direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Waterberging Engelgaarde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor de aanwijzing van Engelgaarde tot waterbergingsgebied is de wateroverlast van 1998. In dat jaar kwamen delen van Zuid-Drenthe onder water te staan als gevolg van hevige regenval.
Dit, gecombineerd met de inzichten omtrent klimaatverandering, maakte duidelijk dat het nodig is om water meer ruimte te geven, om zo de waterveiligheid in Nederland te waarborgen.
De provincie Drenthe en de waterschappen Reest en Wieden en Velt en Vecht hebben daarom besloten meerdere waterbergingsgebieden aan te wijzen. In deze gebieden kan in het geval van overvloedige regenval of hoogwater tijdelijk water vast gehouden worden. Op die manier kan de rest van het provinciaal grondgebied droog blijven.
Het gebied Engelgaarde is in 2009 door de provincie Drenthe in een deelstructuurvisie (uitwerking Provinciaal Omgevingsplan 2004) aangewezen voor de realisatie van een zogenoemde meebewegende en een gestuurde waterberging.

1.2 Plangebied

Het plangebied Engelgaarde ligt ten noorden van Meppel, in de hoek van A32 en de N375. Zie onderstaande afbeelding.
Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de spoorlijn Meppel-Hoogeveen.
Ten zuiden van de spoorlijn ligt de woonwijk Oosterboer.
Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de spoorlijn Meppel-Steenwijk. Ten westen van deze spoorlijn ligt de wijk Haveltermade.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de gemeentegrens met De Wolden en de N375.
Aan de oostzijde ligt de begrenzing van het plangebied globaal ter hoogte van de buurtschap Broekhuizen.
Aan de westzijde wordt het plangebied in noord-zuidelijke richting doorkruist door de A32. De N375 doorkruist het plangebied in oost-westelijke richting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0001.png"

Begrenzing plangebied Engelgaarde

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied Engelgaarde ligt binnen het (ruimere) plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel', dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Meppel op 3 september 2009 en goedgekeurd door de provincie Drenthe op 13 april 2010. Het plangebied Engelgaarde is bestemd voor onder andere: Recreatie-dagrecreatie, Verkeer, Natuur, Water, Agrarisch met waarden, Wonen
(zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0002.png"

Fragment verbeelding geldend bestemmingsplan Buitengebied Meppel

1.4 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan Engelgaarde voorziet in een analoge partiële herziening van geldende bestemmingsplan Buitengebied, conform artikel 8.1.2 Bro.

Hierbij wordt de (dubbel)bestemming Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie, zoals opgenomen in artikel 24 van het geldende bestemmingsplan Buitengebied, toegevoegd aan de geldende basis- en dubbelbestemmingen binnen het plangebied.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de geplande ontwikkeling toegelicht. In hoofdstuk 4 is het relevante beleid samengevat. De relevante milieu- en omgevingsaspecten van de geplande ontwikkeling komen aan de orde in hoofdstuk 5. Een toelichting op de juridische regeling van het plan wordt gegeven in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaat in op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Bestaande functies

Het plangebied Engelgaarde ligt ten noordoosten van Meppel, in de hoek van A32 en de N375. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0003.png"

Toponiemen en aanduiding belangrijke functies

Het plangebied herbergt zowel recreatieve functies, landbouw, infrastructuur als een aantal woningen.

De recreatieve functies in het plangebied betreffen een wandelbos aan de westzijde van het plangebied (tussen de spoorlijn en A32), een duikplas (centraal in het plangebied) en verscheidene wandel- en fietspaden.

Het gebied gelegen tussen de duikplas en de buurtschap Broekhuizen heeft een overwegend agrarische functie.

Het gebied wordt begrensd en doorsneden door verscheidene belangrijke weg- en spoorwegverbindingen. Het betreft:

  • spoorlijn Meppel-Steenwijk (westzijde, buiten plangebied)
  • rijksweg A32 (noord-zuidelijk door plangebied)
  • spoorlijn Meppel-Hoogeveen (zuidzijde, buiten plangebied)
  • N375 (oost-westelijk door plangebied)
  • Broekhuizen (noord-zuidelijk door plangebied)
  • Oosterbroekenweg (door zuid-oostelijk deel plangebied)

Verder loopt er door het plangebied nog een hoogspanningstracé (noord-zuidelijk door het wandelbos) en een aardgastransportleiding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (noord-zuidelijk door plangebied, zie paragraaf 5.7 Kabels en leidingen).

Aan de oostzijde van het plangebied, aan de weg Broekhuizen, liggen enkele woningen en een agrarisch bedrijf.

Grote delen van het plangebied maken onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS) die door de provincie Drenthe is vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan.

2.2 Landschap

Het plangebied ligt op de plek waar de beken Wold Aa en Koekanger Aa samenkomen. Het gebied ligt in de benedenloop van het beekdal en vormt één van de laagste plekken van de provincie Drenthe. Hierdoor is het al millennia lang een natte plek, waar het water van een groot gebied, de hogere gronden in midden en zuid Drenthe, zich verzamelt. Hierdoor is laagveen ontstaan.
Ten zuiden van de Koekanger Aa lagen hogere en drogere gronden. Op de overgang van deze gronden naar het beekdal ontstond de eerste bewoning en uiteindelijk een landschap met esgehuchten of verspreid liggende hoeven. Rond Broekhuizen vinden we dit landschap, dat wordt gerekend tot het hoevenlandschap, terug. Karakteristiek zijn de slingerende wegen op hogere zandruggetjes en verspreid liggende boerderijen.
Op de hogere gronden liggen de akkergronden, op de overgang naar het beekdal, liggen de graslanden (weide en hooilanden).
Het laagveengebied ten noorden van de Wold Aa werd pas later ontgonnen. Hier vinden we nu het karakteristieke wegdorpenlandschap met bebouwing langs het ontginningslint en de smalle, langgerekte slagenverkaveling.

Het landschap is in de laatste eeuw steeds opener geworden door het verdwijnen van kavelgrensbeplantingen.
In de laatste decennia is het gebied meer en meer doorsneden door infrastructuur. Honderd jaar geleden werd het gebied alleen doorsneden door spoorlijnen, maar daar zijn de afgelopen decennia de rijksweg A32 en de provinciale weg N375 bij gekomen. Dit leidde tot nieuwe aansluitingen op en aanpassingen van lokale wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0004.png"

Plangebied circa 100 jaar geleden (boven) en nu (onder)

De infrastructurele lijnen liggen vrijwel allemaal hoger dan de omgeving, waardoor tussen deze infrastructurele lijnen veel visueel afgesloten ruimtes zijn ontstaan.
De gemeente Meppel heeft in de ruimtes tussen de N375, A32 en de spoorlijnen een wandelbos ontwikkeld. Dit gebied is hierdoor vrij dicht en besloten geworden.
Centraal in het gebied is zand gewonnen voor de aanleg van de rijksweg, waardoor een diepe plas is ontstaan, omgeven door een beboste grondwal. De plas wordt aangeduid als duikplas en vormt een belangrijk recreatiepunt voor de inwoners van Meppel.
Langs de Wold Aa en Koekanger Aa zijn in het verleden kades aangelegd.
Verspreid liggen nog enkele fragmenten van oude beekmeanders.

De zeer lage, natte ligging en dus het uitblijven van bewoning in combinatie met de verstorende activiteiten in het recente verleden hebben ertoe geleid dat er in het gebied geen beschermde waarden voorkomen. De Atlas van Drenthe (opgesteld door de provincie) laat zien dat er in het plangebied geen cultuurhistorische of aardkundige waarden voorkomen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Doelstelling en uitgangspunten

Hoofddoel van de geplande waterberging Engelgaarde is het opvangen van overtollig water uit de Wold Aa, zodat Meppel en omgeving -zowel in de stad als in het agrarisch gebied- worden gevrijwaard van overstromingen en waterschade.

Uitgangspunt is om binnen het plangebied een maximale berging te realiseren, waarbij rekening gehouden wordt met bestaande functies in het gebied. De waterberging functioneert optimaal bij een waterpeil van NAP +1,35 m benedenstrooms stuw Blijdenstein en NAP +1,60 m bovenstrooms.

Op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water is rekening gehouden met de volgende doelen:

  • Langs de beken Wold Aa en Koekanger Aa worden natuurvriendelijke oevers of oeverzones gecreëerd.
  • De stuw Blijdenstein (gelegen in de Wold Aa ten oosten van de duikplas) krijgt een vispassage.

Het waterschap heeft voor het inrichtingsplan voor Engelgaarde de volgende randvoorwaarden, eisen en wensen geformuleerd:

  • Deels gestuurde berging en deels meebewegende berging.
  • In het ontwerp dient 55.000 m³ waterberging te worden gerealiseerd ten behoeve van de stedelijke opgave van de gemeente Meppel.
  • Het inlaatwerk moet de bergingsgebieden in 1 dag vullen. Na daling van de waterstand in de Wold Aa moet het inlaatwerk het bergingsgebied binnen 2 weken leegmaken. De gestuurde berging dient binnen 4 dagen leeg gelopen te zijn tot op het winterpeil, na het starten van het leeglopen.
  • Alle woonhuizen, agrarische gebouwen, schuren, bergingen etc. dienen hoogwatervrij te zijn. De drooglegging van bebouwing moet voldoende zijn.
  • De hoofdinfrastructuur bestaande uit spoorwegen, autosnelweg en provinciale wegen mogen niet worden belemmerd in de afwikkeling van het verkeersaanbod. De rijksweg A32 en de andere wegen in het plangebied mogen niet inunderen. Taluds van grondlichamen waarop infrastructuur aanwezig is dienen bestand te zijn tegen hoog water tot 0,50 m boven de hoogwaterlijn.
  • De lokale ontsluiting van verkeer (gemotoriseerd verkeer en niet gemotoriseerd verkeer) dient in stand te worden gehouden. De boerderij en woningen aan de noordoostzijde moeten een ontsluiting houden die 365 dagen per jaar beschikbaar is. De fietsroute Meppel-Blijdenstein dient te allen tijde beschikbaar te zijn voor het fietsverkeer. Bestaande struinroutes handhaven, deze mogen tijdelijk onder water komen maar ook zorgen voor droge wandelmogelijkheden in het gebied.
  • Landbouwkundige percelen dienen geschikt te blijven voor de landbouw, ook als deze een bergingsfunctie krijgen. Het huidige maaiveld dient gehandhaafd te blijven. Het kavelpatroon dient gehandhaafd te blijven in de gestuurde bergingen.
  • Hoogspanningsmasten en het rioolgemaal moeten te aller tijden bereikbaar blijven voor onderhoud en herstelwerkzaamheden.
  • Voorkomen dat water via de fietstunnels kan wegstromen uit de berging.
  • De kenmerken van het beekdal landschap dienen terug te komen in de meebewegende bergingen in Engelgaarde.
  • De bestaande volkstuinen worden buiten het bergingsgebied gehouden en dienen beschermd te worden tegen hoogwater.
  • De waterplas en boerderijplaats op Engelgaarde maken geen onderdeel uit van het plan.
  • Het wandelbos handhaven met een natuurlijke omvorming naar bij de nieuwe situatie passende bostypes.
  • Kansen voor natte natuurontwikkeling aangrijpen, bijvoorbeeld natuuroevers langs oude meanders en nevengeulen.
  • De stuw moet vispasseerbaar worden gemaakt.

3.2 Inrichtingsplan

3.2.1 Elementen waterberging

De geplande waterberging bestaat uit twee delen, namelijk een meebewegend deel en een gestuurd deel. Het onderscheid tussen deze delen vloeit voort de frequentie waarmee de betreffende gebieden worden geïnundeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0005.png"

Meebewegende en gestuurde berging in plangebied

De meebewegende berging staat in direct contact met het hoofdsysteem: de beek de Wold Aa. In dit gebied zal het waterpeil meebewegen met dat van de Wold Aa. Hierdoor zal het gebied meerdere keren per jaar gaan inunderen. Wanneer het waterpeil in de Wold Aa weer daalt, zal het waterpeil in dit gebied mee dalen.
Met andere woorden, het waterpeil in het bergingsgebied beweegt mee met het waterpeil van het hoofdsysteem. Een meebewegende waterberging geldt als een eerste opvang voor hoogwater.
Het westelijk deel van het plangebied, het wandelbos en de gronden van stichting Engelgaarde (tot aan de duikplas) en het oostelijke bosje is het meebewegende deel van de waterberging.
Het maximale waterpeil in de meebewegende berging wordt NAP +1,35 m.

Als de meebewegende berging onvoldoende effect heeft om het waterpeil op een acceptabel niveau te houden, dan wordt ook de gestuurde waterberging ingezet.
Waar een meebewegende waterberging in directe verbinding staat met het watersysteem, is dat bij een gestuurde waterberging niet het geval.
Een gestuurde waterberging geldt als ‘noodoplossing’ en wordt ingezet wanneer andere maatregelen niet toereikend zijn. Deze situatie doet zich gemiddeld eenmaal tussen de 50 en 100 jaar voor, afhankelijk van de inzet van andere bergingsgebieden en de oorzaak van de wateroverlast.
De agrarische gronden aan de oostzijde van het plangebied worden ingezet als gestuurde berging.
Het maximale peil in de gestuurde berging wordt NAP +1,6 m. Dit geldt ook voor het stukje meebewegende berging langs de Koekanger Aa.

Naast de meebewegende en gestuurde waterberging worden er -op basis van de Kaderrichtlijn Water-doelen- nog een aantal aanvullende maatregelen genomen.
Het betreft de aanleg van een vispassage bij de stuw in de Wold Aa, de aanleg van natuurlijke oevers en de verbinding van oude bochten van de Wold Aa met de huidige beek. Verder voorziet het plan in combinaties van waterberging met andere vormen van gebruik, met name recreatie. Fietsverbindingen blijven begaanbaar, de wandelmogelijkheden worden uitgebreid en het wandelbos en recreatiegebied worden afwisselender dan nu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0006.png"

Inrichtingsplan Waterberging Engelgaarde

De verschillende elementen van waterberging Engelgaarde worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.

3.2.2 Meebewegende berging

Algemeen

Om het waterpeil van de meebewegende berging mee te laten bewegen met dat van de Wold Aa, worden bestaande kades langs de Wold Aa afgegraven.
Het gebied van de meebewegende berging zal niet meer ontwaterd worden. Bestaande ontwateringssloten kunnen daarmee verdwijnen.
Door vernatting zullen de bostypen in het wandelbos gaan veranderen. Delen die nu al heel nat zijn, zoals het meest westelijke stuk, zullen qua vegetatie niet veel veranderen. Dit geldt ook voor die delen die zo hoog liggen dat zij niet zullen inunderen. De grootste verandering zal optreden in de tussenliggende gebieden die duidelijk natter worden dan in de huidige situatie en gedurende het jaar enkele dagen tot enkele weken zullen inunderen.
Het aanwezige bos is nog relatief jong. Sommige soorten zullen de verandering overleven andere soorten zullen afsterven en hiervoor zullen nieuwe, vochtminnende soorten in de plaats komen. Er zal meer dynamiek in het gebied komen, waardoor een meer natuurlijk en ook afwisselender bosbeeld zal ontstaan.
Vroegere meanders van de Wold Aa worden weer verbonden met de Wold Aa en gaan als nevengeulen meestromen. De oevers van deze nevengeulen zijn natuurlijk (geen beschoeiing). Naast de ecologische waarde zorgen de nevengeulen of meanders ook voor extra berging.
Het waterpeil in de meebewegende berging zal tot maximaal 1,35 meter +NAP komen in het uiterste westelijke deel. De nieuwe kades krijgen hier een hoogte van 1,85 meter +NAP. Het maaiveld in het gebied van de meebewegende berging varieert van 0,3 tot 0,6 meter +NAP, maar er zijn ook enkele plekken van 1,4 meter +NAP en hoger die droog zullen blijven. Deze plekken zijn van belang als vluchtheuvel voor zoogdieren in het gebied.

Binnen het gebied van de meebewegende berging is een aantal deelgebieden herkenbaar. Deze deelgebieden zijn hierna beschreven.

Tussen spoor en A32

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0007.png"

Deelgebieden "Tussen spoor en A32" en "Tussen A32 en N375".

De bestaande kades langs de Wold Aa worden afgraven tot maaiveldniveau. Ten noorden van de Wold Aa wordt de oude meander opnieuw verbonden met de Wold Aa. Ter plaatse van kruisende struinpaden worden duikers aangelegd. Ook de rechte watergang aan de zuidzijde van de Wold Aa wordt met de Wold Aa verbonden. Aan de zuid- en zuidoostrand van het gebied, langs de Blankensteinweg, volkstuinen en A32, komt een nieuwe kade die in het westen aansluit op het talud van het spoor. Ter plaatse van de woningen ten zuiden van de Blankensteinweg ligt de bovenkant van deze kade circa 0,3m tot 0,5m boven het peil van de weg.
De ontwateringssloot van de volkstuinen blijft gehandhaafd, maar zal gaan afwateren met een voorziening onder de weg door naar het zuiden. Voor de kade langs de Blankensteinweg zal een smalle strook van het hier aanwezige bos moeten wijken.
Om nog meer afwisseling in het gebied aan te brengen en nieuwe functies toe te voegen wordt een grote, ondiepe (1 meter) poel of plas gegraven in het natste gedeelte van het gebied. De plas krijgt flauw aflopende oevers en kan ’s-winters gebruikt worden als schaatsplas. Daarnaast biedt de plas een biotoop voor amfibieën, omdat deze niet rechtstreeks in verbinding staat met de Wold Aa.

Tussen A32 en N375 (zie voorgaande afbeelding)

In de zuidwesthoek van dit gebied komt een nieuwe kade die aansluit op het spoortalud in het zuiden. Deze kade zorgt er tevens voor dat de fietstunnel beschermd is tegen water. Voor fietsers komende uit de tunnel onder het spoor betekent dit dat zij omhoog de kade op moeten fietsen. Het bestaande fietspad ligt te laag en komt daarom in zijn geheel op een kade te liggen. Het fietspad op de kade gaat recht door en vervolgens met een nieuwe brug over de Wold Aa.
In de kade worden enkele duikers opgenomen zodat de compartimenten van de meebewegende berging aan weerszijden van het fietspad met elkaar in verbinding staan.
De kades langs de Wold Aa worden afgegraven tot op maaiveldniveau. Ter plaatse van de hoogspanningsmast blijft de kade gehandhaafd. Deze blijft vanaf het fietspad bereikbaar.
Aan beide zijden van de watergang naar het gemaal Haakswold komen nieuwe kades. Beide gebieden aan weerszijden van het gemaal maken onderdeel uit van de meebewegende berging. Aan de westzijde komt het fietspad* op de kade.
De bestaande ontwateringssloot langs het spoor in het zuiden van dit plandeel verliest zijn functie voor de waterhuishouding. Bestaande verbindingen tussen deze sloot en de wijk Oosterboer worden volledig afgesloten.
Bestaande struinpaden en voetgangersbrug blijven gehandhaafd. De paden zullen door het wegvallen van de ontwatering van het gebied lokaal vernatten (overigens worden delen van het gebied ook per saldo droger, zie paragraaf 5.2.5)
Er wordt nog onderzocht of er een nieuwe wandelverbinding kan worden gerealiseerd tussen het Wandelbos en het natuurgebied van stichting Engelgaarde.

Tussen N375 en de duikplas

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0008.png"

Deelgebied tussen N375 en de duikplas

*Ten aanzien van de ligging van het fietspad op bovenstaande afbeelding wordt opgemerkt dat inmiddels is besloten dat het fietspad zijn huidige ligging behoudt. De afbeelding is op dit punt dan ook niet meer actueel.

De kade aan de zuidzijde van de Wold Aa blijft -in aangepaste vorm- liggen. Bovenop de kade ligt het fietspad. Omdat dit vrij hoog ligt, zal het gebied ten zuiden ervan inunderen vanuit de meander en nevengeulen.

Het gebied dat nu is aangelegd en wordt beheerd als schraal grasland verandert in een beekdalgebied met vochtige gras- en hooilanden. Het gebied zal meer dynamiek krijgen wat kans biedt aan een andere vegetatie.
Voorgesteld wordt de bosstrook langs de Wold Aa opener te maken, enerzijds voor de doorstroming van het water, anderzijds voor versterking van de zichtrelatie met de Wold Aa en de fietspaden. In het gebied zelf kunnen enkele groepen els en wilg worden aangeplant.

Oude meander Koekanger Aa

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0009.png"

Deelgebied Oude meander Koekanger Aa

In het oostelijk deel van het plangebied wordt langs de Koekanger Aa nog een meebewegende berging in combinatie met natuurontwikkeling gerealiseerd.
Het waterpeil loopt hier in het uiterste geval op tot 1,6 meter +NAP.
De oude meander van de Koekanger Aa, in het bos langs de N375 wordt vrij gemaakt van begroeiing, uitgebaggerd en weer aangesloten op de Koekanger Aa.
In de zone tussen de oude meander en Koekanger Aa wordt op enkele plekken, waar geen waardevolle bomen staan, grond afgegraven zodat hier een moerasachtig gebied ontstaat. Plekken waar bomen gehandhaafd worden zullen als landtongetjes of terpen in deze moeraszone blijven bestaan.
Het bestaande bos ten noorden van de meander blijft gehandhaafd, maar krijgt een meer natuurlijk karakter. Dit gebiedje wordt niet ontsloten en is niet toegankelijk voor mensen.

Vispassage stuw Blijdenstijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0010.png"

Impressie vispassage

Bij de stuw Blijdenstein bestaat een peilverschil van maximaal 1,40 meter. Bij deze stuw wordt een vispassage aangelegd in de vorm van een technische voorziening in de noordelijke oever van de Wold Aa.

3.2.3 Gestuurde berging

Algemeen

Op de landbouwgronden in het oostelijke deel van het plangebied wordt een gestuurde berging gerealiseerd. Deze berging wordt alleen ingezet als de meebewegende berging onvoldoende effect heeft om het waterpeil op een acceptabel niveau te houden.
Uitgangspunt voor de gestuurde berging is een waterpeil dat tot maximaal 1,6 meter +NAP kan oplopen. Binnen de gestuurde bergingsgebieden bedraagt de hoogte van het maaiveld 0,5 meter tot 1,5 meter +NAP. Dit betekent dat de waterdiepte bij maximale inzet varieert van 1,1 meter tot 0,1 meter.
Belangrijk uitgangpunt is dat de bestaande taluds van spoor en wegen voldoende stabiel blijven zodat de veiligheid van het spoor en de wegen niet wordt aangetast.

De nieuwe kades bij de woningen aan de weg Broekhuizen en achter de schoolwoning hebben een hoogte van 2,1 meter +NAP.

De Weg naar de Bloemen is recent gereconstrueerd en voldoet vrijwel geheel aan de nieuwe kadehoogte van 2,1m +NAP. Hier zijn geen belemmeringen voor het verkeer bij hoog water.

De weg Broekhuizen ligt thans op circa 1,95m +NAP. Gelet op de ligging van deze weg ten opzichte van de Koekanger Aa, leidt de geplande waterberging niet tot een verslechtering van de ontwatering in hoogwatersituaties.

Tussen duikplas en Broekhuizen

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0011.png"

De inlaatvoorziening die nodig is om het landbouwgebied tussen de duikplas en Broekhuizen te kunnen inunderen wordt aangelegd in de kade langs de Wold Aa, zo dicht mogelijk bij de weg Broekhuizen.
De hier aanwezige woningen en schuren liggen hoog genoeg om droog te blijven.
Mogelijk wordt ter plaatse van het perceel Broekhuizen 2 achter het bijgebouw het perceel plaatselijk iets opgehoogd.
Bestaande verbindingen tussen de bestaande watergang in het zuiden van het gebied en de wijk Broekhuizen worden permanent afgesloten, zodat het water in de berging blijft en niet in het zuiden kan wegstromen.
De bestaande pompvoorziening die het water van de hoofdwatergang in het gebied op de Wold Aa loost kan worden gebruikt om het bergingsgebied weer leeg te pompen.

Zuidoostelijk deel

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0012.png"

Deelgebied Zuidoostelijk deel

De inlaatvoorziening die nodig is om het zuidoostelijk deel van het plangebied te inunderen wordt aangelegd in de kade van de Koekanger Aa.
De woningen en bijgebouwen in dit gebied liggen allemaal hoog genoeg om droog te blijven, met uitzondering van de percelen Broekhuizen 1 en 3. Rondom deze percelen wordt een nieuwe kade aangelegd, waarbij in overleg met de bewoners de woonpercelen navenant worden opgehoogd zodat er geen ingesloten laagtes ontstaan. De betreffende woningen zelf liggen op een voldoende hoog peil.
Deze sloot wordt samengevoegd met de bermsloot van de N375 tot een nieuwe watergang, die met een nieuwe duiker onder de weg Broekhuizen door gaat.
Deze duiker zorgt er tevens voor dat het zuidelijke deel van de berging geïnundeerd wordt.

Fietsroute Broekhuizen - Meppel

Het fietspad langs de duikplas vormt momenteel de enige verbinding voor langzaam verkeer vanuit Broekhuizen naar Meppel. Langs de Oosterbroekenweg is momenteel geen fietspad aanwezig. Het bestaande fietspad langs de duikplas is samen met de Weg naar de Bloemen recentelijk gereconstrueerd. Dit fietspad heeft voldoende drooglegging om bereikbaar te blijven wanneer de waterberging in gebruik is.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk zijn de plannen en beleidsdocumenten opgenomen die relevant zijn voor de geplande ontwikkeling van het waterbergingsgebied Engelgaarde. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente.

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het Rijk benoemt ruimte voor waterveiligheid als nationaal belang. Het Rijk is verantwoordelijk voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem en, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen.

Het regionale en hoofdwatersysteem zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar wederzijds. De overheden hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een goede koppeling. Het relevante ruimtelijke beleidskader voor het plangebied wordt gevormd door provincie Drenthe, het Waterschap Reest en Wieden en de gemeente Meppel.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015 en beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het borduurt voort op de afspraken die werden gemaakt in het hierna te bespreken Nationaal Bestuursakkoord Water.

Door klimaatsveranderingen zal er de komende jaren meer neerslag vallen dan voorheen. Het nemen van maatregelen is nodig om Nederland veilig en leefbaar te houden. In de periode tot en met 2015 geven de waterschappen, veelal via fijnmazige maatregelen, de regionale watersystemen meer ruimte om meer neerslag op te vangen. Ruimte voor de opvang van neerslag wordt gecreëerd door bestaande natuurgebieden opnieuw in te richten. Daar waar extra ruimte voor waterberging nodig is, zal dit door provincies en gemeenten worden afgewogen. De uitkomst van deze afweging krijgt een plek in de ruimtelijke plannen van gemeenten en provincies.

In het Nationaal Waterplan wordt de gemeente Meppel genoemd als een gebied waar zich problemen voordoen door het samenvallen van piekafvoeren, waardoor de afvoer van het hoofdwatersysteem wordt gestremd. Om deze reden dienen maatregelen te worden genomen. Ten aanzien van de te nemen maatregelen wordt verwezen naar de maatregelen genoemd in het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (zie hierna).

Waterbeheer 21e eeuw

Langdurige en overvloedige regenval in 1998 gaf aanleiding tot het instellen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (wb21). In 2000 heeft deze Commissie advies uitgebracht en uitgangspunten vastgesteld zoals anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte voor water naast technische maatregelen, niet afwentelen, meervoudig ruimtegebruik en de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren.

Deze uitgangspunten zijn overgenomen in de kabinetsnota Anders Omgaan met Water (2000). Bij het opstellen van het bestemmingsplan Engelgaarde is een aantal uitgangspunten uit het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw overgenomen zoals ‘tijdelijke berging van water’ en ‘het combineren van waterberging met verschillende functies’, zoals natuur, recreatie, landbouw.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Nationaal Bestuursakkoord Water is een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het bestuursakkoord heeft tot doel om in 2015 het Nederlandse watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uit het bestuursakkoord blijkt dat maatregelen dienen te worden genomen tegen wateroverlast in laaggelegen delen van de provincies Drenthe en Groningen.

Bij het zoeken naar ruimte voor waterberging dient, waar mogelijk, een koppeling te worden gelegd met andere functies zoals natuur, stadsvernieuwing, recreatie en herstructurering van de landbouw. Het bestuursakkoord noemt als maatregel voor het creëren van extra waterberging de hermeandering van de laaglandbeken. Retentie, berging en EHS worden hier in veel gevallen gecombineerd, en tegelijk kan worden bijgedragen aan de verdrogingsbestrijding. In de grote projecten wordt waterberging gecombineerd met wonen en werken aan het water, recreatie en natuurontwikkeling.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe 2010

Het ruimtelijk beleid van de provincie Drenthe is verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe 2010. De Omgevingsvisie vormt tevens het regionaal waterplan op grond van de Waterwet. Het doel van het regionaal waterplan is het creëren van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem. Dit is noodzakelijk, omdat door klimaatverandering meer neerslag zal vallen. Het watersysteem dient berekend te zijn op de opvang van deze neerslag. Het is de ambitie van de provincie Drenthe dat het watersysteem in 2015 op orde is. De provincie wil de problemen met wateroverlast oplossen door de mogelijkheden voor wateropvang in beekdalen te verruimen.

Het stroomgebied van de Wold Aa, ten noordoosten van Meppel, is in de Omgevingsvisie Drenthe aangewezen als een beekdal waar waterberging zal worden gerealiseerd (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0013.png"

Fragment plankaart Omgevingsvisie Drenthe 2010

Groen: Landbouw, blauwe arcering: Water, licht blauw: Natuur, geel: Multifunctioneel.

Aanwijzing waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe

De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe is beschreven in de planuitwerking van het (oude) Provinciaal Omgevingsplan Drenthe en het daaraan ten grondslag liggende PlanMER. In de (actuele) provinciale Omgevingsvisie Drenthe is Engelgaarde opgenomen als zoekgebied voor bergingsgebied.

Verordening ruimtelijk omgevingsbeleid

Het plangebied Engelgaarde is in de Verordening ruimtelijk omgevingsbeleid aangeduid als "Beekdal" en als "Bergingsgebied". Zie onderstaande afbeelding.

Voor gebieden die als Beekdal zijn aangewezen voorziet de Verordening in een planologisch beschermingsregime, wat erop gericht is om de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem uiteindelijk te kunnen vergroten. Voor gebieden die zijn aangeduid als "Bergingsgebied" dient het waterbergend vermogen van dat gebied behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0014.png"

Fragment verbeelding Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Blauwe arcering: Bergingsgebied, licht blauw: Beekdal.

4.3 Beleid waterschap

Waterbeheerplan Reest en Wieden

De nieuwe Waterwet (2009) verplicht waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Met de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door een zestal waterschappen, waaronder waterschap Reest en Wieden.
Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen intensief samengewerkt. Dit heeft onder andere geresulteerd in het nieuwe waterbeheerplan. Het Waterbeheerplan Reest en Wieden is een uitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan van Drenthe en Overijssel. Het waterbeheerplan bevat het integrale beleid van het waterschap met als hoofdthema’s: veiligheid, watersysteembeheer en de afvalwaterketen.
Waterschap Reest en Wieden wil een aantal gebieden aanpassen aan de regionale normering voor waterveiligheid. Uitgangspunt hierbij is dat ieder (deel)stroomgebied zoveel mogelijk het eigen teveel aan water opvangt. Er wordt dus niet afgewenteld naar benedenstrooms gelegen gebieden. Om dit te bereiken heeft het waterschap onder andere het gebied Engelgaarde aangewezen als waterberging. Daarbij zullen in het gehele stroomgebied van de Wold Aa (waaronder het gebied Engelgaarde) maatregelen worden getroffen zoals het natuurvriendelijk inrichten van het gebied, het hermeanderen van de Wold Aa en het passeerbaar maken van stuwen voor vissen.

4.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Meppel 2030

In november 2013 heeft de gemeenteraad van Meppel de Structuurvisie 2030 vastgesteld. De Structuurvisie kreeg de titel ‘Duurzaam verbinden’. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. De structuurvisie dient als leidraad voor alles wat er aan nieuwe ontwikkelingen in de gemeente gebeurt de komende jaren.

Het plangebied is gelegen in de Robuuste groenblauwe structuur, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0015.png"

Plangebied Waterberging Engelgaarde aangeduid als Robuuste groenblauwe structuur

Langs de Wold Aa en de Reest is de robuuste groenblauwe structuur niet vanaf de stad tot het buitengebied recreatief met elkaar verbonden. Langs de Wold Aa zet de gemeente in op het realiseren van een aantrekkelijke wandelverbinding tussen Haveltemate en het wandelbos, ter hoogte van de spoorlijn. Dit gebeurd in combinatie met het realiseren van een westelijke entree van het Wandelbos. Op deze wijze wordt het Wandelbos dichter bij de wijk gebracht.

Langs de Reest de gemeente de wandelmogelijkheden verbeteren. Ter hoogte van de spoorlijn stelt de gemeente een wandelverbinding voor tussen de Reestlaan en de Reeststouwe (achter huize ABC) richting het Reestdal.

Voor ecologie kan de verbinding worden verbeterd door het voortzetten van het realiseren van faunapassages bij vervanging van bruggen. Ook kunnen delen van de oevers van Wold Aa en Reest natuurvriendelijker worden gemaakt en beheerd.

Waterplan Meppel

De gemeente Meppel, Waterschap Reest en Wieden en Vitens hebben in juli 2002 het Waterplan Meppel vastgesteld.

Het doel van het waterplan is om het aspect water duidelijk zichtbaar te maken voor diverse doelgroepen en dat water als vanzelfsprekend in de planvorming wordt meegenomen en daarbij medesturend is voor ruimtelijke ontwikkelingen.

De gemeente onderscheidt vier deelgebieden. Het deelgebied Bekengebied is relevant voor het bestemmingsplan Engelgaarde en kent een aantal uitgangspunten voor de ruimtelijke inrichting.

Om ruimte voor water te creëren, wordt in de beekdalen in principe niet meer gebouwd. Uitzondering geldt voor een deel van het beekdal van de Oude Vaart, onder voorwaarde van evenredige compensatie in de vorm van bergingsruimte.

Enkele kleine gebieden worden op termijn van 5 à 10 jaar ingericht met hoofdfunctie waterberging.

Een aantal andere gebieden in de beekdalen van de Oude Vaart en de Wold Aa, die nu landbouw als hoofdfunctie hebben, worden ingericht voor noodberging. Indien nodig wordt hiervoor een financiële vergoeding verstrekt.

Ook wordt gestreefd naar een natuurlijkere inrichting van de Oude Vaart en de Wold Aa en een zo natuurlijk mogelijke inrichting van de Reest. De planhorizon bedraagt in beide gevallen 10 jaar.

Het Waterplan wordt momenteel integraal herzien in het kader van de actualisatie van het groen-, natuur-, landschaps- en waterbeleid.

Stedelijke wateropgave

In december 2009 hebben de gemeenteraad van Meppel en het Algemeen Bestuur van het waterschap Reest en Wieden de stedelijke wateropgave voor Meppel vastgesteld. De stedelijke opgave behelst de opgave voor het verwerken van het overtollig oppervlakte-, hemel- en grondwater.

Het knelpunt voor oppervlaktewater in de gemeente Meppel is te weinig ruimte voor water in de woonwijken langs de Wold Aa en de Reest. Deze wijken lozen direct op deze regionale wateren, in plaats van het vast te houden in de wijk. Waterschap en gemeente hebben ervoor gekozen deze opgaven niet in de woonwijken zelf op te lossen, maar aan de stadsranden.

Voor de Wold Aa is daarvoor het gebied Wandelbos/Engelgaarde gekozen, in aanvulling op de opgave die hier al lag vanuit de regionale waterberging.

Hoofdstuk 5 Planologische randvoorwaarden

5.1 M.e.r.-beoordeling

Volgens de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage moet bij initiatieven voor (het wijzigen van) bepaalde activiteiten worden beoordeeld of sprake is van milieueffecten.
In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- of D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage, moet worden bepaald welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen.
Uit de C-lijst volgt de m.e.r.-plicht, uit de D-lijst de m.e.r.-beoordelingsplicht.

Besluit m.e.r. onderdelen D3.2 en D9

Volgens het Besluit m.e.r. onderdeel D3.2 is aanleg, wijziging of uitbreiding van werken ter beperking van overstromingen m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Daarnaast is een landinrichtingsproject dan wel wijziging of uitbreiding daarvan, met een functiewijziging in water, natuur, recreatie of landbouw met oppervlakte groter dan 125 hectare, m.e.r.-beoordelingsplichtig volgens categorie D9.
De voorgenomen waterberging omvat een totale oppervlakte van 154 hectare en is daarmee m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Bestemmingsplan en m.e.r.-plicht

Wanneer voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit een bestemmingsplan wordt opgesteld, geldt mogelijk voor dit bestemmingsplan de m.e.r.-plicht.
Of dit het geval is, is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Is de activiteit geheel (of gedeeltelijk) in de vorm van eindbestemmingen opgenomen, dan voldoet de vaststelling van het bestemmingsplan aan de definitie van een besluit, maar als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld, dan voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van een plan.

In het geval van waterberging Engelgaarde voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van een besluit. Daarmee is de m.e.r.-beoordelingsplicht van toepassing op dit bestemmingsplan.

Daarom is ten behoeve van dit bestemmingsplan een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd (zie Bijlage 1). In de m.e.r.-beoordeling is beschreven in hoeverre de geplande ontwikkelingen kunnen leiden tot ‘belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu'.
Conform bijlage III van de EEG-richtlijn is daarbij rekening gehouden met:

  • De kenmerken van de activiteit.
  • De plaats waar de activiteit plaatsvindt (bijvoorbeeld: gevoelige gebieden).
  • De kenmerken van belangrijke nadelige milieugevolgen die de activiteit kan hebben.

Uit de m.e.r.-beoordeling blijkt dat de realisatie van Waterberging Engelgaarde, mits de voorgestelde mitigerende maatregelen worden getroffen, geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat voor de besluitvorming in het kader van het bestemmingsplan geen m.e.r.-procedure nodig is.

5.2 Water

5.2.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten".

5.2.2 Waterbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft de koers aan die waterschap Reest en Wieden de komende jaren wil volgen. In dit waterbeheerplan is een belangrijk punt het op orde brengen van het watersysteem, ook voor de toekomst, waarin meer extremen worden verwacht door klimaatverandering. Daarbij ligt voor deze periode de nadruk op veiligheid. Daarvoor zijn samen met de provincie gebieden aangewezen om water te kunnen bergen tijdens hoge afvoeren. Het gebied Engelgaarde is er daar één van.

Het combineren van verschillende functies en samenwerking met andere partijen vindt het waterschap daarbij zeer belangrijk. Voor het gebied Engelgaarde heeft dit geleid tot een open planvormingstraject, waarin belanghebbenden hebben deelgenomen aan het opstellen van een ontwerp. Daarbij zijn alle functies van het gebied steeds in ogenschouw genomen en in het plan verwerkt.

5.2.3 Huidige waterhuishoudkundige situatie plangebied

Oppervlaktewater

Het plangebied ligt aan watergang de Wold Aa. Deze watergang is circa 15 m breed en staat in directe verbinding met het Meppelerdiep.

Ter hoogte van Engelgaarde watert de Koekanger Aa af op de Wold Aa. De Koekanger Aa heeft een veel kleiner stroomgebied dan de Wold Aa. Er zijn geen meetgegevens van het peilverloop in de Koekanger Aa, maar het peil van de Koekanger Aa komt overeen met de waterstand in de Wold Aa bovenstrooms van stuw Blijdenstein.

Tussen de Wold Aa (ter hoogte van Engelgaarde) en het Meppelerdiep zijn verder geen peilregulerende kunstwerken aanwezig. Uit meetgegevens blijkt echter dat bij een lage afvoer, de opstuwing vanaf Haakswold tot Meppelerdiep ca. 25 cm bedraagt. Tijdens een piekafvoer in december 2007 nam de opstuwing toe tot 80 cm. De verwachting is dat de opstuwing wordt veroorzaakt door de tussenliggende bruggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0016.png"

Oppervlaktewater in het plangebied

Bij stuw Blijdenstein wordt het peil van de Wold Aa gereguleerd. Het streefpeil bedraagt minimaal 0,45 m +NAP en maximaal 0,95 m +NAP.

Aan de zuidzijde van de stuw Blijdenstein ligt een peilgebied dat bemalen wordt door gemaal Bloemen. Dit gemaal hanteert een bovenpeil (Bp) van 0,25 m + NAP en een benedenpeil (Op) van 0,15 m – NAP. Bij dit gemaal wordt tevens het peil in het peilgebied en in de Wold Aa gemeten. Opvallend is dat het gemaal een groot deel van het jaar het water wegpompt uit het peilgebied, terwijl het peil van de Wold Aa het grootste deel van het jaar lager ligt.

De voormalige zandwinplas is grondwater gestuurd en heeft in de huidige situatie geen directe koppeling met het oppervlaktewatersysteem.

Het wandelbos ten zuiden van de Wold Aa wordt op peil gehouden door gemaal Haakswold met een bovenpeil (Bp) van 0,25 m + NAP en onderpeil (Op) 0,10 m + NAP. Dit peilgebied watert af via de watergangen in de woonwijk Oosterboer, naar gemaal Oosterboer. Het wandelbos aan ten noorden van de Wold Aa wordt op peil gehouden met een bovenpeil van 0,2 m – NAP en onderpeil van 0,4 m – NAP. De afwatering vindt plaats via het oostelijk gelegen peilgebied, naar gemaal Haakswold.

Grondwater

De geohydrologische opbouw van het plangebied bestaat uit een freatisch pakket van zandige afzettingen van wisselende korrelgrootte, dat overgaat naar meer grofzandige lagen in de diepte. Scheidende lagen zijn niet aanwezig. Wel zijn lokaal klei- of leemlaagjes en afdekkende veenlagen aanwezig, deze laatste voornamelijk in de beekdalen.

Bodemopbouw

Globaal gezien worden vier bodemtypes aangetroffen:

  • eerdgronden op zand, bestaande uit lemig zand;
  • veengronden met verschillende dieptes in de beekdalen. In sommige gevallen wordt in de eerste 1.5 meter nog de zandondergrond gevonden, in sommige gevallen is het veenprofiel meer dan 1.5 meter dik;
  • moerige gronden, vaak op de overgang van veen naar zand. Veelal restveengronden;
  • diverse typen podzolgronden, leemarm en zwak lemig zand, tot wat lemiger zand.

Op regionale schaal zijn er vooral in de beekdalen veenafzettingen te vinden. Het veen zit dermate ondiep, dat de watergang Wold Aa het veenpakket doorsnijdt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0017.png"

Bodemopbouw plangebied en omgeving

5.2.4 Toekomstige waterhuishoudkundige situatie plangebied

Voor het inrichtingsplan Waterberging Engelgaarde heeft ARCADIS in 2011 en 2012 onderzoek verricht naar de werking van het huidige watersysteem en de effecten van geplande ontwikkelingen op dat watersysteem en op de bestaande functies in en rondom het plangebied. In paragraaf 5.2 zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samengevat. De betreffende onderzoeksrapporten en memo's zijn bij dit bestemmingsplan gevoegd als Bijlage 2, Bijlage 3 en Bijlage 4.

In de pargrafen 5.2.5 t/m 5.2.7 zijn achtereenvolgens de effecten van de geplande ontwikkelingen op het watersysteem, de landbouw en de bebouwing op een rij gezet.

5.2.5 Effecten geplande ontwikkelingen op het watersysteem

Reguliere situatie

Het westelijke deel van het gebied wordt ingericht als meebewegende berging. Hiervoor worden de bestaande kades van de Wold Aa verwijderd. Water kan daardoor vrij het gebied in en uit stromen. Hierdoor veranderen ook in de reguliere situatie de waterstanden.
Het gebied zal meer waterstandsdynamiek krijgen. In plaats van het huidige vaste peil, zal een deel van het gebied meerdere dagen per jaar onder water komen te staan.

Onderstaande figuur toont de inundatiefrequentie voor het huidige maaiveldniveau. Het laat zien hoeveel dagen per jaar ergens water zal staan, berekend voor een gemiddeld jaar.

In droge perioden zal de waterstand iets lager zijn dan in de huidige situatie.

Het oostelijke deel van het gebied (landbouwgebied en recreatieplas) wordt ingericht als gestuurde waterberging. In de reguliere situatie verandert hier niets aan de optredende waterstanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0018.png"

Inundatiefrequentie (aantal dagen per jaar)

Situatie met extreme waterstanden

In de situatie waar extreme neerslag leidt tot hoge waterstanden, vindt er veel berging plaats in het meebewegende deel. De gestuurde berging wordt pas ingezet wanneer in Meppel of in de Wold Aa bovenstrooms van het Waterbergingsgebied Engelgaarde een kritieke waterstand dreigt te worden overschreden.

De effecten van het inzetten van de verschillende waterbergingsmogelijkheden zijn berekend met het nieuwe hydrologische model van Waterschap Reest en Wieden.
In dit model is het hele beheergebied opgenomen, inclusief de andere waterbergingsgebieden.

De berekeningen laten zien dat inzet van de waterberging leidt tot lagere maximale waterstanden en verlaging van de maximale afvoer. In de wijk Haveltermade bedraagt de daling 10 á 15 cm en in het centrum 3 á 5 cm.

Hydrologische effecten grondwater

Uit berekeningen van de effecten van de meebewegende en gestuurde berging op het grondwater blijkt dat de effecten op de achtste dag na inwerkingtreding van de berging het grootst zijn.

De vernatting is het grootst rondom de gestuurde berging, door de langere duur, grotere waterhoogte en groter inundatieoppervlak ten opzichte van de meebewegende berging.

Ondanks een lichte stijging van de grondwaterstand in het noorden van de wijk Oosterboer bij een T=100 hoogwatersituatie, worden geen problemen verwacht.
De ontwateringseis van minimaal 70 centimeter wordt hier niet overschreden.

In de meebewegende berging verandert de detailontwatering. Deels leidt dit tot verdroging, deels tot vernatting. Verwacht wordt dat er geen nat- of droogteschade plaatsvindt in de omgeving, omdat de maatregelen dermate klein zijn dat er geen uitstraling naar de omgeving plaatsvindt. De grondwaterberekening onderschrijft dit.

5.2.6 Effecten op landbouw

De effecten van de geplande waterberging voor de landbouw zijn het grootst in het voorjaar en de zomer, omdat in het groeiseizoen de grootste opbrengstderving kan worden verwacht. Ervan uitgaande dat inundaties optreden in periodes met een groot neerslagoverschot, de periode van 1 oktober tot 1 april, kunnen negatieve effecten vooral optreden in het voorjaar.

Er zijn in het gebied geen najaarsgewassen als wintergerst. Als uitgangspunt bij het beschrijven van de effecten gebruiken we een worst-case benadering, waarbij de berging in het voorjaar in werking zal treden.
Voor de meest relevante thema’s en factoren wordt hierna een korte toelichting gegeven.

Opbrengstderving door kwantiteitsverlies

Door tijdelijke hogere grondwaterstanden en inundatie treedt een (tijdelijke) afname op van zuurstof in de bodem en neemt de bodemtemperatuur af. Gevolg is een lagere groeisnelheid en verminderde opwarming van de bodem in het voorjaar, die kan resulteren in opbrengstderving.
Daarnaast kan de bewerkbaarheid van de bodem tijdelijk afnemen door hoge grondwaterstanden en inundatie. Juist in het voorjaar, wanneer bemesting en zaai plaatsvindt, is deze bewerkbaarheid erg belangrijk. Ook beweiding in het voorjaar kan door de verminderde draagkracht van de bodem tot problemen leiden.

Specifieke problemen kunnen optreden bij graspercelen van melkveehouders. Door vernatting van het land kan het gras mogelijk niet gemaaid worden of onvoldoende drogen voor het ingekuild kan worden, waardoor risico ontstaat op rotting of groei van schimmels.

Het pas later in het seizoen uit kunnen voeren van bodembewerkingen kan een verkorting van het groeiseizoen tot gevolg hebben. De verkorting van het groeiseizoen door inundaties is in veengebieden iets langer dan in zandgebieden.

Omdat er in het gebied voornamelijk zandige gronden aanwezig zijn, is structuurdegradatie als verslemping niet heel waarschijnlijk. Omdat de doorlatendheid van de bodem vrij groot is, zakt het water snel weg en is de bodem al vrij snel weer bewerkbaar. Dit geldt niet voor gebieden met een venige deklaag. De structuurdegradatie die in veengebieden kan optreden is groter en kan meerdere jaren doorwerken.

In gebieden waar in de huidige situatie al vrij hoge grondwaterstanden optreden (gebieden A en D in onderstaande figuur) kunnen bewerkbaarheid en groeisnelheid dermate worden beïnvloed dat er meer schade optreedt aan het gewas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0019.png"

Landbouwgebieden waar de waterberging effect heeft op de grondwaterstand

Opbrengstderving door kwaliteitsverlies

Omdat het oppervlaktewater wordt beïnvloed door het landbouwgebied zal de waterkwaliteit van het ingelaten water de kwaliteit van het huidige oppervlaktewater benaderen.

Uit een analyse van de aanwezige kwaliteitsgegevens in geval van een afvoerpiek is gebleken dat op enig moment sprake kan zijn van water dat als "puur regenwater" kan worden bestempeld en op een ander moment van water, boordevol nutriënten.

Of het gebruik van het landbouwgebied voor de berging van oppervlaktewater leidt tot een kwaliteitsverandering zal derhalve per keer opnieuw moeten worden beoordeeld. Daarnaast kunnen immers ook net opgebrachte meststoffen door inundaties en hoge grondwaterstanden wegspoelen of niet optimaal opgenomen worden door de plant, waardoor opbrengstderving kan ontstaan.

Om een dergelijke kwaliteitsverandering in beeld te brengen maakt het Waterschap gebruik van een monitoringprogramma. Aan de hand waarvan een eventueel kwaliteitsverlies en een daarmee samenhangende schadevergoeding (die nader uiteen wordt gezet in paragraaf 7.1), beter in beeld kan worden gebracht.

Bedrijfsmatige indirecte schade

Er zijn voor de diverse perioden verschillende bewerkingen die uitgevoerd moeten worden om weer tot een goede bedrijfsvoering te komen. Er kan hierbij gedacht worden aan schoonmaakwerkzaamheden, herinzaai van met name grasland en mogelijk extra baggerwerkzaamheden van de watergangen na een inundatieperiode.

5.2.7 Effecten op bebouwing

Er is een beoordeling uitgevoerd naar de invloed van de geplande waterberging op bestaande bebouwing in het gebied (zie Bijlage 4). Het betreft hier niet de bebouwing in Oosterboer, de invloed is hier namelijk zeer gering, maar de woningen in de gemeenschap Broekhuizen, grenzend aan de waterberging. Bij de beoordeling is gekeken naar de hoogteligging en drooglegging, aanwezigheid van kelders en stabiliteit van funderingen.

De kans op het optreden van gebouwschade door zetting van funderingen tijdens het benutten van de waterberging wordt zeer klein geacht.

De kans op wateroverlast is niet uit te sluiten; deze hangt vooral af van de hoogteligging van de begane grond vloer en in mindere mate van de constructiewijze (wel of geen kruipruimte). Kortdurende wateroverlast in kelders, volgens archiefgegevens aanwezig bij Broekhuizen 5, is niet uit te sluiten.

Bij de nadere uitwerking van het Inrichtingsplan voor Engelgaarde zal nader locatieonderzoek worden uitgevoerd naar de hoogteligging van de woningen (maaiveld, vloeren, kelderniveaus) en de constructiewijze van de begane grond vloeren. De resultaten van dit onderzoek worden te zijner tijd toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

5.2.8 Conclusies en advies

Waterschap Reest en Wieden is initiatiefnemer van de ontwikkeling van het gebied Engelgaarde tot waterbergingsgebied. Daarbij heeft zij advies ingewonnen over de hydrologische effecten van het plan. Door dit onderzoek kon het waterschap keuzes maken over de inrichting van het gebied. De inrichting is tot stand gekomen in samenwerking met een aantal betrokken partijen, zoals gemeente, provincie en Rijkswaterstaat. Alle partijen kunnen zich vinden in voorgestelde plan en effecten van dit plan. Op grond van de gedane onderzoeken en bovenstaande waterparagraaf geeft het Waterschap Reest en Wieden daarom een positief wateradvies.

