direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: De Veenhoop - Recreatieterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het westen van de gemeente Smallingerland ligt een klein dorp genaamd De Veenhoop. Een groot gedeelte van dit dorp bestaat uit het recreatieterrein 'De Veenhoop Watersport & Recreatie'. De eigenaar van dit terrein is voornemens om dit terrein (in de huidige situatie bestaande uit een jachthaven en een camping/kampeerterrein) op te waarderen.

De bestaande jachthaven en het bestaande kampeerterrein worden opgewaardeerd met een aantal recreatiebungalows, groepsaccommodaties en een multifunctioneel gebouw. Een deel van de recreatiebungalows komt aan een nieuw te graven watergang te liggen. Deze ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Om deze reden wordt voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied beslaat een groot deel van het dorp De Veenhoop. Het plangebied is gelegen aan het Grytmansrak. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Het Eijzengapaed behoort hierbij niet tot het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0001.png"

Figuur 1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan Kleine kernen west van de gemeente Smallingerland, dat is vastgesteld op 12 juni 2012. Het plangebied heeft hierin de bestemmingen 'Recreatie - 2', 'Recreatie - 3', 'Water', en 'Groen'.

Het huidige kampeerterrein valt onder de bestemming 'Recreatie - 2'. Deze gronden zijn in gebruik voor recreatieve doeleinden. De bestaande bebouwing is vastgelegd binnen bouwvlakken.

De jachthaven is ondergebracht onder de bestemming 'Recreatie - 3'. Conform de methodiek van de gemeente Smallingerland valt ook het water van de jachthaven binnen deze bestemming, met een aparte aanduiding.

De doorgaande waterloop langs De Veenhoop is bestemd als 'Water'. De ligplaats is hierin aangeduid met de functieaanduiding 'ligplaats'.

De groenstrook bij de jachthaven heeft tenslotte de bestemming 'Groen'. Op deze gronden mogen geen gebouwen gebouwd worden, anders dan kleinschalige gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen. Ook mogen deze gronden niet worden gebruikt voor parkeerterrein.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van het plan;
  • hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • in hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • in hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De Veenhoop is een klein dorp in de gemeente Smallingerland. Het dorp ligt gelegen aan de Friese wateren, de Kromme Ie (Grietsmansrak) en de Wijde Ee, en in het Nationaal Park De Alde Feanen. Ten oosten van het plangebied ligt het Polderhoofdkanaal. Dit kanaal is in 2015 weer geschikt gemaakt voor recreatievaart. Er ontstaat daardoor een verbinding met de turfroute in Zuidoost-Fryslân. Op grotere afstand, ten noordoosten, ligt de kern Drachten.

De Veenhoop is ontsloten door de Drachtster Heawei. Het merendeel van het dorp bestaat uit het recreatieterrein met bijhorende jachthaven. Rondom het recreatieterrein staan voornamelijk woningen langs de Sluswei en Kraenlanswei. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0002.png"

Figuur 2 Luchtfoto plangebied en directe omgeving

Het Eijzengapaed (een doodlopende weg) splitst het plangebied in twee gedeelten. Het deel van het plangebied ten zuiden van het Eijzengapaed is in gebruik als camping/kampeerterrein. Op het kampeerterrein liggen grote campingplaatsen die omzoomd zijn door boomwallen. De sanitaire voorzieningen zijn gesitueerd op het noordelijke deel van de huidige recreatieterrein. De noordzijde van het plangebied is in gebruik als jachthaven. Het betreft een jachthaven met 200 ligplaatsen.

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Het initiatief betreft een ingrijpende aanpassing van de camping en jachthaven. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om een transformatie en opwaardering van het recreatiebedrijf binnen de bestaande oppervlakten. Op de groenstrook bij de jachthaven worden parkeerplaatsen gerealiseerd.

De plannen gaan uit van versterking van de campingfunctie en realisatie van twee groepsaccommodaties ten zuiden van het Eijzengapaed en realisatie van recreatiewoningen aan de noordzijde er van. Deze recreatiewoningen worden rond een nieuw te graven watergang gegroepeerd.
Daarnaast gaat het om het verplaatsen van het receptiegebouw, gecombineerd met sanitaire voorzieningen en het opnieuw oprichten van een havenkantoor met horecavoorziening. Langs de oever komen vier recreatiewoningen.

Aan de zuidwestzijde van het campingterrein wordt rekening gehouden met twee grote recreatieve groepsvakantiewoningen voor bijzondere doelgroepen (zorg) . Een overzicht van het nieuwe terrein is in figuur 3 weergeven.

De nieuwe recreatiewoningen worden verhuurd in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie, permanente bewoning wordt niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0003.jpg"

Figuur 3 Nieuwe situatie

Op de figuur is te zien dat de verschillende ontwikkelingen weergeven zijn met een letter. Deze zijn hierna nader toegelicht:

Woningen met letters A en B
Op het noordelijke gedeelte van het huidige kampeerterrein komen 14 recreatiewoningen. Deze zijn aangeduid met de letters A en B.

De woningen met de letter A worden woningen die geschikt zijn voor 8 tot 12 personen. Hiervan worden er drie geschikt gemaakt voor mensen die zorg behoeven, zodat deze woningen behalve voor recreatie eveneens gebruikt kunnen worden als tijdelijk verblijf voor mensen die bijvoorbeeld post-operatieve zorg behoeven die niet in hun thuissituatie verleend kan worden en waarbij verpleeghuiszorg niet verleend kan worden. De woningen worden uitgevoerd in één laag met een kap, met een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 8,0 meter. Elke woning krijgt een oppervlakte van 100 m2 .

De woningen met letter B zijn geschikt voor 2 tot 4 personen. Ook deze woningen worden uitgevoerd in één laag met een kap, met een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 7,5 meter. Elke woning krijgt een oppervlakte van 120 m2 . Al deze woningen zijn gelegen aan (een nog te graven) open vaarwater en een eigen aanlegsteiger hebben.

Woningen met letter C
Deze vier recreatiewoningen worden gebouwd aan het Grytmansrak. De woningen hebben een capaciteit van 6 tot 10 personen, afhankelijk van de indeling. Ook hebben deze woningen een eigen aanlegsteiger. De woningen worden uitgevoerd in één laag met plat dak, met een goot- en dus bouwhoogte van 3,5 meter . Elke woning krijgt een oppervlakte van 70 m2 .

Voor deze woningen worden nadere eisen gesteld aan de positionering en opbouw. Dit heeft te maken met het beeld vanaf het Grietmansrak en de mate van verstedelijking van de oevers. Voor de stedenbouwkundige inpassing wordt uitgegaan van op de oever geplaatste objecten die onderling voldoende ruimte bieden voor dooradering met groen, zijnde de continue oevervegetatie. De oever maakt deel uit van de EHS en zal derhalve van bijbehorende blijvende oevervegetatie moeten worden voorzien. De massa is bescheiden (footprint maximaal 70 m2 BVO) van omvang en laat de mogelijkheid toe van open/openbare ruimte aan de oever. De massa opbouw zal dan ook in lengte moeten worden opgebouwd, nagenoeg haaks op de oever. Paragraaf 2.3 gaat verder in op de inpassing van deze recreatiewoningen.

Gebouw met letter D
Het gebouw met letter D is een multifunctioneel gebouw. In het gebouw worden de volgende functies gehuisvest: een restaurant, een havenkantoor, sanitair voor de jachthaven en een ruimte voor onder meer een nautisch opleidingscentrum. Tevens kan het gebouw worden gehuurd voor bijeenkomsten van bijvoorbeeld een watersportvereniging en is er ruimte voor vergaderingen en bijeenkomsten. Bij het gebouw worden extra steigers aangelegd in verband met aanleggen bij het havenkantoor en bij het restaurant. De footprint van het gebouw wordt ongeveer 235 m2 en bestaat uit één bouwlaag met een kap met een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 5,5 meter. In het gebouw is maximaal 100 m2 aan horeca mogelijk.

Bij de inpassing van het gebouw dient rekening te worden gehouden met een continue vegetatie oever, waarbij het terras niet te ver over de oever aan de zijde Grietmansrak mag uitkragen.

Groepsrecreatieverblijven met letter E
De twee groepsgebouwen in het zuiden van het plangebied zijn aangeduid met letter E. De gebouwen bieder ieder ruimte aan 24 personen. De huisvesting is zodanig dat deze ook geschikt is voor mensen met een beperking met daarbij behorende begeleiding. De oppervlakte van elk gebouw is 400 m2 en bestaat uit één laag met plat dak, met een goot en bouwhoogte van 3,5 meter.

Terrein voor kamperen met letter F
Ook het kampeerterrein wordt opgewaardeerd. Dit terrein is aangegeven met de letter F. Op dit terrein komt een parkeerterrein, een opslag-/ en sanitairgebouw. Een aantal kampeerplekken wordt getransformeerd tot comfortplekken met eigen sanitair. Daarnaast komt er op het kampeerterrein plaats voor een tiental stacaravans en/of blokhutten.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Het plangebied is gelegen in het veengebied. Het landschap heeft hierin een open karakter doordat er vrijwel geen kavel- en wegbeplanting aanwezig is. Voor de ontwikkeling geldt dat het open karakter gewaarborgd en zelfs versterkt wordt. Ten eerste wordt de bebouwing verspreid in de ruimte en door water te creëren wordt het open karakter versterkt.

Voor de woningen langs het Grietsmansrak wordt voor de stedenbouwkundige inpassing uitgegaan van op de oever geplaatste objecten die onderling voldoende ruimte bieden voor dooradering met groen, zijnde de continue oevervegetatie. De oever maakt deel uit van de EHS en zal derhalve van bijbehorende blijvende oevervegetatie worden voorzien. De massa is bescheiden (footprint maximaal 70 m2 BVO) van omvang en laat de mogelijkheid toe van open/openbare ruimte aan de oever. De massa opbouw is dan ook in lengte opgebouwd, nagenoeg haaks op de oever. Een aantal schetsen van de beoogde recreatiewoningen worden in de navolgende figuren weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0004.png"

Figuur 4 Principe plattegrond doorlopen oever met insteek haventje

.afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0005.png"

Figuur 5 Principe profiel doorlopende oever ter plaatse van recreatiewoning 

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0006.png"

Figuur 6 Overzicht doorlopende oever

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0007.png"

Figuur 7 Overzicht doorlopende oever met privé haventjes

Voor het overige geldt dat de ontwikkeling plaatsvindt op het recreatiepark zelf. De beplanting blijft hierbij grotendeels gehandhaafd. Het zicht vanuit de omgeving op het recreatieterrein blijft gehandhaafd. De huidige ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee gecontinueerd.

Het plangebied is nog volop in ontwikkeling en vraagt extra aandacht om de gewenste en toekomstige ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren c.q. waarborgen en is daarom aangemerkt als bijzonder welstandsgebied. De nadruk ligt hierbij op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit.

2.4 Mobiliteitstoets

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een mobiliteitstoets uitgevoerd (zie bijlage 1). Hierbij is de ontwikkeling getoetst aan verschillende verkeerskundige aspecten, zoals de verkeersgeneratie en -afwikkeling en de parkeerbehoefte. Uit de mobiliteitstoets blijkt dat de wegen rondom het plangebied zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie voldoende capaciteit hebben om het verkeer goed af te wikkelen. Dit geldt zowel voor de beoogde ontwikkelingen maar ook voor eventueel andere plannen die binnen het bestemmingsplan passen. De parkeerbehoefte kan op het recreatierrein worden opgevangen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Op het beleid van Wetterskip Fryslân wordt in paragraaf 4.3 ingegaan.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Ten aanzien van de bovenstaande belangen is voor het plangebied de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang. Ten noorden van het plangebied, op ruim 500 meter, ligt het Natura 2000-gebied De Alde Feanen. Dit natuurgebied maakt tevens deel uit van de EHS. Tevens ligt ten noorden en westen van het plangebied oevers die als EHS begrensd zijn. De mogelijkheden in het plangebied zijn wat betreft de ecologische waarden onderzocht in de Natuurtoets. Het volgend hoofdstuk gaat hier specifiek op in. Hieruit blijkt dat de ontwikkelingen geen negatieve effecten hebben op de beschermde natuurgebieden.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen in het plangebied passen in het beleid van de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de bescherming van beschermde gebieden wordt bij de provinciale verordening regels gesteld. Dit bestemmingsplan raakt verder geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de Romte', vastgesteld op 13 december 2006.

Het imago van Fryslân wordt in sterke mate bepaald door de (cultuur)toeristische en recreatieve mogelijkheden die de provincie te bieden heeft. De te koesteren kernkwaliteiten van Fryslân staan daar borg voor. De toeristische sector is een belangrijke bron van werkgelegenheid en is daarmee een belangrijke sociaal-economische factor die tevens bijdraagt aan de instandhouding van het voorzieningenniveau in dorpen.

Naast versterking van de stedelijke gebieden, wordt met het Streekplan ingezet op een vitaal platteland. Binnen dit vitale platteland, waar ontwikkelingen binnen de aanwezige kwaliteiten en binnen de plaatselijke verhoudingen mogelijk zijn, worden stedelijke en regionale centra en recreatiekernen en overige kernen onderscheiden. Nieuwe grootschalige initiatieven worden primair geconcentreerd in deze gebieden. Het plangebied gebied valt niet onder een van deze kernen. Echter naar aard en omvang zijn recreatieve initiatieven -zoals een kleine jachthaven, kleinschalige logiesaccommodaties, dorpslogementen, een horecauitspanning met speeltuin,een kleinschalige passantencamping en kleinschalig kamperen- ook buiten de bovengenoemde kernen mogelijk.

De provincie biedt daarom zowel ruimte voor kwaliteits verbetering met inbegrip van de daarvoor benodigde uitbreiding van bestaande recreatieve voorzieningen, als voor het ontwikkelen van nieuwe initiatieven. Voorwaarde hiervoor is wel dat deze verantwoord in de landschappelijke en natuurlijke omgeving kunnen worden ingepast. Ook zetten zij cultuurhistorische waarden actiever in om de recreatie een impuls te geven. Voor de verblijfsrecreatie wordt ingezet op verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod. Uitbreiding van bestaande recreatieterreinen is mogelijk, mits sprake is van ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Bij recreatiebungalowcomplexen is ruimte tot in ieder geval 50 verblijfseenheden.

Met de uitbreiding van het recreatieterrein blijft het totale aantal verblijfseenheden onder de 50. Bij het ontwerp van het terrein is aandacht besteed aan de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Dit is verwoord in het vorig hoofdstuk. Op deze wijze sluit het plan aan op de provinciale beleidsuitgangspunten.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het Laagveengebied. Van provinciaal belang zijn hier enkele veenpolders waarbij de samenhang tussen ontginning, ontwatering, verkaveling, polderdijken en bebouwingspatroon nog goed zichtbaar is.

De aangewezen provinciale belangen hebben vooral betrekking op de karakteristieken van het landschap. Uitgangspunten voor het gebied zijn respecteren van de functioneel samenhangende onderdelen van de veenpolders (polderdijken, ringsloten, verkaveling, bebouwingslinten). De veenpolders als functionele eenheid blijven beschouwen en ruimtelijke veranderingen binnen deze functionele eenheid als geheel in goede banen leiden. Handhaven en verder ontwikkelen van de open loop- en zichtlijnen tussen de bebouwingslinten en het open water. De ruimte tussen bebouwde percelen is een voorwaarde voor het voortbestaan van de relatie tussen dorp en omgeving.

Het project stelt de opwaardering van een recreatiepark voor binnen grotendeels het bestaande oppervlak. Deze doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het Laagveengebied. Het bestemmingsplan voldoet aan het beleid van Grutsk op 'e Romte.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De Provinciale Verordening Romte Fryslân geeft aan dat op een bestaand kampeerterrein recreatiewoningen zijn toegestaan ter vervanging van standplaatsen. Het bestemmingsplan geeft hier uitvoering aan.

Verder is in de verordening de EHS aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt gedeeltelijk binnen de grenzen hiervan. Een plan dat betrekking heeft op deze gronden mogen geen activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maken die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gronden, of tot significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. De mogelijkheden in het plangebied zijn wat betreft significante effecten op de ecologische waarden en kenmerken onderzocht in de Natuurtoets. Het volgend hoofdstuk gaat hier specifiek op in. Hieruit blijkt dat de ontwikkelingen geen negatieve effecten hebben op de Ecologische Hoofdstructuur.

