direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Schoonebeek, Europaweg 52
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2014030-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Maatschap Klaassen heeft B&W van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan, voor het perceel Europaweg 52 te Schoonebeek. De percelen zijn kadastraal bekend als "Gemeente Schoonebeek, sectie C, nummers 1538, 2687, 2404, 2405 en 827".

De bestemmingswijziging heeft tot doel een akkerbouwbedrijf op de locatie Europaweg 52 te vestigen en tevens enige uitbreidingsruimte voor de toekomst te bieden middels een bouwvlakvergroting.

Met dit wijzigingsplan wordt voorzien in de gewenste bestemmingswijzigingen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt direct ten oosten van de kern Schoonebeek, aan de Europaweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014030-W701_0001.png"

Figuur 1: Binnen de rode cirkel de indicatieve ligging van het plangebied

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemming

De percelen hebben in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied Emmen” de bestemmingen:

  • Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
  • Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen

Verzocht wordt de bestemming "Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf" te wijzigen naar de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" waarna de gewenste vestiging van een akkerbouwbedrijf mogelijk wordt.

Tevens wordt verzocht het bouwvlak van de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" vervolgens te mogen vergroten naar een oppervlakte van ongeveer 1,0 hectare om toekomstige uitbreidingsplannen te faciliteren.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheden bestemmingsplan

Bedrijfsvestiging
Binnen de bestemming "Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf" is een wijzigingsbevoegdheid voor B&W opgenomen (Art. 18.6.1 onder a) voor de wijziging van de functie van bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging, waarbij de volgende bepalingen gelden;

  • a. toegestaan is een grondgebonden agrarisch bedrijf (zoals bedoeld in Artikel 5);
  • b. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
  • c. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • d. de functiewijziging is passend binnen de landschappelijke structuur;
  • e. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • f. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Vergroting bouwvlak
Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen" is een wijzigingsbevoegdheid voor B&W opgenomen (Art. 17.7.1 onder a) voor het uitbreiden van de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha, waarbij de volgende bepalingen gelden;

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • b. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • c. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • d. er is geen sprake van significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
  • e. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Afweging omtrent medewerking
Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht (in dit geval dus aan de orde), worden deze in zijn geheel in een beoordeling betrokken.

In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de bijlage "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen". Deze bijlage wordt betrokken bij de afweging voor wat betreft de genoemde aspecten.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande afwegingen.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met de bestemming, dan wel de aanduiding(en). In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

In de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. De regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" wijzigen dus niet / worden niet aan het wijzigingsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

Ten aanzien van de landbouw wordt in de structuurvisie een aantal koersen voor de landbouw weergegeven. Vanwege de omvang en verschillende landbouwstructuur is het grondgebied opgeknipt in vier deelgebieden. Het plangebied bevindt zich binnen Deelgebied D. Dit is de zuidrand van de gemeente die zich kenmerkt door een kleinschalig landschap met veel grasland en de aanwezigheid van natuurwaarden (Bargerveen, Schoonebeekerdiep). Landbouw gaat hier samen met recreatie, natuur en landelijk wonen.

2.1.2 Ruimtelijke Waarden Kaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. Het biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden, evenals monumenten, worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap. De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:

  • In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis;
  • Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap;
  • Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt verder een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied “Het landschap van Schoonebeek”. Dit landschap bestaat uit een reeks van zeer smalle oost-west gerichte dekzandruggen welke langs het beekdal van het Schoonebeekerdiep liggen. Op deze ruggen / koppen zijn de buurtschappen tot ontwikkeling gekomen. Kenmerkend voor is de lichte waaiervorm van de percelering.

De ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Schoonebeek als dorp op een zandopduiking
    • b. Het beekdal Schoonebeekerdiep ten zuiden van de Europaweg
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Robuuste ruimte hoogveenontginning
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen


Behoud, versterking en ontwikkeling
De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd. Binnen de Randvervening Schoonebeek wordt (voor zover relevant voor het plan) ingezet op:

  • Microreliëf van de zandkoppen
  • Archeologische waarden
  • Boerenerven en erfbeplanting
  • Opstrekkende verkaveling en in samenhang daarmee een opstrekkend sloten- en houtwallenpatroon

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Provinciaal belang
Binnen de Omgevingsvisie zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht (alleen wanneer relevant voor het plan). Deze zijn:

  • 1. Het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • 2. Het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  • 3. Voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw bedrijvigheid. (Het regionale economische vestigingsklimaat.);
  • 4. De kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  • 5. Voldoende mogelijkheden voor de landbouw voor schaalvergroting;
  • 6. De Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
  • 7. Het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijkheid voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

Op een aantal kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen
Aanduiding "Multifunctioneel gebied". Naast de robuuste systemen kent Drenthe gebieden waar verschillende functies en ambities samenkomen. Het plangebied ligt binnen een dergelijk gebied. Het gaat hierbij vooral om de combinatie van landbouw, natuur, recreatie en landschappelijke waarden. Kenmerkend hiervoor is dat er – in tegenstelling tot de robuuste systemen – geen sprake is van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening.

