direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Entreezone Werklandschap Assen-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan de zuidzijde van Assen wordt het Werklandschap Assen-Zuid in fasen ontwikkeld. Het eerstvolgende deel is het meest zuidelijke deel, met een omvang van circa 13 hectare. Dit gebied is vooral bedoeld voor transport en logistiek.

Daarnaast komt in dit deel een Energy Hub. Dat is een tankstation waar naast traditionele brandstoffen allerlei andere vormen van energie kunnen worden afgenomen, zoals elektrisch laden, LNG (aardgas), CNG (schone fossiele brandstof) en waterstof. Bij het tankstation komen voorzieningen voor truckparking (23 vrachtwagens) en is er ruimte voor snelweghoreca. Het totale plan voor de Energy Hub omvat ca. 1,5 hectare.

De gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein en daarin de Energy Hub wordt in dit bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het meest zuidelijke deel van het Werklandschap Assen-Zuid. Het gebied ligt globaal tussen de A28 (westzijde), de Burgemeester Masmanweg (zuidzijde) en Graswijk (oostzijde). De noordelijke grens is de kadastrale perceelsgrens. Dit is het gebied nabij de in 2015 gerealiseerde nieuwe op- en afrit op de A28 (Burgemeester Masmanweg). Nabij deze op- en afrit komt ook de nieuwe Energy Hub.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0001.jpeg"

Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan "Werklandschap Assen-Zuid" dat is vastgesteld op 27 oktober 2011. Voor het plangebied geldt een uit te werken bedrijventerrein-bestemming. Deze bestemming is bedoeld voor bedrijven tot en met categorie 3.2. De te realiseren bedrijven passen qua functie (Energy Hub) en afmetingen (hoger dan toegestaan) niet binnen de regels van de uit te werken bestemming. Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken, is daarom een nieuw bestemmingsplan nodig.

Naast de uit te werken bestemming geldt voor kleine delen van het plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2". Bij die bestemming geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is wanneer bouwwerken groter worden dan 500 m2. Hoe met archeologie in dit bestemmingsplan wordt omgegaan, staat in paragraaf 4.7. In de noordwestelijke hoek van het plangebied is sprake van de dubbelbestemming "Leiding - Gas". De invloed hiervan op de ontwikkelingen in het plangebied is toegelicht in paragraaf 4.4.

Tot slot gelden voor het plangebied verschillende aanduidingen. Zo is het volledige plangebied aangeduid met de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" en het oostelijk deel met "vrijwaringszone - radiotelescoop". Voor de geluidzone geldt dat voorkomen moet worden dat de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten te hoog is. Binnen de vrijwaringszone voor de radiotelescoop mogen geen bouwwerken en andere werken komen die mogelijke verstoring van de werking van de radiotelescoop kunnen veroorzaken.

In het westelijk deel is sprake van de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2" en twee vlakken hebben de functieaanduiding "groen". De eerste functieaanduiding geeft aan dat hierin ook bedrijven mogen komen met een zwaardere categorie dan standaard, tot maximaal 4.2. Bij de gebieden met een aanduiding 'groen' moet een groenstrook worden gerealiseerd. De breedte die deze minimaal moet hebben, is ook aangegeven (20 meter), de plaats is bepaald door het aangeduide vlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0002.jpg"

Fragment geldende bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven, waarbij ingegaan wordt op de huidige en op de gewenste situatie. De ontwikkeling wordt getoetst aan het beleid in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 toetst de milieu en omgevingsaspecten die van toepassing zijn. Een uitleg van de plansystematiek en juridische regeling is opgenomen in hoofdstuk 5. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven vervolgens de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit hoofdstuk geeft een korte impressie van de huidige situatie en gaat meer diepgaand in op de toekomstige situatie. Daarbij wordt algemeen ingegaan op het bedrijventerrein en specifiek op de Energy Hub.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in een omgeving van agrarisch gebied. De Graswijk is een oude uitvalsweg van Assen naar het zuiden waaraan in de loop van de tijd verschillende functies zijn ontstaan. Deze functies betreffen onder meer een tuincentrum, woningen en agrarische bedrijven.

Het plangebied zelf is nog in gebruik als agrarische grond (akkerland of weiland). Tussen de landerijen zijn sloten aanwezig met af en toe struweel, een solitaire boom, of een kleine boomsingel. De noordelijke grens van het plangebied betreft een dergelijke sloot met boomsingel.

Aan de zuidzijde is de Burgemeester Masmanweg aangelegd, met daarbij een nieuwe op- en afrit vanaf de A28. Een aansluiting van het toekomstige bedrijventerrein op deze weg is voorbereid. Deze ligt halverwege tussen de A28 en Graswijk. Het plangebied is dan ook goed bereikbaar voor (vracht)autoverkeer vanaf de snelweg, maar ook vanaf Assen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0003.jpg"

Aansluiting op Burgemeester Masmanweg (bron: Google Maps)

Langs de Graswijk ligt een vrijliggend fietspad. Voor fietsers is echter nog geen aansluiting naar het nieuwe bedrijventerrein gerealiseerd. Nabij het genoemde tuincentrum, direct ten noordoosten van het plangebied, is een bushalte aanwezig. De buslijn die hierlangs komt, komt direct vanaf het treinstation van Assen. De bereikbaarheid van het plangebied is ook met het openbaar vervoer goed.

2.2 Ontwikkeling bedrijventerrein

2.2.1 Bedrijventerrein

Het hele Werklandschap Assen-Zuid (circa 60 hectare) wordt een bedrijven- terrein met een gemengd karakter. Daarbij gaat het om gemengde bedrijven tot en met milieucategorie 4.2.


Voor het deel van het bedrijventerrein aan de zuidzijde, de entreezone, is voorzien dat hier vooral bedrijven in de transport en logistiek komen. De ligging nabij de nieuwe aansluiting op de A28 maken dit deel van het Werklandschap hier uitermate geschikt voor. De richtlijn voor bedrijfscategorieën vanuit het oorspronkelijke bestemmingsplan "Werklandschap Assen Zuid" wordt hierbij aangehouden. Zie hiervoor ook paragraaf 1.3.


Het huidige stedenbouwkundig plan Werklandschap Assen Zuid vervangt het plan uit 2011. Daarbij zijn de inrichtingsprincipes uit 2011 met rietvelden, bosaanplant en lintbebouwing wederom gehanteerd. Ook in 2011 is het westelijk deel langs de A18 opgebouwd uit open rietland waarin bedrijven zich presenteren naar de weg. In de midden-zone verdicht het gebied door middel van nieuwe bosaanplant. Aan de oostzijde is het idee van kleinschalige bedrijven situeren binnen de lintbebouwing van Graswijk) uit 2011 zoveel mogelijk gecontinueerd. In Graswijk worden de bestaande lint-karakteristieken gerespecteerd en versterkt.

2.2.2 Stedenbouwkundig plan Werklandschap Assen - Zuid

Voor het Werklandschap Assen-Zuid is een stedenbouwkundig plan (2019) opgesteld. Het stedenbouwkundig plan is gestoeld op drie landschappelijke raamwerken, namelijk:

  • 1. het landschap langs de A28;
  • 2. het landschap langs de middenas;
  • 3. het landschap langs de Graswijk.


Deze raamwerken liggen parallel aan elkaar en zijn noord-zuid georiënteerd. Ze zijn ruim van opzet en incorporeren waar mogelijk bestaande landschappelijke relicten zoals houtsingels, lanen en bosjes. Het geheel van raamwerken vormt het landschappelijk casco waarbinnen de bedrijfsvelden zijn gelegen. In het onderstaande figuur worden de verschillende landschappelijke raamwerken toegelicht met de bijhorende bedrijfskavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0004.jpg"

Stedenbouwkundig plan Werklandschap Zuid 2019 en de 1ste fase (rood kader)

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0005.jpg"

Wegpanorama's vanaf de A28 richting het werklandschap

  • 1. Het landschappelijk raamwerk langs de A28

Het westelijk deel van het werklandschap valt binnen het panoramagebied van de A28. De rand van het werklandschap bepaalt het blikveld vanaf de snelweg. De maatvoering en materialisering van de bouwblokken en de afstand tot de weg zijn hierbij van belang. Het landschappelijk beeld wordt hier gedomineerd door Rietvelden. Langs de A28 worden bestaande zijtakken van beeklopen getransformeerd tot een nat en open gebied waarin een aantal grote bouwkavels ligt met eenvoudig en eenduidig vormgegeven bouwmassa's. De ontsluiting van deze bouwblokken vindt plaats via de centrale ontsluitingsweg. In de rietvelden kan een groot deel van de benodigde waterberging gerealiseerd worden.

In dit landschappelijk raamwerk komen bedrijven met een representatieve uitstraling. Hierbij is de relatie tussen het gebouw en de landschappelijke setting van belang. De afwisseling van gebouwen in deze zone valt samen met bestaande en nieuwe boswallen. Samen met de rietzones zorgen ze voor de groene beleving van het werklandschap vanaf de A28. Vanwege de ligging aan de A28 bieden de bouwvlakken in dit deelgebied bedrijven de kans zich met de vormgeving en uitstraling van hun gebouw te etaleren aan de auto- snelweg. De bouwvlakken kunnen door één, dan wel door meerdere bedrijven, samen ontwikkeld worden. In deze zone zijn bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 4.2.

De representatieve uitstraling stelt eisen aan de architectonische vormgeving van de bedrijfsgebouwen. De richtlijnen voor de architectonische uitstraling zijn vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan. Het bouwvolume is eenvoudig en heeft een heldere vorm (een doos of een compositie van dozen). Als een bedrijf een kantoordeel heeft, is het opgenomen in het hoofdvolume. De gebouwen hebben een alzijdige representatieve uitstraling. De bedrijven zijn bereikbaar via de centrale ontsluitingsweg. Parkeren vindt plaats aan de wegzijde van het gebouw op het eigen bouwperceel.

In de Rietvelden moet een grootschalig en eenduidig beeld worden gecreëerd. Daarom geldt voor deze zone een meer beperkte maximale bouwhoogte dan op de rest van het terrein. Dit zorgt samen met het voorgeschreven bebouwingspercentage in de voorste bouwgrens van 100% voor een grootschalig beeld langs de A28.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0006.jpg"

  • 2. Het landschappelijk raamwerk van de middenas

De nieuwe hoofdontsluiting van het werklandschap ligt centraal in het gebied. Ook hier is de landschappelijke beleving leidend voor de inrichting van de zone. De weg krijgt extra brede, groene zijbermen en een continue middenberm, zie het wegprofiel van bovenstaande figuur. In het ontwerp is gestreefd naar een rustig wegbeeld, met over een grote lengte een continu dwarsprofiel van twee rijbanen per richting en aan de oostzijde een gecombineerd fiets- en wandelpad. Het fietspad is dubbelzijdig, dat wil zeggen twee rijrichtingen. Door de continuïteit van het wegbeeld en brede maatvoering van de wegbermen ontstaat een heldere visuele afbakening tussen de weg en de aangrenzende bedrijfskavels. De vele boomkruinen, houtsingels en bosjes filteren het zicht op de bedrijventerreinen zonder het zicht volledig te ontnemen.

Binnen de groene bermen is er ruimte voor wateropvang door middel van wadi's en sloten. Het noordelijk deel van dit landschappelijk raamwerk herbergt veel parallel groen in de vorm van bestaande houtsingels, sloten en een bestaande landweg. In het zuidelijk deel is een groter landschappelijk relict opgenomen. Het vormt de groene kern van het werklandschap. Nabij de groene kern liggen eigendommen van Tuincentrum Rudolphus. Voor dit deel geldt dat er nog een nadere stedenbouwkundige uitwerking volgt in samenspraak met de betreffende eigenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0007.jpg"

  • 3. Het landschappelijk raamwerk van Graswijk

De ruggengraat van het derde landschappelijke raamwerk is onder andere gevormd door de laanbeplanting van Graswijk. Het laankarakter van de weg met groene wegbermen levert een belangrijke bijdrage aan de gewenste uitstraling van het werklandschap. De inpassing van bedrijfskavels is zodanig ingepast dat de groene kwaliteiten tenminste behouden blijven en waar mogelijk verder worden uitgebouwd.

Graswijk is gedurende lange tijd de doorgaande verbinding vanuit Assen naar Hooghalen en Beilen. De weg is uitgevoerd als een brede doorgaande asfaltweg en een smallere asfalt ventweg. De ruimtelijke karakteristiek van Graswijk bestaat uit een lintbebouwing. De functionele invulling van de lintbebouwing ter plekke van het werklandschap bestaat voornamelijk uit een woonfunctie met enkele blokken bedrijvigheid. Om de kleinschalige bebouwing van de noordelijk gelegen bouwblokken te continueren, is een aantal nieuwe bedrijfswoningen georiënteerd op het lint. Om het beeld van de woningen met voortuinen voorrang te geven, is de achterliggende bedrijfsbebouwing op gepaste afstand van Graswijk gelegen. De toevoeging van bedrijfswoningen draagt tevens bij aan de sociale veiligheid ter plekke van deze doorgaande route. In het midden- en zuidelijk deel worden de grotere werkkavels ingeplant of ingepast met nieuwe bosaanplant en houtsingels.

De huidige verkeersfunctie van Graswijk en de ventwegen zullen behouden blijven. Graswijk zal blijven functioneren als doorgaande verkeersroute en de ventwegen ontsluiten incidenteel de bestaande kavels. De nieuwe bedrijfskavels in het noorden worden met een nieuwe ontsluitingsweg ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0008.jpg"

Stedenbouwkundig plan Werklandschap Zuid 1e fase

In het deelgebied zijn grotere bedrijfskavels gepland. De westzijde is omzoomd met rietland en het oostelijk kavel is ingepast met houtsingels en bomenrijen. Wat betreft de toelichting op dit deelgebied worden hieronder achtereenvolgens de verkeersstructuur, het landschappelijk raamwerk en het aspect van de bebouwing toegelicht.


Verkeersstructuur

De hoofdontsluiting van 'Entreezone Assen-Zuid' sluit aan op de zuidelijke afslag van de A28 via de Burgemeester Masmanweg. De hoofdontsluiting is een belangrijk onderdeel van het landschappelijk kader en krijgt een inbedding met grasbermen en bomen. Aan de oostzijde van deze weg is een vrijliggend dubbelzijdig fietspad geprojecteerd met voetpad. Vanaf de nieuwe hoofdontsluitingsweg zijn de kavels bereikbaar. Graswijk behoudt zijn huidige functie als doorgaande route. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. In het gehele plangebied wordt niet geparkeerd op de openbare weg. In de 'Entreezone Assen-Zuid' van Assen-Zuid wordt gestuurd op de verschijning van de hoofdontsluiting. Voor dit wegprofiel wordt een streefbeeld ten aanzien van de beeldkwaliteit beschreven in het beeldkwaliteitplan. De lintstructuur van de Graswijk wordt gevormd door de bestaande weg, Het is een historisch bebouwingslint met boombeplanting en een vrijliggend fietspad. Om het historisch karakter en het landelijke karakter van de weg goed in te passen, komt bedrijfsbebouwing op gepaste afstand van de weg en wordt er tussen de bestaande weg en de toekomstige bedrijfsbebouwing een nieuwe houtwal ingeplant. Bij Graswijk wordt vastgehouden aan het bestaande profiel van de rijbaan.


Landschappelijk raamwerk

In het werklandschap Assen-Zuid wordt ruimte gemaakt voor gemengde bedrijvigheid. Om deze bedrijven een goede plek te geven in het landschap met daarbij ook een goede en duurzame uitstraling wordt een landschappelijk raamwerk gemaakt waarbinnen de bedrijven ontwikkeld worden. Dit landschappelijk raamwerk versterkt de ruimtelijke kwaliteit. Binnen het raamwerk worden bestaande landschappelijke structuren zoveel mogelijk ingepast en aangevuld met nieuwe landschapselementen. Het wordt dus enerzijds gevormd door bestaande groenstructuren en anderzijds door nieuwe groenelementen. Vanuit het landschapsconcept spreken we in 'Entreezone Assen-Zuid' van twee verschillende gebieden, namelijk het raamwerk van de middenas bestaande uit 'velden' en het landschappelijk raamwerk van de A28 gedragen door het beeld van 'rietvelden'. In de laatste worden de bouwvlakken zoveel mogelijk begrensd door rietvelden en rietsloten met houtwallen. In de velden overheerst meer het spel van doorzichten tussen de verschillende landschapselementen en bebouwing. De openbare ruimte in de velden bestaat vooral uit grasbermen, sloten en houtsingels. De bermen kunnen mogelijk worden doorontwikkeld tot heischrale grasbermen. Dit sluit aan bij het oorspronkelijke natuurtype. De beplanting is gebiedseigen. Hiermee sluit de beplanting aan bij de omgeving en biedt het kansen voor vestiging van dieren die in het gebied thuishoren. Bedrijven in het gebied worden gestimuleerd om met de beplanting op eigen terrein hierbij aan te sluiten. Het beheer gebeurt volgens ecologische principes en is gericht op ontwikkeling van natuurwaarden en een natuurlijk beeld. Bomen en struiken krijgen de kans om zich optimaal te ontwikkelen. Het eindbeeld van de groene gebieden en randen is natuurlijk en niet parkachtig of stedelijk.


Bebouwing

De bebouwingszone langs de A28 vormt 'het visitekaartje' van het Werklandschap Assen-Zuid. Het heeft tevens een belangrijke poortfunctie van de zuidelijke entree van Assen. Een kwalitatief hoogwaardige uitstraling van de bebouwing is uitgangspunt. Het gaat hier om de presentatie van bedrijven naar een prominente landelijke hoofdweg toe. Specifiek geldt dat groen, water en riet langs de A28 een belangrijke rol dienen te spelen bij de beeldkwaliteit van het perceel. Voor de andere bebouwingszones die meer gericht zijn op lokale wegen en ontsluitingswegen, is een andere uitstraling van de bebouwing gewenst. Er is een beperkte mate van vrijheid ten aanzien beeldkwaliteit. Ook hier is samenhang met de omliggende openbare ruimte gewenst, maar zullen andere korrelgroottes en gevelopbouw van toepassing zijn. Een en ander is vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan. Deze is als bijlage 1 aan het bestemmingsplan toegevoegd.

2.2.3 Trendlijn bouwhoogten entreezone

In de ontwikkelingsvisie en het stedenbouwkundig plan voor het Werklandschap Assen-Zuid zijn bouwhoogtes opgenomen van 12-15 meter. Hierbij zijn locaties van 12 meter georiënteerd op de A28 in de Rietlanden en langs Graswijk in de zone voor wonen en werken. De hoogte van 15 meter is toegestaan op gebieden die afgeschermd zijn met bomen en meer binnen in het werkgebied. Doel van deze regeling was enerzijds om het zicht vanaf de A28 groen en natuurlijk te houden. Een bouwhoogte van 12 meter is hier passend, omdat hier gebouwd wordt in een oud-beekdal. Daarnaast bestond de wens om de Graswijk in te richten met een woonstraat-karakter. Hiervoor is het van belang dat de gebouwen hieraan een kleinschalige karakter hebben, een kleine korrel, een woonkarakter en een bescheiden bouwhoogte.

De visie is nu om het zuidelijk deel van het werklandschap op een enigszins andere manier in te richten. De wens bestaat om nieuwe bedrijven in te passen, waardoor er vraag is naar meer flexibiliteit vooral in bouwhoogten. Tegenwoordig hebben veel bedrijven de behoefte om een deel van het gebouw hoger te maken, voor bijvoorbeeld warehouses. Daarbij gaat het om bouwhoogten tot circa 20 meter.

Onderzocht is hoe tegemoet gekomen kan worden aan deze gewijzigde wens van de bedrijven. De ontwerpgedachte van het werklandschap is hierbij als basis genomen. Uit een vergelijking naar bedrijfshuisvesting bij omliggende gemeenten in Noord-Nederland wordt duidelijk dat een soort van trendlijn bestaat die de relatie beschrijft tussen de bouwhoogte van een gebouw en de afstand van dat gebouw ten opzichte van de infrastructuur.

Toepassing van deze trendlijn op het werklandschap maakt binnen bepaalde grenzen een bouwhoogte van 15 meter langs de snelweg mogelijk en een hoogte van 20 meter meer midden op het terrein. De eerste schil naast de ontsluitingsweg en Graswijk houdt een bouwhoogte van 12 meter. Hierbij is het van belang dat de korrelgrootte langs Graswijk niet te groot is; deze moet passen bij een structuur van de woon-werkkavels die aan de Graswijk liggen. Deze percelen worden niet in één keer ontwikkeld, maar worden opgedeeld. In het gebied tussen de ontsluitingsweg en de A28 mag tot 15 meter hoog gebouwd worden.

Kort samengevat betekent de trendlijn voor de entreezone dat de volgende verhouding van bouwhoogte in relatie tot de afstand ten opzichte van de hoofdinfrastructuur aangehouden wordt:

  • 15 meter bouwhoogte op 50 meter;
  • 20 meter bouwhoogte op 75 meter.

2.3 Energy Hub

2.3.1 Verschuiving in brandstofvraag

Het rijk heeft een doelstelling om het klimaatprobleem aan te pakken. Dit met het doel om een daling van de emissie van schadelijke stoffen te bewerkstelligen. Ook in de automotive branche is dit besef doorgedrongen en vindt een verschuiving van het gebruik van fossiele naar duurzame brandstoffen plaats. Steeds meer duurzame transportmiddelen worden gerealiseerd, bij gewone personenauto's, maar ook in de transportsector.

Met de Energy Hub wil ContrAll inspelen op deze verschuivende brandstofvraag. Een Energy Hub-verkooppunt biedt nieuwe brandstoffen zoals LNG, CNG, en ad blue voor de trucks en benzine met ethanol toevoegingen, CNG, waterstof en elektriciteit voor de personen- en bestelauto's. Zo wordt voor de hele automotive branche voorzien in duurzame brandstoffen. Een meer uitgebreide motivatie en onderbouwing van de Energy Hub is opgenomen in bijlage 2.

2.3.2 Locatie

ContrAll wil de Energy Hub nabij de nieuwe op- en afrit van de A28 bij het Werklandschap, realiseren. De beoogde locatie ligt in de noordwestelijke hoek van de entreezone, op een zichtlocatie langs de A28 en aan de interne ontsluitingsweg van het Werklandschap. Hierdoor heeft de hub kans op een grote afzetmarkt, niet alleen van de bezoekers van het Werklandschap en de omgeving, maar ook van de bezoekers van het TT-gebied (westelijk van de A28) en gebruikers van de A28. Door deze ligging en het specifieke aanbod van brandstoffen is de Energy Hub een aanvulling op de bestaande tankstations in en om Assen.

2.3.3 Inrichting

De Energy Hub heeft het uiterlijk van een regulier tankstation. Dat betekent dat hierbij afleverzuilen voor de verschillende brandstoffen zijn, een facility point en een parkeerterrein voor de functie aanwezig zijn. Voor de (vracht)auto's bestaat de mogelijkheid om rond te rijden. De entree van het perceel is breed. Hiermee wordt de routing op het terrein geoptimaliseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0009.jpg"

Voorstel inrichting Energy Hub

Bij de Energy Hub is sprake van de verkoop van duurzame brandstoffen. Hierbij horen ook gassen, waaronder LNG. Hierbij spelen externe veiligheidaspecten een rol. Daarom is gekozen het vulpunt, de opslagtank en de afleverzuil op een zo groot mogelijke afstand van het facility point te houden, zo blijft de veiligheid van de gebruikers daarvan gegarandeerd. Meer informatie over de externe veiligheid is opgenomen in zie ook paragraaf 4.4.

In het facility point (gebouw) bij de Energy Hub worden de kassa's van de Energy Hub en horeca (met Wifi) gefaciliteerd. De afmetingen van de bebouwing zijn vergelijkbaar met die van een dergelijk punt bij een regulier tankstation. Dit betekent een gebouw van ongeveer 6 meter hoog en een overkapping (boven de afleverzuilen) van ongeveer 8 meter hoog. Andere (meer ondergeschikte) bouwwerken kunnen hoger zijn, maar voldoen aan de algemeen geldende maximale bouwhoogten in het plangebied. De initiatiefnemer wil hiervan een modern bouwwerk maken dat in het oog springt.

Voor de Energy Hub en het facility point wordt een parkeerterrein aangelegd dat voldoende ruimte biedt voor alle gebruikers ervan. Dit terrein is op enkele plaatsen voorzien van laadpalen, zodat ook elektrische auto's kunnen bijtanken. In paragraaf 2.5 staat een nadere toelichting op de verkeers- en parkeeraspecten.

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is een landschapsplan opgesteld. Het landschapsplan is als bijlage 3 opgenomen bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0010.jpg"

Visualisatie Energy Hub (bron: XS Architecten)

2.4 Horecacluster

Naast de in paragraaf 2.3 beschreven Energy Hub wordt er binnen het plangebied van dit bestemmingsplan ook een horecacluster ontwikkeld. Op basis van de locatiekwaliteiten, het karakter en de ligging van het ontwikkelingsgebied zullen de tank- en horecavoorzieningen in Assen-Zuid een verzorgingsfunctie vervullen voor verschillende doelgroepen:

  • 1. Snelweggebruikers die onderweg zijn. Die kunnen hier de reis onderbreken, tanken of de auto opladen, ontspannen of eten en drinken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de parking voor auto's en trucks maar ook campers, auto's met caravans en dergelijke.
  • 2. Passanten die het op- en afritstelsel Assen-Zuid gebruiken van en naar de stad Assen en de omliggende regio. Ook vanaf de binnenring van Assen aan de Europaweg-zuid zal de locatie gemakkelijk bereikbaar zijn (2,5 kilometer via de Graswijk of Haarweg/A28, circa 3 minuten per auto).
  • 3. Doelgroepen die vanuit de regio speciaal naar deze locatie komen voor de tank- en horecavoorzieningen. Die doelgroepen komen naar verwachting vooral uit Assen, de ten zuiden gelegen gemeente Midden-Drenthe en vanuit andere omgrenzende gemeenten. Dat zijn zowel bewoners als recreanten en toeristen op de verblijfsaccommodaties in de regio.
  • 4. De eigen doelgroepen van het bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid (ruim 100 hectare) en de Toeristisch Recreatieve zone waaronder TT-World. Dat zijn de toekomstige werkzame personen en de huidige en toekomstige bezoekers van het gebied, inclusief overige zakelijke gasten die hier afspreken.

In de gezamenlijke doelgroepen zit de duidelijke meerwaarde van de combinatie van de Energy Hub en het horecacluster. De beide voorzieningen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden of op verschillende momenten. Het concept zet de locatie van het Werklandschap op de kaart. Een goede herkenbaarheid en zichtbaarheid van de locatie is een belangrijk aandachtspunt. Een reclamezuil of -mast en verwijzingsborden vanaf de snelweg zullen dit aandachtspunt verhelpen.

Voor de Energy Hub is totaal 1,5 hectare voorzien waarvan 6.700 m2 voor de horecagebouwen en het parkeren, infrastructuur en openbare ruimte: met 1.450 m2 BVO in drie gebouwen naast elkaar. De beoogde horecaformules zijn:

  • La Place;
  • Starbucks;
  • Burger King.

Deze horecaformules hebben een gezamenlijke parkeerplaats, mogelijkheden voor Drive Thru en eigen terrassen, kinderspeelplaats en dergelijke. De Energy Hub ligt ten oosten van de horecagebouwen. De drie horecaformules in de Energy Hub ontbreken op dit moment in de regio Assen. De locatie van de Energy Hub kan deze formules gecombineerd faciliteren en daarmee een verzorgingsfunctie vervullen voor zowel Assen en haar regio, voor de passanten op de snelweg en de toekomstig doelgroepen in het ontwikkelingsgebied Assen-Zuid. Het horecacluster in het Werklandschap biedt een duidelijke meerwaarde voor Assen. Het horecacluster zal de regionale verzorgingsfunctie van Assen een impuls geven, en inspelen op de doelgroepen van deze snelweglocatie en het Werklandschap. Ook de ontwikkeling van het Werklandschap krijgt daarmee een impuls omdat het horecacluster als een voorzieningenlocatie en ontmoetingsplek voor het bedrijvenpark kan gaan fungeren.

In de Notitie 'effecten en meerwaarde horecacluster A28 Assen' wordt een nadere onderbouwing gegeven voor de beoogde horecacluster. De notitie is als bijlage 4 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0011.jpg"

Visualisatie horecacluster (bron: XS Architecten)

2.5 Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid

Voor de ontsluiting van het werklandschap, de toeristisch recreatieve zone (TRZ) en het TT circuit is een nieuwe op- en afrit op de A28 aangelegd. Via de (nieuwe) Burgemeester Masmanweg sluit deze op- en afrit aan op de Graswijk. De Graswijk is de oude invalsweg van Assen vanaf het zuiden. De nieuwe ontsluitingsweg vanuit het plangebied sluit via een voorrangskruispunt aan op de Burgemeester Masmanweg. Het plangebied heeft daarmee een goede ontsluiting voor (vracht)autoverkeer.

Zoals in paragraaf 2.1 aangegeven is ook de ontsluiting voor de fietsers en via het openbaar vervoer goed. Langs de Graswijk is een vrijliggend fietspad aanwezig, waarop vanuit het werklandschap een aansluiting komt, bij het plangebied. Een bushalte is aanwezig in de directe nabijheid van het plangebied, ter plaatse van Graswijk 22 (tuincentrum).

Parkeren

Bij de berekening van de parkeerbehoefte voor het bedrijventerrein en de Energy Hub is gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers van CROW (ASVV 2012). Bij de berekening voor het plangebied is uitgegaan van de gemiddelde parkeernorm. Daarnaast wordt voor de horeca uitgegaan van de volgende normen:

  • Burger King (fastfood) - 13 pp per 100 m2 bvo.
  • Subway/Starbucks (vergelijkbaar met cafetaria) - 6 pp per 100 m2 bvo.
  • Wegrestaurant à la Place - 7 pp per 100 m2 bvo.

2.6 Duurzaamheid

Ontwikkelen vanuit duurzaamheid is één van de ambities van het werklandschap Assen-Zuid, zo is te lezen in de Ontwikkelvisie uit 2011. In deze visie is onderscheid gemaakt tussen het toepassen van een duurzaam ruimtegebruik en duurzame bedrijfsprocessen. In deze paragraaf wordt de duurzaamheidsambitie verder uitgewerkt en vertaald in concrete kansen en maatregelen van duurzame ontwikkeling. Daarbij worden drie pijlers onderscheiden: een duurzame inpassing in het bestaande landschap, duurzaam ruimte- en materialengebruik en het duurzame karakter van nieuwe bedrijven.

Duurzame inpassing in bestaande landschap

De bestaande landschappelijke structuur van het plangebied vormt de basis en onderlegger voor het te ontwikkelen Werklandschap Assen-Zuid. Toekomstige bedrijven moeten als het ware landen in het landschap met open groene ruimten, rietvelden en houtwallen. Het landschap is dynamisch. Dat wil zeggen dat het landschap het resultaat is van historische ontwikkelingen en is opgebouwd uit diverse landschapslagen. De ontwikkeling van het werklandschap voegt hier een nieuwe landschappelijke laag aan toe. Er is dus ruimte voor aanpassing van de bestaande structuren, mits dit niet in een te grote mate ten koste gaat van de waardevolle historische structuren en het verwijderde groen elders in het plangebied wordt gecompenseerd. Het landschappelijk raamwerk wordt op deze manier enerzijds gevormd door de bestaande structuren en anderzijds aangevuld door nieuwe groene en blauwe elementen. Kansen die zich hierbij voordoen, zijn:

  • Diverse nieuwe houtwallen en grasbermen zullen worden aangelegd langs de randen van de bedrijfsvelden. Op deze manier ontstaat er een situatie waarin bedrijven altijd van elkaar worden gescheiden middels een groenstrook. Dit om het groene en landschappelijke karakter van het gebied te behouden en het zorgt ervoor dat de bedrijven op een natuurlijke wijze landen in het landschap.
  • De beplanting die in het plangebied wordt toegevoegd is gebiedseigen en sluit daarmee aan bij de omgeving. Dit biedt kansen voor diverse soorten fauna die in het gebied thuishoren. Bedrijven worden gestimuleerd om met de beplanting op hun eigen terrein hierbij aan te sluiten zodat bedrijvenlocaties en openbare gebieden op elkaar aansluiten. Op deze manier krijgen bomen, struiken en dieren de kans om zich optimaal te ontwikkelen.
  • De aanwezige watergangen wordt getransformeerd tot een rietveldzone en een zuiveringsmoeras. Het wordt daarmee onderdeel van de Rietlanden, die de nattere delen langs de A28 vormen en worden begrensd door rietvelden en houtwallen. Het plangebied krijgt daarmee een flinke impuls als het gaat om water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0012.png"

Gelaagdheid van een landschap. Nieuwe ontwikkelingen zoals verstedelijking zorgen voor een nieuwe landschappelijke laag.

Duurzaam ruimte- en materialengebruik

In de aanleg van nieuwe verkeersstructuren in het Werklandschap speelt duurzaamheid een belangrijke rol. De nieuw aan te leggen hoofdontsluitingsweg is een belangrijk onderdeel van het landschappelijke raamwerk en krijgt daarom een inbedding met grasbermen en bomen. Dit sluit aan bij de hiervoor genoemde ambitie om nieuwe elementen zo goed mogelijk in te passen in het bestaande landschap. De hoofdontsluitingsweg wordt zo compact mogelijk ontworpen met een groene middenberm en groene zijbermen waarin bestaande en nieuwe houtwallen worden opgenomen. Het fiets- en voetverkeer wordt geconcentreerd aan één zijde van de weg waardoor de andere zijde van de weg direct aansluit op de bestaande groene structuur. Het tweerichtingsfietspad en het naastgelegen voetpad moeten de hoofdontsluitingsweg ontlasten en werknemers en bezoekers stimuleren om het Werklandschap met de fiets en lopend te bezoeken. Tevens biedt het mogelijkheden voor een wandeling tussen het werken door.

De ruimtelijke opbouw van Graswijk blijft behouden en daarmee blijft tevens een belangrijk historisch onderdeel van het plangebied behouden. Om het historische en landelijke karakter van de weg te behouden, wordt er tussen de bestaande weg en de toekomstige bedrijfsbebouwing een houtwal aangelegd. Dit zorgt ervoor dat de nieuwe bedrijven op duurzame en natuurlijke wijze in het landschap 'landen'.

Ook wordt er rekening gehouden met duurzaamheid door een minimale inzet van materialen en werkzaamheden toe te passen. In de toe te passen materialen zijn verschillende kansen om duurzaamheidselementen toe te passen. Criteria zijn daarbij om de beheersinspanning te beperken, rekening te houden met het materialenonderhoud en de co2-voetprint van het materiaal. Concrete mogelijkheden zijn bijvoorbeeld het toepassen van laagtemperatuurasfalt en het hergebruik van uitkomende gronden. Ook wordt er met het oog op sociale veiligheid gekeken naar de openbare verlichting op bepaalde plekken zoals het doelmatig verlichten van (fiets)rijbanen en kruisingen.

Duurzaam karakter nieuwe bedrijven

Bij de acquisitie van nieuwe bedrijven die zich willen vestigen op het werklandschap zal duurzaamheid aan de voorkant van het proces een belangrijke rol spelen. Een mooi voorbeeld is de komst van de Energy Hub, dat nagenoeg volledig in de eigen energiebehoeften zal kunnen voorzien. De luifels zullen worden voorzien van zonnepanelen. De geleverde stroom zal daarnaast niet alleen voor de Energy Hub gebruikt worden, maar ook voor alle andere faciliteiten. De eerder beschreven zelfvoorziening op energiegebied vraagt niet alleen om duurzame opwekking op de locatie, maar ook een duurzaam gebruik van de opgewekte energie.

Er liggen volop kansen om dergelijke succesvolle voorbeelden van duurzame bedrijfsvoering te stimuleren. De gemeente stuurt in de gesprekken met potentiële bedrijven daarom actief op het benutten van duurzame mogelijkheden. Een bepaalde verleidingsstrategie moet ervoor zorgen dat bedrijven meerwaardekansen zien in duurzame bedrijfsprocessen of andere toepassingen. Mogelijkheden die zich voordoen zijn bijvoorbeeld het te ontwikkelen zonnepark aan de oostzijde van het plangebied, de mogelijkheid zich te vestigen in een uniek landschap dat grenst aan de Drentsche Aa en de goede bereikbaarheid van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het bestemmingsplan moet in overeenstemming zijn met het beleid van het rijk, de provincie en natuurlijk de gemeente zelf. Om deze reden wordt hieronder kort aandacht geschonken aan dit beleid. De planuitgangspunten en vervolgens de bestemmingsregeling zijn hierop afgestemd

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De SVIR schetst de rijksambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor het landelijk en het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. Daarbij gaat het onder meer ook om bedrijventerreinen. De provincie heeft dit gedaan in haar beleid. Daarnaast zijn binnen de regio Groningen-Assen afspraken gemaakt.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking, Besluit ruimtelijke ordening

De ladder voor duurzame verstedelijking is als proces-vereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder is van toepassing op plannen voor bedrijventerreinen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij toetsing aan de Ladder moeten twee aspecten worden afgewogen, namelijk:

  • 1. Is er sprake van een behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 2. Ligt de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied?

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

De voorvraag bij de ladder voor duurzame verstedelijking is of de ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in art. 3.1.6 lid 2 Bro. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen (ABRvS 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155) dat bij onbenutte uitwerkingsplichten geldt dat de mate waarin de uitwerkingsplicht keuzemogelijkheden bood aan het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de in het uitwerkingsplan op te nemen functies en de omvang daarvan, bepalend is voor het antwoord op de vraag of het opvolgende bestemmingsplan, waarin één of meer van dergelijke functies in een bepaalde omvang bij recht worden opgenomen, een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

In dit geval zijn er geen ruime uitwerkingsmogelijkheden. De hoofdfunctie die moet worden uitgewerkt, is de bedrijfsfunctie. Het mogelijk maken van bedrijven die binnen de uitwerkingsregels passen, wordt daarom niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Het mogelijk maken van een energy hub is een beperkte verruiming binnen de hoofdfunctie bedrijven. Ook het toestaan van snelweghoreca kan als een verbreding worden gezien. Het bestemmingsplan maakt immers horeca en detailhandel mogelijk, voor zover ondergeschikt aan het bedrijventerrein. De functieverbreding, inclusief de noodzakelijke hogere bouwhoogte kan als stedelijke ontwikkeling worden gezien.

Wel of geen stedelijk gebied

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt:

'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'

Uit de definitie volgt dat er sprake moet zijn van een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat de kwalificatie bestaand stedelijk gebied afhangt van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving.

In de jurisprudentie is het begrip nader ingevuld. Rust op gronden een niet-agrarische bestemming (niet alleen 'rode' stedelijke functies maar bijvoorbeeld ook functies voor sport, recreatie of stedelijk groen) dan is er sprake van bestaand stedelijk gebied ook al is de locatie nog onbebouwd, mits de locatie onderdeel is van het bestaand stedelijk samenstel van bebouwing.

In dit geval is sprake van bestaand stedelijk gebied omdat de locatie van de energy hub en het horecacluster onderdeel uitmaken van het grotere gebied waarvoor een uitwerkingsplicht naar bedrijventerrein geldt. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is er voor gekozen om toch de locatiekeuze te motiveren.

Beschrijving behoefte verzorgingsplaats met energy hub en fastservice horeca:

Voor de ontwikkeling van het Werklandschap Assen-Zuid is in het kader van de ontwikkelingsvisie een stedenbouwkundig plan opgesteld. De behoefte aan het Werklandschap (zie paragraaf 2.2) en de ontwikkeling van de Energy Hub en fastservice horeca (zie paragraaf 2.3 en bijlage 2 en 4) zijn eerder in deze toelichting specifiek onderbouwd. De conclusie is dat voor de gewenste ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt voldoende behoefte is in de regio.

Motivering locatiekeuze verzorgingsplaats met energy hub en fastservice horeca:

Het is logisch dat verkooppunten voor motorbrandstoffen en fastservice restaurants direct aan de snelwegen liggen. Om in de vervoersbehoefte te voorzien, is brandstof/energie een randvoorwaarde. Er zijn vrijwel geen locaties binnen bestaand stedelijk gebied die tegelijk aan een aansluiting op de snelweg liggen. Hier is een verzorgingspunt wel mogelijk op het nieuwe bedrijventerrein, direct aan een afslag van de A28, waar zowel passanten als bezoekers en gebruikers van het nieuwe bedrijventerrein gebruik van kunnen maken.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over 14 rijksbelangen.

Rijksbelang Hoofdwegen en hoofdspoorwegen

De A28, direct grenzend aan het plangebied, is een weg die aangewezen is als hoofdweg. Rond deze wegen moet een reserveringsgebied worden vrijgehouden. Dit is bedoeld om toekomstige uitbreiding van de hoofdweg mogelijk te maken. Voor de A28 heeft de reserveringszone een breedte van 38 meter aan weerszijden ervan. Een deel hiervan valt in het plangebied. Hiermee is in het stedenbouwkundige plan voor het Werklandschap rekening gehouden; binnen de genoemde zone is geen bebouwing gepland.

Rijksbelang Natuurnetwerk Nederland

Hoewel het plangebied zelf geen aangewezen natuurgebieden heeft, zijn direct in de omgeving wel gebieden aangewezen die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het rijk geeft in het Barro aan dat de aanwijzing van de NNN een taak is van de provincie. Meer over dit onderwerp is opgenomen in paragraaf 3.2.

Rijksbelang Defensie - militaire radarstations

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is aangegeven dat het plangebied en haar omgeving deel uitmaken van een radarverstoringsgebied. Dit betekent dat bebouwing ter plaatse van het plangebied maximaal 89 meter hoog mogen zijn (ten opzichte van NAP). In paragraaf 2.2.3 is al aangegeven dat de bebouwing op het terrein maximaal 20 meter hoog wordt en daarmee geen verstoring geeft voor de radarstations.

3.1.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Het rijksbeleid leidt niet tot belemmeringen en/of uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Drenthe zet in op het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.

Economische koers

De inzet van de provincie Drenthe op economisch terrein is uitgewerkt in de Economische Koers Drenthe 2015-2019. De Economische Koers Drenthe is bedoeld als handreiking aan de partners van de provincie Drenthe, om gezamenlijk initiatieven te ontwikkelen die de Drentse Economie de komende jaren gaan versterken. Dit gebeurt langs vier programmalijnen:

  • concurrentiekracht: versterken van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven;
  • groene economie: realisatie van een duurzame en groene economie;
  • vestigingsklimaat: op de toekomst voorbereid; fysieke en digitale vestigingsvoorwaarden in relatie tot omgevingskwaliteit;
  • arbeidsmarkt: investeren in een duurzame arbeidsmarkt, waar vraag en aanbod goed in balans zijn.

Een belangrijke prioriteit binnen het Drentse ondernemersklimaat is het borgen van een aantrekkelijk aanbod van werklocaties. Dat aanbod moet inspelen op de veranderende vraag. De provincie maakt zich sterk voor bovenregionale afstemming over herontwikkeling en uitbreiding van bedrijfslocaties, gevoed door een reële, marktconforme inschatting van de toekomstige vraag. Daarnaast moet Drenthe inspelen op huisvestingswensen van doelgroepen als zzp'ers, starters en nieuw te vestigen bedrijven. Op dat gebied zet de provincie, naast levendige (binnen)steden met voorzieningen en aantrekkelijke woonomgeving, in op bereikbare, toegeruste werkomgevingen die goed passen bij sterke Drentse economische sectoren. Voor nieuwe en bestaande regionale werklocaties streeft de provincie naar kwaliteit die past bij het gewenste ruimtelijk-economisch profiel van de werklocatie. Om te voorzien in de ruimtevraag, wordt ingezet op het herstructureren en intensiveren van bestaande terreinen en op regionale afstemming van het aanbod aan nieuwe regionale werklocaties.

Een regionale werklocatie (bedrijventerrein of kantorenlocatie) biedt overwegend plaats aan bedrijven met een bovenlokale oriëntatie op de arbeidsmarkt en op toeleveranciers en afnemers en ligt binnen één van de drie afstemmingsregio’s (met uitzondering van het VAM/MERA-terrein in Wijster).

Afstemmingsregio Groningen-Assen

Regionale afstemming over regionale werklocaties is van belang om onderlinge concurrentie tussen gemeenten en overaanbod te voorkomen. De provincie onderscheidt drie afstemmingsregio’s: Groningen-Assen, Dutch Tech Zone (Emmen, Coevorden en Hoogeveen) en Meppel-Zwolle.

Vertrekpunt bij nieuwe werklocaties is de implementatie van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking en een actuele analyse van de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtevraag voor de periode tot 2020 en 2030. Voor incidentele grote vestigers, met een stevige werkgelegenheidsimpuls, die niet op een regionale werklocatie ruimte kunnen vinden, kan Gedeputeerde Staten gemotiveerd afwijken. Meest wenselijke locaties hiervoor zijn gekoppeld aan bestaande of geplande werklocaties en stedelijke gebieden.

Kernkwaliteiten

De provincie heeft in de omgevingsvisie een zestal kernkwaliteiten opgenomen, namelijk: natuur, landschap, rust, aardkundige waarden, archeologie en cultuurhistorie. Niet alle kernkwaliteiten hebben invloed op het plangebied en de ontwikkeling daarin. Wel van belang zijn de volgende:

  • Kernkwaliteit landschap

De A28 is hierin aangewezen vanwege het wegpanorama en de harde grens tussen stad/land. Aan de hoofdinfrastructuur zet de provincie in op een zorgvuldige presentatie van Drenthe. De karakteristieken van de landschapstypen en het contrast tussen stad en land blijven zichtbaar. De stadsranden van Assen zijn daarnaast ook een visitekaartje voor de stad en het omliggende landschap. De randen moeten aantrekkelijke verbindingen tussen stad en land vormen. Deze uitgangspunten zijn in de ontwikkelingsvisie, het stedenbouwkundige plan en het beeldkwaliteitplan voor het Werklandschap meegenomen en heeft geleid tot de inrichting zoals in hoofdstuk 2 beschreven.

  • Kernkwaliteit aardkundige waarden

Een klein deel van het plangebied (westelijk, langs de A28) is aangewezen als 'Middel beschermingsniveau: regisseren' binnen deze kernkwaliteit. Bij ontwikkelingen in deze gebieden vormen de aardkundige kenmerken een randvoorwaarde. In het kader van de planontwikkeling van het Werklandschap zijn deze inzichtelijk gemaakt en meegewogen.

  • Kernkwaliteit archeologie

Het zuidelijke deel van het plangebied valt binnen het gebied dat in deze kernkwaliteit is aangegeven met 'verwachting toetsen (beekdal)'. De provincie stuurt in deze gebieden op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Hoe hier in dit bestemmingsplan mee omgegaan is, is opgenomen in paragraaf 4.7.

  • Kernkwaliteit cultuurhistorie

Bij deze kernkwaliteit richt de provincie zich op het respecteren. Daarbij staat het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst voorop. De initiatiefnemers van ontwikkelingen in deze gebieden hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. De provincie beoordeelt de plannen en initiatieven daarop. Hoe met cultuurhistorie in het plan is omgegaan staat in paragraaf 4.8.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. De meest recente versie is op 3 oktober 2018 vastgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang.

Bestaand stedelijk gebied

Het plangebied maakt volgende de omgevingsverordening nog geen deel uit van het bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 3.1.2 hebben we echter aangetoond dat het Werklandschap Assen - Zuid wel deel uit maakt van het bestaand stedelijk gebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur)

Rondom het plangebied zijn gebieden aangewezen als Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied grenst hier niet direct aan. Wel hebben de ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gevolgen voor het NNN. Dit is beschreven in paragraaf 4.9.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn ook verankerd in de verordening. Deze schrijft voor dat de bijdrage van het plan aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten in het plan moet worden getoetst. Dit is voor het plangebied gedaan in paragraaf 3.2.1.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De provincie heeft in het kader van het zorgvuldig ruimtegebruik (toepassen Ladder voor duurzame verstedelijking) voorwaarden opgenomen. Hierbij is aangegeven dat een plan alleen kan voorzien in woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur wanneer blijkt dat dit plan vanuit de Ladder gerechtvaardigd is. In paragraaf 3.1.2 is een toets aan de Ladder doorlopen. Hieruit blijkt dat bij dit plan sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het provinciaal beleid leidt niet tot belemmeringen en/of uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Mogelijk hebben het NNN en de kernkwaliteit archeologie invloed op de regeling van dit bestemmingsplan. Dit is beschreven in hoofdstuk 4.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Beleid waterschap Hunze en Aa's

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. De beheerprogramma's die vanaf 2010 zijn vastgesteld, zijn één van de resultaten van deze samenwerking.

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's. Het beleid van het Waterschap Hunze en Aa's staat beschreven in het Beheerprogramma 2016-2021. In het beheerprogramma staat met welke ambities en maatregelen de ontwikkelingen en opgaven op het gebied van veiligheid, voldoende en schoon water wordt opgepakt. Er wordt onder andere ingespeeld op klimaatverandering en Europese normen voor schoon en gezond water. Het programma kwam tot stand na verschillende gebiedsbijeenkomsten en overleggen met diverse organisaties.

Bij het opstellen van het waterhuishouding- en rioleringsplan voor het plangebied wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de uitgangspunten uit het beheerprogramma.

In paragraaf 4.1 is de waterparagraaf opgenomen en wordt nader beschreven hoe om wordt gegaan met het aspect water.

3.3.2 Regiovisie Groningen-Assen 2030

De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid en een voldoende en gevarieerd woningaanbod. Groningen is de plek voor topvoorzieningen. Assen als tweede stad biedt aanvullende stedelijke woon- en werkmilieus en voorzieningen en intensiveert het gebruik van het bestaande stedelijke gebied, waarmee het stedelijke karakter van de stad wordt vergroot. In paragraaf 3.2.1 is reeds al ingegaan op dit regionale beleid.

3.3.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het regionaal beleid geeft geen directe belemmeringen en/of uitgangspunten voor de regeling in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 is een nadere toelichting gegeven op de functie van het Werklandschap binnen de regio.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Assen 2030

In februari 2010 heeft de Raad van de gemeente Assen de Structuurvisie Assen 2030 (Hoofdstad Assen) vastgesteld. In deze integrale visie zijn de hoofdlijnen van het beleid aangegeven in woord en beeld.

In de structuurvisie wordt omschreven hoe de stad zich heeft ontwikkeld en wat de verwachtingen en ambities zijn voor de toekomstige ontwikkeling (tot 2030). Deze verwachtingen en ambities vormen de basis voor het beleid dat vervolgens wordt beschreven voor verschillende thema's en deelgebieden. Met betrekking tot Werklandschap Assen-Zuid is het volgende onder meer relevant:

  • Werk: Aan de noord-zuidas komen nieuwe zones voor werken, waaronder Assen-Zuid. De gemeente wil nieuwe representatieve bedrijventerreinen en kantoorlocaties aanbieden op goed bereikbare locaties. Werklandschap Assen-Zuid fungeert als zuidelijke entree van het nationaal stedelijk netwerk Groningen-Assen en als dé toplocatie van Noord-Nederland. Doel is om activiteiten aan te trekken uit (nieuwe) kansrijke sectoren (kenniseconomie, zorg en recreatie). Hiervoor wordt circa 40 hectare gereserveerd in een parkachtige omgeving, met een landschappelijke relatie naar de Drentsche Aa. Naast deze hoogwaardige bedrijven/instellingen komt er in Assen-Zuid (uiteindelijk) ruimte voor maximaal 60 hectare netto gemengd bedrijventerrein.
  • Duurzaamheid: Duurzaamheid en CO2-neutraliteit zijn uitgangspunten bij de gebiedsontwikkelingen van de gemeente Assen. Met haar energiebeleid gericht op energiebesparing en het (lokaal en/ of grootschalig) opwekken van duurzame energie is niet alleen grote milieuwinst te behalen, maar wordt tevens waardevastheid en kostenbesparing gerealiseerd. Er wordt gebouwd volgens de principes van ‘Duurzaam bouwen’ en ‘Stedelijke ecologie’.
  • Groen en landschap: Assen is een ‘stad in het groen’. Het plangebied is ook aangegeven als zoekgebied voor groen en natuur. Door het plangebied loopt een historische lijn (een weg) die zoveel mogelijk behouden moet worden. Ontwikkelingen moeten rekening houden met Nationaal landschap Drentsche Aa.
  • Verkeer: Met het oog op toekomstige ontwikkelingen vraagt de noord-zuidroute om verbetering (FlorijnAs voorziet hierin). Verbeteringen vinden onder andere plaats aan de N33 en A28 en er komt een nieuw treinstation (station Assen-Zuid).

Op de visiekaart van de structuurvisie is het Werklandschap Assen-Zuid aangegeven als een toekomstig werkgebied met een hoge duurzaamheidsstandaard. Verder zijn ook het station en de verbetering van de N33 en A28 aangegeven op deze kaart.

3.4.2 Structuurvisie FlorijnAs

Zoals aangegeven moet de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Assen vooral langs de noord-zuidas (de zogenaamde FlorijnAs) plaatsvinden. Deze beleidslijn is uitgewerkt in de Structuurvisie FlorijnAs.

De visie is concreet op de korte termijn en flexibel op de lange termijn. De ontwikkeling van het Werklandschap Assen-Zuid en de realisatie van de ontsluitingswegen hierin en omheen zijn als concrete projecten opgenomen in deze visie. Het Werklandschap is aangewezen als gemengd bedrijventerrein.

Verder ontstaat bij Assen-Zuid, als gevolg van de nieuwe aansluitingen op de A28, de verdubbeling van de N33 van Assen naar Zuidbroek (A7) en het nieuwe NS station Assen-Zuid, een nieuwe entree naar de stad. Assen-Zuid wordt hiermee de poort van de regio Groningen-Assen.

Bereikbaar

Om het werklandschap optimaal via de weg te ontsluiten wordt geïnvesteerd in de verbetering van de aansluitingen op de A28 en N33. Grenzend aan het werklandschap wordt het knooppunt van de A28 en de N33 als onderdeel van de verdubbeling van de N33 gereconstrueerd. Het Werklandschap Assen-Zuid zelf wordt voorzien van een ringstructuur, die aangesloten wordt op de verknoping A28/N33. Ook krijgt de zuidzijde van het Werklandschap een directe aansluiting op de A28. De aanpassing van het knooppunt en de nieuwe aansluiting zijn inmiddels gerealiseerd.

Economische ontwikkeling

Met Assen Zuid willen we de aantrekkelijkheid van ons vestigingsklimaat verbeteren. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de groeisectoren zorg, onderwijs en sensortechnologie. Verder moet het werklandschap ruimte bieden aan gemengde bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4. Het grootste gedeelte van het terrein wordt ingevuld door de groeiende vraag van bedrijven. Daarnaast zorgt de transformatie en revitalisering van het Stadsbedrijvenpark en Havenkwartier voor vraag naar vervangingsruimte voor bedrijvigheid. Het aanbod van bedrijfsruimte in het Werklandschap bestaat voornamelijk uit de sectoren wonen en werken, gemengd grootschalig en gemengd midden.

Sociaal

Door uitbreiding van (het aantal) bedrijven wordt er meer werkgelegenheid gecreëerd in Assen en de regio. Dit aanbod bestaat uit diverse banen op allerlei niveaus.

Duurzaam

De inrichting van het werklandschap gebeurt vraaggericht. Een bedrijf dat zich er wil vestigen, wordt ingepast in het bestaande landschap. Er wordt dus niet meer een nieuw bedrijventerrein aangelegd waarna gewacht wordt op bedrijven. De opzet is flexibel om in te spelen op wisselende marktomstandigheden. Bij de ontwikkeling van het Werklandschap wordt de landschappelijke kwaliteit en de ruime opzet van het gebied als uitgangspunt genomen. Vanuit de bestaande landschappelijke kwaliteit en het extensieve gebruik is een ontwikkelstrategie opgezet. Deze gaat uit van de vorming van kleinschalige en compacte clusters van werken, recreëren en wonen die zich in het landschap voegen.

Op deze manier is er op ieder moment een bedrijventerrein dat ‘af’ is.

Deze beleidsuitgangspunten zijn overgenomen in de ontwikkelingsvisie en het stedenbouwkundig plan voor het Werklandschap Assen-Zuid. Hierover is meer toegelicht in hoofdstuk 2.

3.4.3 Strategienota Ruimte 2016

Op 24 november 2016 heeft de gemeenteraad van Assen de Strategienota Ruimte 2016 vastgesteld. Deze nota bouwt voort op - en is een actualisering op onderdelen – van eerdere ambities uit de eerder aangehaalde Structuurvisie Assen 2030 en de Structuurvisie FlorijnAs.

Met deze nota wordt ingespeeld op de gewijzigde economische omstandigheden die hebben geleid tot een lagere groei van het aantal nieuwe woningen en een behoorlijke leegstand op bedrijventerreinen en in de binnenstad. Ook biedt de nota een kader om snel en flexibel te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen. De uitkomsten van onderzoek naar de toekomstige (regionale) behoefte aan woningen, bedrijfshuisvesting en toerisme en recreatie zijn voor deze nota vertaald in keuzes voor gebiedsontwikkelingen. Daarbij zijn ook verbanden tussen deze ontwikkelingen in kaart gebracht en wordt getoond hoe ontwikkelingen elkaar kunnen versterken.

De rol van de gemeente is in deze strategie minder sturend en vooral gericht op het bij elkaar brengen van partijen en het faciliteren van kansrijke initiatieven en geen actieve rol bij bijvoorbeeld aankoop van gronden of vooraf (her)inrichten van de openbare ruimte.

De nota is een tussenstap naar een nieuwe Omgevingsvisie op grond van de Omgevingswet. Met deze stap worden de bestaande plannen en besluiten tegen het licht gehouden en aangepast waar dit nodig is. nodig aan. De gemaakte keuzes worden vastgelegd in aangepaste projectopdrachten. De afgewogen keuzes uit de Strategienota worden vervolgens in de Omgevingsvisie opgenomen.

3.4.4 Visie Mobiliteit

De gemeenteraad heeft in 2017 de Visie Mobiliteit vastgesteld. Hiermee geeft zij een kader voor beleid en investeringen in mobiliteit. Daarnaast wordt met deze visie een basis gegeven voor de nieuw op te stellen omgevingsvisie voor Assen. Met een goede bereikbaarheid wil de gemeente de economie stimuleren en met meer veiligheid een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal ongevallen.

Voor het beïnvloeden van mobiliteit wordt ingezet op drie instrumenten. Het gaat om aanpassingen in de infrastructuur, gedragsverandering en het benutten van nieuwe technologie. Bij de meeste maatregelen is een combinatie van deze instrumenten van toepassing.

In de visie heeft de gemeente verschillende opgaven geformuleerd, namelijk:

  • 1. Stimuleren duurzaam en veilig verkeer.
  • 2. Innovatie en innovatieve technieken.
  • 3. Veiligheid en kwaliteit van de infrastructuur.
  • 4. Flexibel inspelen op nieuwe ontwikkelingen.

Binnen deze opgaven zijn verschillende maatregelen opgenomen. Deze hebben voor het plangebied een directe en/of indirecte doorwerking. Voor het plangebied is bijvoorbeeld het aanbieden van voldoende elektrische laadpalen en waterstofvulpunten om het gebruik van schone voertuigen mogelijk te maken een maatregel die van toepassing is (bij opgave 1). Maar bijvoorbeeld ook het optreden van de gemeente als launching customer in waardevolle innovatieve projecten die bijdragen aan een verbetering van de mobiliteit of de maatschappelijke doelstellingen (bij opgave 2). Met de realisatie van de Energy Hub wordt direct ingespeeld op deze beleidsopgaven. Maar ook bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein spelen de opgaven een rol. Een voorbeeld daarvan is een goed beheer en onderhoud van gemeentelijke infrastructuur en voorzieningen, wat bijdraagt aan verkeersveiligheid en een goede uitstraling (bij opgave 3). 