De ontwikkeling is dan ook passend in de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Smallingerland
De structuurvisie Smallingerland geeft een kader voor de toekomst. De visie geeft een verkenning van de ontwikkelingen van de gemeente Smallingerland voor een langere periode. De pijlers voor dit beleid richten zich op werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Voor de pijler recreatie wil de gemeente in economisch opzicht maximale kansen geven. het Toeristisch recreatief ontwikkelingsplan vormt hierin een uitwerking.

Toeristisch recreatief ontwikkelingsplan

Het toeristisch recreatief ontwikkelingsplan heeft als doel richting te geven aan de toeristische ontwikkeling van Smallingerland in de komende 20 jaar. Hierbij wordt ingezet op het uitspelen van de ligging van de gemeente Smallingerland, dat de verbindende schakel tussen water en wouden (Wâlden) vormt. In de Wâlden wordt ingezet op de ontwikkeling van meer fiets-, wandel- en ruiterroutes en ook op het opzetten van toeristische opstappunten. Wat betreft verblijfsrecreatie worden (kleinschalige) kampeerterreinen, Bed & Breakfast accommodaties en recreatieve appartementen gestimuleerd.

Initiatieven op het gebied van recreatiebungalows worden beoordeeld op hun unieke karakter, (ruimtelijke) kwaliteit, duurzaamheid en planologische inpasbaarheid. Daarnaast worden kansen gezien voor agrotoerisme in het Nationaal Landschap NoardlikeFryske Wâlden.

Het aanbod aan overnachtingsmogelijkheden moet hierbij aansluiten bij de wensen van de toerist. Toeristen zijn steeds meer op zoek naar persoonlijke, bijzondere accommodaties, waarin ze even weg zijn uit het dagelijks leven. Ze verwachten hierbij steeds meer comfort en luxe, die het woongenot van thuis evenaren. De gemeente wil het accent van hun beleid leggen op kwaliteit. Voor bijzondere en unieke plannen met aandacht voor landschap, ecologie en duurzaamheid bieden zij ruimte.

Initiatieven uit de markt worden beoordeeld op hun unieke karakter en (ruimtelijke) kwaliteit, duurzaamheid en planologische inpasbaarheid. Een initiatief moet bovendien passen bij de maat, schaal en het karakter van het landschap. Een pallet aan kleinschalige initiatieven, gespreid over de gemeente, heeft dan ook nadrukkelijk de voorkeur boven één grootschalige ontwikkeling. Een grootschalige ontwikkeling kan hierbij gezien worden als er bijvoorbeeld sprake is van uitbreiding. Het herontwikkeling van een bestaand recreatieterrein kan gezien worden als een kleinschalig initiatief. Is er is hierbij geen sprake van uitbreiding.

Ook biedt de gemeente ruimte aan zorgtoerisme. Door onder meer de vergrijzing is er een toenemende behoefte aan zorgaccommodaties. Mensen willen in een prettige omgeving kunnen herstellen van een operatie of een ziekte. Mensen met een beperking, een chronische ziekte, burn-out klachten, enz. zoeken een vakantieplek. Een specifiek hierop toegeruste wellnessaccommodatie is een voorziening waar dit onder professionele begeleiding kan. Zorg- en bezinningstoerisme lijken een serieuze bedrijfstak te worden.

Het voorgenomen initiatief speelt met zijn 'kwaliteitsverbetering' in op de behoefte vanuit de markt. De ontwikkeling past qua maat, schaal en karakter binnen het veenlandschap. Daarnaast sluit de ontwikkeling bij aan de voorgenoemde marktontwikkelingen, waaronder de toenemende vraag naar zorgtoerisme.

Notitie kleinschalige verblijfsrecreatie
De notitie kleinschalige verblijfsrecreatie biedt een beleidskader voor de bestaande kampeervoorzieningen en voor (nieuwe) kleinschalige toeristische ontwikkelingen.

Uit de notitie blijkt dat de gemeente niet beschikt over een verblijfsrecreatieterrein met recreatiewoningen. Wel zijn er nabij De Alde Feanen een beperkt aantal particuliere zomerhuizen en recreatieve woonboten. Verspreid over de gemeente bevinden zich een beperkt aantal burgerwoningen die in gebruik zijn als recreatiewoning. De verblijven worden helaas nauwelijks aangeboden voor de recreatieve verhuur en zijn daarmee maar beperkt van nut voor de toeristische sector.

De Recron heeft in haar rapport 'Recreatie en Toerisme op weg naar 2019' (2005) een doorkijk gegeven naar de recreatieve vraag in de komende jaren. Allerlei ontwikkelingen (zoals demografische, economische, sociaal-culturele, politiek-bestuurlijke, technologische en internationale) leiden tot verschuivingen in het gedrag van recreanten en vragen aan recreatieondernemers om daarop in te spelen. Volgens de Recron ontstaat er de komende jaren een steeds grotere hang naar luxe en comfort. Er is een groeiende behoefte aan gezondheid gerelateerde activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, saunabezoek, wellness en een toenemende belangstelling voor culture activiteiten, musea en theaters.

In het algemeen geldt dat verblijfsaccommodaties zich zowel bouwtechnisch als qua dienstverlening nadrukkelijk moeten gaan instellen op de grotere groep ouderen. Ook de toenemende hang naar luxe en comfort de nodige eisen aan de accommodaties. Vakantiebungalows en stacaravans worden steeds groter en zijn van steeds meer gemakken voorzien en staan op steeds grotere percelen. Daartegenover staat een toenemende vraag naar verblijfsmogelijkheden die inspelen op de vraag naar rust, ruimte en bezinning; iets waarbij kleinschalige vormen van kamperen een rol kunnen spelen.

Het initiatief past binnen het recreatief beleid van de gemeente. De ontwikkeling betreft namelijk een vernieuwde vorm van verblijfsrecreatie, waarbij het inspeelt op de veranderde marktomstandigheden.

Welstandsbeleid 

De gemeente Smallingerland heeft een Welstands- en reclamenota, die in 2015 is vastgesteld. In deze nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld.

Bij de ruimtelijke toetsing van bouwaanvragen in het plangebied zijn twee toetsingsinstrumenten van belang: de welstandsnota en het bestemmingsplan. Inhoudelijk zijn beide instrumenten op elkaar afgestemd. De bestemmingsplanregeling is afgestemd op de welstandsnota en gaat met name over de maatvoering en de plaatsing van gebouwen en andere bouwwerken. De zaken die niet in dit bestemmingsplan zijn geregeld of niet kunnen worden geregeld, maar wel vanuit het oogpunt van welstand belangrijk zijn, worden via de welstandsnota geregeld.

Zoals in paragraaf 2.3 beschreven is het plangebied aangemerkt als bijzonder welstandsgebied. Voor het plangebied is dan ook een specifieke welstandskader opgesteld. Dit is opgenomen in bijlage 3. De toekomstige bouwaanvragen worden hieraan getoetst.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, dient ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze wordt gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen danwel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden dat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijfsmatige activiteiten heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” opgesteld (verder genoemd de VNG handreiking). Deze VNG handreiking is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven en voorzieningen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven en voorzieningen een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een “rustige woonwijk” of een “gemengd gebied”.

In De Veenhoop zijn diverse voorzieningen aanwezig, zoals het recreatiepark en de jachthaven, maar ook enkele bedrijven, waaronder: een melkveehouderij en een zeilschool/botenverhuur. Ook zijn er in het dorp, enkele sportvelden en een restaurant aanwezig. Om deze reden kan de directe omgeving van het plangebied worden gekarakteriseerd als een “gemengd gebied”.

Een recreatieterrein is aangewezen als inrichting uit milieucategorie 3.1. Hierbij geldt bij een gemengd gebied een richtafstand van 30 meter tot aan gevoelige bestemmingen, zoals woningen. De bepalende factor voor deze afstand betreft geluidhinder. Hieraan voldoet de huidige situatie niet, binnen de genoemde richtafstand zijn woonhuizen aanwezig. Dit is planologisch gezien een bestaande situatie zoals het in het geldende bestemmingsplan is geregeld. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als kampeerterrein en jachthaven en zijn de gronden geregeld onder een recreatieve bestemming. De recreatieve bestemmingen blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd.

Het nieuwe parkeerterrein op de groenstrook ten oosten van de woning aan de Sluswei 15 behoort tot ‘De Veenhoop Watersport & Recreatie’. Volgens de VNG-brochure beschikt een algemeen parkeerterrein over milieucategorie 2 met de bijbehorende richtafstanden van 10 meter voor woningen in een gemengd gebied. Ter plaatse is er sprake van een gemengd gebied omdat de woning is gelegen te midden van recreatieve functies. De afstand van het parkeerterrein tot de woning bedraagt circa 15 meter, en daarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Voor de overige beoogde parkeerterreinen in het plangebied geldt dat deze op basis van het geldende bestemmingsplan al mogelijk zijn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening, is een zorgvuldige afweging gewenst. Daarom is akoestisch onderzoek verricht naar de geluiduitstraling om met zekerheid te kunnen stellen dat de parkeerterreinen nabij de woningen niet zorgen voor een significante geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen en dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan opgenomen. Hieruit volgt dat de geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen voldoet aan de normen zoals gesteld in de VNG-brochure voor woningen in een gemengd gebied, én aan het Activiteitenbesluit. Ter plaatse van de omliggende woningen kan dan ook gesteld worden dat er sprake blijft van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Daarnaast geldt ook voor de recreatiewoningen dat een goed leefklimaat gerealiseerd moet worden. In de directe omgeving van het plangebied is een jachthaven aanwezig, die deel uitmaakt van het recreatiepark en is aangewezen als inrichting uit categorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter. Deze afstand is gebaseerd op gevoelige functies, zoals woningen. In dit geval worden er recreatiewoningen ontwikkeld, waarbij de recreatieve bestemming grotendeels gehandhaafd blijft. De recreatiewoningen aan de oever en aan de nieuw te graven watergang zijn binnen de richtafstand gelegen, bij ligplaatsen en parkeergelegenheid ten behoeve van de jachthaven. Deze functies passen binnen de context van het Recreatiepark De Veenhoop en zijn goed met elkaar verenigbaar. Het is daarom te verwachten dat bij de recreatiewoningen een goed leefklimaat wordt gecreëerd, zoals op het recreatiepark nu ook al het geval is.

Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Recreatiewoningen zijn niet-geluidsgevoelige objecten. Een formele toets aan de Wgh is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient er vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' gemotiveerd te worden dat er bij de recreatiewoningen vanuit wegverkeersgeluid een goed recreatieklimaat ontstaat. De recreatiewoningen worden gebouwd langs wegen die geen doorgaande functie hebben. De verkeersintensiteiten zullen dan ook zeer laag zijn, waardoor er een goed recreatieklimaat wordt geboden.

