direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Drachten - Leidijk 30 en Noordkade 72-74
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Al enige tijd zoekt de gemeente Smallingerland en supermarkt Aldi naar een vestigingslocatie in het oostelijk deel van Drachten. Het plan is opgevat om de Aldi te verplaatsen van de Noordkade 72-74 naar een locatie op de hoek van de Raai en de Leidijk. Hier is momenteel een vestiging van Babyplanet aanwezig. Deze zal verhuizen naar de Martin Luther King Boulevard, in het zuiden van Drachten.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de gewenste vestigingslocatie van de Aldi, namelijk het perceel Leidijk 30 en de locatie van de huidige Aldi aan de Noordkade 72-74. De bestaande bebouwing op de Leidijk 30 wordt vervangen door een nieuw, modern winkelpand. Het terrein wordt heringericht met een parkeerterrein en een ontsluiting voor laden en lossen op de Raai.

De nieuwe locatie is in het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3) bestemd voor volumineuze detailhandel. Een supermarkt is hierbij niet toegestaan. Ook valt het beoogde winkelpand gedeeltelijk buiten het bouwvlak. Daarom wordt voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarbij tegelijkertijd voor de huidige locatie van de Aldi de mogelijkheden voor een supermarkt ontnomen worden. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.

1.2 Ligging plangebied

Nieuwe locatie Aldi

Het plangebied betreft het perceel Leidijk 30 en een deel van de groenstrook ten noorden hiervan. Dit perceel ligt in het oosten van Drachten, op de hoek van de Raai, de Leidijk en de Zwaai. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0001.png"

Figuur 1 De ligging van het plangebied voor de nieuwe locatie

Huidige locatie Aldi

De oude locatie van de Aldi is gelegen aan de Noordkade 72-74. De ligging van dit deel van het plangebied is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0002.png"

Figuur 2 De ligging van het plangebied voor de huidige locatie

1.3 Geldend bestemmingsplan

Nieuwe locatie

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan De Wiken - De Venen, dat is vastgesteld op 2 februari 2010. Het perceel van Babyplanet is hierin bestemd als 'Detailhandel - 2'. De bebouwing is vastgelegd binnen een bouwvlak van circa 2.700 m2. De strook ten noorden hiervan valt onder de bestemming 'Groen'.

De bestemming 'Detailhandel - 2' voorziet in volumineuze (perifere) detailhandel. Het gebruik voor reguliere detailhandel, waaronder een supermarkt, is niet toegestaan. Daarnaast is de nieuwbouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak geprojecteerd (aan de zuid- en westzijde). De oppervlakte van het gebouw is overigens kleiner dan de bestaande bebouwing.

Verder ligt de inrichting van de Aldi voor een klein deel over de groenstrook. Ook wordt hier een ontsluiting voor laden en lossen voorgesteld. Deze aspecten zijn eveneens niet in overeenstemming met het bestemmingsplan.

Huidige locatie

De huidige locatie van de Aldi is geregeld in het bestemmingsplan Drachten Noord - Oost, dat is vastgesteld op 1 juni 2010. Het perceel heeft hierin de bestemming 'Centrum' met de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3'.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van het plan;
  • hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • in hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • in hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Huidige locatie

De huidige locatie aan de Noordkade 72-74 voldoet niet meer aan de huidige eisen die de consument aan een Aldi-supermarkt stelt. Deze verwacht een ruime winkel met brede gangpaden, een ruim assortiment en voldoende parkeerplaatsen voor de deur. Dit is op de huidige plek niet mogelijk, waardoor deze geen duurzame supermarktlocatie meer is. Een luchtfoto van de huidige Aldi-locatie is weergegeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0003.png"

Figuur 3 Luchtfoto plangebied huidige locatie

Nieuwe locatie

De ontwikkeling vindt plaats in het oosten van Drachten op de hoek van De Raai en de Leidijk. Direct ten westen van het plangebied is een sportschool aanwezig. Aan de overzijde van de Leidijk bevindt zich onder andere het ROC. Langs de zuidzijde van het plangebied ligt De Zwaai, waaraan woningen zijn gelegen. Ook aan de overzijde van de Raai liggen woningen.

Momenteel is binnen het plangebied de babyspeciaalzaak (Babyplanet) gevestigd. Een groot gedeelte van het perceel is bebouwd en verhard. Centraal op het perceel staat het gebouw uit 1970. Dit gebouw heeft een footprint van ruim 50 bij 50 meter (2.500 m2) en is opgebouwd uit één bouwlaag. Ten oosten hiervan ligt een parkeerterrein. Direct grenzend aan het perceel is aan de Leidijk, aan de Raai en aan De Zwaai langsparkeren mogelijk. Een strook aan de westzijde is onverhard. Hier bestaan echter wel planologische bouwmogelijkheden. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0004.png"

Figuur 4 Luchtfoto plangebied nieuwe locatie

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Het initiatief omvat het vestigen van de discountsupermarkt Aldi op de locatie. De bestaande bebouwing wordt hiervoor verwijderd en vervangen door een nieuw gebouw. Het oostelijk deel wordt ingericht als parkeerterrein. Aan de noordwestzijde wordt een ontsluiting op de Raai gemaakt ten behoeve van laden en lossen.

Het nieuwe gebouw heeft een bruto vloeroppervlakte van 1.350 m2 en is iets meer richting het westen gesitueerd ten opzichte van de bestaande bebouwing. De nieuwbouw wordt opgebouwd uit één plat afgedekte bouwlaag. Bij het gebouw wordt tevens een beperkte uitbreiding van 150 m2 planologisch mogelijk gemaakt, waardoor de maximale bruto vloeroppervlakte in totaal 1.500 m2 kan bedragen.

De locatie heeft in ten opzichte van de huidige locatie positieve aspecten. Er is voldoende ruimte, de bereikbaarheid is goed en het ligt gunstig ten opzichte van het centrum en De Wiken. Wel is de uitstraling van dergelijke functies laag voor de omgeving. Dat is nu zo en dat zal met de komst van een discount supermarkt niet wezenlijk veranderen. Een nieuw opstal biedt echter wel meer kansen op een zo goed mogelijke inpassing, vanwege het parkeren en overige logistieke aspecten. Daarom is het van belang dat de context waarin een en ander geplaatst gaat worden goed in beeld wordt gebracht. Hierop gaat paragraaf 2.3 in.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Wat betreft de ruimtelijke inpassing worden op de huidige locatie de bestaande planologische mogelijkheden gecontinueerd, behalve de mogelijkheid voor de supermarkt. Deze wijziging heeft geen consequenties voor de ruimtelijke inpassing. Om deze reden gaat deze paragraaf alleen in op de nieuwe locatie.

Stedenbouwkundige inpassing

Terreininrichting

Teneinde de kwaliteit naar de omgeving zo optimaal mogelijk te laten zijn, wordt een stevige rand met groen voorzien. Aan de Raai is al een brede groenstrook aanwezig. Het voorstel is om zo min mogelijk te versnipperen en de stroken daarmee aan kracht te laten winnen. Om deze reden heeft de groenstrook aan de Raai een bestemming 'Groen' gekregen waarin geen bouwmogelijkheden bestaan voor een supermarkt.

Daarenboven wordt voorgesteld zowel het gebouw als het parkeerterrein te begrenzen met een (groenblijvende) haagbeplanting van circa één meter hoog (al dan niet in combinatie met een één meter hoog hekwerk). Daarmee wordt ook een natuurlijke rand gecreëerd en de overgang verzacht. Het betreft overigens grotendeels bestaande groenstroken die voor de totale ruimtelijke inpassing van het perceel ondergeschikt zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, zeker als het gaat om de zijde aan De Zwaai.

De entree van het gebouw is op de noordoostelijke hoek gesitueerd. Winkelwagens worden bij deze ingang langs de gevel ingepast. Het gebouw krijgt hier een overstek. In het volgende figuur is de beoogde terreinindeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0005.jpg"

Figuur 4 Terreinindeling nieuwe locatie

Beeldkwaliteit

Het uitgangspunt is om de nieuwbouw naar alle straatzijde (noord, oost en zuid) een zo hoogwaardig mogelijke uitstraling te geven. De locatie valt in de welstandsnota binnen het gebied 13 (De Wiken en De Venen). De welstandscriteria voor dit gebied zijn vooral op woningen gericht en zijn vrij algemeen. Daarom is een aanvulling gedaan op de beeldkwaliteitrichtlijnen volgens de welstandsnota 2004. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1 en zullen met de juridisch planologische procedure mee worden genomen ter besluitvorming (Raad). Op deze manier is een goede beeldkwaliteit gewaarborgd.

Reclamevoering

Reclame uitingen dienen op het eigen terrein te worden ingepast en daarbij te voldoen aan de recent vastgestelde reclamenota. Reclamezuilen zijn voor dergelijke locaties (woongebieden, maar overigens ook in winkelgebieden) nergens toegestaan.

Mobiliteitstoets

In Bijlage 2 bij deze toelichting is een mobiliteitstoets opgenomen. Hierin is onderzoek gedaan naar de verkeersstructuur, de verkeersafwikkeling, het parkeren en de bevoorrading. In het onderzoek zijn de volgende uitgangspunten onderzocht:

  • voor autoverkeer vormt de Raai de ontsluiting;
  • voor fietsers en voetgangers bestaan vanuit de verschillende posities mogelijkheden voor benadering van het terrein;
  • distributieverkeer sluit aan op de Raai (alleen de logistiek van de papiercontainers wordt vanaf de Zwaai ontsloten);
  • voor fietsparkeren wordt aan de noordzijde tegen het gebouw een voorziening gerealiseerd.

Uit de mobiliteitstoets blijkt dat het plangebied vanuit alle richtingen goed ontsloten wordt voor gemotoriseerd en dat ook langzaam verkeer op een juiste manier wordt afgewikkeld. De ontwikkelingen in het plangebied leiden tot hogere verkeersintensiteiten. Deze blijven echter ruimschoots binnen de acceptabele normen voor 30 km/uur-wegen. Ook is de verkeersafwikkeling op kruispuntniveau goed. Wat betreft de parkeernormen, wordt voor de nieuwe locatie van de Aldi de 'Beleidsregels parkeernormen 2014' gehanteerd. Op grond van de beleidsregels dienen er in totaal 98 parkeerplaatsen (6,5 * 15) beschikbaar te zijn. Er kunnen maximaal 78 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Dit betekent dat op grond van de bovengenoemde berekening dat er 20 parkeerplaatsen te weinig zijn. Op grond 5.5 van de Beleidsregels Parkeernormen 2014 kan worden afgeweken van de parkeernorm zoals die is opgenomen in de beleidsregels. Wel dient te worden gemotiveerd waarom de benodigde aantal parkeerplaatsen niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd. Zoals gezegd is hier in het plangebied geen ruimte voor. De gemeente heeft voor het project een parkeerdrukmeting in de directe omgeving van het plangebied uitgevoerd. Deze is verwerkt in de mobiliteitstoets en hieruit blijkt dat er meer dan 20 parkeerplaatsen beschikbaar zijn in het openbaar gebied, waarbij er rekening mee is gehouden dat de parkeerplaatsen in het openbare gebied door de nieuwe in- en uitritten in het plangebied heringericht moeten worden. Hiermee is aangetoond dat er minimaal 98 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor het voorliggende plan. Ook blijkt uit onderzoek van de Aldi (zie Bijlage 3) dat bij vergelijkbare Aldi vestigingen met minder parkeerplaatsen wat betreft parkeren geen problemen ontstaan.Het is dan ook niet aannemelijk dat er parkeerproblemen zullen ontstaan.

Het bevoorradend verkeer kan de expeditieruimte goed bereiken. Er ook is sprake van een acceptabele situatie met betrekking tot de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waarde ze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking (kortweg 'de duurzaamheidsladder') is een instrument dat is bedoeld om te komen tot duurzaam ruimtegebruik in Nederland. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet kortgezegd voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?
  • 2. Kan in deze behoefte worden voorzien door herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Indien blijkt dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, kan een nieuwe locatie worden gezocht die beschikt over verschillende middelen van vervoer en passend ontsloten is.

Toetsing

Actuele regionale behoefte

De begrenzing van de regio is afhankelijk van de ontwikkeling. Binnen de gemeente Smallingerland is Aldi alleen in Drachten aanwezig. Deze vestigingen van Aldi hebben - als enige harddiscounterformule in Nederland - een verzorgingsfunctie voor de gehele gemeente Smallingerland. Deze gemeente wordt als relevante regio gezien. Drachten is de hoofdkern van de gemeente, daarom is concentratie van gemeenteverzorgende functies in deze kern passend.

Harddiscountsupermarkten worden door consumenten aanvullend / secundair bezocht (Consumentenonderzoek Deloitte, 2015). Primair, en doorgaans meerdere keren per week, bezoekt de consumenten de service-supermarkten. In Drachten zijn dat de vestigingen van Albert Heijn, Jumbo, Poeisz en - steeds vaker - Lidl. Hierbij is vooral nabijheid van de supermarkt van belang.

Aldi wordt vooral bezocht voor de aanvullende 'discount'-aankopen, die vaak in bulk worden gekocht. Consumenten doen deze aankopen relatief laagfrequent (eens in de week / in de twee weken). Deze aankopen worden vooral doelgericht gedaan en consumenten zijn bereid hiervoor een langere afstand af te leggen. Om deze redenen zijn de autobereikbaarheid en de beschikbaarheid van parkeergelegenheid van relatief groot belang bij een harddiscountsupermarkt. Dit hangt ook sterk samen met de gemeenteverzorgende functie van de harddiscountsupermarkten in Drachten.

Met name de parkeersituatie bij de huidige Aldi-vestiging aan de Noordkade in het centrumgebied van Drachten is matig, omdat deze verspreid is over een aantal parkeerconcentraties die deels op afstand van de ingang van de supermarkt liggen. Optimalisatie van de parkeersituatie is gewenst om tegemoet te komen aan de behoefte bij consumenten uit de gehele regio.

De huidige vestiging van Aldi aan de Noordkade in het centrumgebied van Drachten heeft een oppervlak van circa 770 m² winkelvloeroppervlak (wvo: het voor consumenten toegankelijke/zichtbare deel van de winkel). Dit is oppervlak is te klein voor een economisch-duurzaam functioneren van Aldi.
Momenteel streeft Aldi ernaar haar filialen te vergroten naar een vaste maatvoering van circa 1.000 m² wvo om aan de wensen van de hedendaagse consument tegemoet te komen. Net als bij de overige supermarktketens, wensen ook de bezoekers van Aldi namelijk meer service en comfort in de winkel. Om hieraan tegemoet te komen - en de concurrentie bij te blijven - wordt door Aldi niet zozeer de typische harddiscountopstelling (sobere productenpresentatie en verkoop van producten uit dozen) losgelaten, maar worden wel de gangpaden breder, de schappen ruimer en het assortiment met verse en gekoelde producten uitgebreid. Voor deze zaken is een groter vloeroppervlak noodzakelijk.

Aanvaardbaarheid effecten

De beoogde ontwikkeling is gericht op de verplaatsing van Aldi naar een locatie op de hoek van de Raai en de Leidijk. Hierbij wordt de winkel vergroot met circa 230 m² wvo naar een passende omvang van circa 1.000 m² wvo. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden vindt er geen nieuw ruimtebeslag plaats; de totale bebouwingsmogelijkheden nemen af.

De mogelijkheid om een supermarkt te vestigen in het achter te laten pand wordt opgeheven. Dit perceel behoudt voor het overige de relatief ruime bestemming Centrum. De locatie hoeft daarom niet langdurig leeg te staan, omdat deze prima is in te vullen met andersoortige detailhandel en/of een andersoortige centrumfunctie.


In totaal hebben de supermarkten in Drachten een omvang van circa 12.600 m² wvo (Locatus, 2015). Door de beoogde ontwikkeling breidt de omvang uit met circa 230 m², zijnde een groei van het aanbod met 2%. Een dergelijke beperkte ontwikkeling heeft hoe dan ook nauwelijks invloed op het functioneren van de supermarkten in Drachten. Geconcludeerd wordt daarom dat deze voldoende omzet kunnen blijven behalen voor economisch-duurzaam functioneren. Er hoeven dan ook geen supermarkten de deuren te sluiten als gevolg van de beoogde ontwikkeling.


Verder is het van belang dat door het beperkte en typische discountassortiment van Aldi de bezoekers voor een aanzienlijk deel van de boodschappen andere supermarkten en de speciaalzaken zullen bezoeken. Het grootste deel kiest ervoor deze aankopen gescheiden te doen van het bezoek aan een harddiscounter. Bij vestiging van Aldi op de hoek van de Raai en de Leidijk zullen de consumenten in de gemeente Smallingerland dan ook (net als voorheen) de reguliere supermarkten en de speciaalzaken blijven bezoeken voor de aanschaf van het grootste deel van hun boodschappen.

Tot slot heeft het vertrek van Aldi een positief effect op het centrumgebied van Drachten, omdat met de verplaatsing van Aldi de parkeerdruk in het centrumgebied zal verminderen.


Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling nauwelijks invloed heeft op de winkelstructuur van Drachten / de gemeente Smallingerland. De ontwikkeling is dan ook aanvaardbaar in relatie tot het woon-, leef- en ondernemersklimaat.


Inpassing binnen bestaand stedelijk gebied

Door Aldi is gezocht naar een locatie waar een groter pand kan worden gerealiseerd en waar tot een optimale parkeersituatie kan worden gekomen. Daarbij is geconcludeerd dat Aldi niet kan uitbreiden op de huidige locatie. Ook elders in het centrumgebied van Drachten zijn geen geschikte locaties waar de beoogde ontwikkeling (financieel haalbaar) in te passen is. Te meer, omdat Aldi reeds aan de westkant van het centrumgebied vertegenwoordigd is. Ook binnen de andere winkelgebieden van Drachten zijn geen geschikte locaties waar de beoogde ontwikkeling (financieel haalbaar) in te passen is.

De beoogde locatie bevindt zich binnen bestaand stedelijk gebied. Ter plaatse is reeds (een specifieke vorm van) detailhandel gevestigd. De locatie is goed bereikbaar vanuit de relevante regio. Ook is het mogelijk om te komen tot een goede parkeersituatie.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past binnen de voorwaarden voor duurzame verstedelijking, zoals geformuleerd in de duurzaamheidsladder.

  • 1. Er is actuele regionale behoefte aan de toekomstgerichte ontwikkeling van het harddiscountsegment binnen de supermarktstructuur van de gemeente Smallingerland. Voor het economisch-duurzaam functioneren van de harddiscounter Aldi is het wenselijk de winkel uit te breiden en de parkeersituatie te verbeteren.
    Realisatie van de beoogde ontwikkeling heeft geen leegstandseffecten tot gevolg en het is aanvaardbaar in relatie tot het woon-, leef- en ondernemersklimaat.
  • 2. De beoogde locatie bevindt zich binnen bestaand stedelijk gebied. Er kan worden voorzien in een winkelpand met een passende omvang, een goede regionale bereikbaarheid en een passende parkeersituatie. Daarbij is ter plaatse reeds een specifieke vorm van detailhandel toegestaan.


Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006) wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Centraal staan de relaties tussen stad en platteland, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.

Drachten is volgens het Streekplan een stedelijk centrum. Er wordt ingezet op een voldoende aanbod van voorzieningen, onder andere op het gebied van detailhandel. De ontwikkeling van de supermarkt sluit hierop aan.

Verder wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik. Het vestigen van een supermarkt op een al ontwikkelde locatie (herstructurering) past goed in dit beginsel.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

In de verordening is het bestaand stedelijk gebied aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de grenzen hiervan. Een plan kan hier stedelijke functies mogelijk maken. Voor detailhandel geldt dat dit in principe alleen kan worden toegestaan binnen het kernwinkelgebied. Vestigen van een supermarkt buiten het kernwinkelgebied is mogelijk mits deze geen afbreuk doet aan het kernwinkelgebied, past bij de aard en schaal van de kern en redelijkerwijs niet mogelijk is binnen het kernwinkelgebied of de centrumrand.

Supermarkten zijn een specifieke detailhandelsvorm, in die zin dat vestigen hiervan in een kernwinkelgebied niet altijd voor de hand ligt. Dit heeft te maken met bereikbaarheid en het verzorgingsgebied van de supermarkt. In dit geval gaat het om het verplaatsen van een vestiging van Aldi naar het plangebied vanuit elders buiten het kernwinkelgebied. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het kernwinkelgebied door deze ontwikkeling. Het plan is dus in overeenstemming met de regels van de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk detailhandelsbeleid

Het ruimtelijk detailhandelsbeleid is verwoord in de detailhandelsstructuurvisie van 2009. Hierin is aangegeven dat voor de dagelijkse boodschappen naast het kernwinkelgebied de belangrijkste wijkwinkelcentra (De Drait, Noorderpoort en De Wiken) zijn aangewezen.

Het totale foodaanbod in Drachten is voldoende en ligt zelfs boven het landelijke gemiddelde. De nadruk bij nieuwe ontwikkelingen ligt meer op de kwaliteit dan op kwantiteit. Toevoegen van een extra supermarkt op een solitaire locatie ligt niet voor de hand. Verplaatsing van de bestaande Aldi-supermarkt is uit kwalitatief oogpunt gewenst. De huidige vestiging van Aldi aan Noordkade is gelegen buiten het kernwinkelgebied aan de rand van het centrum. Er wordt daardoor geen afbreuk gedaan aan het kernwinkelgebied.

Daarbij is het perceel gelegen binnen 450 meter van de huidige locatie en binnen 280 meter van wijkwinkelcentrum De Wiken.


Winkelcentrum De Wiken is ten opzichte van de andere wijkwinkelcentra gedateerd, waarbij de huidige ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden tevens beperkt zijn. Daarbij is het wijkwinkelcentrum De Wiken kleinschaliger van opzet en is er onvoldoende ruimte om de concentratie van de dagelijkse boodschappen in het wijkwinkelcentrum te bundelen. In het wijkwinkelcentrum De Wiken zijn op dit moment de supermarkten AH en de Poiesz gevestigd. De toevoeging van een discounter in de vorm van de Aldi past uitstekend in een fullservice wijkwinkelcentrum zoals die in de visie is opgenomen.


De huidige vestiging van de Babyplanet betreft een bestaande detailhandelsvestiging voor de niet-dagelijkse boodschappen in een woonwijk die is gelegen op korte afstand van wijkwinkelcentrum De Wiken. Uitgangspunt van het detailhandelsbeleid is dat de niet-dagelijke detailhandelsbedrijven zich in de toekomst vestigen in het kernwinkelgebied of (mits volumineus en passend binnen het aangewezen thema) op de woonboulevard MLK. De verplaatsing van de Babyplanet voorziet daarin. Daarbij heeft het perceel Leidijk 30 al een detailhandel bestemming (volumineus) en sluit de verplaatsing van een bestaande supermarkt buiten het kernwinkelgebied naar deze locatie nabij wijkwinkelcentrum De Wiken beter aan bij het gemeentelijk detailhandelsbeleid. Uit paragraaf 3.1 blijkt verder dat er in het centrumgebied van Drachten en binnen de andere winkelgebieden geen geschikte locaties zijn waar de beoogde ontwikkeling is in te passen.

Voor de vrijkomende locatie van Aldi aan de Noordkade geldt dat de vestiging van een nieuwe supermarkt wordt uitgesloten.Zoals in paragraaf 3.1 is aangegeven, behoudt dit perceel voor het overige de relatief ruime bestemming 'Centrum' en is het prima in te vullen met andersoortige detailhandel en/of een andersoortige centrumfunctie.

Vanuit het gemeentelijke detailhandelsbeleid zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

 

Welstandsbeleid 

De gemeente Smallingerland heeft een Welstandsnota, die in 2004 is vastgesteld. In deze nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Bij de ruimtelijke toetsing van bouwaanvragen in het onderhavige plangebied zijn twee toetsingsinstrumenten van belang: de welstandsnota en het bestemmingsplan. Inhoudelijk zijn beide instrumenten op elkaar afgestemd. De bestemmingsplanregeling is afgestemd op de welstandsnota en gaat met name over de maatvoering en de plaatsing van gebouwen en andere bouwwerken. De zaken die niet in dit bestemmingsplan zijn geregeld of niet kunnen worden geregeld, maar wel vanuit het oogpunt van welstand belangrijk zijn, worden via de welstandsnota geregeld.

Zoals in paragraaf 2.3 beschreven zijn de welstandscriteria voor het plangebied (welstandsgebied De Wiken en de Venen) vooral gericht op woningen en vormen deze niet een adequaat toetsingskader voor dit specifieke project. Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden niet verwacht. Daarom zijn aanvullende beeldkwaliteitscriteria opgesteld.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is een belangrijk aspect waarmee de gemeente Smallingerland toonaangevend is. Speerpunten in dit duurzaam bouwen-beleid zijn het integraal waterbeheer en het toepassen van alternatieve energiebronnen. Naast deze fysieke tak van het duurzaam bouwen-beleid, kent de gemeente ook een sociale tak in de vorm van de kwaliteit van de leefomgeving. Aan deze sociale duurzaamheid wordt bijgedragen door onder andere het toepassen van een bepaalde variatie in de bebouwing, een differentiatie in functies, inbreiden in plaats van uitbreiden en een kwalitatief hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, dient ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld. Omdat het bestemmingsplan voor de huidige locatie alleen de mogelijkheden voor een supermarkt ontneemt, heeft dit geen consequenties voor de hierna genoemde omgevingsaspecten. Om deze reden gaat dit hoofdstuk alleen in op de nieuwe locatie.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De VNG-brochure maakt onderscheid tussen een 'rustige woonwijk' en een 'gemengd gebied'. In het plangebied is sprake van woningen rondom een gebied met functiemenging. Aan de Raai zijn een school, een sportschool, en overige maatschappelijke functies aanwezig. De woningen liggen daarmee in een gemengd gebied.

Een supermarkt valt volgende de VNG-brochure onder milieucategorie 1, waarbij voor een gemengd gebied een richtafstand van 0 meter geldt. Dit geldt ook voor andere vormen van detailhandel, behalve bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten, die onder milieucategorie 2 vallen. Dit zijn functies die in het geldende bestemmingsplan ook zijn toegestaan en waarvoor bij een gemengd gebied een richtafstand geldt van 10 meter. Binnen 10 meter vanaf het plangebied liggen geen woningen. De dichtstbijzijnde woningen liggen aan De Zwaai, op minimaal 17 meter. Ten aanzien van de VNG-brochure is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

Daarnaast is gekeken of de binnen dit kader voorziene representatieve invulling uitvoerbaar en aanvaardbaar is. Om te beoordelen of de geluidemissie naar de omgeving feitelijk voldoende laag is, is de geluidbelasting ten gevolge van de inrichting berekend. De opzet van dit onderzoek is afgestemd op de inrichting die er daadwerkelijk kan gaan komen (een discountsupermarkt) en geeft een representatief beeld van de situatie die er na de vestiging van de supermarkt ontstaat. Voor het bestemmingsplan is dit onderzoek in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ van belang. Het onderzoek is ook van belang om te bepalen of wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit (de milieuregels). Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. Voor de indirecte hinder geldt dat zowel in de dag- als de avondperiode voldaan wordt aan de gestelde norm uit de Circulaire Indirecte Hinder van het ministerie van VROM. Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar. Omdat in de nachtperiode (van 23:00 - 7:00 uur) geen laad- en losactiviteiten plaatsvinden en dit niet is onderzocht, zijn deze activiteiten in de bestemmingsplanregeling uitgesloten.

Door de laad- en losactiviteiten van af- en aanrijdende vrachtwagens voor de woningen ten zuiden van de laad- en losplaats is er een een maximaal geluidniveau (piekwaarden) voor de dagperiode van ten hoogste 74 dB. Het geluid van laden en lossen overdag wordt niet beoordeeld op grond van het Activiteitenbesluit, maar moet vanuit een ‘goede ruimtelijke ordening’ beoordeeld worden. Dergelijke piekwaarden zijn in een gemengd gebied niet ongebruikelijk en zijn verenigbaar met een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen. Dit piekgeluid komt maar maximaal vier keer korte tijd per (werk)dag voor. In gemengd gebied gaat dat op in het omgevingsgeluid, waaronder het geluid van het wegverkeer van de omliggende wegen.

Ter plaatse van de nabij gelegen woningen en de school blijft ook na realisatie van de supermarkt sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Vanuit de milieuzonering zijn er geen belemmeringen te verwachten.

4.2 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder (anders dan inrichtingsgeluid) is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Binnen het plangebied worden geen geluidsgevoelige objecten voorgesteld. Het is daarom niet noodzakelijk om de ontwikkeling te toetsen aan de Wgh. Ten aanzien van geluidhinder als gevolg van een eventuele toename aan verkeer wordt opgemerkt dat de ontsluitende wegen (met name de Raai) belangrijke wijkontsluitingswegen zijn. Hierop is sprake van een hoge verkeersintensiteit en de inrichting van de weg is hierop afgestemd. Het vestigen van een supermarkt in plaats van een babyspeciaalzaak heeft een effect op de verkeersbewegingen op de ontsluitende wegen. Gelet op de huidige verkeersintensiteit en (planologische) mogelijkheden zal dit niet leiden tot een merkbaar hoge geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai. Vanuit de Wgh zijn er geen belemmeringen te verwachten.

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Aspecten die van belang zijn voor de waterhuishouding zijn ingrepen in watergangen en waterkeringen, toename van verharding en wijzigingen in de afvoer van hemel- en afvalwater.

Compensatie verhardingstoename

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat bij een verhardingstoename van meer dan 200 m2 compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. In dit geval neemt het verhard oppervlak slechts beperkt toe. Het is niet noodzakelijk om compenserende maatregelen te nemen.

Afvoer hemel- en afvalwater

Hemelwater vanaf de verhardingen en bebouwing wordt afgevoerd op de bestaande voorzieningen. Afvalwater is aangesloten op het rioleringsstelsel. Gelet op de huidige en nieuwe situatie wordt aangenomen dat de aanwezige voorzieningen toereikend zijn.

Proces

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Wetterskip Fryslân. Hier zijn geen reacties of adviezen uit voortgekomen waar met het bestemmingsplan of de verdere uitwerking van het project rekening mee gehouden moet worden.

4.4 Bodem

Voor het onderhavige project geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.

Het plangebied is al in gebruik voor detailhandel. Bodemverontreinigingen als gevolg hiervan worden niet verwacht. Er is geen sprake van een verdachte locatie. Aangenomen wordt dat de locatie geschikt is voor het toekomstig gebruik. Dit blijkt ook uit een bodemonderzoek dat voor dit project is uitgevoerd. De resultaten hiervan geven aan dat er geen nader onderzoek nodig is. Hiermee is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van het erfgoed is de Monumentenwet 1988. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is deze wet gewijzigd. De kern van de wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van art. 3.6.1, lid 1 van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan dient nu tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Zover hier sprake van is, dient daarnaast aangegeven te worden op welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij dient tevens de historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.

Cultuurhistorische waarden

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. De nieuwe inrichting van het plangebied voegt zich in de bestaande structuren en kenmerken van de wijk. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Volgens deze kaart kunnen zich in het plangebied en in de omgeving archeologische resten bevinden uit de periode steentijd - bronstijd. De kans op het aantreffen hiervan is echter klein, zeker gelet op de ontwikkelingen die al in de omgeving hebben plaatsgevonden. De provincie beveelt aan om bij grote ingrepen (2,5 hectare of meer) archeologisch onderzoek uit te voeren. Dergelijke ingrepen zijn als gevolg van de uitvoering van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.

4.6 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

Het aspect gebiedsbescherming is voor dit bestemmingsplan niet aan de orde. Het plangebied ligt in binnenstedelijk gebied. Ook worden geen functies voorgesteld met een groot effectgebied. Gelet op de plaats, aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat er geen significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden zijn.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

In verband met de sloop van het gebouw aan de Leidijk is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5. Hieruit blijkt dat het plangebied niet zeer geschikt is voor broedvogels en dat verblijfplaatsen van vleermuizen niet worden verwacht. Voor broedvogels wordt geadviseerd om bij voorkeur te werken buiten het broedseizoen (ongeveer half maart - half juli), of voorafgaand aan het broedseizoen het plangebied ongeschikt te maken voor broedvogels (door het verwijderen groenelementen). Binnen het plangebied kunnen wel enkele andere licht beschermde soorten aanwezig zijn, voor eventuele schade aan licht beschermde soorten geldt in principe een vrijstelling. Ook geldt altijd de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Deze schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Deze aanbevelingen worden bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd.

Vanuit ecologie zijn er geen belemmeringen voor het project.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân bekeken. Hieruit blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan daarom geen belemmeringen voor het plan.