3.4.5 Beleidsvisie Omgevingsveiligheid Gemeente Assen 2017

Deze in november 2017 vastgestelde beleidsvisie beschrijft de gemeentelijke ambitie in relatie tot veiligheidsrisico's bij ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Daarbij zijn gebiedsgerichte ambitieniveaus gekozen. Drie gebieden worden onderscheiden: woonwijken, buitengebied en bedrijventerreinen. Het onderhavige plangebied valt binnen 'bedrijventerreinen'. Assen kiest voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Bevolkingsdichtheden zijn vaak minder groot en de verblijfstijden in vergelijking met woonwijken korter. Per gebied zijn de ambities vertaald in randvoorwaarden met betrekking tot plaatsgebonden risico en groepsrisico. De ambitie van de gemeente met betrekking tot (het uitbannen van) deze risico's, is opgenomen in de volgende tabel. Welke uitwerking dit heeft op dit plangebied is opgenomen in paragraaf 4.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0013.jpg"

Tabel ambities veiligheidsbeleid Assen

3.4.6 Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca

Horeca zoveel mogelijk concentreren in de binnenstad is een uitgangspunt waar de Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca naar streeft, echter dit houdt geen absoluut verbod in op het vestigen van horecamogelijkheden buiten de binnenstad. De termen “uitgangspunt” en “zoveel mogelijk” bieden een afwegingsruimte om gemotiveerd af te wijken van dit uitgangspunt. Daarnaast biedt de visie zelf een uitzondering op dit uitgangspunt. Ook in het horecabeleid staat dat “buiten de horecaconcentratiegebieden wordt vestiging van horecabedrijven zoveel mogelijk tegengaan. Een uitzondering hierop zijn de bijzondere plekken en bijzondere gebouwen. Hier is onder voorwaarden de vestiging van een solitair functionerend horecabedrijf mogelijk, bijvoorbeeld uit oogpunt van bereikbaarheid of sfeer.”

De Ontwikkelingsvisie kent geen definitie van de begrippen 'bijzondere plek' en 'bijzonder gebouw'. Het is daarom aan het college (als uitvoerend orgaan) om aan de hand van feiten en omstandigheden van een concreet geval te bepalen of sprake is van een bijzondere plek en/of een bijzonder gebouw. In het plangebied is sprake van een bijzondere plek in de zin van de Ontwikkelingsvisie. De locatie van de Energy Hub ligt immers op een zichtlocatie nabij de A28. Daarnaast is de Entreezone het eerste deel van het Werklandschap Assen-Zuid dat zichtbaar is wanneer het verkeer vanaf de op- en afrit van de snelweg A28 het gebied benadert.

3.4.7 Archeologische beleidsadvieskaart

Voor de gemeente Assen is de archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. De kern van het beleid is een beantwoording van de vragen: waar, wanneer en hoe archeologische resten beschermd of onderzocht moeten worden. Het gemeentelijk beleid richt zich primair op behoud in situ (in de bodem) van waardevolle archeologische vindplaatsen. Bij ruimtelijke ingrepen met een groot maatschappelijk belang en als er geen alternatieven zijn om de vindplaats te behouden, moeten de archeologische waarden worden opgegraven (behoud ex situ). De archeologische beleidsadvieskaart wordt opgenomen in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Hiermee is het bestemmingsplan het centrale juridische beleidsinstrument in het nieuwe archeologiebestel.

De archeologische beleidsadvieskaart is het instrument om in het geval van ruimtelijke ingrepen te bekijken of er archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat een vergunning kan worden afgegeven. Het voorgestelde beleid (vrijstellingsgrenzen en randvoorwaarden) zelf is in de toelichting op de beleidsadvieskaart uitgewerkt. In de volgende afbeelding staat een uitsnede van de beleidsadvieskaart voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0018.jpg"

Fragment archeologische beleidsadvieskaart

Uit het beleid bij de beleidsadvieskaart blijkt dat het oostelijke deel van het plangebied is aangewezen met een hoge of middelhoge verwachting (oranje). Hieraan is een onderzoeksnoodzaak gebonden bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld. Deze omvangseis geldt ook voor het gebied dat een hoge of middelhoge verwachting (beekdal) heeft. In het westelijk deel van het plangebied heeft een deel een lage verwachting (gele kleur), een onderzoek is daar niet noodzakelijk. Tot slot is in het plangebied een depressie/laagte aanwezig, waarvoor ook een onderzoeksnoodzaak is aangegeven. Op het aspect archeologie wordt in paragraaf 4.7 dieper ingegaan.

3.4.8 Welstands- en reclamenota 2012

In de nota, vastgesteld in 2012, is het welstandsbeleid van de gemeente uitgewerkt. Daarbij is in eerste instantie sprake van algemeen welstandsbeleid, maar ook is het per gebiedstype verder uitgewerkt. Naast de gebiedstypen zijn in de nota ook (her)ontwikkelingsgebieden opgenomen, waaronder het Bedrijventerrein Assen-Zuid. In de welstandsnota is al aangegeven dat hiervoor een eigen beeldkwaliteitplan geldt, hierover staat in paragraaf 3.4.9 meer aangegeven.

Specifiek zijn ook criteria voor reclame in deze nota opgenomen. Deze reclamecriteria zijn gebaseerd op het beleid dat de gemeente hiervoor in de nota beschrijft. Bij dit beleid worden vijf gebieden onderscheiden, namelijk binnenstad, winkelcentra, bedrijventerreinen, sportterreinen en overig. Na realisatie van de entreezone van het Werklandschap Assen-Zuid zijn de criteria van 'bedrijventerreinen' hier van toepassing. In de reclamecriteria is een onderscheid gemaakt tussen vrijstaande reclame-uitingen en reclame-uitingen aan de gevel. Voor beide zijn criteria opgenomen die over de plaatsing en de maatvoering van de reclame-uitingen bij bedrijven (op de bedrijfsgebouwen of -kavels) gaan. Deze geven echter geen uitgangspunten voor de regeling binnen de bestemming "Bedrijventerrein". De reclame-uitingen zijn qua maatvoering en plaatsing mogelijk binnen de bouwregels van die bestemming.

3.4.9 Beeldkwaliteitplan Werklandschap Assen-Zuid

Het beeldkwaliteitplan voor Assen-Zuid (2011) is een document, waarin integraal voor het hele plangebied de kwaliteit van de openbare ruimte en de gebouwen wordt geregeld. Hierin worden de uitgangspunten voor de openbare ruimte vastgelegd en wordt een richtinggevend kader aangegeven voor de beeldkwaliteit van de op te richten bebouwing. Dit beeldkwaliteitplan is als wijziging van de Welstands- en reclamenota 2012 vastgesteld en daarmee het nieuwe welstandsbeleid voor het Werklandschap.

In het beeldkwaliteitplan wordt voor het plangebied van dit bestemmingsplan aangegeven dat sprake is van 2 regimes, namelijk beeldkwaliteit 'hoog' voor het westelijk deel en beeldkwaliteit 'middel' voor het oostelijk deel. De beleidsuitgangspunten hierbij zijn als volgt:

  • Middel: Afstemming in de bouwmassa's en aandacht voor de naar de weggekeerde zijde van de bebouwing vormen de belangrijkste punten.
  • Hoog: Massa, situering, presentatie, materialisatie, dakvormen en de overgang tussen privé en openbaar zijn onderhevig aan eisen en richtlijnen. Daarmee wordt in deze gebieden sterk op kwaliteit gestuurd.

Het beeldkwaliteitplan is voor de verschillende (deel)gebieden verder uitgewerkt. Zoals eerder aangegeven gaat het daarbij voor het plangebied om het deelgebied de Rietlanden 1 en De Velden 2 (zie paragraaf 2.2). De uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan krijgen zo veel mogelijk een directe doorwerking in de regeling van dit bestemmingsplan.

In aanvulling op het hierboven genoemde beeldkwaliteitplan is in juli 2018 een beeldkwaliteitplan opgesteld voor de Entreezone Werklandschap Assen-Zuid. Dit plan is als bijlage 1 opgenomen. Het stedenbouwkundig ontwerp van het groene werklandschap (2011) geldt als plankader voor de beeldkwaliteit van 'Entreezone Assen-Zuid'. In het beeldkwaliteitsplan uit 2018 is de beeldkwaliteit voor dit gebied geactualiseerd.

Het ruimtelijk concept voor de inrichting van het Werklandschap komt voort uit het nu aanwezige landschap met haar specifieke waarden. In dit deelgebied worden vier verschillende typologieën ingezet: de Rietlanden (1), de Velden (2), de centrale ontsluitingsweg (3) en het lint (4). In het beeldkwaliteitplan worden ze nader toegelicht en wordt benadrukt wat relevant is op het vlak van de beeldkwaliteit. In het Werklandschap Assen-Zuid wordt ruimte gemaakt voor gemengde bedrijvigheid. Om deze bedrijven een goede plek te geven in het landschap met daarbij ook een goede en duurzame uitstraling naar buiten toe, wordt een landschappelijk raamwerk gemaakt waarbinnen de bedrijven ontwikkeld worden. Dit landschappelijk raamwerk wordt stevig aangezet om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. Voor het landschappelijk raamwerk worden bestaande landschappelijke structuren zoveel mogelijk ingepast en aangevuld met nieuwe landschapselementen. Het raamwerk wordt dus enerzijds gevormd door bestaande groenstructuren en anderzijds door nieuwe groen elementen.

Het beeldkwaliteitplan Assen-Zuid 'Entreezone Assen-Zuid' is het kader voor welstand bij de toetsing van bouwaanvragen. Voor iedere fase van ontwikkeling van Assen-Zuid zal in de toekomst op gelijke wijze een beeldkwaliteitplan worden opgesteld/aangepast en worden vastgesteld als welstandskader.

3.4.10 Gemeentelijk waterplan

In het Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2013 - 2018 (GWRP) wordt het beleid uit de eerdere water- en rioleringsplannen op de ingeslagen weg voortgezet, versterkt en verbreed. Het beleid is gericht op behoud en verbetering van een gezonde, veilige en duurzame leef- en werkomgeving voor de lange termijn (2030). De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn: opvangen klimaatverandering, bekostiging van de toename van renovatie en vervanging, sdffh, vergroten van duurzaamheid en samenwerking in de afvalwaterketen.

De missie van de gemeente Assen hierbij is “Schoon, heel, veilig en duurzaam riolering en watersysteem tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten”.

De uitvoering van dit beleid voor dit plangebied vindt plaats in overleg met het waterschap door middel van het uitvoeren van de wettelijk verplichte watertoets die in paragraaf 4.1 is opgenomen.

3.4.11 Verwerking in het bestemmingsplan

De beleidsuitgangspunten vanuit het gemeentelijk beleid hebben vooral een doorwerking gekregen in de toekomstige inrichting van het Werklandschap algemeen en de entreezone specifiek. Dit is beschreven in paragraaf 2.2 en 2.3. Voor archeologie is een nadere motivering opgenomen in paragraaf 4.7. Wanneer nodig wordt voor dit aspect een specifieke regeling in dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Bij het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Op 5 maart 2018 is bij het waterschap Hunze en Aa's een watertoets ingediend. Deze watertoets is als bijlage 5 opgenomen. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de fysieke omgeving, beschreven. In dit hoofdstuk komen onder meer water, bedrijven en milieuzonering, ecologie, archeologie en externe veiligheid, aan bod.

4.1 Water

Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke ordeningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aangegeven hoe de betrokken partijen (initiatiefnemer, waterbeheerder en planbeoordelaar) tot een betere samenwerking kunnen komen. Met de watertoets kunnen waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig in de ruimtelijke planvorming worden betrokken. Daarbij gaat het onder meer om veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, volksgezondheid, bodemdaling en betreffen alle wateren in Nederland. De watertoets is een procesinstrument waarmee alle belangen ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten kunnen worden afgewogen.

Het plangebied Entreezone valt geheel binnen het beheergebied van het Waterschap Hunze en Aa's. Het huidige bestemmingsplan Werklandschap Assen Zuid, waar onderhavig plangebied een deelgebied van is, is in 2011 voorgelegd aan het waterschap en waterleidingbedrijf. Voor het plangebied van het bestemmingsplan Entreezone wordt het plan op onderdelen (o.m. snelweg gerelateerde horeca en reclamemast) anders dan het oorspronkelijke bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid. Het plan is daarom opnieuw via www.dewatertoets.nl voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's en Waterbedrijf Groningen. Ook heeft de gemeente Assen hierover overleg gehad met het waterschap Hunze en Aa's en het Waterbedrijf Groningen. Dit overleg heeft geleid tot de in dit bestemmingsplan opgenomen waterparagraaf.

4.1.1 Waterkwaliteit

Ter hoogte van Glimmen (ten zuiden van Groningen) wordt drinkwater gewonnen uit het oppervlaktewater van de Drentsche Aa door Waterbedrijf Groningen. De Drentsche Aa, inclusief Witterdiep en Anreperdiep, heeft binnen de Kaderrichtlijn Water (KRW) een aparte status omdat het 'water voor menselijke consumptie' betreft. De KRW stelt dat drinkwater met een 'eenvoudige zuivering' bereid moet kunnen worden (art. 7). In de KRW, Drinkwaterwet en Omgevingswet staat dat overheden zorg dragen voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. In dit geval zal dat zijn: zorgdragen dat de Drentsche Aa als bron geschikt blijft voor de drinkwaterbereiding (zorgplicht). Dit betekent strengere normen. Deze zijn vastgelegd in de 'BKMW tabellen' (Besluit kwaliteitseisen monitoring water) voor water voor menselijke consumptie.

Bovengenoemde status van Witterdiep/Anreperdiep als bovenloop van de Drentsche Aa is van belang voor de ontwikkeling van Werklandschap Assen-Zuid. Kort samengevat komt het er op neer dat de ontwikkeling van Werklandschap Assen-Zuid niet mag leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit (en waterkwantiteit) in Witterdiep/Anreperdiep (zorgplicht).

4.1.2 Huidige situatie Werklandschap Assen Zuid

Waterhuishouding

Voor het gehele Werklandschap Assen Zuid (WAZ) geldt waterhuishoudkundig het volgende:

  • Het valt geheel binnen het beheergebied van het Waterschap Hunze en Aa's.
  • De afwatering verloopt via sloten en hoofdwatergangen naar het Witter-/Anreperdiep, als hoofd-afwateringstructuur.
  • Er is geen verbinding met het oppervlaktewaterstelsel van natuurgebied Geelbroek, het beekdal ten oosten van de spoorlijn Groningen-Zwolle.
  • In WAZ varieert het maaiveld tussen de 12,50 m+NAP (oranje) en 10,00 m+NAP (donkerblauw) (zie onderstaande figuur voor de hoogtekaart (AHN2) van het WAZ en de directe omgeving). Het laagste deel, behorend tot het beekdal van het Witterdiep, ligt aan de noordwestzijde van het WAZ (direct naast knooppunt N33/A28). Het beekdal van het Witterdiep, tussen de A28 en het TT-circuit, is duidelijk herkenbaar op de kaart. Zo ook het hogere deel in het WAZ, de “kop”, tussen het beekdal van het Witterdiep en het direct oostelijk van het plangebied gelegen Geelbroek.
  • De “kop” in WAZ dient als waterscheiding hetgeen betekent dat het deel ten noordwesten van de “kop” in het noordwesten, via duikers in het knooppunt A28/N33, afwatert naar het Witter-/Anreeperdiep (peil 8,55+NAP). Het deel ten zuiden en zuidwesten van de “kop” watert via een hoofdwatergang en duiker onder de A28 in westelijke richting af naar het Witterdiep (zomerpeil 10,15+NAP en winterpeil 9,85+NAP). Het deel ten noordoosten van de “kop” watert via een duiker onder de N33 in noordelijke richting af naar het Anreeperdiep (peil 8,45+NAP). Daarmee komt al het water terecht in (de bovenloop van) de Drentsche Aa (zie onderstaande figuur voor uitsnede uit de legger van het waterschap).
  • Het gebied kent vrije afstroming (geen gemalen/polders). Het waterpeil wordt niet zozeer bepaald door het (zomer- en winter)peil in het corresponderende peilvak van het Witter-/ Anreeperdiep, maar eerder door de hoogteligging van de afvoerende duikers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0019.jpg"

Uitsnede Entreezone WAZ uit AHN2

Bodemopbouw en grondwater

Voor het WAZ geldt qua bodemopbouw en grondwater het volgende:

  • kenmerkend voor het WAZ en de directe omgeving is de ondiep in de bodem aanwezige slecht doorlatende keileemlaag (formatie van Drenthe). De verticale doorlatendheid van deze keileemlaag bedraagt 0,01 tot 0,005 m/dag en de hydraulische weerstand 100 tot 1.000 dagen (TNO Geologische Dienst van Nederland, rapportnr. TNO 2013 R10107, d.d. 6 mei 2013). Op deze leem is veelal een dunne deklaag aanwezig van 0,5-1,5 meter dik bestande uit dekzand (formatie van Boxtel) of veenafzettingen (holoceen). Dit pakket heeft een geringe berging. Onder de keileem wordt zand aangetroffen uit de Formatie van Peelo. Onder deze zandlaag, op een diepte van circa 10 à 15 meter beneden maaiveld, ligt een slecht doorlatende laag uit eveneens de Formatie van Peelo (potklei) met een dikte van circa 10 tot 30 meter. In het beekdal van het Witterdiep/Anreeperdiep, ten noorden van N33 en ten westen van A28, is door de erosie van de beek de keileem verdwenen;
  • Medusa Explorations BV heeft in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan naar de exacte diepteligging en dikte van de leemlaag en naar de diepteligging van de potkleilaag. Dit is gebeurd aan de hand van boorprofielen en met behulp van een grondradar. Zoals aangegeven in het rapport van Medusa is de betrouwbaarheid van de diepte en dikte sterk afhankelijk van de meetdichtheid. Voor het bepalen van de keileemdiepte en -dikte zijn in het deel ten westen van de Graswijk voldoende metingen uitgevoerd om een goed beeld te kunnen geven. Uit het onderzoek blijkt dat, behalve in de noordwestelijk top van het WAZ, keileem onder praktisch het gehele plangebied voorkomt. De dikte van de leemlaag varieert tussen 1 en 3 meter met lokaal enkele uitschieters tot 4 meter. In het noordwestelijk deel (stroomdal Witterdiep ter hoogte van knooppunt) is de leem vermoedelijk weg geërodeerd en wordt de potklei als eerste stagnerende laag aangetroffen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0020.jpg"

Uitsnede Entreezone WAZ uit leggerkaart Hunze en Aa's (met hoofdwatergangen (blauw), schouwsloten (rood), bermsloten (groen) en stromingsrichtingen (pijltjes))

  • ter plaatse van het WAZ is, behalve langs de (hoofd)watergangen, sprake van wegzijging. Waarbij in praktijk het regenwater vooral over de leemlaag zal afstromen naar de dichtstbijzijnde (hoofd)watergangen of gaten in de leemlaag;
  • door een aanwezige spoorsloot is er geen grondwaterstromingscomponent boven de keileem vanuit het WAZ naar het oostelijk gelegen Geelbroek. Een ecohydrologische relatie tussen WAZ en Geelbroek is er daarmee ook niet. Op basis van de bodemopbouw en de aanwezige bermsloten van de A28 is er in de huidige situatie ook geen ecohydrologische relatie tussen het WAZ en het Witterdiep aanwezig;
  • in het WAZ is eind 2010 gestart met de inrichting van een grondwatermeetnet op basis van een door Tauw voorgestelde meetnetinrichting (N001-4735391EEB-afr-V01, d.d. 13 augustus 2010). De peilbuizen hebben veelal filters onder en boven de leemlaag. De peilbuizen zijn deels gemonitord met behulp van handpeilingen door de gemeente Assen en deels met behulp van meetH2O-sensoren. Verslaglegging van de resultaten heeft plaatsgevonden in februari 2015 (Tauw-rapport N001-1226766EEB-rrt-V01). Uit de metingen volgt dat de gemiddelde grondwaterstand in het noordwestelijke deel van het plangebied circa 0,8 m -mv bedroeg. De laagste grondwaterstand in dit gebied bedroeg circa 1,7 m -mv. Op een aantal plekken is er een grondwaterstand aan maaiveld gemeten. Opvallend is dat de nattere gebieden niet uitsluitend beperkt zijn tot de laagste delen. De aanwezige leemlaag zal hier niet vreemd aan zijn. Verder blijkt dat de grondwaterstand boven de leemlaag gemiddeld enkele centimeters tot een aantal decimeters hoger ligt dan de grondwaterstand (stijghoogte) onder deze laag. Dit betekent een netto infiltratie (wegzijging) vanuit het pakket boven de leemlaag naar het pakket eronder. Verder betekent dit dat de keileemlaag daadwerkelijk zorgt voor een laagscheiding en dat de fluctuaties van de grondwaterstand boven de keileemlaag groter zijn dan die onder de keileemlaag. Infiltrerend hemelwater stagneert door de keileemlaag waardoor na een neerslaggebeurtenis de grondwaterstand snel kan stijgen en er pieken optreden in de grondwaterstanden.