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Water

In 2004 is door Wetterskip Fryslân een Leidraad Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze Leidraad is een instrument waarmee waterschapmedewerkers helder en eenduidig over water kunnen communiceren met gemeenten. De Leidraad Stedelijk Waterbeheer werd door medewerkers van Wetterskip Fryslân gebruikt bij het opstellen van wateradviezen en beantwoorden van vragen. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen,waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema`s veilig, voldoende en schoon.

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht.Wetterskip Fryslân beoordeelt en/of toetst geen vaststaand plan maar denkt vanaf het begin van het planvormingsproces mee, Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Wetterskip Fryslân maakt gebruik van de digitale watertoets. Op de website www.dewatertoets.nl kan de initiatiefnemer, of degene die namens de initiatiefnemer een ruimtelijk plan opstelt, een watertoets voor een plan aanvragen.

Uitslag watertoets en vervolg procedure

Met de gegevens die zijn opgegeven, is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding dat de normale procedure moet worden gevold. In het kader van de normale procedure is de ontwikkeling voorgelegd aan Wetterskip Fryslân voor een wateradvies.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water.

Daarnaast heeft op 24 maart 2015 overleg plaatsgevonden met het Wetterskip over de plannen. In het overleg is gesproken over het nieuwe kadetraject en de peilwijziging. Met betrekking tot het eerste is het noodzakelijk dat de erven van de recreatiewoningen rond de toekomstige boezem naar waterkerende hoogte worden gebracht. De uiteindelijke waterkering komt in de vorm van een grondwal met damwand te liggen ter hoogte van de weg achter de recreatiewoningen rond de nieuwe waterpartij. Het Wetterskip onderzoekt de mogelijkheid dit in een watervergunning vast te leggen. De sloot in het plangebied blijft gehandhaafd. De af te graven gronden liggen nu nog op polderpeil en komen straks voor de boezem te liggen. De peilwijziging wordt geregeld met een tijdelijke vergunning, die later in de herzieningscyclus van de peilbesluiten (eens in de 10 jaar) wordt meegenomen.

Het waterschap heeft een positief wateradvies uitgebracht. Dit advies is in bijlage 4 opgenomen. Bij de verdere uitwerking van het project wordt dit advies opgevolgd. Ten slotte is in een watertoets vastgelegd wat is besloten rondom de afstemming tussen initiatiefnemer, Wetterskip en gemeente. Hierin zijn de hoofdpunten van het wateradvies herhaald en samengevat. De toets is opgenomen in bijlage 5.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie.

Het plangebied is momenteel voor recreatieve doeleinden in gebruik. Er is geen sprake van een verdachte locatie. Net als in de huidige situatie blijft het plangebied bestemd voor recreatie. Een bodemonderzoek kan in het kader van de bestemmingsplanprocedure achterwege blijven. In het kader van de vergunningverlening is het uitvoeren van een bodemonderzoek echter wel verplicht. Gezien het huidige gebruik van de gronden worden er geen belemmeringen verwacht.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van het erfgoed is de Monumentenwet 1988. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is deze wet gewijzigd. De kern van de wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van art. 3.6.1, lid 1 van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan dient nu tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Zover hier sprake van is, dient daarnaast aangegeven te worden op welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij dient tevens de historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.

Cultuurhistorische waarden

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. De nieuwe inrichting van het plangebied voegt zich in de bestaande structuren en kenmerken van het dorp.

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Volgens deze kaart kunnen zich in het plangebied en in de omgeving archeologische resten bevinden uit de periode steentijd - bronstijd. De provincie beveelt aan om bij grote ingrepen (5.000 m2 of groter) archeologisch onderzoek uit te voeren. Daarvan is bij onderhavig plangebied sprake en is om die reden archeologisch bureau onderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 6. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische resten. Een archeologisch vervolgonderzoek wordt daarom niet aanbevolen.

Mochten er tijdens de werkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen, dient op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst.

Ten aanzien van archeologie zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het plangebied ligt op circa 500 meter afstand van het Natura 2000-gebied De Alde Feanen (zie figuur hierna). Ertussen liggen het Grytmansrak, open graslanden en een lokale ontsluitingsweg (Hegewarren). De open graslanden zijn aangewezen als ganzenfoerageergebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0008.png"

Figuur 8 Ligging van het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van De Alde Feanen (geel gemarkeerd).

De Alde Feanen is tevens onderdeel van de EHS. Aan weerszijden van het plangebied liggen oevers die als EHS begrensd zijn. Ten zuiden van het plangebied ligt EHS-gebied de Kraanlannen (figuur 9). Ter hoogte van het plangebied is alleen het water begrenst als EHS-gebied. De beoogde recreatiewoningen aan het water, zullen doordat de koppen boven het water liggen dan ook gedeeltelijk in de EHS liggen. Verder ligt het plangebied binnen een zoekgebied voor een robuuste verbinding langs het Grytmansrak. De agrarische gronden buiten het plangebied en de bebouwing van de Veenhoop zijn aangewezen als weidevogelgebied. In het plangebied en het bebouwde gebied van de Veenhoop zijn weidevogels uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0009.png" Figuur 9 Ligging van het plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur

In verband met de dichte nabijheid tot beschermde natuurgebieden is op voorhand niet duidelijk of de ontwikkeling mogelijk effect heeft op het Natura2000-gebied De Alde Feanen. Daarom is in het kader van de Natuurbeschermingswet een natuurtoets uitgevoerd. Dit ecologisch onderzoek (de natuurtoets) is toegevoegd als bijlage 7. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten worden uitgesloten ten aanzien van de broedvogels, niet-broedvogels, habitattypen en -soorten van natuurgebied de Alde Feanen. Effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS en op weidevogelgebieden worden uitgesloten.

Vanuit de Natuurbeschermingswet zijn geen aanvullende onderzoeken of vergunningen nodig.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

In verband met het verwijderen van enkele beplanting en het graven van een nieuwe watergang is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek maakt deel uit van de natuurtoets die is opgenomen in bijlage 7. Hieruit blijkt dat het plangebied geschikt is voor broedvogels en dat vleermuizen in bomen (zieke essen) en struiken worden verwacht. Deze zieke essen staan in het deel ten zuiden van het Eijzingapaed.
De kap van bomen en struiken kan buiten de broeiperiode plaatsvinden (ongeveer half maart - half juli). Op deze manier wordt voorkomen dat broedende vogels worden verstoord. Wanneer de bouw- en aanlegwerkzaamheden doorlopen tot in de broedperiode, kunnen broedvogels zich in het plangebied vestigen. Geadviseerd wordt om in dat geval in overleg met een ecoloog een werkwijze te kiezen waarbij broedende vogels niet worden verstoord.

Er vinden veranderingen plaats in het foerageergebied van de gewone en ruige dwergvleermuis en de laatvlieger plaats. De ruige dwergvleermuis is slechts eenmaal waargenomen, waardoor het plangebied voor deze soort weinig van belang is. Van de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis kan worden aangenomen dat ze hun verblijfplaatsen hebben in de bebouwing van De Veenhoop en dat het plangebied als foerageergebied voor deze soorten belangrijk is.
De essensingels rond het terrein blijven in stand, waaronder de bomen langs het Eijzengapaed waar grote aantallen dwergvleermuizen werden waargenomen. Het nieuw aan te leggen water en de aanplant van jonge bomen en struiken vormen beschutte foerageerbiotopen. Op deze wijze blijft het foerageertbiotoop voor vleermuizen in stand. Negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden op het foerageergebied worden daarom uitgesloten. Er verdwijnen geen verblijfplaatsen en vliegroutes.

De werkzaamheden vinden overdag plaats. In de winterperiode, als er eventueel verlicht moet worden aan het begin of einde van de dag, zijn vleermuizen in winterslaap. Verstoring van jagende of voorbij vliegende vleermuizen wordt dan uitgesloten.
In de gebruiksfase is er een toename van de uitstraling van licht op de Grytmansrak, waardoor een deel van het wateroppervlak minder geschikt wordt als leefgebied. Het betreft een beperkt deel van het wateroppervlak. Het Grytmansrak blijft geschikt als vliegroute. Negatieve effecten van vanuit de recreatievaart worden niet verwacht, omdat deze hoofdzakelijk overdag plaatsvindt.


Ook geldt altijd de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Deze schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Vanuit de zorgplicht kunnen de nieuw te graven wateren het beste in het droge worden gegraven, waarbij de oever pas op het laatst wordt doorgestoken. Hiermee wordt voorkomen dat vissen in het bereik van de graafmachines komen en verwond raken. Om gedurende de broedperiode broedgelegenheid te houden voor de boerenzwaluw, wordt aanbevolen om de nieuwe steigers in april gereed te hebben.

4.7 Externe veiligheid

Algemeen
Externe veiligheid ziet toe op het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door bijvoorbeeld:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen).


Externe veiligheid richt zich op het beperken van de risico's voor personen. De volgende normen zijn van belang.


Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Van de normen voor het PR kan niet worden afgeweken.


Groepsrisico (GR)
Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Het GR is geen harde norm. Hier heeft het bevoegd ruimte voor afweging. Daarvoor is een verantwoordingsplicht van toepassing.


In de omgeving van het plangebied zijn ondergrondse leidingen voor het transport van aardgas onder hoge druk aanwezig. Op deze leidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing.
Uit de beoordeling blijkt dat er geen plaatsgebonden risico aanwezig is. Een deel van het plangebied ligt in het invloedsgebied. Dit betreft 4 recreatiewoningen en het multifunctionele gebouw. Hiervoor moet een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Het groepsrisico is voor de bestaande en de gewenste situatie berekend. Alhoewel het aantal personen binnen het invloedsgebied toeneemt blijkt uit de berekening dat geen groepsrisico in de grafiek zichtbaar is. Aan brandweer Fryslân is advies gevraagd. Voor dit deel van het plangebied is aangegeven dat geen directe knelpunten worden geconstateerd.


Alhoewel risico's nooit voor 100% kunnen worden weggenomen, wordt geconcludeerd dat externe veiligheid geen belemmering is voor de ontwikkelingen in dit plangebied.
Aanvullend geeft Brandweer Fryslân in haar advies aan dat er sprake is van een hoge opkomsttijd. Het is niet mogelijk deze tijd te verkorten. Een goede organisatie van de Bedrijfs Hulpverlening (BHV-organisatie) op het recreatieterrein is om die reden belangrijk. Voor externe veiligheid is dit geen toetsingskader. Een nadere uitleg en motivering van dit onderdeel wordt opgenomen in de omgevingsvergunning. Een uitgebreide toelichting op het aspect externe veiligheid en het advies van Brandweer Fryslân is opgenomen in bijlage 8.

4.8 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 19 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 19 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus goed.

