemeente nogmaals gecontroleerd op volledigheid en duidelijkheid. Bij de controle bleek dat het ontwerpbestemmingsplan nog op een aantal punten aangepast / aangescherpt moet worden:

Regels:

Artikel 3 Centrum

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (artikel 3.2.3)

In de planregels wordt artikel 3.2.3 aangepast, zodat er geen reclamemast is toegestaan. Het artikel wordt daarmee als volgt:

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

(NB: de doorgehaalde tekst vervalt)

Voorwaardelijke verplichting (artikel 3.4.2)

  • In de planregels van het ontwerpbestemmingsplan is in artikel 3.4.2 Voorwaardelijke verplichting onder a, de landschappelijke inrichting (bijlage 1) geborgd. Tijdens de zienswijzentermijn is deze situatietekening aangepast. Daarom is bijlage 1 bij de regels vervangen voor de meest recente situatietekening. Tevens is aan dit lid, een extra bijlage 2, beplantingsplan opgenomen.

    • a. De oprichting en instandhouding van de landschapsmaatregelen en beplanting, zoals aangegeven op de situatietekening en het beplantingsplan welke als bijlage 1 en 2 bij deze planregels zijn gevoegd;

c. de oprichting en instandhouding van de geluidsmaatregelen ten behoeven van de winkelwagenstalling, zoals opgenomen in het akoestisch onderzoek welke als bijlage 3  bij deze planregels is gevoegd;

,

d. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder c en de locatie van de winkelwagenstalling wijzigen, mits wordt voldaan aan de uitgangspunten zoals opgenomen in het akoestisch onderzoek welke als bijlage 3 bij deze planregels is gevoegd.

(NB: de schuingedrukte  tekst is nieuw)

Artikel 4 Groen

Bestemmingsomschrijving (artikel 4.1)

Aan artikel 4.1 bestemmingsomschrijving, zijn fiets- en/of voetpaden toegevoegd. Het artikel wordt daarmee als volgt:

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • d. fiets- en/of voetpaden;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

(NB: de schuingedrukte  tekst is nieuw)

Bijlagen bij de regels

Door de hierboven beschreven ambtshalve wijzigingen zijn twee bijlagen (bijlage 2 Beplantingsplan en bijlage 3 Onderzoek inrichtingslawaai) aan de planregels toegevoegd, daarnaast is bijlage 1 vervangen door de meest recente inrichtingstekening.