Waterkwaliteit

Het huidige/voormalige landgebruik in het WAZ bestaat uit grasland, akkerbouw, boerderijen, bosjes, bewoning en een tuincentrum. Het van de aanwezige bebouwing vrijkomende huishoudelijk afvalwater (grijs en zwart) wordt via een drukriool onder de Graswijk (bemalingsgebied 79) verpompt naar uiteindelijk de afvalwaterzuiveringsinstallatie op het Stadsbedrijvenpark in Assen. Het regenwater van de daken en bestrating wordt, voor zover het niet direct of indirect (via de bodem) is aangesloten op sloten, afgevoerd via het drukriool naar de zuivering.

Het regenwater afkomstig van de weilanden, akkers en van het tuincentrum zal in de huidige/voormalige situatie direct of indirect in het slotenstelsel terecht komen en via het slotenstelsel in het Witter-/Anreeperdiep. Gezien dit huidige/voormalige landgebruik mag ervan uitgegaan worden dat het huidige/voormalige uit het WAZ afstromende water landbouwkwaliteit heeft/had, dat wil zeggen in ieder geval meststoffen als fosfaat en nitraat en bestrijdingsmiddelen bevat(te). Voor zover bekend is vanuit het waterschap in het verleden nooit onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het oppervlaktewater vanuit dit plangebied.

4.1.3 Toekomstige situatie Werklandschap Assen Zuid

Waterhuishouding, waterberging, waterkwaliteit en grondwater

In het ontwerp van het WAZ zijn de volgende grondslagen aan de orde:

  • aanleg van een gescheiden regenwater- en vuilwaterrioleringsstelsel;
  • het oppervlaktewaterstelsel maakt onderdeel uit van het regenwaterstelsel;
  • het regenwater afkomstig van de daken van nieuwe bebouwing wordt rechtstreeks aangesloten op het nieuwe regenwaterstelsel (sloot of regenwaterriool);
  • het regenwater afkomstig van bestrating (openbaar en particulier) wordt via een bodempassage aangesloten op het regenwaterstelsel. Onder een bodempassage wordt ook een berm verstaan. Indien dit niet mogelijk is en het afstromend water verontreinigd is, zullen andere zuiveringsstappen aan de orde zijn dan wel directe aansluiting op het vuilwaterriool;
  • vuilwater (grijs en zwart) van bedrijven en woonhuizen wordt aangesloten op de nieuwe vuilwaterriolering;
  • proceswater van nieuwe bedrijven wordt direct of via de benodigde zuiveringsstappen (omgevingsvergunning) aangesloten op de vuilwaterriolering;
  • de afvoer van regenwater uit het gebied via het oppervlaktewaterstelsel mag niet toenemen ten opzichte van de oude situatie;
  • het benodigde bergingsoppervlak als gevolg van de toename van verharding zal volledig in het openbaar gebied in het Werklandschap gerealiseerd worden. Toekomstige bedrijven in het Werklandschap worden daarmee ontzorgd;
  • er moet voor voldoende drooglegging gezorgd worden voor de nieuwe infrastructuur en bebouwing (aanleg noodzakelijke drainage dan wel ophoging maaiveld);
  • de rietlanden, de vijvers met riet langs de A28, spelen niet alleen een rol in de benodigde waterberging van het Werklandschap, maar ook in de nazuivering van het regenwater;
  • ten behoeve van calamiteiten (bijvoorbeeld branden) dient in het regenwaterstelsel, bijvoorbeeld in de afvoer van elke vijver in het gebied, een afsluitvoorziening worden aangebracht;
  • langs de schouwsloten en hoofdwatergangen in het gebied dient ruimte aanwezig te blijven dan wel gereserveerd te worden voor onderhoud van deze watergangen (3 meter voor schouwsloten en 5 meter voor hoofdwatergangen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0021.jpg"

Uitsnede Entreezone WAZ uit schetsontwerp WAZ

4.1.4 Huidige situatie Entreezone Werklandschap Assen Zuid

Voor wat betreft de waterhuishouding, bodemopbouw en waterkwaliteit zijn uit bovenstaande verhaal inzake de gehele WAZ de volgende items te destilleren die van essentieel belang zijn voor de Entreezone:

  • de Entreezone ligt ten zuidwesten van eerder genoemde “kop” in het WAZ en watert via een hoofdwatergang en duiker onder de A28 in westelijke richting af naar het Witterdiep (zomerpeil 10,15+NAP en winterpeil 9,85 +NAP);
  • enkele jaren geleden is de Burgemeester Masmanweg aangelegd direct ten zuiden van de toekomstige Entreezone. Op dit moment (en in de toekomstige situatie) watert de Entreezone via een duiker onder deze Masmanweg door naar bovengenoemde hoofdwatergang af;
  • de Entreezone kent vrije afstroming in zuidwestelijke richting. Het waterpeil wordt niet bepaald door het zomer- en winterpeil in het corresponderende peilvak van het Witterdiep, maar door de hoogteligging van de afvoerende duikers;
  • onder een 0,5-1,5 meter dikke laag dekzand van de formatie van Boxtel bevindt zich een 1-3 meter dikke slecht doorlatende leemlaag van de formatie van Drenthe en vervolgens weer een zandlaag van de formatie van Peelo;
  • het stijghoogteverschil tussen het grondwater boven en onder de leemlaag laat zien dat sprake is van wegzijging in de Entreezone. Echter de slechte doorlatendheid van dezelfde leemlaag zorgt ervoor dat deze wegzijging in de praktijk niet tot nauwelijks plaatsvindt en dat bij neerslaggebeurtenissen de grondwaterstand snel kan stijgen tot aan het maaiveld. Vervolgens zal dit regenwater veelal over de leemlaag afstromen naar de dichtstbijzijnde watergang;
  • gezien het huidige/voormalige landgebruik in de Entreezone mag ervan uitgegaan worden dat het afstromende water landbouwkwaliteit heeft/had, dat wil zeggen in ieder geval meststoffen als fosfaat en nitraat en bestrijdingsmiddelen bevat(te).

4.1.5 Toekomstige situatie Entreezone Werklandschap Assen Zuid

De Entreezone WAZ heeft een oppervlakte van circa 13 hectare en faciliteert de vestiging van een Energy Hub en bedrijven op het gebied van transport en logistiek. Een Energy Hub is een tankstation waar naast traditionele brandstoffen allerlei vormen van duurzame energie kunnen worden afgenomen. Bij het tankstation komen voorzieningen voor truckparking (23 vrachtwagens) en is er ruimte voor snelweghoreca.


Waterhuishouding

  • De Entreezone watert ook in de toekomstige situatie af via de nieuwe duiker onder de Burgemeester Masmanweg (rond 800 mm) naar de bestaande hoofdwatergang ten zuiden van deze weg. Genoemde hoofdwatergang watert via een bestaande duiker onder de A28 en via het oefenterrein van Defensie in westelijke richting af naar het Witterdiep (zomerpeil 10,15+NAP en winterpeil 9,85+NAP). Voor de duiker onder de afslag bevindt zich een stuwput met een drempelhoogte van 10,40+NAP, die het waterpeil in de Entreezone op een vast peil van 10,40+NAP houdt. Voor genoemde stuwput komt een schuif voor de instroombak, die in geval van calamiteiten (vervuilingen) in het oppervlaktewater van de Entreezone eenvoudig en snel gesloten kan worden.
  • De schouwsloot aan de oostzijde van de Graswijk watert via een duiker onder de Graswijk (rond 500 mm) via de Entreezone af. Aan de zijde van de Entreezone wordt voor deze duiker geen afsluitbare schuif geplaatst omdat bij eventuele calamiteiten, gezien de hoogteligging van de bodem van deze schouwsloot (circa 11 m+NAP) en het waterpeil in de Entreezone (10,40+NAP), de kans op vervuiling van deze sloot zeer gering is. Tevens staat deze sloot niet in verbinding met de watergangen in het achterliggende gebied (zie legger).
  • Het westelijk deel van de Entreezone (ten westen van nieuwe ontsluitingsweg) wordt aan de westzijde (langs de A28) voorzien van een brede watergang met een breedte van insteek tot insteek van 26 tot 31 meter en een bodemhoogte van 9,20+NAP. Aan de oostzijde heeft deze watergang een plasberm van 5 meter breed met riet en andere oeverplanten. Vanaf insteek tot plasberm is het talud 1:2 en van plasberm tot bodem van de watergang eveneens. De oever aan de westzijde heeft een talud van 1:5. Aan de zuidzijde gaat deze brede watergang over in een vijver met eveneens bovengenoemde kenmerken. Aan de zuidoostzijde is sprake van een (bestaande) sloot met een breedte van circa 5 meter (van insteek tot insteek), een bodemdiepte van 9,20+NAP en aan weerszijden een talud van 1:2. Langs bovengenoemde watergang komt aan weerszijden tussen de kavelgrens en insteek een onderhoudsstrook van 4 meter breed.
  • Aan de noordzijde van het westelijk deel van de Entreezone komt tussen de private kavelgrens van de Energy Hub en de bestaande gemeentelijke houtwal eerst een schouwpad van 4 meter breed en vervolgens een bodempassage met een breedte variërend tussen 16,60 en 21,90 meter van insteek tot insteek. De taluds aan weerszijden zijn 1:2. Deze bodempassage heeft een bodemhoogte van 10,40+NAP en een overstortdrempel van 10.60+NAP.
  • Aan de zuidzijde van het oostelijk deel van de Entreezone bevindt zich nu al een sloot met een breedte van circa 5 meter, een bodemdiepte van 9,20+NAP en aan weerszijden een talud van 1:2. Langs deze watergang komt aan de noordzijde, tussen de kavelgrens en insteek van de sloot, een onderhoudsstrook van 4 meter breed. Betreffende sloot wordt nog verbreed naar de westzijde tot een vijver.
  • Aan weerszijden van de nieuwe ontsluitingsweg wordt voor de afwatering van deze weg en fietspad een droogvallende greppel gegraven, die aangesloten worden op de toekomstige regenwaterriolering dan wel dichtstbijzijnde sloten.


Waterkwaliteit

  • Grijs en zwart water

Het grijs en zwart water van de nieuwe bedrijven en snelweghoreca zal via het vuilwatersysteem op perceelniveau en de "huisaansluitingen" aangesloten worden op het nieuwe gemeentelijke vuilwaterriool (DWA) ter plaatse van de nieuwe ontsluitingsweg en uiteindelijk afgevoerd worden naar de RWZI op het Stadsbedrijvenpark.

  • Proceswater

Het vrijkomende proceswater van bedrijven zal via de door het Activiteitenbesluit vereiste voorwaarden gezuiverd worden en vervolgens op het vuilwaterriool worden geloosd. Voor de Energy Hub betekent dat het regenwater dat valt op de vloeistofdichte bestrating rond de traditionele brandstofaflevering via een benzine-/olieafscheider afwatert op het particuliere vuilwatersysteem en vervolgens op het gemeentelijke DWA-systeem. Ook het regenwater van toekomstige laad- en losdoks van transportbedrijven zal op de vuilwaterriolering worden gepompt.

  • Dakwater

Regenwaterafvoer vanaf (bedrijfs)daken kan rechtstreeks op het oppervlaktewater afgevoerd worden of, wanneer dat niet in de directe omgeving aanwezig is, op de regenwaterriolering. De RWA staat weer in verbinding met het oppervlakte watersysteem. In het bijbehorende beeldkwaliteitsplan is een zinsnede opgenomen dat uitlogende materialen niet toegepast mogen worden op het bedrijfsterrein.

  • Regenwater bestrating

Het regenwater afkomstig van de bestrating van truckparking (23 vrachtwagens) bij de Energy Hub wordt aangesloten op het vuilwatersysteem.


Het regenwater van de overige bestrating rond het tankstation en snelweghoreca wordt via een regenwatersysteem op perceelsniveau en de "huisaansluiting" aangesloten op het nieuwe gemeentelijke regenwaterriool. Dit laatste voert parallel aan de nieuwe ontsluitingsweg naar het noorden af naar de nieuw aan te leggen bodempassage met andere woorden dit regenwater wordt gezuiverd in de bodempassage.


Het regenwater afkomstig van de bestrating rond de overige (twee logistieke) bedrijven in de Entreezone zal eveneens aangesloten worden op de gemeentelijke regenwaterriolering en via daar afgevoerd worden naar de bodempassage. Een andere optie is dat deze bestrating afwatert naar de perceelranden (veelal schouwpaden) daar infiltreert in de bodem (eveneens vorm van bodempassage) en vervolgens in het oppervlaktewatersysteem komt.


Het regenwater van de ontsluitingsweg en bijbehorende fiets-/voetpad gaat via de berm naar de droogvallende bermsloten. In de sloten zal het deels infiltreren in de bodem en deels worden afgevoerd naar eerdergenoemde regenwaterriolering en vervolgens de nieuwe bodempassage.

  • Nazuivering door waterbergingsvijver

Uiteindelijk zal al het regenwater van bestrating (indirect via bodempassage) en van daken (direct) in de waterbergingsvijver komen. Mochten er nog restverontreinigingen in het lozingswater zitten dan zullen deze in de vijver neerslaan dan wel gezuiverd worden door de oeverplanten in de plasberm dan wel waterplanten in de vijver.

  • Onkruidbestrijdingsmiddelen op bestrating en in groen

De gemeente Assen maakt sinds circa 2000, ruim voordat het wettelijk niet meer is toegestaan, al geen gebruik meer van onkruidbestrijdingsmiddelen op bestrating en onverhard oppervlak. Recentelijk is het wettelijk bedrijven ook niet meer toegestaan om bestrijdingsmiddelen op bestrating of in het groen toe te passen.


De gemeente Assen is voornemens met de nieuwe bedrijven in gesprek te gaan over bovengenoemde items om hen daarmee bewust te maken van het belang van een goede waterkwaliteit van het oppervlakte water. Dit kan direct maar ook indirect (via Parkmanagement). Inzake de Energy Hub is dat al gebeurd.

Bodemopbouw en grondwater

Gemeente Assen hanteert voor bebouwing een minimale ontwatering van 0,90 m- mv en voor infrastructuur een minimale ontwatering van 1,10 m- mv. De gemeente Assen zal op voorhand met de nieuwe bedrijven in gesprek gaan om hen bewust te maken van de ondiep aanwezige leemlaag en het belang van een goede ontwatering door middel van drainage. Drainagewater kan aangesloten worden op de dichtstbijzijnde watergang dan wel regenwaterriolering.


Waterberging

De Entreezone heeft de volgende kentallen:

Huidige situatie:

  • Oppervlakte gehele plangebied: 132.823 m2 (13,28 hectare).
  • Oppervlakte verharding (particulier en openbaar): 0 m2.
  • Totale lengte sloten, die gedempt gaan worden: 800 m.
  • Totale berging sloten, die gedempt gaan worden: 1.200 m3 (uitgaande van 1,5 m3/m).


Toekomstige situatie:

  • Oppervlakte gehele plangebied: 132.823 m2 (13,28 hectare).
  • Oppervlakte openbare verharding (wegen, voetpaden, fietspaden): 6.421 m2.
  • Oppervlakte particuliere verharding (daken plus bestrating; 100% verharding): 73.646 m2.
  • Oppervlakte totale verharding (particulier plus openbaar): 80.067 m2.
  • Oppervlakte water en groen (openbaar terrein): 52.756 m2.
  • Oppervlakte water (op waterlijn (peil 10,40+NAP): 20.825 m2 (= inclusief bodempassage).


Berekening toekomstige berging:

Uitgaande van een wateroppervlak van 20.825 m2, een waterpeil van 10,4 m+NAP, een maximaal mogelijke peilstijging van 0,6 meter (maximale hoogte 11,0+NAP) is sprake van een minimale berging van 12.495 m3 (gerekend op waterlijn dus mogelijke berging op taluds niet meegerekend).


De bergingstoename = berging nieuwe situatie - berging oude situatie = 12.495 - 1.200 = 11.295 m3.


De bergingsopgave = toename verharding gehele Entreezone * 80 l/m2 = 80.067 * 80 = 6.405 m3.


Conclusie

Aangezien de bergingstoename in de Entreezone (11.295 m3) minimaal 1,76 maal de bergingsopgave (6.405 m3) is, kan geconcludeerd worden dat die meer dan toereikend is.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Voor de milieuzonering worden indicatieve afstanden gebruikt op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Deze zoneringsindeling is geen wettelijk kader, maar vormt voor de ruimtelijke indeling van het werklandschap een goed uitgangspunt.

Een bedrijventerrein moet door zijn hinderveroorzakende functie rekening houden met gevoelige objecten als woningen, maar ook de natuur of het buitengebied is als gevoelig te betitelen. Op basis van de ontwikkelingsvisie en het stedenbouwkundig plan wordt in het plangebied rekening gehouden met bedrijven met een categorie van ten hoogste 4.2 (grootste afstand voor hinder). Deze bedrijven komen vooral langs de A28. De Energy Hub is een dergelijk bedrijf. Hiermee wordt op de omliggende natuurgebieden (vooral ten zuidoosten van het plangebied) en nabijgelegen gevoelige functies (langs de Graswijk) zo veel mogelijk beperkt.

4.2.1 Gevolgen voor het bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de zoneringsafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Dit is verwerkt in de bestemmingen, aanduidingen, bestemmingsgrenzen en daarbij horende regels. De regeling is gebaseerd op het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid. Door een goede inrichting van het terrein worden ongewenste situaties voorkomen.

4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Het betreft normen voor industrielawaai, wegverkeers- en spoorweglawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximale waarde mag worden afgeweken.

4.3.1 Wetgeving

Het doel van de Wet geluidhinder is het beschermen van de mens tegen geluidhinder. Binnen de zone van de (spoor)wegen moet de geluidbelasting op geluidsgevoelige gebouwen worden berekend en moet worden beoordeeld of deze aan de wettelijke normen voldoen. Er is geen wettelijke zonering langs wegen met een snelheid van 30 km/uur (de zogenaamde verblijfsgebieden).

Voor geluidgevoelige gebouwen binnen de geluidzone rondom een industrieterrein moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de grenswaarden. Van een industrieterrein is sprake wanneer het bestemmingsplan de vestiging van bedrijven die vallen onder art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, niet expliciet zijn uitgesloten (de zogenaamde 'grote lawaaimakers').

De bedrijven die zich niet op gezoneerde terreinen bevinden, vallen onder het Activiteitenbesluit. In dit besluit is per bedrijf geregeld wat de eisen zijn.

4.3.2 Onderzoek

In en nabij het plangebied bevinden zich diverse geluidbronnen. Het plangebied ligt (deels) binnen de geluidzone van A28 (400 meter), Graswijk (250 meter) en van het Circuit van Drenthe. Het plangebied ligt buiten de geluidzone van het spoor Assen-Zwolle, van spoorweglawaai is geen sprake.

Er worden in het plangebied geen geluidgevoelige gebouwen (zoals bedrijfswoningen) mogelijk gemaakt. Ook zijn er geen bedrijven aanwezig die een wettelijke geluidzone hebben in het plangebied (de zogenaamde grote lawaaimakers). Een onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet nodig. Wel is over het hele plangebied een geluidzone aangeduid, veroorzaakt door het westelijk gelegen circuit.

Voor het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid is, in het kader van het MER, een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar weg- en railverkeerslawaai en naar industrielawaai als gevolg van de ontwikkeling van het werklandschap. Het onderzoeksgebied betrof daarbij het hele werklandschap en een zone van 1 km daar omheen. Alle geluidbronnen en geluidgevoelige objecten zijn in dat onderzoeksgebied beschouwd. Ook de geluidbelasting op de Natura 2000-gebieden is berekend. Uit het onderzoek komt naar voren dat er sprake is van een kleine toename van het aantal adressen in de hogere geluidbelastingklassen. Dit komt logischerwijs door de aanleg van het werklandschap waardoor een extra geluidsbron wordt toegevoegd. Voor deze geluidgevoelige gebouwen wordt een hogere waardebesluit genomen.

4.3.3 Hogere Waarden

Wegverkeerslawaai

In het plangebied wordt geen ruimte geboden voor geluidgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder, zoals bedrijfswoningen. Wegverkeerslawaai is daardoor niet relevant.