Omdat in het plangebied het aantal toegestane stacaravans in het plangebied wordt omgezet in een terrein met recreatiewoningen is de toename van het aantal verkeersbewegingen zeer beperkt. Deze bedraagt op basis van de mobiliteitstoets in bijlage 1 130 motorvoertuigen per etmaal. Om te bepalen of deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, is een berekening gemaakt met de zogenaamde NIBM-tool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2015DPW006-0401_0010.jpg"

Figuur 10 Berekening Nimb-tool

Uit de berekening blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In of nabij het plangebied lopen geen hoofdkabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. In paragraaf 4.7 is reeds aan de orde gekomen dat het plangebied binnen het invloedsgebied van een ondergrondse gasleiding ligt. Deze leidingen zijn ook opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Smallingerland. Hier is ook een regeling opgenomen met het oog op de externe veiligheid.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure:

Inspraak en overleg
In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan met ingang van 5 juni 2015 tot en met 2 juli 2015 voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn belanghebbenden en vooroverlegpartners in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren. Dit heeft in totaal drie schriftelijke vooroverlegreacties en 16 inspraakreacties opgeleverd. Alle reacties zijn beoordeeld, waarbij is nagegaan óf en hóe het plan bijgesteld moet worden. Hiertoe is de Reactienota Overleg en Inspraak opgesteld. De nota met de overleg- en inspraakreacties zijn opgenomen als bijlage 9 bij deze toelichting.

In de reactienota is ingegaan op de reacties van instanties en organisaties, die in het kader van het overleg hebben gereageerd. Per persoon, instantie of organisatie zijn de reacties afzonderlijk beantwoord. Daarbij is aangegeven of en op welke wijze het plan zal worden aangepast. De Inspraak- en Overlegreacties zijn, waar noodzakelijk, in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Na aanleiding van overleg over het aantal ligplaatsen bij de jachthaven is het bestemmingsplan verder ambsthalve aangepast door het toestaan van 200 ligplaatsen bij de jachthaven en wordt de bestemming van de beoogde locatie voor het nieuwe parkeerterrein aan de oostzijde van het plangebied gewijzigd van een recreatieve bestemming naar een groen bestemming met mogelijkheden voor een parkeerterrein.

Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn 17 zienswijzen ingediend die door de gemeente zijn beantwoord.

Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens op 15 november 2016 gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de ontwikkelingen op het recreatiepark worden gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om de uitbreiding van het recreatieterrein te kunnen realiseren.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk. In beginsel bestaat daarom de verplichting om een exploitatieplan op te stellen. In dit geval is het kostenverhaal geregeld via een anterieure overeenkomst die de gemeente met de ontwikkelende partij heeft gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

6.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingsplan in dit bestemmingsplan zijn afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Groen

De locatie van het beoogde, nieuwe parkeerterrein aan de oostzijde van het plangebied heeft de bestemming 'Groen' gekregen met daarin mogelijkheden voor een parkeerterrein. Dit waarborgt dat deze gronden niet voor recreatieve doeleinden gebruikt kunnen worden maar wel voor een parkeerterrein.

Recreatie - 2

Het kampeerterrein en de recreatiewoningen en groepsaccommodaties zijn geregeld onder de bestemming 'Recreatie - 2'. De mogelijkheden hiervoor zijn afgestemd op de huidige bestemmingsplanregeling en het ontwerp zoals in hoofdstuk 2 is omschreven. De recreatiewoningen kunnen alleen in de bouwvlakken worden gebouwd die zijn aangeduid voor recreatiewoning. Een soortgelijke constructie is van toepassing op de locaties waar de groepsaccommodaties gebouwd mogen worden. Het maximaal aantal te bouwen recreatiewoningen/groepsaccommodaties, de goot- en bouwhoogten en oppervlakten zijn afgestemd op het ontwerp. De recreatiewoningen aan het Grytmansrak hebben gezien de ligging en de beoogde landschappelijke inpassing op de oever een specifieke bouwaanduiding gekregen. De vier recreatiewoningen hebben een maximale oppervlakte van 70 m2 en de oppervlakte voor de gronden voor terras mogen niet meer dan 30 m2 bedragen. Ook is voor deze recreatiewoningen bepaalt dat het niet toegestaan is om gebruik te maken van de gronden zonder dat uit een verlichtingsplan blijkt dat de lichtuitstraling op het water wordt beperkt. Ook is hier een regeling opgenomen dat de recreatiewoningen niet in het water zelf gebouwd mogen worden, maar dat alleen het overstek van de recreatiewoning boven het water is toegestaan. Ten slotte is rekening gehouden met de zichtlijnen door het bouwvlak aan de noordkant zodanig te situeren dat de zichtlijnen niet beperkt worden.

Voor de overige recreatiewoningen geldt ook dat enige variatie mogelijk is in de bouwvlakken, en per recreatiewoning een maximale oppervlakte van toepassing is. Voor de groepsaccommodaties zijn de bouwmogelijkheden in het bouwvlak beperkt door het maximale bebouwingspercentage.

Met deze regeling wordt gewaarborgd dat de plannen conform het ontwerp worden uitgevoerd. De overige gebouwen (zoals de sanitaire voorziening) kunnen in de bouwvlakken worden gebouwd. De nieuwe watergang is aangeduid met de aanduiding 'water'.

Recreatie - 3

De overige gronden in het plangebied zijn geregeld in de bestemming 'Recreatie - 3'. Deze bestemming doelt op de jachthaven. De regeling hiervoor is grotendeels afgestemd op het geldende bestemmingsplan. Het multifunctionele gebouw kan in het bouwvlak worden gebouwd volgens de in paragraaf 2.3 beschreven karakteristieken. Hiervoor geldt een bebouwingspercentage van 80%. Voor het aanliggende terras is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Om de oppervlakte van horecavoorzieningen binnen dit gebouw beperkt te houden, is een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 100 m² binnen de functieaanduiding 'horeca' toegestaan.