direct naar inhoud van Artikel 19 Recreatie - 4
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 19 Recreatie - 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de watersport;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. ontsluitingen en paden;
  • h. tuinen en erven.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 19.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. recreatiewoningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte:
    • 1. niet meer mag zijn dan 70 m2, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
    • 2. maximaal 50% van het bestemmingsvlak mag zijn,
  • b. gebouwen, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • c. andere bouwwerken.

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag maximaal 1 hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen maximaal respectievelijk 3,5 meter en 6 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw moet minimaal 15° zijn, dan wel minimaal de bestaande dakhelling indien deze minder is.

19.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 6 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

19.2.4 Gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter zijn;
  • b. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

19.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

19.3 Nadere eisen
19.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  • c. de plaats van hoofdgebouwen;
  • d. de plaats van gebouwen indien de afstand tussen gebouwen meer is dan 20 meter;
  • e. de plaats van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij recreatiewoningen, in die zin dat:
    • 1. deze minimaal 5 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van de recreatiewoning gebouwd moeten worden;
    • 2. de afstand tot de recreatiewoning niet meer mag zijn dan 5 meter.

19.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 19.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. het behoud van de bestaande verschijningsvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  • h. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen.