Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-Pottendijk    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan     

De N391 is een belangrijk verbindingsroute tussen Zuid-Oost Drenthe en Zuid-Oost Groningen en verbindt deze gebieden met Duitsland en de Eemshaven. De provincies Groningen en Drenthe hebben daarom afgesproken om de N366 en de N391 in te richten als een weg met een stroomfunctie.

In het verkeers- en vervoersplan van de provincie Drenthe (2007) is de N391 aangewezen als "stroomweg". De N391 is tussen kruising met de Emmerweg tot aan de gemeentegrens Westerwolde nagenoeg geheel ingericht als stroomweg. De N391 is verbreed, de ongelijkvloerse kruisingen nabij Roswinkel en Ter Apel zijn gereed. In de 2e helft van 2021 wordt gestart met de aanleg van de ongelijkvloerse kruising met de Emmerweg. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de realisatie van de gewenste ongelijkvloerse kruising ter hoogte van de Pottendijk WZ, waarbij is voorzien in de bouw van een viaduct met bijbehorende op- en afritten.

1.2 Aanleiding en doel van het plan     

Grondslag Provinciaal besluit en financiering

De provincie Drenthe heeft bij het vaststellen van haar Provinciaal Verkeer en Vervoersplan (PVVP) tevens een Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (IVV) vastgesteld waarin de opwaardering van de N391 is opgenomen. Het college van Gedeputeerde Staten heeft het opwaarderen van de N391 naar voren gehaald, mede vanwege de economische situatie van het gebied. De aanleg zal leiden tot versterking van de economische ontwikkeling en tevens bijdragen aan de werkgelegenheid bij de aanleg. De provincie Drenthe draagt de kosten van het aanleggen van het voorliggende plan.

Korte omschrijving plan

De provincie Drenthe is voornemens ter hoogte van de Pottendijk een ongelijkvloerse aansluiting te realiseren ter vervanging van de huidige gelijkvloerse rotonde. Hiertoe wordt de N391 plaatselijk verhoogd en voorzien van op- en afritten.

Het project komt voort uit het landelijke project ‘Duurzaam Veilig’ en dient verder de volgende doelen:

  1. N391 volledig uitvoeren als volwaardige stroomweg;
  2. Versnellen reistijd;
  3. Bereikbaarheid gebied verbeteren;
  4. Beïnvloeden routekeuze;
  5. Verbeteren verkeersveiligheid;
  6. Bundelen van verkeersstromen;
  7. Economische impuls geven aan de regio.

Verkeersstromen

Met de opwaardering van de N391 wordt invulling gegeven aan de afgesproken verschijningsvorm van de N391, een volwaardige stroomweg. Deze afspraak is tevens gemaakt met de provincie Groningen en de gemeente Emmen voor de aanpalende wegvakken, de N366 en de rondweg van Emmen zodat er een volwaardige verbinding ontstaat vanaf de N34 naar de N33 bij Veendam. Hierdoor wordt het gebied optimaal ontsloten waardoor er bij de verdere invulling van het landelijke programma Duurzaam Veilig (afwaarderen van het onderliggende wegennet en bundeling van het verkeer op hoofdwegen) meer verkeer gebruik zal gaan maken van deze verbinding in plaats van de verbinding door de dorpen. Tevens zal deze hoogwaardige verbinding bijdragen aan economische ontwikkeling van het gebied.

1.3 Ligging plangebied     

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk ligt in de nabijheid van het motorsportcentrum Pottendijk te Nieuw Weerdinge en ziet toe op de realisatie van een ongelijkvloerse kruising van de N391 (Emmen – Ter Apel) ter hoogte van de bestaande kruising (rotonde) ter hoogte van Pottendijk. Het wordt globaal begrensd door rondom gelegen landerijen. Aan de zuidkant van het plangebied is nog sprake van de aanwezigheid van een hoogspanningsverbinding. In de bestaande situatie is er aan de ‘westkant’ van de bestaande rotonde en dan gelegen langs de noordelijke zijde van de N391 sprake van een natuurbouwstrook. Deze strook wordt verder niet beheerd en is spontaan ontstaan tot zijn huidige inrichting.

Deze strook betreft feitelijk gronden die gereserveerd zijn voor toekomstige ontwikkelingen op het gebied van verkeer een vervoer zoals deze aansluiting en verbreding van de N391. Deze strook ligt ook al binnen de bestemming Verkeer. Door de aanleg van de ongelijkvloerse kruising zal een deel van deze strook teniet worden gedaan.

verplicht

verplicht

1.4 Huidige planologische regelingen     

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 - Pottendijk vervangt het volgende bestemmingsplan gedeeltelijk, dit is:

  • Bestemmingsplan Buitengebied Emmen, vastgesteld op 18 juni 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-R801.

1.5 Opzet bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.6 Overzicht verricht onderzoek     

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Ecologisch onderzoek (opgenomen als bijlage 1)
  • Luchtkwaliteit (opgenomen als bijlage 2);
  • Watertoets d.d. 24 augustus 2021 (opgenomen als bijlage 3);
  • Verkeersmodel N34 N391 (opgenomen als bijlage 4);
  • Reactie RUD op Externe veiligheid (bijlage 5).
  • De gemeente Emmen in het an het landschap*

    * Wegens een technische storing kan de gemeente Emmen tijdelijk geen grote pdf-documenten op internet beschikbaar stellen (december 2021). Daarom is dit document nu opgedeeld in meerdere afzonderlijke PDF-documenten:
    1. Bladzijden 1 t/m 25: bijlage 7
    2. Bladzijden 26 t/m 50: bijlage 8
    3. Bladzijden 51 t/m 75: bijlage 9
    4. Bladzijden 76 t/m 100: bijlage 10
    5. Bladzijden 101 t/m 125: bijlage 11
    6. Bladzijden 126 t/m 150: bijlage 12
    7. Bladzijden 151 t/m 175: bijlage 13
    8. Bladzijden 176 t/m 196: bijlage 14

Hoofdstuk 2 Beleid     

Binnen het ruimtelijk werkveld is door de verschillende overheidslagen veel beleid opgesteld. Middels dit beleid is getracht richting te geven aan de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.

2.1 Gemeentelijk beleid     

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen, veelzijdigheid troef     

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor deze casus zijn alleen de thema’s landschap en verkeer relevant. Deze zijn hieronder uitgewerkt.

Landschap:

Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Verkeer:

Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.

Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

2.1.2 GVVP     

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) (december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Sinds 1999 is de Rondweg / N391 aangeduid als stroomweg. De daadwerkelijke ombouw van Rondweg / N391 is nog niet afgerond. In de visie is als eindbeeld voorzien in de ombouw van de N391 tot een volwaardige stroomweg. De aanleg van de ongelijkvloerse kruising is in de visie benoemd.

In het genoemde beleidsdocument staat daarover het volgende genoemd:

N391

2.1.3 Ruimtelijke waardenkaart     

De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de onderliggende waarden in de kernen ook aan bod. Daarnaast reikt de ruimtelijke waardenkaart concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap aan. Het rapport geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. De gemeente ziet de ruimtelijke waardenkaart als een aanzet tot een nader te bepalen ontwikkelingskader. De ruimtelijke waardenkaart is een intern beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet "opnieuw" vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.

Het gebied in en rondom de Pottendijk hoort toe aan de zogeheten Grootschalige Veenontginningen.

verplicht

Het hoogveenontginningslandschap is het landschap van de grote maten. Alles is hier groot en stoer. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij ‘maken’ de ruimten. Het is een open landschap; weids, maar geenszins kaal. Naast de robuuste ruimten is de strikte regelmaat van het landschap kenmerkend. Het veenkoloniale landschap kent een uiterst regelmatige basisstructuur met een sterke ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

Ten behoeve van de aanleg van de ongelijkvloerse kruising ter vervanging van de bestaande kruising wordt het karakter van dit landschap niet aangetast.

2.1.4 Erfgoednota Emmen 2017 - 2022     

Met de Erfgoednota geeft de gemeente Emmen uitdrukking aan het belang dat cultuurhistorie voor de samenleving inhoudt. In de Erfgoednota benoemt de gemeente Emmen haar ambities ten aanzien van het benutten van de kansen en kwaliteiten van haar erfgoed. De gemeente Emmen herkent de krachtige stimulans die het erfgoed voor de gemeenschap in cultureel, sociaal-maatschappelijk, economisch en ruimtelijk opzicht kan bieden. Met het vaststellen van de erfgoednota wordt de betekenis van het erfgoed duurzaam verankerd in ieders denken en doen. De inspanningen die de gemeente Emmen verricht, hebben ook een wettelijke grondslag: de Erfgoedwet, de Archiefwet en de Omgevingswet verplichten gemeenten hun cultuurhistorische potentie te inventariseren en de omgang hiermee in ruimtelijke plannen op te nemen.

Vanuit de erfgoedbeleidskaart blijkt dat er ter plaatse van het plangebied geen sprake is van waardevolle monumenten en van belang zijnde te behouden dorpsgezichten. Wel geldt vanuit de Erfgoedbeleidskaart dat er ter plaatse sprake is van een waardevol landschap, namelijk die van het ‘veenkoloniaal landschap’ en vormt onderdeel van het gebied ‘Roswinkelerveen’. Voor dit gebied geldt de maatregel ‘herkenbaar houden’.

Met de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met de aanwezigheid van het grootschalige en open veenkoloniale landschap. Het veenkoloniale gedeelte van de N391 behoudt ook na de ombouw en de aanleg van de kruising zijn karakteristieke, open gezicht zodat over het landschap heen gekeken kan worden en de weidsheid van het veenkoloniale landschap ervaren kan worden.

2.2 Provinciaal beleid     

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018     

De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hierna volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe is het van belang gunstige vestigingsvoorwaarden te creëren waarmee Drenthe kan concurreren met andere regio’s. Dit vraagt om een goede bereikbaarheid.

Mobiliteit heeft ook een belangrijke sociale functie: een goede bereikbaarheid van sociale voorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen en recreatieve voorzieningen draagt bij aan de ontplooiingsmogelijkheden van de inwoners van Drenthe.

De provincie streeft voor Drenthe naar een optimale en veilige bereikbaarheid. In haar verkeers- en vervoersbeleid heeft zij normen voor reistijd en veiligheid opgenomen voor de verschillende schaalniveaus van infrastructuur (internationaal, regionaal en lokaal). De samenhang en de betrouwbaarheid van de netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping van het regionale netwerk met het (inter)nationale netwerk. Het beleid zoals vastgelegd in het Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP, 2007) blijft onveranderd van kracht.

De provincie voert de regie op de duurzame verbetering van de regionale mobiliteit door met haar partners afspraken te maken over investeringen. De provincie geeft prioriteit aan:

  • het verbeteren van verbindingen, locaties of voorzieningen in het regionale netwerk (weg, spoor en water) die niet voldoen aan de normen voor bereikbaarheid en/of veiligheid;
  • het verbeteren van het openbaar vervoer per spoor en/of over de weg;
  • het vervolmaken van het fietsnetwerk voor woon-werkverkeer.

Met de gemeenten wil de provincie komen tot een samenhangend pakket van maatregelen om de bereikbaarheid voor auto, openbaar vervoer en fiets te verbeteren. Ook stimuleert de provincie de gemeenten om de infrastructuur veiliger te maken en het verkeersgedrag te verbeteren. De belangrijkste knelpunten voor het autoverkeer bevinden zich op het hoofdwegennet en de stedelijke ontsluiting. In de uitwerking van het verkeers- en vervoersbeleid geeft de provincie prioriteit aan verbindingen die niet voldoen aan de normen voor bereikbaarheid en/of veiligheid. De nadere doorwerking vindt zogezegd plaats in het Provinciaal verkeers- en vervoersplan, deze wordt toegelicht in paragraaf 2.2.4.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening     

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte (deze is nog niet in werking getreden) - een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.

De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen.

Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan behoort tot deelgebied 4 De Drentse Monden – de economie van de rechte lijn. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het accentueren van de hiërarchie in de orthogonale opbouw van de veenkoloniën. Deze hiërarchie bestaat uit het Annerveenschekanaal en de monden als de belangrijkste ontginningsassen met de daar haaks op staande kanalen- en wijkenstructuur. Binnen de veenkoloniën komt deze hiërarchie op verschillende manieren naar voren. Daarbinnen wil de provincie specifiek sturen op:

  • Het zichtbaar houden van de ordening en samenhang tussen de ontginningsassen, die tot uitdrukking komt in enkele en dubbele lintdorpen en bebouwde en onbebouwde ontginningsassen;
  • Het herkenbaar houden van de ordening en samenhang binnen een lintdorp, zoals boerderijen en woningen die elk aan een zijde van het kanaal staan;
  • Het beleefbaar houden van het verschoven lint van Roswinkel, mede door de open ruimte tussen de oude en de nieuwe weg te handhaven;
  • Het benadrukken van de oude veenloop tussen Valthermond en Nieuw-Weerdinge door de afwijkende onregelmatige verkaveling en de duidelijke begrenzingen.

Verder geldt vanuit de provinciale omgevingsverordening nog dat het tracé langs de N391 is aangemerkt als ‘wegpanorama’ vanuit de kernkwaliteit Landschap.

De provincie Drenthe hecht waarde aan een zorgvuldige presentatie van Drenthe aan de hoofdinfrastructuur en wil de karakteristieken van de landschapstypen en het contrast tussen stad en land, gezien vanaf de infrastructuur, zichtbaar houden. De provincie hanteert enkel het begrip wegpanorama dat voorkomt langs de doorgaande Rijks- en provinciale wegen, zoals ook langs de N391.

Voor het verhogen van de belevingswaarde van het te realiseren knooppunt N391 – Pottendijk WZ is zorgvuldig nagedacht. Oorspronkelijk is de N391 een weg die 'ondergeschikt is aan het landschap’. De weg heeft bij aanleg de begeleiding gekregen van een strook ten behoeve van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de verkeersfunctie. Later is deze verworden tot natuurbouwstrook, met veelal lage beplanting in het open landschap. Bij de overgang naar een weg geschikt voor een snelheid van 100 km/uur is in 2014 een landschapsvisie gemaakt. In die visie heeft deze natuurbouwstrook waarde gekregen als beeldbepalend element met lage beplanting in het verder open landschap.

Ten aanzien van de landschappelijke inpassing zal de stook aan de noordwestkant van de nieuwe kruising ingericht worden als een berm. Deze zal worden ingericht als kruiden- en faunarijk grasland zodat er overheen kan worden gekeken en de beleving van het weidse en open veenkoloniale landschap behouden blijft. Door deze berm als zodanig in te richten wordt als het ware de bestaande ‘groene zone’ langs de noordkant van de bestaande N391 gevolgd die is ontstaan langs deze weg sinds de aanleg ervan.

In lijn met die ‘natuurlijke ontwikkeling’ zal dus ook aan de noordwestkant van de ongelijkvloerse kruising hier zich groen kunnen ontwikkelen. De zuidkant van het tracé blijft net als in de bestaande situatie gevrijwaard van begroeiing en houdt het open karakter met doorzicht naar het veenkoloniale gebied.

De strook langs de noordwestkant zal periodiek worden onderhouden om zodoende te voorkomen dat deze begroeiing te hoog gaat worden.

Op onderstaande tekening is zichtbaar waar de groene berm aan de noordwestkant van het plan zich kan ontwikkelen binnen het ‘groen’ weergegeven kader.

verplicht

2.2.3 Duurzaam Veilig     

Duurzaam Veilig of eigenlijk Duurzaam Veilig Verkeer is een initiatief van de verschillende Nederlandse overheden om de verkeersveiligheid van het wegverkeer te vergroten.

Binnen een Duurzaam Veilig Verkeer draait het om het voorkomen van ongelukken oftewel preventie. Voordat Duurzaam Veilig werd geïntroduceerd werd voornamelijk geprobeerd om de gevolgen van verkeersonveiligheid te beperken. Dat wil zeggen dat veelal achteraf maatregelen werden getroffen om onveilige situaties aan te pakken. Dit wordt ook wel een curatieve benadering genoemd. Natuurlijk is dat nog steeds nodig, maar het curatieve beleid wordt nu gecombineerd met een preventief beleid: Duurzaam Veilig.

In het derde landelijke Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid uit 1991 wordt het begrip Duurzaam Veilig voor het eerst omschreven. Het woord duurzaam wijst op het streven een bepaald verkeersveiligheidsniveau, door middel van taakstellingen, voor de toekomst te bereiken. Om de visie van de overheid kracht bij te zetten is in december 1997 het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer ondertekend door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer (SKVV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Daarmee hebben vrijwel alle wegbeheerders in Nederland zich verbonden met de afspraken die in het Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer zijn gemaakt.

De Duurzaam Veilig visie is gebaseerd op een aantal leidende principes. Volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) zijn deze vijf principes onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek:

  • Functionaliteit;
  • Homogeniteit;
  • Herkenbaarheid;
  • Vergevingsgezindheid;
  • statusonderkenning

Functionaliteit

Het principe van functionaliteit betekent dat iedere weg ontworpen wordt voor een specifieke functie. Een stroomweg is om verkeer te laten stromen en niet om woonwijken te ontsluiten; een erftoegangsweg is om erven, parkeerplaatsen e.d. te bereiken en niet bedoeld voor doorgaand verkeer.

Homogeniteit

Homogeniteit betekent dat de verschillen in massa, richting en snelheid moeten worden beperkt. Bij lage snelheden kunnen auto's en fietsers veilig van dezelfde weg gebruikmaken, maar hogere snelheden zijn alleen veilig als er geen tegenliggers zijn op dezelfde rijbaan, er geen kruisend verkeer is en als motorvoertuigen niet van dezelfde rijbaan gebruikmaken als langzaam verkeer.

Herkenbaarheid

Een ander principe is herkenbaarheid, hetgeen betekent dat het wegverloop en wegbeeld herkenbaar moet zijn voor de gebruiker. Dit betekent dat het wegontwep geen verrassingen moet bevatten, maar dat het gewenste gedrag van de weggebruikers moet worden ondersteund door het wegontwerp.

Vergevingsgezindheid

In de geactualiseerde versie van Duurzaam Veilig is het principe van vergevingsgezindheid toegevoegd uit het besef dat consequente toepassing van de drie bovenstaande principes niet alle fouten van weggebruikers kan voorkomen. Fouten kunnen echter wel worden opgevangen, bijvoorbeeld door anticipatie van andere weggebruikers en het weghalen of afschermen van gevaarlijke objecten naast de weg, zoals bomen. Vergevingsgezindheid zorgt ervoor dat wanneer er een onveilige situatie ontstaat, een aanrijding voorkomen wordt ofwel de ernst van het ongeval beperkt blijft. Dit is onder te verdelen in sociale vergevingsgezindheid en fysieke vergevingsgezindheid. Sociale vergevingsgezindheid is door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) als volgt gedefinieerd: "De bereidheid te anticiperen op een potentieel onveilige handeling van een andere verkeersdeelnemer en zo te handelen dat negatieve consequenties van deze potentieel onveilige handeling worden voorkomen of ten minste beperkt." Fysieke vergevingsgezindheid gaat over het vergeven van een menselijke fout door de infrastructuur en haar omgeving.

Statusonderkenning

Een ander 'nieuw' principe is statusonderkenning, waarbij het herkennen van een verminderde bekwaamheid tot deelname aan het verkeer, bijvoorbeeld door vermoeidheid of alcoholgebruik, centraal staat.

Verreweg de meeste ongelukken gebeuren door menselijk falen. Daarom wordt gedacht vanuit de gebruiker van de weg, een mens die ook fouten kan maken. De gedachte achter een Duurzaam Veilige infrastructuur is dat de weg op een dergelijke manier wordt ingericht dat duidelijk is wat van de weggebruiker wordt verwacht en fouten worden voorkomen. Er wordt daarbij uitgegaan van de bovengenoemde basisprincipes:

  • Functionaliteit: Wegen moeten worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld;
  • Homogeniteit: Conflicten tussen weggebruikers met een groot verschil in snelheid, richting of massa moeten worden uitgesloten;
  • Herkenbaarheid: Het voorspelbaar en consequent maken van verkeerssituaties, zodat deze voor de weggebruiker logisch en makkelijk te begrijpen zijn.
  • Sleutelwoord hierbij is uniformiteit, bijvoorbeeld bij de vormgeving van rotondes.
  • Vergevingsgezindheid: Het voorkómen van ernstig letsel bij ongevallen, bijvoorbeeld door het aanleggen van verharde bermen.

Het uitgangspunt van functionaliteit van wegen is in de Duurzaam Veilig visie vertaald in een eenduidige categorisering van wegtypen. Er worden drie categorieën wegen onderscheiden met een verschillende functie:

  • Stroomwegen;
  • Gebiedsontsluitingswegen; en
  • Erftoegangswegen.

De N391 is aangemerkt als een stroomweg. Stroomwegen (SW) zijn bedoeld voor een betrouwbare afwikkeling van relatief grote hoeveelheden verkeer met een hoge gemiddelde snelheid. De maximumsnelheid van een stroomweg is 100 km/h (regionale stroomweg) of 120 km/h (autosnelweg). Stroomwegen hebben dus een primaire verkeersfunctie, waarbij de doorstroming centraal staat en zijn derhalve niet toegankelijk voor langzaam verkeer en landbouwverkeer en kennen in de Duurzaam Veilig visie geen gelijkvloerse kruisingen. Een ander essentieel kenmerk van duurzaam veilige stroomwegen is een fysieke rijbaanscheiding, bijvoorbeeld in de vorm van een middenberm, om het verkeer in beide richtingen te scheiden.

Voor veel enkelbaans autowegen die zijn gecategoriseerd als regionale stroomweg wordt een dubbele asmarkering met groene vulling toegepast om de herkenbaarheid van dit type weg te vergroten en om inhalen te ontmoedigen.

2.2.4 Provinciaal verkeers- en vervoerplan (PVVP 2007)     

Het PVVP is het algemene beleidskader voor het mobiliteitsbeleid en bestaat uit twee delen. In het eerste deel, Kaders en Ambities 2007 - 2020, wordt het ambitieniveau voor het provinciale mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 beschreven. In het eerste deel worden doelen, ambities en sterprojecten1 benoemd. Ook zijn de essentiële onderdelen in dit deel verwerkt. Dit zijn de onderdelen van het beleid die van wezenlijk belang zijn voor de realisatie van de doelen uit de Nota Mobiliteit en de provinciale doelstellingen. Op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer werken de essentiële onderdelen door in gemeentelijke verkeers- en vervoersplannen. De essentiële onderdelen werken ook door in de keuze van activiteiten, zoals vastgelegd in het tweede deel, de Uitvoeringsagenda.

Voor de N391 (bron provincie Drenthe) is voornamelijk het aspect veiligheid van belang. Hierover staat het volgende genoemd bij de Kaders en Ambities.

Wegbeheerders, politie, Openbaar Ministerie en partners werken nauw samen in het verbeteren van de verkeersveiligheid. De samenwerking lijkt vruchten af te werpen: het aantal ziekenhuisgewonden en doden als gevolg van verkeersongevallen vertoont de laatste jaren een dalende trend. Het aantal verkeersdoden daalt sterker dan het aantal ziekenhuisgewonden. De meeste verkeersslachtoffers vallen onder jongeren (16 tot 25 jaar) en dan met name bromfietsers en jonge automobilisten. Ongeveer een derde van alle verkeersslachtoffers in Drenthe is het gevolg van een rijongeval (bij 90% van deze ongevallen is alleen het voertuig van de verongelukte betrokken). Ook een derde van de slachtoffers is het gevolg van voorrangsongevallen. De belangrijkste oorzaken van deze ongevaltypen zijn het gebrek aan ervaring, gebrek aan aandacht bij de rijtaak en de invloed van alcohol, drugs of medicijnen. De meest voorkomende onveilige gedragingen houden verband met snelheidsoverschrijding. Uit onderzoek van onder andere de Adviesdienst Verkeer en Vervoer blijkt dat weggebruikers zelf voornamelijk aandacht vragen voor agressief of asociaal rijgedrag.

Ambities

  • Het voortzetten van het beleid in het kader van Duurzaam Veilig. Waar in de eerste fase voornamelijk is ingezet op het opheffen van ‘black spots’, verschuift in de huidige fase de aandacht meer naar de inrichting van wegvakken, permanente verkeerseducatie en handhaving;
  • Afspraken maken met de gezamenlijke wegbeheerders over de uniforme weginrichting van het Drentse wegennet, waarbij landelijke richtlijnen als uitgangspunt worden genomen;
  • De gezamenlijke wegbeheerders geven prioriteit geven aan de invoering van essentiële herkenbaarheidskenmerken, het terugdringen van het aantal rijongevallen en het aantal voorrangsongevallen;
  • Voor de invoering van infrastructurele maatregelen in het buitengebied werken gemeenten en provincie gezamenlijk een implementatieplan uit. De gezamenlijke uitwerking draagt bij aan de uniformiteit in beleid en inrichting en de afstemming in communicatie. In de uitwerking worden naast verkeersveiligheid, de belangen van openbaar vervoer en hulpdiensten betrokken;
  • Met de toepassing van snelheidsremmende voorzieningen wordt terughoudend omgegaan. De maatregelen worden uitsluitend toegepast wanneer er sprake is van een risico voor de verkeersveiligheid en alternatieve maatregelen onvoldoende effect sorteren. Waar mogelijk wordt de voorkeur wordt gegeven aan maatregelen in het horizontale vlak (wegversmalling, chicanes) boven maatregelen in het verticale vlak (drempels). De wegbeheerder draagt zorg voor een uniforme uitvoering en snelheidsreducerend effect passend bij de omgeving. Cumulatie-effecten op reistijd van het openbaar vervoer en aanrijdtijden van hulpdiensten worden betrokken in de afweging;

De vormgeving van de infrastructuur moet vanzelf leiden tot het gewenste verkeersgedrag. Uniformiteit en herkenbaarheid zijn daarbij essentieel. Bij de herinrichting van het wegennet wordt prioriteit gegeven aan de maatregelen die sterk bijdragen aan slachtofferreductie. Kosteneffectiviteit speelt een belangrijke rol in de afwegingen. Voor de korte termijn ligt het accent op de invoering van essentiële herkenbaarheidskenmerken, het voorkomen van rijongevallen en het opheffen van resterende ‘blackspots’. Voor de langere termijn ligt het accent op de herinrichting van regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen en de omgevingsinpassing van erftoegangswegen. Dit alles overeenkomstig het landelijk kader Duurzaam Veilig.

2.3 Regionaal beleid - Landschapsvisie (september 2014)     

In opdracht van de provincie Drenthe is in samenwerking met de provincie Groningen, gemeente Emmen en de gemeente Vlagtwedde de Landschapsvisie N391 ‘Een weg met twee gezichten’ opgesteld. Deze visie is opgesteld door het Dienst Landelijk Gebied, wat onderdeel is van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Deze landschapsvisie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder volgt een samenvatting van de Landschapsvisie N391.

De N391, een weg opgespannen tussen de N34 ten zuidwesten van Emmen en de N366 ter hoogte van de provinciegrens met Groningen, vormt een belangrijke schakel in het Drents wegennetwerk. De weg is opgedeeld in de Rondweg Emmen – dat ligt op de Hondsrug in het esdorpenlandschap - en in een gedeelte dat in het veenkoloniale landschap ligt.

Om de doorstroomfunctie te verbeteren is en wordt de weg de komende jaren aangepakt. De ingrepen omvatten:

  • De ombouw van de aansluiting Emmen-west tot knooppunt, deze is inmiddels in de fase van uitvoering;
  • De verbreding van het veenkoloniale gedeelte van de N391 tussen rotonde Emmerweg en de aansluiting op de N366, deze verbreding is inmiddels afgerond;
  • De ombouw van de rotondes Emmerweg en Roswinkel tot ongelijkvloerse aansluitingen. Deze aansluitingen bij Roswinkel en met de Emmerweg zijn inmiddels gereed;
  • De ombouw van de rotonde met de N366 tot knooppunt, ook deze is inmiddels gereed;
  • Voor de situatie bij de Pottendijk wordt de komende jaren onderzocht wat hiermee zou moeten gebeuren. Hier wenst men nu toch ook een ongelijkvloerse kruising te realiseren waar voorliggend bestemmingsplan voor is opgesteld.

De kracht van de weg is gelegen in zijn twee gezichten, de Rondweg Emmen en de veenkoloniale N391. Elk traject heeft zijn eigen identiteit. De Rondweg Emmen vormt door zijn ligging in het stedelijk weefsel van de stad Emmen een bonte verzameling waar weg en omgeving met elkaar zijn verweven. De stedelijke omgeving voegt zich langs de weg. De karakteristieke brede middenberm en de mix van stedelijke functies en groene elementen zoals beplanting en landelijke sferen maken de weg tot een parkway.

De veenkoloniale N391 heeft een compleet ander gezicht. Dit gedeelte ligt in het open veenkoloniale landschap, is ruimtelijk ondergeschikt aan het landschap en heeft door de begeleiding van de natuurbouwstrook een bijzonder karakter. Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk WZ bevindt zich in dit open veenkoloniale landschap.

Het veenkoloniale gedeelte van de N391 behoudt ook na de ombouw zijn karakteristieke gezicht. Ruimtelijk zal deze ondergeschikt moeten blijven aan de openheid van het gebied.

Met de opwaardering van de N391 tot stroomweg, wordt de ruimte die de rijbaan en de wegbermen innemen forser. De kracht van de weg – de natuurbouwstrook aan één zijde – blijft echter overeind en beeld van de weg bepalen. Daarbij is het van belang dat de beplanting in deze zone laag blijft: dichte en opgaande beplanting zou immers afbreuk doen aan het open karakter van het veenkoloniale landschap en het zicht op dit landschap vanaf de N391.

Specifiek over de aansluiting Pottendijk

In de landschapsvisie is over de aansluiting bij Pottendijk het volgende gesteld:

Hoewel er niet wordt geschreven over hoe de kruising Pottendijk landschappelijk wordt ingepast kan er wel over worden aangegeven dat het kunstwerk vergelijkbaar zal zijn als met de inmiddels gerealiseerde ongelijkvloerse kruising bij Roswinkel. Verder behoudt de N391 zelf zijn open karakter naar het veenkoloniale gebied toe. Hierna nog een weergave van het kunstwerk bij Roswinkel, waarbij over het viaduct bij de Pottendijk kan worden aangegeven dat daar geen geluidscherm op zal komen.

verplicht

Ten aanzien van de landschappelijke inpassing zal de stook aan de noordwestkant van de nieuwe kruising ingericht worden als een berm. Deze zal worden ingericht als kruiden- en faunarijk grasland zodat er overheen kan worden gekeken en de beleving van het weidse en open veenkoloniale landschap behouden blijft. Door deze berm als zodanig in te richten wordt als het ware de bestaande ‘groene zone’ langs de noordkant van de bestaande N391 gevolgd die is ontstaan langs deze weg sinds de aanleg ervan.

In lijn met die ‘natuurlijke ontwikkeling’ zal dus ook aan de noordwestkant van de ongelijkvloerse kruising hier zich groen kunnen ontwikkelen. De zuidkant van het tracé blijft net als in de bestaande situatie gevrijwaard van begroeiing en houdt het open karakter met doorzicht naar het veenkoloniale gebied.

De strook langs de noordwestkant zal periodiek worden onderhouden om zodoende te voorkomen dat deze begroeiing te hoog gaat worden.

Op onderstaande tekening is zichtbaar waar de groene berm aan de noordwestkant van het plan zich kan ontwikkelen binnen het ‘groen’ weergegeven kader.

verplicht

2.4 Rijksbeleid     

2.4.1 Ruimtelijk beleid     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.

Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).

Voor het plangebied zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.5 Conclusie     

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 - Pottendijk beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het plan als passend kan worden beschouwd. De provincie Drenthe beschrijft namelijk in het Provinciaal Verkeer en vervoerplan dat de N391 valt onder de categorie ‘stroomweg’. De N391 voldoet nu nog niet aan alle inrichtingseisen van een ‘stroomweg’. Als de realisatie van de ongelijkvloerse kruising bij Emmerschans en Pottendijk zijn gerealiseerd is dat gedeelte (Emmerschans – Ter Apel) in zijn geheel gereed. De veiligheid (duurzaam veilig) en de bereikbaarheid nemen door deze ontwikkelingen toe.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken     

3.1 Archeologie en monumenten     

3.1.1 Algemeen     

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.

In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid opgesteld, vastgesteld d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. Deze beleidskeuzes zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan door het eventueel opnemen van de dubbelbestemming Waarde- archeologie op de verbeelding. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied     

Het plangebied ligt in het buitengebied van Emmen. Op de archeologische Beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen heeft het plangebied een ‘lage verwachtingswaarde’ aanduiding. Op de kaart zoals hierna weergegeven is dit zichtbaar gemaakt.

verplicht

Categorie : Gebieden met lage archeologische verwachting.

Het gaat om gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft vooral de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.

3.1.3 Conclusie     

Op basis van de historie van het plangebied en de gevonden voorwerpen worden aan het plangebied zeer geringe archeologische waarden toegekend. Het plangebied krijgt geen dubbelbestemming ‘Waarde- Archeologie’. Nader onderzoek is niet nodig.

3.2 Ecologie     

Door onderzoeksbureau Alcedo Natuurprojecten is een QuickScan flora- en fauna uitgevoerd. De gehele onderzoeksrapportage is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Onderstaand een weergave van de conclusie van het uitgevoerde onderzoek.

Op basis van deze quickscan kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Op de onderzochte locatie kan worden uitgesloten dat er jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels aanwezig zijn;
  • Op de onderzochte locatie kan worden uitgesloten dat er vaste verblijfplaatsen zoals holen en burchten van grondgebonden zoogdieren aanwezig zijn;
  • Op de onderzochte locatie kan worden uitgesloten dat er vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn;
  • De onderzochte locatie is geen belangrijk foerageerbied voor vleermuizen en vervult mogelijk een onderdeel van een vliegroute voor vleermuizen, maar deze functies gaan door de voorgenomen ingreep niet verloren;
  • Het kan niet worden uitgesloten dat de natte delen in het plangebied een voortplantingshabitat vormen voor de gevlekte witsnuitlibel, Leucorrhinia pectoralis, maar voor deze soort is ruimschoots voldoende vervangend voortplantingsbiotoop in de directe omgeving aanwezig en waardoor aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is;
  • Het kan niet worden uitgesloten dan de houtwal een belangrijke vaste voortplantingsplaats of rustplaats biedt aan egel, bunzing, hermelijn en wezel, maar deze soorten staan in de Provincie Drenthe op de vrijstellingslijst waardoor aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is;
  • De onderzochte locatie ligt niet of grenst niet aan Natuurnetwerk Drenthe en de geplande werkzaamheden zijn niet van dien aard dat de kernwaarden van het NNN zullen worden aangetast;
  • De onderzochte locatie ligt op circa 14.7 kilometer afstand van N2000 gebied, maar de aard van de geplande werkzaamheden is niet van dien aard dat de kernwaarden van N2000 kunnen worden aangetast.

Op basis van de resultaten van deze quickscan wordt het volgende geadviseerd:

  • Voer de werkzaamheden voor wat betreft het rooien van boschages, kappen van bomen en dempen van wateren uit buiten de datumgrenzen van het broedseizoen (15 maart – 15 juli, bij voorkeur oprekken tot 15 augustus);
  • Laat voor het dempen van wateren deze wateren leegvissen door een ecoloog, zodat de aangetroffen amfibieën, larven van libellen en vissen overgezet kunnen worden naar een daarvoor geschikte plek. Kortom: draag zorg voor een goede ecologische begeleiding bij de start van de werkzaamheden.

3.3 Fysieke veiligheid     

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.

Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi). Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.

Vanuit de brandweer en de RUD is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie     

3.3.1.1 Risicobronnen binnen het plangebied     

Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Binnen het plangebied Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk WZ zijn de volgende risicobronnen evenals de bronnen die invloed (kunnen) hebben op het plangebied geïnventariseerd.

verplicht

Er bevinden zich geen Bevi-inrichtingen binnen het plangebied.

3.3.1.2 Risicobronnen buiten het plangebied     

Buiten het plangebied zijn ook geen Bevi- bedrijven gesitueerd.

3.3.1.3 Buisleidingen     

Binnen alsmede buiten het plangebied liggen geen buisleidingen in de nabijheid die effect hebben op de ontwikkellocatie.

3.3.1.4 Route gevaarlijke stoffen     

Het gaat hier om een provinciale weg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden. De provinciale wegen in Drenthe zijn daarvoor namelijk vrijgegeven. Echter in de lijst met de vermelde jaarintensiteiten voor gevaarlijke stoffen, komt de N391 niet voor. Echter, dit wil niet zeggen dat er helemaal geen gevaarlijke stoffen via deze weg worden vervoerd.

Omdat de N391 wordt gereconstrueerd tot een zogenaamde stroomweg, is het mogelijk dat het vervoer van gevaarlijke stoffen via deze weg toe gaat nemen. De weg zelf zou in dat geval dan moeten worden aangemerkt als een risicobron. Echter de intensiteit van de N391 zal niet zodanig toenemen dat hierdoor veiligheidszones gaan ontstaan. De autowegen waarop de N391 aansluit hebben vanwege de intensiteit per jaar namelijk ook geen veiligheidszone. De N391 zal altijd met een lagere intensiteit te maken hebben dan van de aansluitende autowegen of snelwegen, waardoor ook deze weg geen veiligheidszones zal krijgen.

Doordat ter hoogte van Pottendijk de kruising met de N391 ongelijkvloers worden gemaakt, leidt deze aanpassing tot een verkeersveiligere situatie. Ook ten aanzien van het aspect externe veiligheid leidt dit tot een veiliger situatie, doordat het aanrijdingsgevaar van kruisend verkeer door de realisatie van een ongelijkvloerse kruising ongedaan wordt gemaakt.

Doordat de N391 in het buitengebied met een lage bevolkingsdichtheid ligt, is er slechts sprake van een laag groepsrisico. Dit geldt met name ter hoogte van de ontwikkellocatie binnen dit bestemmingsplan. De bevolkingsdichtheid over een kilometer weglengte ter hoogte van de planlocatie is erg laag, er bevinden zich geen woningen nabij het plangebied. Een eventueel groepsrisico, als die er al zou zijn, is dan ook erg laag. Het groepsrisico ligt in ieder geval meer dan 10% onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.

De RUD heeft het aspect externe veiligheid beoordeeld en heeft daarbij aangegeven geen opmerkingen te hebben op de wijze waarop het aspect externe veiligheid is omschreven. Het adviesdocument van de RUD op het aspect externe veiligheid is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

3.3.1.5 Hoogspanningsleidingen     

Er bevindt zich een hoogspanningsmast in de nabijheid van het plangebied, deze bevinden zich nagenoeg direct ten zuiden van het plangebied. Onderstaande foto laat deze hoogspanningsmast en de weg zien.

verplicht

Ten aanzien van de ligging van deze hoogspanningsverbinding is er contact geweest tussen de provincie Drenthe en Tennet als zijnde de leidingbeheerder. Vanuit dit gesprek is vanuit Tennet aangegeven dat zij op schetsontwerp-niveau geen grote belemmeringen zien op voorhand. De onderliggende weg zal verder van de mast af komen te liggen, de afrit van de N391 naar het onderliggende wegennet komt deels onder de uithanger van de mast te liggen. Van belang is dat de gangbare richtlijnen (werken in- en nabij hoogspanningsmasten) van Tennet in acht worden gehouden. Afgesproken is tussen de provincie en Tennet dat verdere communicatie via toestemming@tennet.eu gaat lopen en dat via deze wijze het definitieve ontwerp zal worden getoetst door Tennet.

Wel is in de regels van het bestemmingsplan nog bepaald dat voor zover er sprake is van de bestemming Verkeer binnen het gebied dat tevens is voorzien van de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ de bouwhoogte van lichtmasten e.d. niet hoger mag zijn dan maximaal 8 meter, dit ter voorkoming van statische elektriciteit.

3.3.1.6 Conclusie externe veiligheid     

Invoegen na ontvangst reactie VRD vanuit wettelijke vooroverleg

3.4 Milieu     

3.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling     

In voorliggend bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk WZ komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.1.1 Algemeen     

De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • het betreft gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten kunnen deze activiteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij de ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren.

Voor wegen worden in de VNG-Reeks geen afstandscriteria genoemd. De milieukundige beoordeling van de wijziging van de kruising N391 ter hoogte van Pottendijk wordt weergegeven binnen de paragrafen over geluid en luchtkwaliteit.

3.4.2 Bodem     

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen indien dat noodzakelijk is.

Op bassi van de landelijke informatievoorziening www.bodemloket.nl blijkt dat de locatie van het plangebied reeds in voldoende mate is onderzocht, zodat er geen nieuw verkennend bodemonderzoek uitgevoerd hoeft te worden.

verplicht

Wel zal ten tijde van het grondverzet binnen het project middels (AP04) grondkeuringen worden bepaald of de grond vrij toepasbaar is.

3.4.3 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  1. Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  2. Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De weg N391 in het plangebied is gelegen in landelijk gebied en hier gaat een snelheidsregiem gelden van 100 km/uur.

Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)

b. in buitenstedelijk gebied:

  1. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen: 250 meter;
  2. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken of drie of meer sporen: 400 meter;
  3. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

De N391 is een weg die is te karakteriseren als een weg met 2 rijstroken en heeft daarmee een zonebreedte van 250 meter. Binnen deze zone bevinden zich voor de ontwikkeling bij Pottendijk geen geluidsgevoelige objecten in de vorm van (bedrijfs)woningen e.d. Woningen bevinden zich op minimaal 600 meter afstand.

Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

Verder kan hier nog worden benoemd dat op 17 oktober 2017 er een hogere waarde besluit is genomen (op grond van artikel 99 van de Wet geluidhinder). In dit hogere waarde besluit is de toename van de geluidsbelasting als gevolg van de snelheidsverhoging van 80 km/uur naar 100 km/uur van de N391 meegenomen en ook de aanleg van een ongelijkvloerse kruising. Voor woningen nabij de locatie Pottendijk was geen hogere waarde benodigd.

Overige lawaaibronnen

Over het plangebied heen bevindt zich een ‘geluidszone – industrie’. Deze is afkomstig van het motorsportcentrum Pottendijk. De aanwezige geluidzone houdt in dat ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen. De aan te leggen kruising is niet aan te merken als een ‘geluidsgevoelige bestemming’ zodat deze niet van invloed is op het planvoornemen.

3.4.4 Luchtkwaliteit     

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

In dit geval is er geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. De aanleg van de kruising leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de autonome groei van het verkeer. Daarbij is het ook zo dat concentraties fijnstof afnemen als gevolg van het steeds schoner worden van het wagenpark (schonere motors en elektrische auto’s). Ook bevinden zich geen woningen van derden in de directe nabijheid van de reconstructie. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig. Daarbij komt ook dat vanuit uitgevoerde onderzoeken van de N391 op de andere locaties ook reeds is gebleken dat de luchtkwaliteit niet verslechterd door de aanleg van die kruisingen (o.a. bij Emmerschans, Roswinkel en Ter Apel).

3.4.5 Stikstofdepositie     

Op 1 juli 2021 is de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering in werking getreden.

Onderdeel van deze wet is de zogenaamde bouwvrijstelling. Dit houdt in dat voor eenmalige aanlegactiviteiten, en bouw- en sloopactiviteiten het niet langer nodig is om is om voor deze eenmalige activiteiten de uitstoot van stikstof te toetsen op effecten op een Natura 2000 gebied.

Omdat de aanleg van de ongelijkvloerse kruising niet leidt tot extra verkeer ten opzichte van de autonome verkeerstoename is ook in de gebruiksfase geen sprake een toename van de uitstoot van stikstof. De verkeerstoename is geen rechtstreeks gevolg van de aanleg van de ongelijkvloerse kruising.

3.5 Waterparagraaf     

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk WZ is ingericht. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan heeft het wateradvies van het waterschap een plaats gekregen.

3.5.1 Waterhuishouding     

Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakten in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater ‘gemengd’ en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.

In de bestaande situatie wordt het hemelwater wat op de wegen neerslaat in eerste instantie via een bodempassage (de berm) infiltreren en bij veel neerslag worden afgevoerd naar het naastliggende slotenstelsel.

Bij voorliggend plan is in de nieuwe situatie ook alleen sprake van de afvoer van hemelwater wat op het verhard oppervlakte stroomt. Het afstromende hemelwater vanaf de wegen zal in eerste instantie via een bodempassage (berm) kunnen infiltreren en bij extreme neerslag zullen de (nieuwe) bermsloten dit hemelwater kunnen opvangen en vertraagd afvoeren. Er zal ook worden voorzien in voldoende waterbergend vermogen zoals de provincie dat ook bij andere projecten langs de N391 heeft gedaan.

3.5.2 Watertoets     

Alvorens de watertoets is uitgevoerd heeft er nog een gesprek plaatsgevonden tussen de provincie Drenthe en het waterschap Hunze en Aa’s. Het waterschap heeft daarbij aangegeven dat het van belang is om bestaande watergangen te behouden, ofwel ingepast worden in het ontwerp. Dit is het geval in het huidige ontwerp. Omdat het verhard oppervlak uiteraard toeneemt zal dit via de reguliere weg gecompenseerd moeten worden. Vanuit het gevoerde vooroverleg dat heeft plaatsgevonden is het advies van het waterschap in het ontwerp meegenomen.

De nodige legger informatie van het waterschap wordt nog uitgewisseld met de provincie om nog nauwkeuriger het ontwerp te kunnen uitwerken. De ‘legger’ is een kaart met wateren of watergangen die het waterschap in beheer heeft en geeft aan waar de regels van de Keur voor gelden. In de keur staan onder andere:

  • Regels om schade aan dijken en oevers te voorkomen;
  • Regels voor onderhoud van onder andere sloten en beken;
  • Regels om watertekort, wateroverlast e vervuiling te voorkomen.

Het is inmiddels bekend dat de beoogde toename van het verhard oppervlakte 12940 m2 zal bedragen. Net zoals in andere plannen van de provincie Drenthe zal de benodigde oppervlakte aan watercompensatie worden aangelegd en vooraf nog nader worden afgestemd met het waterschap.

Op 24 augustus 2021 is de watertoets uitgevoerd. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap een uitgangspuntennotitie levert. Deze uitgangspuntennotitie moet gebruikt worden bij het opstellen van de waterparagraaf en vervolgens worden voorgelegd aan het waterschap ter beoordeling.

Op 30 september 2021 is de uitgangspuntennotitie ontvangen vanuit het waterschap. Deze is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

In het ontvangen document zijn, naast algemene uitgangspunten, ook planspecifieke en aanvullende uitgangspunten verwoord vanuit het waterschap.

Hierna wordt, waar relevant, ingegaan op de ontvangen uitgangspuntennotitie.

Specifieke en aanvullende uitgangspunten

Doorgaande afvoerrichtingen van sloten en schouwsloten niet te onderbreken en ingesloten gebieden tussen de op- en afritten en de N391 voorzien van duikers. De ingesloten gebieden kunnen voor de opvang en buffering van hemelwater worden ingezet en bij (te) hoge peilen een overloop hebben naar het omringende watersysteem. Gemiddelde bui-intensiteiten zullen infiltreren in de bodem.

Vertraagde afvoer van hemelwater afkomstig van de wegen, met het wegverhang naar het zuiden en noorden, via een bermpassage op de omringende sloten.

verplicht

De watervergunning, conform de Keur, dient te worden voorzien met een tekening met daarop alle waterhuishoudkundige informatie betreffende o.a.: ligging en dwarsprofiel nieuwe sloten, gedempte sloten, duikers en dammen met daarop relevante informatie (diameters, bok, lengte, materiaal), evenals wijze compensatie toename verhard oppervlak door vertraagde afvoer (infiltratie/bermpassage) en/of buffering in binnengebied.

Compenserende waterberging

Door de toename verhard oppervlak dient er compensatie in het watersysteem te worden gerealiseerd. De gemeente dient hiervoor, in afstemming met de initiatiefnemer, in de waterparagraaf aan te geven op welke wijze de benodigde hoeveelheid compenserende waterberging (opgave) zal worden ingepast en onderdeel zal zijn van het plan. Het waterschap kan in het vooroverleg nader advies geven. Om de effectiviteit van de compenserende maatregel goed te kunnen beoordelen is het van belang om duidelijk aan te geven; welke maatregel waar wordt genomen (infiltreren, vasthouden/bergen, vertraagd afvoeren, ...), de maatvoering van de maatregel (m1, m2, m3) en waar het hemelwater uiteindelijk op zal afvoeren. Compenserende maatregelen kunnen op meerdere manieren en in combinatie met elkaar worden gerealiseerd. Naast uitbreiding van het bestaande oppervlaktewater (ruimte)kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vertraagde afvoer in/op het bouwoppervlak via een groen dak, een waterdak en opvang hemelwater voor hergebruik. Indien de locatie hiervoor geschikt is kan infiltratie overwogen worden, zoals; een grindkoffer, infiltratiekratten, een infiltratieriool en/of een

zaksloot. Indien infiltratie wordt overwogen, is in de meeste gevallen aanvullend onderzoek nodig over de toepasbaarheid en eventuele effecten naar de omgeving.

Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG)

De hoge grondwaterstanden die in het plangebied (deels) voorkomen, kunnen de toepasbaarheid van infiltratiemaatregelen beperken.

Net als in voorgaande plannen voor uitgevoerde reconstructies die de provincie heeft uitgevoerd zal er, in overleg met het waterschap, gekomen worden tot een situatie waarbij er in voldoende mate wordt zorggedragen voor voldoende waterbergend vermogen door middel van berminfiltratie en de afvoer naar nieuw aan te leggen bermsloten. Deze zullen gezamenlijk over voldoende waterbergend vermogen beschikken omdat het ook de provincie er veel aan is gelegen dat er geen wateroverlast ontstaat op de wegen zelf hetgeen tot verkeersonveilige situaties zou kunnen leiden. De definitieve ontwerptekeningen van de weg en de bijbehorende waterhuishoudkundige oplossingen en voorzieningen zullen met het waterschap worden besproken en afgestemd.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving     

4.1 Historie van de N391     

Het noordelijke gedeelte van de N391 is aangelegd in de jaren 1999 - 2000, met als doel de regio's Zuidoost-Groningen en Zuidoost-Drenthe op een goede manier met elkaar te verbinden. Daarmee kregen beide gebieden een economische impuls en werd de verkeersveiligheid verbeterd in de dorpen waar het verkeer vroeger doorheen reed. Bovendien werd er rekening gehouden met een toenemende verkeersdrukte op deze route, als gevolg van de verdere sociaaleconomische ontwikkelingen van beide regio's.

Op de weg geldt inmiddels een maximumsnelheid van 100 km/uur en de kruisingen bij Ter Apel en Roswinkel zijn als onderdeel van het totale project al ongelijkvloers gemaakt. Bij Emmerschans zal er binnen afzienbare tijd ook worden begonnen met de uitvoering van de realisatie van een ongelijkvloerse kruising, het bestemmingsplan daartoe is inmiddels onherroepelijk.

verplicht

Bij de aanleg van de weg werd al rekening gehouden met een verdere toename van het verkeer op de N391. Daarom is er meteen voldoende ruimte gecreëerd om de weg te kunnen verbreden. Deze verbreding is reeds uitgevoerd. De kruisingen zijn destijds gelijkvloers (met rotondes) aangelegd omdat het budget niet voldoende was om ongelijkvloerse kruisingen aan te leggen. Dat dat op termijn wel nodig zou zijn, was toen ook al de verwachting.

4.2 Project N391 Emmen - Ter Apel 'Veilig en snel'     

De N391 is een belangrijke verbindingsroute tussen Zuid-Oost Drenthe en Zuid-Oost Groningen en verbindt deze beide gebieden met Duitsland en de Eemshaven. De weg zorgt ook voor een goede verbinding van deze regio met de rest van het land via de N34/A37. Het is voor de regio van belang dat zowel de veiligheid als de bereikbaarheid verbetert, zodat de economische bedrijvigheid een impuls krijgt. De provincie Drenthe heeft er daarom voor gekozen de N391 met voorrang om te bouwen van een 80-kilometer weg naar een 100-kilometer weg. De omvangrijke werkzaamheden die hiervoor nodig zijn, zorgen bovendien voor stimulering van de werkgelegenheid in de regionale bouwsector.

De werkzaamheden bestonden uit het verbreden van de weg (is inmiddels afgerond) en het aanleggen van ongelijkvloerse kruisingen. De ongelijkvloerse kruisingen bij Roswinkel en Ter Apel (aansluiting N391 met N366) zijn inmiddels gerealiseerd. De locatie Emmerschans zal binnen afzienbare tijd ook worden gerealiseerd, het bestemmingsplan daarvoor is inmiddels in werking getreden. De locatie Pottendijk dient planologisch gezien nu te worden geregeld.

Al deze aanpassingen maken de weg veiliger en zorgen voor een snellere doorstroming van het verkeer. De nieuwe ongelijkvloerse aansluiting op de N34 bij Erm (Emmen-West en momenteel in uitvoering) en de inmiddels gerealiseerde N366 bij Ter Apel zorgen voor een betere doorstroming van en naar deze wegen. Hierdoor gaat het verkeer meer gebruik maken van de N391 waardoor het op de omliggende wegen minder druk wordt.

4.3 Project Pottendijk     

De provincie Drenthe legt een ongelijkvloerse kruising aan op de plek van de huidige rotonde bij de Pottendijk WZ. Onderstaand een tweetal weergaven van de bestaande situatie gevolgd door weergaven van de nieuwe situatie.

verplicht

verplicht

In de huidige situatie is er sprake van een gelijkvloerse kruising in de vorm van een rotonde waar de N391 en de weg naar het motorsportcentrum Pottendijk elkaar kruisen.

Aangezien de N391 is aangepast tot een weg waarover 100 km/uur gereden mag worden dient de bestaande kruising aangepast te worden tot een ongelijkvloerse kruising. Deze aanpassing maakt de wegen veiliger en zorgt voor een snellere doorstroming van het verkeer.

Hierna volgt een weergave van de nieuwe situatie. Bij de uitvoering van dit plan wordt de bestaande rotonde verwijderd. De N391 zal verhoogd (tot maximaal 8 meter boven maaiveld worden aangelegd waardoor deze over de Pottendijk komt te liggen. De in- en uitvoegers worden aangesloten op de bestaande doorgangen richting Nieuw Weerdinge en de Pottendijk WZ. Hier wordt een tweetal rotondes aangelegd. De situatie is vergelijkbaar met de aansluiting zoals inmiddels aanwezig bij Roswinkel. Mogelijk wordt er ook nog in de toekomst voorzien in abri’s om zodoende de Pottendijk ook met het openbaar vervoer beter bereikbaar te maken, de locatie daarvan is echter momenteel nog niet bekend. Onderstaand een weergave van de beoogde nieuw situatie.

verplicht

Hierna volgen een aantal (3-d) visualisaties vanuit diverse perspectieven van de nieuwe situatie gevolgd door visualisaties van het viaduct.

verplicht

verplicht

4.4 Landschappelijke inpassing     

Voor de landschappelijke uitwerking is de landschapsvisie sturend, zie paragraaf 2.3 van dit bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt uitgelegd welke uitgangspunten van de visie betrekking hebben op de aansluiting Pottendijk en op welke manier daar invulling aan gegeven wordt.

Een weg met twee gezichten, Veenkoloniale deel

In de landschapsvisie geldt het volgende uitgangspunt voor de Veenkoloniale deel van de weg:

  • "De Veenkoloniale N391 dient ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan het veenkoloniale landschap." Dit betekent dat het open karakter van het veenkoloniale landschap gerespecteerd moet worden. Dit wordt onder andere bereikt door geen opgaande beplanting in de lengterichting van de weg en terughoudende vormgeving van de civiele kunstwerken.
  • Verder geldt dat de vormgeving van de viaducten het beeld van de weg met twee gezichten moet versterken. Dit betekent dat voor de herkenbaarheid van "het Veenkoloniale gezicht" aansluitingen en kruisingen "familie van elkaar" moeten zijn. In het ontwerp wordt daarom een duidelijke vormentaal gekozen, dat zich telkens herhaalt in de vormgeving van de wegbermen en de civiele kunstwerken. Daarnaast heeft elke aansluiting een verbijzondering in specifieke ontwerpelementen.

Uitwerking Pottendijk landschappelijke inpassing

Het kunstwerk is qua uiterlijke verschijning te vergelijken met de inmiddels gerealiseerde aansluiting bij Roswinkel. Ten aanzien van de landschappelijke inpassing zal de stook aan de noordwest van de nieuwe kruising ingericht worden als een berm. Deze zal worden ingericht als kruiden- en faunarijk grasland zodat er overheen kan worden gekeken en de beleving van het weidse en open veenkoloniale landschap behouden blijft.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting op het bestemmingsplan     

5.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 - Pottendijk’ dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Toelichting op de verbeelding     

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels     

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan kunnen diverse flexibiliteitregelingen opgenomen zijn, zoals:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro

5.3.1 Opzet regels     

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgang - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.2 Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

Artikel 3 Verkeer – Auto(snel)weg

Onder de verkeersbestemming zijn de openbare wegen in het buitengebied gebracht. De autoweg N391 vallt onder de bestemming "Verkeer - Auto(snel)weg. Het zijn daarbij wegen waar de doorgaande verkeersfunctie voorop staat. Duikers en dammen vallen ook onder deze bestemming, evenals bermsloten, bermen, beplanting, en bijbehorende groenvoorzieningen. Viaducten en een geluidscherm zijn afzonderlijk op de verbeelding aangegeven middels een nadere aanduiding. In de planregels is voor de bestemming vastgelegd dat het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden. Via een voorwaardelijke verplichting in de regels is de aanleg van geluidsreducerend asfalt en de aanleg van een aarden wal vastgelegd.