Kernkwaliteiten
Landschapstype: Wegdorpenlandschap van de randveenontginning. De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan het aantrekkelijke milieu om te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provinciale ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen.

Landbouw
Voor de multifunctionele gebieden is de maximale grootte van het bouwblok 1,5 hectare. Onder voorwaarde van ruimtelijke inpassing is een verdere vergroting mogelijk.

Conclusie
Het voorgenomen plan past in het door de gemeente en de provincie geformuleerde beleid. In de volgende hoofdstukken worden de ruimtelijke- en landschappelijke inpassing van het plan en de milieu-beoordeling met bijbehorende onderzoeken beschreven.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden veehouderijen wordt binnen art. 3.22 lid 1 van de Omgevingsverordening bepaalt dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende kaart 1 (Visiekaart 2020) als 'multifunctioneel gebied' is aangeduid, kent aan een grondgebonden agrarisch bedrijf een bouwvlak van maximaal 1,5 hectare toe, waaronder mede begrepen alle voor de bedrijfsvoering noodzakelijke voorzieningen en de landschappelijke inpassing ervan.

2.3 Rijksbeleid

Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met bepaalde aspecten zoals de landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 3 Ligging en huidige situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt binnen het randveenontginningenlandschap van Schoonebeek. De ontginning van het gebied bij Schoonebeek is een menging van oude (middeleeuwse) en jongere (17e en 18e eeuw) en jongste (19e en 20e eeuw) ontginningen.Het plangebied ligt binnen de strook van de jongere ontginningen.

De boerderijen binnen de oude bewoningslinten lagen op langgerekte kavelstroken, die noordwaarts het veen in liepen en zuidwaarts tot het Schoonebeekerdiep. Door het 'recht van opstrek', het recht van de grondeigenaar op de onontgonnen gronden voor en achter zijn in cultuur gebrachte grond, is deze bijzondere strokenverkaveling ontstaan. De smalle strookverkaveling is tot op de dag van vandaag nog uitzonderlijk gaaf aanwezig.

3.2 Huidige situatie

Het perceel Europaweg 52 ligt net buiten de kern Schoonebeek. De omgeving varieert met agrarische- en (voormalige agrarische) woonbebouwing. Op het perceel Europaweg 52 werd voorheen een agrarisch loonbedrijf uitgeoefend. Op het erf staat een bedrijfswoning, met direct daarachter een schuur. Verder achter op het erf staan twee nieuwere opslagloodsen. De bedrijfsbebouwing leent zich goed voor de vestiging van een akkerbouwbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014030-W701_0002.png"

Afbeelding 3: Luchtfoto perceel Europaweg 52 ( in rood het plangebied)

 

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Maatschap Klaassen heeft B&W verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Europaweg 52. De percelen zijn kadastraal bekend als: "Gemeente Schoonebeek, sectie C, nummers 1538, 2687, 2404, 2405 en 827". De bestemmingswijziging heeft tot doel een akkerbouwbedrijf op de locatie Europaweg 52 te vestigen en tevens enige uitbreidingsruimte voor de toekomst te bieden.

Maatschap Klaassen exploiteert tot op heden een gemengd agrarisch bedrijf (akkerbouw en varkenshouderij) op de locatie Oostersebos 15 te Schoonebeek. De fysieke uitbreidingsmogelijkheden op deze locatie zijn beperkt. door de ligging binnen de kleinschalige omgeving van het beschermde dorpsgezicht Oostersebos.

Door de beperkte uitbreidingsmogelijkheden in het Oostersebos, is het oog van de maatschap gevallen op de locatie Europaweg 52. Deze locatie beschikt wél over uitbreidingsmogelijkheden en ligt daarbij in vergelijking tot de locatie Oostersebos 15 gunstiger ten opzichte van de bedrijfsgronden. De bedrijfsgronden zijn voor het merendeel gelegen ten zuiden van de Europaweg.

Het uiteindelijke doel is om Klaassen junior op de locatie Europaweg 52 de akkerbouwtak te laten exploiteren. Klaassen senior zal zich dan op de locatie Oostersebos blijven richten op de varkenshouderijtak.

4.2 Stedenbouwkundig plan

De bedrijfslocatie Europaweg 52 fungeerde voorheen als een kleinschalig loonbedrijf. Sinds de bedrijfsbeëindiging staat de locatie te koop. De ligging van de locatie, de inrichting van het perceel en de aanwezige bedrijfsbebouwing bieden goede gebruiksmogelijkheden voor de uitvoering van een akkerbouwbedrijf. Daarbij beschikt de locatie over uitbreidingsmogelijkheden.

Concreet verwacht Maatschap Klaassen de komende jaren met de realisatie van twee nieuwe opslagloodsen over ruim voldoende opslagcapaciteit voor het bedrijf te beschikken. Eén loods zal worden gebruikt als aardappelbewaarschuur, de andere als werktuigenberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014030-W701_0003.png"

Afbeelding 4: bedrijfserf Europaweg 52 met in rood indicatief de bedrijfsuitbreidingen

Ruimtelijk gezien is de uitbreiding met de loodsen op de voorgestelde wijze inpasbaar: De aangebouwde aardappel bewaarschuur zet het bestaande bebouwingspatroon voort. Achter de drie loodsen wordt op compacte wijze een werktuigenberging toegevoegd.

De noordwesthoek van het erf zal onbebouwd blijven om zo een passende afstand aan te houden tot de naastgelegen woning.

4.3 Landschappelijke inpassing

De omgeving kenmerkt zicht door openheid en deels door een coulissen landschap. Het bedrijf ligt net buiten de bebouwde kom van Schoonebeek. Het bestaande bedrijf is reeds op een goede manier landschappelijk ingepast.

Voor de landschappelijke inpassing van de locatie is een beplantingsplan opgesteld. Het landschappelijke inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 2. De nieuwe aardappel bewaarschuur past in het beeld naast de bestaande schuren. Hier hoeft geen nadere inpassing voor plaats te vinden, gezien de huidige beplanting. De te realiseren werktuigenberging wordt geplaatst achter de andere bebouwing en is daarmee vanaf de Europaweg in combinatie met de aanwezige beplanting nauwelijks zichtbaar.

4.4 Verkeer

De locatie is goed bereikbaar via de doorgaande Europaweg. Het gebruik als akkerbouwbedrijf zorgt niet voor onevenredige verkeers- en/ of parkeerdruk voor de omgeving. Ten opzichte van het gebruik als loonbedrijf, zullen de verkeersbewegingen vergelijkbaar blijven.

Hoofdstuk 5 Onderzoeken en milieubeoordeling

5.1 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

Het plangebied heeft deels een lage verwachting op de op 30 mei 2013 door de raad vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen. Op de kaart heeft de locatie de bestemming "Waarde - Archeologie 4". Bodemverstoringen kunnen worden gedaan tot een maximale oppervlakte van 1000 m2. Het plan heeft niet direct een dergelijke bodemverstoring tot gevolg. Er is om deze reden geen archeologische onderzoek uitgevoerd. De bestemming "Waarde - Archeologie 4" blijft ook na wijziging van het bestemmingsplan van toepassing.

5.2 Flora en fauna

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door Buro Bakker is een bureauonderzoek verricht naar de effecten van het plan. Deze is opgenomen in Bijlage 3.Geconcludeerd wordt dat in de delen van het plangebied met opgaande begroeiing (bomen en struiken) enkele algemene vogels kunnen broeden. Verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten is verboden. Het is derhalve niet toegestaan om bomen en struiken te verwijderen in het broedseizoen. Het broedseizoen omvat globaal de periode van half maart tot half juli.

Voor de licht beschermde soorten geldt alleen de zorgplicht. De zorgplicht bepaalt dat wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te worden berokkend. Dit kan gedaan worden door enkele dagen voor de werkzaamheden de vegetatie in het plangebied kort af te maaien. Op deze manier verdwijnt de dekking voor kleine dieren waardoor ze het plangebied zullen verlaten.

5.3 Milieu

5.3.1 Activiteitenbesluit

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit. Voldaan wordt aan de geldende afstandseisen.

5.3.2 Geluid

Door Agrifirm Exlan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de omgeving als gevolg van de bedrijfsvestiging met de voorgenomen uitbreiding.

Representatieve bedrijfssituatie
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat tijdens de representatieve bedrijfssituatie het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, vanwege alle geluidsbronnen, op woningen van derden ten hoogste 41, 38 en 29 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode uit het Activiteitenbesluit. Voor wat betreft het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wordt de situatie inpasbaar geacht.

Het hoogste maximale geluidsniveau, tijdens de representatieve bedrijfssituatie, bedraagt op woningen van derden ten hoogste 69, 65 en 54 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode en voldoet hiermee aan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit. De nieuwe loods en daarmee gepaard gaande activiteiten worden derhalve inpasbaar geacht.

Incidentele hinder
De incidentele bedrijfssituatie betreft het op vollast draaien van de ventilatoren in de aardappelloods tijdens warme zomeravonden. De ventilatoren draaien in de dagperiode op 100% en in de avond- en nachtperiode op 90%. Tijdens de incidentele bedrijfssituaties bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op woningen van derden ten hoogste 42, 42 en 42 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt in de avond- en nachtperiode niet voldaan aan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit. Deze situatie vindt maximaal 12 keer per jaar plaats. Dit zal als maatwerkvoorschrift worden opgenomen.

De maximale geluidsniveaus tijdens de incidentele bedrijfssituatie zijn gelijk aan de maximale geluidsniveaus tijdens de representatieve bedrijfssituatie.

Indirecte hinder
In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer naar en van de inrichting (indirecte hinder) bepaald. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer naar en van de inrichting bedraagt op woningen van derden ten hoogste 50 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Conclusie
Het akoestisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. De aanpassing is ruimtelijk inpasbaar. Te zijner tijd dient nog wel een milieu melding worden gedaan en zullen maatwerkvoorschriften worden opgesteld.Het akoestische onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting.

5.3.3 Bodem

Het plangebied bevat een locatie waar de milieukundige bodemkwaliteit in het verleden is onderzocht en geconstateerd is dat de de locatie verontreinigd is (voormalige NAM locatie). Zie onderstaande afbeelding met de paarse aanduiding ter plaats van de verontreiniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014030-W701_0004.png"

De aanwezige bodemverontreiniging geeft geen belemmering voor het toekomstige gebruik (agrarisch bedrijfserf). Mochten er op het terrein waar de bodemverontreiniging is aangetoond grondwerkzaamheden plaatsvinden op een diepte van meer dan 6 meter, dan zal hier voorafgaand contact met de gemeente Emmen opgenomen moeten worden.

De overige gronden van het perceel zijn onverdacht. Hierbinnen speelt het aspect bodem verder geen rol.

5.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Binnen en nabij het plangebied zijn daarnaast geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

5.5 Waterparagraaf

5.5.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundige systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden.

De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

5.5.2 Ligging plangebied

Het bouwperceel valt binnen het gebied van het waterschap Vechtstromen. Uitgangspunt van het waterschap is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

5.5.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 2.000 m2. Er zijn geen situaties van wateroverlast bekend in het plangebied of de directe omgeving.

5.5.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
Voor het huishoudelijke afvalwater is een aansluiting op de riolering aanwezig.

Bedrijfsafvalwater
Niet van toepassing in het kader van de aanvraag.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden.

Voor dit plan dient circa 200 m3 waterberging worden aangelegd. Dit kan plaatsvinden door de aanleg van extra ruimte in het oppervlaktewater, te realiseren door de verbreding van een sloot direct aangrenzend aan bedrijfserf. Deze heeft voldoende capaciteit. .

5.5.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

5.5.6 Wateradvies Waterschap

De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente op de hoogte gesteld van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Vechtstromen is opgenomen in Bijlage 5.

 

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingingsplan heeft vanaf 12 november 2014 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Zie Bijlage 6.

Zienswijze
Tijdens deze termijn is er één zienswijze ingediend. De zienswijze is ingediend door een omwonende. Deze had vrees voor een belemmering van uitzicht en geluidsoverlast.

In nader overleg tussen de aanvrager en reclamant op 14 januari 2015 is overeenstemming bereikt over een aanpassing van het plan. Per brief d.d. 20 januari 2014 heeft de reclamant aangegeven te kunnen instemmen met de vaststelling van het plan wanneer het bouwvlak wordt aangepast. Deze aanpassing van het bouwvlak heeft plaatsgevonden. Tevens is het akoestische onderzoek (en paragraaf 5.3.2 van de toelichting) aangepast.

In Bijlage 7 is een geanonimiseerde versie van de brief van 20 januari 2014 opgenomen. In Bijlage 4 een aangepaste versie van het akoestische onderzoek.

Overige reacties
De provincie Drenthe heeft in een brief kenbaar gemaakt geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het plan. De reactie van de Provincie is opgenomen in Bijlage 8.

6.2 Vaststelling

Op 21 april 2015 heeft B&W het wijzigingsplan vastgesteld. Zie Bijlage 1 voor het besluit.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.