direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Buitengebied Zuid Hoogeveen, zonnepark Meerboomweg-Zuid 11c te Hollandscheveld
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De overheid geeft beleidsruimte

De Nederlandse overheid heeft een grote ambitie op het gebied van duurzaamheid. In het Energieakkoord is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energieopwekking in 2020 14% moet zijn, en in 2023 moet dit 16%. De provincie Drenthe heeft uitgesproken in 2050 een energieneutraal Drenthe te willen bereiken. Hiervoor wil de provincie inzetten op de besparing van energie. Daarnaast biedt de provincie ruimte voor de ontwikkeling van zonneakkers. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen voor een periode van 25 jaar, op een wijze die omkeerbaar is, en waarbij de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft. De gemeente Hoogeveen wil in 2040 klimaatneutraal zijn. Dit houdt in dat de uitstoot en opname van koolstofdioxide in evenwicht moeten zijn. Om de doelstelling te bereiken wordt het gebruik en opwekking van duurzame energie gestimuleerd.

Marktpartijen nemen hun verantwoordelijkheid

PowerField, gevestigd in Wormer, realiseert met name grondgebonden zonneparken en wil daarmee ook een bijdrage leveren aan de gestelde klimaatambities. Momenteel werkt PowerField aan tientallen duurzame projecten waarbij draagkracht uit de omgeving, betrokkenheid en duurzaamheid een belangrijke rol spelen. PowerField heeft het initiatief genomen om een zonnepark Meerboomweg-Zuid in Hollandscheveld te realiseren op een aantal percelen in de gemeente Hoogeveen. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Hiertoe wordt een omgevingsvergunning aangevraagd voor afwijken van het bestemmingsplan (op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° Wabo). Dit betekent dat het huidige onderliggende bestemmingsplan niet wordt gewijzigd. Deze voorliggende ruimtelijke onderbouwing is onderdeel van de vergunningsaanvraag. Hierin komen alle relevante aspecten vanuit de ruimtelijke ordening voor dit project aan de orde en deze ruimtelijke onderbouwing toont aan dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de A37 en de Zevende Wijk, in het buitengebied van Hollandscheveld, en maakt deel uit van de gemeente Hoogeveen. De betrokken gronden worden momenteel gebruikt voor agrarische doeleinden. De gronden hebben een gezamenlijke oppervlakte van ruim 26 hectare. Niet de gehele oppervlakte zal worden ingericht als zonnepark. Zo valt er ruimte af voor landschappelijke inpassing, paden en ruimtes tussen de panelen. De zonnepanelen gebruiken een netto oppervlak van circa 22,5 hectare. Op onderstaande figuur is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

Ten oosten van het zonnepark Meerboomweg Zuid, Hollandscheveld wordt tevens een zonnepark ontwikkeld. Door de ligging van de parken wordt geprobeerd de inrichtingsplannen zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten, waardoor bepaalde natuur- en landschapswaarden nog beter aansluiten op het landschap. De inrichting van het zonnepark Hollandscheveld is echter dusdanig vormgegeven dat ook zonder ontwikkeling van het naastgelegen zonnepark het onderhavig park ruimtelijk goed is ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0001.png"

Figuur 1: Ligging en begrenzing plangebied zonnepark Meerboomweg Zuid, Hollandscheveld

De volgende kadastrale percelen maken deel uit van het bruto plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0002.png"

1.3 Huidig planologisch regime

Het plangebied maakt onderdeel uit van de beheersverordening Zuid Hoogeveen 2018', welke onherroepelijk is geworden op 27 februari 2020. De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch II'. Daarnaast ligt er in het noordoostelijke deel van het plangebied een geluidscontour van 50dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0003.png"

Figuur 2: Weergave plangebied op verbeelding beheersverordening

Tevens geldt het in 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied, parapluherziening externe veiligheid en overige milieucontouren'. Vanuit deze herziening liggen er geen aanvullende bestemmingen of contouren in het plangebied.

De voorgenomen realisatie van een zonnepark past niet binnen het huidig planologische regime. Om de realisatie van het zonnepark mogelijk te maken wordt een omgevingsvergunning aangevraagd voor afwijken van het bestemmingsplan (op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° Wabo). Onderhavige onderbouwing maakt deel uit van de vergunningaanvraag.

1.4 Leeswijzer

De ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het voorgenomen plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt daarbij getoetst aan dit beleid. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. In hoofdstuk 6 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie weergegeven en wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.

2.2 Beschrijving huidige situatie plangebied

2.2.1 Ligging plangebied in de omgeving

Het plangebied voor het zonnepark Meerboomweg Zuid, Hollandscheveld ligt ten noordoosten van de kern Hollandscheveld, langs de rijksweg A37 in de provincie Drenthe. Het plangebied is gelegen aan de weg Meerboomweg-Zuid, een ontsluitingsweg vanaf de Meerboomweg. Aan de Meerboomweg zijn een aantal erven gelegen. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een bosrijk gebied en een watergang (Zevende wijk). Dit bosgebied wordt gebruikt door recreanten en camping Tussen de Wieken is hier gevestigd. Het plangebied ligt in het ontginningsgebied van de veenkoloniën. De hierbij horend strookvormige kavels zijn in het plangebied nog goed herkenbaar. Direct ten oosten van het plangebied zijn ook plannen voor een zonnepark. Tijdens de planvorming heeft er veelvuldig overleg plaatsgevonden om de beoogde ontwikkelingen op elkaar af te stemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0004.png"

Figuur 3: Luchtfoto van het plangebied

2.2.2 Ontstaan van het landschap

Het Hollandscheveld maakt onderdeel uit van het Drentse Hoogveengebied. Tot de tweede helft van de 18e eeuw bestond het gebied uit een uitgestrekt, woest en slecht toegankelijk veenlandschap. Het veenlandschap werd aan de hand van ontginningsassen ontgonnen, hierbij werd de grond ontwaterd en turf gestoken. Het landschap werd ontgonnen vanaf het hoofdkanaal. Het hoogveen werd onderverdeeld in grote strookvormige kavels die door wijken van elkaar gescheiden werden. De kavels werden vervolgens door dwarsloten onderverdeeld in kleinere percelen. Van deze percelen werd vervolgens het hoogveen gewonnen. Ten einde van de ontginning lag het landschap er van er verwilderd bij. Aan het begin van de 19e eeuw hebben grote grondeigenaren op deze gronden bossen aangeplant. Deze bossen moesten ervoor zorgen dat deze gronden vruchtbaarder werden en stonden in dienst van houtproductie. Het zijn de oudste ontginningsbossen van Drenthe. Later zijn deze ontginningsbossen perceelsgewijs gekapt om gronden in als landbouwgrond of weiland in gebruik te kunnen nemen.

Op de kaarten van 1850 is te zien dat gestart wordt met de ontginning van het plangebied door de Bentinks Companie. Het plangebied wordt hier aangeduid als Bentinks Kerkkavel. Vanaf 1900 is de verkaveling gereed, een groot deel van het plangebied bestaat nog uit bos. De zuidelijke kavels betreffen naaldbos en de noordelijke kavels loofbos. Deze kavels zijn nauwelijks onderverdeeld door dwarsloten.

De percelen ten noorden van de zevende wijk worden gedeeltelijk na 1925 omgevormd tot landbouwgrond. Dit proces zet zich door tot de jaren vijftig. Op dat moment is vrijwel het hele westelijk deel van het plangebied ontbost en in gebruik genomen als landbouwgrond. Ten behoeve van dit nieuwe landgebruik worden wel enkele dwarssloten gegraven. Gedurende de jaren vijftig wordt ook de oostzijde van het plangebied ontbost en in gebruik genomen als akkergrond. Slechts enkele bosvakken blijven aan de zuidoostzijde van het plangebied staan. Dit bos is in het huidige landschap nog steeds aanwezig. In het plangebied zijn de diverse dwarsloten uit de jaren vijftig zijn inmiddels weer gedempt. Dit geldt ook voor de zesde wijk.

Het plangebied is door de latere ontginningen en ruilverkaveling grotendeels haar herkenbare kavelstructuur verloren. Het huidige landschap is open van karakter en wordt gebruikt voor het houden van paarden en als akker. Het plangebied wordt vooral beleefd door de direct aanwonenden van de Meerboomweg-Zuid en gebruikers van de A37.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0006.png"

Figuur 4: Historische kaarten, jaartallen van links naar rechts 1904 ,1950, 1980 en 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0007.png"

Figuur 5: Foto's van het plangebied tijdens veldbezoek op 29 augustus 2018

2.3 Schaal van de directe omgeving

Het plangebied is momenteel in agrarisch gebruik. Het zijn gronden die na de kap van ontginningsbossen in gebruik zijn genomen ten behoeve van de landbouw. Ten zuiden van het plangebied staan nog veel ontginningsbossen. Deze combinatie maakt dat het landschap halfopen oogt. Gezien de grootte van de kavels en bospercelen kan worden gesteld dat het hier om een wat grootschalig landschap gaat. Het landschap kent vanwege de vervening een rechthoekig karakter dat terugkomt zo wel in het kanalen, wijken als wegenpatroon.

Zicht op het zonnepark

Het beoogde zonnepark ligt op een gunstige locatie in het landschap. Ingebed tussen de ontginningsbossen en de grotere infrastructuur de A37. In het omliggende landschap zijn er vijf erven met zicht het zonnepark. Deze erven zijn gelegen aan de Meerboomweg-Zuid. Er wordt een afstand van circa 200 meter aangehouden tussen de panelen en de erven, waarmee er ruimte rondom de woning blijft. Bij de landschappelijke inpassing wordt rekening gehouden met zicht vanaf het erf op het zonnepark. Na gesprekken met de bewoners aan de Meerboomweg-Zuid is toegezegd dat langs de westzijde van het zonnepark een robuuste groene beplantingsrand komt. Daarnaast zal parallel aan de zuidwestzijde een losse haag worden aangeplant. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens om het zonnepark niet te willen zien. Door het toepassen van inheemse autochtone beplanting samen met enkele wintergroene soorten wordt het zicht op de panelen en bijhorend hekwerk beperkt. De snelweg de A37 vormt de noordelijke grens van het plangebied en de kavels met daarop productiebos de zuidelijke grens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0008.png"

Figuur 6: Visualisatie landschappelijke inpassing zonnepark Meerboomweg Zuid, Hollandscheveld

2.4 Het zonnepark

In deze paragraaf wordt het plan voor het zonnepark uiteengezet. Om duidelijk te maken op welke wijze het zonnepark landschappelijk is ingepast is een inrichtingsplan opgesteld. Deze is opgenomen in

Bijlage 1 Inrichtingsplan behorend bij deze omgevingsvergunning.

2.4.1 Initiatief voor een zonnepark

Het realiseren van zonneparken is noodzakelijk om de overheidsdoelstellingen te behalen. Het alleen toestaan van zonnepanelen op daken is niet voldoende. Er zijn diverse redenen waarom daken niet geschikt zijn. Ook zijn er nog vele ogenschijnlijk geschikte daken die uiteindelijk toch niet geschikt blijken te zijn. De daken zijn vaak ongeschikt door bijvoorbeeld esthetische bezwaren, de aanwezigheid van rieten daken, constructie technische bezwaren, te klein dakoppervlak of hinderlijke schaduw. Zelfs al zouden alle geschikte daken worden benut, zal dit niet voldoende zijn om de overheidsdoelstellingen te behalen. Daarom zijn zonneparken ook noodzakelijk.

Mede door de bovenstaande redenen heeft PowerField het initiatief genomen om in de gemeente Hoogeveen een zonnepark te realiseren. In dit zonnepark wordt duurzame elektriciteit opgewekt, waarmee wordt bijgedragen aan het behalen van de overheidsdoelstellingen op het gebied van klimaat en duurzaamheid.

2.4.2 Een zorgvuldige locatiekeuze

Niet iedere locatie is geschikt voor een zonnepark. PowerField onderzoekt daartoe vele locaties op haalbaarheid. Daarbij worden locaties in het licht van de volgende aspecten bekeken:

  • Beleid
  • Landschappelijke context
  • Omgevingsaspecten
  • Financieel haalbaar

Deze aspecten zijn ook voor de locatie Hollandscheveld bekeken. De uitkomsten daarvan worden in deze ruimtelijke onderbouwing beschreven.

Ad 1. Beleid

Allereerst is bekeken of er beleid is dat het mogelijk maakt om zonneparken te realiseren. Voor de Provincie Drenthe en gemeente Hoogeveen geldt dat dit beleid bestaat. In het hoofdstuk beleidsanalyse wordt dit beleid beschreven. Hieruit blijkt dat de gekozen locatie voldoet aan het vastgestelde beleid. Het plan ligt buiten de bebouwde kom en tegen een grootschalige infrastructuur (A37) en zet in op meervoudig ruimtegebruik. Door te overleggen met omwonenden, belangen partijen en omliggende ondernemers is bekeken op welke wijze zij het zonnepark het liefst ingepast zien.

Ad 2. Landschappelijke context

Een tweede belangrijke factor is de landschappelijke context waarin het zonnepark zich bevindt. Hierbij gaat het met name om de ligging in het type landschap en hoe het zonnepark landschappelijk in te passen is. Het Hollandscheveld maakt onderdeel uit van het Drentse Hoogveengebied. Het veenlandschap werd aan de hand van ontginningsassen ontgonnen, hierbij werd de grond ontwaterd en turf gestoken. Het landschap is zeer rechtlijnig met een duidelijke opstrekkende verkavelingsrichting. In het ontwerp dragen de nieuwe landschappelijke structuren in de vorm van singels en hagen langs de bestaande perceelsgrenzen bij aan het versterken / herstellen van de karakteristieken van het landschap en aan de inbedding van het zonnepark in het landschap.

Terugbrengen landschapselementen

De inpassing van een zonnepark op deze locatie kan het aanzicht van het landschap ten goede komen. De nog aanwezige landschapselementen in en rond het plangebied worden behouden en waar mogelijk versterkt. Hiertoe is een inrichtingsplan opgesteld, welke in Bijlage 1 Inrichtingsplan behorende bij deze onderbouwing is opgenomen.

Akkergronden worden tijdelijk niet bemest en er worden geen gewasbestrijdingsmiddelen gebruikt

Met het stoppen van bemesting wordt het mogelijk de huidige graslanden om te vormen naar een kruidenrijker type. Het grasland vormt in combinatie met het struweel geschikter leefgebied voor verschillende dieren. Naast dagvlinders zijn ook vele andere soorten bestuivers (waaronder solitaire bijen en zweefvliegen) te verwachten. Daarnaast wordt er op de gronden gedurende de looptijd van het zonnepark geen bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld Glyfosaat) gebruikt.

Ad 3. Omgevingsaspecten

Een derde aspect betreft de verschillende omgevingsaspecten. Een van de belangrijkste uitgangspunten voor een locatie betreft eventuele overlast voor omwonenden. In onderhavige locatie bevinden zich weinig woningen op korte afstand. De woningen de Meerboomweg-Zuid staan het meest dichtbij. De afstand tot het zonnepark betreft daarbij circa 200 meter. Middels landschappelijke inpassing en niet te hoge panelen (maximaal 1,8 meter hoog) wordt overlast voorkomen. Op de overige omgevingsaspecten wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5.

Ad 4. Financieel haalbaar

Uiteraard moet het zonnepark financieel haalbaar zijn. Uit de opgestelde businesscase voor zonnepark Hollandscheveld is gebleken dat een zonnepark op deze locatie financieel haalbaar is. Onderdeel van de business case is het verkrijgen van SDE+ subsidie. Deze zal worden aangevraagd op het moment dat de omgevingsvergunning door de gemeente verleend is.

2.4.3 Technische gegevens zonnepark

Het oppervlak

Het plangebied voor de ontwikkeling van het zonnepark is circa 26,7 hectare groot. Ondanks dat het zonnepark zo efficiënt mogelijk wordt ingericht, wordt niet het gehele oppervlak benut. Rondom het zonnepark wordt een strook vrij gelaten ten behoeve van de onderhoudsroute. Daarnaast wordt het park landschappelijk ingepast, zijn er onderhoudspaden en is er tussenruimte tussen de panelen. Daarnaast wordt er ruimte gereserveerd voor de transformatorstations. De ruimte tussen de rijafstanden van de panelen worden gereserveerd voor de optimalisatie van de biodiversiteit.

Het vermogen

In totaal kunnen er ongeveer 91.000 panelen worden geplaatst. Hierdoor wordt een zonnepark van circa 19 MWp gerealiseerd. Een dergelijk zonnepark op deze locatie kan op jaarbasis (rekening houdend met 950 vollasturen) circa 18.000 MWh aan stroom produceren. Dit staat gelijk aan het verbruik van 5.600 gemiddelde Nederlandse huishoudens (rekening houdend met een verbruik per jaar van 3.300 KWh).

De panelen (inclusief constructie) zullen zuid-oostelijk worden georiënteerd, onder een hellingshoek van 15 tot 35 graden.

Technische gegevens samengevat  
Oppervlakte plangebied (Ha)   26,72  
Netto oppervlakte panelen (Ha)   22,50  
Op te stellen vermogen (MWp)   19  
Te verwachten jaarlijkse energie opbrengst (MWh)   18.000  
Aantal huishoudens   5.600  

Figuur 7: Samenvatting technische gegevens zonnepark

2.4.4 Het zonnepark levert een forse bijdrage aan de gemeentelijke doelstellingen

De gemeente Hoogeveen heeft zich tot doel gesteld dat zij in 2040 klimaatneutraal wil zijn. Dat wil zeggen dat de uitstoot en opname van CO2 in evenwicht zijn.

In de voorgaande paragrafen is al berekend dat het park energie levert voor ongeveer 5.600 huishoudens. Op 30 april 2017 telde de gemeente Hoogeveen, volgens het CBS, 55.252 inwoners. Rekening houdend met 2,2 personen per huishouden, betekent dit dat er ongeveer 25.110 huishoudens zijn in de gemeente. Het zonnepark voorziet daarmee in een duurzame energie behoefte die overeenkomt met een aandeel van circa 22% van de huishoudens in de gemeente Hoogeveen. Hierbij is rekening gehouden met het huidige gemiddelde energieverbruik. Met alle technologische ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld domotica en de overgang van brandstof aangedreven naar elektrisch aangedreven auto's zal de energiebehoefte van huishoudens in de toekomst waarschijnlijk verder stijgen.

Tevens komt slechts 15% van het totale energieverbruik voor rekening van huishoudens. De overige 85% wordt gebruikt door industrie, landbouw, transport en tal van andere bedrijven en instanties (bron www.cbs.nl). Met dit in het achterhoofd houdende, kan worden gesteld dat we er met dit zonnepark nog lang niet zijn. Wel is het zo dat het zonnepark een substantiële bijdrage zal leveren aan de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening in de gemeente Hoogeveen.

2.4.5 Inrichtingsplan

In deze paragraaf wordt het inrichtingsplan beknopt weergegeven. Het volledige inrichtingsplan van het zonnepark is opgenomen in Bijlage 1 Inrichtingsplan van deze ruimtelijke onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0010.png"

Figuur 8: Weergave inrichtingsplan van het zonnepark en van de 'bufferzone' tussen de Meerboomweg Zuid en het zonnepark

Het inrichtingsplan voor het zonnepark bestaat uit verschillende onderdelen. Het programma van eisen, de ruimtelijke analyse, de beleidsanalyse en de wensen van de opdrachtgever hebben ten grondslag gelegen aan dit inrichtingsplan. Vanuit de analyse zijn een aantal landschappelijke uitgangspunten naar voren gekomen die leidend zijn voor het ontwerp.

Schaal van het landschap

Het plangebied maakt onderdeel uit een veenontginningslandschap. Het is belangrijk de vooral rechte structuren van dit landschap te behouden. Vlak na de ontginning van de heidegrond is het landschap verdicht door diverse bosschages en houtsingels. Gezien het ruimtelijk beleid is dit aanleiding om het zonnepark in te passen met elementen die horen bij dit landschapstype.

Respecteren kavelverdeling

De opstrekkende kavelstructuur wordt met het ontwerp van het zonnepark gerespecteerd. Het slotenpatroon tussen de kavels blijft behouden De kavels worden, op twee na, volledig gevuld met panelen en landschappelijke inpassing. De twee kavels die het dichtst bij de erven liggen worden deels vrijgehouden zodat er een bufferzone ontstaat tussen de erven en de panelen. De kavelstructuur is een oude historische structuur, welke bijdraagt aan het verhaal van het landschap.

Huidige landschapselementen behouden

Aan de noordzijde van het plangebied is momenteel beplanting en een watergang aanwezig, deze blijven behouden en worden eigendom van Powerfield. Het gaat daarbij om kadastraal perceel HGV00 - K - 4756. De beplanting buiten het plangebied blijft behouden en wordt niet aangetast tijdens de werkzaamheden, doordat de gronden in eigendom komen van Powerfield is via voorliggende onderbouwing geborgd dat deze landschapselementen behouden blijven.

Om het zicht van de erven aan de Meerboomweg-Zuid op het zonnepark te beperken wordt ten westen van het zonnepark een robuuste groenstructuur (stuweel van maximaal 3 meter hoog) aangeplant. Aan de zuidwestzijde wordt een losse haag aangeplant. De noordzijde van het zonnepark is reeds ingepast door bestaande beplanting langs de A37. Er wordt hier verder niets aan toegevoegd. De zuidzijde van het plangebied wordt landschappelijk ingepast met een losse haag van circa 3,5 meter breed. De haag wordt circa 2 meter hoog, zodat het zonnepark aan het oog onttrokken wordt en er geen sprake is van schaduwwerking op de panelen.

2.4.6 Inpassing van de randen

Het plangebied maakt onderdeel uit van veenkoloniën. Dit is een cultuurhistorisch waardevol landschap waarvan de structuren gerespecteerd dienen te worden. In het ontwerp wordt daarom de bestaande verkaveling behouden. Het zonnepark krijgt een heldere en eenvoudige vorm die de kavelstructuur benadrukt. Bij de invulling van het zonnepark worden de paneelrijen zo efficiënt mogelijk geplaatst binnen de kavel. Hierbij volgen de rijen zoveel mogelijk de contouren van de kavels en liggen zoveel mogelijk georiënteerd op het zuiden. Tussen de rijen wordt voldoende ruimte gehouden zodat zich tussen en onder de panelen een goede kruidenrijke vegetatie kan ontwikkelen. Door een efficiënte vulling binnen de kavels ontstaat rondom het zonnepark ruimte voor natuurontwikkeling en beplanting. In onderstaande figuren is de ruimtelijke inpassing aan de hand van dwarsprofielen weergegeven.

Noordzijde

Vanuit de verzekeringmaatschappij is een hekwerk rondom panelen vereist. Een hekwerk is vooral noodzakelijk om diefstal te voorkomen en de veiligheid te garanderen. Op verzoek van Het Drentse Landschap is gekeken of het hekwerk zoveel mogelijk achterwege gelaten kan worden in verband met reeën en andere diersoorten die op de locatie de A37 oversteken. Het plaatsen van een hekwerk zou een ‘ijzeren gordijn’ betekenen. Reeën die vanaf de noordzijde van de snelweg willen oversteken lopen tegen dit hekwerk aan en moeten dan terug de A37 over. In deze situatie neemt mogelijk het aantal verkeersslachtoffers (zowel mens als dier) toe. Daarom is besloten om géén hekwerk te plaatsen op plekken waar dit niet noodzakelijk is.

Dit is bijvoorbeeld aan de noordzijde bij de snelweg. Voorwaarde voor het weglaten van het hekwerk is dat er op deze locaties een watergang ligt welke breed en diep genoeg is om diefstal te voorkomen. Aan de zijde van de A37 zal de bestaande greppel daarom verbreedt en verdiept worden, welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige flora en fauna is beschreven in hoofdstuk 4.2 Natuurwaarden. De grond die hierbij vrij komt zal gebruikt worden om aan de zuidzijde van deze watergang een grondwal te maken. Deze grondwal wordt 1 meter hoog en heeft een talud van 1:3 en 1:4. Hiermee wordt het zicht op de achterzijde van de panelen vanaf de A37 voor een deel weggenomen. Daarnaast wordt aan de zuidzijde een groot deel van het hekwerk achterwege gelaten. Aan de westzijde (de toegangszijde) en oostzijde wordt wel een hekwerk geplaatst. Gezien de A37 hoger is gelegen dan de panelen zullen de automobilisten zicht hebben op het zonnepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0011.png"

Figuur 9: Profiel 1 noordzijde, overgang van de A37

Westzijde

Tussen de erven en het zonnepark wordt aan de westkant een bufferzone van circa 250 meter aangehouden. Aan de westzijde wordt een robuuste groenstructuur aangeplant. Dit betreft struweel van 10 meter breed en maximaal 3 meter hoog. Zo wordt het zicht op de achterliggende horizon voor de bewoners aan de Meerboomweg-Zuid behouden. Aan de zuidwest zijde van het plangebied wordt een losse haag aangeplant. Beiden bestaan voornamelijk uit autochtoon inheems plantmateriaal samen met enkele wintergroene soorten. Het voordeel van inheemse soorten is dat deze van nature meer schuil- en leefomgeving bieden aan dieren en insecten.

Langs de hoofdwatergang, welke het plangebied doorsnijdt, wordt aan de westzijde een twaalf meter brede ecologische oever gemaakt. Gezien de kwaliteit van de oevers is de verwachting dat riet en andere oevervegetatie zich snel op eigen kracht zal gaan vestigen. Alle elementen samen dragen bij aan een versterking van de biodiversiteit aan beplanting in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0012.png"

Figuur 10: Profiel Zuidwestzijde, inrichting dassenakker

Zuidzijde

De zuidzijde van het plangebied wordt landschappelijk ingepast met een losse haag van circa 3,5 meter breed, bestaande uit inheems autochtone soorten; wilde lijsterbes, hazelaar, vogelkers en liguster. De haag zal circa 2 meter hoog worden, zo wordt het zonnepark aan het oog onttrokken en is er geen sprake van schaduwwerking op de panelen. Deze strook vormt een extra voedselbron voor dassen maar is ook interessant voor vogels en andere grondgebonden zoogdieren.

Grondvlak onder en tussen de panelen

Tussen de rijen panelen is het licht genoeg voor bloem- en kruidenrijk grasland. in dit gebied is dit een meerwaarde. Door een extensief beheer zal verschraling optreden waardoor een kruidenrijk grasland zich kan gaan ontwikkelen. Dit leert ecologisch een meerwaarde aan het landschap.

Het kruidenrijk grasland kan beheerd worden door drukbegrazing met bijvoorbeeld schapen of extensief maaibeheer van één à twee keer per jaar. De panelen staan op circa 0,65 centimeter boven maaiveld waardoor schapen hieronder kunnen grazen en schuilen voor regen en zon.

De interne onderhoudspaden en de stroken rondom het zonnepark worden ingezaaid met een inheems bloemenmengsel. Hierdoor ontstaat een bloemrijke/kruidenrijke vegetatie die meerwaarde biedt voor insecten zoals bijen en vlinders.

2.4.7 Zonnepark als ecologische meerwaarde

PowerField zoekt altijd naar een combinatie van functies bij een zonnepark. In dit geval is het plangebied gelegen in de nabijheid van gronden van het Drentse Landschap. De ligging en de natte grondslag hebben PowerField doen besluiten hier meervoudig ruimtegebruik te zoeken in de combinatie met natuurontwikkeling. Het realiseren van zonnepark Meerboomweg-Zuid te Hollandscheveld biedt verschillende kansen en meerwaarde voor versterking van de ecologische en landschappelijke waarden in het plangebied.

Landschappelijke inpassing creëert meerwaarde

Om het zonnepark landschappelijk in te passen worden diverse maatregelen getroffen. Zo wordt een nieuwe robuuste groenstructuur aangelegd. Hierbij worden alleen inheemse plantensoorten die van nature in de omgeving voorkomen. Het voordeel van inheemse soorten is dat deze van nature meer schuil- en leefomgeving bieden aan dieren en insecten. Door een juist beheer toe te passen wordt niet alleen het landschappelijke beeld behouden maar ook meerwaarde gecreëerd voor fauna.

Kruidenrijk grasland

Onder de panelen en rondom het zonnepark blijft een groot deel van de bodem bestemd als grasland. Door een extensief beheer zal verschralng optreden, waardoor een kruidenrijk grasland zich kan gaan ontwikkelen. Dit geeft ecologisch een meerwaarde aan het landschap. De interne en externe onderhoudspaden worden ingezaaid met een inheems bloemenmengels. Hierdoor ontstaat een bloemrijk/kruidenrijke vegetatie die de diversiteit in bloemen versterkt en die meerwaarde biedt voor insecten zoals bijen en vlinders. Tevens is dit een welkome aanvulling op de voedselvoorziening van de das, welke in het gebied aanwezig is. Dit blijkt uit de uitgevoerde Natuurtoets welke is opgenomen in Bijlage 3 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Losse haag

De zuidzijde van het plangebied wordt landschappelijk ingepast met een losse haag van inheemse soorten zoals meidoorn en liguster. Het voordeel van een losse haag is dat deze door haar beheer laag te houden is (circa 2 meter). Hierdoor wordt het zonnepark aan het oog onttrokken maar veroorzaakt deze vorm van landschappelijke inpassing geen hinder door middel van schaduw. Een dergelijke losse haag biedt schuil gelegenheden voor diverse dieren, waaronder met name broedvogels.

Watergangen en natuurvriendelijke oevers

Langs de hoofdwatergang, welke het plangebied doorsnijdt, wordt aan westzijde een twaalf meter brede ecologische oever gemaakt. Deze oever ligt op gronden welke in eigendom van Powerfield komen, het gaat om de kadastrale percelen HGV00 - K - 5088, HGV00 - K - 5089 en HGV00 - K - 5090. Gezien de kwaliteit van de oevers is de verwachting dat riet en andere oevervegetatie zich snel op eigen kracht zal gaan vestigen na aanleg. Dit draagt bij aan de ecologische waarde van de watergang en draagt bij aan de biodiversiteit van het gebied. Deze strookt vormt ook een veilige verbinding voor dieren tussen de A37 en het zuidelijk gelegen bosgebied. De watergang waarlangs de natuurvriendelijke oever wordt aangelegd is eigendom van het waterschap en dit blijft in de toekomst onveranderd. Het gaat daarbij om kadastraal perceel HGV00 - K - 4877.

Extensief beheerde ondergrond onder zonnepanelen

Op advies van Het Drentse Landschap wordt de ondergrond bij de zonnepanelen extensief beheerd. In het kruidenrijk grasland kan een schaapskudde één of meerdere keren per jaar komen grazen. Dit zorgt voor verschraling van de ondergrond en geeft de kans tot de ontwikkeling van een kruidenrijk grasland te komen.

Door het beheer extensief uit te voeren ontstaat een ecologische meerwaarde. Het plangebied wordt door middel van drukbegrazing met schapen beheerd met inzet van een lokale schaapherder. Dit type van begrazing houdt in dat schapen één keer per jaar in het najaar, voor slechts een paar dagen achtereen, op het perceel grazen. Hierdoor ontstaat structuur variatie en bloemen die tot bloei komen. Voor insecten is deze structuur variatie ook wenselijk. Tegelijkertijd geeft deze vorm van beheer geen ruimte aan de ontwikkeling van ruigten met bramen en bomen.

Insectenhotel plaatsen

Om de aanwezigheid en leefomgeving voor insecten zoals bijen en vlinders te versterken, zullen twee professionele insectenhotels worden geplaatst. Een insectenhotel bevat natuurlijke elementen zoals riet en boomstammen waarin holtes zijn aangebracht. In deze holtes kunnen wilde bijen en vlinders overwinteren. Ook wordt er ruimte geboden aan een imker voor het plaatsen van bijenkasten. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0013.png"

Figuur 11: Insectenhotel

2.4.8 Bodem

Menigmaal wordt aangehaald dat er, door het plaatsen van zonnepanelen, geen zonlicht meer bij de bodem komt waardoor er niet meer onder zou groeien. Ook zou er ter plekke van de zonnetafels geen hemelwater bij de ondergrond komen. Door de tafels zou enkel nog hemelwater tussen de rijen zonnetafels terecht komen. Beide aannames zijn niet geheel correct en worden te zwart-wit neergezet. Het is wel zo dat er minder zonlicht op de bodem valt, maar door de draaiing van de aarde ten opzichte van de zon, komt er gedurende de dag zonlicht onder de panelen. Zie hiervoor onderstaande foto's die 's ochtends gemaakt zijn bij een bestaand zonnepark (zuid-opstelling) in Veendam. Ook is hier te zien dat er wel degelijk een kruidige vegetatie onder de panelen groeit.

Deze bevindingen worden bevestigd door het onderzoek dat is uitgevoerd door Naturalis Biodiversity Center. In het onderzoek concluderen zij dat goed ingerichte zonneparken op landbouwgrond een positieve invloed hebben op de biodiversiteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0015.jpg"

Figuur 12: Kruidenrijk grasland onder zonnepanelen

Met betrekking tot het hemelwater wordt opgemerkt dat tussen iedere rij panelen 2 centimeter vrije ruimte wordt aangehouden. Hemelwater dat op een paneel valt, komt via deze opening onder de zonnetafels op de ondergrond terecht. Zie hiervoor onderstaande foto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0016.png"

Figuur 13: Afstand tussen panelen t.b.v. gespreide afvoer hemelwater

2.4.9 Hekwerk

Een zonnepark is een installatie waar een grote hoeveelheid elektriciteit wordt opgewekt. Om de veiligheid te waarborgen en diefstal van panelen tegen te gaan, is verzekeringstechnisch een hekwerk rondom het zonnepark in principe noodzakelijk. Door te kiezen voor een grofmazig hekwerk ontstaat een transparant beeld. Het hekwerk wordt waar kan altijd geplaatst tussen de aanwezige of aan te leggen groenstructuren rondom het zonnepark (zie voor een indruk de foto in Figuur 14). Hierdoor blijft, waar nodig, het open beeld behouden en is het hekwerk vrijwel niet zichtbaar vanaf grotere afstand.

Hekwerk, waar mogelijk, niet aanbrengen

In principe wordt een hekwerk vereist vanuit verzekeraars; dit is met name noodzakelijk om diefstal te voorkomen en de veiligheid te garanderen. Op verzoek van Het Drentse Landschap is bekeken of het hekwerk hier achterwege gelaten kan worden; ter plaatse van het plangebied steken vaak reeën en andere dieren de snelweg over. Het plaatsen van een hekwerk zou een 'ijzeren gordijn' betekenen.

Reeën komend vanuit de noordzijde van de snelweg lopen hier tegen aan en zijn genoodzaakt weer terug de snelweg over te steken met als groot mogelijk gevolg meer verkeersslachtoffers (zowel mens als dier). Om dit te voorkomen is besloten géén hekwerk te plaatsen op plekken waar het niet noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld aan de noordzijde bij de snelweg. Voorwaarde is dus dat er op deze locaties een watergang ligt welke breed en diep genoeg is om diefstal te voorkomen. Aan de zijde van de A37 zal de bestaande greppel daarom verbreedt en verdiept worden. De grond die hierbij vrij komt zal gebruikt worden om aan de zuidzijde van deze watergang een grondwal te maken. Hiermee wordt het zicht op de achterzijde van de panelen vanaf de A37 voor een deel weggenomen. Aan de westzijde (de toegangszijde) wordt wel een hekwerk geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0017.png"

Figuur 14: voorbeeld transparant beeld grofmazig hekwerk

Op de plekken waar dit vereist is zal een onopvallend, landelijk ogend hekwerk worden toegepast. Hierbij zal het gaas 10 cm boven maaiveld beginnen. Daarnaast worden in het hekwerk om de 50 meter grotere doorgangen gemaakt voor dieren als de das. Er wordt alleen een hekwerk aan de westzijde, oostzijde en deels aan de zuidzijde van het zonnepark geplaatst.

2.4.10 Technische installatie

Het zonnepark is technisch goed te realiseren. Essentieel voor het slagen van de realisatie is de mogelijkheid dat het zonnepark kan worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Initiatiefnemer heeft de mogelijkheid om aan te sluiten én te transporteren op een onderstation buiten de gemeente Hoogeveen. Hiermee is het plan uitvoerbaar.

Daarnaast wordt overleg gevoerd om samen met andere marktpartijen, de gemeente Hoogeveen en netbeheerder Rendo, concrete afspraken te maken over het uitbreiden van het elektriciteitsnet in de gemeente Hoogeveen. Voor het uitbreiden van het elektriciteitsnetwerk staat de initiatiefnemer voor een zogenaamd 'kip-ei' verhaal: netbeheerders mogen pas investeren op het moment dat er concrete behoefte is, initiatiefnemers kunnen dit pas toezeggen wanneer zij een omgevingsvergunning vanuit de gemeente ontvangen en de gemeente kan pas een omgevingsvergunning verlenen wanneer de initiatiefnemer kan aangeven dat er aansluiting en transport op het netwerk mogelijk is. Om uit deze patstelling te komen is er een principeakkoord ondertekend door de initiatiefnemer, Rendo en de gemeente.

De panelen zullen in een zuidopstelling worden geplaatst onder een hoek van 15 tot 35°. De maximale hoogte van de zonnepanelen is 1,8 meter hoog. De minimale hoogte is 0,65 m zodat de ondergrond (extensief) beheerd kan worden middels schapen.

2.4.11 Ontsluiting en parkeren

De realisatie van een zonnepark heeft geen grote gevolgen voor het verkeer en parkeren. Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden, en daarnaast alleen op heel beperkte schaal ten behoeve van het beheer. Het zonnepark wordt niet openbaar toegankelijk.

Het park wordt ontsloten via Meerboomweg-Zuid aan de westzijde van het plangebied. Hiervoor wordt een bestaand puinpad gebruikt. Vanuit de Meerbomweg-Zuid loopt een onderhoudspad de weilanden in. Dit onderhoudspad wordt ten behoeve van de aanleg verder doorgetrokken naar achteren tot het aansluitpunt, de containers en de transformatoren. Deze objecten dienen namelijk goed toegankelijk te zijn voor beheer en onderhoud en vooral in het geval van calamiteiten. De brandweer eist dan ook een (half)verharde ontsluitingsweg van tenminste 4,5 meter breed. Het voorgenomen plan wordt niet toegankelijk voor autoverkeer. Verder ligt het zonnepark niet langs een belangrijke recreatieve fiets- of wandelroute. Gezien de ligging van het zonnepark is er echter weinig aanleiding om het zonnepark open te stellen voor publiek. Een structurele verkeerstoename wordt daarom uitgesloten. Alleen tijdens de bouw en ontmanteling van het zonnepark zal er sprake zijn van een hogere verkeersfrequentie.

2.4.12 Bouw

De bouw van het project zal waar mogelijk gedaan worden met lokale partijen. De start van de bouw is afhankelijk van de vergunningen. Het leggen van de panelen en plaatsen van de omvormers zal enkele maanden in beslag nemen. Om het park aan te sluiten op net zullen de nodige aanpassingen moeten worden gedaan, deze werkzaamheden kunnen 0,5 á 1 jaar in beslag nemen.

2.4.13 Operationeel

Zodra het zonnepark is gerealiseerd, wordt er overgaan naar de fase van beheer. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het onderhoud van de systemen, de monitoring van het zonnepark en diverse administratieve werkzaamheden. Bij voorkeur wordt dit gedaan door lokale partijen. PowerField wil het terrein onderhouden door schapen te laten grazen tussen de panelen, dit kan bijvoorbeeld in samenwerking met een lokale ondernemer. Per hectare kunnen ongeveer acht schapen grazen. Voor de afname van de stroom zal PowerField een afspraak maken met een energieleverancier (PPA contractor). Een alternatief is het extensief uitvoeren van beheer door het plangebied 1 tot 2 keer per jaar te maaien en het maaisel na een korte droogperiode af te voeren, zodat de zaden achterblijven. Het is hierbij wenselijk de percelen alternerend te maaien.

2.4.14 Beheer overige elementen

Beheer watergangen

Het waterschap Vechtstromen blijft verantwoordelijk voor het beheer van de hoofdwatergang in en aangrenzend aan het plangebied. De overige watergangen in het plangebied zullen door de ontwikkelaar worden beheerd.

Beheer greppels

De greppels dienen om te twee jaar gemaaid te worden. Hierbij dient de greppel elk jaar over één lengte gemaaid te worden. Zo blijft altijd een deel van de vegetatie staan. Het maaisel dat vrijkomt door het maaien dient te worden afgevoerd.

Beheer struweel met losse bomen

In de eerste jaren na aanplant zal het struweel en het gebied eromheen intensiever worden onderhouden. Tot het derde jaar na aanplant zal tussen de heesters twee keer per jaar het onkruid en ongewenst opschot worden verwijderd. Daarnaast wordt het struweel jaarlijks in het najaar gesnoeid zodat een compacte groei ontstaat. In de daarop volgende jaren wordt elk jaar één zijde van het struweel gesnoeid.

Beheer losse haag

De losse haag heeft als doel het zonnepark zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. Beide zijden zullen tot het derde jaar na aanplant jaarlijks worden gesnoeid. Daarna kan de haag wisselend om de 2 tot 3 jaar worden onderhouden. Zo wordt zorggedragen voor een gesloten losse haag. De haag wordt niet hoger dan twee meter zodat schaduw op de panelen wordt voorkomen.

2.4.15 Looptijd

De looptijd van het zonnepark betreft 25 jaar. Hierna wordt het zonnepark ontmanteld. De grond wordt weer opgeleverd in haar oorspronkelijke staat. Zo kunnen de gronden weer gebruikt worden voor het agrarische gebruik. De kosten die gemaakt worden voor het opleveren van de locatie in originele staat, worden gedekt door de restwaarde van het zonnepark.

2.4.16 Financiering

SDE Subsidie

Voor de totstandkoming van het zonnepark wordt een subsidie op grond van de Stimulering Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd. Met de SDE+ subsidie wordt de onrendabele top gedicht tussen de prijs van grijze en groene stroom. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor een bedrijfseconomische haalbaarheid. Met een omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer de SDE+  aanvragen. 

Externe financiering

De ontwikkeling van zonneparken doet PowerField voor eigen rekening en risico. PowerField werkt samen met nationale en internationale investeerders om de financiering van het eigen vermogen van de projecten in te brengen. Daarnaast zal er vreemd vermogen aangewend worden bij banken. Hierbij kan het gaan om bijvoorbeeld de Triodos Bank en de ASN bank, maar ook een grootbank als ING of Rabobank. Deze banken stellen zich de laatste tijd steeds meer ten doel om meer in duurzaamheid en duurzame energie te investeren. De gunstige rentetarieven die momenteel gelden vergroot de haalbaarheid van grondgebonden zonneparken.

2.4.17 Participatie

Een correcte informatieverschaffing zal bijdragen aan meer draagvlak voor het zonnepark. Dit geldt tevens voor het bieden van mogelijkheden voor participatie. Beiden aspecten hebben veel relatie met elkaar, vandaar dat ze in deze paragraaf tegelijkertijd worden behandeld.

Voorafgaand en tijdens de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een zonnepark aan de Meerboomweg-Zuid te Hollandscheveld, is er op diverse manieren gecommuniceerd met omwonenden en belanghebbenden. In deze paragraaf is kort beschreven hoe PowerField het participatie-proces voor zonnepark Hollandscheveld heeft vormgegeven, het volledige participatieplan is opgenomen in Bijlage 2 Participatieplan.

Participatie in de planvorming

Participatie middels overleg met direct omwonenden:

Na een positief principebesluit te hebben ontvangen op 18 mei 2018 heeft PowerField het proces om te komen tot een uitgewerkt plan voor een zonnepark verder opgepakt. Draagvlak bij omwonenden is daarbij van groot belang. Zij kijken immers uit op het plangebied en de gevolgen voor hun uitzicht zijn het grootst. Op 12 en 13 juni 2018 zijn de bewoners van de Meerboomweg-Zuid nummers 11, 11a, 13 en 15 in een persoonlijk gesprek bij gepraat over de voorgenomen plannen. Tevens is gevraagd dat, als het zonnepark er zou komen, wat voor wensen/eisen de omwonenden in dat geval zouden hebben met betrekking tot de landschappelijke inpassing van het zonnepark. De volgende wensen/eisen zijn door de bewoners meegegeven.

  • De zonnepanelen volledig uit het zicht;
  • (Winter)groene inpassing;
  • Graag niet te hoge beplanting omdat er anders overal bos om de woningen staat;
  • Dus lage dichte beplanting waardoor het verre zichtveld blijft behouden;
  • Aanleg van een poel op een gedeelte van de grond waarin één van de omwonende interesse heeft (dit betreft een natte plek) PowerField heeft aangegeven zeer positief tegenover die suggestie te staan zodat ook buiten het zonnepark om meer natuur wordt ontwikkeld;
  • Toegangspad behouden via de huidige zandweg, niet via het pad aan de noordzijde langs de snelweg;
  • De afstand van de woningen tot het zonnepark moet minimaal 200 meter zijn. Één van de omwonenden heeft aangegeven dat hij het zonnepark graag zou willen hebben achter een grenssloot van hem. Dit zou betekenen dat het zonnepark verder weg komt te staan van de woningen.


Bovenstaande eisen en wensen zijn de basis geweest voor het inrichtingsplan voor het zonnepark. PowerField heeft daarbij tegemoet kunnen komen aan al deze punten. Op 29 augustus 2018 is een bijeenkomst georganiseerd bij de bewoners van de Meerboomweg-zuid nummer 13. De bijeenkomst was georganiseerd om het inrichtingsplan te presenteren en te vragen of alle opmerkingen goed waren verwerkt. Naast de bewoners van nummer 13 waren tevens de bewoners van huisnummers 11, 11a en 11b aanwezig. De bewoners van nummer 15 hebben aangegeven niet aanwezig te zullen zijn. Om die reden is het inrichtingsplan via de mail aan hen toegezonden. Tijdens de bijeenkomst zijn nog enkele finale opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn verwerkt in het definitieve plan dat uiteindelijk op 21 september 2018 ter goedkeuring aan de omwonenden is toegezonden.


Participatie middels bijeenkomsten

Op 29 augustus 2018 is een bijeenkomst georganiseerd bij één van de bewoners in het gebied. Tijdens deze bijeenkomst is het inrichtingsplan besproken, waarin de opmerkingen van de overleggen zijn verwerkt. Tijdens de bijeenkomst zijn nog enkele opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn verwerkt in het definitieve plan dat uiteindelijk op 21 september 2018 ter goedkeuring aan de omwonenden is toegezonden.

Algemene informatieavond op 12 juni 2019

Participatie in de planvorming stopt niet bij het indienen van het plan. Om mensen te blijven informeren over het voorgenomen plan en om input te vragen is een informatieavond belegd tijdens de behandeltermijn. Deze is gehouden op 12 juni 2019 in MFC de Opsteker in Nieuwlande. PowerField heeft hiervoor 105 persoonlijke uitnodigingen verstuurt naar bewoners in de omgeving, waaronder alle bewoners van de zuidelijk gelegen camping/bungalowpark. Daarnaast is een advertentie/uitnodiging geplaatst in de Hoogeveense Courant. Groenleven, tevens initiatiefnemer van een zonnepark in de omgeving, heeft tevens naar circa 30 omliggende adressen een persoonlijke uitnodiging gestuurd. Er zijn circa 20 bezoekers op de avond afgekomen, waaronder 2 bewoners van de Bungelowpark/Camping Tussen de Wieken. Tijdens de avond is een informatiemap uitgedeeld met daarin informatie over het zonnepark, een financieel aanbod voor bewoners van het bungalowpark, een reactieformulier, participatieformulier en contactgegevens van PowerField. Er is 1 reactieformulier ingevuld met daarop de opmerking dat, als de zonnepanelen voor minder geluidsoverlast vanaf de rijksnelweg zorgen, het verstandig wordt gevonden kenbaar te maken (Noot: uit uitgevoerde akoestische onderzoeken bij andere zonneparken is gebleken dat er weliswaar een verlaging van het aantal decibels is, maar deze zo gering is dat het daarmee verwaarloosbaar is). Tijdens of na afloop van de informatiebijeenkomst zijn er geen opmerkingen binnengekomen op het (inrichtings)plan.

Inloopmiddag/avond tijdens inzage termijn

Voorafgaand aan of tijdens de inzagetermijn van de ontwerp omgevingsvergunning zal nog een inloopmoment worden georganiseerd. Hierbij zullen de plannen worden gepresenteerd zodat geïnteresseerden kunnen zien hoe hun opmerkingen zijn verwerkt in het definitieve plan.

Overige bewoners in de omgeving

Twee woningen staan op een afstand van circa 300 meter tot het plangebied en hebben hier nagenoeg geen zicht op. Het betreffen de Wilfred Stillweg 40 en Meerboomweg 8. De bewoners van deze woningen zijn voorafgaand aan het aanvragen van de omgevingsvergunning persoonlijk bezocht om hen te informeren over het voornemen. Helaas waren de bewoners meerdere malen niet thuis. Om die reden is een brief met informatie over het voornemen achter gelaten. Daarnaast zijn deze bewoners 2 weken voorafgaand aan de algemene informatieavond (gehouden op 12 juni 2019) per brief uitgenodigd.

PowerField zal tevens aan deze twee woningen aanbieden om kosteloos een set van 15 zonnepanelen plus omvormer en installatie aanbieden. Voorwaarde hierbij is wel dat het plan doorgaat en er een onherroepelijke omgevingsvergunning is.

Camping Tussen de Wieken

Ten zuiden van het plangebied is Camping Tussen de Wieken gelegen. Op de camping staat een groot aantal recreatiewoningen. Deze hebben geen zicht op het plangebied aangezien er een strook bos van 80 meter breed ligt tussen het plangebied en de camping. Na het aanvragen van de omgevingsvergunning zijn de adressen aangeschreven om hen te informeren over het voornemen. Aangegeven is dat tijdens de behandeltermijn een informatieavond zal worden belegd om de eigenaren verder te informeren over het voornemen. Zij zijn hiervoor per brief uitgenodigd.

Ook daken benutten

PowerField vind het tevens van belang dat ook zoveel mogelijk daken worden vol gelegd met zonnepanelen. Om die reden heeft PowerField de eigenaren van de recreatiewoningen een interessant aanbod gedaan; het plaatsen van een set zonnepanelen tegen een sterk gereduceerd tarief. De actie is geldig tot 6 maanden na onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning. Eigenaren zullen te zijner tijd per brief op de hoogte worden gebracht. Een gedeelte van de woningen zijn al voorzien van zonnepanelen, het overgrote gedeelte nog niet. Met dit aanbod draagt PowerField haar steentje bij aan spoor 1 van het 3 sporenbeleid van de gemeente Hoogeveen en probeert ook zoveel mogelijk daken te benutten.

Groenleven en Het Drents Landschap

Gaandeweg het proces is duidelijk geworden dat er nog een initiatief voor een zonnepark was. Dit betreft een initiatief van Groenleven en grenst aan de oostzijde aan het zonnepark van Powerfield. Door de aaneengesloten ligging hebben PowerField en Groenleven besloten het proces verder in gezamenlijkheid op te pakken. In dit kader is gekeken of en zo ja, op welke manier de zonneparken afgestemd kunnen worden met de Natuur en Milieu Federatie Drenthe en Het Drentse Landschap. Het Drentse Landschap is eigenaar van enkele percelen in de nabijheid van beide zonneparken.

In de aanloop naar de aanvraag voor de omgevingsvergunning zijn verkennende gesprekken gevoerd met de Drentse Natuur en Milieu Federatie en Het Drentse Landschap. Voor het aspect natuur en landschap is afgesproken dat Het Drentse Landschap aanspreekpunt is. Om die reden is ook het veldbezoek georganiseerd om input te krijgen voor het inrichtingsplan.

Op 11 februari 2019 is er een veldbezoek en overleg geweest waarbij de projectmanagers van PowerField en Groenleven, twee ecologen (één van Bugel Hajema en één van Eelerwoude), twee landschapsarchitecten (één van Lindemans Architecten en één van Eelerwoude) en een medewerker van Het Drentse Landschap aanwezig waren. Op basis van dit veldbezoek zijn de inrichtingsplannen voor het zonnepark van Groenleven en PowerField aangepast en op elkaar afgestemd.

Een van de verzoeken van het Drentse Landschap was dat er géén hekwerk werd geplaatst aan de noordzijde van het zonnepark (zijde snelweg). Deze plek wordt momenteel gebruikt als oversteekplaats voor reeën. Door het plaatsen van een hekwerk zijn reeën genoodzaakt weer terug de snelweg over te steken wat de kans op verkeersslachttoffers (zowel mens als dier) vergroot. PowerField heeft gehoor hier aan gegeven door geen hekwerk te plaatsen aan deze zijde. Op de locaties waar wel een hekwerk noodzakelijk is wordt ervoor gezorgd dat deze te passeren is voor de das.

Daarnaast is overlegd op welke wijze tegemoet kan worden gekomen aan de aanwezigheid van een dassenburcht in een bosje van het Drentse Landschap, iets ten zuiden van het zonnepark. De aanleg van natuurvriendelijke oevers en kruidenrijk/bloemrijk grasland kan de leefomgeving van de das verbeteren. Dit heeft PowerField dan ook doorgevoerd in haar inrichtingsplan.

Plaatselijk Belang Hollandscheveld

Er is contact gezocht met het Plaatselijk Belang Hollandscheveld. Als gevolg daarvan heeft een projectmanager van Groenleven, mede namens PowerField, een kennismakingsgesprek gevoerd met een opgerichte werkgroep die zich bezig houdt met duurzame energie. Tijdens dit overleg is naar voren gekomen dat de werkgroep in beginsel niet negatief over het project en de locatie stond. Gedurende de nadere uitwerking van de plannen zal contact worden onderhouden met het Plaatselijk Belang en de werkgroep.

Plaatselijk Belang Nieuwlande

Omdat het zonnepark is gelegen tussen Hollandscheveld en Nieuwlande, is tevens contact gezocht met het plaatselijk belang van Nieuwlande. Gedurende de nadere uitwerking van de plannen zal contact worden onderhouden met het Plaatselijk Belang en de werkgroep.

Participatie door wettelijke inspraakmogelijkheden

Om een vergunning voor de planperiode van 25 jaar te verlenen, is een planologische procedure noodzakelijk. Hierbij worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de plannen middels zienswijzen, bezwaar en beroep. Op deze wijze kunnen belanghebbenden dus altijd nog invloed uitoefenen op het voorgenomen plan.

Financiële participatie lokale partijen

PowerField vind het belangrijk dat lusten en lasten worden verdeeld en een gedeelte van de baten terug vloeit in de omgeving. Concreet heeft PowerField in overleg met de omgeving de volgende afspraken gemaakt:

  • Alle inwoners van Hollandscheveld en Nieuwlande krijgen (indien gewenst) 20% korting op zonnepanelen ingekoch bij Powerfield.
  • Direct aanwonenden krijgen gratis zonnepanelen ten behoeven van de eigen energievoorziening van het huishouden.
  • PowerField heeft tevens aan twee woningen (Wilfred Stillweg 40 en Meerboomweg 8) aangeboden om kosteloos een set van 15 zonnepanelen plus omvormer en installatie te installeren.
  • Daarnaast biedt PowerField deze aanwonenden de mogelijkheid om de grond tussen hun woning en het zonnepark tegen gereduceerd tarief over te kopen van PowerField. De aanwonenden hebben aangegeven hierin interesse te hebben.
  • Bij voldoende interesse onderzoeken wij de mogelijkheden voor een postcoderoos en/of daarnaast biedt PowerField obligaties aan.
  • Schenking aan dorpsbelangen Plaatselijk Belang Hollandscheveld t.b.v. leefbaarheid en leefomgeving: € 15.000
  • Het Dorpshuis 't Anker krijgt een zonnepaneleninstallatie aangeboden die het verbruik dekt.
  • De camping Tussen de Wieken krijgt gratis 5 elektrische fietsen aangeboden door PowerField.
  • Scherp aanbod voor zonnepanelen voor eigenaren van de recreatiewoningen op camping Tussen de Wieken.

Daarbij worden zowel bij de realisatie van het zonnepark als het beheer en onderhoud ervan, zoveel mogelijk met lokale partijen gewerkt om zo de lokale economie te stimuleren.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan dit beschreven beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Relevant voor de ontwikkeling van het zonnepark is dat de vraag naar elektriciteit zal blijven groeien. Vanwege de ambities voor beperking van de CO2-uitstoot is een transitie naar duurzame, hernieuwbare energievoorziening nodig. Voor het opwekken van energie moet voldoende ruimte gereserveerd worden. Het aandeel van duurzame energiebronnen (waaronder zon) in de totale energievoorziening moet omhoog en deze bronnen hebben relatief veel ruimte nodig.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In de SVIR wordt de ambitie uitgesproken dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie vergevorderd is. De ontwikkeling van het zonnepark volgt de lijn van de SVIR en doet daarbij geen afbreuk aan de overige nationale belangen.

3.2.2 Barro en Bro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op de voorgenomen ontwikkeling.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De realisatie van een zonnepark past binnen de regels van het Barro en het Bro. Wel is de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe "Laddersystematiek" wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen.

De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Hierna wordt beargumenteerd waarom de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

  • 1. Er bestaat een behoefte om te komen tot een duurzame energievoorziening. Deze behoefte staat o.a. aangegeven in de Omgevingsvisie van de Provincie Drenthe en het beleid “Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen” van de gemeente Hoogeveen. Zowel de provincie als de gemeente willen zich profileren als duurzame overheidsinstanties. Duurzame energieopwekking in de vorm van een zonnepark draagt bij aan deze behoefte en profilering.
  • 2. Binnen bestaand bebouwd gebied zijn geen locaties beschikbaar met een omvang van aaneensluitend ruim 26 hectare. Binnen de bebouwde kom is wel ruimte voor zonnepanelen op daken. Echter zijn de daken veelal in particulier eigendom waardoor de eventuele realisatie van zonnepanelen afhankelijk is van particulier initiatief. De realisatie van zonnepanelen op daken is sterk afhankelijk van de wil van de particulier en draagt in beperkte mate bij aan de ambitieuze duurzaamheidsambitie. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om op het eigen dak zelf in eigen duurzame elektriciteitsopwekking te voorzien. Er zijn diverse redenen waarom daken niet geschikt zijn en ook nog vele ogenschijnlijk geschikte daken toch niet geschikt blijken te zijn. Dit zijn bijvoorbeeld esthetische bezwaren, de aanwezigheid van rieten daken, constructie technisch bezwaren, te klein dakoppervlak, hinderlijke schaduw, en netwerkaansluiting-beperkingen.

Om voldoende zonne-energie op te kunnen wekken om te kunnen voldoen aan de ambities die zijn verwoord in overheidsbeleid, zijn daartoe ook zonneparken noodzakelijk. Voor een economisch rendabel zonnepark dat substantieel bijdraagt aan de duurzaamheidsopgave is een grote oppervlakte nodig die effectief gebruikt kan worden. Een zonnepark met een dergelijke omvang is niet te realiseren op gronden binnen de kernen van de gemeente Hoogeveen. Er zijn geen gronden met een dergelijke omvang binnen de kernen beschikbaar, waarbij de realisatie ook financieel uitvoerbaar is. Over het algemeen is er reeds bebouwing aanwezig of is de betreffende grond gereserveerd voor andere functies, die niet zijn te combineren met een zonnepark.

Het plangebied betreft een aantal percelen, welke momenteel agrarisch in gebruik zijn. Het zonnepark is goed te bereiken via Meerboomweg-Zuid. Het zicht voor omwonenden op de zonnepanelen kan, door een goede landschappelijke inpassing, worden geminimaliseerd.

Het zonnepark wordt aangelegd voor de duur van 25 jaar, en wordt planologisch mogelijk gemaakt middels een omgevingsvergunning. Aan het einde van de looptijd worden de percelen weer opgeleverd met de functie en bestemming zoals deze is verkregen, agrarisch. Benadrukt dient te worden dat het geldende bestemmingsplan met bijbehorende bestemmingen en aanduidingen niet wordt gewijzigd.

Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden via de ontsluiting, en daarnaast alleen op heel beperkte schaal ten behoeve van het beheer. Het zonnepark kan op een veilige manier worden ontsloten via Meerboomweg-Zuid.

3.2.3 Energieakkoord voor duurzame groei

In het Energieakkoord voor duurzame groei is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Eén van de te realiseren doelen is een toename van hernieuwbare energieopwekking naar 14% in 2020.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt naar verwachting 18.000 MWh duurzame energie opgewekt, dit staat gelijk aan het verbruik van ruim 5.600 gemiddelde huishouden. Hiermee levert de voorgenomen ontwikkeling een forse bijdrage in de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 14% duurzaam opgewekte energie in 2020.

3.2.4 Rijk investeert in duurzame energie

De afgelopen jaren heeft de overheid diverse doelstellingen geformuleerd betreffende het opwekken van duurzame energie. Om deze doelstellingen te behalen worden initiatieven voor het opwekken van duurzame energie gesubsidieerd. Voor de realisatie van zonneparken kan SDE+ subsidie worden aangevraagd. Het Rijk heeft het budget voor de SDE+ van 2019 vastgesteld op 10 miljard euro.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De subsidieregeling vanuit het Rijk laat zien dat het Rijk dergelijke initiatieven voor het opwekken van duurzame energie stimuleert.

3.2.5 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskaders benoemd in de SVIR, Barro, de Bro. Vanuit deze beleidsdocumenten en regelgeving zijn geen randvoorwaarden of uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan het behalen van de vastgelegde doelstellingen in het Energieakkoord voor duurzame groei.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

De provincie Drenthe heeft in haar Omgevingsvisie 2018 aangegeven ontwikkelingen te stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving. De Provincie Drenthe streeft ernaar om in 2050 energieneutraal te zijn. Om dit te behalen moet Drenthe in 2030 40% van haar energie duurzaam opwekken, dit is naar schatting een productie van 20 Petajoule. Drenthe streeft naar een mix van energie uit wind, zon, biomassa en bodem-energie.

Voor zonne-energie streeft de Provincie Drenthe ernaar om het geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk te benutten. Voor grondgebonden opstellingen van zonnepanelen wordt de "Ja, Mits"-benadering toegepast. Een zonnepark moet aan een aantal voorwaarden voldoen welke in de volgende paragrafen worden beschreven.

1. Combinatie met andere functies en/of integrale meerwaarde op gebiedsniveau

PowerField zoekt altijd naar een combinatie van functies bij een zonnepark. In dit geval is het plangebied gelegen in de nabijheid van gronden van het Drentse Landschap. De ligging en de natte grondslag hebben PowerField doen besluiten hier meervoudig ruimtegebruik te zoeken in de combinatie met natuurontwikkeling. Het realiseren van zonnepark Hollandscheveld biedt verschillende kansen en meerwaarde voor versterking van de ecologische en landschappelijke waarden in het plangebied. Deze kansen zijn nader toegelicht in hoofdstuk 2.4.7 Zonnepark als ecologische meerwaarde.

Voorliggend zonnepark is ook gelegen langs een hoofd infrastructuur A37, waardoor de langs de snelweg gelegen gronden worden benut voor de opwekking van zonne-energie.

2. Inpassing randen van het zonnepark

De randen van zonnepark Hollandscheveld worden natuurlijk ingericht en spelen daarmee in op de omgeving. Aan de westzijde wordt, op verzoek van de bewoners, een groene bufferzone aangelegd. Daarnaast worden er houtsingels aangelegd, die een bijdrage leveren aan het terugbrengen van de historische verkavelingsstuctuur.

3. Tijdelijkheid van een zonnepark

De Provincie Drenthe ziet de realisatie van zonneparken als tijdelijke installatie. Voor zonnepark Hollandscheveld wordt een omgevingsvergunning aangevraagd. Deze vergunning wordt verleend voor een periode van 25 jaar, hiermee is de tijdelijkheid van het zonnepark geborgd. Als de vergunning verloopt wordt het zonnepark verwijderd.

4. Participatie

Bij het ontwikkeling van een zonnepark stelt de Provincie Drenthe de voorwaarde dat de initiatiefnemer in overleg én samen met de omwonenden een participatieplan opstelt. In dit geval heeft PowerField een uitgebreid omgevingsproces doorlopen en dit is samengevat in hoofdstuk 2.4.17 Participatie het gehele participatieplan is opgenomen in Bijlage 2 Participatieplan van deze vergunning.

5. Een balans tussen zonnepark en landschap

Bij de realisatie van zonneparken wil de Provincie Drenthe een balans tussen het zonnepark en het landschap. Hierbij staat het behouden van de bestaande landschapstypen en haar kwaliteiten centraal.

Voor de realisatie van de zonnepark Hollandscheveld, is gekeken naar de kernkwaliteiten van de Drenthe:

  • 1. Landschap
  • 2. Natuur
  • 3. Rust
  • 4. Cultuurhistorie
  • 5. Archeologie
  • 6. Aardkundige waarden

6. Kernkwaliteit – Landschap

De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal. Het projectgebied valt onder het landschapstype 'Landschap van de Veenkoloniën' (zie Figuur 15). Dit hoogveen-ontginningslandschap is het meest voorkomende landschapstype van Drenthe. Het landschapstype beslaat ongeveer een kwart van de provincie. Kenmerkend voor dit landschapstype is de strakke verkaveling met bebouwingslinten langs kanalen en monden en grote weidse ruimten met wijken. Elk ontginningslandschap heeft zijn eigen specifieke kenmerken waaruit de tijd en de manier van ontginning kan worden afgeleid. Het Hollandscheveld heeft een wat kleinschalig en meer besloten karakter met veel verspreid voorkomende bebouwing en bosstroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0019.png"

Figuur 15: Uitsnede kernkwaliteit landschap

Provinciaal belang

Van provinciaal belang zijn:

  • de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur;
  • de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het Hollandscheveld heeft een wat kleinschalig en meer besloten karakter met veel verspreid voorkomende bebouwing en bosstroken. Er is met het Inrichtingsplan aangesloten op deze karaktereigenschappen. Het zonnepark volgt de karakteristieke opstrekkende verkaveling. Door houtsingels toe te voegen aan de randen van het zonnepark wordt het besloten karakter van het landschap versterkt.

7. Kernkwaliteit – Cultuurhistorie

Het Drentse cultuurlandschap, met daarin het gebouwde erfgoed als ankerpunten, is sterk bepalend voor hoe wij onze leefomgeving ervaren. Het geeft er betekenis aan en is zo direct verbonden met het beeld van de Drentse identiteit.

De leefomgeving, en dus ook het Drentse cultuurlandschap, ontwikkelt zich tegelijk voortdurend en verandert mee met de grote opgaven van deze tijd. Provincie Drenthe zet cultuurhistorie integraal in als ontwikkelfactor bij de ruimtelijke, economische en maatschappelijke opgaven, zoals krimp en leefbaarheid, duurzame energie en vrijetijdseconomie.

8. Cultuurhistorische hoofdstructuur

Het beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota “Cultuurhistorisch Kompas Drenthe”. Twee doelstellingen staan hierin centraal.

  • Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
  • Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken. Dit doet de provincie door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van provinciale partners.

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur verbindt alle elementen, structuren en gebieden die in hun onderlinge samenhang van provinciaal belang worden geacht. Voor het bepalen welke onderdelen van provinciaal belang zijn de volgende criteria toegepast:

  • De onderlinge, samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden;
  • De bovenlokale betekenis van de elementen, structuren en gebieden;
  • De mate waarin de elementen, structuren en gebieden nu ruimtelijk dominant zijn;
  • De mate waarin zij karakteristiek zijn voor de provincie Drenthe en voor het deelgebied.

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur is gebiedsgericht beschreven in 10 deelgebieden. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. De locatie van het zonnepark is gelegen in het gedeelte 'respecteren'. Zie Figuur 16.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0021.png"

Figuur 16: Uitsnede kernkwaliteit cultuurhistorie, respecteren

Het plangebied valt onder het sturingsniveau cultuurhistorie respecteren. Dit betekent dat bij ontwikkelingen de inzet ligt bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op de voorgenomen ontwikkeling zijn de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie van belang, deze kernkwaliteiten zijn in bovenstaande paragrafen uitgebreid omschreven. De uitgangspunten van de kernkwaliteiten liggen aan de basis van het opgestelde Inrichtingsplan. Het gebied is altijd afwisselend open en besloten geweest door de bossen. Met het kiezen van de maatregelen om het zonnepark landschappelijk in te passen is hierop aangesloten. Het Inrichtingsplan maakt onderdeel uit van de vergunningaanvraag en voorziet daardoor in een planologische borging van deze ontwikkeling.

3.3.2 Omgevingsverordening Drenthe

Een instrument om te kunnen sturen op het in de Omgevingsvisie 2018 geformuleerde beleid is de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV). In de verordening staan voorschriften waaraan iedereen zich moet houden. In de POV is één artikel specifiek gewijd aan de ruimtelijke mogelijkheden voor zonne-energie. De tekst van het artikel luidt:

Een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers indien uit het desbetreffende

ruimtelijk plan blijkt dat:

  • a. dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;
  • b. er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen.
  • c. geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.

a. Zonnepark passend in het landschap

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een zonnepark van ruim 26 hectare in het veenontginningsgebied. Dit betreft een grootschalig landschap met agrarisch erven, waarin een dergelijk groot zonnepark landschappelijk passend is. De locatie is zorgvuldig gekozen, wat is toegelicht in paragraaf 2.4. Een zonnepark van deze omvang kan niet op een locatie tegen het dorp aan worden gelegd aangezien hiertoe geen gronden beschikbaar zijn.

Door de ligging in het grootschalige landschap is het park passend te noemen. Daarnaast is er een inrichtingsplan opgesteld waarin wordt aangetoond dat het zonnepark een bijdrage levert aan de landschappelijke elementen in en rondom het plangebied. Dit plan is opgenomen in Bijlage 1 Inrichtingsplan van deze omgevingsvergunning.

b. Zonnepark in combinatie met andere functies

PowerField zoekt altijd naar een combinatie van functies bij een zonnepark. In dit geval is het plangebied gelegen in de nabijheid van gronden van het Drentse Landschap. De ligging en de natte grondslag hebben PowerField doen besluiten hier meervoudig ruimtegebruik te zoeken in de combinatie met natuurontwikkeling. Het realiseren van zonnepark Hollandscheveld biedt verschillende kansen en meerwaarde voor versterking van de ecologische en landschappelijke waarden in het plangebied. Deze kansen zijn nader toegelicht in hoofdstuk 2.4.7 Zonnepark als ecologische meerwaarde.

Voorliggend zonnepark is ook gelegen langs een hoofd infrastructuur A37, waardoor de langs de snelweg gelegen gronden worden benut voor de opwekking van zonne-energie. Daarnaast worden er in en rondom het park maatregelen getroffen die ten goede komen aan de ontwikkeling van natuur en biodiversiteit.

c. Zonnepark wordt weer verwijderd

Een belangrijke voorwaarde vanuit de Provincie is dat de zonneparken tijdelijk zijn én na de doorlooptijd weer worden verwijderd. In voorliggend geval wordt een omgevingsvergunning aangevraagd voor een periode van 25 jaar. In de omgevingsvergunning wordt opgenomen dat wanneer het zonnepark niet meer wordt gebruik voor stroomopwekking, het zonnepark verwijdert dient te worden. De getroffen landschapsmaatregelen worden niet verwijderd, waardoor de ontwikkeling een blijvende bijdrage levert aan de natuur en landschapswaarden. De blijvende impuls bestaat uit de aanleg van de groensingel aan de noordzijde (snelweg), de natuurvriendelijke oevers en de singel in oost-west richting aan de zuidzijde van het zonnepark. Dit zijn elementen die passen in het landschap en daarom ook gehandhaafd blijven ná de exploitatietijd (25 jaar) van het zonnepark. De groensingel in noord-zuid richting aan de westzijde van het zonnepark fungeert puur en alleen voor landschappelijke inpassing voor de bewoners. Die singel zal dus weer verwijderd worden op het moment dat het zonnepark ontmanteld wordt.

3.3.3 Conclusie provinciaal beleid

De ontwikkeling van een zonnepark past binnen het beleid en de landschappelijke kernkwaliteiten van de provincie Drenthe en geeft invulling aan de duurzaamheidsopgave. Daarmee wordt gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie Hoogeveen 2000-2030

In de toekomstvisie van de gemeente Hoogeveen 'Hoogeveen en haar ambities'worden vijf terreinen behandeld: sociaal, economie, omgeving, veilig en bestuur. Voor deze ontwikkeling is voornamelijk het thema Omgeving van belang. Met betrekking tot de visie op het landschap is het volgende aangegeven:

Hoogeveen wil de kwaliteiten en waarden van landschap, dorpen en stad benutten en versterken. Landschap is de drager van de ruimtelijke kwaliteit. We zien een uitdaging in het herstel van structuren en in duurzame transformatie en transitie. Er is blijvende aandacht voor natuur-en watersystemen. Het groen buiten en binnen de stad willen we koppelen. Zo verbeteren we de biodiversiteit en versterken we de beeldkwaliteit van de stad. Hoogeveen wil klimaatrobuust zijn om bestand te zijn tegen de klimaatveranderingen. Alle ruimtelijke ingrepen moeten hieraan bijdragen. Daarnaast hebben veel vormen van hernieuwbare energie gevolgen voor het landschap. Hoogeveen biedt ruimte aan deze nieuwe vormen en zorgt voor een zorgvuldige inpassing in het landschap. In vervolg op het afwegingskader voor zonne-energie stellen we een totale visie voor de boven- en ondergrond op. We gaan in ieder geval geen ruimte bieden aan de opslag van CO2 en nucleair afval en staan de winning van schaliegas niet toe. De realisatie van het zonnepark Meerboom-Zuid Hollandscheveld draagt bij aan de energietransitie en wordt daarnaast zorgvuldig in het landschap ingepast. Daarvoor een een inrichtingsplan opgesteld. Het plan past daarmee binnen de kaders van de Toekomstvisie Hoogeveen.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De fysieke Structuurvisie van de gemeente is vastgesteld in 2004. De actualisatie "Hoogeveen ruim gezien 2015-2030" is vastgesteld in 2012 en op onderdelen bijgesteld. Het resultaat betreft de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 met de Structuurvisiekaart Hoogeveen 2015-2030. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is daarbij de rode draad.

Duurzame energie

Hoogeveen streeft naar een ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Een duurzame leefomgeving waarin de kwaliteit van leven voor inwoners en bedrijven nu en voor de toekomst geborgd is. Voor een leefbare en duurzame samenleving zijn energiebesparing, gebruik van duurzame energie, vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen en materiaalkeuze belangrijke uitgangspunten voor Hoogeveen. De leefomgeving moet de lange-termijnveranderingen in het klimaat en weersextremen zo veel mogelijk kunnen opvangen door vergroening en voldoende waterberging. Groen en water krijgen aandacht vanwege de rol bij een veranderend klimaat, maar ook om de biodiversiteit en aantrekkingskracht van Hoogeveen te vergroten.

Het klimaatbeleid van 2010 stelt dat de gemeente Hoogeveen haar eigen organisatie in 2020 CO2- neutraal wil hebben ingericht. Daarnaast is de ambitie om het gehele grondgebied van Hoogeveen in 2040 CO2-neutraal ingericht te hebben inclusief de industrie. Het streven is naar een energiehuishouding die betrouwbaar en betaalbaar is, met een minimum aan uitstoot van broeikasgassen. Voor de realisatie hiervan zullen alle vormen van duurzame energie (grootschalig) ingezet moeten worden: zonne-energie, geothermie, warmte-koudeopslag, warmtenetten, biomassa, waterkracht en windenergie.

De verschuiving van fossiele brandstoffen naar een nieuwe, schone, betaalbare en betrouwbare energievoorziening gaat gepaard met een toenemend ruimtebeslag voor de opwekking van duurzame energie. Landschappelijk ligt er een opgave in het vinden van gebieden voor energieopwekking. Op diverse plekken liggen er kansen, mits stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast.

Zoekgebied woon-/werklocaties

Het plangebied maakt deel uit van de deelgebied 12 'semi open zandgebied met agrarische functies'. Het landschap is voor de gemeente Hoogeveen een belangrijke drager van de ruimtelijke kwaliteit. Dit werd in 2004 al verwoord in de landschapsvisie. Deze visie is in 2012 geactualiseerd. In de nieuwe visie wordt gesteld dat er een zoekopgave ligt in het vinden van gebieden voor schaalvergroting in landbouw én energieopwekking. Er liggen kansen, mits stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast. In Figuur 17 is een kaart opgenomen met de locatie van het zonnepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0022.png"

Figuur 17: Uitsnede structuurvisie kaart

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In de structuurvisie wordt gesteld dat er een zoekopgave ligt in het vinden van gebieden voor nieuwe bospercelen ter versterking van het landschap én energieopwekking. Er liggen kansen, mits stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast. Het zonnepark Hollandscheveld wordt landschappelijk ingepast, waarbij de landschappelijke kwaliteiten als basis van het ontwerp hebben gediend. Hoe het park landschappelijk is ingepast, is uitgebreid beschreven in hoofdstuk 2 én bijlage 1. Gesteld wordt dat het zonnepark landschappelijk goed is ingepast en daardoor aansluit bij de zoekopgave naar gebieden voor schaalvergroting in energieopwekking.

3.4.3 Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen

In de gemeente Hoogeveen is het beleid ten aanzien van zonne-energie vastgelegd in het 'Energievisie. Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen' (17 oktober 2017). Het Hoogeveense beleid voor zonneparken kenmerkt zich door een uitnodigend karakter. Dit betekent dat op voorhand geen locaties worden aangewezen en slechts enkele locaties worden uitgesloten. De gemeente maakt gebruik van de zonneladder.

Om aan de gemeentelijke klimaatdoelstelling te kunnen voldoen dient in 2040 circa 6.000 Tj aan duurzame energie opgewekt te worden. Dit komt overeen met het huidige energieverbruik in de gemeente. Op één hectare kunnen circa 3.000 zonnepanelen worden geplaatst. Hiermee kan jaarlijks ongeveer 3,7 Tj duurzame energie mee werden opgewekt. Om Hoogeveen energieneutraal te krijgen met zonneparken is 1621 hectare aan zonnepark nodig. Dit komt overeen met circa 4.863.000 zonnepanelen. Dit is geen realistisch scenario.

De gemeente zet daarom in op het opwekken van duurzame energie op daken (stap 1) en zoveel mogelijk op andere plaatsen in het bebouwde gebied (stap 2). Met deze stappen is de gemeente al enkele jaren zeer intensief bezig, in de vorm van tal van projecten en regelingen gericht op het stimuleren van bedrijven, inwoners, organisaties en verengingen. Hoewel het aantal zonnepanelen op daken en binnen de bebouwde kom aanzienlijk is toegenomen de laatste jaren is stap 3 (buiten bebouwd gebied) ook nodig om energieneutraal te worden. De urgentie van de energietransitie is dermate hoog dat we op de bovengenoemde drie stappen van de zonneladder tegelijkertijd inzetten en dus geen afwachtende houding aannemen tot de capaciteit van stap 1 en 2 volledig zijn benut. Hieronder geven we een nadere toelichting op onze inspanningen met betrekking tot stap 1, 2 en 3.

Stap 1: Op daken

De gemeente Hoogeveen faciliteert eigenaren van zowel woningen als bedrijfsgebouwen zoveel mogelijk om zonnepanelen op daken aan te brengen. Op de gemeentelijke website is een zonnekaart voor alle daken binnen de gemeente te raadplegen. Hieruit blijkt of er voldoende zoninstraling op het dak aanwezig is voor zonnepanelen. Met een rekenmodule kan berekend worden wat de investering in zonnepanelen zal gaan opleveren. Er zijn verschillende campagnes voor huiseigenaren geweest, bijvoorbeeld “Zon zoekt Drent” om mensen bewust te maken van het voordeel van zonnepanelen. De gemeente biedt hiervoor leningen aan om de aanschaf van zonnepanelen te kunnen financieren. De Hoogeveense bedrijven zijn uitgenodigd voor bijeenkomsten over het plaatsen van zonnepanelen. Diverse bedrijven hebben opdracht gegeven voor het plaatsen ervan. Na de bouwvakantie volgt een nieuwe bijeenkomst. Het aantal zonnepanelen op daken is in de afgelopen jaren behoorlijk toegenomen. In 2012 waren er nog slechts 1.000 zonnepanelen aanwezig, in 2017 waren dit al 15.000 geregistreerde zonnepanelen. De verwachting is dat dit aantal de komende jaren nog flink gaat toenemen. Uit dit aantal blijkt wel dat er nog een lange weg te gaan is om hiermee een significante rol te spelen bij het behalen van de klimaatdoelstelling.

Stap 2: Binnen bebouwd gebied

Er wordt door de gemeente naar mogelijkheden gezocht om binnen het bebouwde gebied zonnepanelen te kunnen plaatsen. Voorbeeld hiervan is het overkappen van parkeerterreinen. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met ontwikkelaars.

Stap 3: Buiten bebouwd gebied

Uit de bovenstaande getallen blijkt dat het, vanwege de klimaatopgave, noodzakelijk is om ook zonne-energie op te wekken in het buitengebied. Hier kunnen significante hoeveelheden duurzame energie worden opgewekt. De gemeente zet daarom gelijktijdig in op het opwekken van zonne-energie op daken, binnen bebouwd gebied en buiten bebouwd gebied.

In feite komt de zonneladder grotendeels overeen met de Zonneladder van de provincie Drenthe. De verantwoording waarom gekozen is voor de locatie is in die paragraaf reeds beschreven. Daarom wordt hieronder kort ingegaan op de drie eerste treden maar uitgebreider op de 3e stap.

Toetsing stap 1: De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een zonnepark met een grootte van ruim 26 hectare. Het is niet mogelijk een zonnepark van deze omvang te realiseren op daken. Om de energiedoelstellingen te behalen zijn dus meerdere initiatieven noodzakelijk; naast dat er zoveel mogelijk daken moeten worden vol gelegd, zal een gedeelte van de duurzame energievoorziening elders moeten plaatsvinden dan via daken.

Toetsing stap 2: De gemeente zet het liefst in op onbenutte braakliggende terreinen zoals bedrijventerreinen of woningbouwlocaties. Binnen bestaand bebouwd gebied zijn geen locaties beschikbaar met een dergelijke omvang, waarbij de realisatie ook financieel uitvoerbaar is.

Toetsing stap 3: Het plan wordt geplaatst op stap 3, buiten de bebouwde kom. Bij de ontwikkeling van een zonnepark in het buitengebied, dient aandacht te worden besteed aan draagvlak uit de omgeving en inbedding in het landschap. Bovendien dient bepaald te worden of er een koppeling gelegd kan worden tussen de opwekking en de afname van de stroom.

Naast de hiervoor genoemde voorwaarden wordt er op stap 3 onderscheid gemaakt in volgende ontwikkelingsvormen:

  • gekoppeld aan een bedrijventerrein of grootschalige infrastructuur;
  • gekoppeld aan de dorpen;
  • vrij liggend in het buitengebied.

Het Hollandscheveld betreft een zonnepark dat vrij is gelegen in het buitengebied en gekoppeld is aan grootschalige infrastructuur.

Zonnepark vrijliggend in het buitengebied

Er zijn mogelijkheden om een zonnepark vrij liggend in het landschap te realiseren. Elk zonnepark zal een verandering van het landschapsbeeld met zich meebrengen. Daarom wordt een maximummaat voor het totaal aan zonneparken in het landelijk gebied gehanteerd. Deze maat is afhankelijk van het landschapstype. In vrijwel alle gebieden wordt er vanuit gegaan dat maximaal 20% van de totale oppervlakte per landschapstype mag worden benut als zonnepark. In deze optelling worden ook de eventuele zonneparken bij bedrijventerreinen en dorpen meegerekend.

De locatie is gelegen in veen besloten, waarbij het bebouwingspercentage per deelgebied maximaal 20% is. De omvang van de beoogde locatie is minder dan 20% van het oppervlak van het deelgebied. Zie voor een indruk van het oppervlak de kaart in Figuur 18.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0023.png"

Figuur 18: ligging locatie in het landschapstype 'veen besloten'

De realisatie van een zonnepark wordt door de gemeente Hoogeveen gezien als een kans om het landschap een impuls te geven. In voorliggend geval wordt er op meerdere manieren een blijvende landschappelijke impuls gegeven. De blijvende impuls bestaat uit de aanleg van de groensingel aan de noordzijde (snelweg), de natuurvriendelijke oevers en de singel in oost-west richting aan de zuidzijde van het zonnepark. Dit zijn elementen die passen in het landschap en daarom ook gehandhaafd blijven ná de exploitatietijd (25 jaar) van het zonnepark. De groensingel in noord-zuid richting aan de westzijde van het zonnepark fungeert puur en alleen voor landschappelijke inpassing voor de bewoners. Die singel zal dus weer verwijderd worden op het moment dat het zonnepark ontmanteld wordt.

Daarom geldt als randvoorwaarde voor de realisatie van een zonnepark in het landelijk gebied het volgende:

Als een zonnepark vrij liggend in het landschap van Hoogeveen wordt gerealiseerd, moet er een blijvende landschappelijke impuls aan het gebied worden gegeven. Hoe dit vorm krijgt is in de vorige alinea beschreven.

Daarnaast geldt als randvoorwaarde dat het zonnepark geen afbreuk doet aan aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zoals vastgelegd in de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart) en aan aanwezige natuurwaarden. Voor de aanleg van een zonnepark vindt in elk geval geen grootschalige bomenkap plaats.

De landschappelijke impuls is grotendeels afhankelijk van het landschapstype. In de gemeente wordt onderscheid gemaakt in veen-en zandgronden. In de structuurvisiekaart in Figuur 18 is te zien dat het plangebied gelegen is in het semi besloten veenlandschap. De veengronden zijn landbouwkundig gezien vaak minder waardevol. De realisatie van een zonnepark past daarom goed binnen dit landschapstype. De gemeente stelt dat binnen de kaders van de landschapspatronen mogelijkheden zijn om zonneparken te realiseren. Hierbij worden wel voorwaarden gesteld aan de inpassing.

Maat en schaal

Binnen de veengronden is het van belang dat de maat zich voegt naar het karakter van het landschap. Binnen het gebied kan verschil worden gemaakt tussen kleinschalige veenontginningen met een open karakter, kleinschalige veenontginningen met een besloten karakter en een grootschalige veenontginning met een open karakter. Vooral in de meer open gebieden liggen kansen om een zonnepark als geheel te ervaren en daarin patronen van het landschap te herkennen. In de meer besloten veengebieden is het belangrijk dat de maat van het zonnepark zich voegt naar het kleinschalige karakter van het landschap. Voor het plangebied Hollandscheveld zal vanwege het semi-besloten karakter een balans moeten worden gevonden in de inrichting van het zonnepark zodat het karakter blijft bestaan.

Een zonnepark in het veengebied moet minimaal 100 meter afstand houden van de ontginningsassen in het gebied. Het plangebied bevindt zich niet in de directe omgeving van een ontginningsas, er hoeft hier dan ook geen rekening mee gehouden te worden.

Aanzicht en inpassing

De veengronden hebben een overwegend open karakter. Zonneparken zullen daarom altijd zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Het uitgangspunt is dat er vrij zicht over het veld gehouden moet worden, zodat de horizon gezien kan worden. Om dit te garanderen zijn er op veengronden alleen opstellingen toegestaan tot een hoogte van 1,8 meter, deze voorwaarde is dan ook van toepassing op voorliggend zonnepark. Onderstaande uitgangspunten zijn de basis geweest voor het opgestelde inrichtingsplan, zoals beknopt toegelicht in hoofdstuk twee en opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0024.png"

Figuur 19: Eisen aan landschappelijke inpassing

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het afwegingskader zonne-energie Hoogeveen is wellicht het belangrijkste beleidsdocument. In deze paragraaf is een motivatie gegeven voor het plaatsen van het zonnepark op stap 3. Bij het inrichtingsplan is zo goed als mogelijk aangesloten bij de gestelde uitgangspunten:

Opzet en inrichting:

  • Het zonnepark heeft een rechthoekige opzet;
  • Het zonnepark respecteert bestaande perceelgrenzen (en grotere watergangen);
  • Door het zonnepark op afstand van doorgaande wegen te realiseren en landschappelijke inpassing laag te houden wordt het zicht op het landschap behouden;
  • Ontsluiting vindt plaats via de Meerboomweg-Zuid;
  • Door het zonnepark zo ver mogelijk van woningen te plaatsen wordt hinder voorkomen.

Inpassing:

  • Er is bestaande beplanting aanwezig langs de A37;
  • De gekozen maatregelen (singels aan de oost- en westzijde en een haag aan de zuidzijde) zorgen ervoor dat het zonnepark aan het zicht wordt onttrokken. De maatregelen sluiten aan bij de karakteristieken van het aanwezige open landschap en verstoren dit niet.

Vormgeving:

  • Hekwerken zullen vrijwel niet zichtbaar zijn omdat zij aan de binnenzijde van de landschappelijke inpassing staan.
  • Hekwerken worden geplaatst in een groene kleur waardoor zij minder opvallen en komen op 10 cm van de grond, zodat zij voor klein wild te passeren zijn;
  • Er worden zonnepanelen toegepast die een speciale coating hebben die niet schitteren. Daarnaast wordt schittering naar de omgeving voorkomen door de landschappelijke inpassing.
3.4.4 Aangepast afwegingskader Zonne-energie Hoogeveen

De afgelopen jaren heeft de opwekking van zonne-energie een enorme vlucht genomen in de gemeente Hoogeveen. Als reactie daarop is in 2017 het Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen opgesteld. Op basis van dit afwegingskader zijn meerdere omgevingsvergunningen afgegeven. Gedurende dit proces is gebleken dat er onduidelijkheid is ontstaan over de term draagvlak, teven werd duidelijk dat de capaciteit op het elektra netwerk niet toereikend was. Tevens is het Rijks-en provinciale beleid omtrent zonne-energie aangepast.

Op basis van de bovengenoemde ontwikkelingen heeft de gemeente Hoogeveen besloten om het afwegingskader zonne-energie op een aantal punten aan te passen. Ten tijde van het aanvragen van de vergunning van zonnepark Hollandscheveld, is het nieuwe beleid in concept klaar. Daarom wordt in deze paragraaf ingegaan op de aangepaste punten van het nieuwe beleid.

De omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van het zonnepark Hollandscheveld is aangevraagd voor de inwerkingtreding van het nieuwe beleid. Het plan dient dan ook getoetst te worden aan het oude beleid. Toch is getracht om met dit plan zo veel mogelijk rekening te houden met het nieuwe beleid.

Maatschappelijke inpassing

De realisatie van grootschalige zonneparken hebben ook invloed om de maatschappij. Daarom ligt in het aangepaste afwegingskader de nadruk op de maatschappelijke inpassing. Waarbij een inspanningsverplichting is gesteld. Hiermee borgt de gemeente de maatschappelijke betrokkenheid.

PowerField heeft voor zonnepark Hollandscheveld, veel aandacht en zorg besteed aan het opzetten van een omgevingsproces. Het gehele proces is vastgelegd in het participatieplan in Bijlage 2 Participatieplan van deze omgevingsvergunning. PowerField zet in op zowel proces als financiële participatie, dit om te komen tot een maatschappelijk inpasbaar plan. Op basis van het gevoerde omgevingsproces wordt gesteld dat het zonnepark Hollandscheveld maatschappelijk inpasbaar is.

Concreet heeft PowerField in overleg met de omgeving de volgende afspraken gemaakt:

  • Alle inwoners van Hollandscheveld krijgen (indien gewenst) 20% korting op zonnepanelen ingekocht bij Powerfield.
  • Direct aanwonenden krijgen gratis zonnepanelen ten behoeven van de eigen energievoorziening van het huishouden.
  • PowerField heeft tevens aan twee woningen (Wilfred Stillweg 40 en Meerboomweg 8) aangeboden om kosteloos een set van 15 zonnepanelen plus omvormer en installatie te installeren.
  • Daarnaast biedt PowerField deze aanwonenden de mogelijkheid om de grond tussen hun woning en het zonnepark tegen gereduceerd tarief over te kopen van PowerField. De aanwonenden hebben aangegeven hierin interesse te hebben.
  • Bij voldoende interesse onderzoeken wij de mogelijkheden voor een postcoderoos en/of daarnaast biedt PowerField obligaties aan.
  • Schenking aan dorpsbelangen t.b.v. leefbaarheid en leefomgeving
  • Het buurt/dorpshuis krijgt een zonnepaneleninstallatie aangeboden die het verbruik dekt.
  • De camping Tussen de Wieken krijgt gratis 5 elektrische fietsen aangeboden door PowerField.
  • Scherp aanbod voor zonnepanelen voor eigenaren van de recreatiewoningen op camping Tussen de Wieken.

Daarbij worden zowel bij de realisatie van het zonnepark als het beheer en onderhoud ervan, zoveel mogelijk met lokale partijen gewerkt om zo de lokale economie te stimuleren.

Aansluiting op het net

Om het zonnepark te kunnen exploiteren is aansluiting op het elektriciteitsnetwerk en transport van de elektriciteit noodzakelijk. Op het moment van schrijven is de beschikbare capaciteit van station Toldijk in Hoogeveen volledig benut. Om die reden is PowerField op zoek gegaan naar een alternatieve oplossing. Deze is gevonden door het zonnepark (samen met het project aan de Gijsselterweg in Fluitenberg) in Meppel aan te sluiten op het elektriciteitsnetwerk. PowerField heeft op het station van Enexis in Meppel een aansluiting vastgelegd met daarbij voldoende transportcapaciteit om de elektriciteit van zonnepark Meerboomweg Hollandscheveld aan het net te kunnen leveren.

Het aansluiten van een zonnepark buiten de gemeente waarin het gebouwd wordt is niet nieuw en wordt ook elders gedaan. Zo worden bij voorbeeld twee zonneparken (Buinerveen, in de gemeente Borger-Odoorn en Stadskanaal, in de gemeente Stadskanaal) ontwikkeld door PowerField aangesloten op het HSstation Meeden in de gemeente Midden-Groningen. De gekozen oplossing is vergelijkbaar met de situatie in Hoogeveen omdat ook het ook bij deze twee zonneparken niet mogelijk was aan te sluiten op het dichtstbijzijnde station binnen de eigen gemeente. Vandaar dat wij hebben gezocht naar het aansluiten van de zonneparken op een station waar nog wel ruimte was; dit betrof Meeden. Het volgende hebben wij gedaan: vanaf het station Meeden wordt  een kabel gelegd naar zonnepark Stadskanaal. Deze afstand betreft circa 14 kilometer. Vanaf zonnepark Stadskanaal wordt een kabel gelegd richting zonnepark Buinerveen. Deze afstand bedraag circa 11 kilometer. Alle gemeenten, provincies en waterschap hebben akkoord gegeven en een vergunning verleend voor dit kabeltracé. Voor deze twee zonneparken geldt dat de voorbereidende grondwerkzaamheden (bouwrijp maken) zijn afgerond. De bouw van de zonneparken is al reeds aangevangen. De oplevering van beide parken staat einde van dit jaar gepland.


PowerField heeft aangetoond een aansluiting op het station in Meppel te hebben vastgelegd door overlegging van een getekend contract met Enexis alsmede een bevestiging van Enexis hiervan. Tevens is een positieve transportindicatie overhandigd. PowerField heeft de technische en ruimtelijke haalbaarheid voor de gekozen manier van aansluiting onderbouwd. Ook heeft PowerField middels een financiële onderbouwing aangetoond dat met deze gekozen manier van aansluiten het zonnepark Meerboomweg Hollandscheveld haalbaar is.


In zijn algemeenheid wordt daarnaast opgemerkt dat door de minister en netbeheerders wordt gekeken naar oplossingen voor de transportschaarste. Hierbij worden meerdere oplossingen onderzocht zoals het toepassen van curtailment (het door de netbeheerder begrenzen van het vermogen van zonneparken of windmolens), het loslaten van de redundantie eis, oftewel vrijgeven van de 'vluchtstrook') en het uitbreiden van het elektriciteitsnetwerk. Al deze oplossingen dragen bij aan de mogelijkheid om meer duurzame elektriciteit te kunnen aansluiten en transporteren.


De minister is voornemens bestaande wetgeving aan te passen middels een Algemene Maatregel van Bestuur. Hiertoe is begin 2020 een consultatieronde opgestart en de minister is voornemens de AMvB in werking te laten treden per 1 juli 2020. Hiermee zal een deel van de oplossingen in werking treden. Uitgaande van bovengenoemde ontwikkelingen wordt gesteld dat het zonnepark kan worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk, waardoor het plan technisch uitvoerbaar is.

3.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Het voorgenomen plan sluit aan op de doelstelling van de gemeente Hoogeveen om meer energie duurzaam op te wekken, voldoet aan het “afwegingskader zonne-energie Hoogeveen”, en het zonnepark wordt op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast. Daarnaast is het zonnepark in lijn met het aangepaste afwegingskader, waar participatie een belangrijke rol speelt.

3.5 Conclusie

Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.

4.2 Natuurwaarden

De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de Wet Natuurbescherming, hiertoe is in het najaar van 2018 een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Eelerwoude. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van deze ruimtelijke onderbouwing. De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn hieronder beschreven.

Soortenbescherming

Betreffende flora en fauna richt de Wet Natuurbescherming zich op de bescherming van soorten. De wet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe, bepaalde handelingen waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling en voor enkele soorten zonder deze vrijstelling. Voor veel soorten maakt het plangebied onderdeel uit van het leefgebied van de betreffende soort. Dit betreft echter geen essentieel onderdeel van het leefgebied.

Er zijn wel enkele aandachtspunten:

Das

Om een overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen dienen maatregelen genomen te worden ten behoeve de das. Deze maatregelen zijn beschreven in het inrichtingsplan, welke als bijlage is opgenomen bij deze omgevingsvergunning.

Naar aanleiding van een veldbezoek met en in overleg met het Drents Landschap en met twee ecologen (van Eelerwoude en van Bugel Hajema) is bekeken op welke wijze eventuele nadelen voor de Das omgevormd kunnen worden naar een voordeel. Gezamenlijk is tot de conclusie gekomen dat het achterwege laten van het hekwerk (om het leefgebied niet te verkleinen) en de aanleg van een 'dassenakker' tot een positieve uitkomst zullen leiden. De dassenakker, met de extra maatregelen tijdens de bouwperiode, is nader uitgewerkt in een aparte memo. Zie hiervoor Bijlage 4.

Tijdens de inzagetermijn zijn zienswijzen ingebracht waarbij zorgen zijn geuit over de gevolgen voor de Das. Daarnaast is initiatiefnemer met enkele omwonenden en indieners in gesprek gegaan. Dit heeft geleidt tot een verdiepingsslag van de inrichting van de Dassenakker, waarbij tevens input vanuit het Drentse Landschap is gevraagd. Bij de inrichting van de Dassenakker worden laagstam appelbomen (rijpingstijd variërend over het jaar) aangeplant waarbij het valfruit zal dienen als voedsel voor de das. Daarnaast worden besdragende soorten aangeplant. Tenslotte wordt ook over de gehele lengte een strook graan ingezaaid. Hierdoor ontstaat een gelaagdheid in de Dassenakker die tevens over langere periodes over het jaar als voedselvoorziening zal dienen. Naar aanleiding van de gesprekken is er daarnaast voor gekozen een tweede stuk Dassenakker aan te leggen aan de zuidzijde van het westelijke zonneveld (ook tegen een bos in eigendom van Het Drentse Landschap aan gelegen).

Om de das verder te ontzien zijn maatregelen voorgesteld tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Deze maatregelen zijn gebaseerd op deskundigenkennis en het Kennisdocument Das van BIJ12. Initiatiefnemer conformeert zich aan deze maatregelen. De uitwerking van de Dassenakker en voorgestelde maatregelen zijn opgenomen in Bijlage 4.

Concreet worden met het plan meerdere (inpassings)maatregelen genomen om de impact te verkleinen en het leefgebied zoveel mogelijk te verbeteren:

  • Zo min mogelijk plaatsen van hekwerk en waar wel hekwerk staat aanbrengen van doorgangen om de 50 meter waardoor het functioneel leefgebied niet wordt verkleind;
  • Aanleg van 10 meter brede groensingels bestaande uit inheemse (besdragend) struweel om het zonnepark in te passen;
  • Kruidenrijke vegetatie tussen en rondom de zonnepanelen;
  • Realiseren natuurvriendelijke oever;
  • Aanleg Dassenakkers;
  • Meerdere maatregelen tijdens de bouw.

Vleermuizen

Bij de eventuele aanleg van verlichting dient er rekening te worden gehouden met vleermuizen.

Algemeen voorkomende zoogdieren en vogels met jaarrond beschermde nesten

Voor het behouden en verbeteren van het leefgebied van algemeen voorkomende zoogdieren zijn maatregelen noodzakelijk. Voor deze soorten is bij een ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling opgesteld door de Provincie Drenthe. Echter, zij dienen als voedselbron voor diverse roofvogels die mogelijk essentieel foerageergebied hebben in het plangebied. Hierdoor is het noodzakelijk om te zorgen dat deze zoogdieren in voldoende aantallen aanwezig blijven om het plangebied geschikt te houden als foerageergebied voor roofvogels. Als maatregel kan bijvoorbeeld gefaseerd graas- en/of maaibeheer worden toegepast. Daarnaast moet er met de inrichting van het zonnepark rekening worden gehouden met de jacht strategieën van roofvogels. Indien er niet kan worden voldaan aan de voorwaarde die roofvogels stellen aan hun foerageergebied (voldoende bereikbaar voedsel) is nader onderzoek noodzakelijk en mogelijk ook een ontheffing.

Broedvogels

Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Verder dient er bij de werkzaamheden rekening gehouden te worden met nesten van vogels en de algemene zorgplicht.

Amfibieën

In het plangebied wordt een watergang verbreed, dit kan gevolgen hebben voor de aanwezige amfibieën en vissen(flora en fauna). In het plangebied worden beschermde amfibieën niet verwacht (Toetsing Wet natuurbescherming zonneveld Hollandscheveld, Eelerwoude 2019). Voor de werkzaamheden aan de watergang dient in het kader van de zorgplicht rekening gehouden te worden met eventuele aanwezige algemene amfibieën. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden buiten de kwetsbare periode uit te voeren, namelijk de voortplantingsperiode. De beste periode hiervoor betreft globaal half augustus t/m oktober. En voordat volwassen exemplaren zich ingraven voor de winterslaap, voor november. Daarnaast liggen er kansen voor het verbeteren van het biotoop voor amfibieën door het aanleggen van natuur vriendelijke oevers. Om schade aan soorten zoveel mogelijk te beperken dient zoveel mogelijk in één richting te worden gewerkt.

Voorkomen en functie vissen: De noordelijk en oostelijk gelegen sloten langs de percelen van het plangebied vormen geschikt habitat voor algemene vissoorten als snoek, brasem, tiendoornige stekelbaars of zeelt. De vissen gedijen goed onder voedselrijke omstandigheden en stilstaande tot stromende wateren als de betreffende sloten. Een beschermde vissoort als grote modderkruiper is niet te verwachten. Het betreft een soort die met name voorkomt in stilstaande wateren met voldoende waterplanten als gele plomp of fonteinkruiden waar de dieren beschutting vinden. In de directe omgeving zijn tevens geen waarnemingen bekend van grote modderkruiper (NDFF, 2020)(Vissen atlas Groningen Drenthe, T. Brouwer et al., 2008). Door het verbreden en ontgraven van de watergangen zijn negatieve effecten op beschermde vissoorten uitgesloten. In het kader van de zorgplicht dienen echter dezelfde maatregelen te worden aangehouden als voor amfibieën.

Overige aandachtspunten bij het uitvoeren van de werkzaamheden aan de watergang betreffen:

  • Bij het ontgraven van de watergang wordt geadviseerd de vrijkomende grond(bagger) niet direct af te voeren, maar enkele dagen op de aangrenzende oevers te laten liggen, waardoor waterdieren de kans krijgen om terug te keren naar het water. Indien er zichtbaar veel (jonge) vis op de oevers wordt geplaatst wordt geadviseerd om de dieren te vangen en met emmers terug te plaatsen in de vijver na uitvoering van de werkzaamheden, dan wel in een alternatief water in de omgeving.
  • Tevens wordt geadviseerd om bij onverwachte situaties, zoals bijvoorbeeld het aantreffen van een onbekende diersoort of grote aantallen schaaldieren tijdens het ontgraven, contact op te nemen met een ecoloog om advies in te winnen en schade aan de soort(en) te voorkomen.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet Natuurbescherming beschermd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.

Relatie met voorgenomen ontwikkeling

Natura 2000-gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0025.png"

Figuur 20: Ligging plangebied (in rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Dwingelderveld in groen en Mantingerveld in oranje-geen). (Bron: AERIUS calculator).

In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 5 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Mantingerzand. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet Natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Houtopstanden

De Wet Natuurbescherming beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bomen gelegen buiten de bebouwde kom (de zogenaamde 'houtopstanden'). Indien er houtopstanden gekapt worden die onder de Wet Natuurbescherming vallen moet er een kapmelding bij de provincie Drenthe worden ingediend.

In het plangebied ontbreken houtopstanden. Als gevolg van voorgenomen ontwikkeling hoeven daarom geen bomen te worden gekapt. Van een melding aan bevoegd gezag is dan ook geen sprake.

Natuurnetwerk Nederland

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0026.png"

Figuur 21: Ligging plangebied (groene omlijning) ten opzichte van het NNN (lichtgroene vlakken).

Het plangebied grenst aan het NNN, maar maakt hier geen onderdeel uit, zie figuur 21. Met de realisatie van het zonnepark Hollandscheveld worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten. Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

4.3 Archeologische waarde

Aardkundige, archeologische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk terplekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen.

De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.

De gemeente Hoogeveen heeft in 2016 cultuurhistorische beleidskaarten vastgesteld. Een van deze beleidskaarten betreft de archeologische beleidskaart. Op deze kaart maakt de gemeente Hoogeveen onderscheid in zes categorieën:

  • 1. Waarde archeologie 1
  • 2. Waarde archeologie 2
  • 3. Waarde archeologie 3
  • 4. Waarde archeologie 4
  • 5. Waarde archeologie 5
  • 6. Geen aanduiding

De beoogde locatie voor het zonnepark is ingetekend in Figuur 22.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0027.png"

Figuur 22: ligging plangebied op de archeologische beleidskaart 

Volgens de archeologie beleidskaart valt het plangebied binnen “Waarde archeologie 5”. Het betreft hier zones met een lage archeologische verwachting. Er wordt voor gebieden met een Waarde archeologie 5 geen archeologisch onderzoek verlangd. Alleen bij zeer grootschalige ontwikkelingen, groter dan drie hectare kan sprake zijn van een archeologisch onderzoek om het verwachtingsmodel te toetsen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In de voorgenomen ontwikkeling worden de zonnepanelen op stellages geplaatst doormiddel van zogenaamde rampalen. Deze palen hebben een diameter van circa 8 centimeter. In totaal worden er circa 14.000 palen geplaatst, die gezamenlijk een oppervlakte vertegenwoordigen van 70 m². Dit is echter wel verdeeld over een oppervlakte van circa 20 hectare, waardoor kan worden geconcludeerd dat de impact van de palen op de grond zeer minimaal is.

In het zonnepark worden centrale 11 omvormers en één schakelstation en één container voor reserveonderdelen geplaatst. De containers worden geplaatst op maaiveld niveau. Hierdoor worden er nagenoeg geen ingrepen in de bodem uitgevoerd en blijven de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden onaangetast. Het schakelstation heeft een afmeting van 4 m x10 m = 40m². Het schakelstation dient dus wel te worden gefundeerd, maar de te roeren grond wordt beperkt tot 40 m².

In het plangebied wordt een (brandweer)weg van 4,5 meter breed aangelegd. Deze wordt aangelegd op de positie van de reeds aanwezige puinpad/zandweg. Daarnaast wordt de weg enigszins (circa 20cm) boven maaiveld gelegd zodat deze altijd goed berijdbaar is (ook in nattere perioden). De aanleg van de interne weg heeft geen negatieve gevolgen voor archeologie.

De laatste ingreep in de grond betreft de aanleg van een natuurvriendelijke oever aan de westzijde van de noord-zuid georiënteerde watergang, midden in het plangebied. In overleg met het waterschap wordt hier een natuurvriendelijke oever aangelegd om natuurwaarden te versterken. Over en lengte van circa 180 meter wordt de oever ongeveer 10 meter verbreed. Hierdoor wordt in totaal 1.800 m² grond vergraven.

4.4 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij een afwijkingsbesluit in het kader van de Wro.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Er worden, met de realisatie van het zonnepark, geen cultuurhistorische waarden in het geding gebracht.

4.5 Water

De toelichting van een omgevingsvergunning dient, conform artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening, een beschrijving te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het voor dit plan relevante waterbeleid. Vervolgens is de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied beoordeeld.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel) stroomgebied beheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 vastgesteld. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma.

Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Provinciaal beleid

De provincie werkt nauw samen met Waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld. De Provinciale Staten hebben de wettelijke bevoegdheid tot het instellen en opheffen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verder reglementering van waterschappen. De manier waarop de waterschappen hun taak uitoefenen is onderhevig aan provinciaal toezicht doordat het waterbeheerplan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. Dus de provincie stelt de regels en de waterschappen doen verder de uitvoering van het waterbeheer.

Gemeentelijke beleid

Op gemeentelijk niveau is het Watertakenplan Fluvius 2016-2021 (verbreed gemeentelijk rioleringsplan) van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Het watertakenplan ziet op stedelijk (afval)waterbeheer. De term “verbreed” duidt op de gemeentelijke watertaken, zoals onder andere grondwaterbeheer, baggeren en stedelijke waterkwaliteit.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In dit geval gaat het om een ontwikkeling in het landelijk gebied. Hierbij is het beleid van het waterschap Vechtstromen relevant. Dit wordt hieronder nader uitgewerkt.

Waterschap Vechtstromen

Het Waterbeheerplan (WBP) 2016-2021 van het Waterschap Vechtstromen geeft de koers aan die het waterschap gaat varen in de primaire taakgebieden.

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Water in het bebouwde gebied is onlosmakelijk verbonden met de openbare ruimte, een verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor het verwerken van het overtollige hemelwater en grondwater en de inzameling van het afvalwater (veelal via de riolering). Bij hevige buien kan het voorkomen dat vanuit de riolering (ongezuiverde) lozingen plaatsvinden op het oppervlaktewater. Het waterschap spant zich maximaal in om bij ruimtelijke ontwikkelingen te zorgen voor een goede inpassing van het water, zodat geen wateroverlast ontstaat in kwantitatieve zin en in kwalitatieve zin.

Bij het maken van nieuwe ruimtelijke plannen worden de waterbelangen meegenomen, middels de watertoets. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen.

Watertoets

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Resultaten watertoets

De watertoets procedure is in september 2018 doorlopen, zonder de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Waterschap Vechtstromen heeft op 28 september 2018 een positief wateradvies afgegeven. Er wordt volstaan met de korte procedure en standaard waterparagraaf. Hieronder is de ontwikkeling getoetst aan de standaard waterparagraaf. Daarnaast wordt overleg gevoerd met het waterschap over de eventuele aanleg van natuurvriendelijke oevers, ten behoeven van het creëren van een ecologische meerwaarde.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In de voorgenomen ontwikkeling wordt ruimte gereserveerd voor twee parkeerplaatsen, deze worden verhard en het hemelwater infiltreert ter plaatse. Met de ontwikkeling van het zonnepark wordt ook ruimte geboden voor het versterken van ecologische waarden en het aanwezige bodemleven. Dit is beschreven in hoofdstuk hierdoor heeft de ontwikkeling van het zonnepark positieve effecten op de waterkwaliteit én ecologie.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In het plangebied wordt het hemelwater direct geïnfiltreerd in de bodem, hierdoor is de kans op wateroverlast nihil.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren.

Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van een zonnepark, waarbij geen bebouwing wordt toegevoegd. Hierdoor is ook de kans op wateroverlast uitgesloten.

4.6 Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling worden de aanwezige waarden niet aangetast. De ontwikkeling van het zonnepark is dan ook uitvoerbaar ten aanzien van de bestaande waarden in het plangebied.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • Bodem
  • Geluid
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Verkeer en parkeren
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling
  • Leidingen
  • Lichtreflectie
  • Elektromagnetische straling
  • Stikstof

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij de verlening van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op de website www.bodemloket.nl is nagegaan of er eventuele bodemverontreinigingen in het plangebied bekend zijn. Na het raadplegen van het bodemloket is naar voren gekomen dat van een klein deel van het plangebied nog geen bodeminformatie is. Bij nieuwe ontwikkelingen zou hier een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden, om aan te tonen dat de grond geschikt is voor het gebruik. Bij de gemeente is het bekend dat op de locatie een demping aanwezig is. Het is niet bekend met welk materiaal deze voormalige watergang is gedempt. Binnen de kom van Hoogeveen gebeurde dit veelal met gebiedseigen grond. Demping met ander (verontreinigd) materiaal is echter niet uit te sluiten. Met mogelijke graafwerkzaamheden moet hier rekening mee worden gehouden wanneer men dit tegen komt. Op basis van beschikbare gegevens en bronnen is het aannemelijk om te stellen dat de huidige grond geschikt is voor de realisatie van het zonnepark. Een zonnepark is immers geen functie waar mensen langdurig verblijven. Daarnaast zal er geen grond van het terrein afgereden worden. Er wordt gewerkt met een gesloten grondbalans.

Voor de realisatie van het zonnepark vinden geen graafwerkzaamheden plaats in het stortmateriaal. Tevens wordt er geen grondwater onttrokken of werkzaamheden uitgevoerd rond de grondwaterstand. Mocht tijdens de uitvoering blijken dat dit toch het geval is, dan zal in overleg met de provincie Drenthe en gemeente Hoogeveen een plan van aanpak worden opgesteld.

Een nader bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het bodemloket opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0028.png"

Figuur 23: Uitsnede kaart van het bodemloket

Gelet op voorgaande bevindingen wordt gesteld dat het aspect bodemkwaliteit geen probleem zal opleveren voor de ontwikkeling van het zonnepark. Met betrekking tot het aspect bodem wordt de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar geacht.

5.3 Geluid

Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:

  • de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
  • bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
  • op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Wet geluidhinder

Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In het plangebied wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Het zonnepark hoeft dan ook niet beschermd te worden tegen geluidsoverlast. Ook is er geen sprake van industrielawaai vanuit het nieuw te realiseren zonnepark. In het plangebied worden zonnepanelen geplaatst. Deze zonnepanelen produceren geen geluid. Daarnaast worden er ook geen installaties opgenomen die een wezenlijke geluidsemissie veroorzaken waardoor nader onderzoek noodzakelijk is. De onderdelen die enig geluid produceren (zoals de omvormers en transformator) worden niet direct aan de randen van het zonnepark gesitueerd. Ze liggen hiermee op ruime afstand, van minimaal 100 meter, van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen (de dichtstbijzijnde transformator staat op circa 250 meter afstand van de woningen). Er worden geen dierenverjagers geplaatst. Daarnaast is er, vanwege de hellende positie van de panelen, geen wezenlijke reflectie van omgevingsgeluid. Door de hellende positie kaatst geluid omhoog. De ontwikkeling van het zonnepark is met betrekking tot het aspect geluid, uitvoerbaar.

Om zeker te zijn dat er geen nadelige gevolgen zijn in het kader van geluid, is door een akoestisch adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijgevoegd in Bijlage 5). Uit dit onderzoek blijkt dat: “de zonnepanelen worden op het zuiden gericht met de panelen gericht richting de betreffende woningen. Voor een geluidstraal van een geluidsbron (wegverkeer van de Rijksweg A37) vanuit het noorden die naar een ontvanger in het zuiden loopt, betekent dit dat bij horizontale geluidsinval, de geluidsuitval sterk omlaag gericht (168.5 °) zal zijn omdat de hoek van inval ten opzichte van de normaalrichting (loodrecht op de zonnepanelen) gelijk is aan de hoek van uitval, zie rode lijn in figuur 3. Dit geluid zal de woning niet bereiken aangezien deze afgebogen worden naar de bodem. In principe zorgen de zonnepanelen op deze wijze voor een gedeeltelijke afscherming richting de woningen binnen het bungalowpark Schoonhoven.

Het ligt dan ook niet in de lijn der verwachting dat het woon- en leefklimaat, door het inpassen van het zonnepark, akoestisch gezien zal verslechteren ten opzichte van de bestaande situatie. Reflectie op zonnepanelen die hellend vanaf de weg zijn gesitueerd, zal juist een gunstig effect (schermwerking) hebben en niet leiden tot een verhoging van de geluidbelasting bij de woning. Andersom positioneren (zonnepanelen richting noord) zal wel een geringe verhoging in de geluidbelasting kunnen veroorzaken maar dat is uit energie-oogpunt niet rendabel.

Voor de woningen ten westen van het zonnepark kan gesteld worden dat de hoek van inval van het geluid op de achterzijde van de panelen gelijk is aan de hoek van uitval. Dit betekent dat op de woningen ten westen van het zonnepark geen reflecterende bijdrage is te verwachten. Daarnaast worden de zonnepanelen hellend geplaatst waardoor afbuiging van het geluid richting de grond plaats zal vinden en niet richting de omliggende woningen.

Bedrijven in de omgeving

Binnen het plangebied wordt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming gerealiseerd. Bestaande bedrijven worden niet extra belemmerd.

Woon- en leefklimaat

De afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (ook m.b.t. het geluidsaspect) ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, is in de paragraaf 'Bedrijven en milieuzonering' weergegeven.

5.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur: 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen hoeven niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op grond van de NIBM-tool is een ontwikkeling 'in betekende mate' bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 800 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepark. De verkeersbewegingen die de ontwikkeling van een zonnepark met zich mee brengt, zijn alleen tijdens de aanlegfase merkbaar. In deze fase zal er tijdelijk sprake zijn van een grotere toename van verkeersbewegingen. Nadat de bouw van het park is afgerond daalt het aantal verkeersbewegingen weer naar de oude situatie.

Bouwperiode

Zelfs tijdens de bouwperiode zal het aantal verkeersbewegingen ruimschoots onder de 800 per dag blijven. Daardoor leidt de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit én kan de ontwikkeling niet als 'niet in betekenende mate' worden gezien. Gelet op het voorgaande wordt gesteld dat de het aspect luchtkwaliteit geen nadelige gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het zonnepark.

5.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door maatregelen kunnen de afstanden worden verkleind. Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde, voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag niet worden overschreden.

Voor de oriënterende waarde en richtwaarde geldt dat afwijken alleen met een dergelijke motivering is toegestaan. Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (tankwagen, gasleidingen) bronnen.

Er wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:

  • Voor inrichtingen (bedrijven) wordt getoetst aan het besluit Externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende regeling.
  • Voor transportroutes over weg, water en spoor wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT).
  • Voor buisleidingen wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB).

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Om in beeld te brengen of er in het plangebied of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede daarvan is weergegeven in Figuur 24.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000002-VG01_0029.png" 

Figuur 24: Uitsnede risicokaart Nederland

Uit de risicokaart blijkt dat in en om het plangebied geen risicocontouren liggen. Een zonnepark is geen gevoelig object of inrichting dat formeel een veiligheidscontour kent. Wel betreft een zonnepark een inrichting welke energie in de vorm van elektriciteit opwekt en aan het elektriciteitsnet levert. Om de veiligheid te waarborgen komt er een (transparant) hek rondom het zonnepark (met uitzondering langs de A37). Dit hekwerk is circa 2 meter hoog en staat op ruime afstand van de zonnepanelen waardoor personen niet bij de zonnepanelen kunnen. Daarnaast wordt het zonnepark niet openbaar toegankelijk. Het park kan enkel middels een afgesloten poort worden betreden ten behoeve van regulier beheer en onderhoud. Daarnaast wordt het park geaard en worden elektriciteitskabels ondergronds (diepte 40 cm) aangelegd. De ontwikkeling is uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in eerste instantie doorgaans de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De voorgenomen inrichting van de betrokken gronden als zonnepark levert geen hinder of gevaar op voor omliggende gevoelige functies. Wel worden transformators en omvormers geplaatst. Deze worden echter op ruime afstand van functies in de omgeving geplaatst. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' valt dit onder de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tussen de 10 en 100 MVA'. De grootste richtafstand is die van geluid en bedraagt 50 meter.