Artikel 4 : Leiding – Hoogspanningsverbinding 1

De bovengrondse hoogspanningsverbinding (380 KV verbinding Zwolle - Delfzijl) valt onder de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding 1". De dubbelbestemming ligt op een strook aan weerszijden van de hoogspanningsverbindingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van de leidingen en in de bescherming ervan. Binnen de in de planregels aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Bij de hoogspanningsleiding is rekening gehouden met de richtlijnen van het Rijk ten aanzien van veiligheidsafstanden. In principe moet de zakelijk rechtstrook worden aangehouden. Deze zone bepaalt de omvang de bestemming. In verband met gezondheidsrisico's vanwege magneetvelden geldt een adviesnorm. De omvang van de zone wordt bepaald door de hoeveelheid stroom die door de leidingen wordt getransporteerd. Omdat de hoeveelheid stroom niet vastligt, ligt de omvang van de zone dus ook niet vast. Deze indicatieve zone is dan ook niet op de verbeelding vastgelegd.

5.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In artikel 6 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 7 : Algemene aanduidingsregels

De aanvullende algemene aanduiding "geluidzone - industrie" geldt voor de geluidszone die behoort bij het Geluidsportcentrum de Pottendijk te Emmer-Compascuum. Voorkomen moet worden dat binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige functies worden opgericht. Dergelijke bebouwing kan binnen deze zones alleen worden opgericht als er akoestisch geen ongunstiger situatie optreedt.

Artikel 8 : Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.3.5 Hoofdstuk 4 Overgangsrecht en slotregel     

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 11 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk WZ".

5.4 Handhaving     

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen buiten bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid     

6.1 Algemene communicatie     

In het kader van de informatievoorziening voorafgaand aan de daadwerkelijke planologische procedure heeft de provincie Drenthe diverse (online) voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze sessies zijn de plannen en ontwikkelingen doorgegeven aan de genodigden.

6.2 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen     

6.2.1 Overleg     

Het college heeft het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 - Pottendijk WZ vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is op 4 oktober 2021 voor overleg verzonden aan de volgende overlegpartners:

Het plan is verzonden aan de:

  1. Provincie Drenthe;
  2. Tennet;
  3. RUD Drenthe;
  4. LTO Noord;
  5. Brandweer / Veiligheidsregio Drenthe;
  6. Waterschap Hunze en Aa.

In de als bijlage opgenomen ‘Nota van beantwoording vooroverlegreactie bestemmingsplan "Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-Pottendijk WZ" zijn de vooroverlegreacties samengevat weergegeven en is ingegaan op de wijze waarop met de ingediende vooroverlegreactie is omgegaan.

6.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan     

Tegen het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 - Pottendijk WZ zijn wel/geen zienswijzen ingediend.

Voor een uiteenzetting van de ingediende zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop wordt verwezen naar Bijlage XX Nota van Zienswijzen (indien van toepassing).

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid     

De provincie Drenthe heeft bij het vaststellen van haar Provinciaal Verkeer en Vervoersplan (PVVP) tevens een Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (IVV) vastgesteld waarin de opwaardering van de N391 is opgenomen. Het college van Gedeputeerde Staten heeft het opwaarderen van de N391 naar voren gehaald, mede vanwege de economische situatie van het gebied. De aanleg zal leiden tot versterking van de economische ontwikkeling en tevens bijdragen aan de werkgelegenheid bij de aanleg. De provincie Drenthe draagt de kosten van het aanleggen van het voorliggende plan.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-Pottendijk met identificatienummer NL.IMRO.0114.2021012-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Abri     

Een abri of wachthuisje is een kleine, niet afgesloten wachtruimte die beschutting biedt tegen weer en wind.

1.6 Ander(e) bouwwerk(en)     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 Andere werk(en)     

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 Bestaand     

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.10 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.15 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 Geometrische plaatsbepaling     

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.17 Groenvoorziening     

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.18 Landschappelijke waarden     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.19 Natuurlijke waarde     

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.20 Overig bouwwerk     

een bouwkundige conctructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 Perceelsgrens     

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.22 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.23 Waterlopen     

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding     

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 De bebouwing op de verbeelding     

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 Bebouwingspercentage     

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De dakhelling     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Het peil     

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Verkeer - Auto(snel)weg     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer- Auto(snel)weg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. auto(snel)wegen;
  2. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  3. informatiesystemen / signaleringsborden;
  4. een viaduct ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – viaduct’;

met bijbehorende:

  1. andere bouwwerken;
  2. bermen, bermsloten en groenvoorzieningen;
  3. abri’s;
  4. op- en afritten;
  5. geluidwerende voorzieningen;
  6. overige kunstwerken en waterwerken;
  7. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeursgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd een abri tot een maximale bouwhoogte van 3,0 meter.
3.2.2 Andere bouwwerken     

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15 m2 vloeroppervlak beslaan;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten, en informatiesystemen / signaleringsborden mag maximaal 12 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding 1’ de bouwhoogte maximaal 8 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1,0 m bedragen;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – viaduct’ geldt dat de bouwhoogte maximaal 8,0 meter mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

3.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het realiseren van reclamezuilen;
  2. het veranderen van het wegprofiel, dan wel het veranderen van bestaande geluidsreducerende maatregelen waardoor de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, het beheer en instandhouding van bovengrondse hoogspanningsverbindingen;
  2. een gecombineerde hoogspanningsverbinding van 110/380 kV;

met bijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken     

Voor het bouwen van het gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. binnen een op de verbeelding aangegeven afstand van 35 meter ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding van 380 kV mag, in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten dienste van de leiding;
  2. de maximale hoogte van 380 kV masten bedraagt 62 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt maximaal 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels     

4.3.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.1 onder a waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. de veiligheid van de betrokken leiding wordt niet geschaad;
    2. er worden geen kwetsbare objecten toegelaten.
  2. Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden om zonder, op of in de lid 1 bedoelde gronden, een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  2. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden of ophoging;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  4. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  5. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 4.1 omschreven bestemming;
  6. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  7. het aanleggen van zonneparken.
4.4.2 Toegestande werkzaamheden     

Het verbod als bedoeld in artikel 4.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  2. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
  4. die verband houden met de aanleg, beheer en instandhouding van de betreffende leiding;
4.4.3 Combinaties     

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

4.4.4 Toetsingscriteria     

Bij de afweging omtrent verlening van de vergunning wordt de landschappelijke waarde, zoals weergegeven in de Bijlage "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" betrokken.

4.4.5 Voorwaarden     
  1. De in artikel 4.5.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
  2. De in artikel 4.5.1 genoemde vergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leiding.
  3. De in artikel 4.5.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
4.4.6 Weigering     

De in artikel 4.5.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid     

4.5.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  1. voor de verkleining of verwijdering van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding 1 waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    2. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.5.2 Afwegingen     
  1. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten.
  2. In de afweging omtrent toepassing van de in 4.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  3. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de Bijlage "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap". Deze bijlage wordt betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  4. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  5. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels     

6.1 Ondergeschikte bouwonderdelen     

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meetontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;

6.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard     

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels     

7.1 Geluidzone - industrie     

Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

7.1.1 Bouwregels     

voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;

7.1.2 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
  2. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
7.1.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. het bepaalde in artikel 7.1.1 onder a buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen gebouwd en gebruikt kunnen mits:
    1. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  2. de aanduiding geluidzone - industrie wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat;
  3. de aanduiding geluidzone - industrie wordt verwijderd indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.
  4. de wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten.
  5. in de afweging omtrent toepassing van de in 7.1.3 onder a, b en c opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  6. de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de Bijlage "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap". Deze bijlage wordt betrokken bij de in artikel 7.1.3 onder e genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  7. voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  8. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels     

8.1 Bevoegdheid     

  1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 6 afwijken van de regels door:
    1. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
    2. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
    3. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
    4. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
    5. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    6. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
    7. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
    8. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;

8.2 Beperking     

De toepassing van de in artikel 8.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels     

9.1 Bevoegdheid     

  1. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:
    1. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.

9.2 Beperking     

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 10 Overgangsrecht     

10.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391 – Pottendijk WZ.