Alle hierboven genoemde peilen, zowel grondwater als oppervlakte water, zijn onderhevig aan fluctuaties. Verder is het waterschap te allen tijde bevoegd gezag over het huidige peil. Dit kan betekenen dat het peil aangepast kan worden door het waterschap, mocht dit nodig zijn.

5.3 Bodem

Ten behoeve van dit bestemmingsplan en het opstellen van een grondstromenbalans en de technische uitwerking van het inrichtingsplan (besteksfase) heeft ARCADIS een vooronderzoek uitgevoerd naar de milieukundige bodemkwaliteit in het plangebied.

Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de norm NEN 5717. Doel is het verzamelen van beschikbare informatie over de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem bij belanghebbende partijen, het verrichten van terreininspectie en archiefonderzoek.

Op basis van de resultaten uit het vooronderzoek wordt de nadere onderzoeksstrategie bepaald.

Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samengevat.
Het volledige onderzoeksrapport is als Bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0020.png"

Informatie bodemkwaliteit plangebied en omgeving, uit Atlas van Drenthe (Provincie Drenthe).

Resultaten vooronderzoek NEN 5717

In het plangebied kan ter plaatse van voormalige meanders van de Wold Aa sprake zijn van verontreiniging. Mogelijk is bij demping van deze meanders en de normalisatie van de loop van de Wold Aa gebruik gemaakt van verontreinigd materiaal.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de Blankensteinweg/Wold Aa in de landbodem sprake is van een plaatselijk licht verhoogd gehalte aan PAK, ten opzichte van de streefwaarde. Het slib in de waterbodem is beoordeeld als klasse 2, op basis van overschrijding grenswaarde PAK en licht verhoogd gehalte zink en minerale olie.

De gemeente Meppel stelt op korte termijn een Nota bodembeheer en Bodem kwaliteitskaart vast, op basis waarvan vrijkomende grond en bagger kan worden toegepast. De kaart is beperkt tot de landbodem, waaronder ook de droge oevergebieden.

Op basis van het vooronderzoek zijn waterbodems in het plangebied nader onderzocht conform NEN 5720 “Overig water, lintvormig, normale onderzoeksinspanning” (OLN). Voor de te verwijderen kade is een waterbodemonderzoek uigevoerd volgens de norm NEN 5720 "oevergebieden zonder bodemverwachtingswaardenkaart" (OZ).
Dempingen en meanders zijn nader onderzocht op basis van de norm NEN 5740 “Verdacht diffuse bodembelasting homogeen verdeeld” (VED-HO).

De doelstelling van het milieuhygiënisch (water)bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit, zodat duidelijk is wat de mogelijkheden zijn om vrijkomende grond her te gebruiken bij de herinrichtingswerkzaamheden.Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting en de onderzoeksresultaten worden onderstaand verwoord.

Resultaten milieukundig onderzoek

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de vrijkomende grond van de oever van de Wold Aa vrij toepasbaar is op landbodem. Ook de grond van de aantakkingen van de oude meanders is vrij toepasbaar op landbodem, met uitzondering van de bovengrond van B1-B7, deze grond valt binnen de klasse 'Wonen' als gevolg van een verhoogd PAK-gehalte. Deze grond is wel geschikt als toepassing in grootschalige bodemtoepassing.

De vrijkomende grond van de oevers van de meanders is vrij toepasbaar op landbodem en in waterbodem, tevens is deze grond verspreidbaar. De vrijkomende grond bij de verruiming van watergangen is vrij toepasbaar op landbodem.

Het vrijkomende slib bij dempingen en kleine watergangen is vrij toepasbaar op landbodem en in waterbodem. Dit slib is ook verspreidbaar op aangrenzende percelen. Dit zelfde geldt voor het slib uit de Wold Aa en de Koekanger Aa. Wel wordt opgemerkt dat het slib uit mengmonster S61-S70 van de Wold Aa binnen de klasse 'Industrie' valt en het slib uit het traject S161-S170 van de Koekanger Aa binnen de klasse 'Wonen' valt. Bij het verwerken van de baggerspecie en grond is geen veiligheidsklasse van toepassing. Ten aanzien van de veiligheidsklasse wordt geconcludeerd dat bij het verwerken van baggerspecie en grond geen veiligheidsklasse van toepassing is.

In de boorprofielen zijn veenlagen aangetroffen. Uit de analyses blijkt dat nagenoeg alle mengmonsters van de oevers en landbodems voldoen aan de klasse 'achtergrondwaarde'. Geconcludeerd wordt daarom dat het aanwezige veen ook voldoet aan deze kwalificatie. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.

5.4 Archeologie

Volgens de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Meppel (2010) geldt hoofdzakelijk een middelhoge archeologische verwachting voor het plangebied. Zie onderstaande afbeelding, waarbij de kleur groen een middelhoge verwachting voor het landschapstype 'beekdal' aanduidt. Deze middelhoge archeologische verwachting is niet zo zeer gestoeld op de bekende archeologische waarden binnen het plangebied, maar op de specifieke bodemopbouw ter plaatse en de veronderstelde gaafheid ervan.
Naast het landschapstype 'beekdal' komt in het plangebied het landschapstype ‘natte laagte’ voor, waarop een lage verwachtingswaarde van toepassing is.

Het beekdal is van provinciaal archeologisch belang is (zie de Omgevingsvisie Drenthe en de daarbij behorende Kaart 2.e.Kernkwaliteit archeologie), hetgeen inhoudt dat de provincie (provinciaal archeoloog) bij voorgenomen bodemingrepen door de gemeente vanaf het beginstadium in het overleg betrokken wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0021.png"

Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Meppel (2010)

Quickscan archeologie

In december 2012 heeft ARCADIS een Quickscan uitgevoerd naar de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied. Het doel van de Quickscan is door middel van een korte analyse van een beperkt aantal bronnen de risico’s met betrekking tot archeologie in het plangebied in kaart te brengen.

In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samengevat.
Het volledige onderzoeksrapport is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Voor de Quickscan is uitgegaan van een onderzoeksgebied dat bestaat uit het plangebied en een zone van 500 meter daaromheen. Hierdoor wordt een completer beeld verkregen van de aanwezige waarden in en rondom het plangebied en kunnen resultaten uit de omgeving worden geëxtrapoleerd.

Het plangebied ligt in een lager gelegen beekdal met veengronden, aan weerszijden omgeven door vlakten met moerige gronden, podzolgronden en zandgronden.
Voor het beekdal in het plangebied geldt over het algemeen een lage archeologische verwachting, in tegenstelling tot de algemene middelhoge verwachting van beekdalen zoals bepaald door de gemeente Meppel. Deze afwijking is toe te schrijven aan het extensieve gebruik en het ontbreken van bebouwing in het plangebied.
Er geldt echter wel een zeer specifieke verwachting op het aantreffen van bijzondere vondstcomplexen, zoals prehistorische deposities, houten constructies (zoals bruggen en vlonders), resten van watergebonden activiteiten (visfuiken) en afvaldumps.
De trefkans is zeer laag, maar bij een treffer is de conservering meestal zeer goed.

Uit de quickscan blijkt dat vrijwel niets bekend is over de aanwezigheid van archeologisch resten binnen het plangebied en het ruimere onderzoeksgebied.
Binnen het onderzoeksgebied liggen geen archeologisch vondstmeldingen of archeologische monumenten (AMK-terreinen). Wel is er één waarneming bekend, namelijk de vondst van een midden-laat neolithische vuursteen bijl in de oude beekloop van de Wold Aa.

Op basis van de Quickscan heeft het waterschap Reest en Wieden besloten een vervolgonderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied. Zo wordt een beter beeld verkregen van de mogelijke effecten van de waterberging op de archeologische resten. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 van deze toelichting. De onderzoeksresultaten worden onderstaand verwoord.

Vervolgonderzoek archeologie

Uit dit bureauonderzoek blijkt dat de middelhoge archeologische verwachting niet zo zeer gestoeld is op de bekende archeologische waarden binnen het plangebied, maar op de specifieke bodemopbouw ter plaatse en de veronderstelde gaafheid hiervan. Op grond van de analyse van de boringen, de archeologische verwachtingskaart en de geplande ingrepen zijn er twee zones in het plangebied waar rekening gehouden moet worden met een verhoogd risico op archeologische resten. Dit is de opnieuw uit te graven meander in het noordwesten van het plangebied inclusief de duikers en de poel ten zuiden hiervan en de zone in het zuidoosten van het plangebied nabij historisch huisplaats de Weide.

Conform het gemeentelijk beleid, wordt archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht bij een bodemverstoring van 1.000 m2, dieper dan 30 cm –Mv.

Op basis van een minimale verstoringsdiepte hoeft er geen vervolgonderzoek te worden verricht voor de waterberging, het vervangen van bestaande duikers, het ontgraven van de bestaande kades en de aanleg van nieuwe kades. Daarnaast wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht voor het plaatsen van de twee nieuwe duikers, omdat de oppervlakte van de verstoring dermate klein is. Dit geldt tevens voor het grondwerk dat zal worden verricht voor het plaatsen van de bruggen.

Voor het creëren van een natuurvriendelijke oever tussen kruising Wold Aa/N375 en plas Engelgaarde, het uitgraven van de meander in het noordoosten van het plangebied, de aanleg van de poel, het uitgraven van de meander nabij historisch huis ter Weide en de werkzaamheden ten westen hiervan wordt archologische begeleiding geadviseerd. De uitvoer van de archeologische begeleiding dient uitwerkt te worden in een Programma van Eisen.

Bovenstaande sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.

De adviezen die in het archeologisch onderzoek beschreven staan worden voorgelegd aan het bevoegd gezag, de gemeente Meppel. Het Bevoegd Gezag zal het advies beoordelen en een “Besluit tot vervolgonderzoek” nemen. Het Bevoegd Gezag kan van het advies afwijken.

Behoud in situ is het uitgangspunt. Indien dit niet mogelijk is, zal bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2, en die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld, archeologisch onderzoek plaatsvinden.

5.5 Ecologie

Ten behoeve van het inrichtingsplan en bestemmingsplan voor Engelgaarde heeft Tonckens Ecologie een Flora- en faunatoets opgesteld.

