direct naar inhoud van Regels
Plan: Meppel - Waterberging Engelgaarde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Engelgaarde-BPC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Meppel - Waterberging Engelgaarde van de gemeente Meppel.

1.2 plankaart

De kaart van het bestemmingsplan Meppel - Waterberging Engelgaarde van de gemeente Meppel met projectnummer C01023.000275.

1.3 omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 onder a of b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.4 normaal landbouwkundig gebruik
  • a. grondbewerking tot een diepte van 30 cm onder maaiveld (= gemiddelde bouwvoor);
  • b. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder de bouwvoor;
  • c. het aanbrengen van drainage, tenzij het gaat om Essen en AMK-terreinen of anderszins bekende archeologische vindplaatsen op de gemeentelijke archeologiekaarten;

hiertoe behoren in ieder geval niet:

diepploegen en mengwoelen dieper dan 30 cm, afgraven dieper dan 30 cm, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten, het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd.

Voor het overige blijven de begripsbepalingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel', vastgesteld door de gemeenteraad van Meppel op 3 september 2009 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 13 april 2010, van toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel', vastgesteld door de gemeenteraad van Meppel op 3 september 2009 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 13 april 2010, blijft van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De bestemmingsbepalingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel', vastgesteld door de gemeenteraad van Meppel op 3 september 2009 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 13 april 2010, blijven van toepassing, met dien verstande dat:

  • 1. Na artikel 23 (Waarde – Archeologie) wordt opgenomen artikel 23A (Waarde – Archeologie 3), luidende als volgt:

Artikel 23A Waarde - Archeologie 3

23A.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderzoek naar en de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Voorrangsregeling

Voor zo ver de op de plankaart aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  • a. In de eerste plaats de bepalingen van artikel 24 (Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie;
  • b. In de tweede plaats de bepalingen van artikel 22 (Leidingen).

23A.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

23A.3 Afwijken van de bouwregels

23A.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 23A.2 indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat archeologische waarden aanwezig zijn en wordt voldaan aan nadere voorwaarden.

Ten aanzien van a en b geldt dat bij de omgevingsvergunningsaanvraag Burgemeester en wethouders in een vroeg stadium overleggen met de provinciaal archeoloog, vanwege het provinciale archeologische belang.

Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:

  • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
  • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd. Tevens wordt hierover met de provinciaal archeoloog overlegd.

23A.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

23A.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23A.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 en tevens dieper dan 0,3 m;
  • b. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 en tevens dieper dan 0,3 m;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 m;
  • e. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.

23A.5.2 Geen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die het normale landbouwkundig gebruik in relatie tot archeologisch erfgoed betreffen, tenzij anders in 23A.5.1 is geregeld;
  • c. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  • d. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

23A.5.3 Afweging

De in 23A.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden.

Ten aanzien van a en b geldt dat bij de omgevingsvergunningsaanvraag Burgemeester en wethouders in een vroeg stadium overleggen met de provinciaal archeoloog, vanwege het provinciale archeologische belang.

Burgemeester en wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:

    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd. Tevens wordt hierover met de provinciaal archeoloog overlegd.

23A.6 Wijzigingsbevoegdheid

23A.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming van het gebied wijzigen dan wel laten vervallen:

  • a. indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • b. indien andere wettelijke regelen daartoe aanleiding geven.

2. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 24, onderdeel F, wordt aangevuld met onderdeel 3, luidende als volgt:

zijn begrepen/omschreven in een vastgesteld projectplan op grond van artikel 5.4 van de Waterwet'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene bepalingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Meppel', vastgesteld door de gemeenteraad van Meppel op 3 september 2009 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 13 april 2010, blijven van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Overgangsbepaling

Artikel 36 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of

veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

36.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

36.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

36.5 Strijdig gebruik

  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 36.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 36.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

36.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 36.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotbepaling

Deze bepalingen worden aangehaald als:
Bepalingen van het bestemmingsplan 'Meppel - Waterberging Engelgaarde'.

Bijlage

Bijlage 1 Uittreksel artikel 24 bestemmingsplan Buitengebied

Artikel 24 Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)

Bestemmingsomschrijving

A. De gronden op de kaart aangewezen voor Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie zijn mede bestemd voor waterberging en bescherming tegen wateroverlast ter plaatse van natuurlijke laagten.

Bouwvoorschriften

B. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Natuurlijke laagten uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

C. Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

Vrijstellingsbevoegdheid

D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voorschriften indien:

  • 1. het waterbergend vermogen niet wordt aangetast dan wel wordt gecompenseerd;
  • 2. alvorens vrijstelling wordt verleend, burgemeester en wethouders advies aanvragen bij de waterbeheerder.

Aanlegvoorschriften

E. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuurlijke laagten zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m²;
  • 2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • 3. het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 4. het aanleggen van drainage.

F. Het verbod, zoals in lid E bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaam heden:

  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning.