direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding elektriciteitsnet Coevorden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.001BP00009-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT) heeft als landelijk netbeheerder de wettelijke taak om de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen. Om dit te bewerkstelligen dienen er zo nu en dan aanpassingen in het hoogspanningsnetwerk en de bijbehorende stations te komen. Het uiteindelijke doel hiervan is om een betrouwbare en veilige energievoorziening in Nederland te realiseren.

Het 110 kV hoogspanningsnet in de omgeving van Hoogeveen en Veenoord behoeft dergelijke aanpassingen om de leveringszekerheid voor de regio in stand te houden. Onderdeel van deze aanpassingen is de aanleg van een nieuwe ondergrondse kabelverbinding tussen Coevorden en Hardenberg. Daarnaast worden enkele hoogspanningsstations aangepast en zal de lijn nabij Dalen naar hoogspanningstation Coevorden, verzwaard worden. Na de aanleg van de kabelverbinding zal de bestaande (bovengrondse) 110 kV verbinding Hoogeveen-Coevorden-Veenoord grotendeels gesaneerd worden. Door de realisatie van bovenstaande, worden verschillende knelpunten in het betreffende elektriciteitsnetwerk opgeheven. Zo wordt het capaciteitsprobleem opgelost, worden de belemmeringen in de bedrijfsvoering aangepakt en worden knelpunten met betrekking tot het doorhangen van geleiders tegengegaan.

Het project heeft de titel “Inlussing schakelstation Coevorden” gekregen. Schakelstation Coevorden zal in de bestaande 110 kV verbinding worden opgenomen. Concreet bestaat het project uit drie onderdelen:

  • 1. Een westelijke uitbreiding van het 110 kV schakelstation Coevorden, gelegen op de hoek Dreef/ Krimweg in Coevorden, over een lengte van 30 meter;
  • 2. Een nieuwe 110 kV ondergrondse kabelverbinding tussen de stations Coevorden en Hardenberg;
  • 3. Het amoveren van de bestaande hoogspanningslijn, gelegen ten noorden van schakelstation Coevorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1: Indicatieve weergave drie projectonderdelen in de gemeente Coevorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto omgeving 110 kV schakelstation Coevorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0003.jpg"

Afbeelding 3: Topografische kaart met plangebieden.

De aanleg van de nieuwe 110 kV ondergrondse kabelverbinding tussen de stations Coevorden en Hardenberg is niet toegestaan ingevolge de regels van het vigerende bestemmingsplan. Tevens vindt de uitbreiding van het schakelstation plaats buiten de voor de nutsvoorziening bestemde gronden.

Om het project tot uitvoering te brengen en om de planologische situatie aan te passen aan de nieuwe situatie, is een nieuw bestemmingsplan nodig. Behalve het mogelijk maken van de uitbreiding en de nieuwe kabelverbinding, zal het bestemmingsplan ook voorzien in het op termijn laten vervallen van de dubbelbestemming van de te amoveren kabelverbinding.

1.2 Vigerende bestemmingsplan

Uitgangspunt voor dit plan is de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied alvorens onderhavig plan wordt vastgesteld.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Coevorden wordt naar verwachting in 2014 vastgesteld. De voorgenomen ontwikkeling is op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk, aangezien het gebied van de geprojecteerde uitbreiding van het schakelstation, de bestemming 'Agrarisch met waarden' heeft. Daarnaast is de aan te leggen ondergrondse kabelverbinding niet in het bestemmingsplan opgenomen. Deze doorkruist bestemmingen als 'Agrarisch met waarden', 'Verkeer', 'Water' en 'Leiding - Gas'. Bovendien zijn al deze gronden, met uitzondering van de bestemming 'Water', voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde'.

Om bovenstaande reden is onderhavig bestemmingsplan noodzakelijk. Het uitbreidingsgebied krijgt hierin, evenals het bestaande schakelstation, de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Verder wordt een strook, in breedte variërend van zeven tot elf meter, voor de kabelverbinding opgenomen. Deze strook krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' toegewezen. De huidige functies van de betreffende gronden blijven daarbij hetzelfde. Tenslotte voorziet het bestemmingsplan in een bepaling, voor de verbinding Hoogeveen-Coevorden-Veenoord welke op termijn geamoveerd wordt. De bepaling regelt dat huidige dubbelbestemming te zijner tijd vervalt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied'.

1.3 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende elementen van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn bestemmingen weergegeven die op hoofdlijnen aanduiden, welke functie waar mogelijk is. Per bestemming wordt in de regels een nadere uitwerking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden uiteengezet.

De toelichting bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk, volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het project. In hoofdstuk 3 wordt het voor het bestemmingsplan relevante beleid op verschillende bestuursniveaus uiteengezet. De omgevingsaspecten (o.a. archeologie, bodemkwaliteit en akoestiek) komen vervolgens in hoofdstuk 4 aan bod. Eventuele onderzoeken die zijn uitgevoerd worden hier uitgelicht. De juridische beschrijving en een toelichting op de werking van de bestemmingsregels is te vinden in hoofdstuk 5. Tot slot is in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 is de procedure van het bestemmingsplan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Inleiding

Zoals in de inleiding reeds naar voren is gekomen, bestaat het project uit drie onderdelen, te weten de uitbreiding van het schakelstation, de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding en op termijn, de sanering van de 110 kV hoogspanningsverbinding Hoogeveen-Coevorden-Veenoord. In onderstaande paragrafen zal per onderdeel een nadere beschrijving van elk projectonderdeel volgen.

2.2 Uitbreiding schakelstation

Het huidige schakelstation ligt ten westen van de stad Coevorden binnen de grenzen van de gelijknamige gemeente. De locatie bevindt zich ten noorden van de Krimweg (N377) en de watergang Lutterhoofdwijk, en ten westen van de Dreef. De nabije omgeving kenmerkt zich door het agrarische karakter, met uitzondering van het stedelijke Coevorden. Het schakelstation heeft een oppervlakte van circa één hectare en bestaat voornamelijk uit grasland en technische installaties. Op het terrein staan enkele bedrijfsgebouwen en er liggen meerdere kabels en leidingen. De gemiddelde hoogte van het maaiveld ter plaatse bedraagt 10,55 m. boven NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0005.png"

Afbeelding 5: Luchtfoto bestaande situatie schakelstation.

Het schakelstation wordt ingelust op het Oranje circuit Zwolle Hessenweg-Ommen Dante-Veenoord. De transportcapaciteit bedraagt 270 MVA en is gelijkwaardig aan het circuit waarop wordt ingelust. De hiervoor benodigde uitbreiding van het huidige schakelstation, zal zich 30 meter in westelijke richting voltrekken en zal ca. 2.600 m2 in beslag nemen. Na het bouwrijp maken, komt ter plekke een nieuw kabelveld tezamen met een nieuwe secundaire installatie in de vorm van een nieuw deel van het Centraal Diensten Gebouw (CDG) of een veldhuisje (5 bij 9 meter). Ten behoeve van de realisatie van het kabelveld, wordt het railsysteem inclusief de railaarders uitgebreid en wordt het bestaande railysteem (daknet) verzwaard. Tevens vindt er een veldverzwaring van het bestaande koppelveld plaats. Verder wordt het nieuwe gedeelte van het station voorzien van een eigen toerit met toegangspoort, welke zijn aansluiting vindt op de Krimweg. Door de uitbreiding dient de sloot ten westen van het schakelstation verlegd te worden, parallel aan de nieuwe perceelsgrens. Concreet vindt het volgende grondverzet plaats:

  • graven van een bouwput t.b.v. de fundatie van het te bouwen secundaire gebouw;
  • graven van een bouwput t.b.v. de fundatie van het te verlengen railsysteem;
  • graven van een bouwput t.b.v. de fundatie van een nieuw aansluitveld, inclusief de kabelopvoerconstructie;
  • graven van sleuven t.b.v. de te leggen besturings-, beveiligings- en aardingskabels;
  • aanleg van een uitrit en de toegang tot het secundaire gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0006.png"

Afbeelding 6: Overzichtstekening Uitbreiding schakelstation Coevorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0007.png" Afbeelding 7: Luchtfoto met voorziene uitbreiding schakelstation.

2.3 Aanleg ondergrondse kabelverbinding

Voorafgaand aan de totstandkoming van dit bestemmingsplan is eerst een corridorstudie (TenneT, Corridorstudie 110kV kabelverbinding Coevorden-Hardenberg, mei 2013) uitgevoerd en vervolgens een tracéstudie (TenneT, Tracéstudie Coevorden Hardenberg t.b.v. BO3, juli 2013). Zodoende is middels heldere afwegingen, het beste alternatief voor de ondergrondse kabelverbinding inzichtelijk gemaakt. Bij de selectie van dit voorkeurstracé zijn naast ruimtelijke, ook technische en economische aspecten meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0008.png" Afbeelding 8: Voorkeursalternatief kabelverbinding.

De enkelcircuit kabelverbinding tussen de stations Coevorden en Hardenberg is provincieoverschrijdend en ligt grotendeels in het buitengebied van de twee gelijknamige gemeentes. De gronden zijn voornamelijk in gebruik als gras- of akkerland.

De 110 kV kabelverbinding zal grotendeels in open ontgraving aangelegd worden. Kruisingen van waterwegen, infrastructuur en overige te behouden objecten, zullen echter middels horizontaal gestuurde boringen uitgevoerd worden. Bij de kabeleindsluitingen dient er voldoende extra lengte beschikbaar te zijn om de aansluiting opnieuw te kunnen verwezenlijken. De te reserveren ruimte voor de kabelverbinding bedraagt 7 meter (3,5 meter aan weerszijden van de hartlijn) in een open ontgraving en 11 meter (5 meter aan beide zijden van de boring met daartussen één meter) bij een boring. Deze afstandsmaten zijn gebaseerd op de maten die worden gehanteerd in de 'Veiligheidsvoorschriften voor werken in de nabijheid van ondergrondse kabelverbindingen beheerd door TenneT TSO B.V.' en bij de toestemmingverlening door de afdeling Grondzaken van Tennet. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van het kabeltracé varieert van circa acht tot negen meter NAP.

De voorgenomen werkzaamheden bestaan uit:

  • de aanleg van een ondergronds 110 kV kabeltracé over een lengte van ca. 15 km. (ongeveer 2 km. daarvan is gelegen in de gemeente Coevorden);
  • het aanleggen van werkstroken en de benodigde bouwwegen naar de werkstroken ten behoeve van het aanbrengen van horizontaal gestuurde boringen (HDD's) en de aanleg van kabels in open ontgraving;
  • Het aanbrengen van ruim 30 HDD's (ongeveer 10 daarvan gelegen in de gemeente Coevorden) met een totale lengte van circa 3 km. (bij bos, watergangen en bebouwing);
  • Het in open ontgraving aanleggen van circa 12 km. kabelcircuit (ongeveer 1,2 km. daarvan is gelegen in de gemeente Coevorden), bestaande uit drie kunstofkabels horizontaal naast elkaar gelegd, met 35 cm. tussenafstand en een dekking van 1,8 m. ten opzichte van het maaiveld. 30 cm boven de kabels worden kunstofbeschermplaten geplaatst met twee stuks glasvezelfbeschermbuizen net onder de zijrand;
  • De aan te leggen kabels worden, afhankelijk van de bodemgesteldheid, aangelegd in een bed van schoon zand (G-waarde 0,5 km/W);
  • De werkstrook (grondopslag, werkweg, kabelsleuf en werkpad) bedraagt in totaal 25 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0009.png"

Afbeelding 9: Schematische weergave aanleg kabelverbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0010.png"

Afbeelding 10: voorkeursalternatief kabelverbinding uitgesplitst in boring (blauw) of open ontgraving (rood) (daarbinnen geeft geel aan indien er een kruising is met weg of greppel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0011.png"

Afbeelding 11: Overzicht van het gehele kabeltracé tussen Coevorden en Hardenberg.

2.4 Sanering hoogspanningsverbinding

In de 110 kV verbinding Hoogeveen-Coevorden-Veenoord zitten capaciteits- en doorhangknelpunten. De 110 kV verbinding Zwolle Hessenweg-Ommen Dante-Veenoord heeft tijdelijk gefungeerd als oplossing. Daarnaast is er een doorverbinding gemaakt en zijn de circuits Hoogeveen en Veenoord samengenomen, waardoor er twee parallel geschakelde circuits zijn ontstaan die tezamen de verbinding Hoogeveen-Veenoord vormen.

Onderhavig bestemmingsplan maakt een gefaseerde sanering van de verbinding op het grondgebied van de gemeente Coevorden, op termijn mogelijk. De verbinding ligt eveneens binnen de gemeentegrenzen van Hoogeveen en Emmen. Het gehele projectonderdeel omvat:

  • het amoveren van de complete verbinding Hoogeveen - Veenoord (93 constructies);
  • het amoveren van mast 201 tot en met het juk onder de combilijn van de verbinding aftak Coevorden (9 constucties);
  • het buiten bedrijf stellen van de lijnvelden (t.b.v. de verbinding Hoogeveen - Veenoord) ter plekke van station Hoogeveen en station Veenoord.

Zodra de harde aftak gereed is, moet het amoveren van de aftak Coevorden aanvangen. Vervolgens dient na de ingebruikname van de kabelverbinding tussen Coevorden en Hardenberg, de verbinding Hoogeveen - Veenoord gesaneerd worden. Te zijner tijd zullen hier gedetailleerde planningen en sloopplannen voor aangeleverd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0012.jpg"

Afbeelding 12: Te amoveren hoogspanningslijnen op topografische kaart.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Elektriciteitswet 1998

De Elektriciteitswet 1998 beoogt een vrije markt voor de opwekking, (grensoverschrijdende) handel en levering van elektriciteit, alsmede een waarborg voor de leveringszekerheid. De netbeheerder speelt hierbij een belangrijk rol. In de Elektriciteitswet 1998 en de op grond daarvan vastgestelde netcode, is vastgelegd aan welke eisen de transportnetten moeten voldoen. TenneT is aan de hand van deze netcode verantwoordelijk voor een veilig, betrouwbaar en doelmatig hoogspanningsnet in Nederland.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het Rijk streeft naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Deze ambitie moet bereikt worden middels een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

In de SVIR zijn dertien nationale belangen gedefinieerd waarvoor het Rijk zich verantwoordelijk acht. Buiten deze dertien belangen, komt de decentrale overheden beleidsvrijheid toe. Op het gebied van hoogspanningsverbinden en -stations is met name het tweede nationale belang relevant: 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en voor energietransitie'. Dit vloeit voort uit de groeiende vraag naar elektriciteit. Voor zowel de opwekking, als het transport van energie (ook grensoverschrijdend) dient derhalve voldoende ruimte gereserveerd te worden.

De ruimtebehoefte en het beleid voor de ruimtelijke inpassing van de nationale elektriciteitsinfrastructuur zijn uitgewerkt in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III). De juridische borging van de nationale belangen uit de SVIR vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld middels een algemene maatregel van bestuur (AMvB), te weten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In 2012 is het Barro aan de hand van de SVIR uitgebreid met verschillende onderwerpen, waaronder de elektriciteitsvoorziening. In de regels met betrekking tot de elektriciteitsvoorziening, zijn onder andere de vestigingsplaatsen voor grootschalige elektriciteitsopwekking en de globale trajecten van bestaande en nieuwe hoogspanningsverbinden vanaf 220 kV aangewezen. Aangezien het bij onderhavig bestemmingsplan een 110 kV verbinding betreft en er geen sprake is van energieopwekking, heeft het Barro geen rechtstreekse werking op de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.4 Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (2008)

Het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) is het rijksbeleid voor (onder meer) hoogspanningsverbindingen. Aan de hand van het SEV III wordt voorzien in voldoende ruimte voor grootschalige productie en transport van elektriciteit. Het bevat onder andere bestaande en nieuwe tracé's van hoogspanningsverbindingen met een spannings vanaf 220 kV. Deswege heeft het SEV III geen betrekking op onderhavig bestemmingsplan, waar een ontwikkeling van een 110 kV verbinding mogelijk wordt gemaakt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe (2010)

In de Omgevingsvisie Drenthe schetst de provincie het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. Zo wil de provincie onder andere ontwikkelingen stimuleren die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Hieronder wordt het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving verstaan.

Op het gebied van energievoorziening voert de provincie de regie over de ruimtelijke ontwikkeling. De ambitie is een betrouwbare en betaalbare energievoorziening met een beperkte uitstoot van broeikasgassen. De provincie zet dus in op een duurzame energiehuishouding en ziet kansen voor decentrale opwekking, windturbines, bodemenergie en energie uit biomassa. Verder draagt de kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap sterk bij aan het aantrekkelijke milieu om te wonen, werken en recreëren. De ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap.

De ontwikkeling die binnen dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt draagt bij aan bovengenoemde ambities. Door de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding en de sanering van een (bovengrondse) hoogspanningslijn, wordt zorgvuldiger gebruik gemaakt van de ruimte en krijgt de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit een impuls. Daarnaast vindt er een algemene verbetering van de energievoorziening plaats.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Coevorden 2012 - 2022

De Structuurvisie Coevorden geeft een strategisch ruimtelijke visie op de ontwikkelingen van het grondgebied van de gemeente Coevorden voor de komende tien jaar. Aan de hand van een analyse zijn zowel de zwakke, als sterke punten van de gemeente naar voren gekomen. Voorts zijn landschap en cultuurhistorie erg belangrijk voor de gemeente, mede dankzij het positieve effect op het woonmilieu, de recreatie en het toerisme. Alhoewel Coevorden een uniek landschap kent, wordt hier nog te weinig aandacht aan gegeven in beleid en zijn de kwaliteiten onvoldoende zichtbaar. Als kans wordt de opkomende 'leisure' economie aangehaald. Er is een groeiende belangstelling voor natuur, landschap en cultuurhistorie. Daarnaast biedt duurzame energie ook kansen voor de gemeente. De ontwikkeling draagt door de sanering van een bovengrondse hoogspanningslijn bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Een verdere uitwerking van de gestelde eisen aan het buitengebied is opgenomen in de Notitie ruimtelijke kwaliteit buitengebied Coevorden, beschreven in navolgende paragraaf.

3.3.2 Notitie ruimtelijke kwaliteit buitengebied Coevorden (2014)

De gemeente Coevorden heeft ruimtelijke kwaliteit hoog in het vaandel staan en wil werken aan een nog aantrekkelijker en herkenbaarder landschap. De Notitie ruimtelijke kwaliteit (NRK) vormt hiervoor het toetsingskader en is een sturingsmiddel bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied.

Voor nutsvoorzieningen dient aan de hand van een erfinrichtingsplan, getoetst te worden aan de categorie 'niet-agrarisch & nieuwe erven', onder het landschap 'randveenontginning'. In het plan moet onder andere sprake zijn van een rechthoekig bebouwingscluster, met de voorzijde gericht op de weg en één entree per kavel. TenneT is echter wettelijk verplicht om een eigen toerit tot het schakelstation te hebben, waardoor in dit geval een uitzondering gemaakt dient te worden. Het gehele perceel behoudt wel haar rechthoekige vorm. Daarnaast dient er hogere (streekeigen) beplanting rondom de grenzen van het bebouwingscluster aangelegd te worden, met uitzondering van de voorzijde. Ten behoeve van verharding en beplanting zal afstemming met het bevoegd gezag plaats vinden. Het plan is zodanig vormgegeven dat het zoveel mogelijk aansluit bij de eisen van de NRK.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Wettelijk kader

Het Verdrag van Malta is gericht op de bescherming van het ondergronds cultureel erfgoed en is verankerd in de Nederlandse wetgeving. In de Omgevingsvisie Drenthe en de gemeentelijke structuurvisie zijn daarnaast nadere beleidseisen geformuleerd. Deze eisen hebben er onder andere voor gezorgd dat de Cultuurhistorische Inventarisatie (CHI) 2010-2011 tot stand is gekomen. Hierin is het archeologische, landschappelijke, historische, geografische en gebouwde erfgoed geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie is de erfgoednota geschreven en is een beleidskaart gemaakt waarop per gebied is aangegeven welke uitgangspunten gelden bij ruimtelijke ingrepen ('Beleidskaart archeologie bij Erfgoednota'). Hierin heeft de gemeente Coevorden haar archeologisch beleid verwoord.

Het cultureel erfgoed van de gemeente Coevorden is omvangrijk, van grote waarde en belangrijk voor de identiteit en de economische vitaliteit van de gemeente. Daarom wordt het ook wel ‘Het Kapitaal van Coevorden’ genoemd. In de vastgestelde erfgoednota ‘Het Kapitaal van Coevorden’ komen een groot aantal aanbevelingen naar voren ten behoeve van de instandhouding en versterking van het culturele erfgoed. Zo moet het erfgoed meer bekendheid krijgen en ingezet worden bij ontwikkelingen in de gemeente.

4.1.2 Archeologisch onderzoek

Ten behoeve van de uitbreiding van het schakelstation en de aanleg van de kabelverbinding, is conform de richtlijnen van het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.2), archeologisch onderzoek uitgevoerd (Grontmij, Archeologisch onderzoek Kabeltracé Coevorden-Hardenberg, augustus 2014; zie bijlage 1). Het doel hiervan was het opstellen van een gespecificeerde verwachtingswaarde voor de betreffende gronden, middels verwerving van relevante informatie uit bestaande bronnen en middels een veldonderzoek.

Uitbreiding schakelstation

Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem in het deelgebied van de toekomstige uitbreiding van kabelstation Coevorden is verstoord tot in de top de van C-horizont. Tevens zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied. De archeologische verwachtingswaarde kan daarom worden bijgesteld naar laag.

Aanleg ondergrondse kabelverbinding

In grote delen van het toekomstige kabeltracé zijn zogenaamde AC-profielen waargenomen. Deze delen zijn waarschijnlijk relatief laag gelegen. De kans dat zich hier archeologische nederzettingsresten bevinden, lijkt hierdoor klein. Dit geldt tevens voor de tracédelen waarbij is geconstateerd dat de top van de C-horizont is verstoord. De kans op intact archeologische waarden is in deze gebieden klein. Voor de gebieden kan de archeologische verwachtingswaarde worden bijgesteld naar laag.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Wettelijk kader

Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. Of een verontreiniging gesaneerd dient te worden is afhankelijk van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol. Indien sprake is van een functiewijziging dient er in veel gevallen een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor de conserverende gebieden volstaat het beschrijven van de huidige situatie op grond van bestaande rapporten en overige bronnen.

4.2.2 Bodemonderzoek

Er is bodemonderzoek (Grontmij B.V., april 2014) uitgevoerd voor het schakelstation. Het resultaat hiervan is dat er geen verontreinigingen zijn aangetoond in de boven- en ondergrond. In het grondwater is wel een licht verhoogd gehalte barium aangetroffen. Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek. Op basis van de uitkomsten hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt dus geen beperkingen gesteld te worden aan het toekomstig gebruik van de locatie. Het tracé voor de ondergrondse bekabeling is onderzocht op basis van historische gegevens. Hier is geen verontreiniging te verwachten.

4.3 Cultuurhistorie

4.3.1 Wettelijk kader

Aan de hand van de Nota Belvedère is cultuurhistorie meer bij ruimtelijke ontwikkelingen betrokken. De strategie hierbij is ´behoud door ontwikkeling´. Gelijktijdig met de Nota Belvedère is de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland ontwikkeld met daarin opgenomen de zogenoemde Belvedèregebieden. Deze gebieden verdienen vanuit de cultuurhistorie extra aandacht. De nota Belvedère is vertaald in een wettelijk verplichte afweging van cultuurhistorie in ruimtelijke ordeningsprocessen (Bro art. 3.1.6).

Voorts heeft ´De handleiding bij de Cultuurhistorische Inventarisatie´ van de gemeente Coevorden als doel, het cultuurhistorisch erfgoed zichtbaar te maken en meer op de voorgrond te plaatsen zodat het nog nadrukkelijker gaat bijdragen aan de aantrekkelijkheid en identiteit van de gemeente Coevorden. Anderzijds dient het om planontwikkeling en plantoetsing op exacte data en lokaliseringen te kunnen baseren. Zo is er de ´Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden´ opgesteld.

4.3.2 Cultuurhistorisch onderzoek

Een cultuurhistorische verkenning (Grontmij, april 2014) heeft uitgewezen dat er zich geen cultuurhistorische objecten in het plangebied bevinden. Daarnaast bevindt het plangebied zich niet in de aangewezen cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden en behoort het ook niet tot de beschermde dorps- of stadsgezichten of de dorps- of stadsgezichten van hoge cultuurhistorische waarde. De voorgenomen ontwikkeling kan derhalve doorgang vinden.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wettelijk kader

De wet- en regelgeving met betrekking tot natuur kan onderverdeeld worden in twee kaders, te weten de bescherming van gebieden en de bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is op rijksniveau geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en op provinciaal niveau in de Omgevingsvisie. De soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en Faunawet.

4.4.2 Ecologisch onderzoek

Ten behoeve van de natuurkundige waarden binnen onderhavig bestemmingsplan, is een ecologisch onderzoek (Grontmij, maart 2014) uitgevoerd. De resultaten zullen onderstaand beschreven worden.

Gebiedsbescherming:

In of in de directe nabijheid van het plangebied is geen gebied aangewezen dat behoort tot de Natura-2000 gebieden of de Ecologische Hoofdstructuur. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Mantingerzand', 'Bargerveen' en het 'Vecht- en Beneden-Reggegebied', op respectievelijke afstanden van 15, 21 en 7.5 kilometer. Deze ruime afstanden zorgen ervoor dat de voorgenomen werkzaamheden geen effect hebben op beschermde natuurwaarden. Bovendien worden de bestaande bomen en watergangen gehandhaafd door middel van horizontaal gestuurde boringen. Vanuit de gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming:

In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich beschermde soorten, waaronder vogels, zoogdieren, vleermuizen en vissen. Alhoewel de voorgenomen werkzaamheden tijdelijk een verstorend effect teweeg kunnen brengen, is er geen nader vervolgonderzoek noodzakelijk. Er zijn echter wel mitigerende maatregelen nodig om effecten te voorkomen. Zo geldt ter bescherming van vogels dat de werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen plaatsvinden, evenals de eventuele verwijdering van bomen en struiken. Voor aanvang dient te allen tijde op broedgevallen gecontroleerd te worden. Indien werkzaamheden in de nachtelijke uren in de nabijheid van vlieg- en foerageerroutes van vleermuizen plaatsvinden, dan moeten armaturen gebruikt worden om mogelijke verstoring te voorkomen. Ter bescherming van dassen, dienen er verder geen werkzaamheden uitgevoerd te worden in de kwetsbare periodes en moeten er maatregelen genomen worden om tijdelijke obstakels te passeren. Daarnaast dient er ten behoeve van de algemeen voorkomende soorten, aan de zorgplicht voldaan te worden. Indien bovenstaande maatregelen worden toegepast is er geen ontheffing nodig en kunnen de werkzaamheden hun doorgang vinden.

4.4.3 Conclusie

De benodigde werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden, mits er enkele mitigerende maatregelen in acht worden genomen bij de uitvoering. Zie bijlage..

4.5 Laagvliegroute

Het plangebied ligt in een laagvliegroute (Link 10-route), welke gebruikt wordt voor het laagvliegen met militaire jacht- en transportvliegtuigen. De bijbehorende maximale bouwhoogte bedraagt 40 meter. De voorgenomen ontwikkeling valt hier ruimschoots binnen, waardoor de laagvliegroute geen belemmering vormt voor onderhavig bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Wettelijk kader

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • een project “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er derhalve doorgaans twee aspecten in beeld worden gebracht. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit.

Een nieuwe functie draagt in principe 'niet in betekenende mate' bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van uitoefening of toepassing van de functie, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10), als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt. In gevallen waarin sprake is van een nieuwe bedrijfslocatie, dienen bij het bepalen van de toename zowel de concentraties in beschouwing genomen afkomstig van het gemotoriseerde verkeer van en naar die bedrijfslocatie, als van de daar redelijkerwijs te verwachten inrichtingen.

4.6.2 Conclusie luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in betekende waarde (IBM) de luchtkwaliteit (negatief) zouden kunnen beïnvloeden. Daarnaast is er ook geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde. Derhalve is een verdere beoordeling van de luchtkwaliteit niet nodig. Vanuit het aspect luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Magneetvelden

4.7.1 Wettelijk kader

In 2005 is een advies over hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht door de toenmalige ministerie van VROM, aan gemeenten en beheerders van het hoogspanningsnet.

Bij nieuwbouw of uitbreiding van een schakelstation mag de, uit het voorzorgbeleid geformuleerde 0,4 microteslazone in principe niet buiten de eigendomsgrenzen van de juridische eigenaar komen te liggen, tenzij:

  • een andere locatie voor het station niet beschikbaar is, en;
  • redelijkerwijs niet te voorzien is dat nieuwe gevoelige bestemmingen binnen de zone van de uitbreiding of nieuwbouw komen te liggen.
4.7.2 Magneetveldenonderzoek

Op basis van het magneetveldenonderzoek (Petersburg consultants B.V., 110kV-hoogspanningsstation Coevorden, april 2014) blijkt dat de 0,4 microteslazone de perceelsgrenzen van het schakelstation net overschrijden. Er zijn echter geen gevoelige bestemmingen in de nabije omgeving gelegen en het nieuwe bestemmingsplan maakt dergelijke ontwikkelingen ook niet mogelijk. Deswege vormen de magneetvelden geen belemmering voor onderhavig project.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.001BP00009-0003_0014.png"

Afbeelding 13 : Magneetveldcontour toekomstige situatie t.o.v. de perceelsgrenzen

Alhoewel bovenstaand advies niet van toepassing is op ondergrondse hoogspanningslijnen, wordt hier desalniettemin toch aandacht aan besteed. TenneT is van mening dat ook bij kabelverbindingen gestreefd moet worden naar zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen binnen de 0,4 microteslazone. De indicatieve magneetveldzone van de betreffende kabelverbinding is berekend op twee keer 15 meter. Bij de tracering is hier rekening mee gehouden en uit een analyse is gebleken dat er geen gevoelige bestemmingen binnen de 15 meter van het hart van het tracé liggen. Derhalve kan de ontwikkeling op een verantwoorde wijze doorgang vinden.

De gasleidingbeheerder worden betrokken bij het proces van de uitbreidingen. Aangaande de uitbreiding van het schakelstation worden afspraken gemaakt, indien nodig een beïnvloedingsberekening.

4.8 Milieuzonering

4.8.1 Wettelijk kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds, en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Leidraad bij milieuzonering is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Voor elektriciteitsdistributiebedrijven gelden verschillende richtafstanden ten opzichte van gevoelige functies, afhankelijk van het opgestelde transformatorvermogen (de SBI-2008 codes 35 C1 t/m C5).

4.8.2 Conclusie milieuzonering

Alhoewel het schakelstation een transportcapaciteit krijgt van 270 MVA, bevat het schakelstation geen transformatoren die geluidsoverlast kunnen veroorzaken. Door de afwezigheid van een geluidsbron hoeft dan ook niet getoetst te worden aan de bijbehorende richtafstanden. De in de nabijheid gelegen gevoelige functies zullen geen hinder ervaren van geluid voortkomend uit het schakelstation. Zowel geluid als brandgevaar vormen dan ook geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Water

De Gemeente Coevorden ligt voor Nederlandse begrippen relatief hoog. Het garanderen van de waterveiligheid is hierdoor minder urgent dan in andere gebieden. Dit neemt niet weg dat er voor de gemeente opdrachten liggen op het gebied van waterberging en waterkering. Het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan, het waterbeheersplan van Waterschap Velt en Vecht en het Gemeentelijk Waterplan vormen het belangrijkste waterbeleidskader. Daarnaast zijn in verschillende wet- en regelgeving eisen gesteld aan nieuwe bestemmingsplannen ten aanzien van het wateraspect.

4.9.1 Keur Waterschap Vechtstromen

In de regelgeving vanuit de Waterwet is het waterschap als regionale waterbeheerder bevoegd voor het stellen van gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot de bij het waterschap in beheer zijnde watersystemen, indien en voor zover het waterschap door de Wet met de zorg voor onderdelen van dat watersysteem is belast.

Naast de Waterwet dragen ook het Waterbesluit, de Waterregeling, de provinciale omgevingsverordeningen en het Reglement voor het waterschap Velt en Vecht taken en nadere regels op aan het waterschap.

De Keur is een verordening die strekt tot bescherming van de waterstaatswerken in beheer bij het waterschap, en bevat met het oog daarop een stelsel van geboden en verboden, evenals straf- en handhavingsbepalingen.

De waterkwaliteitszorg is in deze Keur geen onderwerp van regeling waar het betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op een oppervlaktewaterlichaam met het oog op de bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Waterwet regelen dit nagenoeg uitputtend en laten daardoor weinig ruimte voor aanvullende regeling op decentraal niveau.

De bepalingen in de Keur dienen te worden toegepast met inachtneming van het geldende beleid. Het in het beheerplan van het waterschap verwoorde beleid zal richtinggevend moeten zijn bij de uitvoering van de Keur door het waterschap.

Van de Keur gaat een conserverende werking uit. Dit houdt in dat voor nieuwe ontwikkelingen binnen aangegeven grenzen in beginsel geen plaats is. De Rechtbank Middelburg (AWB 07/3891, 29 januari 2008) heeft in een zaak die was aangespannen tegen het Waterschap Zeeuws Vlaanderen geoordeeld dat het onder voorwaarden mogelijk is om voorzieningen te treffen zoals het aangeven van contouren langs waterkeringen waarbinnen voorlopig niet gebouwd mag worden. In deze zaak betrof het een gebied waar op grond van toekomstige klimaatscenario's gedurende een lange periode niet mocht worden gebouwd, maar waarbij na belangenafweging afwijking hiervan mogelijk was. Deze uitspraak is van groot belang voor waterschappen die hun belangen bij een mogelijk toekomstig grondgebruik voor het verbeteren van hun watersystemen voor de (lange) toekomst veilig willen stellen. In dit verband is het belangrijk waar nodig een profiel van vrije ruimte op te nemen.

4.9.2 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets dient te worden uitgevoerd. Het doel van de Watertoets is om in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen. Waterbeheerders worden in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en "water" mee te laten wegen in het planproces. Het resultaat van de Watertoets is deze waterparagraaf.

Schakelstation

Afstemming met het waterschap over voorwaarden en vergunning heeft vooral betrekking gehad op de volgende onderdelen :

  • bouw secundaire ruimte
  • dempen watergang
  • aanleg nieuwe watergang
  • nieuwe toerit over bestaande watergang.

Ondergrondse bekabeling

Op basis van de bodemkaart wordt geconcludeerd dat de kabel grotendeels beneden de grondwaterstand wordt aangelegd. Om de aanleg mogelijk te maken, is daarom bemaling noodzakelijk. Bij een (bouwkundige) onttrekking kleiner dan 50.000m 3 per maand, korter dan 6 maanden en buiten volledig beschermd gebied kan dit met een melding plaatsvinden. In andere gevallen is een watervergunning vereist. Het waterschap hanteert voor het onttrekken en lozen van grondwater regels die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit, het Besluit lozen buiten inrichtingen en de Keur. Bemaling zal conform de vereisten plaatsvinden.

Bij niet te vermijden bronbemalingen in de Volledig beschermde gebieden en de Attentiezone dient het onttrokken water ongeacht de grootte van de onttrekking altijd teruggebracht te worden in de bodem.

Er wordt een watervergunning aangevraagd voor de onderdoorgangen met watergangen, zoals eerder beschreven.

Als gevolg van het plan neemt het verhard oppervlak nauwelijks toe. Er hoeft dus geen waterberging te worden gerealiseerd.

Het waterschap Vechtstromen geeft middels de digitale watertoets aan geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkeling.

4.9.3 Geohydrologisch onderzoek

Aangezien verschillende werkzaamheden beneden de heersende grondwaterstand worden uitgevoerd, is een tijdelijke verlaging van deze grondwaterstand noodzakelijk. Om die reden is een bemalingsadvies (Grontmij, maart 2014) voor de uit te voeren bronneringswerkzaamheden opgesteld.

Hieruit komt naar voren dat de bemaling in de deklaag, gelet op het verwachte waterbezwaar en de doorlaatfactoren, uitgevoerd kan worden middels horizontale bemaling. Gelet op het te verwachten debiet en de breedte van de sleuf, wordt uitgegaan van minimaal twee horizontale drainagebuizen onder aan de ontgravingstalud op circa 2,3 meter beneden maaiveld (minimale diameter van 125 mm.). Deze bemaling dient te zorgen voor een ontwateringsdiepte van 0,3 meter beneden sleufbodem. Verder is spanningsbemaling, ter voorkoming van opbarsten, op enkele plaatsen noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

5.1.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch-technische opbouw van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk kan beschouwd worden als een leeswijzer voor de regels en de verbeelding. Zo wordt de hoofdlijn van het bestemmingsplan weergegeven en wordt daarnaast ingegaan op de verschillende bestemmingen en overige regelingen, zoals die zijn neergelegd in de regels.

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De opbouw van de regels en de te gebruiken hoofdgroepbestemmingen op de verbeelding zijn vastgelegd in de RO Standaarden 2012. Deze standaarden zijn wettelijk verankerd in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Voor alle plannen die vanaf 1 juli 2013 in procedure zijn gegaan, zijn de RO Standaarden 2012 verplicht.

5.1.2 Verhouding tussen onderhavig bestemmingsplan en het moederplan Buitengebied

Het bestemmingsplan voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet bestaat voor een deel uit een herziening van het moederplan Bestemmingsplan Buitengebied, met de plan idn NL.IMRO.0109.100BP00012-0003. De bestemming voor de bestaande kabelverbinding is in dit bestemmingsplan aangepast ten opzichte van het moederplan en de nieuwe kabelverbinding vormt een toevoeging ten opzichte van het moederplan. Ook de archeologische dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde is voor het gebied waar de nieuwe leiding komt opgenomen en aangepast. Alle overige bestemmingen uit het moederplan die voorkomen ter plaatse van de bestaande en nieuwe kabelverbinding blijven gelden.

De nieuwe bestemmingen rondom het schakelstation dienen wel ter vervanging van de bestemmingen uit het moederplan.

In de algemene regels, artikel 15.1 is dit geregeld.

5.1.3 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven. In de regels is vervolgens per bestemming geregeld welk gebruik en welke bebouwing is toegestaan. Náást bestemmingen kunnen op de verbeelding ook aanduidingen zijn opgenomen. Een aanduiding (lijn, letter, cijfer of symbool) betekent in de regel iets 'extra's' ten opzichte van de bestemmingsregeling (gebruik en/of bebouwing). Een aanduiding heeft alleen betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Sommige aanduidingen hebben een indicatieve betekenis, bijvoorbeeld topografische gegevens. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

5.1.4 Regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is ernaar gestreefd het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat daadwerkelijk noodzakelijk is.

Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan verschillende flexibiliteitsbepalingen, te weten afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels,
  • Bestemmingsregels,
  • Algemene regels,
  • Overgangs- en slotregels.
5.1.5 Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Toelichting regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de inleidende bepalingen van de regels opgenomen. In artikel 1 ('Begrippen') is de betekenis van een groot aantal begrippen vastgelegd. Dit is voor de interpretatie van belang en vergroot de duidelijkheid. Een deel van de begrippen is afkomstig uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), één van de RO Standaarden 2012. Deze begrippen, bijvoorbeeld de begrippen 'bouwen' en 'gebouw', dienen verplicht te worden overgenomen.

Artikel 2 ('Wijze van meten') geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend. Ook hier geldt dat de SVBP2012 voor een deel van de gebruikte maten een verplicht over te nemen omschrijving bevat.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (artikel 3)

Het bestaande schakelstation en de gronden die nodig zijn voor de uitbreiding zijn bestemd als Bedrijf - Nutsvoorziening. Binnen de bestemming mogen gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte tot 8 meter. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter.

Het nieuwe gebouw aan de zuidelijke entree en de bouwwerken ten behoeve van de nieuwe aansluiting zijn hiermee mogelijk gemaakt.

Bestemming 'Verkeer' (artikel 4)

De nieuwe toerit aan de zuidzijde is mogelijk gemaakt met de bestemming Verkeer. De omvang van de bestemming is afgestemd op de benodigde breedte van de nieuwe verkeersvoorziening.

Bestemming 'Water' (artikel 5)

De aanleg en instandhouding van de nieuwe watergang in het plangebied is mogelijk gemaakt met de bestemming Water . De grens van de bestemming ligt op de perceelsgrens van het schakelstation.

Bestemming 'Leiding - Hoogspanning' (artikel 6)

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een deels bovengrondse en deels ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';

Bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 1' (artikel 7)

De bestaande 110 kV kabelverbinding die is geregeld in de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding 1. Binnen de dubbelbestemming is toegestaan een bovengrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';

De dubbelbestemming met toevoeging 1 geldt voor het hele kleine deel dat binnen Bedrijf - Nutsvoorziening ligt en niet komt te vervallen na 2018. Deze staat in verbinding met een mastentracé wat wordt verzwaard.

Bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 2' (artikel 8)

De bestaande 110 kV kabelverbinding die op termijn uit gebruik wordt genomen, is geregeld in de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding 2 Binnen de dubbelbestemming is toegestaan bovengrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';

Aan de dubbelbestemming is een voorwaarde opgenomen die aangeeft op welk moment de bestemming vervalt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk drie zijn algemene regels neergelegd die gelden voor alle voorgaande hoofdstukken. Zaken die niet per bestemming kunnen worden geregeld zijn in dit hoofdstuk opgenomen.\

Anti-dubbeltelregel (artikel 9)

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. Deze bepaling is verplicht op grond van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Overige regels (artikel 10)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11 regelt het overgangsrecht bouwen en gebruik. De redactie is conform het Besluit ruimtelijke ordening. De regeling ziet toe op het overgangsrecht voor een gebouw dat na vaststelling van het bestemmingsplan valt onder strijdige bebouwing. Zodra het gebruik wordt beëindigd, dient de situatie weer in overeenstemming te worden gebracht met het bestemmingsplan.

Als laatste is de slotregel opgenomen. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. De slotregel is conform de SVBP2012 geformuleerd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een ruimtelijk plan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan.

  • Kosten van aanleg en instandhouding

De kosten van de aanleg en instandhouding van de kabelverbinding worden gedragen door TenneT TSO B.V. De leveringszekerheid is een wettelijke taak van TenneT op grond van de Elektriciteitswet 1998. Indien nut en noodzaak van een project zijn aangetoond kan TenneT de investeringskosten doorberekenen in de tarieven voor transport van elektriciteit.