In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek samengevat.
Het volledige onderzoeksrapport is als Bijlage 9 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Uit de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) blijkt dat er meerdere dieren- en plantensoorten in het gebied voorkomen die zijn vermeld in Tabel 1, 2 en 3 van de Flora- en faunawet.
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat er in het plangebied verschillende Rode Lijst-soorten voorkomen. Deze soorten zijn wel bedreigd, maar niet automatisch beschermd.

5.5.1 Flora

Effecten

Aanleg van de geplande waterberging kan leiden tot aantasting van een aantal soorten in het plangebied. Het betreft de volgende soorten:

  • Tabel 1 Flora- en faunawet: Gewone dotterbloem en koningsvaren.
  • Tabel 2 Flora- en faunawet: De brede rietorchis, gevlekte orchis en ronde zonnedauw.
  • Rode Lijst: De brede rietorchis, gevlekte orchis, ronde zonnedauw en krabbenscheer.

Verder blijkt uit het onderzoek van Tonckens Ecologie (2012) dat “op de kades langs de Wold Aa groeit de voor het Reestdal kenmerkende soort grote pimpernel. Bij het verwijderen van deze kades gaat een aantal groeiplaatsen van deze soorten verloren.” De grote pimpernel is echter geen beschermde soort.

Mitigerende maatregelen

Voor de gewone dotterbloem en koningsvaren geldt bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Planten kunnen worden behouden door deze voor aanvang van de werkzaamheden uit te steken en elders in het gebied te herplanten.

Rietorchis, gevlekte orchis en ronde zonnedauw worden behouden door in het westelijke deel van het plangebied het watervoerende deel van een oude meander weer aan te sluiten op het droge deel waarin een elzenbroekbos groeit. Op deze manier wordt een meer natuurlijke situatie gecreëerd/hersteld.

Krabbenscheer blijft behouden door (een deel van) deze planten over te zetten in de sloot die haaks op de beek door het gebied loopt.

Om de kenmerkende plantensoort grote pimpernel te behouden is het mogelijk om de bovenlaag van de kades te plaggen en na het verwijderen van de kades op de kale grond terug te plaatsen. De toekomstige groeiplaatsen zullen wel gemaaid moeten worden, want in een ruigte kan de soort niet overleven.

5.5.2 Fauna

Dagvlinders en libellen

Effecten

In het plangebied zijn enkel algemene soorten dagvlinders waargenomen.
Na het verwijderen van kades langs de Wold Aa kunnen beekbegeleidende plantengemeenschappen (broekbos en zeggenmoeras) zich beter gaan ontwikkelen. De hoge waterstanden van deze zeggenvegetaties en hooilanden zijn echter ongeschikt voor dagvlinders. Het schraalland tussen de N375 en de duikplas kan zich daarentegen ontwikkelen tot een vlinderrijk terrein, mits meer structuurvariatie ontstaat en de vegetatie bloemrijker wordt.

In het plangebied zijn ook verschillende algemene soorten libellen waargenomen. Beschermde soorten zijn niet vastgesteld en worden binnen het plangebied ook niet verwacht.

Mitigerende maatregelen

Om een vlinderrijk gebied te creëren wordt meer structuurvariatie toegepast en wordt het gebied bloemrijker. Momenteel wordt het grasland volledig gemaaid. Gefaseerd maaien en delen in de winter laten overstaan is gunstig voor de fauna.

Om de plant krabbenscheer binnen het plangebied te behouden wordt (een deel van) deze planten ongeveer 10 meter verplaatst, naar de sloot die haaks op de beek door het gebied loopt. Een eventuele voortplantingslocatie van groene glazenmaker gaat zo niet verloren. Het is daarbij wel van belang om de sloot pas te dempen na een voortplantingsseizoen met de nieuwe situatie. Op deze manier krijgen larven die nu in de te dempen sloot aanwezig zijn de kans uit te sluipen en mogelijk in de andere sloot eieren af te zetten. Daarnaast worden een of meerdere poelen in het gebied aangelegd, zodat de afname aan stilstaande (voortplantings)wateren wordt gecompenseerd. Poelen zijn ook natuurlijke landschapselementen in beekdalen. De geplande poel in het zuidwesten van het plangebied is daarvoor zeer geschikt.

Amfibieën

Effecten

Verspreid over het gehele plangebied zijn verschillende licht beschermde soorten amfibieën aangetroffen (Tabel 1 Flora- en faunawet): Bastaard kikker, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker.
Door het dempen van sloten zal een deel van het leefgebied van deze soorten verloren gaan. Voor deze soorten geldt echter een vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling.

Langs de Koekanger Aa is de streng beschermde soort poelkikker aangetroffen in de oude meander. Hoewel het huidige, sterk beschaduwde karakter geen optimale habitat vormt, kan door het aansluiten (uitdiepen, baggeren, vergraven, dempen) van de oude meander het voortplantingsgebied van de poelkikker verloren gaan.

Mitigerende maatregelen

Om mogelijk voortplantingswater van de zwaar beschermde poelkikker (Tabel 3 Flora- en faunawet) niet verloren te laten gaan, wordt een deel van de oude meander langs de Koekanger Aa in zijn huidige staat gelaten. Omdat de oostelijke aantakking van de meander in westelijke richting wordt opgeschoven, kan de oostpunt van de oude meander als grote poel blijven voortbestaan.

Het leefgebied van de licht beschermde soorten in het plangebied wordt gecompenseerd door het aanleggen van enkele poelen, zoals die in het Wandelbos. Dit zijn oorspronkelijk ook beekbegeleidende landschapselementen.

Vissen

Effecten

In het plangebied zijn voornamelijk algemeen voorkomende soorten vis aangetroffen.
De geplande ingrepen hebben weinig effect op het voorkomen van deze soorten.
In de meander van de Wold Aa is de soort winde (Rode Lijst) aangetroffen. Deze soort staat bekend als ‘tijdelijk stromingsminnend’. Deze soorten hebben slechts gedurende bepaalde perioden stromend water nodig. Wanneer deze meander wordt aangesloten op de Wold Aa, wordt het voor deze soort weer mogelijk om in stromend water te gaan voortplanten.

In het gebied tussen de duikplas en Broekhuizen is de kleine modderkruiper (Tabel 2). aangetroffen in een sloot die zal worden verbreed.

Mitigerende maatregelen

Met het verhogen van de stroomsnelheid in de beken (o.a. door het tegengaan van kanalisatie) kunnen karakteristieke beekvissoorten terugkeren.

Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de kleine modderkruiper. Alle in de sloot levende dieren worden voorafgaand aan de werkzaamheden gevangen, tijdelijk in geschikt water in de buurt geplaatst en na de werkzaamheden weer teruggeplaatst.

Vogels

Effecten

Door de verhoogde waterstand zal de begroeiing in het Meppeler wandelbos gaan veranderen. Hierdoor wijzigt ook het leefgebied en nestgelegenheid voor soorten, waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is.
Voor het aantakken van de meanders moet plaatselijk bos verwijderd worden.
In het bosje ten noorden van de oude meander, gelegen ten westen van de duikplas, gaat het om een gedeelte met abelen, waarin holtes van grote bonte specht aanwezig zijn. Holtes van de grote bonte specht zijn niet jaarrond beschermd.
Horsten van roofvogels zoals buizerd en sperwer zijn wel beschermd. Sperwer is aangetroffen in een eikenbosje dat niet wordt beïnvloed door inundaties. De horst van buizerd is aanwezig in een bos met essen en abelen wat wel wordt beinvoed door inundaties. De gevolgen hiervan zijn echter zo geleidelijk, dat er geen effecten op vogels worden verwacht.

Mitigerende maatregelen

Verstoring van broedvogels wordt grotendeels voorkomen door te werken volgens de goedgekeurde gedragscode. Zo vinden binnen het broedseizoen (15 maart - 15 augustus) geen werkzaamheden plaats.

Zoogdieren

Effecten

Door de verandering van het landschap en de tijdelijke inundaties verdwijnt het leefgebied van sommige Tabel 1-soorten (egel, mol, muizen).
Veel soorten zullen echter een groter leefgebied krijgen, doordat er meer natuurlijke vegetatie en variatie ontstaat. Ree en haas (beide Tabel 1 Flora- en faunawet) kunnen profiteren van de natuurlijke ontwikkeling in het beekdal.
Inundaties zullen veelal geleidelijk optreden, waardoor dieren kunnen vluchten naar drogere delen.
Het plangebied wordt zeer waarschijnlijk gebruikt als foerageergebied door diverse soorten vleermuizen (Tabel 3 Flora- en faunawet). Foerageerroutes zijn beschermd onder de Flora- en faunawet. Vaste verblijfplaatsen worden niet verwacht door het ontbreken van geschikte verblijfplaatsen.

Mitigerende maatregelen

Door werkzaamheden gefaseerd uit te voeren en aangetroffen soorten (voor zover mogelijk) direct buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden te plaatsen, wordt verstoring van grotere zoogdieren beperkt.
Het te verwachten effect op foerageergebieden van vleermuizen is grotendeels van tijdelijke aard. Door werkzaamheden te plannen buiten de kraamperiode (breed genomen van half mei tot eind juli) kunnen negatieve effecten worden beperkt. Indien door werkzaamheden aantasting van foerageergebied optreedt, dient voor de aantasting een ontheffing te worden verleend.
Het verbeteren van de passeerbaarheid van de N375 en de A32, ter plaatse van de Wold Aa, kan een belangrijke meerwaarde voor de fauna opleveren.

5.5.3 Ontheffing Flora- en faunawet

Ondanks de voorgestelde mitigerende maatregelen is schade aan individuen van beschermde soorten niet altijd uit te sluiten. In deze gevallen zal ontheffing worden aangevraagd in het kader van artikel 75 van de Flora- en Faunawet.

5.5.4 Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het natuurdoeltype van het plangebied is droogbos met productie. Dit is een algemeen natuurdoeltype toegekend aan het gebied omdat het bos in de huidige situatie buiten de kaders van de Wold Aa ligt. Productie is een ruime term die ook gebruik voor recreatie omvat.

Als gevolg van de meebewegende waterberging verandert het peil in het gebied en daarmee ook de natuur. Deze verandering zal geleidelijk plaatsvinden. De Provincie Drenthe heeft mondeling medegedeeld (d.d. 19 december 2012) dat de provincie, als bevoegd gezag voor EHS, de verandering van droge naar nattere natuur niet als probleem ervaart. Zolang het gebied bos blijft, is de doelstelling van het gebied voldoende gewaarborgd.

5.6 Infrastructuur en verkeer

De infrastructuur in het plangebied omvat de spoorlijnen Meppel-Hoogeveen en Meppel- Steenwijk, de rijksweg A32, de provinciale weg N375, lokale fietspaden en wegen.
In het schetsontwerp inrichtingsplan voor Engelgaarde (2012) is de invloed van de geplande waterberging op de bestaande infrastructuur beschreven.
Globaal onderzocht is:

  • de invloed op het draagvermogen en de stabiliteit van de taluds van de aardebaan van de spoorbanen, wegen en fietspaden;
  • de inundatie of het opdrijfgevaar van de constructie bij de kunstwerken.

Spoorlijnen

Overal voldoet de drooglegging van de bovenbouwconstructie ruimschoots aan de minimale eis van 1,0 meter die ProRail doorgaans hanteert.
Dit wil zeggen dat het spoor (dwarsliggers, rails e.d.) minimaal 1,0 meter boven het waterpeil ligt (ook bij hoogwater).
Gezien de huidige taluds en afdekking van de spoorlichamen wordt verwacht dat er geen risico is op stabiliteitsverlies bij de verwachte tijdelijke verhoging van de waterstand.

A32 en N375

De hoogteligging van de rijbanen van de A32 voldoet aan de doorgaans gehanteerde minimale drooglegging van 0,75 meter. Stabiliteitsproblemen worden gezien het dwarsprofiel en de geringe inundatiediepte niet verwacht.
De provinciale weg N375 heeft bij de meebewegende berging naar verwachting voldoende drooglegging. Een deel van het wegvak door de gestuurde berging ligt onder de normhoogte van 2,35 m +NAP. De drooglegging van de weg is voldoende gewaarborgd: de weg functioneert in de huidige en nieuwe situatie als kade. De draagkracht van de weg tijdens een hoogwatersituatie wordt beoordeeld door de provincie (wegbeheerder). Indien nodig zal de provincie tijdens een hoogwaterperiode noodmaatregelen treffen. Mogelijk wordt de peilhoogte van de weg in de toekomst aangepast aan de normhoogte, bijvoorbeeld in het kader van groot onderhoud of reconstructie.

Overige wegen in het plangebied

De overige grote doorgaande wegen (Oosterbroekenweg, Broekhuizen) hebben voldoende drooglegging en stabiliteit.

De Weg naar de Bloemen is recentelijk gereconstrueerd. Deze weg heeft voldoende drooglegging om bereikbaar te blijven wanneer de waterberging in gebruik is.

Kunstwerken 

Spooronderdoorgang in A32

De onderdoorgang van de Spoorlijn Meppel - Steenwijk bestaat uit een betonnen tunnelbakconstructie. De bestaande kaden ter plaatse van de spoorondergang hebben voldoende hoogte om inundatie van de tunnelbak te voorkomen. In hoogwatersituaties zal -gelet op de kleine laag water op het maaiveld- geen opdrijving van de tunnelbak plaatsvinden.

Fietsonderdoorgangen 

Er zijn twee fietsonderdoorgangen in het plangebied, één bij de spoorbaan Meppel- Hoogeveen en de andere bij kruising van de N375. Om inundatie van de tunnel te voorkomen wordt er voldoende maaiveldhoogte gerealiseerd voor de tunnel. Daarbij zal in hoogwatersituaties -gelet op de kleine laag water op het maaiveld- geen opdrijving van de tunnelbak plaatsvinden.

5.7 Kabels en leidingen

5.7.1 (Nat) aardgasleidingen

Aan de oostzijde van het plangebied lopen twee leidingen voor onbehandeld (nat) aardgas van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (zie onderstaande afbeelding).

Gronden ter breedte van 5 meter aan weerszijden van deze leidingen zijn in het geldende bestemmingsplan Buitengebied bestemd als Leidingen-natgasleiding.

Binnen deze bestemming mag (zonder vrijstelling) niet worden gebouwd. Ook geldt een aanlegvergunningplicht voor bepaalde activiteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1_0022.png"

Tracé (nat)aardgasleidingen oostzijde plangebied

De NAM heeft per e-mail van 5 december 2011 aangegeven dat er geen bezwaren zijn tegen realisatie van de waterberging. Gezien de diameter van de leidingen wordt niet verwacht dat deze zullen opdrijven bij inzet van de waterberging. Behalve eerder genoemde planregels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied zijn op werkzaamheden in de nabijheid van de leidingen van toepassing de Algemene VELIN Voorwaarden voor het voorbereiden en verrichten van grondroer- en overige activiteiten nabij leidingen en/of kabels. Wel dient het waterschap voorafgaand aan de werkzaamheden inzicht te geven in de maatregelen die worden getroffen om te voorkomen dat de leiding beschadigd raakt wanneer het waterbergingsgebied onder water staat.

5.7.2 Hoogspanningsleiding

Aan de westzijde van het plangebied loopt een 110 kV bovengrondse hoogspanningsleiding van TenneT.
Gronden ter breedte van 15 meter aan weerszijden van deze hoogspanningleiding zijn in het geldende bestemmingsplan Buitengebied bestemd als Leidingen-Hoogspanningsleiding.
Binnen deze bestemming mag (zonder vrijstelling) niet worden gebouwd. Ook geldt een aanlegvergunningplicht voor bepaalde activiteiten.

De geplande ingrepen in het kader van Waterberging Engelgaarde zijn op 10 januari 2012 afgestemd met de leidingbeheerder. Daarbij is afgesproken dat de bereikbaarheid van de leiding in stand blijft en dus niet mag verslechteren.

5.7.3 Waterleiding

Aan de westzijde van het plangebied, parallel aan de eerder genoemde hoogspanningsleiding, loopt een belangrijke drinkwaterleiding.
Gronden ter breedte van 5 meter aan weerszijden van deze leiding zijn in het geldende bestemmingsplan Buitengebied bestemd als Leidingen-Waterleiding.
Binnen deze bestemming mag (zonder vrijstelling) niet worden gebouwd. Ook geldt een aanlegvergunningplicht voor bepaalde activiteiten.

In het zelfde traject als de waterleiding ligt ook een rioolpersleiding, waarvoor geen planologische bescherming geldt.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting en regels

6.1 Inleidende regels

De inleidende regels bestaan uit een tweetal begripsbepalingen, waarin het plan en het bestemmingsplan worden gedefinieerd, en een bepaling van de wijze van meten, waarbij de wijze van meten van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel' van toepassing wordt verklaard.

6.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels is bepaald dat de bestemmingsregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel' van toepassing blijven.
Hierbij dient in plaats van "Waterstaat - waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie" te worden gelezen "Waterstaat - waterstaatkundige functie". Deze laatste bepaling is toegevoegd vanwege de huidige eisen voor naamgeving van bestemmingen, zoals vastgelegd in de RO Standaarden.

6.3 Algemene regels

In de algemene regels is bepaald dat de algemene regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel' van toepassing blijven.

6.4 Overgangs- en slotregels

In de overgangs- en slotregels is bepaald dat de overgangsregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel' van toepassing blijven.

Als slotregel is bepaald hoe de planregels van het onderhavige bestemmingsplan moeten worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

Algemeen

Waterberging Engelgaarde wordt door Waterschap Reest en Wieden gerealiseerd voor eigen rekening en risico.

De kosten van geplande maatregelen worden betaald uit het budget dat in het kader van het Programma Watersysteem is opgenomen om het watersysteem te laten voldoen aan de eisen van het rijksprogramma Waterbeheer 21e eeuw (zie Perspectiefnota 2012-2016).

Schadevergoeding

Op grond van artikel 7.14 en 7.16 van de Waterwet kan degene die meent recht te hebben op vergoeding van planschade als gevolg van de geplande waterberging Engelgaarde, een verzoek daartoe indienen bij het Waterschap Reest en Wieden.

Omdat op grond van artikel 7.16 Waterwet de reguliere planschaderegeling in Afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening buiten toepassing blijft, dienen verzoeken om planschade naar aanleiding van dit bestemmingsplan niet te worden gericht aan de gemeente, maar aan het Waterschap Reest en Wieden.

Daarnaast kunnen bewoners en gebruikers van het plangebied aanspraak maken op compensatie van gevolgschade (nadeelcompensatie) door wordt veroorzaakt door inzet van de waterberging. Gevolgschade kan betrekking hebben op onder andere schade aan de woning, bedrijfsinventaris, teeltplanschade (gewas), bedrijfsschade (dieren) of beredderingskosten. Deze en andere vormen van schade die in aanmerking komen voor vergoeding zijn vastgelegd in de Beleidsregel schadevergoeding bergingsgbieden Reest en Wieden 2010. De wijze waarop een verzoek om vergoeding van gevolgschade plaatsvindt is geregeld in de Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Reest en Wieden 2010. Hierin is onder andere bepaald dat een verzoek om schadevergoeding schriftelijk moet worden ingediend met een omschrijving van de schade en het schadebedrag. In principe wordt schade als gevolg van rechtmatige, gecontroleerde inundatie volledig vergoed, tenzij de schade is ontstaan door eigen schuld, het welbewust nemen van risico's of het niet nemen van schadebeperkende maatregelen.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg en inspraak

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan in ieder geval overleg gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De gemeente heeft in dit kader overleg gevoerd met het Waterschap en de Provincie.

De wens om waterbergingscapaciteit op zo kort mogelijke termijn te realiseren leeft zowel bij waterschap en gemeente. In dit geval is overigens geen sprake van beleidswijzigingen en heeft het Waterschap ook al informatieavonden en overlegmomenten georganiseerd waarbij in het gebied woonachtigen en belanghebbenden zijn geïnformeerd en in de gelegenheid zijn gesteld om op-/ of aanmerkingen kenbaar te maken. Gesteld kan worden dat al een ‘inspraakronde’ heeft plaatsgevonden. Onder de gegeven omstandigheden is er aanleiding om de gemeentelijke inspraakronde over te slaan en gelijk te starten met de procedure Wet ruimtelijke ordening (dus terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan).

7.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Engelgaarde is ingevolge het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegd van 24 april tot 5 juni 2014. In deze periode was het voor een ieder mogelijk om een zienswijze omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In totaal zijn binnen de termijn 46 brieven van verschillende reclamanten ontvangen (waarvan één handtekeningenlijst) en een petitie met 129 handtekeningen. Alle zienswijzen zijn voorzien van een antwoord en per zienswijze is in de nota van zienswijzen aangegeven of de zienswijze aanleiding heeft gegeven om het bestemmingsplan aan te passen. De 'Nota van beantwoording zienswijzen' is opgenomen in bijlage Bijlage 10 van deze toelichting.