Voor de omvormers is de vergelijking gemaakt met de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tot 10 MVA'. Voor deze activiteit is in de richtafstanden tabel voor het aspect geluid 30 meter. In de voorgenomen ontwikkeling liggen de dichtstbijzijnde woningen op een grotere afstand (minimaal circa 200 meter). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden. De ontwikkeling van het zonnepark uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bedrijven en milieuzonering.

Omgekeerde werking

Bij nieuwe plannen dient niet alleen gekeken te worden naar de effecten van het initiatief op haar omgeving. Er dient ook gekeken te worden of het initiatief milieukundig gezien ontwikkeling van omliggende functies onmogelijk maakt. In de omgeving staan geen woningen of (agrarische) bedrijven die door de realisatie van het zonnepark in hun belangen kunnen worden geschaad; deze kunnen nog steeds aan de eisen voldoen.

5.7 Verkeer en parkeren

In de voorgenomen ontwikkeling worden de gronden, tijdelijk, in gebruik genomen als zonnepark. Een dergelijke ontwikkeling heeft geen grote gevolgen voor het verkeer en parkeren. Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden via de ontsluiting, en daarnaast alleen op heel beperkte schaal ten behoeve van het beheer. Daarnaast dienen de transformatorstations binnen een afstand van maximaal 160 meter afstand van een opstelplaats van de brandweer (meestal openbare weg) te zijn gelegen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het zonnepark wordt ontsloten via het Meerboomweg-Zuid, dit betreft een rustige weg. Tevens zullen er twee parkeerplaatsen in het zonnepark worden gerealiseerd ten behoeve van beheer en onderhoud van het park. Binnen het plangebied wordt ruimte gecreëerd voor het parkeren van enkele voertuigen (ten behoeve van het beheer). Omdat de transformatorstations op meer dan 160 meter van de openbare weg zijn gelegen, wordt een 'brandweerweg' aangelegd. Deze weg heeft een breedte van 4,5 meter. Hierdoor kan brandweer bij calamiteiten ter plaatse komen. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het zonnepark en wordt daardoor uitvoerbaar geacht.

5.8 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepark op agrarische gronden. De realisatie van zonneparken wordt niet in het Besluit milieueffectrapportage genoemd. Een grondgebonden zonnepark leidt wel tot herinrichting van een stuk landelijk gebied en zou kunnen vallen onder categorie D9 of D22.1.

Er is geen sprake van een landinrichting als bedoeld in de Wet inrichting landelijk gebied. De ontwikkeling van een zonnepark valt pas onder deze categorie als deze onderdeel uitmaakt van een groter landinrichtingsproject. Ook categorie D22.1 is niet van toepassing, aangezien er productie van elektriciteit, stoom én warm water nodig is om hier onder te vallen. Aangezien een zonnepark slechts één van deze drie opwekt, elektriciteit, voldoet het project daarmee ook niet aan categorie D22.1. Een vormvrije m.e.r. beoordeling is daarmee niet aan de orde.

5.9 Leidingen

Ten behoeve van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen. Daartoe is een KLIC-melding gedaan. Hieruit is gebleken dat er geen ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen onder het plangebied zijn gelegen.

5.10 Lichtreflectie

Het zonnepark wordt landschappelijk ingepast. Daardoor zullen de panelen niet te zien zijn en is er dus ook geen sprake van lichtreflectie naar de omgeving. Dit zal hinderlijke reflectie voorkomen tijdens normale weersituaties. Als er waterdruppels (parels) op de panelen aanwezig zijn, en de zon gaat op dat moment schijnen, is de ervaring dat er dan nog een risico is van schittering door de waterdruppels. Vaak zal dit verschijnsel van zon en regen tegelijk niet voorkomen.De panelen worden geplaatst in een zuid opstelling waardoor vanaf de A37 alleen de achterzijde van de panelen te zien is. Hierdoor ontstaat er geen hinderlijke schittering voor automobilisten.

5.11 Electromagnetische straling

Zowel bij de omvormers als de transformatoren zullen extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF) vrijkomen. Ten aanzien van elektromagnetische straling bij hoogspanningsmasten hanteert de overheid een voorzorgprincipe waarbij een grens wordt aangehouden van 0,4 micro Tesla (ìT). De GGD-en adviseren om ook bij ander bronnen van ELF-EM velden, zoals onderstations en transformatorhuisjes, dit voorzorgsprincipe te hanteren.

Vandaar het advies om dit voorzorgsprincipe ook te hanteren bij de ontwikkeling van een zonnepark door de afstand van een zonnepark tot woningen en gevoelige bestemmingen zodanig te laten zijn dat de magnetische veldsterkte bij de gevoelige bestemmingen niet boven de advieswaarde van 0,4 ìT komt. Gezien de relatief grote afstand van zowel omvormers als de transformatoren tot de dichtstbijzijnde burgerwoningen gebeurt dat hier niet.

5.12 Stikstofdepositie

Ten behoeve van de realisatie van het zonnepark en de nieuwe natuur is een omgevingsvergunning benodigd. Ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning verlangt het bevoegd gezag een analyse waarmee aangetoond wordt of er significantie depositie van stikstof op aangewezen habitattypen en leefgebieden plaatsvindt. In deze rapportage wordt een analyse uitgevoerd middels een stikstofberekening. Om de hoeveelheid stikstofdepositie op de aangewezen habitattypen en leefgebieden van aangewezen soorten (de instandhoudingsdoelen) te berekenen, wordt gebruik gemaakt van AERIUS Calculator. De rapportage is opgenomen in Bijlage 6 Stikstofberekening behorend bij voorliggende onderbouwing, de conclusie luidt als volgt:

De berekening laat zien dat de stikstofdepositie uitkomt op 0,00 mol/ha/jaar. Dit betekent dat er verder geen vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming noodzakelijk is en negatieve effecten van stikstofdepositie op de omliggende natuurgebieden uitgesloten zijn.

5.13 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen milieubelemmeringen met zich meebrengt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan. De ruimtelijke uitvoerbaarheid, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid wordt beschreven.

6.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Geconstateerd is dat er geen omgeving- en milieukundige belemmeringen zijn. Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg 3.1.1. Wro is de conceptvergunning aanvraag voorgelegd aan verscheidene vooroverlegpartners. Van meerdere partijen zijn reacties ontvangen. Deze hebben niet geleid tot aanpassingen van het plan. De vooroverleg nota (het verslag van het vooroverleg, inclusief reactie) is bijgevoegd (zie Bijlage 7).

Het overleg met Waterschap Vechtstromen heeft ertoe geleid dat een duiker wordt geplaatst en dat het talud van de natuurvriendelijke oever dermate flauw wordt dat het beheer en onderhoud kan worden blijven uitgevoerd.

Participatie

Tijdens de planvoorbereiding zijn de omwonenden geïnformeerd en betrokken bij de planvorming. De input van de omwonenden is meegenomen in het opgestelde inrichtingsplan. Daarnaast is overleg geweest met de Drentse milieufederatie én het Drents Landschap. Ook de omliggende camping's en belangenverenigingen zijn betrokken bij de planvorming. Het gehele participatie proces is beschreven in hoofdstuk 2.4.17 Participatie. Op basis hiervan wordt gesteld dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is.

Zienswijzen

De ontwerp omgevingsvergunning heeft voor de duur van zes weken voor zienswijzen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn enkele zienswijzen binnengekomen. Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken tijdens de informatiedag georganiseerd op 18 mei 2021 en zienswijzen (een aantal van de indieners was tevens tijdens de informatiedag aanwezig) heeft de initiatiefnemer besloten het plan aan te passen om aan de wensen en verzoeken tegemoet te komen. Zie hiervoor ook de reactienota in Bijlage 8. De volgende aanpassingen zijn doorgevoerd:

  • Aan de zuidwestzijde van het plangebied wordt de landschappelijke inpassing in de vorm van een losse haag verbreed van 3,5 meter naar 10 meter. Hierdoor wordt het zicht op het zonnepark vanaf de zuidzijde verder ontnomen. In de totale plantenmix zullen tevens Hulst en Liguster worden opgenomen. Deze soorten behouden ook in de winter hun blad. Ter hoogte van het bos van Het Drentse Landschap zal ipv een groensingel een losse haag met een wildweide/dassenakker worden aangelegd. Een groensingel is hier van geringere meerwaarde door de aanwezigheid van meerdere bospercelen. Het inrichtingsplan en de ruimtelijke onderbouwing zijn hier op aangepast.
  • De Dassenakker is met de input van de kennis van ecologen verder uitgewerkt. Het inrichtingsplan en de ruimtelijke onderbouwing zijn hier op aangepast.
  • Om de impact op de Das te verkleinen en het leefgebied zo min mogelijk te verstoren danwel te versterken, is een aparte notitie geschreven. De ruimtelijke onderbouwing is hier op aangepast, de notitie is opgenomen in Bijlage 4.
  • In de 6e wijk is (groen)afval gestort. Dit afval zal worden opgeruimd.
  • Het hekwerk wordt enkel geplaatst op locaties waar dat vanuit het oogpunt van veiligheid en diefstal noodzakelijk is, de locaties zijn duidelijker weergegeven in het inrichtingsplan.
  • Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het zonnepark géén nadelige gevolgen heeft met betrekking tot geluid. De ruimtelijke onderbouwing is hier op aangepast.
  • Op 18 mei is een informatiedag georganiseerd om geïnteresseerden te informeren. Hierover is e.e.a. verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing.
  • Er zijn zes zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van overleg tussen PowerField en indieners zijn aanpassingen in het plan doorgevoerd. Deze aanpassingen hebben ertoe geleid dat drie indieners zijn zienswijze hebben ingetrokken en er drie zijn behandeld in de reactienota zienswijzen.

6.4 Economische uitvoerbaarheid

Kostenverhaal gemeente

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal (inclusief planschade en leges) is geregeld. Hierdoor is het kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd. De vaststelling van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

Financiering zonnepark

De ontwikkeling van zonneparken doet PowerField voor eigen rekening en risico. PowerField werkt samen met nationale en internationale investeerders om de financiering van haar projecten rond te krijgen. Deze zullen, samen met PowerField, zorg dragen voor het benodigde eigen vermogen.

Tot slot wordt SDE+ subsidie aangevraagd die voor dit type projecten is bedoeld.

Financiële participatie lokale partijen

Lokale partijen en omwonenden wordt de mogelijkheid geboden financieel te participeren in het zonnepark. Deze mogelijkheden zijn niet noodzakelijk voor de realisatie en exploitatie van het zonnepark en wordt gezien als extra financieringsmogelijkheid.

De realisatie van grootschalige zonneparken hebben ook invloed om de maatschappij. Daarom ligt in het aangepaste afwegingskader de nadruk op de maatschappelijke inpassing. Waarbij een inspanningsverplichting is gesteld. Hiermee borgt de gemeente de maatschappelijke betrokkenheid.

PowerField heeft voor zonnepark Hollandscheveld, veel aandacht en zorg besteed aan het opzetten van een omgevingsproces. Het gehele proces is vastgelegd in het participatieplan in Bijlage 2 Participatieplan van deze omgevingsvergunning. PowerField zet in op zowel proces als financiële participatie, dit om te komen tot een maatschappelijk inpasbaar plan. Concreet heeft PowerField in overleg met de omgeving de volgende afspraken gemaakt:

  • Alle inwoners van Hollandscheveld krijgen (indien gewenst) 20% korting op zonnepanelen ingekocht bij Powerfield.
  • Direct aanwonenden krijgen gratis zonnepanelen ten behoeven van de eigen energievoorziening van het huishouden.
  • PowerField heeft tevens aan twee woningen (Wilfred Stillweg 40 en Meerboomweg 8) aangeboden om kosteloos een set van 15 zonnepanelen plus omvormer en installatie te installeren.
  • Daarnaast biedt PowerField deze aanwonenden de mogelijkheid om de grond tussen hun woning en het zonnepark tegen gereduceerd tarief over te kopen van PowerField. De aanwonenden hebben aangegeven hierin interesse te hebben.
  • Bij voldoende interesse onderzoeken wij de mogelijkheden voor een postcoderoos en/of daarnaast biedt PowerField obligaties aan.
  • Schenking aan dorpsbelangen t.b.v. leefbaarheid en leefomgeving
  • Het buurt/dorpshuis krijgt een zonnepaneleninstallatie aangeboden die het verbruik dekt.
  • De camping Tussen de Wieken krijgt gratis 5 elektrische fietsen aangeboden door PowerField.
  • Scherp aanbod voor zonnepanelen voor eigenaren van de recreatiewoningen op camping Tussen de Wieken.

Daarbij worden zowel bij de realisatie van het zonnepark als het beheer en onderhoud ervan, zoveel mogelijk met lokale partijen gewerkt om zo de lokale economie te stimuleren. Op basis van het gevoerde omgevingsproces wordt gesteld dat het zonnepark Hollandscheveld maatschappelijk inpasbaar is.

6.5 Technische uitvoerbaarheid

Om het zonnepark te kunnen exploiteren is aansluiting op het elektriciteitsnetwerk en transport van de elektriciteit noodzakelijk. Op het moment van schrijven is de beschikbare capaciteit van station Toldijk in Hoogeveen volledig benut. Om die reden is PowerField op zoek gegaan naar een alternatieve oplossing. Deze is gevonden door het zonnepark (samen met het project aan de Gijsselterweg in Fluitenberg) in Meppel aan te sluiten op het elektriciteitsnetwerk. PowerField heeft op het station van Enexis in Meppel een aansluiting vastgelegd met daarbij voldoende transportcapaciteit om de elektriciteit van zonnepark Meerboomweg Hollandscheveld aan het net te kunnen leveren.

Het aansluiten van een zonnepark buiten de gemeente waarin het gebouwd wordt is niet nieuw en wordt ook elders gedaan. Zo worden bij voorbeeld twee zonneparken (Buinerveen, in de gemeente Borger-Odoorn en Stadskanaal, in de gemeente Stadskanaal) ontwikkeld door PowerField aangesloten op het HSstation Meeden in de gemeente Midden-Groningen. De gekozen oplossing is vergelijkbaar met de situatie in Hoogeveen omdat ook het ook bij deze twee zonneparken niet mogelijk was aan te sluiten op het dichtstbijzijnde station binnen de eigen gemeente. Vandaar dat wij hebben gezocht naar het aansluiten van de zonneparken op een station waar nog wel ruimte was; dit betrof Meeden. Het volgende hebben wij gedaan: vanaf het station Meeden wordt  een kabel gelegd naar zonnepark Stadskanaal. Deze afstand betreft circa 14 kilometer. Vanaf zonnepark Stadskanaal wordt een kabel gelegd richting zonnepark Buinerveen. Deze afstand bedraag circa 11 kilometer. Alle gemeenten, provincies en waterschap hebben akkoord gegeven en een vergunning verleend voor dit kabeltracé. Voor deze twee zonneparken geldt dat de voorbereidende grondwerkzaamheden (bouwrijp maken) zijn afgerond. De bouw van de zonneparken is al reeds aangevangen. De oplevering van beide parken staat einde van dit jaar gepland.


PowerField heeft aangetoond een aansluiting op het station in Meppel te hebben vastgelegd door overlegging van een getekend contract met Enexis alsmede een bevestiging van Enexis hiervan. Tevens is een positieve transportindicatie overhandigd. PowerField heeft de technische en ruimtelijke haalbaarheid voor de gekozen manier van aansluiting onderbouwd. Ook heeft PowerField middels een financiële onderbouwing aangetoond dat met deze gekozen manier van aansluiten het zonnepark Meerboomweg Hollandscheveld haalbaar is.


In zijn algemeenheid wordt daarnaast opgemerkt dat door de minister en netbeheerders wordt gekeken naar oplossingen voor de transportschaarste. Hierbij worden meerdere oplossingen onderzocht zoals het toepassen van curtailment (het door de netbeheerder begrenzen van het vermogen van zonneparken of windmolens), het loslaten van de redundantie eis, oftewel vrijgeven van de 'vluchtstrook') en het uitbreiden van het elektriciteitsnetwerk. Al deze oplossingen dragen bij aan de mogelijkheid om meer duurzame elektriciteit te kunnen aansluiten en transporteren.


De minister is voornemens bestaande wetgeving aan te passen middels een Algemene Maatregel van Bestuur. Hiertoe is begin 2020 een consultatieronde opgestart en de minister is voornemens de AMvB in werking te laten treden per 1 juli 2020. Hiermee zal een deel van de oplossingen in werking treden. Uitgaande van bovengenoemde ontwikkelingen wordt gesteld dat het zonnepark kan worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk, waardoor het plan technisch uitvoerbaar is.

6.6 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaarheid is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.