  • Vestiging zakelijk recht door TenneT

Voor de aanleg en instandhouding van de 110 kV hoogspanningsverbinding moet TenneT gebruik kunnen (blijven) maken van een strook grond ter plaatse van de hoogspanningsverbinding. Deze strook (de zakelijk rechtstrook) is vastgesteld op basis van het benodigde ruimtebeslag voor aanleg en instandhouding. Daarbij is rekening gehouden met veiligheidseisen. Om gebruik te kunnen (blijven) maken van de grond in deze strook sluit TenneT een zakelijk rechtovereenkomst (inclusief gebruiksovereenkomst) af met de eigenaar, de eventuele overige zakelijk gerechtigden (erfpachters, opstalhouders, et cetera) en de eventuele persoonlijk gerechtigden (huurder, pachters, et cetera). In deze overeenkomsten worden de afspraken vastgelegd over het gebruik van de grond en welke vergoeding en welke rechten op toekomstige vergoedingen de rechthebbende van TenneT zal ontvangen. Het zakelijk recht betreft een opstalrecht en is een zelfstandig recht dat een inbreuk vormt op het exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar en de overige zakelijk gerechtigden.

In de situatie waarbij de 110 kV kabel de buisleidingenstraat kruist, gelden ter plaatse van de buisleidingenstraat andere voorwaarden. In dat geval wordt geen gebruik gemaakt van een zakelijk recht maar van privaatrechtelijke overeenkomsten.

TenneT hanteert bij de vestiging van een zakelijk recht het principe van schadeloosstelling (volledige schadevergoeding) zoals de Belemmeringenwet Privaatrecht die kent. Schadeloosstelling betekent dat de rechthebbenden vóór en ná de vestiging van het zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Schadeloosstelling geschiedt in beginsel ongeacht het moment waarop schade zich voordoet. De schade dient wel een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg te zijn van de vestiging van het zakelijk recht. De schade wordt onderscheiden in vier hoofdcomponenten: vermogensschade op het moment van afsluiten van de zakelijk rechtovereenkomst; inkomensschade; bijkomende schade op het moment van afsluiten van de zakelijk rechtovereenkomst en schade die op het moment van afsluiten van de zakelijk rechtovereenkomst onvoorzienbaar en/of onbepaalbaar is (toekomstschade).

  • Belemmeringenwet Privaatrecht

TenneT tracht op minnelijke wijze met grondeigenaren, overige zakelijk gerechtigden en gebruikers overeenstemming te bereiken over het gebruik van een strook grond (de zakelijk rechtstrook) ter plaatse van de hoogspanningsverbinding door middel van het vestigen van een zakelijk recht. In het geval op minnelijke wijze geen overeenstemming kan worden bereikt, kan voor aanleg en instandhouding van de verbinding een beroep worden gedaan op de Belemmeringenwet Privaatrecht. Middels deze wet kan door de Minister van I&M aan de rechthebbenden op de grond een zogenaamde gedoogplicht worden opgelegd. In artikel 20 van de Elektriciteitswet 1998 is onder meer de toegang tot de Belemmeringenwet Privaatrecht vastgelegd voor de aanleg van elektriciteitsnetten als hier aan de orde.

  • Grondexploitatiewet

Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12. van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Daarvan kan worden afgezien als met de initiatienemer een anterieure overeenkomst wordt afgesloten. Dit bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan of anterieure overeenkomst is dan ook niet aan de orde.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Bestuurlijk overleg

In het kader van de inspraak c.q. het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is er verzocht om een beoordeling van het voorontwerpbestemmingsplan Uitbreiding elektriciteitsnet Coevorden, het bestuurlijk overleg. De volgende instanties stuurden een reactie:

Provincie Drenthe stelt dat de toelichting aandacht dient te schenken aan de het onderdeel uitbreiding schakelstation in paragraaf 4.1.2. Dit is aangevuld. Voorts is de provincie van mening dat de archeologische dubbelbestemming achterwege kan blijven, gelet op het archeologisch rapport (Archeologisch onderzoek).

Libau (onafhankelijk archeologisch steunpunt) is eveneens van mening dat de archeologisch verwachting kan worden bijgesteld naar een lage verwachting.

De Regionale Uitvoeringsdienst van en voor Drenthe (RUD), advies Externe veiligheid, heeft geen opmerkingen maar adviseert in verband met de ligging van hoge druk aardgasleidingen in de nabijheid van de te realiseren hoogspanningsleiding om de leidingbeheerders Gasunie en NAM te informeren over dit plan.

Gasunie wil graag afstemming over de uitvoering van de werkzaamheden in de nabijheid van haar gasleidingen.

7.2 Coördinatieregeling

Er zal een gecoördineerd besluit volgen op grond van de Coördinatieverordening Coevorden 2012 in lijn met artikel 3:30 Wro voor onderhavig bestemmingsplan en de Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen met omschrijving "Aanpassen 110 kV schakelstation Coevorden"met OLO-nummer 1452519 met referentiecode 002.011.42.

7.3 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan Uitbreiding elektriciteitsnet Coevorden heeft ter inzage gelegen van dinsdag 23 december 2014 tot en met maandag 2 februari 2015. Er zijn geen officiële reacties ingediend. Ook Rijkswaterstaat (RWS) geeft aan dat het plan voor kennisgeving wordt aangenomen maar heeft ten aanzien van de uitvoering van de te amoveren bovengrondse leidingen wel een aanbeveling. RWS constateert dat er, in het tracé van de te amoveren hoogspanningsleidingen, een tweetal kruisingen zijn met het areaal van Rijkswaterstaat. Dit betreft een kruising van de A37 ten oosten van de aansluiting Oosterhesselen en een kruising aan de zuidkant van knooppunt Holsloot. In bijlage 4 is de brief opgenomen van RWS met in de bijlage het bijbehorende kaartmateriaal. Voor het amoveren van de hoogspanningsleidingen en de masten wordt een WBR vergunning (Wet Beheer Rijkswaterstaat) , tenminste 8 weken voor de geplande sloopwerkzaamheden, aangevraagd.