Industrielawaai

Het westelijk gedeelte van het plangebied (langs de A28) biedt mogelijkheid voor vestiging van bedrijven tot en met de milieucategorie 4.2. Vanwege de mogelijke vestiging van deze bedrijven is dit gedeelte van het terrein gezoneerd (zie ook paragraaf 1.3). Op de overige percelen van het plangebied kunnen categorie 1, 2, 3.1 en 3.2-bedrijven vestigen. Dit deel van het plangebied is niet gezoneerd. Omdat er geen geluidgevoelige functies, zoals bedrijfswoningen worden toegestaan, is geluidsonderzoek vanwege het gezoneerd industrieterrein niet nodig.

Langs de A28 zijn bedrijven mogelijk die vallen onder artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamde 'grote lawaaimakers'). Net als in het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid is hiervoor een geluidzone vastgelegd in dit bestemmingsplan. Voor elk bedrijf dat zich wil vestigen op het terrein, moet getoetst worden aan de vastgelegde geluidzone en moet de geluidsemissie via geluidsvoorschriften in een vergunning of maatwerkvoorschrift worden geregeld.

De invloed van geluid op ecologische waarden is in paragraaf 4.9 beoordeeld.

4.3.4 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Omdat in het plangebied plan geen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, is de Wet geluidhinder geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied. Wel wordt, zoals eerder aangegeven, de geluidzone (opnieuw) vastgesteld, omdat de Wet geluidhinder dit vereist.

4.4 Externe veiligheid

Het Werklandschap Assen-Zuid zal in fasen worden ontwikkeld. Het eerste deel is het meest zuidelijke deel, met een omvang van 7 hectare. Dit gebied is met name bedoeld voor transport en logistiek. Daarnaast zal hier een zo genaamde Energy Hub gerealiseerd worden. Dat is een tankstation waar naast traditionele brandstoffen, zoals benzine en diesel, allerlei andere vormen van brandstoffen kunnen worden afgenomen, zoals elektrisch laden, LNG (vloeibaar aardgas), CNG (gasvormig aardgas) en waterstof. Bij de Energy Hub komen voorzieningen voor truckparking en snelweghoreca.


Omdat deze ontwikkelingen niet mogelijk zijn binnen de uitwerkingsregels van het nu geldende bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid, wordt het bestemmingsplan gewijzigd. In dit nieuwe bestemmingsplan ("Entreezone Werklandschap Assen-Zuid") moet ook het aspect externe veiligheid onderzocht worden.

4.4.1 Veiligheidsstudie RUD

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor de ruimtelijke onderbouwing in de toelichting van het bestemmingsplan "Entreezone Werklandschap Assen-Zuid" heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) een veiligheidsstudie uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.


Het volledige rapport is als bijlage 6 toegevoegd aan het bestemmingsplan. Hieronder volgen kort de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.

  • 1. Transport rijksweg A28 (BEVT)

Binnen het plangebied moet met betrekking tot transport van gevaarlijke stoffen en externe veiligheid rekening worden gehouden met de rijksweg A28. Omdat deze nieuwe ontwikkeling in zijn geheel binnen een afstand van 200 meter vanaf de rijksweg plaatsvindt, is een risicoanalyse uitgevoerd.


1.1 Plaatsgebonden risico transport

Van de rijksweg ligt het plaatsgebonden risico 10-6 op het midden van de weg. Het plangebied ligt op ruime afstand van de rijksweg en daardoor dus ook ruimschoots buiten de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.


Het plan voldoet hiermee aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.


1.2 Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Op grond van het Bevt geldt op basis van het Basisnet Weg voor de A28 bij Assen-zuid een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Het plangebied ligt op meer dan 30 meter vanaf de rijksweg. Het PAG geldt dus niet voor deze ontwikkeling.


1.3 Groepsrisico transport

In de toelichting van het bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord. Voor die verantwoording kan de inhoud van hoofdstuk 3 van het EV-rapport als input dienen. Kort samengevat komt dit op het volgende neer:

  • het groepsrisico neemt vanwege de nieuwe ontwikkeling binnen het plangebied in Assen-Zuid toe;
  • het groepsrisico wijzigt zichtbaar;
  • de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden;
  • het groepsrisico bedraagt 14% van de oriëntatiewaarde;
  • omdat het groepsrisico toeneemt en de hoogte meer dan een factor 0,1 onder de oriëntatiewaarde ligt, is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig;
  • een locatiewisseling tussen de horecapaviljoens en DCB Energy levert een lager berekende groepsrisico (0.6% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico) op. Er is dus sprake van een relevante afname (fN-curve) van het groepsrisico. Het alternatief heeft de voorkeur gezien vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

  • 2. Buisleidingen (Bevb)

Voor dit plan is in deze risicoanalyse rekening gehouden met de hoge druk aardgasleidingen de 000132 en de 000142 van de NAM.


2.1 Plaatsgebonden risico buisleidingen

De buisleidingen ten noorden van het ruimtelijk plan heeft ter hoogte van de planlocatie geen PR10-6 per jaar. Hierdoor wordt de richt- en grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar niet overschreden.


2.2 Belemmeringenstrook

De belemmeringenstrook bedraagt 5 meter voor beide buisleidingen met een druk van meer dan 40 bar en in onderhavig geval valt het ruimtelijk plan buiten de belemmeringenstroken.


2.3 Invloedsgebied buisleidingen

De hoge druk aardgasleiding heeft een invloedsgebied van circa 225 meter. Het invloedsgebied wordt niet op de verbeelding van het bestemmingsplan geplaatst. De horecapaviljoens en DCB Energy liggen volledig binnen het invloedsgebied. De horecapaviljoens liggen zelfs volledig en DCB Energy deels binnen de 100% letaliteitszone van de buisleiding.


2.4 Groepsrisico buisleidingen

Voor die verantwoording kan de inhoud van hoofdstuk 4 van het EV-rapport als input dienen. Kort samengevat komt dit op het volgende neer:

  • het groepsrisico neemt vanwege de projectie van de horecapaviljoens en DCB Energy en Industrieterrein 1 toe;
  • het maximale aantal berekende slachtoffers neemt van 0 in de huidige situatie toe tot 292 voor de toekomstige situatie;
  • de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden;
  • de maximale overschrijdingsfactor bedraagt voor de nieuwe situatie 42,8% van de oriëntatiewaarde;
  • daarnaast ligt het plangebied binnen de 100% letaliteitszone en moet het groepsrisico uitgebreid worden verantwoord;
  • locatiewisseling in dit ruimtelijk plan leidt tot een lager groepsrisico.


2.5 Groepsrisico buisleidingen alternatief

  • Door locatiewisseling van de horecapaviljoens en DCB Energy komen de horecapaviljoens (en dus de aanwezigen) in zijn geheel buiten de 100% letaliteitszone te liggen.
  • Door de locatiewisseling leidt dat tot een navenant lager groepsrisico, het maximaal aantal berekende slachtoffers neemt dan af van 292 tot 23 slachtoffers bij een eventueel incident. De conclusie kan worden getrokken dat het alternatief veruit de voorkeur heeft vanwege een veel lager groepsrisico.


2.6 Veiligheidsregio Drenthe (VRD)

In het kader van zelfredzaamheid en hulpverlening dient de gemeente Assen de VRD in de gelegenheid te stellen om op dit plan te kunnen adviseren. Het gegeven advies dient deel uit te maken van de groepsrisicoverantwoording.


Daarnaast is het voornemen om een energy hub met een LNG- en een waterstofinstallatie te plaatsen in het plan. Door de initiatiefnemer van de Energy Hub is hiervoor een onderzoek uitgevoerd (Risicoanalyse LNG/H2-tankstation Assen, kenmerk 173537, d.d. 24 juli 2018). LNG-tankstations en waterstoftankstations vallen formeel niet onder het BEVI. Omdat LNG en waterstof externe veiligheidsrisico's voor de omgeving kunnen veroorzaken, wordt het tankstation wel getoetst aan het BEVI. De risicoanalyse van de LNG- en waterstofinstallaties is opgesteld conform de landelijk vastgestelde rekenmethodiek. Voor LNG-tankstations is de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations vastgesteld en is in de uitkomsten van de risicoanalyse meegenomen. In de risicoanalyse zijn verschillende varianten doorgerekend. Zie hiervoor het bijgevoegde QRA-rapport. Na berekening van de verschillende varianten kan worden geconcludeerd dat alle varianten aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar voldoen.


Het volledige rapport is als bijlage 7 toegevoegd aan het bestemmingsplan. Hieronder volgen kort de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.


De contour voor de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar ligt gedeeltelijk buiten de inrichting. Binnen de contour bevindt zich aan de noordzijde van het gebied een terrein dat is ingevuld als parkeerplaats voor vrachtwagens.


In de hieronder volgende afbeeldingen is de PR-contour visueel weergegeven voor de in het onderzoek doorgerekende varianten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0022.jpg"

Variant H2 in cilinders


afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0023.jpg"

Variant H2 in Tubetrailer

 afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0024.jpg"

Variant H2 in Tubetrailer LNG 2 bar


Buiten de grens van de inrichting ligt de PR10-6 over de bestemmingen 'verkeer' en 'groen. Hiermee voldoet het plan op dit punt aan de vastgestelde Beleidsvisie Omgevingsbeleid Gemeente Assen 2017. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.


Groepsrisico

Het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde. Het maximaal aantal slachtoffers is circa 300. De belangrijkste scenario's zijn het falen van het opslagvat en een BLEVE door externe impact.


Hieronder worden twee varianten groepsrisico weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0025.jpg"

Groepsrisico variant H2 in tubetrailer


afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0026.jpg"

Groepsrisico variant H2 in Tubetrailer en LNG 2 bar (blauwe curve)


De variant met de toevoer van waterstof per tubetrailer en de opslag van LNG onder een lagere druk (maximaal 2 bar) is voor het plan maatgevend en overschrijdt het groepsrisico de oriëntatiewaarde. De variant met opslag van LNG onder normale druk (6 bar) verdient echter de voorkeur, omdat hiermee de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Ook de aanlevering van waterstof in cilinderpakketten overschrijdt de oriëntatiewaarde niet.


Geconcludeerd kan worden dat binnen de berekende PR contour en de minimale 50 meter contour vanuit de circulaire LNG er geen geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten van derden aanwezig zijn. Binnen het bestemmingsplan zijn de bedrijfsfuncties al bepaald en hier zijn een reëel aantal aanwezige personen aangehouden in de QRA.

4.4.2 Verantwoording groepsrisico


Horecapaviljoens

Met onderhavig plan liggen de horecapaviljoens en de Energy Hub binnen de 100% letaliteitszone (50 meter van de buisleiding). Dit betekent dat bij een calamiteit met de gasleiding of een ongeluk met gevaarlijk transport op de A28 alle personen in deze zone komen te overlijden.


De mogelijkheden van omwisseling van de horecapaviljoens met de Energy Hub zijn onderzocht. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit geen optie, omdat:

  • Met de bedrijfsbebouwing langs de snelweg krijgt Assen een nieuwe entree vanuit het zuiden. De entree aan de zuidzijde van de stad wordt gemaakt door het ritme en compositie van de verschillende grote gebouwen in het riet, gescheiden door de groene structuren.
  • Een Energy Hub aan de zijde van de A28 kan in uitstraling, volume en materialisering niet zorgen voor een poortfunctie.
  • Voor bebouwing langs de A28 geldt een hoog regime beeldkwaliteit. Een Energy Hub kan hieraan niet voldoen.
  • De Energy Hub komt aan een nieuw aan te leggen hoofdontsluitingsweg te liggen. Omwisseling van de Energy Hub met de horeca zou betekenen dat al het verkeer dat wil tanken - waaronder brandstofleveranciers - langs de horecabebouwing zal rijden. Dit is vanuit het oogpunt van veiligheid van horecabezoekers niet wenselijk.
  • Verplaatsing van de concept snelweggebonden horeca met een duurzame Energy Jub naar een zuidelijker gelegen kavel is niet aan de orde. Snelweggebonden horeca moet vanuit economisch oogpunt zichtbaar zijn vanaf de A28. De zuidelijk gelegen kavel ligt pal achter een viaduct waardoor de bebouwing vanuit het zuiden gezien niet zichtbaar zou zijn.
  • Het groepsrisico transport (weg) op een zuidelijker gelegen kavel levert geen verandering van het maximaal aantal slachtoffers op, maar de hoogte ten opzichte van de oriëntatiewaarde daarentegen wel. De hoogte van het groepsrisico is voor de alternatieve invulling van het terrein 13,8% lager dan het voorliggend plan.
  • Het berekende groepsrisico van het voorliggend plan overschrijdt de oriëntatiewaarde niet. De hoogte van het groepsrisico wordt mede bepaald door de kans op een calamiteit met een LPG-tankwagen op de A28 en het effect hiervan. De kans dat een dergelijke calamiteit optreedt, is zeer klein.
  • Het groepsrisico buisleidingen waarbij de Energy Hub en de horeca gespiegeld worden zou 23 personen bedragen. Dit is een afname van 269 personen ten opzichte van de hoogte van het groepsrisico van het voorliggende plan. De horecapaviljoens in de 'gespiegelde vorm' komen daardoor buiten de 100% letaliteitszone van de gasleiding te liggen en dragen dan niet meer bij aan de hoogte van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico wordt mede bepaald door de kans op een calamiteit en het effect hiervan. De kans dat een calamiteit optreedt, is zeer klein.
  • De bebouwing wordt op ca 25 m van de buisleiding gerealiseerd. De kans dat er een ongeval plaatsvindt wordt als zeer klein ingeschat. De kans is mogelijk groter ten tijde van de werkzaamheden, maar dan staat het gebouw er nog niet en zijn er niet grote aantallen mensen ter plaatse. Werkzaamheden kunnen ook plaatsvinden als de bebouwing er staat, dit zal met name onderhoud aan het dan bestaande gebouw betreffen.


Overige argumenten:

  • Bezoekers aan de horeca verblijven ter plaatse ca. 1-1,5 uur. Vervolgens reizen ze weer verder. Het aantal bezoekers zal niet de gehele dag door op het maximum zitten. De piekmomenten voor horeca liggen voornamelijk vroeg in de ochtend en gedurende de gehele avondperiode. Er zal ter plaatse niet worden gewoond. In de praktijk zal het verwachte aantal personen aldus lager kunnen zijn dan in het onderzoek is aangegeven waarmee het groepsrisico in de praktijk lager kan liggen.


In de afweging of het groepsrisico voor onderhavig plan aanvaardbaar is, worden de volgende punten betrokken in de afweging:

  • de zeer kleine kans dat de calamiteit daadwerkelijk optreedt;
  • verplaatsing dan wel omwisseling van de horeca en de Energy Hub is weliswaar gunstig vanuit het oogpunt van externe veiligheid, maar is geen optimaal alternatief vanuit stedenbouwkundig oogpunt;
  • de snelweggebonden horeca is een belangrijke economische drager van het renderen van de Energy Hub. Zoals eerder aangegeven is de locatie van de horeca zichtbaar vanaf de snelweg een vereiste. Zichtbaarheid voor de Energy Hub is minder van belang. Omdraaien van beide functies heeft financiële consequenties voor het totaalconcept. De horeca is niet dan wel beperkter zichtbaar wat minder bezoekers trekt;
  • door geen gebruik te maken van een alternatieve locatie van de horeca accepteert de gemeente een hoger groepsrisico. Dit hogere groepsrisico acht de gemeente Assen aanvaardbaar.


Energy Hub

  • De gehele installatie zal voldoen aan de PGS 33-1 en PGS 35. Tevens is qua positionering van het LNG-vulpunt geprobeerd de afstand tot kwetsbare objecten te maximaliseren.
  • Kijkend naar de locatie van de Energy Hub en de contouren die uit de QRA naar voren komen, kan op basis hiervan worden geconcludeerd dat een bedrijventerrein de ideale positie is. Een locatie nabij woningbouw, waar meer kwetsbare groepen zich bevinden, verdient niet de voorkeur boven een bedrijventerrein.
  • De horeca, waar grote aantallen personen zich bevinden, valt buiten de PR10-6-contour. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.
  • Binnen de PR10-6-contour worden geen bedrijfsfuncties gerealiseerd en toegestaan. Binnen de berekende PR10-6-contour en de minimale 50 meter contour vanuit de circulaire zijn geen geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten van derden aanwezig.
  • De tankpunten (externe veiligheid-bronnen) zijn exact aangeduid op de locatie waar ook de onderzoeken zijn gebaseerd. Dat zorgt ervoor dat deze niet zonder herziening van het bestemmingsplan - en daarmee zonder aanvullend onderzoek - verplaatst kunnen worden.
  • De variant van aanvoer van waterstof in cilinders verdient de voorkeur. Gekeken naar product waterstof zijn er 3 faseringen qua installaties op locatie. Het aantal waterstof voertuigen is momenteel in Nederland laag en derhalve is het niet interessant om een installatie te bouwen die meteen veel voertuigen kan tanken. Dit is technisch en financieel niet verstandig.
    • 1. Fase 1: flessenpakketten. maximaal 2 tot 4 vullingen per uur met beperkte opslag. Flessenpakketten dienen vaker verwisseld te worden. Dit is onderdeel van de QRA die opgesteld is en die bij bestemmingsplan zit. Het aantal vertankingen zou per uur verhoogd kunnen worden maar dit is pas interessant als er veelvuldig H2 wordt getankt.
    • 2. Fase 2: tubetrailer. maximaal 2 tot 4 vullingen per uur met grotere opslag. Voordeel is dat er meer opslag is en er minder bevoorraad moeten worden. Dit is onderdeel van de QRA die opgesteld is en die bij bestemmingsplan zit.
    • 3. Fase 3: De opslag van LNG onder een lagere druk heeft niet de voorkeur omdat de hoogte van het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt.
    • 4. Fase 4: electrolyse op locatie om waterstof te produceren. In plaats van gemeente is de provincie bij deze installaties bevoegd gezag. Tevens is dit pas interessant op het moment dat er veel afname is van waterstof. De productie van waterstof is niet in de varianten doorgerekend.
  • Een Energy Hub zonder aardgas (LNG en CNG) en waterstof is niet aan de orde. Duurzame mobiliteit en ook duurzame brandstoffen zullen het toekomstbeeld steeds meer gaan bepalen. Nederland heeft een opgave naar aanleiding van het klimaatakkoord van Parijs en heeft zichzelf ten doel gesteld meer richting te gaan geven aan het leefomgevingsgebied. Dit is nogmaals bevestigd in de zaak tussen Urgenda en de Nederlandse Staat: de Staat moet de burgers beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering en Nederland moet de uitstoot van broeikasgassen terugdringen met tenminste 25% ten opzichte van 1990.
  • In 2014 heeft het Europees Parlement en de Raad een richtlijn over de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen vastgesteld. Doel van deze richtlijn is het zover mogelijk terugdringen van de olieafhankelijkheid en het verminderen van het negatieve milieueffect door het verkeer en vervoer. Deze Europese richtlijn bevat verplichtingen om een nieuwe infrastructuur aan te leggen om zo het rijden op elektriciteit, waterstof en aardgas (CNG en LNG) mogelijk te maken. Door het rijden en tanken van deze nieuwe duurzame brandstoffen moeten de negatieve milieueffecten verminderd worden.
  • Het Ministerie van I&M heeft begin 2017 het 'Beleidskader infrastructuur voor Alternatieve brandstoffen' geschreven. Dit beleidskader is aangevuld met het SER Energieakkoord. Daarin zijn doelen vastgesteld om de CO2-uitstoot voor de sector mobiliteit en transport te verminderen:
    • 1. In 2050 moet de CO2-uitstoot in de sector transport en mobiliteit met 60% zijn verlaagd;
    • 2. Na 2035 moeten alle nieuwe verkochte auto's CO2 emissievrij zijn;
    • 3. Na 2050 geldt dit voor alle personenauto.
  • Indien nodig kan er gekeken worden naar de lostijden van de LNG-tankwagen. De piekmomenten van de horeca liggen bijvoorbeeld voornamelijk vroeg in de ochtend en de gehele avondperiode. Afgesproken kan worden om tijdens deze piekmomenten niet te lossen door LNG-tankwagens. Deze zogenaamde venstertijden kunnen dan in de omgevingsvergunning milieuverantwoord ondernemen vastgelegd worden.
4.4.3 Advies Veiligheidsregio Drenthe (VRD)

De VRD heeft op 5 december 2018 advies uitgebracht. Hieronder zijn de geadviseerde aspecten vanwege externe veiligheid uit haar advies kort verwoord. Het volledige advies is als bijlage 8 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

Ter verbetering van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid van burgers en ter verbetering van de voorbereiding op de incidentenbestrijding, adviseert de VRD een aantal maatregelen en voorzieningen.

Type maatregel   Inhoud maatregel  
Planologisch   Voorkom de oprichting van kwetsbare objecten in het invloedsgebied van de buisleidingen, de A28.
Wissel de locatie van de horeca met die van de Energy Hub.
Verplaats de horeca verder naar het zuiden.  
Milieuvergunningtechnisch   Gezien de opkomsttijd en het feit dat voor alle bedrijfsbestemmingen (categorie 1 t/m 4) een afwijkingsprocedure geldt, wordt geadviseerd om de brandweer te betrekken bij de afwijkingsprocedure m.b.t. de mogelijkheden tot compensatie.  
Overig (bijv. bouwkundig of installatietechnisch)   Kijkend naar het nieuw te realiseren werklandschap en de opmerking dat het van belang is dat het horecacluster goed zichtbaar is vanaf de A28, wordt geadviseerd om bij de vormgeving van het horecacluster rekening te houden met grote hoeveelheden personen die in één keer op deze locatie aanwezig kunnen zijn.  
Voorbereiding op de hulpverlening en incidentbestrijding   Belangrijk hierbij is dat de weg Graswijk vanuit het noorden maar ook vanuit het zuiden bereikbaar moet blijven voor hulpdiensten.
Realiseer voldoende bluswatervoorzieningen. Brandweer Drenthe kan hierover meer informatie verstrekken.  
Informatieverstrekking aan burger en ondernemer   Overweeg het plaatsen van een WAS-paal of een goede dekking van het mobiele telefoon systeem in het nieuwe bedrijvenpark.  
Geadviseerde maatregelen proactie (bereikbaarheid en bluswater)   In het nieuwe plangebied is het verstandig op voorhand te overwegen welke voorzieningen nodig zijn om repressief optreden van de brandweer zoveel mogelijk te faciliteren. Door in een vroeg stadium hierover na te denken is het kostenaspect beter te beheersen.

In een nieuw plangebied dient met de volgende zaken rekening gehouden te worden:
Bereikbaarheid van het bedrijvenpark.
Bereikbaarheid op perceelniveau.
Bluswatervoorziening.
Waarschuwings- en alarmeringssysteem.  
Bereikbaarheid van het plangebied   In het kader van snelle hulpverlening is het van belang dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten.
Belangrijke elementen bij bereikbaarheid zijn:
De afmetingen van de weg dienen berekend te zijn op de afmetingen van de brandweervoertuigen. Indien deze afmetingen niet voldoen, kan een brandweervoertuig de weg niet gebruiken.
De weg dient zoveel mogelijk onbelemmerde doorgang aan brandweervoertuigen te bieden. Dit stelt eisen aan de inrichting van de weg m.b.t. wegversmallingen, verkeersdrempels en andere verkeersremmende maatregelen.
Verkeersaders en verblijfsgebieden kennen een zodanige samenhang dat een willekeurig adres binnen een gestelde tijd bereikbaar is.
Een willekeurig adres moet bij voorkeur via een tweede onafhankelijke route bereikbaar zijn.

Advies: houdt bij het bepalen van de infrastructuur zoveel mogelijk rekening met de hierboven genoemde aspecten t.a.v. bereikbaarheid voor de brandweer. Het is dringend aan te raden dit in nauw overleg te doen met Brandweer Drenthe: zij beschikken over de benodigde lokale bekendheid met onder meer de afmetingen van het aanwezige brandweermaterieel.  
Bereikbaarheid op perceelniveau   Wanneer de brandweer ter plaatse komt is het van belang dat het object waar men moet zijn voldoende bereikbaar is. Daarbij dient minimaal rekening gehouden te worden met de volgende zaken:
Indien de toegang van een gebouw zich meer dan 40 meter vanaf de openbare weg bevindt, dient op het perceel een opstelplaats voor een brandweervoertuig aanwezig te zijn op een strategische plaats.
In de directe nabijheid van hoogbouw moet minimaal één opstelplaats op een strategische plek aanwezig zijn waar een redvoertuig (bijv. een hoogwerker) kan worden opgesteld. Dit geldt vooral voor gebouwen waarin een lift aanwezig is, die te klein is om een brancard horizontaal in te vervoeren.
Opstelplaatsen dienen bereikbaar/berekend te zijn voor de grootste en zwaarste voertuigen van de brandweer.

Advies: houdt bij het bepalen van de bouwvlakken op perceel niveau zoveel mogelijk rekening met de hierboven genoemde aspecten t.a.v. bereikbaarheid voor de brandweer. Het is dringend aan te raden dit in nauw overleg te doen met Brandweer Drenthe: zij beschikken over de benodigde lokale bekendheid met onder meer de afmetingen van het aanwezige brandweermaterieel.  
Bluswatervoorziening   Sinds 2014 maakt de brandweer in Drenthe geen gebruik meer van ondergrondse brandkranen die zijn aangesloten op het drinkwaterleidingnet. De brandweer in Drenthe maakt gebruik van een eigen bluswatervoorziening in de vorm van waterwagens. Deze waterwagens halen het bluswater uit geboorde putten of open water. Hiervoor dient er binnen een straal van 2 km vanaf het brandadres een bluswaterwinplaats aanwezig te zijn.

Advies: realiseer voldoende bluswatervoorzieningen.
Vanwege de specifieke eisen die gesteld worden aan bluswatervoorzieningen is het dringend aan te raden het ontwerp in nauw overleg met Brandweer Drenthe te bepalen.  
Waarschuwings- en alarmeringssysteem   Werklandschap Assen-Zuid ligt niet binnen de dekking van een bestaande WAS-mast. Overweeg een goede dekking van het mobiele telefoonsysteem in het nieuwe bedrijvenpark.  

Tot slot

De kans op een calamiteit met transport van gevaarlijke stoffen is niet ondenkbeeldig. Met de doorvoering van de geadviseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen door de betrokken partijen kan de veiligheid zoveel mogelijk geoptimaliseerd worden.


Partijen dienen zich echter te realiseren dat ook na het optimaliseren van de veiligheid nog steeds een ramp of zwaar ongeval mogelijk is (restrisico). Het is daarom van belang dat bestuurders zich bewust zijn van dit restrisico.


Conclusie advies VRD

Bij de ontwikkeling van de Entreezone Werklandschap Assen Zuid valt vanuit het oogpunt van externe veiligheid op dat het gebied zich binnen het invloedsgebied bevindt van de A28 en de hoge druk aardgasleidingen.


De kans op een calamiteit met transport van gevaarlijke stoffen is niet ondenkbeeldig. Met de doorvoering van de geadviseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen door de betrokken partijen, kan de veiligheid mogelijk worden geoptimaliseerd. De betrokken partijen moeten zich echter realiseren dat ook na het optimaliseren van de veiligheid nog steeds een ramp of zwaar ongeval zich kan voordoen (restrisico). Het is daarom van belang dat bestuurders zich bewust zijn van dit restrisico.


Ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswatervoorziening in het bedrijvenpark benadrukt de VRD dat zorgvuldige afstemming met de brandweer in dit stadium zeer waardevol is om tot een goed resultaat te komen.


Reactie advies VRD

Kwetsbare objecten, zoals functies met kinderopvang, onderwijs en woningen, worden in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Daarmee wordt planologisch gezien het realiseren van kwetsbare objecten voorkomen. Hierboven in de verantwoording is aangegeven waarom beperkt kwetsbare objecten, zoals restaurants, wel worden toestaan in de 100% letaliteitszone van de aardgas transportleiding. De kans op een calamiteit wordt zeer klein geacht.


Het omwisselen van de locatie van de horeca met die van de Energy Hub is vanuit stedenbouwkundige overwegingen geen optie. Daarover is uitgebreid ingegaan in de verantwoording groepsrisico. Hetzelfde geldt voor verplaatsing van de horeca verder naar het zuiden.


De VRD/Brandweer gaat er ten onrechte vanuit dat voor de bedrijfsbestemmingen een afwijkingsprocedure geldt. Met vaststelling van het bestemmingsplan kan direct een vergunning afgegeven worden voor bedrijven die voldoen aan de bestemmingsplanregels. Zoals dat nu al het geval is, zal bij ontwikkeling van het werklandschap regelmatig afstemming met de brandweer plaatsvinden. Daarnaast wordt bij aanvragen om omgevingsvergunning altijd de brandweer om advies gevraagd.


Zoals het concept-plan voor de horeca er nu uitziet, komen er drie horecaformules: een La Place, een Starbucks en een Burger King. Deze horecaformules hebben een gezamenlijke parkeerplaats, mogelijkheden voor Drive Thru en eigen terrassen, kinderspeelplaats en dergelijke.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0027.jpg"

Visualisatie horecacluster (bron: XS Architecten)


De bebouwing wordt op ca 25 m van de buisleiding gerealiseerd. De Burger King is op dit moment het dichtst bij de aardgastransportleiding gepland. La Place ligt het meest hiervan verwijderd. Daar tussenin komt de Starbucks. De kans dat er een ongeval plaatsvindt, wordt als zeer klein ingeschat. Bovendien zal het aantal bezoekers niet de hele dag door op het maximale niveau zitten.


Een goede bereikbaarheid van het mobiele telefoonnetwerk is belangrijke voorwaarde in het huidige technologische tijdperk. De vier grote providers, KPN, Tele2, T-Mobile en Vodafone, hebben een 4G netwerk dat ook dit deel van het Asser grondgebied dekt. De dekkingskaarten van deze providers geven aan dat in dit gebied zeer goed bereik is (zowel binnen als buiten).


Met onderhavig bestemmingsplan worden er geen beperkingen in de weg Graswijk voorzien. Daarmee is en blijft deze weg vanuit het noorden en het zuiden bereikbaar voor hulpdiensten. Daarnaast is het gebied via de A28, via de nieuwe afslag Assen-Zuid over de Burgemeester Masmanweg bereikbaar.


Er komt een nieuwe toegangsweg naar dit deel van het werklandschap. In eerste instantie is deze enkel nog bereikbaar via de Burgemeester Masmanweg. Op termijn zal deze doorlopen naar het noorden toe en aansluiten op de Graswijk. Verder wordt er een fietsverbinding aangelegd vanaf de Graswijk naar de 'entreezone'. Deze kan - indien nodig - ook gebruikt worden door de hulpdiensten.


De kavel van de Energy Hub is wat afmetingen betreft, geschikt voor grote transportvoertuigen. Hier komt immers een vrachtwagenparkeerplaats en ook wordt er brandstof geleverd via grote tankwagens. Daarmee is de entree naar het gebied ook bereikbaar voor brandweervoertuigen en andere hulpdiensten.


De waterpartijen die worden aangelegd voldoen wat capaciteit betreft aan de eisen voor bluswatervoorziening. Ze zullen ook zodanig worden aangelegd, dat hier altijd water in staat. In samenspraak met de brandweer zal een opstelplek gekozen worden.


Het concept van het bestemmingsplan en het plan van het Energy Hub is met de brandweer besproken. De geplande infrastructuur levert geen beperkingen voor hulpdiensten op. Bij uitwerking van de rest van het werklandschap zal de VRD/brandweer ook betrokken worden.

4.4.4 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De PR-contour van de A28 ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en wordt dan ook daarin niet opgenomen. De PR-contour rondom de vulpunten, opslagtanks en afleverzuilen van de Energy Hub valt binnen het plangebied. Deze is aangeduid en hieraan is een regeling gekoppeld die de realisatie van kwetsbare objecten binnen deze aanduiding uitsluit.

4.5 Luchtkwaliteit

Het kader ten aanzien van luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer. Een onderdeel van deze wet betreft het aspect luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Bij luchtkwaliteit wordt voorzien in onder meer een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • 1. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • 3. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL;
  • 4. een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Uit onderzoek in het kader van het MER voor het Werklandschap Assen-Zuid blijkt dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 door de realisatie van het bedrijventerrein niet worden overschreden. De hoogste (jaargemiddelde) concentraties doen zich voor langs de A28 en bedragen ongeveer de helft van de toegestane concentraties volgens de Wet Milieubeheer.

Ook de komst van de Energy Hub zorgt niet voor een dusdanige toename van verkeer dat de waarden worden overschreden. Naar verwachting wordt de Energy Hub vooral gebruikt door weggebruikers die al op de A28 rijden. Vanuit de omgeving neemt het aantal verkeersbewegingen hiernaar wel toe, maar de verwachting is dat deze toename slechts zeer gering is in verhouding tot de bestaande verkeersbewegingen over de A28.

Een overzicht van de te verwachtte voertuigbewegingen is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.

4.5.1 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Vanuit het planologische aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het voornemen tot de ontwikkeling van het Werklandschap Assen-Zuid, zoals mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan.

4.6 Bodem

4.6.1 Inleiding

Het landelijke toetsingskader ten aanzien van bodem is de Wet bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit. Het doel van de Wet bodembescherming is het behoud en de verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het Besluit Bodemkwaliteit kent bescherming en duurzaam beheer van de bodemkwaliteit als uitgangspunt en beschrijft beleid voor bouwstoffen, grond en baggerspecie.

De gemeente Assen heeft de Nota Bodembeheer vastgesteld. In de nota bodembeheer wordt invulling gegeven aan de bodemambities van de gemeente Assen met betrekking tot hergebruik van grond en baggerspecie. De gemeente Assen heeft voor gebiedsspecifiek beleid gekozen.

In geval van graafwerkzaamheden is een bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of eventuele vervuilde grond gesaneerd dient te worden. Het bestemmingsplan laat naast een functiewijziging, ook nieuwe bebouwing toe. Om deze reden is onderzoek naar de bodemkwaliteit aan de orde.

Voor het werklandschap is de bodemkwaliteit van dat gebied via verschillende onderzoeken in kaart gebracht. Het werklandschap valt onder het bestemde gebruik 'Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie (niet nagenoeg geheel verhard)'. De gemiddelde bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de achtergrondwaarde. De Graswijk en een aantal percelen aan deze weg voldoen net niet aan de achtergrondwaarde, maar wel voor de functie 'wonen' (en daarmee ook voor 'bedrijventerrein').

In het plangebied van dit bestemmingsplan is een NAVOS-locatie aanwezig. Dit is één van de locaties die eerder is onderzocht. Het onderzoek is echter verouderd en daarom opnieuw uitgezet. In paragraaf 4.6.2 staan de resultaten.

4.6.2 Onderzoek

In 2018 is een verkennend (actualiserend) bodem- en asbestonderzoek voor het Werklandschap Assen-Zuid afgerond (zie bijlage 10). Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie voor de verkoop van de (bedrijfs)percelen. Daarnaast dient het onderzoek als inhoudelijke input bij de aanvraag van de omgevingsvergunning Bouwen. Indirect is het ook een actualisatie in relatie tot dit bestemmingsplan.

Kwaliteit van de bodem

De kwaliteit van de bodem is door middel van het onderzoek en de eerder uitgevoerde onderzoeken voldoende vastgesteld. Over het gehele terrein worden lichte verontreinigingen in de grond en grondwater aangetroffen. Op één plek is het grondwater matig verontreinigd met nikkel, dat vermoedelijk een natuurlijke oorsprong kent of met het gebruik van meststoffen in het verleden te maken heeft.

De kwaliteit van de bodem staat de bestemming niet in de weg.

Huidige en toekomstige functie

De kwaliteit van de bodem staat de toekomstige functie (industrie) niet in de weg.

Financiële haalbaarheid

De gemeente heeft aangegeven de financiële middelen te hebben om een eventuele bodemverontreiniging op te ruimen.

Daarnaast is van belang dat nog rekening moet worden gehouden met de oude NAVOS (nazorg voormalige stortplaatsen) locatie. Dit is deellocatie 3 uit vorenstaand onderzoek van Sweco. Analytisch is op deze locatie geen noemenswaardige verontreiniging aangetoond. Wel moet rekening worden gehouden met bodemvreemd materiaal op deze locatie.

4.7 Archeologie

Vanuit de wetgeving is een toetsing aan de archeologische waarden bij ontwikkelingen verplicht. De gemeente Assen heeft dit gespecificeerd in haar archeologische beleid (zie ook paragraaf 3.4.7). Hieruit blijkt dat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een archeologisch onderzoek nodig is bij ontwikkelingen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld.

4.7.1 Onderzoek

In januari 2010 is voor het plangebied Assen Zuid een Archeologisch vooronderzoek (inventariserend veldonderzoek) uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 11.Voor het grootste deel van het onderzoeksgebied wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Op de percelen die vanwege het ontbreken van betredingstoestemming nog niet onderzocht konden worden, moet nog inventariserend onderzoek plaatsvinden. Voor het beekdal van het Anreeper Diep is de verwachting zeer laag dat hier nog behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Ter hoogte van de mogelijk aanwezige voorde zijn geen beekdal afzettingen (meer) aanwezig. Archeologische begeleiding van het beekdal wordt daarom niet zinvol geacht. Voor de 3 reeds bekende archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied is de verwachting laag dat hier nog behoudenswaardige archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. Archeologisch vervolg onderzoek op deze vindplaatsen wordt daarom niet aanbevolen. Voor vindplaats 3 wordt aanbevolen om de status van terrein van hoge archeologische waarde niet meer te handhaven. Van 4 van de 6 dobben in het onderzoeksgebied is geconcludeerd dat het geen pingoruïnes zijn.

Alleen voor de dobben V en IV kan dit niet geheel uitgesloten worden. Uitgezonderd in dobbe X is in alle dobben veen aangetroffen. Gezien de geringe dikte en omvang van de veenlaag heeft deze geen tot weinig paleobotanische en archeologische waarde. Voor de dobben V, VII, VIII, IX en X wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Dobbe IV dient nader onderzocht te

worden tijdens het onderzoek van het zuidelijke deel van het plangebied.

In augustus 201 is een archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek en verkennend veldonderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Assen-Zuid, Onderzoeksgebieden De Haar/A28 en wegtracé Werklandschap. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 12. Het onderzoek resulteert in de volgende aanbevelingen:

  • Voor de delen van het onderzoeksgebied waar een intacte veenlaag van meer dan 0,5 m dikte is aangetroffen, wordt aanbevolen de werkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te voeren.
  • Voor een aantal percelen is geen betredingstoestemming verleend. Hier moet alsnog een inventariserend onderzoek worden uitgevoerd indien deze percelen uiteindelijk wel bij de ontwikkeling worden betrokken.
  • Het overige deel van het wegtracé en het grootste deel van het onderzoeksgebied ten oosten van de A28 zijn in 2010 archeologisch onderzocht. Hiervoor is geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.
  • In de rest van onderzoeksgebied 1 en in de deelgebieden A, B en C van onderzoeksgebied 2 worden op basis van dit onderzoek geen archeologische resten verwacht. Voor deze delen wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Vanuit archeologisch oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen de voorgenomen bodemingrepen.

In oktober 2013 is een archeologisch vooronderzoek (verkennend veldonderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Assen-Zuid Werklandschap. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 13. De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om archeologisch maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek, et cetera) aan te bevelen.

In juli 2014 heeft een archeologische begeleiding aansluiting TT- A28 te Assen plaatsgevonden. De rapportage is opgenomen als bijlage 14. Binnen vier deelgebieden is het grondwerk archeologisch begeleid. Uit de begeleiding komt naar voren dat de bodemopbouw grotendeels verstoord is als gevolg van het diepploegen van de percelen. Plaatselijk heeft het rooien van het bos, dat op de deelgebieden aanwezig was, en het bijbehorende frezen van de stobben voor bodemverstoringen gezorgd. De bodemopbouw is binnen een beperkte oppervlakte intact, dit geldt voor alle deelgebieden. Hier bevindt zich onder de vergraven bovengrond/bouwvoor een dunne veenlaag die op dekzand ligt. In het dekzand heeft zich geen podzolbodem gevormd. Binnen de deelgebieden zijn geen archeologische waarden aanwezig. In deelgebied 4 is een oude meander en een veengat met gliedeafzettingen aangetroffen. De meander is dichtgegroeid met veen en behoort daarom vermoedelijk tot een pleistocene beek. Nadat de pleistocene beek en het bijbehorende beekdal met veen waren dichtgegroeid, is er een nieuwe beek ontstaan, het huidige Anreeperdiep.

4.7.2 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Vrijwel het gehele plangebied is inmiddels archeologisch onderzocht. De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart is voor dit plangebied niet meer actueel. De dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' hoeft aan het plangebied niet meer toegekend te worden. Nader onderzoek is niet meer nodig. De conclusies uit de reeds uitgevoerde onderzoeken zijn in paragraaf 4.7.1 weergegeven.

4.8 Cultuurhistorie

Naast archeologie hebben ook andere cultuurhistorische waarden een belangrijke rol gekregen bij de ontwikkeling van plannen. De Erfgoedwet regelt hiervan een deel (bijvoorbeeld monumenten). Ook het bestemmingsplan moet voorzien in een toelichting op het aspect cultuurhistorie.

Voor de gemeente Assen is cultuurhistorisch beleid (2016) opgesteld. Hieruit blijkt dat het plangebied van dit bestemmingsplan deels een hoge en deels een gemiddelde cultuurlandschappelijke waardering heeft. Daarnaast loopt door het plangebied de oude markegrens en zijn in en om het plangebied oude wegen aanwezig die zijn aangelegd tussen 1832 en 1950.

In gebieden met een hoge en middelhoge waardering streeft de gemeente naar behoud en/of inpassing. Voor het Werklandschap is zo veel mogelijk rekening gehouden met de inpassing van de ontwikkeling in de bestaande landschapsstructuren. Dit is vertaald in onder meer het stedenbouwkundig plan (zie ook paragraaf 2.2). Een verandering aan de bestaande landschapsstructuren is niet uit te sluiten, maar bij de inpassing van het nieuwe plan is rekening gehouden met de bestaande structuren. Voorbeelden hiervan zijn de nieuw aangelegde Burgemeester Masmanweg die langs de verkavelingsgrens loopt en het behoud van het oude weggetje aan de noordzijde van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0028.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0029.jpg"

Fragment gemeentelijke cultuurhistorische waarderingskaart

4.8.1 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De gemeente geeft aan dat een motivering van de cultuurhistorische waarden voldoende is, het hanteren van dubbelbestemmingen is niet aan de orde. Met het behoud en een goede inpassing in de cultuurhistorische landschapsstructuren is in het plan zo veel mogelijk rekening gehouden.

4.9 Ecologie

Het aspect ecologie gaat over de bescherming van natuurgebieden en soorten bij nieuwe ontwikkelingen. De bescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming voor Natura 2000-gebieden en soorten. Bij het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de provinciale verordening het toetsingskader.

4.9.1 Soortenbescherming

Bij soortenbescherming zijn in Nederland verschillende maten van bescherming in de wetgeving opgenomen. Het gaat daarbij om drie soortcategorieën, die ingedeeld zijn naar aanleiding van de zeldzaamheid of de mate van bedreiging van de soorten in Nederland. Het gaat om de volgende soorten:

  • soorten waarvoor vrijstelling mogelijk is (licht beschermde soorten);
  • soorten waarvoor vrijstelling mogelijk is mits aantoonbaar wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode (middelzwaar beschermde soorten);
  • soorten waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd (zwaar beschermde soorten).

Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en hun nesten in het broedseizoen te verstoren. Dat betekent dat het in die periode niet is toegestaan om werkzaamheden in een gebied te starten die bedreigend zijn voor broedvogels. Voor de meeste vogels geldt een broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli.

In het plangebied is de aanwezigheid van beschermde soorten niet uit te sluiten. Voor het Werklandschap is daarom een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit dateert van 2007 en is daarmee te oud voor een goede toetsing voor de ontwikkeling in dit bestemmingsplan. Ditzelfde geldt voor de "Toetsing Natuurwetgeving Assen-Zuid" van 2010. De onderzoeken zijn dan ook voor het Werklandschap geactualiseerd. De resultaten van de actualisatie staan in 4.9.3 beschreven.

4.9.2 Gebiedsbescherming

Bij de gebiedsbescherming zijn vooral de effecten van de ontwikkeling op de rondom aanwezige Natura 2000-gebieden van belang. De Natura 2000-gebieden Drentsche Aa en Witterveld liggen binnen 5 km van het plangebied. In het kader van het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid en de daarbij horende MER is een onderzoek uitgevoerd. Ook dit onderzoek is inmiddels verouderd en de beschermde natuurgebieden zijn dan ook meegewogen in de actualisatie van het onderzoek (zie paragraaf 4.9.3).

4.9.3 Onderzoek

In 2016 heeft een actualisatie van de eerdere onderzoeken voor Werklandschap Assen-Zuid plaatsgevonden. In de actualisatie (bijgevoegd in bijlage 15) is het zuidelijk deel van het werklandschap, waaronder het plangebied, beschouwd. De invloeden van de ontwikkeling in dat gebied ten opzichte van beschermde gebieden en soorten onderzocht. Het onderzoek gaat nog uit van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze zijn in 2017 opgenomen in de Wet natuurbescherming.

Beschermde gebieden

Gezien de afstand en de tussenliggende bebouwing en infrastructuur worden geen directe negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten, Nationaal Natuurnetwerk (NNN) en overige belangrijke natuurwaarden buiten de NNN verwacht. Indirecte effecten kunnen niet worden uitgesloten. Hierbij moet vooral gedacht worden aan negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkelingen in relatie tot een toename van emissie (als gevolg van verkeersbewegingen en -uitstoot van bedrijven).

In het kader van het besluit MER Werklandschap Assen Zuid (mei 2011) zijn stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd. Op basis van deze stikstofdepositieberekeningen is in de Passende Beoordeling geconcludeerd dat de toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de huidige situatie niet zal leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de beïnvloede habitattypen of de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelrichtlijnsoorten. Op basis daarvan is toen geconcludeerd dat de toename daarmee niet zal leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen voor de beïnvloede habitattypen en vogelrichtlijnsoorten.

De uitwerking van dit plangebied maakt deel uit van het gebied waarvoor het Besluit MER is opgesteld. Gelet op het feit dat de inrichting van het plangebied past binnen de destijds gehanteerde uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het besluit MER, kan worden geconcludeerd dat er geen (significant) negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen voor de beïnvloede habitattypen en vogelrichtlijnsoorten optreden.

Beschermde soorten

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen beschermde of bedreigde plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen. In de buurt ervan is de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de bebouwing (Graswijk 18 en 22) niet uit te sluiten. De vleermuizen gebruiken het plangebied waarschijnlijk niet voor vliegroutes en foerageergebieden.

Het plangebied wordt daarnaast niet gebruikt door broedvogels. Andere, algemeen voorkomende broedvogelsoorten worden in het onderzoeksgebied wel verwacht. Beschermde vogelsoorten hebben nestplaatsen in/bij de bebouwing rondom het plangebied.

Vaste verblijfplaatsen van beschermde reptielen, vissen, ongewervelden en weekdieren zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.

4.9.4 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De voorgenomen plannen hebben geen (significant) negatieve effecten op beschermde gebieden.

Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of beschadigen moeten worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Het aspect ecologie geeft geen uitgangspunten voor een specifieke regeling in dit bestemmingsplan.

4.10 Lichthinder

Voor lichthinder als gevolg van ruimtelijke plannen is geen wettelijk toetsingskader beschikbaar. Wel is duidelijk dat er tijdens de realisatiefase van de ontwikkelingen in het plangebied en tijdens de uitvoering van de uiteindelijke bedrijfswerkzaamheden in de nachtelijke uren sprake kan zijn van verstoring als gevolg van kunstmatige lichtbronnen. De exacte effecten zijn echter pas duidelijk wanneer de exacte ruimtelijke en functionele inrichting van plangebied meer concreet is uitgewerkt.

Voor het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid is het aspect lichthinder in het MER beoordeeld. Hieruit komt naar voren dat, wanneer de verstoring door licht beperkt blijft tot in het plangebied zelf, geen negatieve effecten op de aangewezen (beschermde) soorten verwacht wordt.

Aanbevolen wordt in het MER om bij de inrichting van het gebied er voor zorg te dragen dat er geen lichtverstoring optreedt op het oostelijk van het werklandschap liggende Geelbroek. De afstand tussen het plangebied en het entreegebied van het werklandschap is echter dusdanig groot dat hiervoor in het plangebied geen maatregelen nodig zijn. De begroeiing tussen het plangebied en Geelbroek geven de nodige visuele barrières, waardoor het licht niet zo ver reikt. Effecten van verlichting in het plangebied op Geelbroek zijn uit te sluiten.

4.10.1 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De juridische regeling van het bestemmingsplan regelt de toelaatbare functies en toelaatbare bouwwerken. Het aspect licht wordt daarom niet rechtstreeks in de regels van het bestemmingsplan opgenomen.

Via de milieuzonering wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden met milieukwaliteit. De zware bedrijfscategorieën in het plangebied zijn gepland langs de A28 en daarmee niet aan de 'lichtgevoelige' oostkant. Lichthinder is niet waarschijnlijk vanuit het plangebied.

Het aspect lichthinder geeft geen uitgangspunten voor een specifieke regeling in dit bestemmingsplan.

4.11 MER-beoordeling

Voor de ontwikkeling van het Werklandschap Assen-Zuid is een milieueffectrapport opgesteld (zie voor het MER en daarbij horende onderzoeken ook: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0106.99BP20091003-C001 /t_NL.IMRO.0106.99BP20091003-C001_index.html). In het MER is een aantal ontwikkelingsvarianten onderzocht die zijn gebaseerd op de stedenbouwkundige visie, waarbij uitgegaan wordt van de totale ontwikkeling van het gebied. Het in het MER beschreven voorkeursalternatief (zie volgende afbeelding) is de basis geweest voor het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid. De ontwikkeling in het plangebied van dit bestemmingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan voor het gehele werklandschap. De resultaten van het MER zijn dan ook een goede basis voor dit bestemmingsplan. Het opnieuw uitvoeren van een MER of een m.e.r.-beoordeling is voor het plangebied van dit bestemmingsplan dan ook niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20171003B-C001_0030.jpg"

Het voorkeursalternatief uit het MER

De Energy Hub, die in het plangebied gerealiseerd wordt, is in de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid niet voorzien en daarom bij het MER voor dat plan niet meegenomen. De ontwikkeling is echter dusdanig qua aard, dat deze goed vergelijkbaar is met de bedrijfsontwikkelingen in de omgeving. De ontwikkeling van de Energy Hub leidt dan ook niet tot andere resultaten als deze meegewogen was in de MER.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt een algemene toelichting gegeven op de opzet van de regels en wordt daarna dieper ingegaan op de bestemmingen en aanduidingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

5.1 Opzet regels

Voor de opzet van de regels is zo veel mogelijk het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Assen (versie 11-2011) gevolgd.

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

De inleidende regels bevatten:

  • de begrippen (artikel 1). In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd;
  • wijze van meten (artikel 2). Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

De bestemmingsregels bevatten de juridische vertaling van de bestemmingen die in het plangebied voorkomen (artikel 3 tot en met artikel 7.

De algemene regels bestaan uit:

  • anti-dubbeltelregel (artikel 8). De anti-dubbeltelregel is opgenomen om er voor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • algemene bouwregels (artikel 9). Deze regels gelden algemeen en naast de specifieke bouwregels die in de bestemmingen zijn opgenomen;
  • algemene gebruiksregels (artikel 10). In dit artikel is aangegeven welke vormen van gebruik strijdig zijn met de aan de grond gegeven bestemming;
  • algemene aanduidingsregels (artikel 11). De regels van de aanduidingen die over verschillende bestemmingen en vlakken heen gaan staat in dit artikel;
  • algemene afwijkingsregels (artikel 12). Ten aanzien van ondergeschikte punten wat betreft de maatvoering kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels;

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels (artikel 14 en artikel 15). De overgangsbepalingen zijn standaardbepalingen die uit het Bro zijn overgenomen.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Het bestemmingpslan heeft de volgende bestemmingen:

  • Bedrijventerrein.
  • Groen.
  • Verkeer.
  • Water.
  • Leiding - Gas.
  • Waarde - Archeologie 2.
5.2.1 Bedrijventerrein

Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming "Bedrijventerrein". De regels van de bestemming "Bedrijventerrein - uit te werken" van het bestemmingsplan "Werklandschap Assen-Zuid" zijn daarbij de belangrijkste basis voor de inhoud.

Ook zijn de milieucategorieën gebaseerd op de zonering, uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Aan de oostkant van de centrale ontsluitingsweg zijn lichtere bedrijfsvormen (tot en met categorie 3.2) toegestaan dan aan de zijde van de A28 (tot en met milieucategorie 4.2).

De Energy Hub (multifueltankstation) en het horecacluster zijn mogelijk gemaakt in de regels. Voor het tankstation en de daarbij horende voorzieningen worden aanduidingen op de verbeelding opgenomen, zodat de locatie vastgelegd wordt. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 750 m² mag bedragen

Naast deze functies zijn (ondergeschikt) onder meer ook wegen en groenvoorzieningen toegestaan. Dit biedt de nodige flexibiliteit in relatie tot de verkaveling en uitgifte van gronden van het terrein.

Voor dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In de specifieke gebruiksregels wordt hiermee een juridische koppeling gemaakt (artikel 3.4). Gesteld wordt:

  • Goedgekeurd inrichtingsplan is een vereiste. Hierin wordt het maaiveld ontworpen en ingericht. Onderdelen hierin zijn o.a. parkeren, inritten, laden en lossen, eventuele opslag, en erfafscheidingen. Deze allgemene vereisten staan in het beeldkwaliteitsplan
  • Parkeren op eigen terrein.
  • Parkeervoorzieningen worden afgeschermd door middel van een haag of andere vorm van groene omheining van tenminste 1 m hoog.

5.2.2 Groen

De groenstructuur in de entreezone heeft de bestemming "Groen", zodat dit gebied groen blijft. Naast groenvoorzieningen zijn voor de flexibiliteit onder andere ook (ondergeschikt) water, paden en parkeervoorzieningen toegestaan. Bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van overige bouwwerken, zoals hekwerken. Aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken kunnen nadere eisen worden gesteld.

5.2.3 Verkeer

De entree en de ontsluitingsweg van het terrein zijn bestemd als "Verkeer". Daarnaast zijn binnen de bestemming onder meer parkeer- en groenvoorzieningen mogelijk gemaakt. Gebouwen zijn niet toegestaan. Bebouwing is alleen mogelijk als dit ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer is. Aan de inrichting van de bestemming kunnen nadere eisen worden gesteld.

5.2.4 Water

De aan te leggen waterstructuur rond het bedrijventerrein is als "Water" bestemd. Dit water is primair bedoeld voor de waterhuishouding, maar heeft ook een functie in de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein (zichtzone, landschappelijke inpassing).

5.2.5 Leiding - Gas

In de noordwestelijke hoek van het plangebied liggen twee hoofdgastransportleidingen. Ter bescherming is rondom de leidingen de bestemming "Leiding - Gas" aangegeven. In verband met de druk die door de buisleidingen loopt (< 40 bar) is voor deze bestemming aan weerszijden een zone van 4 meter aangehouden.

De regeling bij deze bestemming verbiedt het bouwen van gebouwen. Bouwwerken (bijvoorbeeld hekwerken) zijn wel toegestaan, omdat deze geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn en niet diep reiken en de onderliggende leidingen dan ook niet schaden. Voor werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. De regels maken werken en werkzaamheden mogelijk, waarbij aangegeven is dat voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. De voorwaarden hierbij zijn ook bedoeld om schade aan de leidingen te voorkomen.

5.2.6 Aanduidingen

Geluidzone - industrie

Voor de geluidzone vanuit het TT-circuit ligt over het gehele plangebied de aanduiding "geluidzone - industrie". Hierin is nieuwe geluidgevoelige bebouwing alleen mogelijk wanneer aangetoond is dat de gevelbelasting op die bebouwing als gevolg van de industrie de grenswaarden niet overschrijdt. Meer informatie hierover staat in paragraaf 4.3.

Overige zone - gezoneerd terrein

Over het hele terrein is de aanduiding "overige zone - gezoneerd industrieterrein" van toepassing. Dit geeft aan dat hier sprake is van een gezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat (een deel van) het terrein gebruikt mag worden door grote lawaaimakers.

Veiligheidszone - multifuel motorbrandstoffen

Voor het handhaven van de veiligheid is rond de risicovolle objecten bij de Energy Hub de aanduiding "veiligheidszone - multifuel motorbrandstoffen" opgenomen. In de regels hierbij wordt onder meer voorkomen dat binnen de aanduiding kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt. Zo kan het multifueltankstation goed blijven functioneren en lopen gebruikers in de omgeving ervan geen risico's.

Vrijwaringszone - radiotelescoop

Een gedeelte van het plangebied ligt onder invloed van de zone van de radiotelescoop Westerbork. Deze beschermingszone is in de Provinciale Omgevingsverordening vastgelegd en heeft als doel te voorkomen dat binnen deze zone bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden toegelaten waarbij elektromagnetische straling ontstaat die een storend effect heeft op de waarnemingen van de radiotelescoop. Vooral hoge bebouwing en gemotoriseerd verkeer kunnen daarop van invloed zijn. Dit is op het gehele plangebied aangeduid met "vrijwaringszone - radiotelescoop" en met de aanvullende regeling wordt er rekening mee gehouden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid en de grondexploitatieregeling (uit de Wro).

6.1 Financiële haalbaarheid

Dit bestemmingsplan biedt de planologische mogelijkheden voor de realisatie van het bedrijventerrein. Een concrete invulling daarvan vormt de realisatie van de Energy Hub, het multifueltankstation, dat door ContrAll gerealiseerd wordt. De gemeente Assen ontwikkelt zelf het bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid en dus ook de entreezone. Dit betekent dat de gemeente de gronden zelf bouwrijp maakt en dan de kavels verkoopt aan de bedrijven die zich daar willen ontwikkelen. Met de verkoop van de gronden worden de kosten voor de aanleg van de entreezone deels gedekt. In de begroting heeft de gemeente voldoende middelen gereserveerd voor de eerste werkzaamheden. Het plan is daarmee haalbaar.

6.2 Grondexploitatieregeling

In de grondexploitatieregeling zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening is aangegeven dat de gemeente een exploitatieplan vaststelt bij een bestemmingsplan, wanneer daarbij een bouwplan mogelijk wordt gemaakt. In dit plan is sprake van een bouwplan en de grondexploitatieregeling is dus van toepassing. Al bij de vaststelling van het bestemmingplan Werklandschap Assen-Zuid in 2010 is ook een exploitatieplan vastgesteld. De gemeente voert actief grondbeleid en geeft alle bouwrijp gemaakte gronden zelf uit. Via de verkoop van de gronden worden de kosten verhaald. Herzien van het exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan kan worden aangetoond door op een goede manier de planologische procedure te doorlopen. In deze procedure zijn namelijk verschillende momenten waarop door verschillende partijen gereageerd kan worden op het plan. De bestemmingsplanprocedure kent daarbij de volgende onderdelen:

7.1 Overleg

Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn diverse (overheids-) instanties in het kader van overleg verzocht om (als dit noodzakelijk wordt geacht) te reageren op het concept van het bestemmingsplan. Er zijn in totaal 3 reacties ingediend. Tennet heeft aangegeven geen bezwaren/opmerkingen te hebben op het concept van het bestemmingsplan.

Van de Veiligheidsregio Drenthe is een advies gekomen op de verantwoording groepsrisico voor het bestemmingsplan. Dit advies is als bijlage 8 toegevoegd aan het bestemmingsplan en verwerkt in de toelichting (paragraaf 4.4.3).

Het Waterschap Hunze en Aa's, Waterbedrijf Groningen en de provincie Drenthe hebben opmerkingen op het bestemmingsplan. In de 'nota overleg concept bestemmingsplan Entreezone Werklandschap Assen Zuid' zijn de reacties kort samengevat en van commentaar voorzien. Deze nota is als bijlage 16 opgenomen.

7.2 Zienswijzen

Naar aanleiding van het overleg is het voorontwerpbestemmingsplan aangepast tot een ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft de uniforme voorbereidingsprocedure doorlopen zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht in die zin dat het ontwerpplan met ingang van 13 maart 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Daarbij is een ieder in de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Er zijn zes zienswijzen ingediend, welke zijn beoordeeld door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het standpunt op de zienswijzen is opgenomen in bijlage 17.

7.3 Beroep

De gemeenteraad heeft op 4 juli 2019 besloten het bestemmingsplan (ambtshalve) gewijzigd vast te stellen op een tweetal onderdelen. Op dit besluit staat vervolgens gedurende 6 weken beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, kunnen de benodigde omgevingsvergunningen voor de ontwikkeling van de plannen, waaronder de Energy Hub, verleend worden.