4.8 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. In de wet zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Hiervoor zijn de volgende grenswaarden van toepassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0006.png"

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland voor 2015 (het beoogde jaar van vaststelling van het bestemmingsplan) en 2025 (10 jaar na het beoogde vaststellingsjaar van het bestemmingsplan) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde PM10-concentratie van tussen de 18-20 ìg/m3 in 2015 en minder 18 ìg/m3 in 2025. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt tussen de 10-15 ìg/m3 in 2015 en minder dan 10 ìg/m3 in 2015. De waarden liggen verreweg onder de grenswaarden. De luchtkwaliteit in Drachten is dan ook goed te noemen.

Volgens het Besluit niet in betekenende mate (Besluit NIBM), hoeven ontwikkelingen die in beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging geen nadere toetsing aan de luchtkwaliteitseisen plaats te vinden. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Om deze bijdrage te berekenen, is een berekening gemaakt met de zogenaamde NIBM-tool. De verkeersaantrekkende werking van een functie is hiervoor bepalend. Door de nieuwe functies in het plangebied en het verdwijnen van de bestaande functie in het plangebied is er per saldo sprake van een toename van verkeersbewegingen van 1.900 motorvoertuigen per etmaal (met daarin 4 vrachtwagenbewegingen per etmaal). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 0,7%. Op basis hiervan is de onderstaande berekening uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2014SWV007-0401_0007.jpg"

Figuur 5 Berekening Nimb-tool

Uit de Nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte NO2 in de lucht met 1,94 µg/m³ en van PM10 met 0,36 µg/m³. De toename van stikstof is groter dan 1,2 µg/m³. Het plan draagt dus mogelijk in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide in de lucht. Omdat uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat de achtergrondconcentraties van beide stoffen laag zijn, blijft ondanks deze toename de concentratie NO2 en PM10 verreweg onder de grenswaarden. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is om deze reden niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

In of nabij het plangebied liggen geen kabels en leidingen die een beperking vormen voor dit plan.

4.10 Vormvrije MER-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2. De ontwikkelingen in het plangebied zijn vele malen kleiner dan deze drempelwaarden en vinden bovendien niet plaats in een gevoelig gebied (zoals een EHS- of Natura2000-gebied). Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben bovendien aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op basis van de Inspraakverordening is inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft in deze periode tevens het overleg plaatsgevonden met de overlegpartners. De resultaten hiervan met de gemeentelijke reactie hierop zijn in Bijlage 6 opgenomen en in dit bestemmingsplan verwerkt.

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn drie zienswijzen ingediend die door de gemeente zijn beantwoord. Op basis hiervan is het bestemmingsplan op 22 maart 2016 gewijzigd vastgesteld. De raadsstukken voor de vaststelling zijn in Bijlage 7 opgenomen. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het plan betreft een verplaatsing van de Aldi naar de nieuwe locatie. De kosten hiervoor worden gedragen door Aldi. Deze heeft de kosten hiervoor in haar begroting opgenomen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk. In beginsel bestaat daarom de verplichting om een exploitatieplan op te stellen. In dit geval is het kostenverhaal geregeld via een anterieure overeenkomst die de gemeente met de ontwikkelende partij heeft gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

6.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingsplan in dit bestemmingsplan zijn afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Centrum

Voor de huidige locatie zijn de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan onveranderd overgenomen, behalve de mogelijkheden voor een supermarkt. Deze is uitgesloten, hiervoor is een aanduiding op de verbeelding opgenomen.

Detailhandel - 1

De supermarkt is geregeld in de bestemming 'Detailhandel - 1'. Binnen deze bestemming is detailhandel en dienstverlening toegestaan. Volgens het handboek wordt de oppervlakte aan detailhandel in voedings- en genotsmiddelen (zoals een supermarkt) aan een maximale oppervlak gebonden. In dit geval is het maximum bruto vloeroppervlak op 1.500 m2 vastgelegd. Deze hoeveelheid oppervlakte is te realiseren binnen het bouwvlak, dat relatief strak om het geprojecteerde gebouw is gelegd. Conform de resultaten van het akoestisch onderzoek naar inrichtingslawaai zijn laad- en losactiviteiten in de nachtperiode uitgesloten.

De maximale bouwhoogte (6 meter) is in dit bestemmingsplan overgenomen. Binnen deze kaders is de gewenste bebouwing mogelijk.

Groen

De groenstrook aan de noordzijde is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Deze strook is momenteel al bestemd als groenvoorziening, maar momenteel is het niet toegestaan hierin een ontsluiting te maken (alleen voet- en fietspaden zijn toegestane verhardingen). In de regels is opgenomen dat, naast de huidige mogelijkheden (met name beplantingen en paden) ook een ontsluiting kan worden gerealiseerd.